11.09.2013 Views

voegen - Slachtofferhulp Nederland

voegen - Slachtofferhulp Nederland

voegen - Slachtofferhulp Nederland

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

De positie van het slachtoffer in het strafproces<br />

3. Schadevergoeding (<strong>voegen</strong>)<br />

3.2. De benadeelde<br />

Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich ter zake van<br />

zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij <strong>voegen</strong> in het strafproces (art. 51f<br />

lid 1 Sv). Het gaat hier allereerst om het strafbare feit dat ten laste is gelegd, maar geldt ook<br />

voor feiten die ad informandum zijn gevoegd en die op de dagvaarding zijn vermeld (art. 361<br />

lid 2 Sv). Ook privaat- en publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen zich <strong>voegen</strong> als<br />

benadeelde partij.<br />

Het slachtoffer kan iemand machtigen om de vordering in te dienen en om hem ook in de<br />

verdere procedure te vertegenwoordigen. De wet zelf spreekt alleen over<br />

vertegenwoordiging op de zitting (art. 51c lid 2 Sv). Als de gemachtigde geen advocaat is,<br />

moet de machtiging schriftelijk. Een machtiging is ook opgenomen op het voegingsformulier.<br />

Is de benadeelde een minderjarige of een onder curatele gestelde is, dan moet de wettelijk<br />

vertegenwoordiger voor hem optreden (art. 51f lid 4 Sv). De wettelijk vertegenwoordiger<br />

moet de vordering (mede) ondertekenen.<br />

3.3. Nabestaanden<br />

Indien het slachtoffer als gevolg van het strafbare feit is overleden kunnen nabestaanden<br />

zich soms <strong>voegen</strong> (art. 51f lid 2 Sv):<br />

• de erfgenamen ter zake van hun onder algemene titel verkregen vordering (in<br />

beginsel de materiële schade) en<br />

• de personen, bedoeld in art. 6:108 lid 1 en lid 2 BW ter zake van de daar bedoelde<br />

vorderingen (begrafeniskosten en inkomensderving).<br />

3.4. Splitsing van de vordering door de benadeelde<br />

Het is ook mogelijk om een gedeelte van de schade te vorderen (art. 51f lid 3 Sv). De schade<br />

die niet is gevorderd in het strafproces kan alsnog in een civiele procedure worden<br />

gevorderd. Redenen tot splitsing van de vordering kunnen bijvoorbeeld zijn:<br />

• de vordering is nog niet helemaal duidelijk is. Bijvoorbeeld omdat er nog geen<br />

eindtoestand is.<br />

• door de complexiteit van de schade is het niet goed mogelijk zal zijn de gehele<br />

schade tijdens een strafprocedure aannemelijk te maken. Dan kan bijvoorbeeld<br />

alleen dat gedeelte worden gevorderd waarvoor een beperkt onderzoek op de<br />

strafzitting toereikend is om deze vast te stellen.<br />

Copyright <strong>Slachtofferhulp</strong> <strong>Nederland</strong> 2011


De positie van het slachtoffer in het strafproces<br />

3.5. Indienen van de vordering<br />

3.5.1. Voegingsformulier<br />

De vordering kan door de benadeelde partij voorafgaand aan de zitting worden ingediend<br />

middels het zogenoemde voegingsformulier. Als het slachtoffer te kennen heeft gegeven de<br />

schade vergoed te willen hebben, wordt het voegingsformulier al in een vroeg stadium<br />

toegestuurd. De termijn om het formulier in te dienen is twee weken. Deze termijn is kort.<br />

Soms te kort. Het kan echter van groot belang zijn om binnen de gegeven termijn een<br />

(voorlopige) vordering in te dienen, omdat de gevraagde schade wordt meegewogen bij de<br />

wijze waarop de strafzaak wordt afgedaan.<br />

Als er geen schadevergoeding is gevraagd kan het zijn dat de zaak wordt afgedaan met een<br />

transactie of zelfs wordt geseponeerd. Is er een vordering door het slachtoffer ingediend dan<br />

zal vergoeding van de schade bij de beslissing van de officier betrokken worden. Meestal zal<br />

dit betekenen dat dan alleen transactie of sepot plaatsvindt als de schade ook wordt vergoed<br />

(schaderegeling). Wil de verdachte niet meewerken aan het regelen van de schade, dan zal<br />

dit meestal betekenen dat de officier de verdachte dagvaart.<br />

Vindt er een strafzitting plaats dan kan de vordering nog schriftelijk worden ingediend tot aan<br />

de zitting. Tot dat moment kan de vordering ook worden gewijzigd of aangevuld. Er moet wel<br />

rekening mee worden gehouden dat wanneer de vordering per post wordt opgestuurd, het<br />

enige dagen zal duren voor de stukken in het dossier terecht komen. Bovendien is het<br />

raadzaam de vordering niet op het laatste moment in te dienen zodat openbaar ministerie,<br />

rechtbank en verdediging genoeg tijd hebben om de vordering te bestuderen.<br />

Een kopie van het voegingsformulier wordt door het openbaar ministerie ook aan de<br />

verdachte gestuurd (art. 51g lid 3 Sv). De op het voegingsformulier ingevulde<br />

persoonsgegevens van het slachtoffer komen daarmee dus ook bij de verdachte terecht.<br />

Deze gegevens zullen overigens meestal reeds bij de verdachte bekend zijn, omdat de<br />

gegevens bijvoorbeeld al op de aangifte vermeld staan. De aangifte maakt deel uit van het<br />

strafdossier. De verdachte of zijn raadsman krijgt daarvan een kopie. Het is overigens, net<br />

als bij de aangifte, mogelijk om domicilie te kiezen, zodat de woonplaats van het slachtoffer<br />

niet via het voegingsformulier bekend wordt gemaakt.<br />

3.5.2. OM-afdoening<br />

Op 1 februari 2008 is de Wet OM-afdoening inwerking getreden. 1 De officier van justitie mag<br />

op grond van deze wet strafbare feiten waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat zelf<br />

met een zogenoemde strafbeschikking afdoen (art. 257a lid 1 Sv). Het gaat niet om<br />

vrijheidsstraffen, maar wel taakstraffen tot 120 uur en geldboetes. De officier kan bij de<br />

strafbeschikking niet de civiele vordering toewijzen, maar kan wel een<br />

schadevergoedingsmaatregel opleggen ten behoeve van het slachtoffer (art. 257a lid 2<br />

onder d Sv). De wet wordt gefaseerd ingevoerd en wordt nu alleen nog toegepast op<br />

strafbare feiten zonder slachtoffer. De strafbeschikking moet uiteindelijk de transactie gaan<br />

vervangen.<br />

Aan de hand van de ingediende vordering (voegingsformulier) zal de officier dan de toe te<br />

kennen schadevergoeding vaststellen.<br />

1 Zie uitgebreid hierover Aanwijzing OM-afdoening.<br />

Copyright <strong>Slachtofferhulp</strong> <strong>Nederland</strong> 2011


De positie van het slachtoffer in het strafproces<br />

3.5.3. Voeging ter zitting<br />

Naast schriftelijke indiening door middel van het voegingsformulier voorafgaand aan de<br />

zitting, is het ook mogelijk om ter terechtzitting te <strong>voegen</strong>. Dit dient te gebeuren vóór het<br />

requisitoir van de officier van justitie door opgave bij de rechter. Het is aan te bevelen dit<br />

schriftelijk te doen, maar het kan ook mondeling en (art. 51g lid 3 Sv). Deze wijze van<br />

<strong>voegen</strong> kan het best alleen in noodgevallen worden gebruikt, want de verschillende partijen<br />

zullen zich wellicht overvallen voelen door de vordering. De verdediging moet in ieder geval<br />

voldoende gelegenheid hebben om zich op een vordering voor te bereiden, anders komt<br />

schending van het recht op een eerlijk proces van de verdediging in beeld (fair trial, art. 6<br />

EVRM). Deze wijze van <strong>voegen</strong> leent zich daarom niet goed voor uitgebreidere vorderingen.<br />

3.5.4. Schadeopgaveformulier<br />

Er is in een aantal arrondissementen een proef gedaan met een nieuw<br />

schadeopgaveformulier dat het huidige voegingsformulier moet gaan vervangen. Dit<br />

formulier bestaat uit drie delen: deel A, B en een bijlage:<br />

Deel A bevat de persoonsgegevens van het slachtoffer of de nabestaande; deel B betreft de<br />

schade(posten). Deze splitsing is gemaakt voor de privacy van het slachtoffer of de<br />

nabestaande. Het is de bedoeling dat alleen deel B aan het strafdossier toegevoegd. Deel A<br />

blijft achter bij de administratie van het slachtofferloket. Hiervoor lijkt overigens eerst nog een<br />

wetswijziging nodig aangezien art. 51g lid 1 Sv bepaalt dat de vordering moet worden<br />

gedaan onder vermelding van de persoonsgegevens van het slachtoffer.<br />

De bijlage bij het schadeopgaveformulier is een aanvraag bestemd voor het Schadefonds<br />

Geweldsmisdrijven. Het slachtoffer kan zo op eenvoudige wijze meteen een aanvraag bij het<br />

Schadefonds doen. Doordat op deel A en B al de meeste gegevens zijn ingevuld die nodig<br />

zijn voor een aanvraag bij het Schadefonds, is deze bijlage een stuk korter dan het<br />

gebruikelijke formulier voor het Schadefonds Geweldsmisdrijven.<br />

3.6. De ontvankelijkheid van de vordering<br />

3.6.1. Straf of maatregel<br />

Voor ontvankelijkheid is vereist dat aan de verdachte enige straf of maatregel wordt<br />

opgelegd, dan wel een schuldigverklaring zonder oplegging van straf wordt toegepast (art.<br />

361 lid 2 onder a Sv). Wanneer de verdachte wordt vrijgesproken of ontslagen van alle<br />

rechtsvervolging is de benadeelde partij in beginsel niet ontvankelijk. Indien de verdachte het<br />

strafbare feit niet kan worden toegerekend wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke<br />

stoornis van zijn geestvermogens en wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, maar de<br />

maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (art. 37 Sr) of terbeschikkingstelling (tbs,<br />

art. 37a Sr) wordt bevolen, is de benadeelde toch ontvankelijk. 2 Er is dan een strafrechtelijke<br />

maatregel opgelegd en in verband met de schade doet zich de situatie van art. 6:165 lid 1<br />

BW voor en kan de onrechtmatige daad aan de verdachte worden toegerekend.<br />

3.6.2. Rechtstreekse schade<br />

De benadeelde moet rechtstreekse schade door het bewezenverklaarde feit zijn toegebracht<br />

(art. 362 lid 2 onder b Sv). De term rechtstreekse schade is niet bedoeld als een van het<br />

burgerlijk recht afwijkende bijzondere maatstaf voor het oorzakelijk verband tussen het<br />

bewezenverklaarde feit en de schade. 3<br />

2 HR 23 juni 1998, NJ 1998, 860.<br />

3 A-G Machielse vóór HR 24 maart 1998, NJ 1998, 537.<br />

Copyright <strong>Slachtofferhulp</strong> <strong>Nederland</strong> 2011


De positie van het slachtoffer in het strafproces<br />

Met de term rechtstreekse schade wordt de kring van begunstigden beperkt. Van<br />

rechtstreekse schade is sprake als iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden<br />

strafbepaling wordt beschermd. In het algemeen beschermen strafbepalingen niet het belang<br />

van rechtsopvolgers, noch van derde belanghebbenden, zodat doorgaans alleen het<br />

slachtoffer zelf zich als benadeelde partij kan <strong>voegen</strong> in het strafproces. 4 Dit betekent<br />

bijvoorbeeld dat een verzekeraar zich niet voor de aan het slachtoffer uitgekeerde schade<br />

kan <strong>voegen</strong>.<br />

Aan de voorwaarde dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde<br />

feit is voorts voldaan als in de tenlastelegging de gedraging is omschreven die de schade<br />

heeft veroorzaakt, zodat op basis van de tenlastelegging de civiele vordering kan worden<br />

onderzocht. 5 Wordt een verdachte bijvoorbeeld vervolgd wegens mishandeling dan zal de<br />

benadeelde partij zich kunnen <strong>voegen</strong> met haar vordering die een rechtstreeks gevolg is van<br />

de mishandeling, ongeacht de vraag of deze schade in de tenlastelegging is vermeld. Het is<br />

dus niet nodig dat uit de tenlastelegging blijkt dat er schade is en zo ja, welke precies. Op<br />

basis van de tenlastelegging moet worden onderzocht of het bewezenverklaarde feit de<br />

schade tot gevolg heeft gehad. De rechtspraak geeft vervolgens alle ruimte om schade toe te<br />

rekenen aan het bewezen verklaarde feit. 6<br />

3.6.3. Ad informandum<br />

Ad informandum gevoegde feiten worden ter kennis van de rechter gebracht, zodat hiermee<br />

rekening kan worden gehouden in verband met de strafoplegging. De verdachte moet deze<br />

feiten dan wel hebben bekend en op de zitting desgevraagd wederom bekennen. In art. 361<br />

lid 2 onder b Sv is bepaald dat de vordering van de benadeelde partij tevens ontvankelijk<br />

indien het strafbare feit ad informandum is gevoegd. 7 Dit geldt alleen voor strafbare feiten die<br />

reeds op de dagvaarding ad informandum zijn vermeld.<br />

3.6.4. Onevenredige belasting<br />

Indien behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van de<br />

rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, kan de rechtbank<br />

bepalen dat de vordering geheel of ten dele niet ontvankelijk is (art. 361 lid 3 Sv). Dit heeft<br />

oude criterium vervangen dat de vordering eenvoudig van aard dient te zijn.<br />

Met het nieuwe criterium is volgens de toelichting beoogt te bewerkstelligen dat de<br />

strafrechter zoveel als mogelijk – en vaker dan nu het geval is – inhoudelijk over de<br />

vordering van de benadeelde partij beslist. Het enkele feit, zo gaat de toelichting verder, dat<br />

een vordering wordt betwist, niet onmiddellijk met voldoende bewijsmiddelen wordt<br />

onderbouwd of dat er bijvoorbeeld een enkele getuige of deskundige moet worden gehoord<br />

of het gevorderde bedrag hoger is dan gemiddeld, mag geen reden (meer) zijn de vordering<br />

om die reden niet ontvankelijk te verklaren. Dat de omvang van de schade – ook immateriële<br />

– wellicht vaker dan nu het geval is zal worden bepaald door schatting, achtten de indieners<br />

geen groot bezwaar, omdat de voordelen voor het slachtoffer immers groot zijn. 8<br />

4 Kamerstukken II 1989/90, 21 345, nr. 3, p. 17 (MvT).<br />

5 Kamerstukken II 1989/90, 21 345, nr. 3, p. 17 (MvT).<br />

6 HR 21 september 1999, NJ 1999, 801.<br />

7 Kamerstukken II 2005/06, 30143, nr. 12 (Amendement van de leden Van Fessem en Wolfsen).<br />

8 Kamerstukken II 2007/08, 30143, nr. 16 (Amendement van de leden Wolfsen en Teeven).<br />

Copyright <strong>Slachtofferhulp</strong> <strong>Nederland</strong> 2011


De positie van het slachtoffer in het strafproces<br />

De vraag is hoe de toelichting dat het horen van een getuige of een deskundige, zoals de<br />

toelichting op het amendement stelt, niet aan de ontvankelijkheid van de vordering in de weg<br />

zou hoeven staan, zich verhoudt met art. 334 lid 1 Sv, waarin wordt bepaald dat de<br />

benadeelde geen getuige of deskundige kan aanbrengen. Dit artikel hoeft overigens niet aan<br />

het horen van een getuige of deskundige in de weg te staan. De benadeelde partij heeft<br />

weliswaar geen recht om een getuige of deskundige aan te brengen, maar de benadeelde<br />

kan immers gewoon verzoeken een getuige of deskundige voor de zitting op te roepen of in<br />

het vooronderzoek te doen horen.<br />

3.7. Uitspraak van de rechter<br />

3.7.1. Inhoud uitspraak<br />

Over de civiele vordering moet gelijktijdig met de einduitspraak in de strafzaak uitspraak<br />

worden gedaan, tenzij de benadeelde partij met toepassing van art. 333 Sv (op de zitting) al<br />

niet-ontvankelijk is verklaard (art. 335 Sv).<br />

Art. 361 lid 1 Sv bepaalt dat de rechter ten aanzien van de vordering van de benadeelde<br />

partij een beslissing neemt over:<br />

– de ontvankelijkheid van de benadeelde partij,<br />

– over de gegrondheid van de vordering en<br />

– over de verwijzing in de proceskosten die door de benadeelde en door de verdachte of<br />

diens ouder of voogd, in het geval dat de verdachte jonger dan 14 jaar is (art. 51g lid 4 Sv),<br />

zijn gemaakt.<br />

3.7.2. Splitsing van de vordering door de rechter<br />

De rechter kan de vordering geheel of gedeeltelijk niet ontvankelijk verklaren. De rechter<br />

splits daarmee de vordering in een gedeelte dat zich wel en dat zich niet leent voor<br />

behandeling in het strafgeding (dit laatste gedeelte vormt dan een onevenredige belasting<br />

voor het strafgeding).<br />

Het door de strafrechter toegewezen gedeelte van de vordering wordt dan vaak als<br />

voorschot aangeduid. Een dergelijke toewijzing is echter geen voorlopige vaststelling in de<br />

zin dat deze later nog lager uit kan vallen. Zodra het vonnis onherroepelijk is geworden is de<br />

toewijzing definitief.<br />

Voor zover de vordering niet ontvankelijk is verklaard kan deze door het slachtoffer gewoon<br />

in eerste aanleg bij de civiele rechter worden aangebracht. Er is immers nog geen inhoudelijk<br />

oordeel door een rechter over geveld. Het gedeelte dat ontvankelijk is, kan de rechter toe- of<br />

afwijzen. (Voor hoger beroep tegen een afgewezen vordering zie: art. 421 Sv.)<br />

Dit betekent dat de volgende uitspraken ten aanzien van de vordering benadeelde partij<br />

kunnen voorkomen:<br />

- Geheel niet ontvankelijk<br />

- Gedeeltelijk niet ontvankelijk, toewijzing voor het overige<br />

- Gedeeltelijk niet ontvankelijk, afwijzing voor het overige<br />

- Gedeeltelijk niet ontvankelijk, toewijzing voor een gedeelte en afwijzing voor een<br />

gedeelte<br />

- Volledige toewijzing of afwijzing<br />

Copyright <strong>Slachtofferhulp</strong> <strong>Nederland</strong> 2011


De positie van het slachtoffer in het strafproces<br />

3.7.3. Proceskosten<br />

In het vonnis moet ook een beslissing worden opgenomen over de verwijzing in de kosten<br />

die door de benadeelde partij en de verdachte zijn gemaakt en ten behoeve van de<br />

tenuitvoerlegging die nog zijn te maken (art. 361 lid 6 Sv en art. 592a Sv). Deze kosten zijn<br />

(dus) geen rechtstreekse schade in de zin van art. 361 lid 2 onder b Sv.<br />

Bij de begroting van deze kosten wordt dezelfde maatstaf gehanteerd als in civiele<br />

procedures. 9 Dit betekent dat in de voegingsprocedure het proceskostensysteem van het<br />

Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering wordt gehanteerd (artt. 237-245 Rv). Het staat de<br />

rechter vrij om van het liquidatietarief rechtbanken en hoven, dat geldt voor civiele<br />

procedures, af te wijken. 10<br />

Treedt er geen gemachtigde op dan kunnen tot de kosten van de benadeelde partij behoren<br />

die gemaakt zijn voor het bijwonen van de zitting (de reis- , verblijfs- en verletkosten). De reis<br />

en verblijfskosten kunnen worden begroot overeenkomstig het Besluit Tarieven in strafzaken<br />

2003.<br />

Indien de vordering van benadeelde (voor het grootste deel) wordt toegewezen zal de<br />

rechter desgevraagd proceskosten aan de benadeelde partij toewijzen ten laste van de<br />

verdachte. Wordt de vordering van de benadeelde partij (voor het overgrote deel) afgewezen<br />

en/of niet ontvankelijk verklaard dan wordt de benadeelde meestal in de proceskosten<br />

veroordeeld. Over het algemeen worden de proceskosten dan op nihil gesteld, omdat de<br />

raadsman van de verdachte immers al verschijnt in verband met de strafzaak en zich<br />

meestal beperkt tot een kort mondeling verweer met betrekking tot de vordering benadeelde<br />

partij. De Hoge Raad heeft overigens beslist dat een niet ontvankelijkverklaring van de<br />

benadeelde partij niet zonder meer meebrengt dat de benadeelde partij zelf de kosten moet<br />

dragen van de voeging in het strafproces. 11<br />

3.8 De schadevergoedingsmaatregel<br />

Naast dat de rechter een beslissing moet nemen over de vordering benadeelde partij, heeft<br />

hij ook de mogelijkheid om schadevergoeding toe te kennen in de vorm van een<br />

strafrechtelijke maatregel, de zogeheten schadevergoedingsmaatregel (art. 36f Sr). De<br />

veroordeelde krijgt dan de plicht opgelegd een bedrag als schadevergoeding aan de staat te<br />

betalen ten behoeve van het slachtoffer.<br />

Groot voordeel van de schadevergoedingsmaatregel voor de benadeelde is dat het CJIB de<br />

toegekende schadevergoeding int. Bovendien wordt door de rechter aan de<br />

schadevergoedingsmaatregel een vervangende hechtenis gekoppeld als stok achter de deur<br />

voor het geval ver veroordeelde de schadevergoeding niet betaalt (art. 24c Sr is van<br />

overeenkomstige toepassing). Overigens ontheft de tenuitvoerlegging van de vervangende<br />

hechtenis de veroordeelde niet van de betalingsverplichting (art. 36f lid 7 Sr). In zoverre is de<br />

term vervangend dus misleidend. Hiernaast is van groot belang dat voor de als<br />

schadevergoedingsmaatregel toegewezen schadevergoeding de zogenoemde<br />

voorschotregeling geldt.<br />

9 HR 29 mei 2001, LJN AB1819, NJ 2002, 123.<br />

10 HR 26 februari 2002, LJN AD8866.<br />

11 HR 23 november 2010, LJN BM9405.<br />

Copyright <strong>Slachtofferhulp</strong> <strong>Nederland</strong> 2011


De positie van het slachtoffer in het strafproces<br />

Voor de schadevergoedingsmaatregel geldt::<br />

• kan alleen worden opgelegd voor zover de veroordeelde civielrechtelijk aansprakelijk<br />

is voor de schade;<br />

• de kring van begunstigden van de maatregel gelijk is aan de voegingsgerechtigden:<br />

het moet ook hier gaan om rechtstreekse schade 12 en in sommige gevallen kunnen<br />

nabestaanden schadevergoeding vorderen;<br />

• de proceskosten zijn geen rechtstreekse schade en kunnen daarom ook niet onder<br />

de schadevergoedingsmaatregel worden gebracht; 13<br />

• als de rechter de schadevergoedingsmaatregel oplegt moet hij toch nog beslissen<br />

over de vordering van de benadeelde partij; 14<br />

• in de praktijk wordt de maatregel meestal voor hetzelfde bedrag opgelegd als de<br />

toegekende schadevergoeding. De veroordeelde hoeft uiteraard maar één keer de<br />

schadevergoeding te betalen. In de uitspraak wordt daarom bepaald dat betaling aan<br />

het slachtoffer ontheft van de betalingsverplichting aan de staat en vice versa.<br />

Voor het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel is geen vordering benadeelde partij<br />

nodig. De rechter kan de maatregel ambtshalve opleggen. Al dan niet na vordering door de<br />

officier. Uiteraard moet de schade kunnen worden vastgesteld en zal de rechter niet (snel)<br />

tot oplegging van de maatregel overgaan zonder dat blijkt dat het slachtoffer<br />

schadevergoeding wil. Dit betekent ook:<br />

• de rechter kan als de benadeelde partij om formele redenen niet ontvankelijk is,<br />

bijvoorbeeld omdat de benadeelde zijn vordering niet heeft ondertekend, de vordering<br />

toch als schadevergoedingsmaatregel opleggen. 15<br />

• indien het slachtoffer zich in eerste aanleg niet heeft gevoegd, is een vordering<br />

benadeelde partij in hoger beroep niet ontvankelijk. Het hof kan echter wel de<br />

schadevergoedingsmaatregel opleggen. 16<br />

• de mogelijkheid tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel is zelfs niet<br />

afhankelijk van de opeisbaarheid van het vorderingsrecht van het slachtoffer. Zo kan<br />

ook voor een verjaarde civielrechtelijke vordering de schadevergoedingsmaatregel<br />

worden opgelegd. 17<br />

• De draagkracht van de verdachte speelt in beginsel bij de bepaling van de hoogte<br />

van het bedrag geen rol. 18<br />

• Eventueel kan de strafrechter als er reeds een uitspraak is van de civiele rechter,<br />

alsnog in de strafprocedure de schadevergoedingsmaatregel opleggen. 19<br />

3.9. Voorschotregeling<br />

De voorschotregeling betekent dat indien de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd, de<br />

staat het (resterende) bedrag uitkeert aan het slachtoffer. Deze uitkering vindt plaats als de<br />

veroordeelde niet of niet volledig aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan binnen acht<br />

maanden na de dag waarop het vonnis of arrest onherroepelijk is geworden. De regeling<br />

geldt niet voor rechtspersonen (art. 36f lid 6 Sr).<br />

12<br />

HR 18 april 2000, LJN ZD1786, NJ 2000, 413.<br />

13<br />

HR 19 maart 2002, NJ 2002, 497; LJN AD8963<br />

14<br />

HR 10 oktober 2006, LJN AY7397.<br />

15<br />

Vergelijk: Rb. Rotterdam 10 februari 2011, LJN BP7069<br />

16<br />

Bijvoorbeeld: Hof Amsterdam 9 maart 2010, LJN BL7200 en Hof Leeuwarden 10 september 2010, LJN BN6889<br />

17<br />

HR 13 juli 2010, LJN BM0912.<br />

18<br />

HR 16 juni 2009, LJN BI1812, NJ 2009, 293.<br />

19<br />

Rb. Roermond 30 juni 2004, LJN AQ8819 Rb. ’s-Hertogenbosch 24 november 2009, LJN BK4216.<br />

Copyright <strong>Slachtofferhulp</strong> <strong>Nederland</strong> 2011


De positie van het slachtoffer in het strafproces<br />

De minister heeft het voorgaande inmiddels bij AMvB nader geregeld. In het<br />

Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel heeft de minister bepaald dat de<br />

voorschotregeling de eerste vijf jaar alleen gaat gelden voor slachtoffers van een geweld- of<br />

zedenmisdrijf (art. 5 lid 2 jo. art. 1 lid 2 Uitvoeringsbesluit). Voor andere misdrijven gaat de<br />

regeling dus pas op 1 januari 2016 gelden. Hiervoor geldt dan bovendien een maximum van<br />

€ 5.000. In het Uitvoeringsbesluit is, aldus de toelichting, ter wille van de duidelijkheid en<br />

kenbaarheid, een limitatieve opsomming opgenomen van de gewelds- en zedenmisdrijven<br />

waar de voorschotregeling op van toepassing is (art. 2 Uitvoeringsbesluit).<br />

De voorschotregeling wordt door het Centraal Justitieel Incassobureau uitgevoerd.<br />

Copyright <strong>Slachtofferhulp</strong> <strong>Nederland</strong> 2011

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!