Licht op het Veen, inleiding - Senioren Academie
Licht op het Veen, inleiding - Senioren Academie
Licht op het Veen, inleiding - Senioren Academie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Op plekken waar de verzuring verder is voortgeschreden en waar de waterstanden redelijk stabiel zijn,<br />
ontwikkelen de veenmosrietlanden zich verder naar Moerasheide (Sphagno palustris-Ericetum,<br />
H4010). In de Weerribben is dit idealiter een nat type, dat wordt gedomineerd door veenmossen als<br />
Gewoon veenmos (Sphagnum palustre), Hoogveenveenmos (Sphagnum magellanicum), Stijf<br />
veenmos (Sphagnum capillifolium) en Rood veenmos (Sphagnum rubellum). In <strong>het</strong> westelijke deel<br />
komen de moerasheiden echter niet goed tot ontwikkeling, mede als gevolg van de sterk wisselende<br />
waterstanden in <strong>het</strong> maaiveld. In verzuurde situaties zijn hier fragmenten van <strong>het</strong> Blauwgrasland<br />
(Cirsio dissecti-Molinietum) en natte heide (Ericion tetralicis) aanwezig. Op de meeste plekken betreft<br />
dit rompgemeenschappen met veel Pijpenstrootje. Slechts plaatselijk groeien soorten als Blauwe<br />
kno<strong>op</strong> (Succisa pratensis) en Spaanse ruiter (Cirsium dissectum). Een bijzondere vlinder van de wat<br />
zuurdere veenmosrietlanden is de Zilveren maan (Boloria selene), waarvan de rupsen leven <strong>op</strong><br />
Moerasviooltje (Viola palustris).<br />
Het centrale deel van de Weerribben is <strong>het</strong> meest zure deel. Dit komt omdat hier geen invloed van<br />
kwel bestaat, een kleilaag in de ondergrond ontbreekt en geen noemenswaardige bevloeiing wordt<br />
uitgevoerd. Omdat de rietcultuur hier grotendeels is gestaakt, zijn grote delen in de afgel<strong>op</strong>en vijftig<br />
jaar verbost geraakt. Het voorportaal van deze verbossing zijn Gagelstruwelen, waarvan hier en daar<br />
nog mooie voorbeelden zijn te vinden. Maar doorgaans gaat de successie snel verder in de richting<br />
van <strong>het</strong> Zompzegge-Berkenbroek (Carici curtae-Betuletum pubescentis) en Laagveen-Elzenbroek<br />
(Thelypterido-Alnetum). Vooral <strong>het</strong> berkenbroek ontwikkelt zich in deze zure wereld goed. Hier en daar<br />
zijn de voor deze gemeenschap karakteristieke veenmoskussens aanwezig, waardoor ze tot de beter<br />
ontwikkelde veenbossen (H91D0) van Nederland behoren. Verdroging is wel een bedreiging voor<br />
deze natte bossen, en de ruime aanwezigheid van bramen (Rubus), Pijpenstrootje en Smalle en<br />
Brede stekelvaren (Dry<strong>op</strong>teris carthusiana en Dry<strong>op</strong>teris dilatata) is een signaal dat deze bossen nog<br />
niet <strong>op</strong>timaal ontwikkeld zijn. Het centrale deel biedt waarschijnlijk de beste kansen om weer <strong>op</strong> enige<br />
schaal hoogveenvorming <strong>op</strong> gang te krijgen. Wanneer dit lukt, kan de Weerribben <strong>op</strong> de lange termijn<br />
zich tot een belangrijk hoogveenlandschap ontwikkelen: de meer mesotrofe randzones die in andere<br />
veengebieden vaak moeilijk te vormen zijn, liggen hier in redelijke staat van instandhouding al klaar.<br />
Behalve voor de veenbossen is <strong>het</strong> centrale deel ook de belangrijkste groeiplaats van de eerder<br />
genoemde moerasheiden. De meeste locaties zijn weliswaar licht verdroogd en lijken <strong>op</strong> de<br />
moerasheiden van <strong>het</strong> westelijke deel, maar plaatselijk zijn fraaie veenmosstructuren met ondermeer<br />
Hoogveenveenmos aanwezig en dwergstruiken als Kleine veenbes (Vaccinium oxycoccus) en<br />
Gewone d<strong>op</strong>hei (Erica tetralix).<br />
In <strong>het</strong> noordoostelijke deel van de Weerribben wordt de ondergrond, zoals eerder aangegeven<br />
gedomineerd door zeggeveen. Waarschijnlijk heeft dit deel in <strong>het</strong> verleden onder invloed van<br />
regionale kwel van <strong>het</strong> Drents Plateau gestaan. Heel lokaal is die kwelinvloed nog terug te vinden in<br />
de vegetatie. Hier zijn net als in <strong>het</strong> westelijke deelgebied enkele mooie trilvenen (H7140) aanwezig,<br />
plaatselijk in de meest soortenrijke variant. De kwelinvloed is langs de noordrand van de Weerribben<br />
herkenbaar in de enige percelen Dotterbloemhooiland (Calthion palustris), met onder andere Gewone<br />
dotterbloem (Caltha palustris subsp. palustris), Noordse zegge (Carex aquatilis) en Waterkruiskruid<br />
(Jacobaea aquatica). De aanwezigheid van de wat zuurminnende Draadrus (Juncus filiformis) geeft<br />
aan dat de kwelinvloed hier niet erg groot is.<br />
Jonge verlandingsvegetatie is in de Weerribben al met al relatief schaars. Daarvoor bestaan twee<br />
redenen. De belangrijkste is de slechte waterkwaliteit die tientallen jaren deze vegetatie sterk negatief<br />
heeft beïnvloed. Hoewel voorzichtig herstel <strong>op</strong>treedt, is nog sprake van grote achterstand. De tweede<br />
reden is <strong>het</strong> langzaam verdwijnen van <strong>op</strong>en water door natuurlijke successie. De laatste tien jaar zijn<br />
<strong>op</strong> grote schaal nieuwe petgaten gegraven, maar de resultaten l<strong>op</strong>en nogal uiteen.<br />
Kranswiergemeenschappen (Charetea fragilis, H3140) herstellen zich vrij moeizaam, begroeiingen<br />
met Krabbenscheer (Stratiotetum; H3150) doen <strong>het</strong> beter. Sommige petgaten liggen helemaal vol met<br />
Krabbenscheer (Stratiotes aloides), Grof hoornblad (Cerat<strong>op</strong>hyllum demersum) en Kikkerbeet<br />
www.natuurpresentaties.nl<br />
42