12.09.2013 Views

Bijlage 4 - Waardebepaling bloot eigendom

Bijlage 4 - Waardebepaling bloot eigendom

Bijlage 4 - Waardebepaling bloot eigendom

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Zie ook Groene Serie Zakelijke Rechten, artikel 5:99 BW, aant. 3.<br />

II.b. Implicaties verrekeningsbevoegdheid<br />

22. Artikel 5:99 BW heeft implicaties voor het saldo dat overblijft voor de voormalige<br />

hypotheekhouder. Is op het erfpachtrecht een recht van hypotheek gevestigd, dan zal<br />

met het tenietgaan van dat recht tevens het hypotheekrecht tenietgaan. Op grond van<br />

artikel 3:229 BW brengt het recht van hypotheek van rechtswege mee dat een recht<br />

van pand op alle vorderingen tot vergoeding die in de plaats van het verbonden goed<br />

treden. Artikel 5:99 lid 3 BW brengt met zich dat het pandrecht, dat ingevolge artikel<br />

3:229 BW bij het einde van het erfpachtrecht toekomt aan degene die een hypotheek<br />

heeft verkregen op het erfpachtrecht, alleen op het aan de gewezen erfpachter<br />

toekomende saldo rust. Dit artikel geeft de eigenaar mitsdien een vergaande<br />

bescherming ten opzichte van andere schuldeisers, zelfs die schuldeisers die een<br />

zekerheidsrecht op het erfpachtrecht hebben op grond waarvan zij doorgaans voorrang<br />

genieten bij verhaal.<br />

II.c. Retentierecht<br />

23. Artikel 5:100 BW, dat op grond van artikel 68a Ow onmiddellijke werking heeft, geeft<br />

eigenaar en erfpachter over en weer een retentierecht met betrekking tot mogelijke<br />

op elkaar bestaande vorderingen. Het retentierecht van de eigenaar rust op hetgeen de<br />

erfpachter mocht hebben afgebroken. Het gaat hier om zaken die de erfpachter<br />

bevoegd was af te breken op grond van artikel 5:89 lid 3 BW. De eigenaar kan de<br />

erfpachter niet verbieden deze bevoegdheid uit te oefenen, mits deze uitoefening<br />

tijdig, dat wil zeggen op zijn laatst bij het einde van de erfpacht, geschiedt. Van de<br />

omstandigheden van het concrete geval - te beoordelen aan de hand van de<br />

redelijkheid en billijkheid - zal het afhangen in hoeverre de eigenaar aan wie het<br />

retentierecht toekomt de erfpachter kan beletten een wellicht nog niet voltooide<br />

afbraak voort te zetten. Het retentierecht van de eigenaar bestaat voor hetgeen hij<br />

“uit hoofde van de erfpacht heeft te vorderen”. Daarbij kan bijvoorbeeld worden<br />

gedacht aan de kosten van het terugbrengen in de oude toestand (artikel 5:89 lid 3<br />

BW).<br />

M-O, Parl. Gesch., p. 349.<br />

24. Het retentierecht wordt nader geregeld in artikel 3:290 BW. Hierin is bepaald dat het<br />

retentierecht de bevoegdheid die in de bij de wet aangegeven gevallen aan een<br />

schuldeiser toekomt, om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak aan<br />

zijn schuldenaar op te schorten totdat de vordering wordt voldaan.<br />

25. Op grond van artikel 3:291 BW kan de schuldeiser het retentierecht niet slechts<br />

inroepen tegen derden wier vordering is ontstaan nadat zijn vordering is ontstaan en de<br />

zaak in zijn macht is gekomen, doch ook tegen derden met een ouder recht, indien zijn<br />

vordering voortspruit uit een overeenkomst die de schuldenaar bevoegd was met<br />

Pagina 8 van 23

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!