Beschermen, straffen, herstellen - Uitgeverij Larcier
Beschermen, straffen, herstellen - Uitgeverij Larcier
Beschermen, straffen, herstellen - Uitgeverij Larcier
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
1. INLEIDING<br />
<strong>Beschermen</strong>, <strong>straffen</strong>, <strong>herstellen</strong><br />
Twintig jaar nadenken over het sanctioneren<br />
van jongeren<br />
Geert Decock<br />
Advocaat in Gent<br />
Voorzitter van de Unie van Jeugdadvocaten<br />
Lector jeugdrecht aan de Arteveldehogeschool te Gent<br />
Weinig domeinen van het recht krijgen meer aandacht dan het jeugdrecht, en<br />
dan meer bepaald het domein van de jeugddelinquentie. Het debat beperkt zich<br />
niet tot de wetenschappelijke wereld of het werkveld, het wordt ook quasi<br />
permanent gevoerd in de politiek en in de media, waarbij men zelden vies is van<br />
een stukje populisme of demagogie.<br />
De federale verkiezingsdag van 24 november 1991 blijft geboekstaafd als<br />
zwarte zondag, omdat op die verkiezingsdag het Vlaams Belang (toen nog<br />
Vlaams Blok) haar eerste grote overwinning behaalde, onder meer met een<br />
programma van veel hardere aanpak van de (jeugd)criminaliteit.<br />
Met deze hete adem in de nek beloofde het beleid werk te maken van de<br />
hervorming van de jeugdbescherming, die startte met de oprichting van de<br />
commissie-Cornelis, om pas 15 jaar later, in 2006, te eindigen bij de wetten van<br />
justitieminister Onkelinx, waarbij, in essentie, de jeugdbescherming is blijven<br />
bestaan.<br />
Aan de onderbouw van het beschermingsmodel is door de wetgever nog altijd<br />
niet geraakt: de minderjarige blijft onverantwoordelijk. Maar op dat fundament<br />
zijn constructies gebouwd van herstelrecht, sanctierecht, ja zelfs strafrecht, hier<br />
en daar aangevuld met beperkte rechtswaarborgen.<br />
Twintig jaar na datum is het tijd voor een grondige evaluatie. Is het jeugdrecht<br />
vandaag een beschermingsrecht, een strafrecht, een (herstelrechtelijk) sanctierecht<br />
of is het van alles iets, en (daardoor?) niets van dit alles?<br />
De Werkgroep Jeugdsanctierecht, die het debat twintig jaar lang mee heeft<br />
gevolgd én gevoed, heeft in 2011 het jeugdsanctierecht gewikt en gewogen 1 . Het<br />
huidige jeugdrecht wordt getoetst aan een aantal vooropgestelde principes, zij<br />
het dat die op hun beurt door de werkgroep mee zijn geactualiseerd. Een<br />
overzicht.<br />
1<br />
Studiedag Werkgroep Jeugdsanctierecht: Jeugdsanctierecht gewikt en gewogen. Toetsing van beleid en praktijk<br />
aan de principes van het jeugdsanctierecht, Schaarbeek, 17 juni 2011.<br />
larcier<br />
1
2 Jeugdsanctierecht – Gewikt en gewogen<br />
1.1. DE LANGE AANLOOP<br />
Beleidsmatig wordt de hervorming van de jeugdbescherming noodzakelijk<br />
geacht in 1991, wanneer op initiatief van toenmalig PSC-justitieminister Melchior<br />
Wathelet de Nationale Commissie voor de Hervorming van de Wetgeving<br />
inzake Jeugdbescherming, beter bekend als de commissie-Cornelis, wordt opgericht<br />
2 . De bestaande wetgeving inzake jeugdbescherming biedt immers, aldus<br />
het initiatief, onvoldoende antwoord op de evoluties in de jeugddelinquentie.<br />
In de loop van de jaren ’80 van de vorige eeuw werd al heel regelmatig, zowel<br />
in de wetenschappelijke wereld als in de praktijk, gepleit voor het verlaten van<br />
het beschermingsmodel. Aan de universiteiten van Gent, Brussel en Leuven zijn<br />
meerdere alternatieve modellen uitgewerkt 3 . Vanaf de eerste helft van die jaren<br />
’80 wordt geëxperimenteerd met alternatieve sancties bij de jeugdrechtbanken<br />
te Mechelen 4 en Gent 5 en sinds 1987 wordt binnen de vzw Oikoten gezocht naar<br />
mogelijkheden van vereffening, waarbij de eerste bemiddelingen tussen dader en<br />
slachtoffer worden georganiseerd 6 . Hier en daar wordt gepleit voor een aangepast<br />
jeugdstrafrecht 7 .<br />
De commissie-Cornelis komt vrij snel tot een eerste tussentijds rapport – november<br />
1992 – waarin afstand wordt genomen van het beschermingsmodel ten<br />
voordele van een sanctiemodel.<br />
Ondertussen was, op initiatief van de vzw Jongerenbegeleiding, de Werkgroep<br />
Jeugdsanctierecht opgericht met als doelstelling rond de problematiek van het<br />
jeugdsanctierecht het overleg te organiseren tussen universiteiten en hogescholen,<br />
advocatuur en magistratuur, consulenten en voorzieningen van de sector<br />
jeugdbijstand.<br />
Het tussentijds rapport van de commissie-Cornelis wordt het uitgangspunt van<br />
een zeer breed en grondig overleg, dat leidt tot het uitwerken van een eerste<br />
platformtekst 8 , waarin de Werkgroep Jeugdsanctierecht 5 principes vooropstelt,<br />
met name (1) verantwoordelijkheid van jongeren, (2) rechtswaarborgen voor<br />
jongeren, (3) constructief sanctioneren, (4) scheiding hulpverlening – gerechtelijk<br />
optreden en (5) dwanguitoefening als overheidsexclusieve.<br />
2<br />
Nationale Commissie voor de Hervorming van de Wetgeving inzake Jeugdbescherming, KB 9 oktober 1991,<br />
BS 9 november 1991; MB 15 januari 1992, BS 28 januari 1992.<br />
3<br />
Ter illustratie: L. WALGRAVE, Uitgeleide aan de jeugdbescherming, Leuven, Acco, 1978; L. WALGRAVE, De<br />
bescherming voorbij. Ontwerp voor een emanciperende jeugdcriminologie, Antwerpen-Arnhem, Kluwer-<br />
Gouda Quint, 1980; E. VERHELLEN, C. ELIAERTS en G. CAPPELAERE, Alternatieve sanctionering van jongeren,<br />
Universiteit Gent, Studie- en Documentatiecentrum voor de Rechten van Kinderen, Cahier 5, 1987;<br />
C. ELIAERTS et al. (eds.), Van jeugdbeschermingsrecht naar jeugdrecht?, tekstbundel van het Internationaal<br />
Congres aan de Universiteit Gent, Antwerpen-Arnhem, Kluwer-Gouda Quint, 1990.<br />
4<br />
Zie daarover o.a.: G. DE MAERTELAERE en J. PEETERS, “Een experiment van alternatieve maatregelen aan de<br />
jeugdrechtbank van Mechelen”, Panopticon 1985, 34.<br />
5<br />
Vzw Dienst Alternatieve Sanctie & Voogdijraad.<br />
6<br />
In 1987 startte het onthemingsinitiatief Oikoten met het vereffeningsproject voor jongeren, dat model zou<br />
staan voor de latere uitbouw van de herstelbemiddeling. Oikoten zal later fusioneren met Bas! tot Alba vzw:<br />
zie www.alba.be.<br />
7<br />
J. PEETERS, “Naar een jeugdstrafrecht?”, RW 1991-92, 1132-1134; G. DECOCK, Jong, niet gek, wel straf.<br />
Pleidooi voor een verantwoord jeugdstrafrecht, Gent, Mys & Breesch, 1993 en Panopticon 1994, 9-24.<br />
8<br />
WERKGROEP JEUGDSANCTIERECHT, “Platformtekst” in G. DECOCK en P. VANSTEENKISTE (eds.), Naar een<br />
Jeugdsanctierecht, Gent, Mys & Breesch, 1995, 5-6.<br />
larcier
<strong>Beschermen</strong>, <strong>straffen</strong>, <strong>herstellen</strong> 3<br />
Eén en ander leidt tot de druk bijgewoonde studiedag van 25 november 1994,<br />
waar deze principes worden toegelicht in rechtstreekse communicatie met advocaat-generaal<br />
Pierre Cornelis, de voorzitter van de naar hem genoemde commissie.<br />
Het verslagboek van deze studiedag 9 blijft tot op vandaag een bijzonder<br />
relevant tijdsdocument.<br />
De Nationale Commissie voor de Hervorming van de Wetgeving inzake Jeugdbescherming<br />
organiseert naderhand nog verdere consultaties van de wetenschappelijke<br />
wereld en het bredere werkveld. In haar eindverslag 10 – januari<br />
1996 – bevestigt de commissie-Cornelis de noodzaak van de hervorming van het<br />
jeugdbeschermingsrecht en neemt uitdrukkelijk afstand van het beschermingsmodel:<br />
“(…) De behoefte aan duidelijkheid, rechtszekerheid en zelfstandigheid van<br />
jongeren, leidt tot afstand van het beschermingsmodel, voor zover de opvoedkundige<br />
doelstelling van de gerechtelijke tussenkomst gewaarborgd kan worden.<br />
De mogelijkheid van een gemengd systeem waarin het beschermingsmodel gedeeltelijk<br />
zou kunnen toegepast worden, werd verworpen omdat het tot een deresponsabilisering<br />
van de jongeren en een rolverwarring tussen de betrokken partijen<br />
zou leiden. (…)” 11<br />
De ernst van het gepleegde feit moet de basis zijn voor de tussenkomst van de<br />
rechter. Het proportionaliteitsbeginsel moet worden toegepast en de rechtspositie<br />
van de jongere mag niet minder gunstig zijn dan die van de volwassene.<br />
Toch wordt niet gekozen voor een strafrechtsmodel, omdat dit niet tegemoet<br />
komt aan de nood aan een opvoedkundige benadering en het subsidiariteitsbeginsel<br />
miskent.<br />
De keuze gaat uit naar een sanctiemodel, waarbij “de sanctie kan bepaald<br />
worden als de sociale reactie op de schending van een strafbepaling door een<br />
minderjarige, die de uitoefening van dwang toelaat, met het oog op opvoeding<br />
tot het integreren van de maatschappelijke normen.” 12<br />
De commissie zegt wel dat de sanctie de sociale reactie is op het misdrijf, maar<br />
die sanctie moet steeds een educatieve sanctie zijn. De commissie-Cornelis had<br />
ook wel oor naar de pleitbezorgers van het herstelmodel, maar meent “dat, in<br />
de huidige stand van onze samenleving, het slechts voor een beperkt aantal<br />
gevallen geschikt is en het onvoldoende waarborgen biedt om de maatschappelijke<br />
orde te <strong>herstellen</strong>.” 13<br />
Bij de uitwerking van de nieuwe wet vertrekt de commissie-Cornelis van een<br />
minimumleeftijd voor gerechtelijke tussenkomst van 12 jaar. Strafrechtelijke<br />
9<br />
G. DECOCK en P. VANSTEENKISTE (eds.), Naar een jeugdsanctierecht, Gent, Mys & Breesch, 1995, 148 p.<br />
10 NATIONALE COMMISSIE VOOR DE HERVORMING VAN DE WETGEVING INZAKE JEUGDBESCHERMING, “Eindverslag,<br />
januari 1996” in G. DECOCK en P. VANSTEENKISTE (eds.), Herstel of sanctie. Naar een Jeugdsanctierecht,<br />
Gent, Mys & Breesch, 1999, 12.<br />
11 NATIONALE COMMISSIE, l.c., 12.<br />
12 NATIONALE COMMISSIE, l.c., 14.<br />
13 NATIONALE COMMISSIE, l.c., 15.<br />
larcier
4 Jeugdsanctierecht – Gewikt en gewogen<br />
feiten die gepleegd worden door kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar<br />
kunnen geen aanleiding geven tot een sanctie. Wél kunnen educatieve maatregelen<br />
in het kader van de procedures voorzien door de gemeenschappen, worden<br />
gerechtvaardigd.<br />
De bevoegdheden van het parket blijven beperkt. Diversiemaatregelen zoals<br />
gemeenschapsdienst of leerproject met het oog op het bekomen van een verval<br />
van de strafvordering worden niet weerhouden. De verwijzing naar bemiddeling<br />
is voorzien.<br />
De jeugdrechter spreekt alleen sancties uit. De vrijwillige prestatie ten voordele<br />
van de gemeenschap is een dergelijke sanctie, die alleen kan worden uitgesproken<br />
bij vonnis, nadat het ten laste gelegde feit bewezen is verklaard. Ook de<br />
plaatsing in een instelling wordt als een sanctie aanzien, opschorting en uitstel<br />
zijn mogelijk, zodanig dat vrijwillige maatregelen, georganiseerd door de<br />
gemeenschappen, eventueel verder kunnen lopen.<br />
De uithandengeving blijft bestaan. De persoonlijkheid van de jongere is het<br />
enige criterium dat de beslissing van de rechter kan leiden. De mogelijkheid van<br />
een voorlopige hechtenis vanaf 14 jaar wordt voorzien.<br />
Alles bijeen is het rapport-Cornelis een compromistekst geworden, die rekening<br />
houdt met de verschillende standpunten uit het werkveld, maar toch vertrekt<br />
vanuit een duidelijke visie op de aanpak van de jeugddelinquentie.<br />
Aansluitend op het eindverslag van de commissie-Cornelis kreeg de onderzoeksgroep<br />
Jeugdcriminologie van de KU Leuven, onder leiding van prof. dr. Lode<br />
Walgrave, de opdracht van toenmalig minister van Justitie Stefaan De Clerck om<br />
een studie te ondernemen omtrent de mogelijkheid om in België een herstelrechtelijk<br />
jeugdsanctierecht in te voeren, daarbij rekening houdend met het eindverslag<br />
van de Nationale Hervormingscommissie.<br />
Het team Geudens-Schelkens-Walgrave is erin geslaagd om reeds in juli 1997<br />
een gestoffeerd rapport voor te leggen onder de titel: “Op zoek naar een<br />
herstelrechtelijk jeugdsanctierecht in België: een denkoefening” 14 .<br />
Zich bewust van het feit dat er grenzen zijn aan het herstelrecht, stelt de<br />
onderzoeksgroep niettemin een concept voor dat, in tegenstelling tot de oudere<br />
modellen, slachtoffer- en schadegericht werkt. De visie van het herstelrecht staat<br />
centraal.<br />
“Herstelrecht vertrekt fundamenteel van een ander paradigma dan het strafrecht<br />
of het beschermingsrecht. Beide laatste zijn dadergericht, omdat ze slechts toepasbaar<br />
zijn indien een dader gevat is. Herstelrecht is slachtoffer- en schadegericht.<br />
(…)<br />
Het herstelrecht plaatst de schade, veroorzaakt door het delict, voorop.” 15<br />
14 H. GEUDENS, W. SCHELKENS en L. WALGRAVE, “Op zoek naar een herstelrechtelijk jeugdsanctierecht in België.<br />
Een denkoefening” in G. DECOCK en P. VANSTEENKISTE (eds.), Herstel of sanctie. Naar een jeugdsanctierecht,<br />
Gent, Mys en Breesch, 1999, 49-101.<br />
15 H. GEUDENS, W. SCHELKENS en L. WALGRAVE, l.c.,53.<br />
larcier
<strong>Beschermen</strong>, <strong>straffen</strong>, <strong>herstellen</strong> 5<br />
Het herstelrechtelijk jeugdsanctierecht zou van toepassing zijn op jongeren<br />
tussen 12 en 18 jaar, die een eigen verantwoordelijkheid hebben. Het rapport<br />
opteert voor herstelrechtelijke sancties, die per definitie constructief zijn.<br />
Opsluiting wordt aanvaard als andere middelen zijn uitgeput. Alle noodzakelijke<br />
rechtswaarborgen zijn aanwezig. Hulpverlening en gerechtelijk optreden<br />
worden (zoveel mogelijk) gescheiden.<br />
Het rapport-Walgrave lanceert ook de idee van de uitgebreide jeugdrechtbank.<br />
Naast de jeugdrechter bestaat de uitgebreide jeugdrechtbank uit twee bijzitters,<br />
aangesteld door de minister van Justitie, te kiezen uit een lijst van vrijwillige<br />
deskundigen.<br />
“De uitgebreide jeugdrechtbank beslist over de eventuele jeugdopsluiting van de<br />
minderjarige en de duur ervan, of neemt dezelfde sancties als een gewone jeugdrechtbank.<br />
(…) De jeugdopsluiting wordt uitgevoerd in een jeugddetentiecentrum.<br />
In het jeugddetentiecentrum worden pedagogische acties ondernomen en er<br />
kunnen ook herstelgerichte initiatieven worden opgezet.” 16<br />
De duur van de jeugdopsluiting zou beperkt moeten blijven tot maximum twee<br />
jaar.<br />
Het rapport-Walgrave sluit dicht aan bij het oorspronkelijke concept van de<br />
Werkgroep Jeugdsanctierecht, het biedt de werkgroep minstens voldoende stof<br />
voor een tweede grondige reflexie met het brede publiek. Op 6 februari 1998<br />
wordt een studiedag georganiseerd onder de noemer “Herstel of sanctie”,<br />
waarbij wetenschap, werkveld en beleid op constructieve wijze in debat gaan.<br />
Één en ander leidt tot een tweede verslagboek 17 , waarin ook de rapporten van<br />
de commissie-Cornelis en het team-Walgrave integraal zijn opgenomen.<br />
Het is uiteindelijk wachten op de eerste regering-Verhofstadt, waar advocaatgeneraal<br />
Christian Maes, overigens zelf ook lid van de Werkgroep Jeugdsanctierecht,<br />
als adviseur-expert van Justitieminister Marc Verwilghen, een alomvattend<br />
voorontwerp van wet heeft uitgewerkt 18 .<br />
Het ontwerp-Maes maakt geen keuze voor één of ander model. Het is geen<br />
beschermingsrecht, geen sanctierecht, geen herstelrecht. Het ontwerp neemt<br />
afstand van de modellendiscussie:<br />
“In werkelijkheid zijn deze modellen slechts filosofische en criminologische noemers<br />
waarop de evoluties in de sociale controle op een segment van de bevolking<br />
in een zekerheid brengende vereenvoudiging worden teruggebracht, waarop pendelbewegingen<br />
in de aanpak van delinquentie bij jongeren worden herleid.” 19<br />
16<br />
H. GEUDENS, W. SCHELKENS en L. WALGRAVE, l.c., 76.<br />
17<br />
G. DECOCK en P. VANSTEENKISTE (eds.), Herstel of sanctie. Naar een jeugdsanctierecht, Gent, Mys & Breesch,<br />
1999, 326 p.<br />
18<br />
Voorontwerp van wet van de minister van Justitie Marc Verwilghen houdende antwoorden op delinquent<br />
gedrag door minderjarigen, 1 juli 2001, verspreid als bijlage bij het Tijdschrift voor Jeugdrecht en Kinderrechten,<br />
TJK 2001/4.<br />
19<br />
MvT, l.c., 1.<br />
larcier
6 Jeugdsanctierecht – Gewikt en gewogen<br />
Op de eerste voorstelling van het ontwerp formuleerde de auteur het als volgt:<br />
“Wat voorligt zijn concrete antwoorden op delinquent gedrag van minderjarigen.<br />
Ik pleit niet voor het strafrechtmodel, evenmin adoreer ik het herstelrechtmodel.<br />
De tijd van het discussiëren over modellen heeft lang genoeg geduurd: de speeltijd<br />
is voorbij.<br />
Het wordt dringend tijd dat er een concrete wettekst op tafel komt te liggen en die<br />
is er nu. (…) Als je dan toch een model wil, dan is mijn model het model van de<br />
rechtswaarborgen. En, zo u wil, ook nog het probatiemodel.” 20<br />
Het voorontwerp-Maes vertrekt van een verantwoordelijkheid van de jongere<br />
vanaf de leeftijd van 12 jaar. Maatregelen, sancties en <strong>straffen</strong> worden voorzien.<br />
De overheid moet duidelijk en eerlijk zijn bij het geven van antwoorden op<br />
delinquent gedrag en moet telkens het hoofdzakelijk kenmerk van haar interventie<br />
aangeven.<br />
“Maatregelen, sancties en <strong>straffen</strong> kunnen minstens binnen het jeugdrecht, niet<br />
meer voor en door mekaar gebruikt worden zonder te duiden welke hun verschillend<br />
kenmerk is. Eerlijkheid is een pedagogische opdracht naar de jongere toe en<br />
een opgave, zoniet een kenmerk voor een democratie. (…)<br />
Maatregelen: hulpverlening, behandeling, vorming, begeleiding, desgevallend<br />
onder vorm van projecten, observatie in residentiële of ambulante drugtherapeutische<br />
of psychiatrische entiteiten hebben zeker niet hoofdzakelijk een leedtoevoegend<br />
kenmerk; daarom passen ze bv. ook perfect in de (re)socialiserende<br />
doelstellingen van de probatie; (…)<br />
Sancties: opname in gesloten instelling, alles wat nu onder de meest verscheiden<br />
benamingen wordt bedoeld met: dienstverleningsprojecten, werk<strong>straffen</strong>,<br />
taak<strong>straffen</strong>, werken van algemeen nut, hebben het hoofdzakelijk kenmerk leedtoevoegend<br />
te zijn, en passen, zelfs al hebben ze in ondergeschikte orde, accessoir,<br />
in min of meer belangrijke mate een opvoedkundig karakter, daarom ook niet<br />
binnen de doelstelling van de probatie.” 21<br />
Straffen kunnen alleen worden uitgesproken door de uitgebreide jeugdrechtbank.<br />
De jeugdrechtbank kan een persoon tussen 16 en 18 jaar naar de uitgebreide<br />
jeugdrechtbank verwijzen, wanneer hij bijzonder ernstige feiten heeft gepleegd<br />
en geen enkele maatregel of geen enkele sanctie bepaald in de wet passend<br />
voorkomt. De uitgebreide jeugdrechtbank zou <strong>straffen</strong> kunnen uitspreken tot de<br />
maximale leeftijd van 25 jaar.<br />
De uithandengeving is alleen nog mogelijk ten aanzien van zaken die bij de<br />
jeugdrechtbank aanhangig zijn gemaakt nadat de jongere de meerderjarigheid<br />
heeft bereikt.<br />
20 G. DECOCK, “De speeltijd is voorbij. Antwoorden op jeugddelinquentie: een eerste voorstelling van een mogelijk<br />
nieuw jeugdsanctierecht”, TJK 2001/2, 66.<br />
21 MvT, l.c., 10.<br />
larcier
<strong>Beschermen</strong>, <strong>straffen</strong>, <strong>herstellen</strong> 7<br />
Het voorontwerp-Maes geeft voorrang aan de meest optimale rechtswaarborgen,<br />
waaronder recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter, met drie<br />
verschillende rechters voor elk stadium van de procedure.<br />
Op de beperkte ministerraad van 16 mei 2002 wordt het voorontwerp, onder<br />
druk van de Franstalige socialisten en groenen, volgens Christian Maes onder<br />
meer 22 geïnspireerd door le délégué général au droit de l’enfant van de Franse<br />
Gemeenschap 23 , voor verdere behandeling afgevoerd. Luidens de ministerraad<br />
is er geen reden (meer) om het jeugdbeschermingsrecht af te schaffen.<br />
De kern voorziet alleen nog 3 wettelijke opdrachten: de wet van 1965 moet<br />
worden gemoderniseerd. De doorverwijzing naar het volwassenenstrafrecht<br />
moet gemakkelijker worden gemaakt. Er moeten ook strengere <strong>straffen</strong> worden<br />
voorzien ten aanzien van meerderjarigen die minderjarigen misbruiken om<br />
delicten te plegen 24 .<br />
Daarmee wordt niet alleen het voorontwerp-Maes aan de kant gezet, ook de<br />
eerdere studies en beleidsopdrachten (Cornelis, Walgrave), die allemaal uitdrukkelijk<br />
afstand nemen van het jeugdbeschermingsmodel, worden niet langer<br />
weerhouden…<br />
1.2. DE WETTEN VAN 2006<br />
Onder Verhofstadt II wordt Marc Verwilghen op het departement Justitie vervangen<br />
door de sterke figuur van de Franstalige socialisten, Laurette Onkelinx.<br />
In het regeerakkoord van 9 juli 2003 wordt de modernisering van de wet op de<br />
jeugdbescherming expliciet in het vooruitzicht gesteld. Eén en ander wordt<br />
bevestigd in de algemene beleidsnota van de minister van Justitie van 12 november<br />
2003 25 .<br />
De kern van de toekomstige nieuwe wetgeving wordt uitgeschreven in een ruim<br />
verspreide kadernota 26 . Daarin verwijst de minister onder meer naar het eindrapport<br />
van de commissie-Cornelis en naar het voorontwerp van wet-Verwilghen-Maes<br />
en neemt er met zoveel woorden meteen ook duidelijk afstand van:<br />
22 Want ook andere factoren speelden volgens hemzelf mee: C. MAES, “Over de vele levens van een onbegrepen<br />
constructief jeugdsanctierecht” in J. CHRISTIAENS et al. (eds.), Criminologie: tussen kritiek en realisme, Liber<br />
amicorum Christian Eliaerts, Brussel, VUBPress, 2007, 237.<br />
23 C. MAES, “Nog maar eens: jeugdbescherming tegen wat zich verschuilt onder nieuwe benamingen”, TJK<br />
24<br />
25<br />
2003/2, 64.<br />
Eén en ander werd daaromtrent geregeld in de twee wetten van 10 augustus 2005, met name de wet van<br />
10 augustus 2005 tot verruiming van de strafrechtelijke bescherming van de minderjarigen en de wet van<br />
10 augustus 2005 tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de versterking van de strijd tegen<br />
mensenhandel en mensensmokkel en tegen praktijken van huisjesmelkers, BS 2 september 2005; zie daarover:<br />
S. VANDROMME, “Het tweede luik van de strafrechtelijke bescherming van de minderjarigen, de modernisering<br />
van de strafbepalingen van de artikelen 80 t.e.m. 89 van de Jeugdbeschermingswet door de wetten van<br />
10 augustus 2005”, TJK 2006/4, 302-313; het eerste luik van de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen<br />
werd gerealiseerd bij wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen,<br />
BS 17 maart 2001; zie daaromtrent onder meer: G. DECOCK en J. DE WINTER, “De strafrechtelijke<br />
bescherming van minderjarigen: de bescherming nog niet voorbij”, TJK 2001/2, 58-61.<br />
Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, algemene beleidsnota van de minister van Justitie, 12 november<br />
2003, doc. 51 0325/016, 16-18.<br />
26 Kadernota (L. ONKELINX) betreffende de hervorming van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming,<br />
goedgekeurd in de ministerraad van de federale regering op 13 februari 2004.<br />
larcier
8 Jeugdsanctierecht – Gewikt en gewogen<br />
“Sommige van die initiatieven beoogden voornamelijk de vervanging van het<br />
huidige beschermende model door een sanctionerend model, dat de feiten die de<br />
minderjarige gepleegd heeft als uitgangspunt neemt.<br />
Het zuivere be<strong>straffen</strong>de karakter van bepaalde van deze initiatieven werd unaniem<br />
(sic) afgewezen, met name door de terreinactoren en dit zowel op federaal<br />
als op gemeenschapsvlak.” 27<br />
De kadernota stelt overigens al bij aanvang vast dat “het beschermingssysteem<br />
voor 90% aangepast is aan de situaties die zich thans voordoen.” 28<br />
De maatschappelijke reactie op jeugddelinquentie blijft beperkt tot maatregelen,<br />
waarvan het aanbod gevoelig wordt vergroot, maar die, conform de wet van<br />
1965, verder blijven genomen worden ten aanzien van onverantwoordelijke<br />
minderjarigen, in het belang van die minderjarigen. De nota besteedt uitvoerig<br />
aandacht aan de uithandengeving, die efficiënter dient te verlopen. Tegelijk<br />
kunnen de maatregelen worden verlengd tot de leeftijd van 23 jaar.<br />
De ouders worden geresponsabiliseerd door hen beter te betrekken bij alle<br />
procedures die bij de jeugdrechter of -rechtbank aanhangig zijn, door hen een<br />
ouderstage op te leggen of door hen te veroordelen tot een geldboete als zij niet<br />
verschijnen op de zitting van de jeugdrechtbank, waar over hun kind of kinderen<br />
wordt beslist.<br />
De kadernota leidt opnieuw tot een brede consultatie en tal van uitvoerige<br />
reacties 29 . De Werkgroep Jeugdsanctierecht wordt gehoord en organiseert mee<br />
het debat aan Vlaamse zijde.<br />
In het verlengde van de gegeven adviezen ten aanzien van de kadernota, wordt<br />
een eerste voorontwerp van wet 30 in de kamercommissie Justitie ingediend. Een<br />
aantal amenderingen is nog mogelijk, maar aan het basisconcept wordt niet<br />
meer geraakt.<br />
Na het advies van de Raad van State 31 wordt de wettekst, met verwijzing naar<br />
artikel 83 van de Grondwet 32 , opgesplitst in twee wetsontwerpen, die uiteinde-<br />
27<br />
L. ONKELINX, l.c., 4.<br />
28<br />
L. ONKELINX, l.c., 1.<br />
29<br />
Ter illustratie: J. CHRISTIAENS, “Van consultatie naar debat? De schommelingen bij de kadernota betreffende<br />
de hervorming van de wet van 8 april 1965 betreffende de Jeugdbescherming”, TJK 2004/2, 62-65;<br />
G. DECOCK, “Bescherming ‘à la française’: Reflecties op de kadernota Onkelinx”, TJK 2004/2, 66-71;<br />
H. GEUDENS, “Reactie op kadernota van minister L. Onkelinx betreffende de hervorming van de wet van<br />
8 april 1965 betreffende de Jeugdbescherming”, TJK 2004/2, 72-78; alsook een volledig themanummer van<br />
de Journal du Droit des Jeunes, waarin naast een bespreking van de kadernota alle ingediende adviezen zijn<br />
opgenomen, ook deze van Nederlandstalige zijde, waaronder deze van de kinderrechtencommissaris, de<br />
Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdzorg, de Werkgroep Jeugdsanctierecht, de Orde van Vlaamse<br />
Balies, de Unie van Nederlandstalige jeugdmagistraten, de parketten-generaal van Brussel en van Gent: “La<br />
réforme de la loi du 8 avril 1965 relative à la protection de la jeunesse, Tous les avis”, JDJ mei 2004, nr. 235.<br />
30<br />
Voorontwerp van wet tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van<br />
minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, Parl.St. Kamer 2004-05, nr. 51 1467/001.<br />
31<br />
Adv.RvS nr. 37.536/VR/2/V, Parl.St. Kamer 2004-05, doc. 51 1467/001, 89-90.<br />
32<br />
Art. 83 Grondwet bepaalt dat: “elk wetsvoorstel en elk wetsontwerp vermeldt of het een aangelegenheid<br />
regelt bedoeld in artikel 74, in artikel 77 of in artikel 78, m.a.w. of het ontwerp al dan niet noodzakelijk door<br />
de twee wetgevende kamers dient te worden behandeld.” Het wetsvoorstel werd dus opgesplitst in twee wetsontwerpen,<br />
het ene ressorteert onder de procedure van het volledig bicamerisme, het andere ressorteert onder<br />
de procedure van de optionele bicamerale procedure.<br />
larcier
<strong>Beschermen</strong>, <strong>straffen</strong>, <strong>herstellen</strong> 9<br />
lijk samen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers worden goedgekeurd op<br />
14 juli 2005.<br />
Gezien hun onderlinge verwevenheid acht de Senaat het noodzakelijk de twee<br />
wetsontwerpen tegelijkertijd te behandelen en te bespreken. De commissie<br />
Justitie in de Senaat zal uiteindelijk nog belangrijke wijzigingen aan de wetsontwerpen<br />
aanbrengen, onder meer de ontdubbeling van de uithandengeving:<br />
alleen de niet-correctionaliseerbare misdaden worden uit handen gegeven aan<br />
het Hof van Assisen, de andere worden uit handen gegeven aan een gespecialiseerde<br />
kamer opgericht binnen de jeugdrechtbank.<br />
Op 31 maart 2006 keurt de Senaat de geamendeerde teksten goed en worden ze<br />
opnieuw naar de Kamer overgezonden. Met uitzondering van een paar wetgevingstechnische<br />
verbeteringen, die naderhand ook door de Senaat zijn aanvaard,<br />
volgt de kamercommissie Justitie de overgezonden versies en worden de wetten,<br />
mede tengevolge van de mp3-moord, versneld gestemd tijdens de plenaire zitting<br />
van de Kamer op 15 mei 2006.<br />
Na wat stuntelwerk wordt de publicatie van één van beide wetten in het<br />
Staatsblad nog tot twee keer toe tenietgedaan, waarna beide wetten voortaan<br />
met een andere datum de geschiedenis zijn ingegaan. De wetten zijn uiteindelijk<br />
gepubliceerd als de wet van 15 mei 2006 33 enerzijds en de wet van 13 juni<br />
2006 34 anderzijds.<br />
De inwerkingtreding gebeurt zeer gefaseerd 35 , zij het dat werd vooropgesteld dat<br />
alles ten laatste op 1 januari 2009 definitief zou worden. Kort voor de vervaldatum<br />
wordt evenwel voor bepaalde artikelen de inwerkingtreding uitgesteld naar<br />
1 januari 2011 en naderhand naar 1 januari 2013.<br />
Vandaag de dag zijn een aantal door de jeugdrechter te nemen maatregelen nog<br />
steeds dode letter, zoals de plaatsing in jeugdpsychiatrie of in een ontwenningscentrum,<br />
alsook de gelijkaardige ambulante behandelingen. Ook de mogelijkheid<br />
dat maatregelen verlengd kunnen worden tot 23 jaar is niet gerealiseerd.<br />
1.3. EVALUATIE<br />
Zoals in de beginselverklaring is opgenomen, stelt de nieuwe wet objectieven<br />
van opvoeding, verantwoordelijkheidszin, resocialisatie en bescherming van de<br />
maatschappij. Bij het opleggen van maatregelen moet de jeugdrechter niet langer<br />
alleen rekening houden met de persoonlijkheid van de minderjarige, maar met<br />
tal van factoren.<br />
Volgens artikel 37, § 1 gaat het om (1) de persoonlijkheid en de maturiteitsgraad<br />
van de betrokkene, (2) zijn leefomgeving, (3) de ernst van de feiten, de<br />
33<br />
Wet 15 mei 2006 tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het Wetboek<br />
van Strafvordering, het Strafwetboek, het Burgerlijk Wetboek, de nieuwe gemeentewet en de wet van 24 april<br />
2003 tot hervorming van de adoptie, BS 2 juni 2006 (2 e uitgave).<br />
34<br />
Wet 13 juni 2006 tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van<br />
minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, BS 19 juli 2006 (2 e uitgave).<br />
35<br />
16 oktober 2006, 2 april 2007, 1 oktober 2007.<br />
larcier