Intentienota - Erfgoedcel Kempens Karakter

Intentienota - Erfgoedcel Kempens Karakter Intentienota - Erfgoedcel Kempens Karakter

erfgoedcelkempenskarakter.be
from erfgoedcelkempenskarakter.be More from this publisher
11.09.2013 Views

Vlimmeren) in handen van de schatrijke familie Schetz. In het begin van de zeventiende eeuw werd het Land van Turnhout herenigd onder prins Filips Willem van Oranje-Nassau, de zoon van Willem van Oranje. Na diens dood keerde het gebied nog maar eens terug naar het domein van de hertogen van Brabant, al verpande koning Filips IV van Spanje onder meer Lille, Gierle en Wechelderzande aan Jan de Proost. Vanaf de Vrede van Munster (1648) werd het Land van Turnhout opnieuw eigendom van het huis Oranje- Nassau. In 1711 werd het bezit van de Pruisische koningen, todat keizerin Maria-Theresia het als hertogin van Brabant kocht om aan haar gunsteling Emanuel Tellez de Sylva Menezes et Castro te schenken. Na een nieuwe verkoop in 1768 werd het Land van Turnhout tot aan de Franse Revolutie eigendom van de graven de Pestre de Seneffe. De inwoners van Lille leefden tot in de twintigste eeuw vooral van landbouwactiviteiten. In het midden van de negentiende eeuw waren er twee brouwerijen en een kaarsenfabriek, terwijl er zich met de klompenmakerij ook enige kleinschalige thuisnijverheid ontwikkelde. De komst van de diamantnijverheid zou een nieuw tijdperk inluiden. Sinds 1977 vormt Lille samen met Gierle, Poederlee en Wechelderzande een fusiegemeente. Morkhoven Over de oudste geschiedenis van Morkhoven is weinig bekend. De naam ‘Morkhoven’ duikt voor het eerst op in de archiefstukken in 1286. Hij betekent niets anders dan ‘moerassige, laaggelegen uitgestrektheid grond’ of ‘natte, laaggelegen landbouwontginning’. Vanaf de veertiende eeuw tot 1561 vormde Morkhoven samen met Noorderwijk één administratief-juridische entiteit. De heerlijkheid viel uiteen toen Morkhoven in 1561 aan Jan van der Meeren, de stadhouder van Mechelen, werd verkocht. Enkele jaren later kwam het dorp in bezit van de adellijke familie Coupigny, die het tot in het midden van de achttiende eeuw behield. Morkhoven werd daarna bezit van de familie de Croy en later van de familie de Merode van Westerlo. Na de breuk met Noorderwijk ontwikkelde Morkhoven zich geleidelijk tot een zelfstandige heerlijkheid. Het dorp kreeg een eigen bestuurlijk apparaat met de drossaard, zeven schepenen, de burgemeester en de collecteurs. De wapengilde Sint-Sebastiaan werd opgericht en in 1624 werd het verheven tot graafschap. Enkele decennia later werden de grenzen met Noorderwijk na tal van geschillen vastgelegd. Uiteindelijk fusioneerden beide gemeenten in 1976 met Herentals. Nijlen Buiten enkele archeologische vondsten uit de prehistorie en de Romeinse tijd is er weinig geweten over de vroegste geschiedenis van Nijlen. De eerste vermeldingen in de archivalia dateren uit de twaalfde eeuw. Nijlen behoorde samen met Bevel, Emblem en Kessel tot de Bijvang van Lier. De bestuurlijke band met Lier leidde geregeld tot geschillen, bijvoorbeeld over het maalgeld. In de dertiende eeuw telde Nijlen een zeshonderdtal inwoners. De regio werd op dat moment geteisterd door oorlog, pest en honger. Ook de godsdienstoorlogen in de zestiende eeuw brachten veel onheil mee voor de lokale bevolking. Nijlen werd zowel door de Nederlandse als door de Spaanse troepen geplunderd. In 1611 lag de Sint-Willibrorduskerk er nog altijd gehavend bij. Tijdens de twee wereldoorlogen in de twintigste eeuw zou de veertiende-eeuwse kerk opnieuw twee keer verwoest worden. De komst van de diamantnijverheid had op dat moment al voor een belangrijke ommekeer gezorgd in dit typische landbouwdorp. Sinds de fusie van 1976 maken ook Bevel en Kessel deel uit van de gemeente Nijlen. Noorderwijk Archeologische vondsten zouden kunnen wijzen op de Romeinse of Merovingische oorsprong van het dorp. In 974 werd Noorderwijk voor het eerst vermeld in de archivalia. De aanwezigheid van een kerk bewijst dat het dorp in die periode al enige betekenis had. Sinds het begin van de dertiende eeuw was de heerlijkheid Noorderwijk eigendom van de familie Berthout. Het dorp kwam vervolgens in handen van Mathilde van Gelderland, die het in 1370 in leen gaf aan ridder Jan van Lier. Sindsdien werd de heerlijkheid nooit meer verkocht. Door erfenissen en huwelijken werd Noorderwijk achtereenvolgens eigendom van de families de Plaines, van Busleyden, van Tiras, en de T’Serclaes. Augustijn T’Serclaes was de laatste heer van Noorderwijk. De oudste sporen van een Noorderwijkse schepenbank gaan terug tot 1439, maar toen was zij reeds geruime tijd bedrijvig. De zeven dorpsschepenen van Noorderwijk werden aanvankelijk benoemd en beëdigd door de heer van Noorderwijk. In de loop van de zestiende eeuw kwam het tot een soort fusie met Intentienota erfgoedconvenant “Kempens Karakter” p. 18

de laatbank van de abt van Tongerlo, die sinds 1343 heer was geworden over een aanzienlijk deel van Noorderwijk. De fusie zou trouwens lange tijd een bron van conflict vormen tussen de heer van Noorderwijk en de abt van Tongerlo. Tijdens het Ancien Régime telde Noorderwijk nooit meer dan duizend inwoners. De industrialisatie van de Antwerpse Kempen na de Tweede Wereldoorlog bracht hier snel verandering in. Bij de fusie met Herentals in 1976 telde het dorp ongeveer 3600 zielen. Olen De legende van Keizer Karel en de boeren van Olen bezorgde de gemeente een grote naambekendheid. De boeren van Olen hebben voor de Kempen dezelfde betekenis als Reinaert de Vos voor het Land van Waas en Tijl Uilenspiegel voor de streek rond Damme. Het driehoekige dorpsplein van Olen zou kunnen wijzen op de Frankische oorsprong van het dorp. Omstreeks het jaar 1000 schonk graaf Ansfried, bisschop van Utrecht, een deel van zijn persoonlijke bezittingen in de Zuiderkempen, waaronder Olen en Westerlo, aan de Kapittelkerk van Utrecht. De Kapittels van Utrecht gingen in die jaren een relatie aan met twee plaatselijke machthebbers, met name de abt van Tongerlo en de heren van Wezenmaal. Hierdoor werd de familie van Wezenmaal voor acht generaties eigenaar van Olen (1166-1464). Na een lange juridische strijd tussen de familie van Wezenmaal en de familie de Merode wees de Raad van Brabant Olen, Westerlo en Herselt in 1478 toe aan Jan I de Merode. Tot op het einde van het Ancien Régime zwaaide de familie de Merode de plak in deze dorpen. Olen was bijgevolg eeuwenlang verbonden met Westerlo. De drossaard van Westerlo was niet zelden ook de meier van Olen. Bovendien stond het dorp tot 1744 onder jurisdictie van de schepenbank van Westerlo. In dat jaar kreeg het officieel een eigen schepenbank. In het begin van de twintigste eeuw werd op de Groote Heyde aan de oevers van het Kempisch kanaal de eerste nonferrometaalfabriek in Olen opgestart. Dit feit zou een belangrijke metamorfose in het dorp ontketenen. In de schaduw van de fabriek ontstond een gloednieuwe nederzetting en een nieuwe parochie: Sint-Jozef-Olen. Poederlee In een oorkonde uit 1118 werd Poederlee voor het eerst vermeld, in de betekenis van ‘bosje of houtgewas op verhoogde zandgrond nabij een modderige plaats’. Poederlee was een zelfstandige, volle heerlijkheid. De heren van Poederlee, die in een bescheiden, houten kasteelhoeve aan de oevers van de Aa woonden, waren trouwe ridders van de hertogen van Brabant. Het geslacht, dat ook rechten in Gierle had, bezat de heerlijkheid tot omstreeks 1390. De familie van Vriesele volgde hen op. Latere eigenaars zijn onder meer de families de Birmeu, Snoy en van Steenhuys. In 1653 werd Poederlee verheven tot baronie ten voordele van Philippe-Guillaume van Steenhuys. Vanaf 1717 droegen Eugène d’Olmen en zijn erfgenamen de titel baron van Poederlee. Ongeveer 260 jaar later werd Poederlee gefusioneerd met Lille, Gierle en Wechelderzande. Vorselaar Arnolf van Rotselaer wordt in de archivalia als eerste vermeld als ‘heer van Vorselaar’ (1274). De heren van Rotselaar waren kasteleins van de hertogen van Brabant. De familie bouwde in Vorselaar een waterburcht nabij de weg van Antwerpen naar Turnhout. In de zestiende eeuw kwam de heerlijkheid achtereenvolgens onder het bewind van Cornelis van Bergen en het geslacht van Arenberg. In 1663 werd Vorselaar door Karel Eugeen van Arenberg verkocht aan Jan-Baptist Proost, raadsheer van de Raad van Brabant. Een halve eeuw later werd het dorp opnieuw verkocht, zodat uiteindelijk graaf Karel-Philips van de Werve heer van Vorselaar werd. De familie van de Werve verbouwde het Vorselaarse kasteel tot een smaakvol waterslot in een uitgestrekt domein. De macht van de familie werd gesymboliseerd door de kaak op het marktplein. De bevolking van Vorselaar leefde eeuwenlang grotendeels van de landbouw. In de negentiende eeuw was een aantal mensen ook tewerkgesteld in de kleiputten en steenbakkerijen te Rijkevorsel, in de cementfabriek van Beerse of in de dokken van Antwerpen. De komst van de diamantnijverheid in het begin van de twintigste eeuw gaf de bevolking gedurende enkele decennia een ‘lonend’ alternatief. Daarna werd Vorselaar in de eerste plaats een woondorp. Intentienota erfgoedconvenant “Kempens Karakter” p. 19

de laatbank van de abt van Tongerlo, die sinds 1343 heer was geworden over een aanzienlijk deel van<br />

Noorderwijk. De fusie zou trouwens lange tijd een bron van conflict vormen tussen de heer van Noorderwijk<br />

en de abt van Tongerlo. Tijdens het Ancien Régime telde Noorderwijk nooit meer dan duizend inwoners. De<br />

industrialisatie van de Antwerpse Kempen na de Tweede Wereldoorlog bracht hier snel verandering in. Bij<br />

de fusie met Herentals in 1976 telde het dorp ongeveer 3600 zielen.<br />

Olen<br />

De legende van Keizer Karel en de boeren van Olen bezorgde de gemeente een grote naambekendheid.<br />

De boeren van Olen hebben voor de Kempen dezelfde betekenis als Reinaert de Vos voor het Land van<br />

Waas en Tijl Uilenspiegel voor de streek rond Damme. Het driehoekige dorpsplein van Olen zou kunnen<br />

wijzen op de Frankische oorsprong van het dorp. Omstreeks het jaar 1000 schonk graaf Ansfried, bisschop<br />

van Utrecht, een deel van zijn persoonlijke bezittingen in de Zuiderkempen, waaronder Olen en Westerlo,<br />

aan de Kapittelkerk van Utrecht. De Kapittels van Utrecht gingen in die jaren een relatie aan met twee<br />

plaatselijke machthebbers, met name de abt van Tongerlo en de heren van Wezenmaal. Hierdoor werd de<br />

familie van Wezenmaal voor acht generaties eigenaar van Olen (1166-1464). Na een lange juridische strijd<br />

tussen de familie van Wezenmaal en de familie de Merode wees de Raad van Brabant Olen, Westerlo en<br />

Herselt in 1478 toe aan Jan I de Merode. Tot op het einde van het Ancien Régime zwaaide de familie de<br />

Merode de plak in deze dorpen. Olen was bijgevolg eeuwenlang verbonden met Westerlo. De drossaard<br />

van Westerlo was niet zelden ook de meier van Olen. Bovendien stond het dorp tot 1744 onder jurisdictie<br />

van de schepenbank van Westerlo. In dat jaar kreeg het officieel een eigen schepenbank. In het begin van<br />

de twintigste eeuw werd op de Groote Heyde aan de oevers van het Kempisch kanaal de eerste nonferrometaalfabriek<br />

in Olen opgestart. Dit feit zou een belangrijke metamorfose in het dorp ontketenen. In de<br />

schaduw van de fabriek ontstond een gloednieuwe nederzetting en een nieuwe parochie: Sint-Jozef-Olen.<br />

Poederlee<br />

In een oorkonde uit 1118 werd Poederlee voor het eerst vermeld, in de betekenis van ‘bosje of houtgewas<br />

op verhoogde zandgrond nabij een modderige plaats’. Poederlee was een zelfstandige, volle heerlijkheid.<br />

De heren van Poederlee, die in een bescheiden, houten kasteelhoeve aan de oevers van de Aa woonden,<br />

waren trouwe ridders van de hertogen van Brabant. Het geslacht, dat ook rechten in Gierle had, bezat de<br />

heerlijkheid tot omstreeks 1390. De familie van Vriesele volgde hen op. Latere eigenaars zijn onder meer de<br />

families de Birmeu, Snoy en van Steenhuys. In 1653 werd Poederlee verheven tot baronie ten voordele van<br />

Philippe-Guillaume van Steenhuys. Vanaf 1717 droegen Eugène d’Olmen en zijn erfgenamen de titel baron<br />

van Poederlee. Ongeveer 260 jaar later werd Poederlee gefusioneerd met Lille, Gierle en Wechelderzande.<br />

Vorselaar<br />

Arnolf van Rotselaer wordt in de archivalia als eerste vermeld als ‘heer van Vorselaar’ (1274). De heren van<br />

Rotselaar waren kasteleins van de hertogen van Brabant. De familie bouwde in Vorselaar een waterburcht<br />

nabij de weg van Antwerpen naar Turnhout. In de zestiende eeuw kwam de heerlijkheid achtereenvolgens<br />

onder het bewind van Cornelis van Bergen en het geslacht van Arenberg. In 1663 werd Vorselaar door<br />

Karel Eugeen van Arenberg verkocht aan Jan-Baptist Proost, raadsheer van de Raad van Brabant. Een<br />

halve eeuw later werd het dorp opnieuw verkocht, zodat uiteindelijk graaf Karel-Philips van de Werve heer<br />

van Vorselaar werd. De familie van de Werve verbouwde het Vorselaarse kasteel tot een smaakvol<br />

waterslot in een uitgestrekt domein. De macht van de familie werd gesymboliseerd door de kaak op het<br />

marktplein. De bevolking van Vorselaar leefde eeuwenlang grotendeels van de landbouw. In de<br />

negentiende eeuw was een aantal mensen ook tewerkgesteld in de kleiputten en steenbakkerijen te<br />

Rijkevorsel, in de cementfabriek van Beerse of in de dokken van Antwerpen. De komst van de<br />

diamantnijverheid in het begin van de twintigste eeuw gaf de bevolking gedurende enkele decennia een<br />

‘lonend’ alternatief. Daarna werd Vorselaar in de eerste plaats een woondorp.<br />

<strong>Intentienota</strong> erfgoedconvenant “<strong>Kempens</strong> <strong>Karakter</strong>” p. 19

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!