Intentienota - Erfgoedcel Kempens Karakter

Intentienota - Erfgoedcel Kempens Karakter Intentienota - Erfgoedcel Kempens Karakter

erfgoedcelkempenskarakter.be
from erfgoedcelkempenskarakter.be More from this publisher
11.09.2013 Views

Wechelderzande De oudste vermelding van Wechelderzande dateert van 1182 en verwijst naar de vroegere aanwezigheid van jeneverbesstruiken. Tot het einde van het Ancien Régime behoorde Wechelderzande samen met Lille en Gierle tot het Land van Turnhout in het markgraafschap Antwerpen (voor de geschiedenis van het Land van Turnhout: zie geschiedenis Lille). Binnen het Land van Turnhout had het een bestuurlijke band met Vlimmeren. Binnen dit dubbeldorp was Wechelderzande het hoofddorp. In de gemeenschappelijke schepenbank, die ten hoofde ging bij Zandhoven, was de schout van Wechelderzande voorzitter en had Vlimmeren een aantal eigen schepenen. In de tweede helft van de achttiende eeuw werden beide dorpen gescheiden. Sinds 1977 vormt Wechelderzande samen met Lille, Gierle en Poederlee een fusiegemeente. De arme en vrome Kempen Tot in de twintigste eeuw bestond onze regio met uitzondering van Herentals uit typische landbouwdorpen, waar ‘keuterboerkes’ probeerden te overleven met de bewerking van de schrale Kempense heide- en zandgrond. De ambachtelijke bedrijvigheid werd gekenmerkt door haar kleinschaligheid. Beroepen als bezembinder, mandenvlechter of klompenmaker kwamen alleszins frequent voor. Meestal probeerde de bevolking met een combinatie van verschillende beroepen te ontsnappen aan honger en armoede. De kleine boer vlocht manden, sneed klompen of ging in loondienst in de winter. De meest voor de hand liggende uitkomst was het openen van een café: een tafel, enkele stoelen en glazen, en een paar kruiken jenever waren voldoende om van start te gaan. Op het einde van de negentiende eeuw was er ongeveer één café per dertig inwoners. Naast de vele kleinschalige beroepen die in heel de Kempen werden beoefend, kende onze regio ook enkele typische economische activiteiten. Van oudsher werd er in de vallei van de Nete en de Aa ijzeroer ontgonnen. Het ijzeroer werd gebruikt als bouwmateriaal of als grondstof voor de ijzerwinning. In de negentiende en het begin van de twintigste eeuw gebeurde het afgraven van ijzermaal in opdracht van grote maatschappijen uit Wallonië en Duitsland. Plaatselijke ondernemers traden op als tussenpersoon, terwijl kleine boeren en landarbeiders het slecht betaalde grondwerk verrichten. Uiteindelijk kon het arme Kempense ijzererts niet langer concurreren met het hoogwaardige Zweedse staal en andere kwaliteitsproducten. De lakennijverheid maakte van Herentals een kleine welvarende stad met internationale contacten. Tijdens de periode van hoogconjunctuur in de tweede helft van de veertiende eeuw bestreken de Herentalse lakenhandelaars een afzetgebied dat zich uitstrekte over een groot deel van Europa. De politieke invloed en de culturele betekenis van Herentals hingen nauw samen met de economische machtspositie van de stad. Herentals groeide uit tot een administratief, juridisch, kerkelijk en cultureel centrum voor een respectabel aantal Kempense landbouwdorpen, al waren sommige dorpen uit onze regio eerder gericht op Lier of Turnhout. De stad bleef haar regionale centrumfunctie behouden, ook nadat de lakennijverheid vanaf de zestiende eeuw ten onder ging. Na het economische herstel in de negentiende eeuw en de uitbouw van Herentals als verkeersknooppunt werd die regionale centrumfunctie opnieuw versterkt. Met de vestiging van een aantal non-ferrometaalfabrieken aan de oevers van de kanalen of nabij de pas aangelegde spoorwegen doken vanaf de jaren 1880 de eerste sporen van industrialisatie op in de Antwerpse Kempen. Grote bedrijven als de radiumfabriek in Olen en de bouwmachinefabriek in Herentals waren de voorboden van een nieuwe tijd van industriële expansie. In dezelfde periode kende ook de schoennijverheid in Herentals een opmerkelijke bloei. En dan was er natuurlijk nog de diamantnijverheid. Na de Tweede Wereldoorlog zouden de typische Kempense landbouwdorpen snel evolueren naar typische forensengemeenten. Dit proces kwam in een stroomversnelling terecht door de grote natuurlijke bevolkingsaangroei en de betrekkelijk omvangrijke immigratie van jonge forensengezinnen, die in onze landelijke regio goedkope bouwgronden en een natuurlijke omgeving vonden. Internationale bedrijven als General Motors in Antwerpen, Renault in Vilvoorde, Van Hool in Koningshooikt en Philips in Turnhout waren voortaan de belangrijkste werkgevers. Intentienota erfgoedconvenant “Kempens Karakter” p. 20

Tot diep in de twintigste eeuw speelde de kerk een vooraanstaande rol in onze Kempense regio. De vrome bevolking woonde de misvieringen trouw bij en volgde de richtlijnen van ‘mijnheer pastoor’. Onder meer de aanwezigheid van vele kroostrijke gezinnen was hiervan het gevolg… Het dagelijkse leven speelde zich af in en rond de eigen parochie en op het ritme van de kerkelijke kalender. Processies, kermissen en de kerkelijke feestdagen werden enthousiast bijgewoond. Ook in het onderwijs leverde de kerk een bijzonder belangrijke bijdrage. De vele scholen van de Zusters der Christelijke Scholen van Vorselaar zijn hiervan een levend bewijs. Het steentje Jan Eduard Claes, een diamantbewerker uit Borgerhout, vestigde zich in 1876 in Nijlen en bracht daarmee de diamantnijverheid naar de Kempen. Bij gebrek aan gas en elektriciteit moest hij een beroep doen op zijn vrouw om zijn slijpschijf handmatig aan het draaien te brengen. Onder impuls van het groeiende succes van Antwerpen als internationaal diamantcentrum werden in de volgende jaren in Nijlen, Grobbendonk, Herenthout, Vorselaar en tal van andere gemeenten in de regio nieuwe diamantwerkplaatsen geopend. Het ging aanvankelijk steeds om relatief grote fabrieken, waarin stoom- of gasmotoren meerdere molens aandreven. De ontdekking van enkele nieuwe Zuid-Afrikaanse mijnen in het begin van de vorige eeuw zorgden voor de definitieve doorbraak van de kleine, niet-georganiseerde nijverheid in de Kempen, waar schrale gronden de boeren tot een nevenactiviteit dwongen. Na de aanleg van het elektriciteitsnet in de Kempen in de jaren 1920-1929 werd de regio als het ware overspoeld door kleine diamantwerkplaatsen, waar ‘de stiel’ vaak in familieverband werd uitgeoefend. Het ‘steentje’ bracht veel welvaart in de streek. De diamantbewerkers moesten hard en lang werken, maar een handige en snelle vakman kon op die manier wel in enkele dagen een weekloon verdienen. De slijpers werden dan ook tot de heren onder de arbeiders gerekend. Winkels en cafés deden goede zaken en de woningmarkt kreeg een opvallende impuls. De oprichting van verschillende diamantscholen moest de toekomst van de sector veilig stellen. Pas in de loop van de jaren 1960 en vooral in de jaren 1970-1980 begon het tij te keren. De delokalisatie naar lagelonenlanden en de verhoogde overheidscontrole in eigen land betekenden het einde van de kleinschalige plattelandsnijverheid. Slechts enkele middelgrote bedrijven kunnen voorlopig het hoofd nog boven water houden. Een volledige beschrijving per (deel)gemeente en een overzicht van de dorpsgeschiedenis, heerlijke geschiedenis en kerkelijke geschiedenis vindt u in de bijlagen. CONCLUSIE - De regio Kempen heeft een typische en boeiende geschiedenis. Tijdens de pre-industriële periode leefde de vrome bevolking voornamelijk van de schrale landbouw. De inwoners van onze streek werden voortdurend op de proef gesteld door oorlog, ongeregelde benden, ziekten, armoede en honger. Het is echter bewonderenswaardig hoe de bevolking telkens terug aan de slag ging en aan de wederopbouw begon. Na de industrialisatie bleven de Kempen lang een perifeer gebied, waar de bewoners de landbouwactiviteiten combineerden met meer industriële activiteiten die vaak buiten de regio lagen (onder meer in steenkoolmijnen en steenbakkerijen). De opkomst van de diamantnijverheid zorgde wel voor een toename van de welvaart. De laatste decennia heeft ook de industrie de ruimte, de verkeerswegen en zeker het arbeidspotentieel van de Kempen ontdekt. Dit heeft geleid tot een sterke immigratie maar ook tot een sterk veranderend uitzicht van de streek. Niet alleen de zichtbare aspecten maar ook de immateriële aspecten kwamen in een uitgesproken dynamiek terecht. Intentienota erfgoedconvenant “Kempens Karakter” p. 21

Wechelderzande<br />

De oudste vermelding van Wechelderzande dateert van 1182 en verwijst naar de vroegere aanwezigheid<br />

van jeneverbesstruiken. Tot het einde van het Ancien Régime behoorde Wechelderzande samen met Lille<br />

en Gierle tot het Land van Turnhout in het markgraafschap Antwerpen (voor de geschiedenis van het Land<br />

van Turnhout: zie geschiedenis Lille). Binnen het Land van Turnhout had het een bestuurlijke band met<br />

Vlimmeren. Binnen dit dubbeldorp was Wechelderzande het hoofddorp. In de gemeenschappelijke<br />

schepenbank, die ten hoofde ging bij Zandhoven, was de schout van Wechelderzande voorzitter en had<br />

Vlimmeren een aantal eigen schepenen. In de tweede helft van de achttiende eeuw werden beide dorpen<br />

gescheiden. Sinds 1977 vormt Wechelderzande samen met Lille, Gierle en Poederlee een fusiegemeente.<br />

De arme en vrome Kempen<br />

Tot in de twintigste eeuw bestond onze regio met uitzondering van Herentals uit typische landbouwdorpen,<br />

waar ‘keuterboerkes’ probeerden te overleven met de bewerking van de schrale <strong>Kempens</strong>e heide- en<br />

zandgrond. De ambachtelijke bedrijvigheid werd gekenmerkt door haar kleinschaligheid. Beroepen als<br />

bezembinder, mandenvlechter of klompenmaker kwamen alleszins frequent voor. Meestal probeerde de<br />

bevolking met een combinatie van verschillende beroepen te ontsnappen aan honger en armoede. De<br />

kleine boer vlocht manden, sneed klompen of ging in loondienst in de winter. De meest voor de hand<br />

liggende uitkomst was het openen van een café: een tafel, enkele stoelen en glazen, en een paar kruiken<br />

jenever waren voldoende om van start te gaan. Op het einde van de negentiende eeuw was er ongeveer<br />

één café per dertig inwoners. Naast de vele kleinschalige beroepen die in heel de Kempen werden<br />

beoefend, kende onze regio ook enkele typische economische activiteiten. Van oudsher werd er in de vallei<br />

van de Nete en de Aa ijzeroer ontgonnen. Het ijzeroer werd gebruikt als bouwmateriaal of als grondstof<br />

voor de ijzerwinning. In de negentiende en het begin van de twintigste eeuw gebeurde het afgraven van<br />

ijzermaal in opdracht van grote maatschappijen uit Wallonië en Duitsland. Plaatselijke ondernemers traden<br />

op als tussenpersoon, terwijl kleine boeren en landarbeiders het slecht betaalde grondwerk verrichten.<br />

Uiteindelijk kon het arme <strong>Kempens</strong>e ijzererts niet langer concurreren met het hoogwaardige Zweedse staal<br />

en andere kwaliteitsproducten.<br />

De lakennijverheid maakte van Herentals een kleine welvarende stad met internationale contacten. Tijdens<br />

de periode van hoogconjunctuur in de tweede helft van de veertiende eeuw bestreken de Herentalse<br />

lakenhandelaars een afzetgebied dat zich uitstrekte over een groot deel van Europa. De politieke invloed en<br />

de culturele betekenis van Herentals hingen nauw samen met de economische machtspositie van de stad.<br />

Herentals groeide uit tot een administratief, juridisch, kerkelijk en cultureel centrum voor een respectabel<br />

aantal <strong>Kempens</strong>e landbouwdorpen, al waren sommige dorpen uit onze regio eerder gericht op Lier of<br />

Turnhout. De stad bleef haar regionale centrumfunctie behouden, ook nadat de lakennijverheid vanaf de<br />

zestiende eeuw ten onder ging. Na het economische herstel in de negentiende eeuw en de uitbouw van<br />

Herentals als verkeersknooppunt werd die regionale centrumfunctie opnieuw versterkt.<br />

Met de vestiging van een aantal non-ferrometaalfabrieken aan de oevers van de kanalen of nabij de pas<br />

aangelegde spoorwegen doken vanaf de jaren 1880 de eerste sporen van industrialisatie op in de<br />

Antwerpse Kempen. Grote bedrijven als de radiumfabriek in Olen en de bouwmachinefabriek in Herentals<br />

waren de voorboden van een nieuwe tijd van industriële expansie. In dezelfde periode kende ook de<br />

schoennijverheid in Herentals een opmerkelijke bloei. En dan was er natuurlijk nog de diamantnijverheid.<br />

Na de Tweede Wereldoorlog zouden de typische <strong>Kempens</strong>e landbouwdorpen snel evolueren naar typische<br />

forensengemeenten. Dit proces kwam in een stroomversnelling terecht door de grote natuurlijke<br />

bevolkingsaangroei en de betrekkelijk omvangrijke immigratie van jonge forensengezinnen, die in onze<br />

landelijke regio goedkope bouwgronden en een natuurlijke omgeving vonden. Internationale bedrijven als<br />

General Motors in Antwerpen, Renault in Vilvoorde, Van Hool in Koningshooikt en Philips in Turnhout waren<br />

voortaan de belangrijkste werkgevers.<br />

<strong>Intentienota</strong> erfgoedconvenant “<strong>Kempens</strong> <strong>Karakter</strong>” p. 20

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!