12.09.2013 Views

Bijlage 4 - Waardebepaling bloot eigendom

Bijlage 4 - Waardebepaling bloot eigendom

Bijlage 4 - Waardebepaling bloot eigendom

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

uiten twijfel een dominante positie heeft, niet onmiddellijk volgt dat de Gemeente<br />

misbruik van deze positie maakt.<br />

35. Dit neemt echter niet weg dat de <strong>bloot</strong> eigenaar bij het formuleren van de<br />

voorwaarden waaronder de erfpacht kan worden verlengd dan wel heruitgegeven,<br />

(kenbaar) rekening dient te houden met de belangen van de zittende erfpachters. De<br />

reden hiervoor wordt duidelijk geformuleerd in een vonnis van de Rechtbank Arnhem<br />

van 5 oktober 2005, NJF 2006, 21, waarin zij als volgt overwoog:<br />

“De erfpachters hebben in feite geen vrije keuze tussen ontruiming van het<br />

perceel bij einde van de erfpacht enerzijds en verlenging van de erfpacht of<br />

verwerving van het perceel anderzijds. Gezien de band van de erfpachters met<br />

hun woonhuizen zullen zij kiezen voor voortzetting van de bewoning. Zij zullen<br />

dus kiezen voor óf verlenging van de erfpacht óf verwerving van de grond. Dit<br />

betekent dat de Gemeente gezien deze afhankelijke positie van de erfpachters<br />

op zorgvuldige wijze en met oog voor de belangen van de erfpachters de prijs<br />

van de grond moet vaststellen. Dat brengt mee dat van de Gemeente mag<br />

worden verwacht dat zij een prijs vaststelt die in overeenstemming is met de<br />

werkelijke waarde van de grond.”<br />

36. Voornoemd beeld wordt bevestigd in een recente uitspraak van het Hof ’s-Gravenhage<br />

van 23 oktober 2012, LJN: BY0519. Deze uitspraak heeft weliswaar betrekking op de<br />

herziening van de retributiesystematiek ten aanzien van de zittende opstalhouders,<br />

maar de uitgangspunten en benadering zijn (zeer) vergelijkbaar met die betreffende de<br />

herziening van de canon ten aanzien van zittende erfpachters. In voornoemd arrest<br />

schetst het Hof het volgende juridische kader in rov. 15:<br />

“Het hof stelt voorop, dat het door het hof blijkens het boven overwogene<br />

aanvaarde oordeel van de rechtbank dat het Hoogheemraadschap ook onder de<br />

AV70 en de AV2000 gerechtigd is een nieuwe retributiesystematiek vast te<br />

stellen en jegens hen te doen gelden, niet betekent dat het<br />

Hoogheemraadschap deze systematiek naar vrij inzicht kan kiezen. Aan het<br />

Hoogheemraadschap komt hierbij een zekere beleidsvrijheid toe, maar het is<br />

daarbij wel gebonden aan de beginselen van redelijkheid en billijkheid en de<br />

algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder de door SBOH c.s.<br />

naar voren gebrachte beginselen. Het zal dus ook rekening moeten houden met<br />

de belangen van de zittende opstalhouders. De vraag of het<br />

Hoogheemraadschap bij de vaststelling van een nieuwe retributiesystematiek<br />

bovenstaande verplichtingen in acht heeft genomen, kan en zal door de<br />

burgerlijke rechter worden getoetst.”<br />

37. Daarbij geldt echter volgens het Hof in rov. 16 wel als uitgangspunt dat het<br />

Hoogheemraadschap in beginsel gerechtigd is zijn retributiebeleid te baseren op de<br />

WOZ-waarde van de uit te geven grond, zodat aan hem een redelijk deel van de<br />

waardestijging van de grond toekomt. Vervolgens komt het Hof tot het oordeel dat<br />

Pagina 11 van 23

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!