12.09.2013 Views

'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' - Museum Volkenkunde

'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' - Museum Volkenkunde

'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' - Museum Volkenkunde

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

‘IETS <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> DRIJFVEER’<br />

Juan Maria Schuver en zijn Afrikaanse collectie<br />

Henk Imanse © maart 2002<br />

Colofon<br />

Auteur Henk Imanse ©<br />

Conservator Afrika Prof. Dr. R.M.A. Bedaux<br />

Redacteuren Paul van Dongen & Marlies Jansen<br />

Foto's Ben Grishaaver (museumobjecten)<br />

<strong>Museum</strong> website www.rmv.nl<br />

E-mail mailto:Bedaux@rmv


Inleiding<br />

<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Het tijdperk van koningin Victoria (1837 – 1901) is in de Europese geschiedenis een periode vol<br />

paradoxen. Industrialisatie en urbanisatie staan tegenover een romantisch verlangen naar de natuur<br />

en bestudering van de provinciale folklore op een zoektocht naar de ware volksziel. Seculiere stelsels<br />

als liberalisme en socialisme, alsmede moderne wetenschappelijke theorieën wedijveren met<br />

christelijk fundamentalisme. Een ongebreideld imperialisme buiten de grenzen gaat hand in hand met<br />

voorzichtige binnenlandse democratisering.<br />

Het is ook de gouden tijd van kranten en tijdschriften. En temidden van alle nieuws kunnen bovenal<br />

berichten van en over koene ontdekkingsreizigers, of ze nu op zoek gaan naar verdwenen<br />

woestijnsteden in Centraal-Azië of aardrijkskundige raadsels zoals de oorsprong van de Nijl willen<br />

oplossen, rekenen op de aandacht van een groot lezerspubliek.<br />

Ooit volgden Nederlandse krantenlezers met gretige belangstelling het nieuws dat binnendruppelde<br />

over de buitengewone ontdekkingstochten van de in Amsterdam geboren oorlogscorrespondent Juan<br />

Maria Schuver (1852 – 1883). Van 1880 tot zijn dramatische dood in 1883 bereisde hij de<br />

zuidoostelijke Soedan en het grensgebied met Ethiopië.<br />

Al lang geleden is Schuver in de vergetelheid geraakt. Volkomen ten onrechte, want de in het<br />

Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> aanwezige dagboeken getuigen van een man, die het best getypeerd<br />

kan worden als iemand die zich met ware doodsverachting in het leven stortte. De door het museum<br />

in 1947 verworven Collectie Schuver bevat etnografische objecten, die de materiële cultuur welke<br />

Schuver aantrof, illustreren en die er soms de enig bewaarde overblijfselen van zijn. Goede redenen<br />

dus om nader met deze Nederlandse avonturier en verzamelaar kennis te maken.<br />

1


Inhoudsoverzicht<br />

<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Juan Maria Schuver: Van oorlogscorrespondent tot ontdekkingsreiziger<br />

Jeugdjaren (1852 – 1870)<br />

De Grand Tour (1871 – 1872)<br />

Oorlogscorrespondent in Spanje (1873 – 1876)<br />

Oorlogscorrespondent op de Balkan (1876)<br />

Naar Egypte (1877)<br />

Terug op de Balkan (1877 – 1878)<br />

Naar West-Azië (1878 – 1879)<br />

De geboorte van een ontdekkingsreiziger (1879 – 1880)<br />

Bezinning<br />

Londen<br />

Opnieuw de Balkan<br />

De Blauwe Nijl<br />

Schuvers motieven (I)<br />

Schuvers motieven (II)<br />

Schuver in de Soedan (1881 – 1883)<br />

Fadasi<br />

Tussen Blauwe en Witte Nijl<br />

Beschuldigd van wapenhandel<br />

Schuvers laatste tocht<br />

Verwarring rondom Schuvers dood<br />

De Collectie Schuver<br />

De geschiedenis van de collectie<br />

De hervonden manuscripten<br />

Schuver als etnoloog<br />

Schuver de verzamelaar<br />

Overzicht van de collectie (I): de etnografica<br />

Overzicht van de collectie (II): manuscripten en foto’s<br />

Gerelateerde collecties in het RMV<br />

De betekenis van Schuvers verzameling<br />

Appendix<br />

Publicaties van Schuver in diverse talen<br />

Publicaties in het Nederlands<br />

Publicaties in het Duits<br />

Publicaties in het Frans<br />

Aanbevolen literatuur<br />

2


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Juan Maria Schuver: Van oorlogscorrespondent tot ontdekkingsreiziger<br />

Jeugdjaren (1852 – 1870)<br />

Joannes Maria Schuver wordt op 27 februari 1852 in Amsterdam geboren. Zijn vader, Joannes<br />

Theodorus Antonius Schuver, is een rijke handelaar in koffie en thee. De moeder, Theodora Paulina<br />

Monica Roothaan, stamt uit een gegoede zakenfamilie. Schuvers ouders bezitten meerdere huizen in<br />

Amsterdam en Haarlem. Daarnaast heeft men in Heemstede het buitenhuis ‘Berkenrode’ in<br />

eigendom. 1 Vader Schuver stuurt Joannes, die enig kind zal blijven, naar een zogenaamde Franse<br />

school en vervolgens naar het befaamde St. Willibrord College in Katwijk. Op laatstgenoemde school<br />

schrijft de jongen voor het vak geschiedenis onder andere scripties over de kruistochten en de<br />

geschiedenis van Italië, een eerste aanwijzing voor zijn interesse voor het Middellandse-Zeegebied en<br />

de Levant. 2 Terwijl zijn leraren hem beschouwen als een serieuze en ambitieuze leerling die het nog<br />

ver zal brengen, moeten zij ook toegeven dat hij zich geïsoleerd en onafhankelijk opstelt. 3 Die<br />

onafhankelijkheid geldt in ieder geval het katholicisme en de kerk, waar Schuver op latere leeftijd<br />

nadrukkelijk afstand van zal nemen.<br />

De Grand Tour (1871 – 1872)<br />

Na het voltooien van zijn middelbare schoolopleiding en het overlijden van moeder Schuver, in april<br />

1871, wordt Joannes door zijn vader meegenomen op een Grand Tour door West-Europa. 4 De twee<br />

trekken eerst naar Parijs, begeleid door Duitse dragonders die mee hadden gevochten in de Frans-<br />

Duitse Oorlog, die net in het voordeel van Pruisen en de Duitse Bond was beslist. 5 In Parijs maken ze<br />

de opstand van de Commune mee vóór Franse troepen het verzet in de volksbuurten breken. 6<br />

Barricade tussen de Rue Rivoli en de Place de la Concorde ten tijde van de Parijse Commune.<br />

Vervolgens gaat het via Bayonne en Irun naar Spanje. 7 Ergens in Spanje haakt Schuver senior af,<br />

maar Schuver junior reist in ieder geval dat jaar nog door naar Zwitserland en Noord-Italië. Dan gaat<br />

het verder over de Balkan, door Roemenië en Bulgarije, en vervolgens terug naar Midden-Italië, om in<br />

Napels te eindigen.<br />

In 1872 bezoekt hij Sicilië en reist vandaaruit naar Caïro. Te paard trekt Schuver in dertig dagen door<br />

de Sinaï naar Palestina. Via Libanon, waar hij de ruïnes van Ba’albek bezoekt, reist hij naar Syrië.<br />

Vermoedelijk pakt hij in Alexandretta de boot naar Istanbul. Na een lange tocht door Rusland,<br />

Scandinavië, Duitsland en België maakt hij een oversteek naar Londen. Bij een scheepsbotsing op de<br />

Theems verliest hij alle bagage en bij de prostituee Hanna Grey mogelijk zijn maagdelijkheid. 8 Eind<br />

november 1872 komt de twintigjarige reiziger thuis.<br />

In tegenstelling tot wat waarschijnlijk traditie zou zijn voor een jongen uit het milieu van de families<br />

Schuver en Roothaan, volgt Joannes na zijn spectaculaire Grand Tour geen verdere opleiding. 9<br />

3


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Oorlogscorrespondent in Spanje (1873 – 1876)<br />

De smaak van het avontuur heeft Schuver door zijn omzwervingen over het continent goed te pakken.<br />

Na in mei 1873 het tweede huwelijk van zijn vader te hebben bijgewoond reist hij in juni naar Spanje.<br />

Daar is een burgeroorlog uitgebroken die in de geschiedenisboekjes bekend zal worden als de<br />

Tweede Carlistenoorlog. 10 Schuver trekt tussen zomer 1873 en voorjaar 1876 van het ene front naar<br />

het andere. 11 In het Amsterdams Handelsblad kunnen de lezers in ongeveer zeventig brieven smullen<br />

van zijn oorlogsberichten en soms bloedstollende avonturen.<br />

Een vrijwilliger van het Carlistische leger.<br />

(Uit: The Illustrated London News, 1 november 1873)<br />

In de buurt van Esparraguera (Catalonië) wordt hij in september 1873 door de republikeinen ter dood<br />

veroordeeld, waarschijnlijk beschuldigd van spionage. Reeds naar een kerkhof gebracht om<br />

gefusilleerd te worden weet Schuver zich op het nippertje uit deze netelige situatie te redden. Even<br />

laat hij de oorlog voor wat hij is. Hij maakt in 1874 een reis door Marokko, van Tanger via Rabat naar<br />

Dar-el-Baida. Daarna bezoekt hij Gran Canaria en Tenerife. Per boot vaart hij naar Cadiz en Lissabon,<br />

om vanuit die stad dwars door Portugal naar Coruna te lopen. Bij Santiago de Compostella maakt hij<br />

de feestdag van Sint Jacobus mee (25 juli 1874).<br />

Dan zoekt Schuver de oorlog weer op, om precies te zijn de gevechten rondom San Sebastian. De<br />

monarchisten nemen hem in november tijdens een nachtelijke uitval gevangen, maar ook dit loopt<br />

goed af. De winter van 1874 – 1875 brengt Schuver in Nederland door. 12 Hij weet niet dat dit de<br />

laatste gelegenheid zal zijn waarbij hij zijn vader ziet. In maart 1875 gaat hij weer de grens over, op<br />

een reis die hem naar Zuid-Frankrijk, Noord-Italië, Basel, Keulen en Londen brengt. Daar steekt hij<br />

over naar Bordeaux, op weg naar Spanje, waar hij zich bij het Leger van de Ebro voegt. In de<br />

maanden die volgen kan men Schuver vinden op de slagvelden van Catalonië en Aragon. Een van de<br />

weinige exacte datums die bekend zijn, is die van zijn aanwezigheid bij het Mariafeest van Zaragossa<br />

(12 oktober 1875). Overigens moet uit het bijwonen van de religieuze feesten in Santiago en<br />

Zaragossa niet worden afgeleid dat Schuver nog praktiserend katholiek zou zijn. Het is met aan<br />

zekerheid grenzende waarschijnlijkheid juist gedurende zijn Spaanse periode dat Schuver zijn<br />

voornaam Joannes wijzigt in Juan, een naamswijziging waar ongetwijfeld psychologisch meer aan<br />

vast zit. Misschien is Schuvers levenshouding beïnvloed door een aantal opmerkelijke collegaoorlogsjournalisten,<br />

mannen van formaat als Edmond O’Donovan, John O’Shea en M.S. de<br />

Montmorency. 13<br />

Met het regeringsleger trekt Schuver begin 1876 mee voor de beslissende campagne tegen de<br />

Carlisten. Schuver maakt de Slag bij Elqueta mee, waar hij ternauwernood ontsnapt aan een<br />

moordend vijandelijk vuur, en is aanwezig bij de inname van San Sebastian en Pamplona. Wanneer in<br />

maart 1876 de burgeroorlog is afgelopen, heeft het voor Schuver weinig zin meer in Spanje te blijven.<br />

Geen nood, inmiddels dient zich alweer een nieuw oorlogstoneel aan.<br />

Oorlogscorrespondent op de Balkan (1876)<br />

Schuver begeeft zich naar Marseille, pakt begin mei de boot naar Bastia, en vaart vrijwel direct door<br />

naar Livorno en Pisa. 14 Daar ontmoet hij O’Donovan. Vervolgens reist hij door naar Florence, waar wij<br />

hem in juni 1876 aantreffen. In Florence komt Schuver O’Shea en de Montmorency tegen. Het<br />

4


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

reisdoel van de verslaggevers is echter niet Noord-Italië. Na een uitstapje naar het Trasimeense<br />

Meer, waar de Romeinen op 21 juni 217 v. Chr. een vernietigende nederlaag tegen Hannibal leden,<br />

vervolgt Schuver via Ancona en Triëst zijn tocht naar Dubrovnik.<br />

Het meer vanTrasimeno<br />

Op 26 juni heeft hij namelijk bericht gekregen dat het Handelsblad hem heeft aangesteld als<br />

correspondent met als opdracht de te verwachten troebelen op de Balkan te verslaan. Evenzo zijn de<br />

drie andere journalisten door hun redacties op pad gestuurd. In april 1876 zijn de Bulgaren in opstand<br />

gekomen tegen het Turkse gezag en op de Balkan broeit het nu overal. Servië en Montenegro<br />

verklaren beide op 30 juni de oorlog aan het Ottomaanse Rijk. 15 Na voorbereidingen te hebben<br />

getroffen en zich geïnformeerd te hebben stuurt Schuver op 19 juli vanuit Triëst een brief aan zijn<br />

vader dat hij zich naar de Dalmatische kust zal begeven.<br />

Nauwelijks op het strijdtoneel gearriveerd wordt Schuver door de Montenegrijnen gevangen genomen.<br />

Hij wordt beschuldigd van spionage voor de Turken, maar weet zich vrij te praten. Niet erg welkom bij<br />

de Montenegrijnen besluit Schuver de oorlog dan maar te verslaan aan de zijde van de Turken. Hij<br />

legt contact met Turkse bevelhebbers, voegt zich bij het Turkse leger dat in Albanië is, en trekt met de<br />

troepen naar Herzegovina. Wanneer het kanongebulder verstomt en de oorlogshandelingen ten einde<br />

lopen, reist Schuver, naar het lijkt in gezelschap van O’Donovan, naar Athene, waar hij de<br />

jaarwisseling 1876 – 1877 doorbrengt.<br />

Naar Egypte (1877)<br />

Na enige aarzeling over zijn volgende reisdoel besluit Schuver in de tweede helft van januari naar<br />

Egypte te gaan. 16 De hele maand februari verblijft hij in Caïro. Te oordelen naar de plaatsen van<br />

waaruit Schuver brieven stuurt aan zijn vader, volgt hij tussen maart en juni over land de route Caïro –<br />

Assiut en per boot over de Nijl het traject Assiut – Karnak – Luxor – Aswan, waarna de terugreis volgt.<br />

Nijlboot (ansichtkaart ca. 1880)<br />

Gedurende de tocht, waarover hij trouwens in brieven aan het Handelsblad vertelt, vermaakt Schuver<br />

zich behalve met het bekijken van de antieke monumenten onder andere met het jagen op hyena’s en<br />

verwerft hij een jong leeuwtje, Jemma, dat hij in Port Said op de boot naar Nederland zet. 17 Het<br />

5


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

beestje zal een jaar later doodgaan. Met het Egyptisch leeuwtje stuurt Schuver ook objecten naar<br />

Nederland. Wat dat voor artefacten waren en wat ervan geworden is, is vrijwel onbekend (er is sprake<br />

van scarabeeën en lapis lazuli stenen), maar het is wel de eerste geregistreerde verzamelactiviteit van<br />

Schuver.<br />

Terug op de Balkan (1877 – 1878)<br />

Terwijl Schuver in Egypte verblijft, breekt op 24 april 1877 de Russisch – Turkse Oorlog uit, nadat de<br />

Turkse regering de door de drie grote mogendheden zeer gewenste hervormingen heeft verworpen. 18<br />

Schuver start begin mei aan de terugreis vanuit Assiut en haast zich naar de Balkan, waar wij hem in<br />

juli aantreffen in Edirne (Adrianopel). 19 Hij begeeft zich in augustus op weg naar Plevna (Bulgarije).<br />

Wanneer hij daar de buitenste fortificaties bezoekt, komt hij midden in een Russische kanonnade<br />

terecht, maar loopt geen schrammetje op. De belegerde Turken slaan tussen juli en september drie<br />

Russische stormaanvallen af en er blijft de Russen weinig anders over dan het garnizoen uit te<br />

hongeren. Aangezien dat nog wel even kan duren, sluit Schuver zich aan bij het leger van Mehmet Ali<br />

dat tevergeefs een tegenoffensief opent met het doel Plevna te ontzetten, en maakt de gevechten<br />

mee rond Sofia, dat voor het eind van het jaar in Russische handen valt.<br />

Juan Maria Schuver in Philippopolis, in 1877.<br />

Mogelijk omdat Schuver vanwege het invallen van de winter geen oorlogshandelingen van enig<br />

belang meer verwacht, verlaat hij de frontlinies en begeeft hij zich aanvang januari 1878 op ‘een reis<br />

in ballingschap’, zoals het raadselachtig heet. Bedoelt Schuver dat hij zich naar de uiteinden van de<br />

beschaafde wereld gaat begeven, net als de Romeinse dichter Ovidius die door keizer Augustus naar<br />

Tomis (het huidige Constanza) aan de Zwarte Zee verbannen werd? Of is er gewoon sprake van een<br />

melancholieke stemming? Hoe het ook zij, de reis begint in ieder geval niet goed: bij Edirne beroven<br />

Bulgaren hem van al zijn bagage en zijn Bosnisch paardje. Tot overmaat van ramp zetten de Russen<br />

Schuver gevangen op verdenking van spionage. Nadat hij op vrije voeten is gesteld, verblijft Schuver<br />

van maart tot juli in de omgeving van Istanbul. Hij leert er Turks, schaft er wapens aan en bereidt zich<br />

voor op een reis naar de Kaukasus.<br />

Naar West-Azië (1878 – 1879)<br />

Wanneer Schuver begin augustus 1878 in Batum (Georgië) arriveert en daar de Turkse linies bezoekt,<br />

staat de stad op het punt door de Turken ontruimd en aan de Russen prijsgegeven te worden. De<br />

Turken vernietigen moedwillig de havenfaciliteiten en Schuver wordt gedwongen geëvacueerd naar<br />

Trebizonde. Vanuit die plaats maakt hij in dezelfde maand nog via verschillende trajecten twee<br />

voettochten naar Erzerum en bezoekt hij Armenië. In september gaat het – naar wij mogen aannemen<br />

te paard – via Diyarbakir en Mosul naar Bagdad. De maand daarop maakt Schuver met een priester<br />

6


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

uit de orde der Lazaristen opnieuw een tocht naar Armenië. Kennelijk fascineert het gebied hem. Op<br />

30 november beklimt hij de berg Ararat. 20<br />

Even waagt Schuver zich in de winter van 1878 – 1879 in Iran. Bij Dogubayezid gaat hij de Turks-<br />

Iraanse grens over. De tocht gaat van Maku naar Khvoy en dan naar Tabriz. Daar maakt hij het<br />

sjiïtische Moharram-feest mee, de herdenking van het martelaarschap van Hoessein. Vervolgens trekt<br />

Schuver met een Iraanse legerafdeling naar Qotur. Daar steekt hij de Iraans-Turkse grens weer over.<br />

In geforceerd marstempo begeeft hij zich over besneeuwde wegen naar Erzerum, dan in vijf dagen en<br />

nachten bijna onafgebroken doorrijden naar Trebizonde. Vanwaar al deze haast, alsof de duivel hem<br />

op de hielen zit? Misschien voorvoelt hij dat zijn vader, die in het voorjaar van 1878 al met<br />

gezondheidsproblemen kampte, stervende is.<br />

De geboorte van een ontdekkingsreiziger (1879 – 1880)<br />

Bezinning<br />

In mei 1879 overlijdt Schuvers vader en de reizende reporter keert naar Nederland terug. Het verlies<br />

van zijn vader, met wie hij blijkens de uitvoerige correspondentie een goede band had, moet een hele<br />

klap zijn geweest. Schuver ziet zijn positie in die zin veranderd, dat hij nu de erfgenaam is van zijn<br />

vaders handel, onroerende goederen en kapitaal. Dat brengt een nieuwe verantwoordelijkheid, maar<br />

ook nieuwe mogelijkheden met zich mee. Moet hij persoonlijk vaders koffie- en theenering<br />

overnemen? Moet hij de verslaggeving vaarwel zeggen en in Nederland blijven? Is dit het moment om<br />

wellicht een huwbare vrouw te zoeken? Het zijn vragen die velen zich in een dergelijke situatie zouden<br />

stellen.<br />

Even niet de behoefte voelend aan gevaarlijke ondernemingen in door oorlog geteisterde streken reist<br />

Schuver in 1879 vooral om vakantie te houden en tot bezinning te komen. Eerst verblijft hij in<br />

Friesland en op de Friese eilanden, dan gaat hij naar Parijs en Metz, om vervolgens kriskras door<br />

Zwitserland te trekken. 21 Ook een bezoek aan Florence is bij uitstek een toeristische aangelegenheid.<br />

Door Frankrijk heen reist Schuver tenslotte naar Groot-Brittannië, waar hij ondermeer Londen en<br />

Edinburgh aandoet.<br />

Londen<br />

De jaarwisseling van 1879 – 1880 brengt Schuver in Parijs door, vermoedelijk bij zijn neef Jan<br />

Roothaan die zich daar gevestigd heeft. In een brief aan zijn oom van 31 december 1879 zou Schuver<br />

een bepaalde nieuwjaarwens geuit hebben. De brief is niet bewaard gebleven, maar zou het gaan om<br />

de wens beroemd te worden als wetenschappelijk ontdekker, mogelijk zelfs als archeoloog? Niet<br />

onwaarschijnlijk, gezien het feit dat Schuver begin 1880 naar Londen terugkeert, waar hij een verzoek<br />

tot de Royal Geographical Society richt om een cursus praktische astronomie te mogen volgen. 22 Dat<br />

vraagt hij met het oog op een voorgenomen lange tocht door Klein-Azië en Mesopotamië. Gedurende<br />

de drie maanden dat hij in Engeland is, volgt Schuver zijn cursus, schaft hij zich de benodigde<br />

instrumenten aan en koopt notitieboeken.<br />

Opnieuw: de Balkan<br />

In het voorjaar verlaat Schuver Londen. Na in Triëst op 31 mei 1880 zijn testament te hebben<br />

opgemaakt, reist hij via de Balkan – waar hij in dienst van het Albanese leger wil treden om eventueel<br />

tegen de Grieken te vechten – naar Istanbul.<br />

Istanbul eind 19e eeuw (foto van Schuvers tijdgenoot Bonfils)<br />

7


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

De Balkan, en zeker het grensgebied tussen Albanië en Griekenland, is op dit moment roerig. 23 Bij<br />

Janina lukt het Schuver weer eens in gevangenschap te raken, ditmaal in Griekse. Ook deze<br />

gevangenschap is van korte duur, aangezien de Grieken vermoedelijk zijn verhaal geloven dat hij een<br />

toerist is –heeft hij immers niet zojuist nog het antieke Dodona bezocht en is hij niet op weg naar<br />

Korfu? Na zijn aankomst in Istanbul in november verzoekt hij de Ottomaanse regering om een<br />

vergunning om in Palmyra opgravingen te mogen verrichten op eigen kosten.<br />

Ruïnes van Palmyra (foto van Schuvers tijdgenoot Bonfils)<br />

De vergunning wordt hem geweigerd. Schuver besluit daarop naar Egypte te gaan en bereikt vóór de<br />

jaarwisseling Caïro.<br />

Caïro voor 1881 (foto van Schuvers tijdgenoot Sebah)<br />

De Blauwe Nijl<br />

Zichzelf overtreffend bedenkt Schuver het gewaagde plan de Blauwe Nijl op te varen en vervolgens<br />

het binnenland in te trekken teneinde onbekend Oost-Afrika te verkennen. Schuver wordt hierin<br />

aangemoedigd door de Amerikaan Charles Stone. 24 Die was, net als zoveel officieren, na afloop van<br />

de Amerikaanse Burgeroorlog (1861 – 1864), werkloos geworden, had zijn heil in het buitenland<br />

gezocht en was in 1870 chef-staf van het Egyptisch leger geworden. De loop van de Blauwe Nijl is in<br />

die tijd dankzij de tocht van Bruce (1769 – 1772) bekend tot het Tana Meer, maar wat daarna komt is<br />

wit op de kaart. Het christelijk keizerrijk Ethiopië (toen Abessinië geheten) is voor westerlingen nog<br />

bijna even legendarisch als het in de Middeleeuwen was. Waarschijnlijk op aanbeveling van Stone<br />

voorziet Riyad Pasha, de voorzitter van de Egyptische ministerraad, Schuver van de nodige<br />

introductiebrieven voor de lokale autoriteiten in de Soedan, aangezien elke informatie over dit gebied<br />

om militaire redenen uiterst welkom is. 25 Haastig bereidt Schuver zijn tocht voor en op 1 januari 1881<br />

gaat hij scheep om de Nijl af te varen. Hij zal onderweg door middel van correspondentie met zijn oom<br />

de meeste bestellingen doen die voor zijn expeditie noodzakelijk zijn: wetenschappelijke boeken en<br />

tijdschriften over Afrika, meetinstrumenten van diverse aard, snuisterijen en luxe geschenken om<br />

cadeau te doen, en Havana-sigaren en Edammer kaas voor zichzelf. 26 Deze moeten naar Khartoum<br />

worden verstuurd. In Egypte en de Soedan zal hij ter plekke kamelen of ezels kopen, bedienden<br />

huren, wapens aanschaffen en andere goederen die van nut zijn.<br />

8


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Schuvers motieven (I)<br />

Gezien het feit dat tot nog toe Schuvers aardrijkskundige belangstelling gericht was op Klein-Azië, de<br />

Kaukasusregio en Mesopotamië, dat hij Turks had geleerd en van plan was er opgravingen te doen, is<br />

zijn keuze voor een ontdekkingstocht in Noordoost-Afrika verrassend. Zijn eerdere bezoeken aan<br />

Egypte waren toeristisch van aard geweest en, hoewel voorbehouden aan de Europese en<br />

Amerikaanse elite, niet bepaald bijzonder. Juist zijn tocht naar Armenië en Noordwest-Iran was<br />

opmerkelijk. Het had meer voor de hand gelegen dat Schuver in West-Azië iets ondernomen had. 27<br />

Was Schuvers besluit zuiver ingegeven door een verlangen naar glorie en de praktische constatering<br />

dat die het best in de binnenlanden van Afrika gerealiseerd kon worden? De fameuze expedities van<br />

Burton, Speke Grant en Baker, van Livingstone en Stanley, alle tussen 1858 en 1876, hadden velen<br />

geïnspireerd en Schuver was bepaald niet de enige Europeaan die vanuit Khartoum de wildernis<br />

introk. Tussen 1872 en 1876 maakte de Oostenrijker Ernst Marno enige tochten naar de zuidelijke<br />

Soedan, en de etnisch Duitse Rus Wilhelm Junker bereisde van 1876 tot 1879 de Soedan. Vanaf<br />

1874 was de Duitse bioloog Friedrich Bohndorff in de Soedan actief, en in 1877 was Pellegrino<br />

Matteucci de Blauwe Nijl afgevaren maar bij Bela Shangul tegengehouden.<br />

Ook Nederlanders hadden zich in het gebied gewaagd. Hierbij valt te denken aan Alexandrine Tinne<br />

en Benjamin Nachenius.<br />

Alexandrine Tinne (1835-1869) temidden van Toeareg Benjamin Nachenius (1840-1898)<br />

Van de in de moerassen van de Bahr el-Ghazal gestrande expeditie van Tinne is Schuver op de<br />

hoogte. 28 Nachenius had, in zijn in 1878 gepubliceerde boek ‘Herinneringen aan Abessinië en Nubië’,<br />

met het idee gespeeld om van Egypte dwars door Gallaland naar Zanzibar te trekken. Dit was<br />

Schuver, die het werk gelezen had, niet ontgaan, maar hij had met dit gegeven kennelijk een tijd niets<br />

gedaan. 29 Hij haalde het pas uit de kast toen het plan om naar Palmyra te gaan werd gedwarsboomd<br />

door de Turkse overheid.<br />

Schuvers motieven (II)<br />

Wat zag Schuver in dit idee om zich dwars door Oost-Afrika naar de Indische Oceaan te begeven?<br />

Waarschijnlijk speelden voor Schuver commerciële motieven een rol. Per slot van rekening was in<br />

1869 het Suez-kanaal geopend en voor de handel tussen Europa, de Rode Zee-staten en Brits-Indië<br />

leek de toekomst veelbelovend. In de dagboeknotities die Schuver van zijn Afrikaanse reizen zou<br />

bijhouden, gaf hij blijk van interesse in de middelen van bestaan, de landbouw en de nijverheid in<br />

diverse gebieden en de bestaande handelsroutes. Verder moet bedacht worden dat Schuver contact<br />

had met een zekere Eduard van Hamersveldt, die voor de Voormalige Handelsvereeniging in Luanda<br />

werkte. 30 Mogelijk had Schuver meer connecties in het bedrijfsleven. In ieder geval speculeert<br />

Schuver dat een Nederlands agentschap in Khartoum met geringe investering in ruilartikelen een<br />

grote winst zou kunnen behalen. Dit agentschap zou ten behoeve van de Nederlandse, Belgische en<br />

9


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Rijnlandse markt gom, senna (een medicinaal kruid), ivoor en andere producten kunnen<br />

importeren. 31 Zowel de markt in Khartoum als die in Sennar beschrijft Schuver gedetailleerd. 32<br />

Het is het meest aannemelijk dat Schuver niet één, maar meerdere redenen had om op<br />

ontdekkingstocht te gaan: de zucht naar avontuur, het verlangen naar faam, en vooral de hoop veel<br />

praktische informatie, waaronder economische, te kunnen vergaren.<br />

Schuver in de Soedan (1881 – 1883)<br />

Fadasi<br />

Met als expeditieleden Giacomo Racchetti, een Italiaanse timmerman, en Jaber, een vrijgelaten<br />

slavenjongetje, bereikt Schuver in mei 1881 na een tocht van zes maanden Fadasi, een stuk ten<br />

zuiden van de Soedanese hoofdstad Khartoum. Schuver wil onderzoeken in hoeverre Fadasi een<br />

geschikte plaats is om te dienen als uitvalsbasis voor een expeditie die uiteindelijk de kust moet<br />

bereiken, ergens tussen de monding van de Juba en Zanzibar. 33 Fadasi brengt Schuver en de zijnen<br />

geen geluk. De Italiaan sterft er, Schuver wordt ziek. Zijn paard, twee ezels, twee gazelles en twee<br />

aapjes gaan er ook dood. Het is wachten op herstel en op het aflopen van de regentijd.<br />

Ongelukkigerwijs verschijnen er juist nu Schuver in de stad is voor het eerst Egyptische soldaten, die<br />

belasting komen innen. Dat is nadelig voor Schuver, die makkelijk verdacht wordt een verkenner te<br />

zijn voor de Egyptenaren. 34 Intussen verschijnen er allerlei berichten over hem in de Europese pers,<br />

het een soms nog gekker dan het andere. Zo meent het Parijse blad L’Exploration te weten dat<br />

Schuver een neef is van paus Pius IX en dat zijn eindbestemming Kaapstad is! 35 Vanuit Fadasi<br />

verstuurt Schuver zijn eerste rapporten aan de Britse Royal Geographic Society (Londen), aan<br />

Petermann’s Geographische Mitteilungen (Gotha), L’Exploration en Afrique explorée et civilisée<br />

(Geneve). 36<br />

Tussen Blauwe en Witte Nijl<br />

In augustus 1881 trekt Schuver naar het gebied van de Oromo. 37<br />

Het brongebied der rivieren Toemat, Jaboes en Jaal, kaart van Schuver gepubliceerd in het Tijdschrift van het Aardrijkskundige<br />

Genootschap<br />

Hij presenteert zich aan de lokale heersers als de ambassadeur van de verenigde koningen van<br />

Frankistan en maakt er grote indruk wanneer hij met zijn geweer in de lucht schiet of mensen naar zijn<br />

horloge laat luisteren. De landstreken van de Oromo worden verscheurd door interne rivaliteit en<br />

bedreigd door de Ethiopiërs, die er steeds meer militaire kolonisten gevestigd hebben.<br />

10


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Tijdens een van zijn verkenningstochten in deze streek ontdekt hij een groot meer, dat hij het<br />

Haarlemmermeer doopt. 38<br />

Detail van een Duitse uitgave van de kaart van Schuver met linksonder het door hem 'ontdekte' Haarlemmermeer<br />

Jammer genoeg voor Schuver zou later blijken dat wat de Nederlander voor een meer aanzag, in feite<br />

een overstroomd gebied was. In het najaar van 1881 keert hij naar Fadasi terug. Schuver maakt er<br />

een nieuwe reisgenoot: een naamloze Hongaarse zwerver die acht talen spreekt, inclusief Latijn, maar<br />

die naar oordeel van de ontdekker verder nutteloos is voor alles wat een greintje verstand vereist.<br />

Schuver verkent vervolgens tussen december 1881 en februari 1882 de vallei van de Witte Nijl en het<br />

gebied van de Berta ten westen van Fadasi, alsmede het paradijselijke land van de Kwama in het<br />

zuidwesten, tot ziekte hem dwingt terug te gaan naar Famaka. 39<br />

Berta krijger (uit: E. Marno, Reisen im Gebiete des Blauen und Weissen Nil. 1869-1873)<br />

Vanuit Famaka start Schuver eind april 1882 een tocht naar de Blauwe Nijl en het Soedanees-<br />

Ethiopische grensgebied. 40 Behalve door de Hongaar wordt hij vergezeld door Luigi Mondo, een<br />

Italiaanse apenjager die voor een Hamburgse dierentuin werkt Ook Jaber is nog steeds een hulpje<br />

van Schuver, maar heeft versterking gekregen van twee andere zwarte knapen, Khamis en Abina.<br />

Schuvers groepje ontmoet soms een wat vijandige houding, aangezien men hem voor een<br />

slavenhandelaar of Turkse spion houdt, maar er gebeurt niets vervelends. En Schuver is zo<br />

verstandig zich niet in gebied te wagen dat door de Ethiopiërs is gekoloniseerd en geannexeerd.<br />

11


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Beschuldigd van wapenhandel<br />

Half juni zijn Schuver en Mondo terug in Famaka. Daar treft Schuver een tegenslag. De plaatselijke<br />

gouverneur, een Oostenrijker, beschuldigt hem van wapenhandel met de Mahdisten,<br />

fundamentalistische opstandelingen in de Soedan die net aan het beleg van El Obeid zijn begonnen. 41<br />

Nu beschikt Schuver inderdaad over een heel arsenaal aan geweren en revolvers, omdat hij van plan<br />

is voor zijn bescherming inheemse krijgers te huren. Om die te bewapenen heeft hij meer dan 50 zeer<br />

moderne geweren en 20.000 patronen bij zich. Schuvers privélegertje zou het daarmee gemakkelijk<br />

winnen van de aanwezige Egyptische troepen. De wapens worden in beslag genomen. Op zich is de<br />

beschuldiging van wapenhandel niet uit de lucht gegrepen. Westerse wetenschappelijke expedities<br />

wilden toentertijd inderdaad wel eens wapenhandel drijven om de medewerking van lokale<br />

machthebbers te verkrijgen. Maar Schuver weigert juist altijd nadrukkelijk vuurwapens cadeau te<br />

geven of te verkopen, ook al probeert ieder lokaal potentaatje dat hij op zijn reizen tegenkomt, hem<br />

daartoe over te halen. De Nederlander is zich bewust van verschuivingen van het regionale<br />

machtsevenwicht en verhoging van het geweldsniveau die het gevolg zijn van wapenhandel, en keurt<br />

deze praktijk dan ook ten zeerste af. De ene keer dat hij er echt niet aan kan ontkomen iemand een<br />

geweer te geven, levert hij er niet de passende patronen bij, zodat het wapen niet gebruikt kan<br />

worden.<br />

Schuver moet in oktober 1882 terugkeren naar Khartoum om zich voor de autoriteiten te<br />

verantwoorden. Zo brengt hij de jaarwisseling door in Khartoum. In januari 1883 valt El Obeid in<br />

handen van de Mahdisten. Terwijl zijn zaak eindeloos in behandeling is, werkt Schuver aan drie<br />

boeken over zijn reizen en verkent hij de omgeving.<br />

Schuvers laatste tocht<br />

Nadat de beschuldiging van wapenhandel is ingetrokken, wordt Schuver door de gouverneur-generaal<br />

van de Soedan voorzien van de nodige documenten om zijn ontdekkingstocht te kunnen voortzetten.<br />

Schuver koopt voor zes maanden voorraden en verwerft nieuwe reisgezellen. Het zijn Karlo Nagy, een<br />

ontheemde, 22-jarige Hongaar die door een Duitse baron is achtergelaten en vloeiend Arabisch<br />

spreekt, leest en schrijft, en een zwart knechtje uit Darfur, genaamd Zerzur. Alles wat Schuver tot<br />

dusverre heeft verzameld aan etnografica stuurt hij op 7 juli 1883 naar Nederland.<br />

Een week later verlaat Schuver Khartoum per stoomboot naar Kawa. 42 Op de grote boot zitten ook 75<br />

geketende criminelen die naar het zuiden verbannen worden, en 400 soldaten. De Dinka, een<br />

veetelend volk in Zuid-Soedan, zijn namelijk in deze tijd in opstand gekomen en hebben twee<br />

Egyptische garnizoenen uitgemoord.<br />

Dinka's omstreeks 1895 (foto van Musée Maurice Castan in Brussel)<br />

Redenen voor de opstand zijn de ronseling van 1700 soldaten binnen een half jaar en de opgelegde,<br />

onbetaalde transportdiensten die verricht moeten worden. Hoewel de situatie gevaarlijk is en het<br />

regenseizoen begonnen is, heeft Schuver allesbehalve de behoefte om in Khartoum te blijven. In<br />

Kawa stappen Schuver en zijn metgezellen over op een andere, kleinere boot naar Meshra el-Rek.<br />

12


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Meshra el-Rek in 1879 (uit R. Gessi, Seven years in the Sudan)<br />

Van daaruit wil Schuver naar de hoofdstad van de provincie Bahr el-Ghazal reizen, en dan zijn route<br />

naar het westen vervolgen. Al twee maanden wordt het stadje Meshra, met een garnizoen van slechts<br />

70 man dat intussen leeft van plantenzaden, belegerd door de rebellen. Schuver heeft geen zin om<br />

maanden vast te zitten, nadat hij al zoveel tijd in Khartoum verloren heeft. Hij wil per se verder trekken<br />

en tegen alle adviezen in gaat Schuver met zijn twee makkers van boord. De garnizoenscommandant<br />

geeft Schuver vijf onbewapende Zande soldaten en een Dinka tolk mee.<br />

Zandekrijgers<br />

Schuver weet welk risico hij neemt en acht het zeer wel mogelijk dat hij het leven zal laten. In de<br />

laatste brief aan zijn oom schrijft hij dat het geen streven naar eer en glorie is dat hem drijft, maar dat<br />

hij bewogen wordt door iets veel nobelers, dat hij niet onder woorden wenst te brengen. Op 21<br />

augustus bereikt het groepje, de Nederlandse driekleur meevoerend, het dorp Tek, twee dagreizen<br />

verwijderd van Meshra. Aangezien slavenhandelaren nogal eens gebruik maken van de diensten van<br />

Zande soldaten bekijkt men de onbekenden argwanend. Wanneer Schuver zijn door iemand gestolen<br />

jachtgeweer wil terugpakken, ontstaat er een schermutseling. Deze keer is het geluk niet met hem. De<br />

woedende Dinka’s rijgen Schuver, zijn twee tochtgenoten en de soldaten aan hun speren. Alleen de<br />

tolk Anyar, zelf een Dinka, overleeft de slachtpartij. Na even gevangen te zijn gezet, wordt hij al snel<br />

vrijgelaten.<br />

Verwarring rondom Schuvers dood<br />

De Britse gouverneur van de provincie Bahr el-Ghazal hoort van Anyar begin september 1883 van de<br />

dood van de jonge Nederlander. 43 Hij stuurt een verkenningsgroep naar de plek des onheils, maar die<br />

vindt geen lichamen van de expeditieleden. Het lukt de autoriteiten niet de moordenaars te arresteren.<br />

Via een Duitse reiziger bereikt het tragische nieuws Khartoum, en op 16 januari vernemen de lezers<br />

van The Times het als eersten in Europa. 44 In de aardrijkskundige wereld betreurt men het verlies van<br />

de ontdekkingsreiziger.<br />

Vanaf het moment dat het bericht van Schuvers onfortuinlijk einde in de kranten verschijnt – een door<br />

O’Shea geschreven artikel kopt zelfs met ‘Another African Martyr’ – zijn er mensen die aan zijn dood<br />

twijfelen. 45 Reeds op 15 februari 1884 claimt een Nederlandse correspondent van het Aardrijkskundig<br />

13


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Genootschap dat hij uit betrouwbare bron in Khartoum heeft vernomen dat Schuver nog in leven is<br />

als gevangene van de Mahdisten. 46 Dit zou een truc zijn om te verhullen dat hij hun zijde gekozen<br />

had, iets waarvan hij immers beschuldigd was. Ook de in Egypte wonende Nederlander Jan Herman<br />

Insinger, handelaar in oudheden en fotograaf, die in de winter van 1883 – 1884 een reis maakt naar<br />

Wadi Halfa, gelooft graag dat Schuver een gevangene van de Mahdi is en zich tot de islam heeft<br />

bekeerd.<br />

Aangezien Schuver een groot kapitaal nalaat, is het voor zijn familie behalve emotioneel ook juridisch<br />

belangrijk om zekerheid te hebben over zijn lot. Wanneer er 1888 geruchten gaan dat Schuver in<br />

Omdurman zou zijn gesignaleerd, schakelt zijn oom het Ministerie van Buitenlandse Zaken in dat aan<br />

Londen opheldering vraagt. Een Brits onderzoek levert niets op, maar in 1891 duikt er een duur<br />

horloge met Schuvers naam op in Suakin aan de Rode Zee. 47 Pas in 1897 zal de successie van<br />

Schuver zijn afgehandeld. 48<br />

14


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

De Collectie Schuver<br />

De geschiedenis van de collectie<br />

De etnografica, botanica en voedingsmiddelen die Schuver in de Soedan had verzameld, verstuurde<br />

hij op 7 juli 1883 naar zijn oom F.H. Schuver in Amsterdam. Deze droeg de voorwerpen over aan de<br />

dierentuin Artis, die toen nog een volkenkundige afdeling had, waar ze in 1888 werden<br />

gecatalogiseerd. Na opheffing van deze afdeling verhuisden de objecten in 1911 naar het Koninklijk<br />

Instituut voor de Tropen (Tropenmuseum), eveneens te Amsterdam. 49<br />

In 1947 besloot het Leidse Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>, toen daarvoor de mogelijkheid werd<br />

geboden, meer dan 3000 uit alle delen van Afrika afkomstige voorwerpen van deze instelling te<br />

kopen. 50 Deze werden in de inventaris ingeschreven als serie 2668. De objecten die Schuver had<br />

verzameld, zaten hiertussen verspreid.<br />

De hervonden manuscripten<br />

Behalve de Afrikaanse voorwerpen beschikt het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> ook over de originele<br />

dagboeken van Schuver. Deze zijn in 1998 aan het museum overgedragen. Voor hij begon aan wat<br />

zijn laatste reis zou blijken te zijn, had Schuver Engelse en Franse teksten naar Engeland gestuurd,<br />

naar zijn oude bekende uit de Tweede Carlistenoorlog, de journalist M.S. de Montmorency. 51 Deze<br />

zou voor de vertaling van de Franse teksten en publicatie van het geheel in het Engels zorg dragen.<br />

Daarvan kwam niets terecht en de teksten gingen verloren. Op basis van Franse en Engelse teksten<br />

van Schuver die bij de Duitse uitgever Petermann belandden, verscheen een verkorte Duitse<br />

publicatie (1883). 52 Maar de teksten waarop deze versie was gebaseerd, zouden zelf niet bewaard<br />

blijven.<br />

Toen de Britse antropologe Wendy James, de Duitse antropoloog Gerd Baumann en de Amerikaanse<br />

historicus Douglas Johnson een integrale Engelstalige uitgave van Schuvers reisverslagen wilden<br />

verzorgen, gingen zij op jacht naar Schuvers manuscripten. In hun naam legde drs. H. Leyten contact<br />

met leden van de familie Schuver. Het was Jan Schuver uit Hengelo die, toen hij navraag deed, van<br />

een oudtante te horen kreeg dat er ooit door zijn vader, een achter-achterneef van Juan Maria<br />

Schuver, documenten in een schoenendoos waren opgeborgen. Jan Schuver ging op onderzoek in<br />

het huis waar zijn vader met het gezin gewoond had, een pand aan de Amstel. In de lange open<br />

ruimte tussen de dubbele wand boven een schuifdeur ontdekte Jan Schuver de manuscripten waar<br />

zijn oudtante het over had gehad. 53 Zo is uiteindelijk meer dan honderd jaar na zijn dood de Engelse<br />

editie verschenen die Schuver zich had gewenst. De gevonden manuscripten schonk Jan Schuver in<br />

1998 aan het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

De dagboeken van Schuver<br />

15


Schuver als etnoloog<br />

<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Het is opmerkelijk hoe Schuver, die zich toch tot 1880 voornamelijk met oorlogsverslaggeving had<br />

beziggehouden, erin slaagde voor antropologen zulke waardevolle reisverslagen te schrijven. Zijn<br />

observaties van zeden en gewoonten waren zo zorgvuldig beschreven, dat Schuvers verslagen nog<br />

gebruikt werden door Ernesta Cerulli voor haar Peoples of South-West Ethiopia and its Borderland<br />

(1956). 54 Zijn woordenlijsten van diverse in de Soedan gesproken talen en dialecten zijn vandaag de<br />

dag belangrijk voor taalkundig onderzoek. Schuver vatte zijn taak serieus op en trachtte zo<br />

wetenschappelijk mogelijk te werken. Dat neemt niet weg dat zijn reisboeken typisch 19 e -eeuwse<br />

oordelen bevatten. Uit de door Schuver zelf verzorgde Franse versie van zijn reisverslagen, die<br />

uitgebreider is dan de Engelse, blijkt dat hij bij het beschrijven van rituele gebruiken vaak een<br />

vergelijking trekt met de oude Grieken, Romeinen of Perzen, alsof hij om zich heen een levend<br />

verleden zag. Herhaaldelijke verwijzingen naar de godsdienst van de Brahmanen doet vermoeden dat<br />

hij ook deze als een eeuwenoud overblijfsel beschouwde. Zo lijkt hij uit te gaan van het idee dat er<br />

een ontwikkelingsgeschiedenis van de religie is, waarbij een oorspronkelijk animisme en polytheïsme<br />

vervangen worden door monotheïsme. De heidense Afrikaanse religie noemt Schuver naïef en<br />

onschuldig. 55 Hier komt het idee van primitieve kinderlijke zuiverheid naar voren, enerzijds aandoenlijk<br />

maar bestemd om verloren te gaan op de weg naar volwassenheid. Bij Schuver is beschaving ook<br />

een organisch proces en bovendien van rassen afhankelijk. Hij sluit niet uit dat een numeriek sterk<br />

zwart ras, met een gemeenschappelijke taal en verbonden door de islam, op een dag een duurzame<br />

monarchie zal vestigen dankzij verovering en centralisatie, zoals dat de Arabieren ten tijde van<br />

Mohammed lukte. 56<br />

Dat Schuver de militaire en bestuurlijke kracht van de islam nuttig acht voor het proces van<br />

staatsvorming, wil niet zeggen dat hij positief denkt over de islam als religie in Afrika. De islamitische<br />

bekering heeft daar slechts geleid tot hypocrisie en tirannie, geenszins tot gerechtigheid, moraliteit en<br />

broederschap, vindt Schuver. 57 In zijn notities laat hij zich soms negatief uit over islamitische personen<br />

en neigt hij naar beschrijvingen die karikaturaal aandoen. Dat maakt hem nog niet automatisch tot een<br />

anti-islamiet. Ironie en spot zijn immers stijlkenmerken die hij ten aanzien van veel onderwerpen aan<br />

de dag legt. Eerder kan men zeggen dat Schuver als overtuigd atheïst weinig respect heeft voor het<br />

verschijnsel godsdienst en er eerder de nadelen dan de voordelen van ziet.<br />

Schuver meent dat er een tweezijdige ontwikkelingsgang der beschaving is, waarbij de mensen<br />

winnen aan intelligentie en collectieve samenwerking, maar vervreemden van de natuur, kunstmatige<br />

behoeften creëren en het isolement verliezen dat soms de enige waarborg voor hun geluk vormt. 58<br />

Idealen van de Verlichting (redelijkheid en de wens tot vooruitgang) en denkbeelden van de<br />

Romantiek (natuurlijkheid en het besef van vervreemding) gaan hier op typisch laat-negentiendeeeuwse<br />

wijze hand in hand.<br />

Schuver de verzamelaar<br />

Het lijkt erop dat Schuver zijn verzameling zowel op de markt in Khartoum als in het veld heeft<br />

verworven. Alfred Edmund Brehm (1829 – 1884), de Duitse zoöloog en ontdekkingsreiziger die tussen<br />

1847 en 1852 de Soedan doorkruiste, geeft een indruk van wat er allemaal in Khartoum te koop is:<br />

koffie uit Ethiopië, Arabische gom uit Kordofan, hout en ivoor uit Centraal-Afrika, vee van de<br />

Soedanese nomaden uit de wijde omtrek, en negerslaven uit het zuiden. 59 De voorwerpen van<br />

stammen uit Noord-Kongo, waar Schuver nooit een voet gezet heeft, moet hij ongetwijfeld in<br />

Khartoum hebben gekocht. De in Khartoum levende, uit Egypte afkomstige Arabische ambachtslieden<br />

produceerden ondermeer schoenen, zadels en geverfde stoffen. 60 Tijdens zijn reizen verwierf Schuver<br />

ook objecten, bijvoorbeeld uit de streek van de Kwama. Af en toe moet hij ook, in ruil voor zijn giften,<br />

voorwerpen als tegengeschenk hebben gekregen, want hij moppert ergens in zijn dagboeken wanneer<br />

hij op een keer niet de ‘souvenirs’ ontvangt waarop hij had gehoopt. 61 Omdat Schuver in zijn notities<br />

meerdere malen voorwerpen die hij had verzameld, noemde en beschreef, en in hun culturele context<br />

plaatste, is het niet onmogelijk dat hij, behalve als souvenirs, ook de voorwerpen verzamelde met het<br />

oog op het illustreren van zijn te publiceren boeken. Dat was in die tijd heel gewoon, de sinoloog<br />

J.J.M. de Groot (1854 – 1921) deed het bijvoorbeeld tussen 1888 en 1890 in China.<br />

16


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Overzicht van de collectie (I): de etnografica<br />

In het onderstaande kan men zich in het kort oriënteren op wat de Collectie Schuver te bieden heeft.<br />

Voor meer gedetailleerde informatie is het aan te bevelen de objectbeschrijvingen te raadplegen.<br />

Zoals gezegd kan de Collectie Schuver in drie stukken verdeeld worden: de in Khartoum verzamelde<br />

objecten uit de Kongo en andere gebieden buiten Soedan, de eveneens in Khartoum aangeschafte<br />

voorwerpen uit de Soedan, en de door Schuver in het veld verworven artefacten.<br />

De uit de noordelijke Kongo afkomstige voorwerpen komen uit het gebied van de Mangbetu en de<br />

Zande. Daarbij gaat het om (werp-)messen, onderzetters, een haarpen, doosjes, schotels, stoeltjes en<br />

een tafel.<br />

Een werpmes (RMV 2668-2347), een tafeltje (RMV 2668-6) en een stoeltje (RMV 2668-22)<br />

Op de markt van Khartoum (en wellicht in een enkel geval op die van Sennar, die hij immers<br />

uitgebreid beschrijft) heeft Schuver objecten van al dan niet Arabische Soedanezen gekocht. Er is<br />

sprake van kalebassen, onderzetters en weefsels van Arabische Soedanezen. Van de Hadendoa,<br />

levend tussen de rivier de Atbarah en de Rode Zee, zijn er in de collectie enkele messen. Zeldzaam<br />

zijn de hoofdtooien en een struisvogelveer van de Blauwe Nijl Masai.<br />

Hoofdtooi (RMV 2668-2962) Dansschort (2668-1044)<br />

Uit Darfur komen waaiers, een schotel en een knots. Het meest tot de verbeelding spreken de stukken<br />

die Schuver tijdens zijn ontdekkingstochten heeft verworven. Zo zijn er van de Amam een<br />

hoofddeksel, een regenjas en enige hoofdsieraden. Van de Kwama of Koma heeft het RMV dankzij<br />

Schuver dansschorten en andere kledingstukken.<br />

17


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Overzicht van de collectie (II): de manuscripten<br />

Behalve de in het Engels en Frans geschreven grotere manuscripten die de tekst voor twee boeken<br />

bevatten, trof Jan Schuver op de berging veel meer handgeschreven materiaal aan. Zo was er een<br />

zwart notitieboek met een lijst van door Schuver gestuurde, en door zijn oom naar hem verzonden<br />

brieven, met een korte aantekening over de inhoud. Ook bevatte het lijsten van Schuvers etnografica,<br />

de in Egypte gekochte foto’s en de boeken die in zijn kamer in Marseille werden aangetroffen. Andere<br />

notitieboeken bevatten reisverslagen in het Nederlands en Engels, alsmede een overzicht in het Frans<br />

van al zijn reizen sinds 1871. Verder waren er woordenlijsten betreffende een aantal in de Soedan<br />

gesproken talen, metereologische observaties en plaatsbepalingen, alsmede schetsen voor<br />

landkaarten. Een deel van de inhoud van de notitieboeken en ook de woordenlijsten zijn in de Engelse<br />

uitgave van Schuvers reisdagboeken als appendices gepubliceerd.<br />

Gerelateerde collecties in het RMV<br />

Tussen 1885 en 1913 werden door het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> meer series verworven,<br />

waarin objecten uit de Soedan zijn te vinden. In 1885 worden de Collectie Riebeck (10 voorwerpen)<br />

en de Collectie Schlüter (64 voorwerpen) aangeschaft. In de eerstgenoemde gaat het om voorwerpen<br />

die op dit moment nog niet zijn gespecificeerd en slechts als 'Soedanees’ gekenmerkt kunnen worden.<br />

De laatstgenoemde bevat onder andere voorwerpen van de Zande, Dinka en Mangbetu, etnische<br />

groepen waarvan Schuver ook objecten verzamelde. Schlüter had belangstelling voor wapens en er<br />

bevinden zich relatief veel speren en pijlen in zijn collectie, plus enige slag- en steekwapens<br />

Interessant zijn hier de Dinka speren, omdat immers Schuver door verwonding met zulk een wapen<br />

het leven liet.<br />

Dinkaspeer (RMV 484-15)<br />

Van de verzamelaar G.A, Krause, voornamelijk in West-Afrika actief, kocht het RMV in 1889 ook circa<br />

dertig Soedanese objecten, waaronder olifantsstaarten, tabaksdozen en pijlenkokers met pijlen,<br />

voorwerpen die in de Collectie Schuver ontbreken. In 1890 en 1893 kwam het RMV dankzij<br />

schenkingen van de in Afrika verzamelende handelaar A. Greshoff in het bezit van onder meer wat<br />

Mangbetu en Nzakara voorwerpen. Lenthold verzamelde een dertiental figuurtjes, waaronder een<br />

slangenbezweerder, een biddende moslim en een leraar van een madrasa (koranschool), die in 1893<br />

door het RMV gekocht werden. Deze illustreren heel aardig het leven in Soedan. Tenslotte noemen<br />

wij hier de kleine Collectie Cosman, gekocht in 1913, met een twintigtal objecten van Soedanese<br />

groepen als de Beja, Fur en Shilluk. Opvallend is hier een Brits-Indiase dolk (nu helaas administratief<br />

zoek), mogelijk afkomstig van een militair uit het Indisch Leger die betrokken was bij de pacificatie van<br />

de Soedan.<br />

De betekenis van Schuvers verzameling<br />

De Collectie Schuver is de oudste verzameling uit de Soedan waarover het RMV beschikt. Daarnaast<br />

is het, vergeleken met de bovengenoemde collecties, tevens de grootste uit het laatste kwart van de<br />

19 e eeuw en het begin van de 20 e eeuw.<br />

18


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

De Collectie Schuver bevat voorwerpen die door contemporaine verzamelaars niet werden<br />

meegenomen. Zo treffen we de zitstoelen van de Zande elders niet aan. Ze lijken de speciale<br />

belangstelling van Schuver te hebben, die ook als enige twee Mbole stoeltjes heeft, of ze waren zeer<br />

zeldzaam. In de Collectie Riebeck vindt men enkele Soedanese kalebas-schalen, maar daar blijft het<br />

bij. De vijftien schalen van Schuver vallen dus wel op door hun aantal. Het lijken producten die<br />

vanwege hun praktisch nut net zo goed door toeristen als door de inheemse bevolking gekocht<br />

kunnen worden. Doosjes, schotels en onderzetters van de Zande vind je alleen bij Schuver. Uniek zijn<br />

de voorwerpen die hij van de Kwama verzamelde, en in het grensgebied met Ethiopië. Bijzonder<br />

waardevol zijn ook de manuscripten, met Schuvers observaties over de zeden en gewoonten van de<br />

volken door wiens gebied hij reisde.<br />

Door allerlei oorzaken, onder andere al dan niet gedwongen migratie, grenswijzigingen en Ethiopische<br />

kolonisatie, een zich in de Soedan in snel tempo doorzettende arabisering en islamisering, en bovenal<br />

een aanhoudende, verwoestende burgeroorlog, is veel cultuurgoed verloren gegaan, zowel in<br />

geestelijke als in materiële zin. Schuvers notities over de cultuur en taal van bepaalde etnische<br />

groepen, en een deel van de voorwerpen die hij verzamelde, zijn de enige overgebleven<br />

getuigenissen uit het verleden van de zuidoostelijke Soedan of Zuidwest-Ethiopië.<br />

19


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Publicaties van Schuver in diverse talen 62<br />

Gebruikte afkortingen:<br />

AEC Afrique explorée et civilisée, Geneva, 1879 – 94.<br />

BSKG Bulletin de la société khédiviale de géographie, Cairo.<br />

LES L’Esploratore, Milan.<br />

LEX L’Exploration: Journal de conquêtes de la civilisation sur tous les points du globe,<br />

Paris.<br />

PM Petermann’s Geographische Mitt[h]eilungen, Gotha.<br />

PRGS Proceedings of the Royal Geographical Society, London.<br />

TAG Tijdschrift van het Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, Amsterdam.<br />

Publicaties van en over Schuver in het Nederlands<br />

‘Schuver’s reis in Centraal-Afrika’ [heeft betrekking op de notities in PRGS in 1881, pp. 587 en 736],<br />

TAG, vi, 1 jan. 1882, Mededeelingen, pp. 11-12.<br />

‘Schuver’s reis in Centraal-Afrika’ [brieven van Schuver aan PM van 10 sept. en 18 okt. 1881, in het<br />

Nederlands vertaald], TAG, vi, 2 Maart 1882, Mededeelingen, pp. 47-8.<br />

‘Reis van J.M. Schuver’, notitie en vertaalde brieven uit PM van 8 mei, 8 juni en 12 juli, 1882, TAG, vii,<br />

1 Jan 1883, Mededeelingen, pp. 14-15.<br />

‘De Reizen van Juan Maria Schuver in het gebied van den Blauwen Nijl’, door C.M. Kan, TAG, vii, 2<br />

March 1883, pp. 80-101 [waarin een uitgebreide inleiding door de uitgever, waarnemingen en<br />

metingen, woordenlijsten van het Sienetjo en Goma, en een Nederlandse versie in kleur van kaarten<br />

van de bronnen van de Tumat etc.].<br />

‘Juan Maria Schuver’s publicatie’, nieuws over de publicatie van de Reisen en het laatste vertrek naar<br />

de Witte Nijl, door C.M. Kan; brieven van 10 en 15 juli uit Khartoum, TAG, vii, 4 Oct. 1883,<br />

Mededeelingen, pp. 113-14.<br />

Necrologie van Giacomo Rachetti, door C.M. Kan, ibid., p. 134.<br />

Korte notitie, door C.M. Kan, TAG, 2de serie, i, 1884, p. 3.<br />

‘Nijlreizen. Schetsen van Juan Maria Schuver’, inleiding door de uitgever, ibid., pp. 119-24; ‘Kairo-<br />

Korosko’, door Schuver, pp. 124-34.<br />

‘De waarschijnlijkheid van Schuver’s dood’, notitie over het bericht van Schuvers dood, en gerezen<br />

twijfel door Insingers mededeling in Luxor dat hij mogelijk door de Mahdi gevangen genomen is, ibid.,<br />

pp. 158-9.<br />

‘Nijlreizen... [vervolg.]: De Woestijnreis’, ibid., pp. 191-205.<br />

‘Laatste schrijven van J. H. Schuver’, Schuvers laatste brief in het Duits aan Prof. Behm, beschikbaar<br />

gesteld door de familie Schuver in Amsterdam, gedateerd 16 augustus 1883, ibid., pp. 237-9.<br />

‘Nijlreizen... [vervolg]’, ibid., pp. 267-80.<br />

Bedankbrief van de uitgever aan Behm, ibid., pp. 315, 331.<br />

‘Schuver’s dood door Lupton Bey bevestigd’, ibid., p. 375.<br />

20


Kort bericht, ibid., p. 411.<br />

<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

‘Nijlreizen... [vervolg]: Kameelreis. Kartoem – Famaka’, ibid., pp. 560-76, en pp. 668-83.<br />

‘Juan Maria Schuver’, door P.J. Veth, Eigen Haard, 1884, pp. 394-8, en pp. 409-11.<br />

Publicaties van Schuver in het Duits<br />

‘Von Cairo nach Fadassi, 1. Januar bis 12 July. 1881’, PM, xxviii, 1882, pp. 1-4.<br />

Brieven met nieuws uit Fadasi, 10 sept. en 18 okt.1881, ibid., p. 70.<br />

Brief van 5 jan. 1882, ibid., p. 191.<br />

Korte notitie, ibid., p. 350.<br />

Brieven met nieuws uit Gubba en Famaka, 8 mei, 8 juni en 12 juli 1882, ibid., pp. 389-90.<br />

Brief met nieuws uit Famaka, 25 sept. 1882, PM, xxix, 1883, pp. 71-2.<br />

‘Juan Maria Schuver’s Karte von Quellgebiet des Tumat, Jabus und Jal’, ed. E. B., ibid., pp. 105-7, en<br />

plaat 4.<br />

Brief met aantekeningen betreffende de kaart van Tumat etc., ibid., pp. 194-5.<br />

Brief over de watermassa van de Nijl te Khartoum, ibid., p. 270.<br />

Brief over Darfur vanuit Khartoum, ibid., p. 311.<br />

Reisen in oberen Nilgebiet. Erlebnisse und Beobachtungen auf der Wasserscheide zwischen Blauem<br />

und Weissem Nil und in den ägyptisch-abessinischen Grenzländern 1881 and 1882, supplement No.<br />

72 bij PM, met een inleiding van de uitgever door E. Behm, Gotha, 1883.<br />

Brief uit Kawa met nieuws over het aanstaand vertrek, juli 1883, PM, xxix, 1883, p. 388.<br />

‘Chartum und der ägyptische Sudan’, PM, xxx, 1884, pp. 52-7, met Schuvers kaart van de streek<br />

rondom Khartoum, bij plaat 3. Een stuk van de uitgever met informatie over Schuvers werk.<br />

Publicaties van Schuver in het Frans<br />

Brief van Schuver aan Stone Pacha (19 maart 1881), AEC, ii, 1880-81, pp. 834-5.<br />

Brief aan de uitgever (met commentaar van de redactie) vanuit Fadasi, 18 okt. 1881, ibid., pp. 173-6.<br />

Brieven aan de uitgever vanuit Gubba, 8 juni 1882, en uit Famaka, 12 juli 1882, ibid., pp. 317-18.<br />

‘Voyage à travers l’Afrique’, brief aan de uitgever, LEX, xiii, 1882, pp. 158-60.<br />

‘Les sources du Toumat, du Yabous, et du Yal’, BSKG, 2de serie, iii, 1882, pp. 93-107 (hierin een brief<br />

van Schuver aan Stone Pacha, 11 dec. 1882, en een lijst met waarnemingen en metingen, de kaart –<br />

in het Frans – en woordenlijsten van het Senetjo en Goma in Franse transcriptie).<br />

Notitie over riviermetingen uit PM, LEX, xvi, 1883, p. 462.<br />

Een citaat uit Le Moniteur égyptien, ibid., p. 597.<br />

21


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Brief aan de uitgever vanuit Khartoum, 27 dec. 1882, AEC, iv, 1883, pp. 62-3.<br />

Informatie over de situatie in de Soedan (verzonden in mei 1883 en later), ibid., pp. 177-8, and pp.<br />

201-2.<br />

Brief aan de uitgever (19 juni 1883) met commentaar op de situatie in de Soedan, ibid., p. 230.<br />

Aanbevolen literatuur<br />

De Carlistenoorlogen<br />

R. Carr, Spain 1804 – 1975, Clarendon Press, Oxford, 1982<br />

De Balkan<br />

C. en B. Jelavich, The establishment of the Balkan national states, 1804 – 1920, University of<br />

Washington Press, Seattle / Londen 1986<br />

Het Ottomaanse Rijk / Turkije<br />

J. Matuz, Das Osmanische Reich. Grundlinien seiner Geschichte, Wissenschaftliche<br />

Buchgesellschaft, Darmstadt 1990<br />

E.J. Zürcher, Een geschiedenis van het moderne Turkije, SUN, Nijmegen 1995<br />

Europese ontdekkingsreizigers in Afrika<br />

C. Hibbert, Africa explored. Europeans in the dark continent 1769 – 1889, Penguin Group, Londen<br />

1988<br />

Egypte<br />

P.J. Vatikiotis, The history of modern Egypt, Weidenfeld and Nicolson, Londen 1991<br />

De Mahdistenoorlog<br />

A. Moorehead, The White Nile, Penguin Group, Londen 1983<br />

Soedan en Ethiopië<br />

A. Moorehead, The Blue Nile, Penguin Group, Londen 1983<br />

22


Noten<br />

<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

1 W. James, G. Baumann en D.H. Johnson (eds.), Juan Maria Schuver’s travels in North East Africa 1880 - 1883, The Hakluyt<br />

Society, Londen 1996, p. xxii Voortaan geciteerd als 'Travels’.<br />

2 'Travels’ p. xxiii<br />

3 'Travels’ p. xxiii<br />

4 'Travels’ p. xxiii<br />

5 Omdat Pruisen een telg uit het geslacht Hohenzollern op de Spaanse troon probeerde te plaatsen, vreesde Napoleon III van<br />

Frankrijk een omsingeling van zijn land. Toen kanselier Otto von Bismarck nog eens extra olie op het vuur gooide en de<br />

ontstane crisis verergerde, verklaarde Frankrijk op 15 juli 1870 Pruisen de oorlog. De strijd verliep voor Frankrijk rampzalig en<br />

leidde tot het afzetten van de keizer en het uitroepen van de Derde Republiek (4 september 1870). De oorlog werd in eerste<br />

instantie beëindigd door de wapenstilstand van 26 januari 1871 en de capitulatie van Parijs twee dagen later. De dragonders;<br />

'Travels’ p. 348<br />

6 Op 1 maart 1871 besloot de Nationale Assemblee in Parijs de oorlog definitief te beëindigen en de Duitse vredesvoorwaarden<br />

te accepteren, inclusief een symbolische maar toch zeer vernederende tweedaagse bezetting van de hoofdstad door Duitse<br />

soldaten op 1 en 2 maart. De Parijzenaars, en bovenal de Nationale Garde, getergd door Duitse bombardementen en<br />

uithongering, slikten dit niet en wilden de oorlog voortzetten. Een opstandige sfeer ontstond en op 18 maart zette de Nationale<br />

Garde het gemeentebestuur af en proclameerde Parijs tot vrijstad. Parlement en regering vluchtten naar Versailles. Op 28<br />

maart kreeg de gekozen Commune van Parijs de bestuursbevoegdheid. Pas toen Franse krijgsgevangenen door de Duitsers<br />

waren vrijgelaten en bewapend, kon de Franse regering op 2 april beginnen aan de herovering van de hoofdstad. Eerst werd de<br />

ring van forten rond de hoofdstad ingenomen. De Duitse troepen rond Parijs stonden erbij en keken ernaar. Als tegenprestatie<br />

voor de ontvangen Duitse steun en omdat men ook moeilijk anders kon, tekende de Franse regering op 10 mei het<br />

Vredesverdrag van Frankfurt. Op 21 mei openden de 130.000 man sterke regeringstroepen de aanval op Parijs zelf. In één<br />

week werden tussen de 20.000 en 30.000 gardisten en burgers afgeslacht of standrechtelijk geëxecuteerd. Schuver en zijn<br />

vader hebben echt geluk gehad dat zij niet in de bloedige straatgevechten verzeild zijn geraakt. Dat vader en zoon zich in de<br />

belegerde stad waagden zegt het nodige over hun onverschrokken karakter.<br />

7 Voor de route in 1871 – 1872 zie 'Travels’ p. 348<br />

8 In zijn testament, opgemaakt 31 mei 1880 in Triëst, laat Schuver 10.000 gulden na aan de prostituee Hanna Grey, die zoals hij<br />

uitlegt gevonden kan worden indien men zich tot Miss Benson wendt, die de 'Dames Cabinets’ bij Charing Cross Station<br />

beheert. Het is niet precies bekend wanneer Schuver deze dame heeft leren kennen. Hoewel hij ook in 1875 en 1879 Londen<br />

bezoekt en bij die gelegenheden contact gehad zou kunnen hebben, is de veronderstelling dat Schuver van Hanna’s diensten<br />

gebruik heeft gemaakt niet geheel onredelijk. Dat hij haar in zijn laatste wilsbeschikking noemde, geeft wel aan dat Schuver<br />

geen burgerlijke fatsoensrakker was. Helaas zou men Hanna Grey na Schuvers dood niet kunnen opsporen. Voor het<br />

testament zie “Travels’ p. 361 – 363, en de afloop met Hanna p. 244<br />

9 Schuver junior zou een passie voor literatuur blijven houden. Hij las werken van bekende schrijvers als Milton, Racine,<br />

Dickens en Scott. Zelf probeerde hij ook met flair te schrijven. Daarnaast interesseerde hij zich voor de geschiedenis en cultuur<br />

van de klassieke oudheid. Hij liet geen kans onbenut om archeologische vindplaatsen te bezoeken wanneer die op zijn route<br />

lagen, maar ging er soms ook speciaal naar op zoek. Hoewel hij ongodsdienstig was, hadden de grote wereldgodsdiensten wel<br />

zijn belangstelling, en uit zijn reisverslagen wordt duidelijk dat hij daarover gelezen moet hebben. Schuver had een talenknobbel<br />

en leerde makkelijk vreemde talen, wat hem natuurlijk goed van pas kwam. Door al deze zelfstudie was hij toch erudiet te<br />

noemen. Deze eruditie gekoppeld aan enig literair vermogen en een voor zijn leeftijd grote bereisdheid maakten hem tot een<br />

jongeman die toch maatschappelijk zonder veel moeite mee kon komen.<br />

10 In 1870 had de Spaanse Cortes hertog Amadeus van Aosta, uit het Huis van Savoye, tot koning gekozen, maar hij werd door<br />

het volk en politieke tegenstanders nooit geaccepteerd. Door het leger in de steek gelaten en geconfronteerd met een paar<br />

aanslagen op zijn leven bedankte hij in 1873 voor de eer. De radicale Cortes stelde een grondwet op voor een federatieve<br />

republiek op vrijwillige basis, die in de acht maanden van haar bestaan vier presidenten zou verslijten. Deze zwakke republiek<br />

werd door de monarchisten, die Don Carlos III als troonpretendent steunden, bestreden. De monarchisten hadden vooral hun<br />

basis in Noord-Spanje, met name Baskenland. In januari 1874 riep generaal Francisco Serrano y Dominguez de militaire<br />

dictatuur uit en uiteindelijk koos het leger op 24 november Alfons XII, een zoon van de vroegere koningin Isabella, tot koning.<br />

Nu ontwikkelde zich een fase, waarin monarchisten tegenover monarchisten stonden, want de Carlisten weigerden de wapens<br />

neer te leggen en zetten hun guerrilla voort. In de loop van 1875 werden eerst Catalonië en Aragon op de Carlisten veroverd,<br />

daarna was het Baskenland aan de beurt. In februari 1876 viel Pamplona. Don Carlos vluchtte naar Frankrijk en 10.000 van zijn<br />

aanhangers werden verbannen. In juli vaardigde een nieuw gekozen Cortes een nieuwe grondwet uit en daarmee was een<br />

woelig hoofdstuk uit de Spaanse geschiedenis afgesloten.<br />

11 Voor Schuvers tochten in deze periode zie 'Travels’ p. xxiv, 348, 350<br />

12 Over het sociale leven van Juan Maria Schuver in Nederland is, bij gebrek aan bronnen, weinig bekend. In het algemeen kan<br />

op basis van zijn testament gezegd worden dat Schuver waarschijnlijk een goed contact had met de tweede vrouw van zijn<br />

vader, Maria Eskes, aan wie hij zijn onroerend goed (vier panden in Amsterdam en een in Haarlem) of het vruchtgebruik<br />

daarvan nalaat. Verder lijkt hij gesteld te zijn geweest op oom Jan Roothaan en tante Trui Hegger, zijn oom Frits Schuver, met<br />

23


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

wie hij na de dood van zijn vader uitvoerig correspondeerde, en neef Jan Schuver, de neven Jan en Karel Roothaan, nichtje<br />

Anna en achternichtje Trees Roothaan, aan wie hij niet onaanzienlijke geldbedragen legateerde. Met wie Schuver buiten zijn<br />

familie omging blijft onduidelijk. In principe was hij iemand die makkelijk met mensen van alle rangen en standen omging, van<br />

de handelaar Eduard van Hamersveldt tot de sigarenboer Christiaan Tersteeg. Na 1870 verkeerde Schuver nauwelijks meer in<br />

Nederland.<br />

13 De moderne oorlogsverslaggeving ontstond in Engeland ten tijde van de Krimoorlog (1854 – 1856). In plaats van alleen te<br />

vertrouwen op officiële legercommuniqué’s of berichten van officieren, stuurde de redactie van The Times reporter Russell naar<br />

het oorlogsgebied. Russells kritische berichtgeving leidde tot de geboorte van de eerste militaire censuurorder en de eerste<br />

fotopropaganda van regeringszijde om het thuisfront gerust te stellen. Met het verschijnen van steeds meer kranten en de<br />

verbetering van communicatiemiddelen groeide het legioen oorlogscorrespondenten fors. Van de Amerikaanse Burgeroorlog<br />

(1861 – 1865) werd door vele honderden journalisten verslag gedaan. En ten tijde van de Frans-Duitse Oorlog vochten de<br />

verslaggevers bijna met elkaar om als eerste nieuws naar hun krant te kunnen sturen. Beroemd is George Smalley van The<br />

New York Tribune die, om zijn concurrenten het gebruik van het enige telegraafkantoor in de buurt te ontzeggen, de telegrafist<br />

na zijn bericht over de Slag bij Gravelotte de complete werken van Shakespeare liet doorseinen. Het kostte de krant 5.000<br />

pond, maar men had wel een scoop! De oorlogsjournalisten van het eerste uur waren welopgeleide en welgestelde,<br />

kosmopolitische mannen, die vaker nieuwsgaring afwisselden met meer literair werk, en die militair avonturisme combineerden<br />

met gedurfde reizen. John O’Shea noemde zichzelf 'de Ierse bohémien’, wat wel aangeeft dat er sprake is van een bepaalde,<br />

bewust aangemeten levensstijl. Kerkelijke religie hoorde daar wat Schuver betreft niet bij: hij liet in zijn testament expliciet de<br />

bepaling opnemen dat hij geen mis of eredienst, noch een uitvaartprocessie wenste.<br />

14 Voor de reizen in deze periode zie 'Travels’ p. 348 - 351<br />

15 In de negentiende eeuw was de Balkan een even grote vuurhaard als in de twintigste. Onafhankelijkheidsaspiraties van<br />

diverse volken op de Balkan, die etnisch, linguïstisch en religieus verschilden van hun Turkse overheersers, leidden<br />

herhaaldelijk tot opstand en oorlog. In 1875 kwamen Bosnië en Herzegovina in opstand en de rebellen konden op grote<br />

sympathie van Servië en Montenegro rekenen. De Turken konden de opstand niet onderdrukken en in april 1876 brak in<br />

Bulgarije oproer uit. Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Groot-Brittannië gingen zich met de zaak bemoeien en eisten<br />

constitutionele en staatkundige hervormingen van het Ottomaanse Rijk. In Istanbul ontstond een bestuurlijke crisis: sultan Abdul<br />

Aziz werd afgezet, Murad V besteeg in mei de troon, Abdul Hamid II in augustus. De ogenschijnlijke zwakte van de Turken en<br />

de aankomst van een Russisch vrijwilligersleger in Servië verleidden Servië en Montenegro ertoe het Ottomaanse Rijk de<br />

oorlog te verklaren. De Turken versloegen de Serviërs tweemaal bij Aleksinac (9 augustus en 1 september) en daarna bij Djunis<br />

(29 oktober); ook Montenegro werd, hoewel het zich met meer succes verweerde, onder de voet gelopen. Voor het einde van<br />

het jaar was de oorlog over.<br />

16 Voor de Egyptereis zie 'Travels’ p. 349, 352 - 353<br />

17 Schuver is altijd gek op huisdieren geweest die zich toevallig in of bij zijn verblijfplaats ophielden. Dieren hadden meer last<br />

van eenzaamheid dan mensen, meende Schuver, en hij schonk ze dan ook graag aandacht, of het nu ging om Angorakatjes in<br />

Koeskoendsjoek (Turkije) of Sky terriërs in Edinburgh. De vraag is natuurlijk of Schuver zichzelf eenzaam voelde. Je krijgt de<br />

indruk dat hij in het buitenland zoveel mogelijk contact met mensen had en in ieder geval liever niet alleen was. Een deel van de<br />

contacten was ongetwijfeld vooral praktisch. Hij bezocht consuls die hem bij zijn reizen van dienst konden zijn, zoals de<br />

Nederlandse in Ancona, de Turkse in Dubrovnik of de Duitse in Luxor. Uiteraard ging hij om met allerlei civiele en militaire<br />

gezagsdragers, vooral Turkse. Verder trok Schuver als het even kon op met collega-journalisten en met andere Europeanen,<br />

bijvoorbeeld met een Franse suikerfabrikant in Egypte (1877) of met een priester van onbekende nationaliteit in Armenië (1878).<br />

Daarbij ging het behalve om veiligheid ongetwijfeld ook om wat aanspraak. Bovendien waren er tot 1879 altijd zijn vader en<br />

daarna zijn oom waarmee Schuver uitvoerig correspondeerde. Wanneer Schuver helemaal alleen was, bracht het schrijven van<br />

brieven hem grote opluchting, zo bekende hij de heer John Coles, secretaris van de Royal Geographical Society. Contact met<br />

mensen was dus ontegenzeglijk belangrijk voor hem. Schuver kon soms wel eens bot en agressief overkomen, maar dat was<br />

een pose die hij aannam om zichzelf te handhaven in moeilijke situaties. Dat het spreekwoord 'ruwe bolster, blanke pit’ zeer op<br />

hem van toepassing is, blijkt wel uit het feit dat hij bij leven mensen die financieel omhoog zaten, geld leende, en in zijn<br />

testament een deel van zijn onroerend goed schonk aan het Burgerziekenhuis van Amsterdam; drie oude bedienden van zijn<br />

vader bedacht hij met een levensverzekering en een klein vast weekinkomen.<br />

18 De Russen vielen met een leger van ongeveer 300.000 man en 1200 stukken geschut Roemenië binnen, dat zich op 21 mei<br />

onafhankelijk van het Ottomaanse Rijk verklaarde. De Turken hadden in hun Balkanprovincies 135.000 soldaten en circa 450<br />

kanonnen, en de Russen verwachtten een makkelijke overwinning. Het strategisch doel van het Russisch opperbevel was de<br />

stad Edirne (Adrianopel). In juni volgde de invasie van Bulgarije. Daar liep de aanval vast doordat de Russen, terwijl de weg<br />

naar Edirne open lag, onnodig aan de belegering van Plevna begonnen. De stad gaf zich op 10 december over. Door dit lange<br />

oponthoud werd Edirne pas op 19 januari 1878 bereikt. In oktober 1877 openden de Russen een tweede front in de Kaukasus.<br />

Het Turkse leger werd gedwongen zich terug te trekken in de forten van Kars en Erzerum. Kars viel op 18 november 1877 en<br />

de positie van de belegerde Turken in Erzerum verslechterde met de week. De oorlog werd echter in Europa beslist, toen<br />

Russische troepen voor de verdedigingslinies van Istanbul verschenen en men op 31 januari 1878 een wapenstilstand<br />

overeenkwam. Op 3 maart 1878 sloten de twee rijken de Vrede van San Stefano, waarbij Bulgarije, Servië, Montenegro en<br />

Roemenië onafhankelijk werden. De onafhankelijkheid die de Bulgaren verwierven werd echter onder druk van de<br />

grootmachten ingetrokken bij het Verdrag van Berlijn (13 juni 1878). Hun grondgebied werd met de helft gereduceerd en wat er<br />

over bleef kreeg slechts autonome status onder Russische supervisie. De Serviërs moesten volgens hetzelfde verdrag lijdzaam<br />

toezien hoe Oostenrijk - Hongarije Bosnië en Herzegovina, waar veel Serviërs woonden, annexeerde. De kiemen voor nieuwe<br />

bloedige conflicten waren gezaaid.<br />

19 Voor deze periode zie 'Travels’ p. 349 – 351, 353 - 354<br />

20 Schuver liet geen mogelijkheid onbenut om bergen te bestijgen. Dat dit een sportieve uitdaging voor hem is bewijst het feit dat<br />

Schuver meestal trots de bereikte hoogte in voeten noteert. Tijdens reizen door Spanje in 1871 en 1873 beklom hij<br />

respectievelijk de Mulhacen (15.500 voet) en de Poset (14.000 voet), terwijl hij in 1871 in Frankrijk de Mont Blanc besteeg. In<br />

24


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

1874 beklom hij op Tenerife een 15.000 voet hoge berg. Met 16.500 voet is de Ararat de hoogste berg die Schuver in zijn leven<br />

bedwong. Zo lijkt het net of Schuver van alles wat hij in zijn leven onderneemt een prestatie wil maken. Toch schreef hij in een<br />

meer beschouwelijke bui ooit, dat men een mens niet moest beoordelen op wat hij gedaan had, maar op wat hij had nagelaten<br />

te doen.<br />

21 Voor de vakantiereizen zie 'Travels’ p. xxvi, 349, 354<br />

22 'Travels’ p. 251<br />

23 De Vrede van San Stefano (3 maart 1878), die een einde maakte aan de Russisch-Turkse Oorlog, bepaalde dat delen van<br />

het in meerderheid islamitische Albanië, welks grondgebied toen tot het Ottomaanse Rijk behoorde, zouden toevallen aan het<br />

orthodox-christelijke Bulgarije en Montenegro. Daarmee was 'de Albanese kwestie’ geboren. In juni 1878 werd in Kosovo de<br />

Liga van Prizren opgericht, die als doel het behoud van de territoriale integriteit van het Ottomaanse Rijk, in het bijzonder van<br />

de Albanese gebieden, nastreefde. Terwijl er plaatselijk in Albanië gevechten waren uitgebroken, bepaalde het Verdrag van<br />

Berlijn (13 juni 1878) dat Bulgarije alle en Montenegro vrijwel alle claims op Albanees land moest laten varen; Griekenland, dat<br />

in 1878 met de Turken in oorlog was geraakt, kreeg een stukje grondgebied in wat nu Epirus heet. Het verdrag stipuleerde<br />

verder, dat bestuurlijke wijzigingen binnen het Ottomaanse Rijk (lees: de unificatie van de vier Albanese districten) toegestaan<br />

waren. De sultan voelde hier niets voor en liet, toen de Liga van Prizren steeds meer aandrong op autonomie, in 1881 het leger<br />

de stad Prizren aanvallen.<br />

24 'Travels’ p. cii<br />

25 Van 1863 tot 1879 heerste de khedive (onderkoning) Ismail over Egypte, dat toen nog deel uitmaakte van het Ottomaanse<br />

Rijk. Ismail voerde behalve een binnenlandse moderniseringspolitiek ook een agressieve zuidwaarts gerichte expansie. Tussen<br />

1865 – 1875 werden campagnes gevoerd om de Rode Zeekust onder controle te krijgen (Suakim, Massawa, Harar). Van 1871<br />

– 1879 waren de Soedan en de Boven-Nijl doel van militaire expedities. In 1875 verklaarde koning Johannes IV van Abessinië<br />

Egypte de oorlog, enerzijds bang voor een Egyptische omsingeling en anderzijds in de hoop de binnenlandse eenheid te<br />

bevorderen van zijn door rebellie geteisterde land. Hij versloeg de Egyptische troepen bij Aussa (13 november 1875) en Gura<br />

(25 maart 1876). Een Egyptische poging in 1877 om Guru en Gondar te veroveren mislukte. Beide zijden zagen van verdere<br />

grootschalige acties af. De Egyptische belangstelling voor Abessinië werd ontmoedigd door de Britten, die in 1867 –1868 een<br />

invasie hadden gepleegd en hun eigen imperialistische plannetjes uitbroedden. Zij waren niet de enigen: ook Frankrijk en Italië<br />

aasden op Abessijns gebied (in 1882 verwierven de Italianen hun eerste kolonie in Eritrea). Riyad Pasha zie 'Travels’ p. xxxix<br />

26 'Travels’ p. 355<br />

27 De reisgidsen, handboeken, grammatica’s en woordenboeken die Schuver in zijn bezit had, en die in een kamer die hij<br />

kennelijk in Marseille had waren achtergelaten, hadden betrekking op Europa en het Turkse Rijk in Azië. Er zat niets met<br />

betrekking tot Afrika bij. Dit is nog een aanwijzing dat Schuver geen bijzondere interesse voor dit werelddeel aan de dag legde.<br />

('Travels’ p. xxiii) En wanneer hij over godsdienst spreekt, brengt hij naast de islam enige malen het brahmanisme en de Dalai<br />

Lama ter sprake, terwijl hij noch de inheemse religies van Midden- en Zuid-Amerika, noch die van Oceanië noemt. Ook hierin<br />

geniet Azië een voorkeur.<br />

28 Voor Schuvers kennis over Tinne zie : P.J. Veth, 'Juan Maria Schuver’ in Eigen Haard 1884, p. 410.<br />

29 Voor Schuver over Nachenius zie : 'Nijlreizen'. Schetsen van Juan Maria Schuver’ in: Tijdschrift van het Nederlandsch<br />

aardrijkskundig Genootschap serie 2, 1, 1884 pp. 128-129<br />

30 Vermeld in Schuvers testament, 'Travels’ p. 362<br />

31 'Travels’ p. 280<br />

32 'Travels’ p. 272 – 280 (Khartoum) en 286 – 294 (Sennar)<br />

33 'Travels’ p. 3<br />

34 'Travels’ p.45<br />

35 'Travels’ p. xliv<br />

36 Schuver had voor hij naar Afrika vertrok geen ander contact in de wetenschappelijke wereld dan de heer Coles van de Royal<br />

Geographic Society. Een nieuw en zeer waardevol contact was dr. E. Behm, de uitgever van Petermanns Mitteilungen. Deze<br />

had via H. Behm, de zakenpartner van Schuvers oom in Amsterdam, een brief naar Schuver gestuurd terwijl hij in Fadasi was.<br />

Dankzij Behm kon Schuver in de Mitteilungen publiceren. Naar L’Exploration zou Schuver vooral politiek getint materiaal meer<br />

sturen over de Mahdistenopstand, en ook met Afrique explorée bleef hij corresponderen. Na enige tijd legde professor C.M. Kan<br />

contact met Schuver en wijdde het Tijdschrift van het Nederlands Aardrijkskundig Genootschap aandacht aan de<br />

ontdekkingsreiziger, die tot corresponderend lid van het genootschap werd benoemd. Schuver stuurde bewust zijn berichten<br />

naar meerdere bladen en trachtte zo een Europese reputatie op te bouwen. 'Travels’ p. xlvii - li<br />

37 Beschreven in 'Travels’ pp. 42 - 104<br />

38 'Travels’ p. 94<br />

39 Beschreven in 'Travels’ pp. 125 - 169<br />

25


<strong>'IETS</strong> <strong>EDELERS</strong> <strong>WAS</strong> <strong>MIJN</strong> <strong>DRIJFVEER'</strong> JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE © HENK IMANSE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

40 Beschreven in 'Travels’ pp. 173 - 206<br />

41 De maatregelen die de Britse kolonel (later generaal) Charles Gordon als gouverneur van de Soedan nam tegen de<br />

slavenhandel, leidden in 1877 tot sociale onrust in de provincie Darfur. Deze breidde zich in 1878 uit naar de provincie<br />

Kordofan. Muhammad Ahmed ibn Seyyid Abdullah riep zich uit tot de Mahdi (de Verlosser) en onder zijn bezielende leiding<br />

wisten de Soedanezen in 1881 en 1882 tot tweemaal toe een kleine Egyptische legereenheid te vernietigen. Schuver, die<br />

toevallig twee afgezanten van de Mahdi had ontmoet tijdens zijn reis naar de grensstreek met Ethiopië, wilde met de beweging<br />

niets te maken hebben. Hij voorspelde correct dat de Mahdisten tot de ondergang gedoemd waren, aangezien zij een te zeer<br />

geïsoleerde patriottisch-religieuze beweging vormden. Voorlopig was die ondergang echter niet in zicht. Toen in 1883 de stad El<br />

Obeid in handen van de Mahdi viel en een Egyptisch ontzettingsleger van 10.000 man verslagen werd, kwamen ook de Beja’s<br />

aan de Rode Zeekust in opstand. Nadat Darfur en Kordofan in handen van de Mahdisten waren gevallen, kreeg Gordon in 1884<br />

de opdracht de evacuatie van Khartoum voor te bereiden. Een Britse vloot ontzette de Rode Zeehaven Suakin, maar de Britten<br />

rukten niet op naar het binnenland. Het Engelse publiek en de pers eisten echter de redding van Gordon, die in Khartoum<br />

ingesloten was geraakt. Op 22 januari 1885 viel de stad en Gordon sneuvelde. Een Engels bevrijdingsleger arriveerde twee<br />

dagen te laat. Maar ook de Mahdi stierf dat jaar aan de pokken en een invasie van Egypte, uitgevoerd door zijn zoon en<br />

opvolger, Abdullah el Taaishi, mislukte jammerlijk. De Soedan bleef echter onder controle van de Mahdisten totdat de Britten in<br />

1898 Abdullah bij Omdurman versloegen. De Soedan werd in 1899 onder Anglo-Egyptisch bestuur geplaatst.<br />

42 Schuvers laatste reis beschreven in 'Travels’ pp. 221 – 241<br />

43 'Travels’ p. 238<br />

44 'Travels’ p. 238<br />

45 'Travels’ p. 242 vv<br />

46 'Travels’ p. 242 - 243<br />

47 'Travels’ p. 244<br />

48 'Travels’ p. 244<br />

49 'Travels’ p. 328<br />

50 'Travels’ p. 328<br />

51 'Travels’ p. xii<br />

52 'Reisen im oberen Nilgebiet. Erlebnisse und Beobachtungen auf der Wasserscheide zwischen Blauem und Weissem Nil und<br />

in den ägyptisch-abessinischen Grenzländern 1881 und 1882’ uitgegeven als supplement nummer 72 bij Petermann’s<br />

Geographische Mitteilungen, Gotha, 1883.<br />

53 'Travels’ pp. xiii - xviii<br />

54 'Travels’ p. lxvii<br />

55 'Travels’ p. 59<br />

56 'Travels’ p. 60<br />

57 'Travels’, p. 59<br />

58 'Travels’, p. 59<br />

59 H. Arndt (ed.), Brehms Reisen im Sudan 1848 – 1852, München / Zürich 1975, pp. 150 - 152<br />

60 'Reisen’ p. 170<br />

61 'Travels’ p. 71<br />

62 Gebaseerd op de literatuurlijst achterin 'Travels’ pp. 366 – 370, waarin op een enkele uitzondering na geen titels van de<br />

publicaties genoemd worden, doch alleen de aard en inhoud van de publicatie wordt vermeld. Omdat ik hier slechts een<br />

bibliografie van Schuver heb willen geven, zijn alle publicaties over hem in andere talen dan het Nederlands buiten<br />

beschouwing gebleven. Hiervoor verwijs ik graag naar de 'Travels’.<br />

26

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!