12.09.2013 Views

RSD-jubileumboek org rsd.opm - rsd historisch archief

RSD-jubileumboek org rsd.opm - rsd historisch archief

RSD-jubileumboek org rsd.opm - rsd historisch archief

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

De industriële aanpak<br />

80 Industriële aanpak<br />

De ontwikkelingen gaan maar door<br />

Na de bouw van gebouw ‘61 bestond er bij de directie toch wel enige behoefte om een<br />

adempauze in te lassen, voor wat betreft steeds maar weer nieuwe bouwactiviteiten.<br />

Natuurlijk wilden en konden ze de nieuwe ontwikkelingen en de vraag naar capaciteit<br />

door de uitgeverij daarbij niet uit het oog verliezen. Intern werden er dan ook belangrijke<br />

verbeteringen aangebracht aan de technische outillage en <strong>org</strong>anisatie.<br />

Nieuwe apparatuur<br />

Er gebeurde veel in de zestiger jaren, heel veel. De Galvanische afdeling werd praktisch<br />

geheel van nieuwe en moderne apparatuur voorzien. Ook was een totaal nieuwe afdeling<br />

ingericht voor het afdraaien en slijpen met een nieuwe draaibank van de cilinders, met<br />

de mogelijkheid om tot een grotere precisie te komen. Tevens werd er een nieuwe Engler<br />

slijp-en polijstmachine geplaatst. De in eigen bedrijf ontworpen ontwikkelmachine voor<br />

cilinders, werd in gebruik genomen in de overdraagafdeling. Hiermee werd een belangrijke<br />

voorwaarde voor standaardkwaliteit verwezenlijkt.<br />

Muller-verzamelhechter<br />

In de afdeling Brocheerderij had men wat tegenslag, omdat de Brehmer trimautomaten<br />

gedemonteerd en afgevoerd moesten worden. Deze voldeden niet aan de gestelde eisen,<br />

waarna er besloten werd om proeven te gaan nemen met een Muller verzamelhechter<br />

met trimautomaat. Na een aanloopperiode werkte deze gelukkig goed.<br />

Ook met de Pack-o-Toms, die inmiddels aangeschaft waren, ging het goed.<br />

Vooral nadat de eigen Technische Dienst een bandensysteem had ontwikkeld, dat vanuit<br />

de trimautomaten naar de Pack-o-Tom ging.<br />

Meten en weten<br />

In de drukkerij gingen de uitbreidingen en drukcapaciteit van het machinepark gewoon<br />

door. De persen 10, 11 en 12 werden geplaatst en er werd een tweede sectie voor de nieuwe<br />

terugwinninginstallatie in gebruik genomen. Proeven werden genomen met stapelaars<br />

die voor de uitleg bij de rotatiepersen kwamen te staan. Die proeven verliepen zo positief<br />

dat er al spoedig werd overgegaan tot aanschaf van 10 van deze stapelaars.<br />

Dit had wel personele consequenties, want waar eerst 4 hulpvakarbeiders aan tafel stonden<br />

om de stroom van katernen te verwerken, stonden er nu nog maar twee.<br />

De drukker leerde om te gaan met viscositeitregelaars, die aangesloten werden op de inktreservoirs<br />

voor de drukunits. De tijd was voorbij dat de drukker in de inktbak keek om te<br />

zien hoe het met de dikte (viscositeit) van de inkt zat. ‘Rauwe druk’ dan was de inkt te<br />

dik, ‘wolkige druk’ dan was de inkt te dun. Verder werd het natuurlijk ook aan de hand<br />

van de druk zelf beoordeeld. Het ambachtelijke moest plaatsmaken voor een meer industriële<br />

aanpak. Meten en weten werden standaardbegrippen in alle deeldisciplines. Uiteindelijk<br />

moest dat tot de gewenste kwaliteitsverbetering leiden. Kwaliteit en automatisering<br />

kregen de volle aandacht.<br />

De halftoon-scanner<br />

Binnen de repro vond een grote herinrichting plaats. Het personeel van de fotografie kon<br />

zich in de kelder van gebouw ‘61 niet alleen verheugen op een nieuwe afdeling, ze kregen<br />

er ook nieuwe doka’s bij.<br />

Ze werden voor het eerst geconfronteerd met een halftoon-scanner. Die was nodig om tot<br />

een betere procesbeheersing te komen, vooral voor het toenemende kleurenwerk.


Voorheen werd voor het echte mooie kleurenwerk (zoals de covers en advertenties), nog<br />

gewerkt vanaf de glasplaten. Dat was nu verleden tijd. Het was een hele grote scanner,<br />

die ingebouwd werd in een donkere kamer met het opschrift “Pas op Hoogspanning“.<br />

Met deze scanner waren ze in de fotografie in staat om via aftasting en metingen van een<br />

driekleuren-set negatieven, te berekenen hoe de belichting moest zijn, om tot een goede<br />

set kleurpositieven te komen.<br />

Afstemming werkstroom<br />

Bij het beoordelen van een complete kleurenset, waarvoor men soms wel eens één of twee<br />

dagen nodig had om ze te maken, stonden de Bobo’s naast elkaar met de handen op de<br />

rug om de complete set voor de spiegel te bekijken. “Af en toe viel er een <strong>opm</strong>erking, tot<br />

iemand bromde dat het goed was.” Vertelde de toen nog jonge fotograaf Anton Blom.<br />

De afdeling retouche werd verplaatst en samengevoegd in een grotere en meer overzichtelijke<br />

ruimte, daarmee plaats vrijmakend voor de afdeling montage en het advertentie<strong>archief</strong>.<br />

Tevens kreeg de montage zelf de beschikking over Protocol apparatuur. Dit bood<br />

de mogelijkheid om met een grotere precisie en nauwkeurigheid te werken. Ook de tekenkamer<br />

kwam in een ruimer jasje te zitten, met name voor het maken van opzichtcomposities<br />

(voormontage). Met al die veranderingen werd ook geprobeerd de werkstroom beter<br />

op mekaar af te stellen. Zo ging men nu het kleuren-werk en het zwart/wit scheiden.<br />

De klant was tevreden, maar het moest nog beter. De techniek (ook de klant) vroeg naar<br />

een betere beheersing van het vak en juist die techniek stond nog in de kinderschoenen.<br />

Alles ging nog gevoelsmatig of met een visueel voorbeeld als vergelijkingsmodel.<br />

Het geheel was nog een moeilijk beheersbaar en définieerbaar proces. De techniek was<br />

vooral in de repro een geheimzinnige materie.<br />

Daardoor was het proces over de gehele linie, van repro tot de druk in de drukkerij, betrekkelijk<br />

onstabiel en waren er regelmatig lange discussies over de kwaliteitsafstemming.<br />

Daarbij deden zich bijvoorbeeld de volgende problemen voor.<br />

Fotografie: - het halftoon materiaal dik en dun, film niet maatvast (pasproblemen)<br />

- densiteit-metingen waren onnauwkeurig<br />

- schommelingen in de samenstelling van het chemische en het<br />

fotografische materiaal<br />

- te veel smaakmakers<br />

- de moeilijk definieerbare instructies van de klant<br />

(onderling taalgebruik), zoals ‘de kleur iets warmer’, maar wat is<br />

iets warmer, hoe vertaal je dat?<br />

Retouche: - onnauwkeurigheid bij de densiteitmetingen<br />

- te veel smaakmakers<br />

- te veel visuele beoordelingen<br />

- te weinig correctie- en controle-middelen<br />

- nog te ambachtelijk, en te veel kunstenaar.<br />

Pigment kopie: - te ambachtelijk<br />

- te weinig procesmatig beheersbaar<br />

- niet maatvast<br />

- veelvuldig visuele beoordelingen.<br />

Etserij: - te ambachtelijk<br />

- alle handelingen waren geheel handmatig en gevoelsmatig<br />

- geen procesmatig proces<br />

- veelvuldig visuele beoordeling.<br />

Industriële aanpak<br />

81


Dieter Diebener<br />

82 Industriële aanpak<br />

Buitenlandse leiding op de Repro<br />

Juist die onstabiliteit van de Repro tot aan de druk in de drukkerij, baarde Van der Burgh<br />

grote z<strong>org</strong>en. Ook al omdat de algemene ontwikkelingen in de grafische sector onder druk<br />

kwamen te staan door de toenemende concurrentie van de televisie en de buitenlandse<br />

bladen. Vanuit het bedrijfsleven kwam de wens om voor producten reclame te mogen<br />

maken op de T.V. Op 1 januari 1967 deed de reclame op de televisie haar intrede.<br />

De heer Van der Burgh wist dat hij een man moest zien te vinden die zeer goed thuis was<br />

in juist die nieuwe grafische technieken voor de Repro en ook leiding aan deze afdeling<br />

kon geven. Deze man vond hij via een zakenrelatie in Zwitserland.<br />

Het was de heer Dieter Diebener.<br />

De heer Diebener<br />

Deze Dieter Diebener werd op 4 september 1936 te Hamburg (Duitsland )<br />

geboren en volgde op jonge leeftijd de grafische school in Duitsland.<br />

Hij deed daar ook een cursus Industrie en Handelskamer. Zijn eerste werkgever<br />

was de diepdrukkerij Gruner & Sohn te Itzehoe/Holtstein. Hij had de<br />

functie van zwart/wit- en kleurenfotograaf. Daarna vertrok hij naar Zürich<br />

in Zwitserland, waar hij als Repro-fotograaf ging werken bij de drukkerij en<br />

uitgeverij van de Firma Conzett & Huber. Van juni 1964 tot oktober 1964<br />

werkte hij als fotograaf voor een groot Repro-Atelier van Jenney & Weber.<br />

Dit was ook te Zürich.<br />

Hij solliciteerde vanuit Zürich bij de N.D.I. en werd door directeur<br />

Van der Burgh aangenomen in de functie van assistent bedrijfsleider,<br />

Fotografie, Retouche en Montage. Een van zijn taken was het controleren<br />

en coördineren van het grafische werk. Hij leerde het personeel op de Repro-afdelingen de<br />

technieken beter beheersbaar te maken. Door het meten van juist die digitale technieken<br />

en met behulp van logaritmetabellen en rekenlinialen, kon men vooraf beter berekenen<br />

welke belichting en ontwikkelings-tijden er nodig waren. Ook de benodigde densiteitverhoudingen<br />

voor een juiste kleurweergave en de maskertechniek, kon via de grafieken beter<br />

afgelezen worden. Hoewel alles nog halftoon bleef, werd er voor de maskertechniek<br />

steeds meer gebruik gemaakt van de modernere technieken. De acceptatie van deze<br />

nieuwe manier van werken leverde in het begin nog wel eens problemen op. Later bleek<br />

wel dat Dieter Diebener goed thuis was in kwaliteitsdrukwerk. Zo werd hij als hoofd<br />

kwaliteitsz<strong>org</strong> eens uitgenodigd om zitting te nemen in de beoordelingscommissie van<br />

de E.R.A.<br />

Martin Koene en Dieter Diebener zijn van grote invloed geweest voor de kwaliteit van het<br />

drukwerk, vanaf de Repro tot aan de Drukkerij. De techniek en de automatisering in de<br />

grafische sector, gingen daarna echter heel snel. De Repro-afdelingen stonden aan de<br />

vooravond van nog grotere en ingrijpender gebeurtenissen.


Personeelsuitbreiding<br />

Op 1 april 1964 kwam drs. A.C.M. Knüppe als directiesecretaris in dienst bij de N.D.I.<br />

Hij had gestudeerd aan de Hogeschool in Rotterdam, waar hij zijn doctoraal haalde in de<br />

Nederlandse Economie. Na zijn studie trad hij in dienst bij het bedrijfschap Visserij-<br />

Producten, afdeling prijsbeheersing in Den Haag. In 1945 werd hij Financieel Redacteur<br />

bij de Maasbode te Rotterdam, waarna hij in 1958 naar Deventer vertrok en in dienst trad<br />

bij de firma Vaessen-Schoenmaker Holding N.V. Daarna trad hij in dienst bij<br />

de N.D.I. Op de Algemene Vergadering van Aandeelhouders in mei, deelde<br />

voorzitter Piet van de Griendt mee dat hij van oordeel was, dat met de komst<br />

van drs. Knüppe de mogelijkheid was geschapen om de administratieve en de<br />

financiële berichtgeving aanzienlijk te verbeteren.<br />

Tekort aan drukkers<br />

Ook moest de personele bezetting in de drukkerij verbeterd worden. Daar<br />

ontstond door het steeds verder groeiende orderpakket en de toenemende<br />

drukcapaciteit (er kwamen steeds meer drukpersen bij), een tekort aan<br />

drukkers. In de afgelopen jaren waren al 13 leerlingen van de verschillende<br />

afdelingen voor hun examen op de grafische school te Utrecht geslaagd.<br />

De leerling Jan v.d. Klis, de zoon van de vroegere bedrijfsleider, was werkzaam<br />

op de afdeling Retouche en won de zilveren Gerrit Jan Thiemen prijs.<br />

Deze prijs werd uitgereikt aan de hoogst geslaagde van de school. De praktische opleiding<br />

voor rotatiediepdrukkers kon nooit op een school gerealiseerd worden. Daarom stelde Van<br />

der Burgh tijdens een vergadering, dat hij er de voorkeur aan gaf hulpdrukkers intern op<br />

te leiden. Door de komst van de stapelaars zouden deze mensen waarschijnlijk overbodig<br />

worden en men kon beter de besten selecteren voor een interne opleiding als rotatiediepdrukker.<br />

Het mocht niet gebeuren dat de aankomende leerlingdrukkers en omscholers aan<br />

de pers stonden, terwijl ze er eigenlijk nog niet klaar voor waren. Daardoor kon het wel<br />

eens gebeuren dat er iets goed fout ging. Bij de toen-malige chef van de drukkerij, Jan<br />

Halle, kwam dan ook wel eens een krachtterm uit zijn mond en dan riep hij: “het zijn<br />

allemaal bakkers en fietsenmakers”, waarna hij dat later wel weer afzwakte met de<br />

<strong>opm</strong>erking dat hij het niet zo bedoelde en wilde zeggen dat bakkers altijd vroeg opstaan<br />

en fietsenmakers vaak erg handig zijn. Maar het niveau van het personeel in de drukkerij<br />

was een probleem en dat onderkende Van der Burgh ook wel.<br />

Een opleidingsfunctionaris<br />

Hij besloot dan ook dat het noodzakelijk was om zo snel mogelijk een opleidingsmedewerker<br />

aan te stellen. Een opleider die samen met de afdelingschefs, voorlieden en praktijkopleiders,<br />

voor alle afdelingen een doordacht plan kon opzetten met betere en meer<br />

gerichte lesprogramma’s. De opleider kon dan ook voor de theoretische ondersteuning<br />

z<strong>org</strong>en van zowel de leerlingen als de omscholers. Daarbij moest zelfs gedacht worden aan<br />

bijscholing van de al wat oudere vakmensen.<br />

In een gesprek met de chef van de montage werd Van de Burgh er op attent gemaakt dat<br />

een fotomonteur de wens te kennen had gegeven weg te willen bij de N.D.I. Hij had aan<br />

de heer Mark verteld dat hij eigenlijk liever in de fotografie werkte, dan op de montage.<br />

Directeur Van der Burgh sprak met de heer Mark af met hem te zullen gaan praten.<br />

En deze jongeman uit de montage (Gerrit Pleiter) werd hoofd opleidingen. Later werd<br />

hij op de bedrijfsschool geassisteerd door J.L. Lares en J. v.d. Berg.<br />

Industriële aanpak<br />

drs. A.C.M. Knüppe<br />

83


84 Industriële aanpak<br />

Opbouw van de personeelsbezetting<br />

Personeelsbezetting per 31 december 1931 27<br />

1940 94<br />

1945 13<br />

1951 135<br />

1955 200<br />

1956 206<br />

1959 353<br />

1963 1962 1961 1960<br />

Directie 2 2 2 2<br />

Bedrijfsleiding 3 3 3 3<br />

Administratie 14 12 11 10<br />

Zetterij / Boekbinderij 25 25 25 24<br />

Fotografie 36 39 34 27<br />

Retouche 43 39 33 29<br />

Montage 18 18 18 14<br />

Kopie / Etserij 15 15 12 10<br />

Galvano / Slijperij 7 7 7 6<br />

Diepdrukkerij 169 181 155 141<br />

Brocheerderij 66 68 49 43<br />

Expeditie 18 23 24 28<br />

Chauffeurs 13 14 12 10<br />

Inktfabriek 4 4 4 4<br />

Technische dienst 37 37 30 27<br />

Algemene dienst 24 15 13 13<br />

Totaal: 494 502 432 391<br />

Papierverbruik in Kiloton: 1958 11.912<br />

1959 13.458<br />

1960 15.881<br />

1961 16.983<br />

1962 16.549<br />

1963 17.865<br />

We zien steeds een oplopend gebruik van papier en een groei van het personeelsbestand.<br />

In die tijd was er nog niet echt sprake van vergaande automatisering. Naar het<br />

jaar 2000 toe, zien we het verbruik oplopen tot ± 110.000 kiloton, maar een afname<br />

van het personeelsbestand. Dit is mede te danken aan de toenemende automatisering<br />

en een hogere snelheid van de persen.


Fusie<br />

Fusie<br />

Aan de orde is al geweest de steeds weer nieuwe uitbreidingen van gebouwen, het machinepark,<br />

het streven op alle afdelingen naar kwaliteitsverbetering van het drukwerk en alle<br />

snelle ontwikkelingen die het bedrijf heeft doormaakt. Maar er gebeurden ook zaken van<br />

geheel andere aard. De heer Stuyt algemeen directeur van de Nederlandsche Diepdruk<br />

Inrichting, ging per 1 januari 1964 het bedrijf verlaten en werd opgenomen in de hoofddirectie<br />

van de CEBEMA in Aerdenhout. De heer Van der Burgh werd op diezelfde datum<br />

benoemd als algemeen directeur. Dat jaar vond nog een belangrijke gebeurtenis plaats. Er<br />

kwam namelijk een fusie tot stand tussen de Spaarnestad en het Teulings-concern, waartoe<br />

ook de CEBEMA en de N.D.I. behoorden. Dat hield voor Van de Griendt en de Diepdruk<br />

in Deventer in, dat ze van nu af aan gingen samenwerken met hun oude vijand en felle<br />

concurrent uit de jaren twintig en dertig.<br />

V.N.U.<br />

Met dit samenwerkingsverband ontstond de nieuwe werkmaatschappij de Verenigde<br />

Nederlandse Uitgevers (V.N.U.). Een van de redenen voor die samenbundeling was dat de<br />

reclame, op 1 januari 1967 op de televisie zijn intrede zou gaan doen.<br />

Dit zou de advertentie opbrengsten voor de geïllustreerde tijdschriften belangrijk kunnen<br />

verminderen. Ook de toestroom van de buitenlandse markt speelde daarin mee.<br />

De Nederlandsche Rotogravure Maatschappij in Leiden trad in 1966 eveneens toe tot<br />

de V.N.U. Bij de Diepdruk in Deventer veranderde de naam. In De Staatscourant van<br />

18-11-1966 werd er melding van gemaakt dat de N.V. Nederlandsche Diepdruk<br />

Inrichting in Deventer van Inrichting was overgegaan naar Industrie N.V.<br />

Van de Griendt overlijdt<br />

In dat jaar vond bovendien een droevige gebeurtenis plaats. Op dinsdagm<strong>org</strong>en<br />

30 augustus kwam bij de Diepdruk het droevige bericht binnen dat Piet van de Griendt,<br />

de oprichter van de N.D.I. en sinds 1960 president-commissaris van het bedrijf, in Epse<br />

in alle vroegte plotseling was overleden. De verslagenheid was groot, vooral onder de<br />

werknemers die samen met Piet in 1931 waren begonnen aan de Industrieweg. Piet was<br />

niet alleen een groot ondernemer, hij was ook een sociaal bewogen mens. Een man die erg<br />

veel heeft gedaan voor personeelsleden die in financiële of in andere problemen waren<br />

geraakt. Verder zette hij zich volledig<br />

in voor de gehandicapte kinderen. De<br />

stichting ‘Het Vierde Prinsenkind’ had<br />

zijn speciale aandacht. Het stoffelijk<br />

overschot van Piet van de Griendt, die<br />

zelf nooit getrouwd was geweest, werd<br />

op zaterdag 3 september 1966 onder<br />

grote belangstelling op het<br />

R.K. kerkhof in Joppe<br />

ter aarde besteld.<br />

De laatste gang langs zijn bedrijf.<br />

Fusie<br />

85


86 Fusie<br />

Intensievere samenwerking tussen de drukkerijen<br />

Doordat de samenwerking tussen de zusterbedrijven intensiever werd, ontstond er steeds<br />

meer behoefte om tot een uitwisseling van drukorders te komen. Het ging hierbij voornamelijk<br />

om de damesbladen die allen hetzelfde formaat hadden van schoongesneden 26,2 x<br />

21 centimeter. Deze standaardisatie hield in dat er efficiënter gewerkt kon worden. Alleen<br />

al voor de drukker hield het in dat hij de pers niet zo vaak meer hoefde om te bouwen<br />

voor een ander formaat. Dit nam altijd wel enkele uren in beslag. Dat gold ook voor de<br />

voorbereidende afdelingen en de brocheerderij hoefde de lijnen niet meer zo vaak opnieuw<br />

in te stellen. Zo kon het gebeuren dat de Libelle, de EVA (wat later de VIVA zou worden)<br />

en de Beatrijs naar Deventer kwamen. Weg uit Deventer gingen de Revue, het maandblad<br />

Avenue en de jeugdbladen Donald Duck en Pep. De uitwisseling van al deze bladen vond<br />

plaats in 1967.<br />

Nieuw management<br />

Wat ook zijn beslag kreeg was de benoeming van Hans Eshuis op 1 juni. Hij was voorheen<br />

directie-assistent en werd nu benoemd tot directiesecretaris. Het verschil tussen beide<br />

functies wist hij zelf ook niet zo goed. Wanneer hem dat gevraagd werd, zei hij dat het<br />

verschil ƒ 3000,— per jaar was. Later zou hij een functie aanvaarden in de commercie als<br />

Hoofd Orderbegeleider. Op 12 juni 1968 vond de aanstelling plaats van de heer G.J.P. de<br />

Bruin als technisch adjunct-directeur van de N.D.I. Hij was een man met grote internationale<br />

ervaring (Duitsland - Brazilië) op het gebied van diepdruk en diepdrukrotatiepersen.<br />

Zijn komst viel samen met het opstarten en het in productie gaan van pers 14.<br />

Een pers die op de plaats stond waar eerst de verouderde persen 7 en 8 hadden gestaan.<br />

Deze waren beide verkocht aan een bedrijf in Mexico.<br />

Smeets doet zijn intrede<br />

Twee maanden voor de komst van de nieuwe technisch adjunct-directeur De Bruin, vond<br />

er voor de V.N.U. een belangrijke gebeurtenis plaats. In april was namelijk een samenwerking<br />

tot stand gekomen tussen de Roto Gravure Leiden en de Haarlemse Diepdruk<br />

Industrie ( H.D.I.) de Spaarnestad. De samensmelting tussen beide bedrijven ging de<br />

naam voeren van Nederlandse Rotogravure Maatschappij (N.R.M.). Deze naam werd<br />

gekozen omdat Roto Gravure Leiden zowel in binnenland als in het buitenland zeer goed<br />

bekend was. In januari 1971 ging voor de drukkerij in Leiden de deur vo<strong>org</strong>oed dicht.<br />

Een <strong>historisch</strong>e sluiting, want deze drukkerij introduceerde immers in ons land op 2 juli<br />

1913 de koperdiepdruk met de uitgave van de Panorama van uitgeverij Sijthoff.<br />

Voor een andere drukkerij ging de V.N.U-deur in september 1968 juist open. Dit was<br />

voor de grote Smeets drukkerij in Weert. De naam Smeets zou in de toekomst voor de<br />

diepdruk in Deventer nog heel belangrijk worden. Wat eind 1968 ook heel belangrijk was<br />

voor de N.D.I. en waar met de nodige spanning op gewacht werd, was op de definitieve<br />

beslissing over een nieuwe rotatiedrukpers. De raad van bestuur moest een besluit nemen<br />

over de aankoop van een rotatiediepdrukpers van Albert Frankenthal, de TR/150.<br />

Een supersnelle pers van een geheel nieuwe generatie, aldus directeur Van der Burgh.<br />

De supersnelle pers<br />

De kostprijscommissie was klaar met haar studie, waarbij heel lang gedebatteerd werd of<br />

het een pers moest worden met 10, 11 of 13 drukwerken. Het wachten was nu alleen nog<br />

maar op de beslissing van de raad van commissarissen in Aerdenhout.


De nieuwe pers 15 werd uitgevoerd met 2 vouwapparaten en een bovenbouw die uitgevoerd<br />

moest worden met alleen maar wentelstangen. Dit bood de mogelijkheid voor een<br />

gevarieerder pagina-inslag en voor twee rollendragers, omdat de pers ook gebruikt moest<br />

worden als 2 aparte persen, die zowel gescheiden 15 centimeter naar links en 15 centimeter<br />

naar rechts met 4/1-producties konden draaien. Daarom waren ze ook voorzien van<br />

twee bedieningspanelen. Deze pers kon dus gekoppeld maar ook gescheiden draaien.<br />

Een nieuwe pers met vele gevolgen<br />

Een andere verbetering was de mogelijkheid om op de vormcilinders 5 banen te etsen.<br />

Dit was op de oudere persen niet mogelijk. Deze nieuwe pers had namelijk een breedte<br />

van 1.60 meter. De bladenstroom die uit de vouwapparaten van deze machine liepen,<br />

gingen in de moderne stapelaars van de firma De Ridder uit Baarn. Deze stapelaars waren<br />

samen ontwikkeld met de eigen technische dienst van de N.D.I.<br />

De nieuwe rotatiediepdrukpers werd door de firma Albert Frankenthal gegarandeerd op<br />

25.000 omwentelingen per uur. Voor deze pers was een zeer grote investering nodig.<br />

Dit was mede nodig, doordat bij het plaatsen van die pers, ook op alle andere afdelingen<br />

veranderingen en aanpassingen gedaan moesten worden. De gehele elektrische installatie<br />

en de bouw van<br />

de schakelkasten<br />

zou helemaal<br />

door de eigen<br />

technische dienst<br />

van de N.D.I.<br />

uitgevoerd<br />

worden. Precies<br />

op de laatste dag<br />

van 1968 werd<br />

pers 15 besteld.<br />

Deze ging in mei<br />

1970, na twee<br />

maanden<br />

vertraging,<br />

in productie.<br />

Dit was enkele<br />

maanden voordat<br />

het bedrijf<br />

veertig jaar zou<br />

bestaan.<br />

Boven, pers 15L en 15R<br />

Links: de ‘bemanning’ van de 15R<br />

Bovenste rij van links naar rechts:<br />

Eppe Muskee (B-drukker), Willy Siemelink<br />

(A-drukker), Karel Vreulink (hulpdrukker).<br />

Onderste rij van links naar rechts:<br />

Harry van Schooten (B-drukker) en<br />

Willem Palm (rolleur).<br />

Fusie<br />

87


De recessie van de jaren ’70<br />

88 Recessie<br />

Tegenvallende jaarcijfers<br />

De herdenking van het 40-jarig bestaan werd in 1971 overschaduwd door de slechte jaarcijfers<br />

die gepresenteerd werden door de V.N.U. Een uitbundige viering van dat jubileum<br />

of een groot feest was dus niet op zijn plaats. De omvang van de damesbladen was ver<br />

achter gebleven, zowel bij de prognoses voor 1970 als ook bij de cijfers over 1969.<br />

Ten dele had dat te maken met een verminderde advertentiebezetting. Landelijk bedroeg<br />

deze teruggang in het 1e halfjaar van 1970 bijna 9% ten opzichte van dezelfde periode in<br />

1969. Al met al waren de V.N.U- resultaten over 1970 dan ook van dien aard, dat er verwacht<br />

mocht worden dat het bedrijfsresultaat ca 12 % onder dat van 1969 zou uitkomen.<br />

Ook in het eerste kwartaal 1971 bleef de advertentie-bezetting achter.<br />

Problemen voor de Fotografie<br />

Er ontstond een tendens dat binnen de verhouding tekst – beeld van de bladen, het beeld<br />

wat achterbleef ten opzichte van de tekst. Dat was aardig voor de zetterij, maar dat was<br />

een slechte ontwikkeling voor de retouche en de fotografie. Vooral voor de fotografie was<br />

deze ontwikkeling minder plezierig omdat de capaciteit door de ingebruikname van een<br />

Crosfield Magnascan juist daar aanzienlijk vergroot. Toch zou er in 1971 nog geïnvesteerd<br />

worden in nieuwe apparatuur, zowel voor de fotografie, als voor de eigen inktfabriek.<br />

Deze laatste was in gebouw ’31 gevestigd en hier werd een nieuwe Gele-inktlijn in gebruik<br />

genomen.<br />

Jubileum voor de ‘31-ers’<br />

Al met al was er dus geen reden om een groot feest te vieren en eigenlijk was een bedrijf<br />

dat 40 jaar bestond ook weer niet zo heel bijzonder. Toch was er in 1971 een jubileum. In<br />

besloten kring werd er in de schouwburg een feestje gevierd, zij het op bescheiden wijze.<br />

Dit was voor zogenoemde groep van ‘31-ers’. Werknemers die als pioniers 40 jaar geleden,<br />

samen met wijlen directeur Van de Griendt,<br />

een solide basis hadden gelegd voor zo’n<br />

mooi en snel groeiend bedrijf als de N.D.I.<br />

en voor de werkgelegenheid in Deventer. Van<br />

deze groep waren er nog 6 in actieve dienst,<br />

te weten de heren Van der Klis, Hardon,<br />

Elkerbout, Bunnik, Wolters en Van Dijk.<br />

Ze werden allemaal geridderd en kregen uit<br />

handen van directeur Van der Burgh een<br />

horloge en bloemen aangeboden.<br />

Ook mevrouw Van der Horst, die 25 jaar in<br />

dienst was van De Geïllustreerde Pers als<br />

hoofdredactrice van het damesblad Margriet,<br />

was naar Deventer gekomen. Zij kreeg namens<br />

alle aanwezigen door mevrouw Van der<br />

Staand, van links naar rechts:<br />

D. Wolters (drukker),<br />

H. Hardon (etser-kopiist),<br />

H.J. van Dijk (procuratiehouder).<br />

Zittend van links naar rechts:<br />

C.Th.Bunnik (ploegbaas drukkerij),<br />

P.C. van der Klis (plaatsvervangend bedrijfsleider) en<br />

G. Eikerbout (voorman Zetterij)<br />

Burgh een bloemetje aangeboden. Die dag<br />

werd definitief een tijdperk afgesloten. Dat<br />

gold ook voor het tijdperk van directeur<br />

Van der Burgh. Hij aanvaardde een jaar later,<br />

eind 1972, de functie van hoofd Technische<br />

Divisie. Als nieuwe directeur van de N.D.I.<br />

werd drs. AC.M. Knüppe benoemd. De N.D.I.<br />

gaat dat jaar ook over van N.V. naar B.V.


Alle regionale weekbladen en enkele landelijke weekbladen gingen geleidelijk op in de nieuwe Revu.<br />

Recessie<br />

89


Dhr. Elkerbout achter zijn zetmachine<br />

90 Recessie<br />

Zetterij wordt overbodig<br />

De stormachtige technische ontwikkelingen in de grafische industrie legden in de jaren<br />

zeventig en tachtig een grote druk op het bedrijf en al zijn medewerkers. Dat was in 1975<br />

direct al goed voelbaar in de zetterij. Het beroep van zetter was overbodig geworden. Een<br />

ambachtelijk beroep met toch wel enig aanzien was ingehaald door een nieuwe techniek,<br />

namelijk het fotozetten. De zetterij, die in 1931 begonnen was met alléén handzetten,<br />

bezat reeds aan het eind van de jaren ‘30 vier zetmachines (intertype), waarbij het lood<br />

elektrisch gesmolten kon worden. Wij hebben in het vo<strong>org</strong>aande al kunnen lezen wat de<br />

zetterij met zijn beperkte middelen in de oorlog gedaan heeft voor de illegaliteit in<br />

Deventer (Overeem) en na de oorlog voor het Deventer Dagblad en andere drukkerijen<br />

in de steden rondom Deventer.<br />

Toen de nieuwbouw van 1951 klaar was werd de zetterij ondergebracht op de plaatst<br />

waar nu de cilinderrevisie is gevestigd. Handmatig zetten gebeurde ook hier nog, hoewel<br />

de directie besloten had om over te gaan tot de aanschaf van nog twee zetmachines.<br />

Hierdoor kwam het aantal zetmachines op een totaal van zes. Ook stonden er in de zetterij<br />

2 Heidelberger drukpersjes, die bediend werden door boekdrukker de heer Weideman<br />

en een kleine pers waarop cellofaanafdrukken gemaakt werden van al het zetwerk.<br />

In 1975 kwam aan dit alles een eind. De zetterij bij de N.D.I. werd vo<strong>org</strong>oed opgeheven,<br />

alle tekst werd nu op film aangeleverd vanaf een centraal punt waarvoor Haarlem door de<br />

V.N.U. was aangewezen. Het beroep van machinezetter bestond niet meer, dat noopte een<br />

zetter tot het volgende gedicht.<br />

(zie de volgende bladzijde)


Nog staan ze op hun plaatsen<br />

zes op een rij<br />

het zijn net melaatsen<br />

niemand is er bij<br />

Het loodzetsel moest wijken<br />

voor de foto-techniek<br />

deze gaat nu met de eer strijken<br />

en het lood wordt romantiek<br />

Vele jaren spuugden zij<br />

( zoals dat heet in vakbargoens )<br />

regel na regel op het galei<br />

nu is het gebeurd; nu is het sloes<br />

In jouw hart zat heet metaal<br />

te heet om aan te pakken<br />

voor jou was dat het helemaal<br />

om er regels van te bakken<br />

Grote, kleine, dikke en dunne<br />

was steeds jouw product<br />

nu sta je stil met je kunne<br />

weer is het de techniek gelukt<br />

Weer een ambacht naar de knoppen<br />

weer een offer aan de techniek<br />

weer een vakman die het niet kan verkroppen<br />

weer een stuk bij de romantiek<br />

Nog steeds staan zij daar op een rij<br />

vaak in het halfdonker<br />

de machines van de zetterij<br />

het is helaas uit met hun geflonker<br />

Eens zal de dag aanbreken, dat ze verdwijnen<br />

Daar gaan ze dan, stuk voor stuk<br />

De zetter zal hierom niet kwijnen<br />

Hij werkt reeds elders; hij is druk<br />

H.J. Huisman, machinezetter<br />

Recessie<br />

91


92 Recessie<br />

Voortbestaan inktfabriek onzeker<br />

Buiten de sluiting van de zetterij was er nog een afdeling, zij het een kleine, waar volgens<br />

de directie geen toekomst meer voor was.<br />

De inktfabriek werd, zij het op bescheiden schaal, ingericht in het oude gebouw ’31<br />

in 1956. Daar begon de heer De Feijter samen met zijn medewerker de heer van Gorkom<br />

met de fabricage van zwarte inkt. Deze kwam tot stand in een grote kogelmolen.<br />

Zelf inkten maken die ook nog moesten voldoen aan de diepdruktechniek was een heel<br />

moeilijk proces. Dit ontwikkelde zich echter zo positief dat er al in 1961 een nieuwe<br />

installatie werd aangeschaft. Deze nieuwe installatie had volgens de heer Van der Burgh<br />

een aantal voordelen ten opzichte van de oude. Hij werkte namelijk sneller, was schoner<br />

en had minder bedienend personeel nodig. Men was al zover dat blauwe inkt en mengwit<br />

(versnit) gemaakt kon worden. Een verdere uitbreiding van de inktfabriek was altijd de<br />

bedoeling geweest, maar dit werd toch uitgesteld.<br />

Goedkope inkt van Siegwerk<br />

Eerst wilde men praten met de firma Siegwerk over de inktprijzen. Wanneer deze gunstig<br />

bleken te zijn, dan kon de uitbreiding van de eigen inktfabriek voorlopig enige jaren<br />

opgeschoven worden. Eind 1962 werd er in de vergadering van de Raad van Commissarissen<br />

gesteld dat het opzetten van een volledige inktfabriek voorlopig van de baan was.<br />

De besprekingen met de firma Siegwerk hadden tot zodanige lage prijzen geleid, dat eigen<br />

aanmaak van de kleurinkten in massa voorlopig niet rendabel was. De fabricage van<br />

eigen inkten had over 1963 toch een voordeel opgeleverd van 1 miljoen gulden, maar zei<br />

de voorzitter van de Raad van Commissarissen ir. H.J.A. de Goeij, om nu over te gaan tot<br />

enorme investeringen voor een volledige inktfabriek, dat was de raad teveel. Wel mochten<br />

er investeringen worden gedaan om de fabricage efficiënter te laten verlopen.<br />

Deze uitspraak verhinderde niet dat de directie een gesprek aanging met de heer Rieffe,<br />

die enkele tientallen meters verderop in de straat een transportbedrijf had en een grote<br />

garage. Men wilde bekijken of het mogelijk was om de inktfabriek onder te brengen in die<br />

garage, wanneer eventueel gebouw ’31 afgebroken<br />

zou worden. Beide partijen kwamen niet tot een overeenstemming.<br />

Toch bleef in die jaren de vraag<br />

bestaan voor een eigen inktfabriek. Was het nu wenselijk<br />

om de inkt zelf te maken of het te gaan kopen?<br />

Het was immers nu mogelijk om zelf Rood<br />

(magenta) en Geel te maken. Besloten werd dat er<br />

een grondige studie gemaakt moest worden over het<br />

hele vraagstuk. De keus was zelf maken, of samen<br />

met de inktfabriek in Etten-Leur of de inkt<br />

betrekken van de Duitse leverancier Siegwerk.<br />

Personeel van de toenmalige inktfabriek.<br />

Staand van links naar rechts: G. Witteveen, W.<br />

Bruggeman, H. Nieveld en J. Schonfeld.<br />

Zittend: de heer Van Gorkum en zijn vrouw.<br />

De conclusie van die studiegroep was, dat het geheel<br />

opzetten van een eigen inktfabriek een zeer hoge<br />

investering met zich mee zou brengen. Dit was voor<br />

de directie reden genoeg om nogmaals onderhandelingen<br />

te gaan voeren met Siegwerk over de aankoop<br />

van alle inkten.


Voorlopig verder met Siegwerk<br />

Deze onderhandelingen leverden een zeer positief resultaat op. Zo positief zelfs dat de<br />

directie eind 1968 de Raad van Commissarissen kon meedelen, dat zij erin waren<br />

geslaagd een gunstige overeenkomst af te sluiten. Het ging hier om het leveren van inkten<br />

voor een zeer gunstige prijs, binnen een vijfjarig contract, dat telkens met een jaar<br />

verlengd werd. Daarmee waren de plannen om een grootse eigen inktfabriek op te zetten,<br />

vo<strong>org</strong>oed van de baan. Men bleef nog wel op bescheiden schaal zelf inkt maken en wel<br />

zo’n 2,5 miljoen kilo per jaar. Maar uiteindelijk ging de kleine inktfabriek in 1977<br />

vo<strong>org</strong>oed dicht.<br />

De 4 à 5 werknemers werden elders ondergebracht binnen het bedrijf. Alleen de toenmalige<br />

chef Van Gorkom nam vo<strong>org</strong>oed afscheid van het bedrijf, door met pensioen te<br />

gaan. De inkten werden nu aangeleverd door de firma Siegwerk. Een aanlevering die in<br />

de loop der jaren geleidelijk aan minder zou worden en werd overgenomen door de V.N.U.<br />

inktfabriek in Etten-Leur.<br />

In 1994, toen de grafische industrie van de V.N.U. al was overgenomen door Roto Smeets<br />

De Boer, werd de inktfabriek verkocht aan SunChemical. Zij namen in het najaar van<br />

1996 een geheel nieuw en modern productiebedrijf voor diepdrukinkten in gebruik,<br />

Etten 2. Er werden nu alleen nog enkele speciale inktsoorten van Siegwerk betrokken.<br />

De inktfabriek<br />

Het domein van Guus Witteveen<br />

Recessie<br />

De nieuwe installatie<br />

Het vullen van de ondergrondse inkttanks<br />

93


Waterinkt<br />

Gerard Voetdijk<br />

94 Waterinkt<br />

Inkt op waterbasis<br />

Toch zou het bedrijf in de jaren negentig zich weer bezig gaan houden met inkt, maar<br />

dan wel uit een geheel andere invalshoek. Diepdrukinkt bevat de zeer vluchtige vloeistof<br />

tolueen, een milieuonvriendelijke vloeistof én bovendien slecht voor de gezondheid.<br />

Helaas was tolueen wel nodig voor droging op het papier in de snellopende persen.<br />

Er werd al naarstig gezocht naar een andere milieuvriendelijker inkt. Misschien een inkt<br />

hoofdzakelijk op waterbasis? Volgens de heersende opinie in de jaren 80 zou dit niet haalbaar<br />

zijn. Dat was nu juist een uitdaging die in Deventer werd opgepakt.<br />

Experimenteren met waterinkt die voor de rotatiediepdruk geschikt zou zijn.<br />

Een experiment dat onder leiding kwam te staan van bedrijfsleider sectorpapier<br />

Henning Pluym en de proces-technoloog Gerard Voetdijk.<br />

Na veel voorbereidingen en onderzoek en met hulp van SunChemical en<br />

andere toeleveranciers, kon in 1996 de eerste test met het drukken met<br />

waterinkt gedaan worden. Dit waren testen die zeker niet de eerste keer<br />

zouden slagen. Het werd een moeizaam en lang proces, voordat men het<br />

karakter van waterinkt en de reactie op het papier en hoe zich dat met<br />

elkaar zou gaan verhouden, onder controle had. Na nog veel onderzoek en<br />

proefdrukken kwam men zover dat de kwaliteit controleerbaar werd.<br />

Waterinkt in productie<br />

Woensdag 19 februari 1997 was voor het waterinkt-project een heuglijke<br />

dag. Toen werden voor het eerst 100.000 exemplaren van het reclameblad<br />

Bilka gedrukt. Dat was een <strong>historisch</strong> moment voor het bedrijf. Ze waren op dat moment<br />

namelijk de enige illustratie diepdrukker in de wereld die op productieschaal met waterinkt<br />

gedrukt had. In 1999 was men zover dat jaarlijks vier keer het binnenwerk van de<br />

VPRO-gids met waterinkt gedrukt zou worden en dat de kostprijs concurrerend kon zijn<br />

met de tolueeninkten. Waterinkt is milieuvriendelijk, waterinkt heeft geen oplosmiddelemissie,<br />

alleen een weinig ammoniakemissie. In de werkruimte zelf is ± 1 ppm<br />

ammoniak meetbaar, zodat de werkomstandigheden voor de drukkers hier veel beter mee<br />

worden. Ook buiten het bedrijf blijft de ammoniakuitstoot onder de normen.<br />

Vanuit het oogpunt van duurzaamheid is het drukken met waterinkt een goede optie,<br />

want het gebruik van energie zal veel minder zijn. Dan hoeft namelijk geen tolueen meer<br />

teruggewonnen te worden. De drukkers waren inmiddels zover dat ze het drukken met<br />

waterinkt in hun vingers hadden. Ze wisten hoe ze met de mogelijkheden en de beperkingen<br />

van waterinkt op de pers moesten omgaan. Het onderzoek en de vooruitgang<br />

met betrekking tot het rotatiediepdrukken met waterinkt werd door de Internationale<br />

concurrentie met belangstelling gevolgd. Hoewel er nog enkele hobbels genomen moeten<br />

worden, was met deze grote prestatie, <strong>RSD</strong> de eerste rotatiediepdrukker die drukwerk op<br />

waterbasis commercieel kon exploiteren.<br />

Op dinsdag 23 november 1999 werden de drukkers die verenigd waren in de European<br />

Rotogravure Association (ERA) door de procestechnoloog Gerard Voetdijk over de uitdaging<br />

en de behaalde resultaten geïnformeerd.


Roto Smeets Deventer met een 100% waterbased inktproduct<br />

Waterinkt<br />

95

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!