10.09.2013 Views

Beloften van vechtsport

Beloften van vechtsport

Beloften van vechtsport

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


<strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong><br />

Onderzoek in het kader <strong>van</strong> het programma ‘Tijd voor Vechtsport’ in opdracht <strong>van</strong> de KNKF<br />

Agnes Elling<br />

Ester Wisse<br />

Met medewerking <strong>van</strong> Hans <strong>van</strong> den Berk, Justus Beth, Remko <strong>van</strong> den Dool, Marit Gijsbers,<br />

Tim Pennings, Marieke <strong>van</strong> Schendel en Bastiaan Verberne


ISBN 978-90-5472-144-4<br />

NUR 486<br />

Opmaak: Pencilpoint - Reclamemakers & Vormgevers, Woerden<br />

Pack & Parcel B.V., Nieuwegein<br />

Fotografie: KNKF<br />

Drukwerk: DeltaHage, Den Haag<br />

W.J.H. Mulier Instituut<br />

centrum voor sociaalwetenschappelijk sportonderzoek<br />

Postbus 188<br />

5201 AD Den Bosch<br />

T. 073-6126401<br />

F. 073-6126413<br />

E. info@mulierinstituut.nl<br />

I. www.mulierinstituut.nl<br />

© 2010 Arko Sports Media, Nieuwegein<br />

Behoudens uitzondering door de wet gesteld mag, zonder schriftelijke toestemming<br />

<strong>van</strong> de rechthebbende(n) op het auteursrecht, c.q. de uitgever <strong>van</strong> deze uitgave door de<br />

rechthebbende(n) gemachtigd namens hem (hen) op te treden, niets uit deze uitgave worden<br />

verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel <strong>van</strong> druk, fotokopie, microfilm of anderszins,<br />

hetgeen ook <strong>van</strong> toepassing is op de gehele of gedeeltelijke bewerking.<br />

De uitgever is met uitsluiting <strong>van</strong> ieder ander gerechtigd de door derden verschuldigde vergoe-<br />

dingen voor kopiëren, als bedoeld in art. 17 lid 2. Auteurswet 1912 en in het KB <strong>van</strong> 20 juni 1974<br />

(Stb. 351) ex artikel 16b., te innen en/of daartoe in en buiten rechte op te treden.


Voorwoord<br />

C.C.F. Gordijn, de grondlegger <strong>van</strong> de Christelijke Academie voor Lichamelijke Opvoeding,<br />

legde een verband tussen bewegen en geluk. Bewegen is een manier om geluk te verwerven<br />

zei hij. Bewegen werd hierbij uitgelegd als intentioneel bewegen <strong>van</strong> (delen) <strong>van</strong> het menselijk<br />

lichaam. De ‘leer <strong>van</strong> het menselijk zich bewegen’ vloeide daaruit voort met als belangrijkste<br />

uitkomst de bewegingshandelingstheorie. Bewegen is een handeling; het verstaan <strong>van</strong> de<br />

wereld in actie. Door bewegen leer je de wereld kennen. Letterlijk wordt je wereld groter zodra<br />

je kunt lopen. Geluk is binnen de bewegingshandelingstheorie een werkwoord, gelukken door<br />

te handelen; je beweegt en je gelukt. Als je iets ‘gelukt’, word je bevestigd in je eigen kunnen.<br />

De omstandigheden waarbinnen kinderen opgroeien, bepalen voor een groot deel hun<br />

mogelijkheden tot handelen. Niet ieder kind heeft dezelfde kansen. Kinderen uit allochtone<br />

milieus kijken vaak op tegen een achterstand in besteedbaar inkomen, taal en maatschappelijk<br />

integratie <strong>van</strong> hun ouders.<br />

Bij allochtone kinderen spelen interculturele verschillen ook een grote rol. In allochtone<br />

gezinnen spelen geloof, familie en tradities een belangrijke rol in de manier waarop kinderen<br />

worden opgevoed. Door de veelheid aan regels, gebruiken en verwachtingen is er relatief weinig<br />

vrijheid. Dit geldt in grotere mate voor allochtone meisjes. De Nederlandse samenleving<br />

kenmerkt zich door een grofmazige structuur, waarbij eigen verantwoordelijkheid en eigen<br />

initiatief een voorwaarde voor succes zijn. Deze verschillen in culturele achtergrond maken dat<br />

allochtone kinderen moeite hebben zich met de Nederlandse cultuur te identificeren en er een<br />

plek in te vinden. Dat blijkt ook uit de oververtegenwoordiging in armoedecijfers, werkeloosheid<br />

en criminaliteit onder allochtonen ten opzichte <strong>van</strong> autochtonen.<br />

Daarom is het belangrijk dat er een plek is waar kinderen onder gunstige financiële voorwaar-<br />

den en met instemming <strong>van</strong> de ouders aan hun geluk kunnen werken. Een plek waar ze uitge-<br />

daagd worden zich te bewegen en te zoeken naar hun eigen mogelijkheden. Waar een trainer<br />

loopt die weet welke ervaringen zij hebben en welke problemen zij tegenkomen. Een trainer<br />

die hen positief bevestigt in wat zij wél kunnen en die binnen de club de mazen wat kleiner<br />

maakt, zodat het veilig voelt: de <strong>vechtsport</strong>club! Dankzij het programma ‘Meedoen alle jeugd<br />

door sport’ <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> VWS heeft KNKF de afgelopen jaren kunnen werken aan<br />

honderd <strong>van</strong> deze plekken. Binnen het project ‘Tijd voor Vechtsport’ is er <strong>van</strong>af 2006 gewerkt<br />

om jongeren een thuis te geven in de club. Een club die waarborgt dat er een pedagogisch en<br />

veilig klimaat heerst. Een klimaat dat tevens openheid uitademt en waar gelijkheid in alles<br />

tot uiting komt. Een club die alle jongeren uitnodigt te komen sporten, stoom af te blazen, een<br />

gezond lichaam te krijgen en vrienden te ontmoeten.<br />

Het aantal jongeren dat in de afgelopen jaren de weg naar een club heeft gevonden is groot.<br />

Meer dan 9.000 zijn er lid geworden <strong>van</strong> een <strong>van</strong> de honderd clubs. Dat de betekenis hier<strong>van</strong><br />

groot is in een maatschappelijke context, laat dit rapport zien: <strong>vechtsport</strong>beoefening stimuleert<br />

de persoonlijke groei <strong>van</strong> kinderen. Vechtsport helpt agressie te beteugelen en draagt bij aan<br />

sociale een maatschappelijke integratie. En <strong>vechtsport</strong> bereikt met name kinderen uit zwak-


6 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


kere sociale milieus. De positieve effecten <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>beoefening liggen omsloten in het<br />

beoefenen <strong>van</strong> de sport zelf. Ze zijn niet opgehangen aan zaken die om de sport heen georganiseerd<br />

worden. Het beoefenen <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> heeft maatschappelijke impact. Meer dan bij<br />

andere sporten dragen <strong>vechtsport</strong>en bij aan een grote mate <strong>van</strong> zelfwaardering. En <strong>vechtsport</strong><br />

heeft voor jongeren een veel grotere sociale betekenis dan andere sporten, waardoor ze meer<br />

gestimuleerd worden de juiste keuzes te maken.<br />

Het succes <strong>van</strong> ‘Tijd voor Vechtsport’ verdient daarom een vervolg. De <strong>vechtsport</strong> heeft aangetoond<br />

een bijdrage te kunnen leveren aan maatschappelijke doelstellingen. Vechtsporttrainers<br />

in het bijzonder hebben laten zien dat zij die handschoen hebben opgepakt en hun sport willen<br />

inzetten ter bevordering <strong>van</strong> de persoonlijke groei en ontwikkeling <strong>van</strong> hun leerlingen. En<br />

daarin ligt ook het unieke karakter <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>, welke is terug te leiden tot haar oorsprong:<br />

persoonlijke groei en ontwikkeling bereiken door het beoefenen <strong>van</strong> ongewapende vechtkunsten.<br />

Robbert Wolters<br />

Directeur KNKF Kenniscentrum


Inhoud<br />

1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11<br />

1.1 Effecten <strong>van</strong> (vecht)sport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12<br />

1.2 Probleemstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14<br />

1.3 Opdrachtgever en programma ‘Tijd voor Vechtsport’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14<br />

Portret <strong>van</strong> een jonge karateka: Fatima (1991), ‘De alleskunner’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16<br />

2. Onderzoeksmethoden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23<br />

2.1 Kwantitatief onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23<br />

2.2 Casestudies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29<br />

8 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong><br />

2.2.1 (Participerende) observaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29<br />

2.2.2 Interviews met sporters, trainers en ouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30<br />

Portret <strong>van</strong> een jonge karateka: Ibrahim (1991), ‘De topsporter’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35<br />

3. Verschillende benaderingen en motieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39<br />

3.1 Drie benaderingen <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39<br />

3.1.1 Traditioneel: technische, artistieke en spirituele ontwikkeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39<br />

3.1.2 Sportieve efficiëntie: adequate weerbaarheid en winnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40<br />

3.2 Motieven om aan <strong>vechtsport</strong> te doen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44<br />

3.2.1 Weerbaarheid en agressieregulatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46<br />

3.2.2 Wedstrijden en een carrière in de <strong>vechtsport</strong> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48<br />

3.2.3 Socialisatie in de <strong>vechtsport</strong> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49<br />

Portret <strong>van</strong> een jonge kickbokser: Gulcem (1991), ‘Kind <strong>van</strong> de trainer’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51<br />

4. Vechtsport en psychosociale weerbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55<br />

4.1 Psychosociale zelfrapportage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55<br />

4.1.1 Algemene zelfwaardering en fysiek zelfbeeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56<br />

4.1.2 Sociaal gedrag, agressietolerantie en sociale tolerantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57<br />

4.1.3 Vertrouwen in anderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58


4.2 Psychosociale invloeden <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59<br />

4.2.1 Veilig voelen, weerbaar zijn en zelfvertrouwen kweken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60<br />

4.2.2 Respect <strong>van</strong> en voor anderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62<br />

4.2.3 Agressieregulatie en maatschappelijke integratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65<br />

4.3 Invloed <strong>van</strong> duur (vecht)sportbeoefening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71<br />

4.4 Regressieanalyse: wat zijn ‘echte’ verschillen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74<br />

Portret <strong>van</strong> een jonge kickbokser: Jennifer (1993), ‘De overloopster’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76<br />

5. Sociale contacten en etnische integratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83<br />

5.1 De sociale betekenis <strong>van</strong> sportscholen: tussen sportclub en fitnesscentrum . . . . . . . . . . . . 83<br />

5.2 Sociale menging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86<br />

Portret <strong>van</strong> een jonge kickbokser: Abdel (1991), De ‘arrogante’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94<br />

6. De trainer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99<br />

6.1 (Vecht)sporters over hun trainers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99<br />

6.2 Opvattingen en handelen <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>trainers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101<br />

Portret <strong>van</strong> een taekwondotrainer: Mussa, ‘<strong>van</strong> probleemjongere tot veelzijdige trainer’ . . . . . . . . . . . 109<br />

7. Conclusies en aanbevelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115<br />

Noten, literatuur en bijlagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122<br />

Noten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122<br />

Literatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124<br />

Bijlagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127<br />

Bijlage I: Vragenlijst <strong>vechtsport</strong>ers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127<br />

Bijlage II: Vragenlijst middelbare scholieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137<br />

Bijlage III: Vragenlijst trainers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149<br />

Bijlage IV: Tabelbijlagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159<br />

Inhoud<br />

9


Inleiding Hoofdstuk 1<br />

Dat er op het hoogste toneel binnen het muaythaiboksen en de K1 niet alleen straatvechters<br />

zonder opleiding acteren, maar ook advocaten als de Surinaams-Nederlandse ‘King of the<br />

Ring’ Ashwin Balrak is in strijd met de dominante beeldvorming over beoefenaars <strong>van</strong> dergelijke<br />

‘harde’ <strong>vechtsport</strong>en (Viering 2007).<br />

De beeldvorming over <strong>vechtsport</strong>en of de meer edele benaming ‘krijgskunsten’ (martial<br />

arts) is minder eenduidig dan bij veel andere vormen <strong>van</strong> sport. Agressie leren beteugelen versus<br />

leren vechten zijn twee tegengestelde opvattingen die zijn verbonden aan (diverse vormen<br />

<strong>van</strong>) <strong>vechtsport</strong>.<br />

In een imago-onderzoek onder de Nederlandse bevolking naar verschillende takken <strong>van</strong><br />

sport hebben <strong>vechtsport</strong>en samen met voetbal de sterkste associaties met de termen ‘fysiek<br />

harde sport’ en ‘typische mannensport’. Toch koppelen mensen ook kenmerken als ‘spannende<br />

actiesport’ en ‘blessuregevoelig’ aan <strong>vechtsport</strong> (Van den Dool e.a. 2009, p. 76/117). Eerder<br />

onderzoek <strong>van</strong> onder andere Theeboom (2001a, 2001b; 2002) laat tevens zien dat veel krijgskunsten<br />

door ouders en deelnemers sterke pedagogische waarden krijgen toegedicht, <strong>van</strong>wege<br />

de Oosterse oorsprong <strong>van</strong> de meeste <strong>vechtsport</strong>en, waarbinnen zelfvertrouwen, respect en<br />

zelfbeheersing kernconcepten zijn (zie ook Sleijfer 2005).<br />

Vecht- en zelfverdedigingssporten kennen in Nederland en veel andere landen nog steeds<br />

een groeiende populariteit, vooral onder de jeugd. In 2007 beoefende 9 procent <strong>van</strong> de 6 tot<br />

19-jarigen op enigerlei wijze een <strong>vechtsport</strong> (Kamphuis & Van den Dool 2008, p. 84). Daarnaast<br />

is <strong>vechtsport</strong> een <strong>van</strong> de weinige takken <strong>van</strong> sport met zowel veel autochtone als allochtone<br />

(jeugdige) beoefenaars. Vechtsporters zijn bovendien niet meer alleen (allochtone) jongens<br />

voor wie fysiek krachtsvertoon, onderlinge strijd én mannelijke kameraadschap belangrijke<br />

aspecten zijn in hun (sportieve) socialisatie (Elling 2002; Lagendijk 1991). In het kader <strong>van</strong> het<br />

programma ‘Meedoen alle jeugd door sport’ werd vooral ook een sterke groei <strong>van</strong> allochtone<br />

meisjes bereikt (Frelier & Breedveld 2010). Zij vinden de weg naar sportscholen steeds vaker<br />

via familieleden die reeds actief zijn. Vechtsporten lijken ook mede populair onder jongeren<br />

<strong>van</strong> uiteenlopende etnische minderheidsgroepen <strong>van</strong>wege de mogelijkheden op een professionele<br />

carrière.<br />

Er is een breed scala aan verschillende <strong>vechtsport</strong>en die men kan beoefenen. De meeste vecht-<br />

sporten vinden hun oorsprong in het Oosten, in Aziatische landen als Japan en China. Deze<br />

Oosterse <strong>vechtsport</strong>en zijn in grote mate beïnvloed door Oosterse filosofische stromingen en<br />

religieuze systemen. Bekende Oosterse <strong>vechtsport</strong>en zijn wushu, dat bestaat uit verschillende<br />

Chinese vechtstijlen, Japanse bugeivormen zoals jiujitsu en Japanse budovormen als judo,<br />

aikido, kendo en karate-do. Ook het Koreaanse taekwondo kan gerekend worden tot de budovormen.<br />

Andere in Nederland beoefende <strong>vechtsport</strong>en zijn het pencak silat uit Indonesië en<br />

het populaire thaiboksen of muaythaiboksen dat zijn oorsprong kent in Thailand (Theeboom<br />

InleIdIng<br />

11


2001a, p. 11-14). Terwijl in deze Oosterse <strong>vechtsport</strong>en het oorspronkelijke doel <strong>van</strong> het aanle-<br />

ren <strong>van</strong> motorische vaardigheden het proces <strong>van</strong> het ‘bereiken <strong>van</strong> verlichting’ centraal staat,<br />

zijn Westerse <strong>vechtsport</strong>en als worstelen, (kick)boksen en schermen meer gericht op het eindproduct.<br />

Verschil tussen Oosterse en Westerse <strong>vechtsport</strong>en en benaderingen zijn steeds meer<br />

vervaagd, omdat veel vormen beïnvloed zijn door elkaar.<br />

1.1 Effecten <strong>van</strong> (vecht)sport<br />

Waar veel kinderen en volwassenen aan sport deelnemen <strong>van</strong>uit een intrinsieke motivatie<br />

(‘het is leuk’), komt de toegenomen betrokkenheid <strong>van</strong> de overheid bij sport vooral voort uit<br />

de instrumentele waarden die aan sport worden toegekend: sport is niet alleen leuk, maar<br />

ook nuttig. Vooral in het kader <strong>van</strong> maatschappelijke problemen rondom de volksgezondheid<br />

(overgewicht) en de integratie <strong>van</strong> etnische minderheden, krijgt de sport een maatschappelijke<br />

functie toegeschreven. De Nederlandse bevolking onderschrijft met name ook de opvoedkundige<br />

waarde <strong>van</strong> sport (Van den Dool e.a. 2009). Zeven op de tien mensen <strong>van</strong> vijftien jaar en<br />

ouder vinden dat sport heel belangrijk is bij de opvoeding <strong>van</strong> kinderen. Een kwart is het nog<br />

enigszins eens met deze stelling. Daarbij gaat het veelal om aspecten als het aanleren <strong>van</strong> prosociaal<br />

denken en gedrag zoals doorzettingsvermogen en discipline, samenwerken en wederzijds<br />

respect (Rutten 2007). Voor alle aan sport toegekende positieve effecten bestaat echter<br />

nog weinig onomstreden wetenschappelijk bewijs (Coakley 2006).<br />

Veel op beleidsniveau geformuleerde expliciete intenties, zoals ten aanzien <strong>van</strong> sociale (re-)<br />

integratie, zijn abstract en worden niet of nauwelijks ‘vertaald’ naar concreet meetbare<br />

aspecten waarop evaluatie kan plaatsvinden (zie ook JiB 2001a; 2001b). In hoeverre gewenste<br />

opbrengsten zoals verbetering <strong>van</strong> de eigenwaarde, het sociaalmoreel denken en handelen, en<br />

het vergroten <strong>van</strong> etnisch gemengde contacten optreden door sportdeelname is dan ook nog<br />

grotendeels onduidelijk. Meestal bestaat er een algemeen ‘goed gevoel’ over dergelijke potentiële<br />

maatschappelijke meerwaarden <strong>van</strong> sport en zijn individuele succesverhalen bekend.<br />

Empirisch onderzoek laat zien dat jongeren via sportdeelname niet alleen gesocialiseerd<br />

worden in prosociale omgangsnormen, maar ook in aanraking komen met minder gewenst<br />

gedrag. Zo vond Breedveld (2003) positieve correlaties tussen een hoge sportdeelname en<br />

delinquent gedrag en tussen het lidmaatschap <strong>van</strong> sportverenigingen en alcoholgebruik en<br />

roken. Persoonlijke betekenissen en maatschappelijke functies <strong>van</strong> sport zijn niet universeel,<br />

maar hangen mede samen met achtergrondkenmerken <strong>van</strong> beoefenaars, met specifieke vormen<br />

<strong>van</strong> sport, organisatievormen en begeleidend kader (onder andere Biesta e.a. 2001; Elling<br />

2002; Rutten 2007). Ook internationaal onderzoek toont paradoxale effecten <strong>van</strong> de invloed<br />

<strong>van</strong> sportdeelname op de persoonlijke en sociale ontwikkeling <strong>van</strong> (kwetsbare) jongeren<br />

– zoals met betrekking tot agressief gedrag – en benadrukt contextuele factoren (Kreager 2007;<br />

McNulty Eitle & Eitle 2002; Morris e.a. 2003).<br />

12 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


In dit onderzoek staan persoonlijke betekenissen en psychosociale functies <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> cen-<br />

traal. Zoals gesteld kennen veel <strong>vechtsport</strong>en hun oorsprong in Oosterse martial arts, gericht<br />

op het vergroten <strong>van</strong> zelfbeheersing, zelfvertrouwen, doorzettingsvermogen, weerbaarheid<br />

en wederzijds respect (Theeboom 2002). Deze aspecten zijn ook cruciaal in het proces <strong>van</strong><br />

(re)socialisatie en maatschappelijke integratie <strong>van</strong> (allochtone) jongeren. Bloem & Moget<br />

(2002) concluderen uit een meta-analyse <strong>van</strong> 24 Duits- en Engelstalige artikelen dat vechtkunsten<br />

onder de juiste voorwaarden inderdaad positieve psychosociale effecten kunnen sorteren.<br />

Niet alle onderzoeken zijn echter even wetenschappelijk <strong>van</strong> aard en vaak gaat het om studies<br />

met een betrekkelijk gering aantal respondenten. Een <strong>van</strong> de meest toonaangevende oudere<br />

studies is <strong>van</strong> Trulson (1986), die een duidelijk positieve invloed vond <strong>van</strong> traditionele martialartslessen<br />

(onder leiding <strong>van</strong> een hoog aangeschreven taekwondodocent) op het zelfbeeld en<br />

sociale vaardigheden <strong>van</strong> jeugdige mannelijke delinquenten. Bij de jongeren die (<strong>van</strong> dezelfde<br />

docent) alleen moderne <strong>vechtsport</strong>lessen volgden, met nadruk op het competitieve element,<br />

nam de agressie juist toe. Een controlegroep kende geen veranderingen. Uitkomsten <strong>van</strong> meer<br />

recente studies sluiten hier over het algemeen bij aan en benoemen ook de voorwaarde <strong>van</strong><br />

traditionele martialartslessen en andere contextuele factoren zoals de kwaliteit <strong>van</strong> de docent,<br />

de sociale omgeving en de lengte en inbedding <strong>van</strong> een programma (Twemlow & Sacco 1998;<br />

Twemlow e.a. 2008; Weiser e.a. 1995; Zivin e.a. 2001). Het onderzoek <strong>van</strong> Endresen en Olweus<br />

(2005) waarin zij – eigenlijk net als Trulson – een positief verband vonden tussen deelname<br />

<strong>van</strong> adolescente jongens aan meer Westerse ‘harde’ <strong>vechtsport</strong>en als boksen, worstelen en<br />

gewichtheffen en agressief gedrag, zorgde voor enige opschudding in de Nederlandse <strong>vechtsport</strong>wereld<br />

(zie bijvoorbeeld Sleijfer 2005). Zij constateerden echter vooral dat niet zozeer een<br />

specifieke tak <strong>van</strong> sport, maar vooral de wijze waarop deze gedoceerd wordt en het sociale<br />

klimaat dat er binnen een bepaalde sportgroep/school heerst (al dan niet macho) <strong>van</strong> belang is<br />

voor eventuele positieve dan wel negatieve effecten. Lakes & Hoyt (2004) vonden verschillen<br />

tussen jongens en meisjes in de basisschoolleeftijd, waarbij positieve effecten <strong>van</strong> traditionele<br />

lessen bij jongens veel sterker waren. Columbus & Rice (1998) keken meer naar fenomenologische<br />

betekenissen <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>ers en onderscheidden vier centrale factoren: ervaringen met<br />

geweld, persoonlijke groei, biografische transitiefasen en taakgerichte prestaties. De uitkomsten<br />

<strong>van</strong> Theebooms (2001a, 2001b) onderzoek in Vlaanderen naar betekenisgeving en effecten<br />

sluit aan bij deze buitenlandse studies. Ook hij stelt vast dat de kwaliteit <strong>van</strong> de trainer, evenals<br />

de context waarbinnen de vereniging of sportschool opereert én de sociale achtergronden en<br />

motieven <strong>van</strong> de jongeren zelf, cruciaal zijn voor de potentiële socialiserende en integrerende<br />

werking <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>. Niet alleen het type <strong>vechtsport</strong> speelt dus mogelijk een rol in de persoonlijke<br />

betekenisgeving <strong>van</strong> jongeren en de potentiële psychosociale opbrengsten, maar ook<br />

de organisatorische randvoorwaarden en sociale context zijn medebepalend.<br />

InleIdIng<br />

13


1.2 Probleemstelling<br />

Vanuit de constatering dat er vooral in Nederland nog betrekkelijk weinig gedegen weten-<br />

schappelijk onderzoek is gedaan naar de betekenisverlening aan en psychosociale effecten <strong>van</strong><br />

<strong>vechtsport</strong> komen wij tot de volgende centrale onderzoeksvraag:<br />

Welke betekenissen geven jeugdige <strong>vechtsport</strong>ers, hun ouders en trainers aan <strong>vechtsport</strong> en in hoeverre<br />

draagt <strong>vechtsport</strong>deelname bij aan een positieve psychosociale ontwikkeling en sociale integratie?<br />

Via een uitgebreid meerjarig onderzoek willen wij meer zicht krijgen in de betekenissen en<br />

invloeden <strong>van</strong> deelname <strong>van</strong> verschillende groepen jongeren aan <strong>vechtsport</strong>en en cruciale succes-<br />

en faalfactoren identificeren.<br />

De probleemstelling vertalen wij in de volgende zes deelvragen:<br />

1. Welke jongeren doen aan <strong>vechtsport</strong> en wat zijn hun motieven?<br />

2. Ontwikkelen jonge <strong>vechtsport</strong>ers via hun sportdeelname maatschappelijk rele<strong>van</strong>te com-<br />

petenties zoals discipline, samenwerking en doorzettingsvermogen?<br />

3. Draagt deelname aan <strong>vechtsport</strong> bij tot agressieregulatie (verbaal/fysiek) en het tegen-<br />

gaan <strong>van</strong> overig antisociaal gedrag (zoals diefstal)?<br />

4. Draagt deelname aan <strong>vechtsport</strong>en bij tot meer ontmoeting, culturele uitwisseling en<br />

wederzijdse acceptatie tussen autochtone en allochtone jongeren?<br />

5. Bestaan er verschillen in gevonden effecten naar sekse, etniciteit en duur <strong>van</strong> de sportdeelname?<br />

6. In hoeverre zijn gevonden invloeden <strong>vechtsport</strong>specifiek en welke factoren zijn <strong>van</strong> belang<br />

voor het optimaliseren <strong>van</strong> positieve effecten?<br />

1.3 Opdrachtgever en programma ‘Tijd voor Vechtsport’<br />

Dit onderzoek is door het Mulier Instituut uitgevoerd, in opdracht <strong>van</strong> de Koninklijke Neder-<br />

landse Krachtsport en Fitnessfederatie (KNKF). In deze paragraaf volgt een uiteenzetting <strong>van</strong><br />

de context waarin dit onderzoek heeft plaatsgevonden.<br />

De laatste jaren zijn er door de overheid zeer veel programma’s gestart die de sportdeelname<br />

<strong>van</strong> haar burgers moet vergroten en die een bredere maatschappelijke waarde moeten uitdragen.<br />

Zo ook het programma ‘Meedoen alle jeugd door sport’ (voorheen ‘Meedoen allochtone<br />

jeugd door sport’), in het leven geroepen om specifieke kenmerken <strong>van</strong> sport te benutten voor<br />

opvoeding en integratiedoelen <strong>van</strong> de (allochtone) jeugd (Ministerie <strong>van</strong> VWS 2006). In dit<br />

programma is door de regering een samenwerking aangegaan met verschillende sportbonden<br />

14 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


en gemeenten. 1 De geselecteerde sportbonden kregen voor de periode <strong>van</strong> 2006 tot en met 2010<br />

een groot deel <strong>van</strong> het programmabudget om in samenwerking met lokale clubs nieuwe projec-<br />

ten te ontwikkelen en activiteiten te organiseren om meer (allochtone) jeugdleden te werven en<br />

clubs te versterken. De KNKF doet dat door middel <strong>van</strong> het programma ‘Tijd voor Vechtsport’.<br />

‘Tijd voor Vechtsport’ benut de specifieke kenmerken <strong>van</strong> diverse vecht- en krachtsporten<br />

– zoals taekwondo, karate, boksen, kickboksen, mixed martial arts en aanverwante sporten –<br />

voor integratie en persoonlijke ontwikkeling <strong>van</strong> (allochtone) jeugd. Sinds 2007 zijn er in elf<br />

Nederlandse gemeenten op drie aandachtsgebieden (participatie, preventie en zorg) 111 projecten<br />

gestart. De participatieprojecten zorgen ervoor dat er meer (allochtone) jongeren deelnemen<br />

aan vecht- en krachtsport. Daarnaast zijn er preventieprojecten waarin kwetsbare jongeren<br />

begeleid worden en er voorkomen wordt dat zij (verder) geïsoleerd raken. Tot slot richt<br />

‘Tijd voor Vechtsport’ zich met zorgprojecten specifiek op de vermindering <strong>van</strong> problematisch<br />

agressief gedrag onder jeugd met een jeugdhulpindicatie. Binnen deze trajecten wordt getraind<br />

op gedrag, agressieregulering en zelfbeheersing. In zowel de preventie- als sport-zorgtrajecten<br />

wordt sport als pedagogisch instrument gebruikt, waarbij gedragsverandering centraal staat.<br />

Vanuit ‘Tijd voor Vechtsport’ is er door wetenschappers een zogenaamde ‘bewegingspedagogische<br />

preventiemethodiek’ ontwikkeld, gebaseerd op de concepten en filosofie <strong>van</strong> Oosterse<br />

zelfverdedigingmethoden en inzichten uit de Westerse bewegingspedagogiek.<br />

InleIdIng<br />

15


Portret <strong>van</strong> een jonge karateka:<br />

Fatima (1991), ‘De alleskunner’<br />

Fatima is geboren in 1991 en komt uit een gezin met twee kinderen. Haar zusje is twintig maanden<br />

jonger dan zij. Haar ouders zijn in Marokko geboren. Fatima’s moeder woont sinds ongeveer<br />

haar negende jaar in Nederland, haar vader is opgegroeid in Spanje en op latere leeftijd naar<br />

Nederland gekomen. Fatima weet niet precies welke opleidingen haar moeder heeft gevolgd<br />

en welke ze heeft afgerond, maar ze is in Nederland wel naar school geweest. Tot de geboorte<br />

<strong>van</strong> Fatima is haar moeder tolk-vertaler Nederlands-Arabisch en Nederlands-Berbers geweest.<br />

Haar vader heeft een opleiding in Spanje gehad en werkt nu in de bouw. Fatima zelf heeft in het<br />

schooljaar 2008-2009 het vwo afgerond en is daarna bedrijfskunde gaan studeren aan de Erasmus<br />

Universiteit. Haar zusje volgt een opleiding in de ICT aan een mbo-instelling.<br />

De drukke agenda <strong>van</strong> Fatima geeft blijk <strong>van</strong> een indrukwekkend sportief en maatschappelijk<br />

leven. Fatima doet al sinds haar vijfde jaar aan Gujokaikarate bij karatevereniging BSR. Voordat<br />

ze met karate begon, zat ze op zwemles. Ze is hiermee doorgegaan tot ze haar diploma’s A, B<br />

en C had behaald. Ongeveer net zo lang als ze karate beoefent, is ze ook een fanatiek paardrijdster.<br />

Naast karate en paardrijden heeft ze <strong>van</strong> haar zevende tot haar veertiende jaar ook nog aan<br />

tennis gedaan, maar hier is ze inmiddels mee gestopt. Ze is blij dat ze de drie sporten lang heeft<br />

kunnen combineren. In die tijd voelde ze zich fysiek erg sterk, maar op een gegeven moment<br />

moest ze toch één <strong>van</strong> haar drie sporten laten vallen. Drie verschillende sporten en ook nog een<br />

intensieve vwo-opleiding werd een beetje teveel. Haar ouders lieten haar zelf kiezen met welke<br />

sport ze door wilde gaan. Stoppen met karate was geen optie, “dat hoort bij mijn leven, dat doe<br />

je gewoon dagelijks” en ook paardrijden vond ze te leuk om te laten schieten, dus stopte ze met<br />

tennis. Ze heeft nog wel een pasje om vrij op de baan te mogen spelen, dus als ze tijd over heeft<br />

gaat ze af en toe nog een balletje slaan. Karate en paardrijden beoefent ze echter veel intensiever.<br />

Het zusje <strong>van</strong> Fatima doet ook aan karate en is hiermee iets later dan Fatima begonnen. De ken-<br />

nismaking met karate was vooral het initiatief <strong>van</strong> hun moeder. Toen de meiden klein waren,<br />

maakte hun moeder altijd het grapje dat ze graag “twee bodyguards” zou willen hebben. Voor<br />

Fatima’s moeder was het belangrijk dat haar dochters weerbaar zouden worden. Ook wilde ze<br />

graag een sport voor haar dochters waarin ze zouden kunnen blijven doorgroeien. Dus niet iets<br />

wat ze na enkele jaren al beu zouden zijn. Samen met Fatima ging ze op zoek naar een geschikte<br />

<strong>vechtsport</strong>school. In hun zoektocht zijn ze verschillende <strong>vechtsport</strong>scholen (karate, taekwondo<br />

en judo) in de omgeving afgegaan, om uiteindelijk terecht te komen bij de sport- en de <strong>vechtsport</strong>school<br />

die hen het beste beviel, namelijk karate bij de <strong>vechtsport</strong>school BSR.<br />

Vanaf het begin heeft Fatima het bij deze karateschool heel erg naar haar zin. Ze leert op een<br />

speelse manier kennismaken met de <strong>vechtsport</strong>. “Ik ben er als het ware mee opgegroeid.” Haar<br />

moeder is altijd erg betrokken geweest bij karate, ze heeft Fatima en haar zusje altijd naar de<br />

trainingen gebracht. Fatima trainde eerst alleen in haar woonplaats, gemiddeld zo’n drie keer<br />

in de week. Toen haar zwartebandexamen steeds dichterbij kwam, is ze ook in de grote stad<br />

16 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


gaan trainen. Op haar vijftiende heeft ze de zwarte band (eerste Dan) behaald. In de periode<br />

die hieraan vooraf ging, heeft Fatima wel vijf á zes keer in de week getraind. Daarna is ze weer<br />

iets minder gaan trainen, omdat haar schoolwerk leed onder het vele trainen. In het studiejaar<br />

2009-2010 traint ze zo’n één á twee keer in de week, omdat haar studie bedrijfskunde het niet<br />

toelaat meer te trainen. Als haar trainer echter <strong>van</strong> mening is dat ze er aan toe is te gaan trainen<br />

voor de tweede Dan, wil ze zich daar echt op gaan toeleggen en meer gaan trainen. Dit zal dan<br />

wel de nodige discipline kosten, want ze merkt nu dat het trainen niet altijd makkelijk te combineren<br />

is met haar studie en het wonen op kamers. Bovendien heeft ze ook nog een bijbaantje in<br />

het weekend. Kortom, een zeer drukke agenda. In het verleden heeft ze school wel eens ‘laten<br />

liggen’, omdat ze trainen belangrijker vond. Maar nu ze studeert wil ze dat niet meer. Dat kan<br />

ze tegenover haar ouders ook niet verantwoorden. Die willen graag dat ze haar studie afmaakt.<br />

Ze slaat dan ook geen colleges over om een training te volgen. Wel probeert ze, als ze door haar<br />

studie een training moet missen, dit op een ander moment in te halen.<br />

Toen Fatima jonger was heeft ze een tijdje wedstrijden in het karate gedaan, maar <strong>van</strong>af ongeveer<br />

haar veertiende jaar is ze zich meer gaan focussen op de traditionele aspecten <strong>van</strong> het karate. “De<br />

traditionele manier <strong>van</strong> trainen sluit meer aan bij het dagelijks leven, de balans tussen lichaam<br />

en geest heb je daar ook hard nodig. Je moet je leven goed op orde hebben, wil je bezig gaan<br />

met die kata’s enzo. En dat is een heel fijne richtlijn. Ik heb daar veel aan in het dagelijks leven.”<br />

In de wedstrijden zag ze geen uitdaging meer, ze vond het niet meer opbouwend. Ze kon voor<br />

haar gevoel in wedstrijden niet meer echt groeien. Later vertelt Fatima ook tegen de onderzoeker<br />

dat het op nationaal niveau verboden is bij karatewedstrijden een hoofddoek te dragen. Hoewel<br />

Fatima dit niet expliciet benoemt, zou dit mogelijk ook een reden geweest kunnen zijn te stoppen<br />

met wedstrijden. “Bij landelijke wedstrijden is er een verbod op hoofddoeken, voor veiligheidsredenen<br />

tussen aanhalingstekens.” Het is duidelijk dat Fatima het niet eens is met deze regel.<br />

Fatima draagt een hoofddoek en vindt haar geloof belangrijker dan karate. Als ze een keuze zou<br />

moeten maken tussen haar religie en de sport, dan is de keuze volgens haar snel gemaakt. Dan<br />

kiest ze niet voor karate. Fatima vindt echter het feit dat ze moslim is niet conflicteren met de<br />

manier waarop ze nu karate beoefent. Bij de traditionele vorm <strong>van</strong> karate die ze beoefent is een<br />

pak dat je lichaam bijna volledig bedekt, verplicht. Ook kan ze in de trainingen haar hoofddoek<br />

ophouden. “Ik kan gewoon trainen zoals ik ben. De belangrijkste aspecten <strong>van</strong> het karate komen<br />

niet in conflict met mijn religie. Er is juist een harmonie.”<br />

Ondanks dat Fatima zelf niet meer aan wedstrijden doet, heeft zij niet compleet afscheid geno-<br />

men <strong>van</strong> karatewedstrijden. Sinds ze haar zwarte band heeft, is ze namelijk als jurylid bij jeugdwedstrijden<br />

betrokken. Ze vindt dit erg leuk en leerzaam, omdat ze zo ook inzicht kan krijgen in<br />

het spel <strong>van</strong> anderen. “Je kijkt zo <strong>van</strong>uit een heel ander oogpunt naar karate. Ik kan mijn sport<br />

nu <strong>van</strong> verschillende kanten bekijken.” Ze ziet de beslissing te stoppen met zelf wedstrijden doen<br />

en het gaan jureren als een <strong>van</strong> de hoogtepunten in haar <strong>vechtsport</strong>carrière. Hiermee ging een<br />

hele nieuwe wereld voor haar open. Ze moet zich nu een oordeel vormen over anderen, en leert<br />

portret <strong>van</strong> een jonge karateka<br />

17


zo hoe je een bepaalde waarde aan bewegingen moet geven en wat daar aan ten grondslag ligt.<br />

Door beter te letten op anderen, heeft ze nu in de trainingen ook meer zelfreflectie. “Je kunt de<br />

spiegel dan ook weer naar jezelf draaien en daar kun je enorm door groeien.” Om te jureren moet<br />

ze steeds opfriscursussen doen. Ze leert ook erg veel <strong>van</strong> de overleggen met andere juryleden.<br />

“Je bent als jurylid in principe zelfstandig, maar kunt veel leren <strong>van</strong> hoe en waarom anderen hun<br />

oordeel vellen.” Veel karateka’s met een hoge Dan jureren bij wedstrijden. Van deze mensen leert<br />

Fatima ontzettend veel.<br />

Tijdens trainingen vecht Fatima nog regelmatig informele wedstrijdjes. Dit zogenaamde sparren,<br />

in het karate ook wel ‘kumite’ genoemd, is namelijk ook onderdeel voor de Dan-examens.<br />

De grootste uitdaging vindt Fatima echter het lopen <strong>van</strong> kata’s. Ze noemt dit een soort gevecht<br />

waarin je je eigen tegenstander bent. Je probeert daarin steeds jezelf te overtreffen. Fatima<br />

vindt dit ook veel vermoeiender dan kumite. Bij het sparren gaat het er namelijk om wie het<br />

slimste speelt. Je kunt voor jezelf rustmomenten inbouwen, terwijl je in de kata steeds het<br />

beste <strong>van</strong> jezelf moet geven. Fatima merkt dat als ze veel kata’s traint, ze zich mentaal fitter<br />

voelt. In de training wordt je concentratie goed getraind. Daarnaast wordt discipline en<br />

controle bijgebracht. Je bent verplicht controle te hebben over hetgeen dat je doet. Daar heb<br />

je ook in het dagelijks leven profijt <strong>van</strong>. De discipline en controle die Fatima leert bij karate,<br />

past ze ook toe in haar studie. Als ze zich mentaal fit voelt door het trainen, loopt haar studie<br />

ook beter. Na een training is Fatima meestal wel “helemaal kapot”, zowel fysiek als mentaal.<br />

Na een zware training moet ze daarom eerst altijd een uur of twee bijkomen. Daarna heeft ze<br />

extra energie, waardoor ze er weer tegenaan kan. Dit helpt haar erg bij het studeren.<br />

Het behalen <strong>van</strong> de zwarte band was uiteraard een ander hoogtepunt in de <strong>vechtsport</strong>carrière<br />

<strong>van</strong> Fatima. Tot het behalen <strong>van</strong> de zwarte band heeft Fatima bijna elk halfjaar aan een<br />

kuy-examen mee gedaan. Geen enkel examen was echter zo’n mijlpaal als het examen voor<br />

de zwarte band. “Voordat ik voor mijn zwarte band op ging, dacht ik echt, ‘de zwarte band,<br />

dat is het eindpunt’, maar toen ik de zwarte band had gehaald, werd het me duidelijk dat<br />

ik eigenlijk nog maar net begonnen was, dat het nog veel verder en dieper gaat. De zwarte<br />

band is eigenlijk weer een begin <strong>van</strong> je verdere karate. En dat laat weer zien dat karate altijd<br />

verder gaat, je kunt altijd meer leren. Het stagneert niet.” Dit was wel een verrassend inzicht<br />

voor Fatima. In het begin was ze een beetje teleurgesteld, omdat ze dacht dat ze er was,<br />

maar later gaf de nieuwe uitdaging haar ook energie. De trainer maakte haar duidelijk dat<br />

ze er nog lang niet was, bijvoorbeeld door te laten zien dat dingen waar ze voorheen mee<br />

weg kwam, nu niet meer mochten. Ze werd gecorrigeerd. Dit was iets wat ze in het begin<br />

wat vervelend vond, maar waar<strong>van</strong> ze later inzag dat het opbouwend en goed bedoeld was.<br />

Een dieptepunt in haar <strong>vechtsport</strong>carrière was een zware blessure die ze opgelopen had door<br />

een paardrij-ongeluk. Dat gebeurde ongeveer een jaar voordat ze haar zwarte band ging halen.<br />

Ze was heel fanatiek aan het trainen voor haar eerste Dan, maar kon en mocht door het ongeluk<br />

18 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


een halfjaar helemaal niets doen. Dit was heel moeilijk voor haar. “Want karate was eigenlijk<br />

als een soort eten.” Karate was iets dat gewoon bij het dagelijks leven hoorde en om daarmee<br />

te moeten stoppen viel haar zwaar. Ondanks dat Fatima geen wedstrijden meer vocht en dus<br />

in die zin geen topsport bedreef, was de leegte die ze voelde te vergelijken met het gevoel dat<br />

veel topsporters hebben die (moeten) stoppen met hun sport. Fatima wist ineens niet wat ze<br />

met haar tijd aan moest en vond het erg frustrerend dat ze fysiek afzwakte. Ook mentaal ging<br />

het in deze periode minder goed met haar. “Toen besefte ik pas wat voor toegevoegde waarde<br />

karate had voor mijn leven.” Het duurde even voordat Fatima ook echt accepteerde dat het<br />

trainen niet kon. Zelfs het zitten op een bank deed zeer, maar toch probeerde ze de trainingen<br />

<strong>van</strong> de kant te volgen, om zo in ‘haar hoofd’ te trainen. Toen ze weer hersteld was, kon ze haar<br />

trainingen weer langzaam gaan opbouwen, maar ook dat was erg moeilijk voor haar. Ze wilde<br />

eigenlijk meteen weer voluit trainen, maar dat hielden haar ouders tegen. Te moeten zien dat<br />

anderen waar ze samen mee trainde voor de zwarte band verder gingen, viel haar erg lastig.<br />

Uiteindelijk heeft ze de achterstand toch in kunnen halen en kon ze tegelijk met de anderen<br />

examen doen voor de zwarte band.<br />

Fatima beschrijft het clubje waarmee ze tegelijk op ging voor de zwarte band als een hechte<br />

groep. Niet iedereen <strong>van</strong> hen doet nu echter nog steeds aan <strong>vechtsport</strong>. Vanwege tijdgebrek zijn<br />

sommigen gestopt met trainen. In de trainingen bij BSR traint Fatima niet alleen met sporters<br />

<strong>van</strong> hetzelfde niveau. Verschillende ‘banders’ trainen door elkaar heen. Omdat de structuur <strong>van</strong><br />

de bewegingen steeds hetzelfde is, is het eenvoudig om ook met sporters <strong>van</strong> een ander niveau<br />

te kunnen trainen. Van ieder niveau wordt uiteraard wel bepaalde kwaliteiten verwacht. In de<br />

vereniging BSR hangt volgens Fatima een heel open sfeer. Het is er altijd gezellig en er is veel<br />

humor. Tijdens de training wordt er geconcentreerd en serieus getraind, maar er is ook ruimte<br />

voor luchtige zaken tussendoor. Daar is een heel goede balans in gevonden. Iedereen is altijd<br />

welkom. Sporters hebben zeker de ruimte hun mening te geven. Volgens Fatima heerst er geen<br />

strak keurslijf. Iedereen kan zichzelf zijn en los <strong>van</strong> de structuur in de training, kan iedereen<br />

zijn of haar eigen draai geven aan de training. Bij BSR zijn Fatima en haar zusje bijvoorbeeld de<br />

enigen die met een hoofddoek op trainen, maar ze worden hierdoor niet gediscrimineerd. “Er<br />

wordt helemaal geen onderscheid gemaakt.”<br />

Fatima heeft zeer veel respect voor haar trainers, omdat ze haar zeer veel geleerd hebben en haar<br />

begeleid hebben om steeds verder in de <strong>vechtsport</strong> te komen. Ze hebben veel bijgedragen aan haar<br />

persoonlijke groei. Fatima heeft <strong>van</strong> hen discipline, weerbaarheid en concentratie meegekregen.<br />

Fatima vindt haar trainers helemaal niet streng. Ze stellen sporters zelf verantwoordelijk voor hun<br />

daden. Een keer te laat komen kan dus best, als de sporters zelf maar zorgen dat ze de gemiste stof<br />

inhalen. Buiten het karate om heeft Fatima geen nauw contact met haar trainers. Bij het jureren gaat<br />

ze als leuke collega’s, als gelijken, met haar trainers om. Tijdens de trainingen zijn het de personen<br />

die ‘boven’ haar staan en haar veel kunnen leren. De trainers staan echter wel open voor meer persoonlijke<br />

contacten en hulp op persoonlijk vlak, maar omdat Fatima hiervoor bij haar ouders terecht<br />

portret <strong>van</strong> een jonge karateka<br />

19


kan, bespreekt ze met haar trainers geen persoonlijke problemen die niets met karate te maken<br />

hebben. Maar als sporters daar behoefte aan hebben, is daartoe wel de mogelijkheid.<br />

Toen ze jonger was, is Fatima wel eens bij andere verenigingen en <strong>vechtsport</strong>en gaan kijken, bijvoorbeeld<br />

omdat vrienden <strong>van</strong> haar daar trainden. Elke keer besefte ze echter dat ze het bij BSR<br />

veel beter had en ze zag dus geen enkele reden om over te stappen. Verschillende vrienden <strong>van</strong><br />

school zijn gestopt met <strong>vechtsport</strong> omdat er bijvoorbeeld strubbelingen waren tussen hen en de<br />

trainer, of omdat ze het saai vonden worden. Hier heeft Fatima bij BSR nog nooit last <strong>van</strong> gehad.<br />

Fatima heeft binnen haar karatevereniging verschillende vriendschappen opgedaan. “Je bent<br />

samen moe, je zweet samen, je <strong>van</strong>gt samen klappen op, dat schept toch een band.” Veel contacten<br />

die ze bij BSR heeft, zijn interetnisch. Bij de vereniging trainen namelijk sporters <strong>van</strong> allerlei<br />

verschillende afkomst, maar eigenlijk staat Fatima hier niet zo bij stil. Als je traint wordt er onderscheid<br />

gemaakt tussen graduering en soms ook leeftijd. Verder is er gewoon overal ruimte voor. Je<br />

kunt omgaan met wie je wilt en je kunt afstand houden <strong>van</strong> wie je wilt. Zowel voor beginners en<br />

gevorderden als voor wedstrijdvechters en recreanten is ruimte. Ook afkomst maakt hierin niet uit.<br />

Fatima heeft niet het idee dat sporters met dezelfde etnische afkomst meer naar elkaar toetrekken.<br />

Fatima traint wel veel met haar zusje, maar dat is meer omdat zij ongeveer hetzelfde postuur heeft.<br />

Vrienden die niet aan karate doen begrijpen dat karate veel voor Fatima betekent. Ze weten dat<br />

ze haar met rust moeten laten als ze moet trainen. Soms proberen ze haar er nog wel eens <strong>van</strong> te<br />

weerhouden naar een training te gaan, om bijvoorbeeld iets anders te gaan doen, maar inmiddels<br />

weten ze dat Fatima daar toch niet aan toegeeft. Ook haar familie staat over het algemeen positief<br />

tegenover haar <strong>vechtsport</strong>deelname. Ze zijn niet anders gewend dan dat Fatima aan <strong>vechtsport</strong><br />

doet. “Voor zover ik weet keuren ze het niet af, of dat durven ze dan in ieder geval niet tegen mij te<br />

zeggen.” Mensen die haar minder goed kennen, zeggen weleens verbaasd dat het toch niet mogelijk<br />

is dat zij de zwarte band heeft in karate, want ze heeft een heel klein en fijn postuur en ziet er<br />

zeker niet uit als een stereotype <strong>vechtsport</strong>er.<br />

Fatima heeft geen last <strong>van</strong> het negatieve imago <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>. Ze is zelf een heel zachtaardig<br />

en sociaal persoon en ook de mensen met wie zij traint zijn zo. ‘Hoge banders’ die op straat wel<br />

eens in een agressieve situatie terechtkomen, doen juist eerder een stap terug dan dat ze zelf op<br />

de vuist gaan. Juist omdat ze aan <strong>vechtsport</strong> doen, denken zij beter na. Fatima voelt zich veilig<br />

op straat, maar weet niet goed of dit anders geweest zou zijn als ze niet aan <strong>vechtsport</strong> zou doen.<br />

Ze doet dit namelijk al zo lang, dat ze het niet kan vergelijken met de periode daarvoor. Ze gaat<br />

in ieder geval niet aan de kant voor mensen en merkt dat bijvoorbeeld sommige vriendinnen<br />

zich wel eens onveilig voelen terwijl zij niet bang is. Opvallend is dat, hoewel Fatima veel profijt<br />

heeft <strong>van</strong> haar <strong>vechtsport</strong>beoefening in het dagelijks leven, ze wel probeert haar verschillende<br />

‘werelden’ niet te veel met elkaar te laten vermengen. “Voor alles is een tijd, je hebt karate en<br />

daar heb je vrienden, je hebt school en daar heb je ook vrienden en je hebt je thuissituatie en dat<br />

20 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


moet je toch allemaal een beetje gescheiden houden vind ik. Niet helemaal, maar er moet wel<br />

een bepaalde afstand ergens zijn.”<br />

Omdat Fatima met karate is opgegroeid, kan ze niet goed aangeven of de betekenis <strong>van</strong> de sport<br />

voor haar in de loop <strong>van</strong> de tijd is veranderd. “Als je jong bent, sta je niet zo stil bij het traditionele<br />

aspect <strong>van</strong> de sport. Het hoorde er gewoon bij. Als je aan karate doet, dan doe je dat.” Ze is<br />

overal gewoon ingegroeid. Ze is blij dat ze op jonge leeftijd met haar sport is begonnen, want ze<br />

ziet dat mensen die op latere leeftijd beginnen, meer moeite hebben met alles tot zich te nemen.<br />

Karate heeft altijd bij haar leven gehoord en doet dat nu nog steeds. Tussendoor heeft ze weleens<br />

tussenstops gehad, bijvoorbeeld als ze zich <strong>van</strong> haar ouders meer op school moest richten, maar<br />

dat was wel altijd tijdelijk. Ze zou karate niet voor altijd kunnen missen.<br />

Het doel <strong>van</strong> Fatima is om in karate steeds maar weer te blijven leren en te blijven groeien.<br />

Als het haalbaar is te blijven combineren met andere dingen, wil ze het vol blijven houden.<br />

De Dan-graden zijn mijlpalen in het pad dat ze nog gaat afleggen. Fatima heeft geen idee op<br />

wat voor termijn de volgende graad weer te behalen is. Zelf lesgeven in het karate is voor de<br />

toekomst wellicht ook een optie, maar nu komt ze hier door tijdgebrek niet aan toe. Ze heeft<br />

wel een tijdje lesgegeven aan een groep jonge karateka’s en vond dit erg leuk. Ze beseft<br />

echter ook dat niet zomaar iedereen een goede trainer is. Zorgen dat sporters gemotiveerd<br />

blijven, lijkt haar een hele klus. Wat betreft haar studie bedrijfskunde is op dit moment het<br />

doel de studie af te maken. Ze heeft nog geen idee wat ze er mee wil gaan doen en welke<br />

richting ze in het derde jaar gaat kiezen. De studie sluit wel aan bij haar interesses, maar ze<br />

heeft nog geen duidelijk beeld over de toekomst. Ze is nog jong, dus werkt ze nu eerst naar<br />

haar afstuderen toe. Fatima wil graag afsluiten met het danken <strong>van</strong> haar trainers voor alle<br />

goede begeleiding die ze haar hebben gegeven. Ze hoopt nog heel lang bij hen te kunnen<br />

blijven trainen.<br />

portret <strong>van</strong> een jonge karateka<br />

21


22 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Onderzoeksmethoden Hoofdstuk 2<br />

Om een coherent beeld te schetsen en betrouwbare resultaten te genereren, hebben we in<br />

dit onderzoek gebruikgemaakt <strong>van</strong> verschillende, elkaar aanvullende, onderzoeksmethoden.<br />

Vanwege praktische beperkingen zijn niet alle 111 uitgezette projecten bij 99 verenigingen<br />

even intensief gevolgd. Bij 24 verenigingen zijn vragenlijsten afgenomen bij in totaal bijna<br />

vierhonderd sporters <strong>van</strong> 12 tot 20 jaar. Omdat een tweede meting bij dezelfde groep sporters<br />

en trainers praktisch nauwelijks te realiseren was, hebben we, in overleg met de KNKF,<br />

gekozen voor een wijziging in het oorspronkelijke onderzoeksdesign. In plaats <strong>van</strong> het op<br />

twee momenten afnemen <strong>van</strong> een vragenlijst bij dezelfde groep jongeren die aan <strong>vechtsport</strong><br />

doen, is een vergelijkbare vragenlijst uitgezet bij een referentiegroep. Deze referentiegroep<br />

bestond uit ongeveer vijfhonderd schoolgaande jongeren <strong>van</strong> 12 tot 17 jaar. Onder 94 <strong>vechtsport</strong>trainers<br />

die betrokken zijn bij ‘Tijd voor Vechtsport’-projecten is via internet een vragenlijst<br />

afgenomen.<br />

Naast deze kwantitatieve methoden zijn in overleg met de KNKF zeven verenigingen gese-<br />

lecteerd voor een verdiepende casestudie. Hier zijn (participerende) observaties uitgevoerd,<br />

interviews gehouden met trainers, sporters en ouders en portretjes gemaakt <strong>van</strong> aansprekende<br />

sporters. In dit hoofdstuk volgt een nadere uiteenzetting <strong>van</strong> de verschillende onderzoeksmethoden<br />

die gebruikt zijn in dit onderzoek.<br />

2.1 Kwantitatief onderzoek<br />

Achtereenvolgens wordt in deze paragraaf ingegaan op de manier <strong>van</strong> dataverzameling onder<br />

jonge <strong>vechtsport</strong>ers, een vergelijkbare groep (sportende) jongeren en trainers en op de responsprofielen.<br />

Vechtsporters<br />

Op basis <strong>van</strong> bestaande, op validiteit en betrouwbaarheid geteste vragenlijsten (vgl. onder<br />

andere Biesta e.a. 2001) en nieuw ontwikkelde vragen, is een vragenlijst opgesteld voor jongeren<br />

bij <strong>vechtsport</strong>verenigingen. In de vragenlijst waren onder andere vragen opgenomen<br />

om de psychosociale effecten zoals prosociaal moreel redeneren en handelen, agressieregulering,<br />

zelfvertrouwen en weerbaarheid, interetnische identificaties en omgang te toetsen. Daarnaast<br />

zijn vragen gesteld met betrekking tot de training en motieven om aan <strong>vechtsport</strong> deel<br />

te nemen.<br />

Een eerste versie <strong>van</strong> de vragenlijst is afgenomen bij één vereniging, om te kijken of de vragen<br />

duidelijk waren voor de jongeren. Naar aanleiding <strong>van</strong> deze pilot is de vragenlijst aangepast<br />

en geoptimaliseerd, waarna hij vervolgens is afgenomen bij 390 sporters <strong>van</strong> 12 tot 20 jaar die<br />

onderzoeksmethoden<br />

23


actief waren bij 24 verschillende <strong>vechtsport</strong>verenigingen die deelnemen aan het ‘Tijd voor<br />

Vechtsport’-programma.<br />

De vragenlijsten zijn <strong>van</strong> oktober 2007 tot en met februari 2008 voor, tijdens of na de trainingen<br />

ingevuld door de <strong>vechtsport</strong>ers. Hierbij was altijd een <strong>van</strong> de onderzoekers of onderzoeksas-<br />

sistenten aanwezig, zodat de jongeren de gelegenheid hadden vragen te stellen wanneer iets<br />

niet duidelijk was. Het invullen <strong>van</strong> de vragenlijsten duurde gemiddeld 15 tot 20 minuten. Zie<br />

bijlage I voor de vragenlijst zoals deze is afgenomen onder de <strong>vechtsport</strong>ers.<br />

Jongeren op middelbare scholen<br />

Aan de hand <strong>van</strong> de vragenlijst die af is genomen bij de jongeren op de <strong>vechtsport</strong>scholen, is<br />

een vragenlijst opgesteld voor jongeren in de eerste tot en met de vierde klassen <strong>van</strong> een aantal<br />

middelbare scholen (vmbo-vwo) in Nederland. De vragenlijsten zijn op tien verschillende<br />

scholen door 512 jongeren ingevuld. De vragenlijsten zijn over het algemeen ingevuld onder<br />

schooltijd, waarbij hulp gevraagd kon worden aan onderzoeksassistenten of de docent. Zie bijlage<br />

II voor de vragenlijst zoals deze is afgenomen onder de middelbare scholieren.<br />

In de groep scholieren is een onderscheid te maken tussen jongeren die aan sport doen (75%)<br />

en jongeren die niet aan sport doen (25%). Binnen de groep sportende jongeren zat ook een<br />

aantal jongeren dat aan <strong>vechtsport</strong> doet (9% <strong>van</strong> totaal). Deze zijn niet meegenomen in de<br />

vergelijkende analyses.<br />

Trainers<br />

Aan<strong>van</strong>kelijk werd via dezelfde sportscholen waar de vragenlijsten onder jongeren werden<br />

afgenomen ook trainers gevraagd een vragenlijst in te vullen. Dit resulteerde in een totaal aantal<br />

<strong>van</strong> dertig bruikbare vragenlijsten. Uiteindelijk is besloten in 2010 de gehele trainerspoule<br />

<strong>van</strong> alle ‘Tijd voor Vechtsport’-verenigingen aan te schrijven om via internet een vragenlijst in<br />

te vullen.<br />

In deze vragenlijst zijn deels vergelijkbare vragen opgenomen als in de vragenlijsten voor<br />

jongeren, maar zijn ook aanvullende vragen gesteld. Er is onder meer gevraagd naar de motieven<br />

die hun <strong>vechtsport</strong>ers volgens de trainers hebben, naar aspecten waar de trainer belang<br />

aan hecht (discipline, op tijd komen), welke doelen hij/zij heeft met zijn of haar sporters (plezier,<br />

wedstrijden) en hoe hij/zij denkt over de effecten die de beoefening <strong>van</strong> de sport heeft op<br />

zijn of haar sporters. Tevens werden enkele vragen voorgelegd over de invloed <strong>van</strong> specifieke<br />

cursussen gericht op aspecten als weerbaarheid die gegeven werden in het kader <strong>van</strong> ‘Tijd voor<br />

Vechtsport’. Zie bijlage III voor de vragenlijst zoals deze is afgenomen onder de trainers.<br />

Via de KNKF werd een bestand met 214 e-mailadressen beschikbaar gesteld, de meeste<br />

<strong>van</strong> individuele trainers, maar ook e-mailadressen <strong>van</strong> sportscholen. De trainers werden in<br />

april per e-mail aangeschreven en kwamen dan via een link bij de vragenlijst terecht. Van de<br />

verstuurde e-mails waren er 19 onbruikbaar, dus er werden 195 e-mails effectief verstuurd. Na<br />

24 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


drie weken is een herinnering gestuurd. Uiteindelijk hebben 92 trainers een bruikbare vragen-<br />

lijst ingevuld, wat een zeer respectabel responspercentage betekent <strong>van</strong> 48 procent.<br />

Responsprofielen<br />

In de analyses <strong>van</strong> de vragenlijsten staan vergelijkingen tussen 12 tot 16-jarige jongeren die<br />

aan <strong>vechtsport</strong> doen bij een KNKF aangesloten sportschool of vereniging (n=260) en 12 tot<br />

16-jarige scholieren die een andere sport beoefenen dan <strong>vechtsport</strong> (n=325) centraal. Nietsportende<br />

scholieren, scholieren die een <strong>vechtsport</strong> beoefenen en oudere KNKF-<strong>vechtsport</strong>ers<br />

gelden daarbij als extra vergelijkingsgroepen. De sociaaldemografische achtergronden <strong>van</strong> de<br />

<strong>vechtsport</strong>ers en sportende scholieren zijn niet precies vergelijkbaar.<br />

In tabel 2.1 staan de verschillende kenmerken <strong>van</strong> de responsgroepen weergegeven, waarbij<br />

duidelijk naar voren komt dat <strong>vechtsport</strong>ers vooral afwijken <strong>van</strong> de controlegroep sporters<br />

op de kenmerken geslacht en etniciteit. Qua sekseverhouding lijkt de responsgroep redelijk<br />

representatief voor alle jeugd die binnen de ‘Tijd voor Vechtsport’-verenigingen <strong>van</strong> de KNKF<br />

actief is (Frelier & Breedveld 2010). Wat de etnische verhoudingen betreft, blijken etnische<br />

minderheden in onze steekproef ook oververtegenwoordigd vergeleken met alle ‘Tijd voor<br />

Vechtsport’-clubs. Dat hangt onder meer samen met het feit dat de focus in dit onderzoek<br />

vooral ligt op de leeftijdsgroep 12 tot 16-jarigen. Binnen het onderzoek blijven bijvoorbeeld de<br />

kracht- en fitnesssportverenigingen buiten beschouwing.<br />

onderzoeksmethoden<br />

25


Tabel 2.1


Waar de verdeling tussen jongens en meisjes onder de groep sportende scholieren ongeveer<br />

gelijk is (54% jongen), zijn jongens (67%) sterker vertegenwoordigd onder de groep <strong>vechtsport</strong>ers.<br />

Een nog groter verschil tussen de groepen zien we bij etnische achtergrond. Terwijl zes op de tien<br />

ondervraagde <strong>vechtsport</strong>ers een niet-westerse etnische achtergrond hebben, geldt dat slechts<br />

voor 15 procent <strong>van</strong> de sportende scholieren. De groep niet-westerse allochtonen bestaat vooral<br />

uit tweedegeneratiejongeren met een Marokkaanse (35% <strong>vechtsport</strong>ers; 33% scholieren), Turkse<br />

(33% <strong>vechtsport</strong>ers; 19% scholieren) of Surinaamse (8% <strong>vechtsport</strong>ers; 20% scholieren) achtergrond.<br />

Een kwart <strong>van</strong> beide groepen heeft een andere niet-westerse achtergrond.<br />

De verdeling naar provincie is niet representatief en niet gelijk tussen de groep <strong>vechtsport</strong>ers<br />

en scholieren (niet in tabel). Bijna de helft <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong>ers woont in Noord-Brabant<br />

en een kwart woont in de provincie Utrecht; daarnaast zijn nog <strong>vechtsport</strong>ers in Zuid-Holland<br />

(10%), Gelderland (10%) en Noord-Holland en Overijssel (samen 5%) geënquêteerd. De<br />

sportende scholieren zijn meer gelijkmatig verdeeld over de provincies Zuid-Holland (25%),<br />

Utrecht (24%), Gelderland (19%), Noord-Holland (16%) en Noord-Brabant (15%). Vanwege<br />

de grootstedelijke gerichtheid <strong>van</strong> het project ‘Tijd voor Vechtsport’, wonen de <strong>vechtsport</strong>ers<br />

hoofdzakelijk in (zeer) stedelijke gebieden (81%). Van de sportende scholieren is dat slechts<br />

vijftig procent. 2<br />

Van de 12 tot 16-jarige <strong>vechtsport</strong>ers beoefent de meerderheid als hoofdsport kickboksen 3<br />

(34%) of taekwondo (32%); anderen doen vooral karate (13%), boksen (13%) of judo (7%; niet in<br />

tabel). Kick/thaiboksen en taekwondo kennen ook de meeste projectverenigingen binnen ‘Tijd<br />

voor Vechtsport’, zie tabel B2.1 in de tabelbijlagen. 4 De scholieren beoefenen vooral voetbal<br />

(35%) of een danssport (12%); enkele andere relatief vaak genoemde hoofdsporten zijn fitness,<br />

hockey, korfbal, paardensport (allen 6%) en tennis (4%). Naast diverse <strong>vechtsport</strong>en (21%) zijn<br />

voetbal (28%) en danssport (10%) ook de meest genoemde tweede sporten door <strong>vechtsport</strong>ers.<br />

Twee derde <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong>ers en zeventig procent <strong>van</strong> de sportende scholieren beoefent één<br />

sport, de overigen twee sporten of meer.<br />

Tabel 2.1 laat zien dat <strong>vechtsport</strong>ers vergeleken met andere sportende scholieren hun sport<br />

nog relatief kort beoefenen. Meer dan een derde <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong>ende jongeren beoefent hun<br />

sport minder dan een jaar. Dit geldt voor 9 procent <strong>van</strong> de sportende scholieren.<br />

In tabel 2.2 staat een overzicht naar enkele sociaaldemografische gegevens <strong>van</strong> de trainers die<br />

de vragenlijst hebben ingevuld. De leeftijd <strong>van</strong> de respondenten varieert <strong>van</strong> 19 tot 63 jaar. Eén<br />

op de vijf trainers is jonger dan 30 jaar, veertig procent is tussen de 30 en 45 jaar en een even<br />

grote groep is ouder dan 45 jaar. Acht op de tien trainers zijn man en <strong>van</strong> autochtone afkomst.<br />

Meer dan de helft <strong>van</strong> de trainers (58%) is hoger opgeleid (hbo/wo), één derde heeft een vmbo<br />

of een mbo-diploma.<br />

Overeenkomstig de data onder de jongeren, geven de trainers hoofdzakelijk les in kickboksen<br />

(24%), taekwondo (16%) of karate (15%) en boksen (14%). Ook geeft een relatief grote groep<br />

<strong>van</strong> de respondenten (10%) les in aikido (niet in tabel). Andere (vecht)sporten waarin de trainers<br />

onderzoeksmethoden<br />

27


doceren zijn onder meer judo, worstelen, fitness, zelfverdediging en capoeira. Tachtig procent<br />

beoefent hun <strong>vechtsport</strong> al meer dan tien jaar en de helft geeft ook al meer dan tien jaar les.<br />

Eén op de tien ondervraagde trainers heeft geen opleidingstraject binnen ‘Tijd voor Vechtsport’<br />

gevolgd. De helft volgde de introductiecursus ‘Verzorgen en begeleiden <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>lessen’<br />

en/of traject 2, gericht op weerbaarheid en agressieregulatie. De meest gevolgde cursus was<br />

traject 1: ‘Pedagogisch en didactisch verantwoord <strong>vechtsport</strong>onderwijs voor allochtone jongeren’.<br />

Twee derde <strong>van</strong> de trainers is actief in een ‘Tijd voor Vechtsport’-project gericht op participatie.<br />

Iets meer dan een derde verzorgt een traject dat gericht is op preventie en één op de<br />

vijf is (tevens) actief binnen een zorgproject. Een kwart <strong>van</strong> de trainers weet niet in welk type<br />

project hij of zij actief is.<br />

Tabel 2.2 Respondentenprofiel <strong>vechtsport</strong>trainers (n=91


Er zal voorzichtig moeten worden omgesprongen met conclusies op basis <strong>van</strong> de vragenlijsten<br />

over ‘de’ <strong>vechtsport</strong> in Nederland, omdat de data geen representatieve steekproef vormen <strong>van</strong><br />

alle <strong>vechtsport</strong>ers. De data <strong>van</strong> de trainers geven wel een representatief beeld <strong>van</strong> de actieve<br />

trainers binnen het ‘Tijd voor Vechtsport’-programma. De data <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong>ers zijn gebaseerd<br />

op een specifieke leeftijdsgroep (12 tot 16 jaar), die voornamelijk actief is in kickboksen of<br />

taekwondo. Niettemin bieden deze data goede mogelijkheden om meer algemene uitspraken<br />

te doen over (groepen) <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>ers dan alleen op basis <strong>van</strong> meer kwalitatief onderzoek.<br />

Deze laatste vorm <strong>van</strong> onderzoek biedt echter de mogelijkheden tot meer verdieping, tot meer<br />

‘levensechte’ beschrijving.<br />

2.2 Casestudies<br />

Als aanvulling op de kwantitatieve date en om meer verdiepende inzichten te verkrijgen in de<br />

– veelal complexe en soms paradoxale – optredende betekenissen, processen en mechanismen<br />

zijn diverse kwalitatieve onderzoeksmethoden gebruikt, bij een selectie <strong>van</strong> de betrokken projecten.<br />

Binnen zeven verschillende projectverenigingen zijn participerende observaties en interviews<br />

met sporters, trainers en ouders uitgevoerd. Tevens zijn <strong>van</strong> enkele aansprekende sporters<br />

portretten gemaakt.<br />

2.2.1 (Participerende) observaties<br />

Bij elk <strong>van</strong> de verenigingen zijn minimaal acht observaties uitgevoerd, die over het algemeen<br />

participerend <strong>van</strong> aard waren. Omdat het in dit onderzoek gaat om betekenisgeving in de<br />

<strong>vechtsport</strong>, spelen ervaringen <strong>van</strong> sporters een belangrijke rol. Ook om iets te kunnen zeggen<br />

over ‘sociale processen’ binnen de <strong>vechtsport</strong>, is het belangrijk om als onderzoeker zelf aan<br />

het proces deel te nemen. Doordat de onderzoeker als het ware in de huid <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong>er<br />

stapte, konden ervaringen met de jongeren gedeeld worden en kon makkelijker via informele<br />

gesprekken contact gelegd worden. Door deel te nemen zie je andere dingen dan wanneer je<br />

alleen observeert en kom je achter betekenissen die je niet direct observeert (Gratton & Jones<br />

2004). Vanuit informele gesprekken die tijdens de participerende observaties plaatsvonden, is<br />

zeer veel interessante informatie naar voor gekomen, die bijvoorbeeld een aanvulling was op<br />

of een aanleiding tot een meer formeel interview. Ook zijn tijdens deze participerende observaties<br />

een aantal jongeren meer specifiek gevolgd, zodat zij geportretteerd konden worden.<br />

Naast participerende observaties zijn er ook observaties <strong>van</strong> trainingen en wedstrijden ‘<strong>van</strong>af<br />

de zijlijn’ gedaan. Dit om een beter beschouwend en algemeen overzicht te krijgen <strong>van</strong> de processen<br />

die tijdens de trainingen en wedstrijden plaatsvonden. In totaal zijn 46 participerende<br />

observaties bij trainingen gehouden, 12 observaties tijdens trainingen en 4 observaties tijdens<br />

wedstrijden. Tijdens trainingen en wedstrijden waar de onderzoeker zelf niet aan deelnam,<br />

onderzoeksmethoden<br />

29


zijn veldaantekeningen gemaakt die later zijn uitgewerkt. Tijdens de participerende observa-<br />

ties is getracht zoveel mogelijk interessante zaken in het hoofd op te slaan, om vervolgens zo<br />

kort mogelijk daarna in een verslag uitgewerkt te worden. In deze observatieverslagen werden<br />

feitelijke observaties gecombineerd met percepties, gevoelens en ervaringen <strong>van</strong> de onderzoeker.<br />

Alle observatieverslagen zijn vervolgens tijdens de analyse op dezelfde wijze als de uitgewerkte<br />

interviews gelabeld en ingedeeld op basis <strong>van</strong> al bestaande topics (<strong>van</strong>uit de theorie<br />

of <strong>van</strong>uit de interviews) en nieuwe topics. Vervolgens is ook deze informatie verwerkt in de<br />

resultatenhoofdstukken.<br />

2.2.2 Interviews met sporters, trainers en ouders<br />

Het houden <strong>van</strong> diepte-interviews is een methode die veel gebruikt wordt in kwalitatief onderzoek<br />

en is zeer geschikt om te gebruiken wanneer het gaat om percepties en ervaringen <strong>van</strong><br />

respondenten zelf (Gratton & Jones 2004). In totaal zijn 59 interviews afgenomen met sporters,<br />

trainers en ouders.<br />

Afname<br />

De meeste respondenten zijn observer-identified-interviewies (Sands 2002, p. 66), oftewel geselecteerd<br />

door de onderzoeker op basis <strong>van</strong> verschillende kenmerken en ingeschatte bereidwilligheid<br />

tot het uit zichzelf vertellen <strong>van</strong> interessante verhalen. Een aantal respondenten heeft<br />

zich ook vrijwillig aangeboden, de zogenaamde member-identified-interviewies. Ook zijn enkele<br />

respondenten aangedragen door trainers. De interviews waren gebaseerd op een topiclijst die<br />

samengesteld is op basis <strong>van</strong> de operationalisatie <strong>van</strong> de onderzoeksvragen. Hoewel bepaalde<br />

topics vastgesteld waren op basis <strong>van</strong> de theorie, was er binnen de interviews ook veel ruimte<br />

om nieuwe onderwerpen aan bod te laten komen. Andere voordelen <strong>van</strong> het houden <strong>van</strong> interviews<br />

boven gestructureerde vragenlijsten zijn onder andere dat het respondenten de mogelijkheid<br />

geeft in eigen woorden over hun ervaringen en ideeën te spreken en dat de onderzoeker<br />

door kan vragen wanneer iets niet duidelijk is. Ook bestaat de mogelijkheid lichaamstaal,<br />

spreektoon en gezichtsuitdrukkingen waar te nemen, waardoor datgene wat gezegd wordt een<br />

andere betekenis kan krijgen. Ten slotte kunnen respondenten die normaal niet zo makkelijk<br />

een vragenlijst invullen, zoals bijvoorbeeld jonge kinderen, of jongeren die de Nederlandse<br />

taal (nog) niet goed beheersen, door middel <strong>van</strong> een mondeling interview beter bevraagd worden<br />

(Gratton & Jones 2004).<br />

De duur <strong>van</strong> de interviews in dit onderzoek varieerden <strong>van</strong> een halfuur tot twee uur. Na<br />

afloop <strong>van</strong> een interview werden, indien niet aan bod gekomen, nog enkele achtergrondkenmerken<br />

<strong>van</strong> de sporters genoteerd. De meeste interviews vonden plaats voor, tijdens of na een<br />

training, indien mogelijk in een aparte ruimte waar rustig gesproken kon worden. Getracht is<br />

de omstandigheden voor een interview zo optimaal mogelijk te maken, maar logischerwijze<br />

waren er tijdens de interviews ook verschillende stoorfactoren. Dit waren bijvoorbeeld de achtergrondgeluiden<br />

<strong>van</strong>uit de sportzaal, een trainer die telkens binnenkwam, of andere sporters<br />

die hun vriendje of vriendinnetje op kwamen halen.<br />

30 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Sporters<br />

In dit onderzoek zijn 24 sporters <strong>van</strong> verschillende verenigingen geïnterviewd, over het algemeen<br />

in een individueel interview, in enkele gevallen in een duo-interview. De interviews<br />

zijn gehouden met sporters die tijdens de participerende observaties geselecteerd zijn door<br />

de onderzoeker of de trainer. De man-vrouwverdeling onder de respondenten is ongeveer<br />

gelijk en de leeftijd <strong>van</strong> de respondenten ligt tussen de 12 en 18 jaar, zie tabel 2.3. De geïnterviewde<br />

sporters hebben verschillende etnische achtergronden. Naast een variatie in geslacht,<br />

leeftijd en etniciteit is ook getracht een divers beeld te verkrijgen op het gebied <strong>van</strong> niveau<br />

en aantal jaren ervaring in de sport. Er zijn zowel beginnende en ervaren sporters geïnterviewd<br />

die wedstrijden vechten alsook beginnende en ervaren sporters die op een recreatieve<br />

manier <strong>vechtsport</strong> beoefenen. De meeste geïnterviewde <strong>vechtsport</strong>ers beoefenen kickboksen,<br />

daarnaast zijn enkele karateka’s bevraagd. Omdat er – in samenspraak met de KNKF – geen<br />

taekwondoverenigingen geselecteerd waren als casusverenigingen, zijn er geen jonge taekwondoka<br />

bevraagd. Vijf sporters zijn tijdens de gehele looptijd <strong>van</strong> het onderzoek specifieker<br />

gevolgd, om hen in het rapport te kunnen portretteren. Er zijn verschillende interviews en<br />

(telefonische) gesprekken met hen gehouden en tijdens de observaties zijn ze extra gevolgd.<br />

In tabel 2.3 zijn de kenmerken <strong>van</strong> sporters die we geïnterviewd hebben weergegeven. Om de<br />

anonimiteit <strong>van</strong> respondenten te waarborgen, zijn de namen gefingeerd en is niet aangeven uit<br />

welke gemeente een sporter afkomstig is.<br />

onderzoeksmethoden<br />

31


Tabel 2.3


Trainers<br />

Verder zijn aan het begin of tijdens de periode participerende observatie-interviews gehouden<br />

met één of meerdere trainers <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong>scholen/verenigingen. Over het algemeen<br />

betrof dit in ieder geval de hoofdtrainer en daarnaast soms ook nog andere trainers. Met de<br />

meeste trainers zijn naast een uitgebreid interview aan het begin en het einde <strong>van</strong> de periode<br />

ook tussendoor een aantal informele gesprekken gevoerd. In totaal is met twaalf trainers (verdeeld<br />

over de zeven casus<strong>vechtsport</strong>scholen) gesproken. Zie tabel 2.4 voor een overzicht <strong>van</strong><br />

enkele achtergrondkenmerken <strong>van</strong> de geïnterviewde trainers.<br />

Tabel 2.4


ten tot hun zoon of dochter klaar was met sporten. In de meeste gevallen is een aantal ouders<br />

gelijktijdig geïnterviewd. Door de meeste (allochtone) ouders werd dit als prettiger ervaren<br />

dan een individueel interview. Ze voelden zich zo minder persoonlijk ondervraagd.<br />

Analyse<br />

Alle interviews zijn opgenomen met een digitale recorder en vervolgens getranscribeerd. Voor<br />

de analyse <strong>van</strong> het datamateriaal zijn met behulp <strong>van</strong> het computerprogramma Maxqda de verschillende<br />

delen <strong>van</strong> de interviews gecodeerd op basis <strong>van</strong> begrippen uit de theorie en de daaruit<br />

voortkomende onderzoeksvragen, maar ook op basis <strong>van</strong> nieuwe concepten die uit de data<br />

naar voren kwamen (Boeije 2006). Interviewdelen over hetzelfde onderwerp zijn vervolgens<br />

nader bekeken naar het voorkomen <strong>van</strong> onderlinge overeenstemming, diversiteit en eventuele<br />

tegenstellingen.<br />

34 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Portret <strong>van</strong> een jonge karateka:<br />

Ibrahim (1991), ‘De topsporter’<br />

Ibrahim is een jongen <strong>van</strong> Turkse afkomst, en doet <strong>van</strong>af zijn tiende (sinds 2001) aan karate.<br />

Hij zit in de wedstrijdselectie <strong>van</strong> karatevereniging Okinawa, die onder leiding staat <strong>van</strong> een<br />

Marokkaanse trainster. Ibrahim heeft via de films <strong>van</strong> Bruce Lee kennisgemaakt met karate en<br />

heeft zelf voor het eerst karate gedaan toen er <strong>van</strong>uit de moskee demonstraties en een workshop<br />

karate werden georganiseerd. Ook deed zijn vader vroeger aan karate, waardoor hij echt<br />

‘<strong>vechtsport</strong>bloed’ heeft. Naast de wedstrijdselectie <strong>van</strong> de club, zit Ibrahim sinds 2006 als enige<br />

<strong>van</strong> Okinawa ook bij de Nederlandse karateselectie. Dat maakt dat hij vier tot vijf keer per week<br />

traint; de normale dinsdag- en vrijdagtrainingen bij Okinawa, soms ook een extra training op<br />

woensdag, op zaterdag de training met de Nederlandse selectie op Papendal en zondag de training<br />

met de wedstrijdselectie <strong>van</strong> de club.<br />

Wanneer de onderzoeker Ibrahim in 2007 op zestienjarige leeftijd ontmoet, heeft hij de bruine<br />

band (de een-na-hoogste band, voor zwart). Hij is een <strong>van</strong> de ‘hoogste banders’ bij de club. Naast<br />

hem zijn er nog twee (blanke) jongens met een hoge band. Ze zijn iets ouder dan Ibrahim. Deze<br />

jongens hebben allebei de zwarte band en zitten ook in de wedstrijdselectie <strong>van</strong> Okinawa, maar<br />

niet in de Nederlandse selectie. Ze zijn wel eens op selectiedagen voor het Nederlandse team<br />

geweest, maar werden toen niet gekozen om op Papendal mee te komen trainen. Ze geven aan<br />

dat ze het ook niet waard vinden om zoveel op te moeten geven om bij die selectie te komen.<br />

Ibrahim heeft dat wel over voor zijn sport. Hij heeft zeer regelmatig wedstrijden. Zowel met<br />

de wedstrijdselectie <strong>van</strong> de club als met de Nederlandse selectie is hij vaak op pad. Hij wil<br />

veel bereiken in de sport, zijn doel is wereldkampioen worden en daar wil hij veel voor doen.<br />

Op korte termijn heeft Ibrahim zich bovendien tot doel gesteld om de zwarte band te behalen.<br />

Eind 2007 doet hij examen voor de 1e KUB (bruine band zwarte slip). Het staatsexamen<br />

voor de zwarte band wil hij later in 2008 gaan doen. Daarvoor moet hij veel trainen, omdat<br />

je alle kata’s (patronen <strong>van</strong> opeenvolgende aanvals- en verdedigingstechnieken) heel goed<br />

moet kennen. Het trainen voor kata’s combineert niet altijd goed met de vele wedstrijdgerichte<br />

trainingen. Vooral ook omdat Ibrahim kumite (sparren) en het vechten <strong>van</strong> wedstrijden<br />

eigenlijk leuker vindt dan kata’s. Zijn prioriteit ligt bij het wedstrijdvechten.<br />

In 2007 heeft hij al twee grote wedstrijden gehad. Een maand na de zomervakantie deed hij<br />

mee aan een internationaal toernooi: de Open Nederlandse kampioenschappen. Dat was meteen<br />

‘hard aan de bak’. Het harde trainen na de vakantie leverde hem een derde plaats op. Op de<br />

Nederlandse kampioenschappen werd Ibrahim tweede. Hiermee voldeed hij aan de doelstelling<br />

<strong>van</strong> de Nederlandse selectie dat iedereen in zijn of haar categorie bij de eerste drie moest komen.<br />

Ook in 2008 hoopt Ibrahim voldoende gelegenheid te krijgen om wedstrijdritme op te bouwen<br />

en zijn streven is om bij alle wedstrijden eerste te worden.<br />

portret <strong>van</strong> een jonge karateka<br />

35


Begin januari 2008 doet hij met de Nederlandse selectie mee aan de open Franse kampioen-<br />

schappen in Calais, Frankrijk. Het is een moeilijk toernooi met veel internationale goede<br />

karateka’s. De laatste week <strong>van</strong> de kerstvakantie en de week voor het toernooi is er met de<br />

club op de woensdag extra getraind voor het toernooi. Daarnaast is er tijdens de selectietraining<br />

<strong>van</strong> de zaterdag extra aandacht aan besteed. Helaas kan Ibrahim op het eerste toernooi<br />

<strong>van</strong> 2008 al niet aan zijn ambitieuze doelstelling (alle wedstrijden winnen) voldoen. Hij<br />

wordt vijfde en baalt hier erg <strong>van</strong>. Ondanks dat Ibrahim op het toernooi niet het gewenste<br />

resultaat heeft behaald, kijkt hij er toch met plezier op terug. Hij vindt de wedstrijden met de<br />

Nederlandse selectie altijd heel gezellig. De jongens hebben onderling altijd veel lol. Op het<br />

toernooi is het serieus, maar daaromheen is er veel ruimte voor plezierige sociale contacten.<br />

“We waren hier een dag eerder al naartoe gegaan met de selectie. We gaan dan met een bus<br />

met de hele selectie en de trainer en coach. Slapen in een hotel en ’s ochtends vroeg naar de<br />

hal waar het toernooi is.”<br />

In februari, maart en april <strong>van</strong> 2008 heeft Ibrahim bijna elk weekend een toernooi, waaronder<br />

ook enkele internationale wedstrijden in Duitsland. Hij wint verschillende malen, maar wordt<br />

ook regelmatig tweede of derde. In april krijgt hij vervolgens een tegenslag te verwerken: “Afgelopen<br />

toernooi was heel jammer (7 april in Koblenz, Duitsland). Ik moest meteen tegen de nummer<br />

1 <strong>van</strong> de wereld. Daardoor was ik in de eerste ronde eruit. Verloren met 3-2. Dat was wel heel<br />

goed, want het scheelt maar één punt. Omdat ik er al in de eerste ronde uit lag, moest ik de rest<br />

<strong>van</strong> de dag wachten. Tijdens de wedstrijd ben ik geblesseerd geraakt aan mijn voet. Hiervoor ben<br />

ik vorige week naar de fysiotherapeut geweest waar ik nu twee keer per week heen moet. Omdat<br />

ik nu last <strong>van</strong> mijn voet heb moet ik proberen sterker te worden met stoten zodat ik minder hoef<br />

te trappen. Waarschijnlijk kan ik de komende tijd geen wedstrijden doen tot het over is.”<br />

Door de blessure mist Ibrahim een paar belangrijke wedstrijden en moet hij wekenlang naar de<br />

fysiotherapeut. Hij kan wel blijven trainen, maar op een lager pitje. Ibrahim is een beetje chagrijnig<br />

door zijn blessure. Hij loopt een achterstand op in wedstrijdritme. Na twee maanden rustig<br />

aan doen, doet Ibrahim eind mei 2008 weer mee aan een wedstrijd. Hij heeft nog wat last <strong>van</strong> zijn<br />

voet maar heeft geprobeerd vooral met stoten punten te maken. Dit blijkt een goede strategie,<br />

Ibrahim wint alle partijen ruim. De blessure viel uiteindelijk mee. Wel moet hij daardoor zijn<br />

staatsexamen voor de zwarte band uitstellen tot december 2008.<br />

Vanwege de zomervakantie heeft hij geen wedstrijden en kan hij zich focussen op trainingen<br />

voor het zwartebandexamen. Bij het bandexamen <strong>van</strong> de club doet hij niet mee omdat<br />

hij alle banden al heeft die binnen de club te behalen zijn. Hij is wel aanwezig en wordt<br />

wederom geselecteerd voor de clubselectie <strong>van</strong> het volgend jaar. Bovendien wordt hij door<br />

de trainster nog even extra in het zonnetje gezet voor zijn inzet in het voorgaande jaar en<br />

de gewonnen prijzen. Alle selectieleden moeten naar voren komen en er wordt voor ze<br />

geapplaudisseerd. Ibrahim wordt zichtbaar verlegen wanneer hij nog extra aandacht krijgt<br />

36 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


<strong>van</strong>wege zijn deelname aan internationale wedstrijden. Als de onderzoeker hem vraagt wat<br />

hij vindt <strong>van</strong> deze aandacht, haalt hij zijn schouders op. Hij vindt het wel leuk. Het is een<br />

ingetogen jongen.<br />

In het seizoen 2008-2009 gaat Ibrahim wedstrijden in een hogere leeftijdscategorie vechten. Dit<br />

valt hem in het begin erg tegen, omdat de tegenstand <strong>van</strong>zelfsprekend veel sterker is. Hij wint<br />

niet meer zo vaak prijzen en zijn motivatie neemt daardoor af. Hij had totaal niet verwacht dat<br />

hij ook zo vaak kon verliezen en heeft daar zichtbaar moeite mee. Hij gaat slechter trainen en<br />

verliest daardoor nog meer. Na enkele goede gesprekken met zijn trainster en de coach <strong>van</strong><br />

het Nederlands team, probeert hij de schouders er weer onder te zetten. Dit werpt uiteindelijk<br />

ook zijn vruchten af, want in het voorjaar en de zomer <strong>van</strong> 2009 wint hij weer regelmatig een<br />

wedstrijd. Hij kwalificeert zich ook bijna voor het WK. Omdat een andere jongen echter net iets<br />

meer punten bij wedstrijden heeft behaald dan hij, valt hij af. Dit vindt hij erg jammer. Blijkbaar<br />

hecht Ibrahim erg aan goede prestaties leveren op wedstrijden. Vanwege het vele trainen voor<br />

wedstrijden heeft Ibrahim het examen voor de zwarte band weer even uitgesteld. Zijn prioriteit<br />

ligt nog steeds bij het wedstrijdkarate.<br />

Over zijn leven buiten de <strong>vechtsport</strong> vertelt Ibrahim niet veel. Hij is een bescheiden jongen, die<br />

niet op de voorgrond treedt. Toch is dit ook wel eens anders geweest. Op de basisschool was<br />

Ibrahim lang de kleinste <strong>van</strong> de klas. Als anderen hem uitdaagden, ‘vloog hij er wel vol op’. Toen<br />

hij net op karate zat, werd dit eerst nog erger. Maar naarmate hij ouder werd besefte hij dat dit<br />

niet de goede manier was. Hij begreep dat vechten op school geen zin heeft en is zich gaan richten<br />

op de positieve dingen in het leven.<br />

Naast het <strong>vechtsport</strong>en vindt hij ook zijn opleiding erg belangrijk. Als hij zou moeten kiezen,<br />

gaat school volgens hem voor. Zijn moeder vindt ook dat school belangrijker is, maar stimuleert<br />

hem wel in zijn sport. Het is echter vooral de vader <strong>van</strong> Ibrahim die hem in zijn sport<br />

ondersteunt. Hij vindt het prachtig dat zijn zoon op hoog niveau zijn sport beoefent en brengt<br />

hem altijd naar de trainingen op Papendal en naar de wedstrijden. Gelukkig heeft Ibrahim zijn<br />

sport altijd goed kunnen combineren met school. In het schooljaar 2007-2008 zat hij nog op<br />

het vmbo-T in de derde klas. In 2009 heeft hij zijn eindexamen succesvol afgelegd en volgt een<br />

sportopleiding op mbo-niveau. Samen met de decaan <strong>van</strong> zijn middelbare school heeft hij deze<br />

keuze gemaakt. Enerzijds omdat de opleiding hem aanspreekt, anderzijds omdat een dergelijke<br />

opleiding het beste te combineren is met (top)sport. “Het is namelijk een topsportvriendelijke<br />

school, ze gaan er bijvoorbeeld rekening mee houden dat als ik wedstrijden heb, ik dan een paar<br />

dagen vrij kan krijgen om te rusten en dat ik dan goed kan presteren op de wedstrijden. En trainingsuren<br />

kan ik bijvoorbeeld ook op school doen. Ik heb daar bewust voor gekozen, dat ik leren<br />

en sporten kan combineren.”<br />

Het sociale leven <strong>van</strong> Ibrahim speelt zich voornamelijk af op en rond de <strong>vechtsport</strong>school.<br />

Sociale contacten binnen de <strong>vechtsport</strong> zijn volgens Ibrahim lastig op te bouwen als je de sport<br />

portret <strong>van</strong> een jonge karateka<br />

37


op hoog niveau beoefent. De clubselectie waar hij voornamelijk mee traint, is klein en erg geva-<br />

rieerd qua leeftijd <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong>ers. Hij mist eigenlijk ook trainingsmaatjes die op hetzelfde<br />

niveau als hij sporten. Hij heeft op de selectie <strong>van</strong> Okinawa wel drie goede vrienden, die hij ook<br />

al kende <strong>van</strong> de basisschool. Met hen gaat hij ook buiten de trainingen om. Op de Nederlandse<br />

selectie kan hij het ook goed vinden met de andere jongens. Doordat ze vaak gezamenlijk een<br />

weekend weg gaan voor een internationaal toernooi, bouw je snel een band op. Omdat de jongens<br />

uit andere dorpen en steden komen dan Ibrahim, gaat hij buiten de trainingen en wedstrijden<br />

niet veel met hen om.<br />

Als de onderzoeker Ibrahim in het najaar <strong>van</strong> 2009 voor de laatste keer spreekt, traint hij nog<br />

steeds fanatiek, zo’n zes keer in de week. Hij is <strong>van</strong> plan om ook training te gaan geven. Dit kan<br />

hij dan tevens combineren met een stage voor zijn opleiding. Hij ziet de toekomst met vertrouwen<br />

tegemoet, zowel op <strong>vechtsport</strong>gebied als op andere vlakken. De ambitie om bij belangrijke<br />

wedstrijden hoog te eindigen heeft hij nog steeds, maar daarnaast ambieert hij ook een maatschappelijke<br />

carrière.<br />

38 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Verschillende benaderingen<br />

en motieven Hoofdstuk 3<br />

Zoals in de inleiding al naar voren kwam, zijn de persoonlijke betekenissen, psychosociale<br />

invloeden en maatschappelijke waarden die aan <strong>vechtsport</strong> wordt toegekend niet eenduidig.<br />

Zowel beoefenaars zelf als trainers en de buitenwereld kunnen op verschillende manieren<br />

tegen <strong>vechtsport</strong> aankijken. Dit komt onder andere door de grote variëteit <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>en.<br />

Maar ook binnen één vorm <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> kunnen meerdere benaderingswijzen gehanteerd<br />

worden en kunnen <strong>vechtsport</strong>ers hun sport op individueel niveau op uiteenlopende wijze<br />

benaderen. In dit eerste resultatenhoofdstuk staan we stil bij de drie verschillende benaderingswijzen<br />

die in de literatuur worden onderscheiden en drie typen sportscholen die we hebben<br />

onderscheiden in ons veldonderzoek. Ook gaan we op basis <strong>van</strong> de vragenlijsten en interviews<br />

in op de motieven <strong>van</strong> jongeren.<br />

3.1 Drie benaderingen <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong><br />

Door Theeboom (2001a, p. 16; 2001b, p. 340) worden de <strong>vechtsport</strong>en die in het Westen beoe-<br />

fend worden, bekeken <strong>van</strong>uit drie benaderingswijzen. Dit zijn de traditionele benadering, de<br />

efficiëntiebenadering en de sportieve benadering. Deze benaderingen zijn vooral analytische<br />

verschillen, die meestal niet in hun ‘pure’ vorm in de praktijk voorkomen. Ook in ons onderzoek<br />

kwamen we weinig <strong>vechtsport</strong>scholen, sporters en trainers tegen die geheel <strong>van</strong>uit één<br />

benaderingswijze handelen. Meestal is er sprake <strong>van</strong> mengvormen.<br />

3.1.1 Traditioneel: technische, artistieke en spirituele ontwikkeling<br />

In de traditionele benadering staat de eenheid tussen het fysieke en mentale centraal. Cul-<br />

turele oorsprong, de ontwikkeling <strong>van</strong> vechttechnieken en artistieke en spirituele ont-<br />

wikkeling zijn hierbij <strong>van</strong> belang. Deze benaderingswijze wordt vaak als meest waardevol<br />

beschouwd, omdat in het algemeen wordt gedacht dat deze wijze verbonden is aan positieve<br />

sociaalpsychologische effecten op beoefenaars (Trulson 1986; Twemlow & Sacco 1998; Zivin<br />

e.a. 2001).<br />

In ons onderzoek vonden we een aantal <strong>vechtsport</strong>scholen terug die hun sporters opleiden<br />

<strong>van</strong>uit deze traditionele benaderingswijze. In deze paragraaf geven we een typering <strong>van</strong> de<br />

gang <strong>van</strong> zaken in een meer traditionele <strong>vechtsport</strong>school.<br />

Een traditionele <strong>vechtsport</strong>school<br />

Op deze <strong>vechtsport</strong>school worden voornamelijk meer Oosterse <strong>vechtsport</strong>en zoals karate,<br />

aikido en taekwondo beoefend. Het is echter ook mogelijk aan kickboksen te doen, maar de<br />

beoefening <strong>van</strong> deze sport wordt ook meer volgens de Oosterse denkwijze benaderd. De zaal<br />

waarin getraind wordt, wordt een dojo genoemd, maar is aan de buitenkant vaak niet als dusdanig<br />

te herkennen.<br />

verschIllende BenaderIngen en motIeven<br />

39


Alle lessen beginnen en eindigen met een traditioneel ritueel. Dit bestaat in ieder geval uit<br />

het groeten <strong>van</strong> de trainer of trainster, die vaak ook senpai (senior) of sensei (leraar/meester)<br />

genoemd wordt. Hierbij zitten de sporters in volgorde <strong>van</strong> rang volgens het gradueringssysteem<br />

dat in de sport gehanteerd wordt. In de trainingen staat respect voor de tegenstander centraal.<br />

Voor het zogenaamde ‘sparren’ groeten twee trainingspartners elkaar. In de trainingen wordt<br />

niet alleen gewerkt aan de verfijning <strong>van</strong> fysieke technieken, maar tegelijkertijd ook aan mentale<br />

ontwikkeling en weerbaarheid. Een enkele oudere sporter traint ook voor wedstrijden, sommigen<br />

op hoog niveau. Jonge sporters worden echter mentaal nog niet in staat geacht om wedstrijden te<br />

vechten, bovendien vinden de meeste trainers het vechten <strong>van</strong> wedstrijden voor jonge sporters<br />

te risicovol. Tijdens de trainingen voor jonge kinderen is er af en toe ruimte voor wat meer vrije<br />

vormen als tikspelen, maar bij de trainingen voor ouderen wordt het vaak op prijs gesteld als er<br />

niet te veel wordt gesproken. In de trainingen voor wedstrijdsporters staan mentale training en<br />

de harmonie tussen lichaam en geest centraal. Geen <strong>van</strong> de wedstrijdsporters verdient geld met<br />

de beoefening <strong>van</strong> zijn/haar sport en zij ambiëren dit in de meeste gevallen ook niet.<br />

De band tussen de sporters en de trainer is goed, maar lijkt soms wat afstandelijk. Trainers<br />

zien voor zichzelf soms een pedagogische taak weggelegd, maar bemoeien zich meestal niet<br />

met het leven <strong>van</strong> de sporters buiten de <strong>vechtsport</strong>school, tenzij dit directe invloed heeft op<br />

het functio neren <strong>van</strong> de sporter in de sportschool. Ouders mogen tijdens de training over het<br />

algemeen niet aanwezig zijn in de zaal. Veel sporters komen daardoor zelfstandig naar de trai-<br />

ning. Heel jonge sporters worden wel gehaald en gebracht. Sommige ouders blijven tijdens de<br />

trainingen ook in een wachtruimte zitten, waar ruimte is voor conversatie.<br />

Over het algemeen zien we bij deze ‘meer traditionele’ <strong>vechtsport</strong>school vooral autochtone<br />

sporters, maar ook enkele allochtone sporters (meestal geen Marokkaanse sporters). Wanneer<br />

de trainer of trainster <strong>van</strong> allochtone afkomst is, is het aandeel allochtone sporters hoger. Er<br />

wordt meestal getraind in kleine groepen <strong>van</strong> maximaal vijftien sporters.<br />

Sporters die bij deze <strong>vechtsport</strong>school trainen, hebben hiervoor verschillende motieven.<br />

Meestal sporten zij er omdat ze het leuk vinden of omdat ze graag wat discipline bijgebracht<br />

willen worden, al dan niet gestimuleerd door de ouders. De oudere sporters verdiepen zich wat<br />

meer in de filosofie achter hun sport. Het streven <strong>van</strong> de meeste gevorderde sporters is een zo<br />

hoog mogelijke rang behalen in hun sport en sommigen hebben de wens om ooit een keer les<br />

te krijgen <strong>van</strong> een <strong>van</strong> de oude grootmeesters die in hun sport veel aanzien genieten. Naast de<br />

traditionele benaderingswijze is ook de in de volgende paragraaf beschreven meer sportieve<br />

benaderingswijze op deze sportschool <strong>van</strong> toepassing.<br />

3.1.2 Sportieve efficiëntie: adequate weerbaarheid en winnen<br />

De tweede theoretische benadering is de sportieve benadering, die de <strong>vechtsport</strong> beschouwt als<br />

een sportieve activiteit die positieve fysieke, mentale en sociale effecten heeft op de beoefenaars.<br />

40 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Beoefenaars streven naar prestatieverbetering en het meten met anderen. Binnen deze<br />

benadering worden ook wedstrijden gehouden, die in tegenstelling tot de in deze paragraaf<br />

genoemde efficiëntiebenadering, beperkt worden door regels (Theeboom 2001a, p. 17). Alhoewel<br />

door sommigen deze benaderingswijze <strong>van</strong> de hand wordt gewezen, omdat het ‘willen<br />

winnen’ hierin teveel centraal zou staan, wordt deze benaderingswijze net als de meer traditionele<br />

benaderingswijze, als maatschappelijk aanvaardbaar beschouwd (idem, p. 78).<br />

De derde benadering die in de literatuur wordt onderscheiden, is de efficiëntiebenadering,<br />

waarbij de <strong>vechtsport</strong>en beoefend worden omwille <strong>van</strong> zelfverdediging. In het Oosten is deze<br />

functie <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong> wat op de achtergrond geraakt, terwijl in het Westen de efficiëntiebenadering<br />

zeer populair is. Prestatieverbetering en grensverlegging maar ook adequate<br />

weerbaarheid staan centraal in deze benaderingswijze. Volgens Theeboom (2001a, p. 28; 2001b,<br />

p. 343) past het motief waarom veel kinderen aan <strong>vechtsport</strong> gaan doen, binnen deze efficiëntiebenadering.<br />

Zoals we verderop in deze publicatie zullen zien, geven ook verschillende kinderen<br />

en jongeren in ons onderzoek aan dat ze aan een <strong>vechtsport</strong> doen om zich zo te kunnen<br />

verdedigen tegen aanvallers op straat en pesterijen op school. Toch wordt deze benaderingswijze<br />

door Theeboom (2001a, p. 77) minder aanvaardbaar genoemd, omdat geleerde technieken<br />

gebruikt worden voor toepassing buiten de sport.<br />

We gaven al aan dat er in de praktijk meestal mengvormen optreden, waarin kenmerken <strong>van</strong><br />

alle drie de benaderingen te onderscheiden zijn. Bij de typering <strong>van</strong> de traditionele <strong>vechtsport</strong>school<br />

zagen we dat hier ook al elementen <strong>van</strong>uit de sportieve benaderingswijze naar voren<br />

kwamen. Puur op efficiëntie of sportief gerichte <strong>vechtsport</strong>scholen vonden we niet terug. Aan<br />

de hand <strong>van</strong> een combinatie <strong>van</strong> elementen uit de verschillende benaderingen, onderscheiden<br />

we binnen ons veldonderzoek nog twee andere typen <strong>vechtsport</strong>scholen.<br />

Een sportieve efficiëntie <strong>vechtsport</strong>school<br />

Bij dit type <strong>vechtsport</strong>school kan de meer Westerse <strong>vechtsport</strong> kickboksen beoefend worden.<br />

Dit soort sportscholen was bij de oprichting vaak gevestigd in een probleemwijk in een sjofel<br />

gebouwtje met een oud gymzaaltje dat er in eerste instantie niet uitziet als een sportschool.<br />

Sanitaire voorzieningen waren minimaal en kleedruimten ontbreken of zijn geïmproviseerd<br />

aangelegd. Door het grote succes <strong>van</strong> dit soort sportscholen (uitbreiding <strong>van</strong> leden) en steun<br />

<strong>van</strong> de gemeente en de sportbond zou een aantal <strong>van</strong> dit soort sportscholen kunnen verhuizen<br />

naar een betere accommodatie.<br />

In de trainingen op deze <strong>vechtsport</strong>scholen wordt minder middels de Oosterse filosofie lesge-<br />

geven dan in de meer traditionele sportscholen. Er is vaker ruimte voor een ‘dolletje’ en trai-<br />

ningen zien er soms wat ongestructureerd uit. Toch is de trainer in de trainingen vaak streng<br />

en wordt er op verschillende fronten discipline bijgebracht. Te laat komen in de les wordt bijvoorbeeld<br />

vaak bestraft middels een fysieke opdracht. In de trainingen wordt regelmatig op<br />

verschIllende BenaderIngen en motIeven<br />

41


een ‘harde’ manier met elkaar getraind, maar is aan de andere kant ook een strenge controle<br />

op ontoelaatbaar gedrag. Ondanks dat er in deze sport geen rangen zijn, is respect voor je<br />

‘meerdere’, en dan met name de trainer, erg belangrijk. Op deze sportschool trainen zowel<br />

recreatieve sporters, alsook sporters die tevens wedstrijden vechten. Vele jongeren die op wedstrijdniveau<br />

de <strong>vechtsport</strong> te beoefenen, dromen er<strong>van</strong> net zo goed te worden als de bekende<br />

K1-vechters. Vele Nederlanders (ook <strong>van</strong> allochtone afkomst) domineren de internationale top<br />

en subtop in het kickboksen. Deze voorbeelden spreken de sporters aan en laten zien dat er<br />

veel aanzien en geld te verdienen is in deze sport, ongeacht je sociale of culturele afkomst.<br />

De train(st)er en/of sportschoolhoud(st)er speelt in deze <strong>vechtsport</strong>school een heel grote<br />

rol. Vaak fungeert hij of zij als ouderfiguur voor sporters. De trainer ziet voor zichzelf een<br />

soort pedagogische taak weggelegd en bemoeit zich in veel gevallen ook met het leven <strong>van</strong> de<br />

sporter buiten de <strong>vechtsport</strong>school. Zo mogen sporters bijvoorbeeld niet komen trainen als ze<br />

hun huiswerk niet af hebben en wordt gecontroleerd met welke vrienden of vriendinnen de<br />

jongeren omgaan. De sociale controle komt op de onderzoekers soms als beklemmend over,<br />

maar wordt door veel sporters als prettig ervaren. De train(st)er fungeert voor enkele sporters<br />

namelijk tevens als vertrouwenspersoon, waar ze terechtkunnen met vragen en problemen,<br />

ook in het leven buiten de <strong>vechtsport</strong>school om. In de <strong>vechtsport</strong>school is dus sprake <strong>van</strong> een<br />

hechte sociale controle. Wanneer sporters echter besluiten om niet meer te komen trainen of<br />

naar een andere sportschool te gaan, laat de trainer het contact met de sporter los. Besluit een<br />

sporter na een rustperiode weer terug te komen, dan wordt hij of zij weer gemakkelijk in de<br />

groep opgenomen. Wanneer hij of zij bij een andere <strong>vechtsport</strong>school heeft getraind, liggen<br />

de zaken meestal anders. De verhoudingen tussen concurrerende <strong>vechtsport</strong>scholen zijn niet<br />

altijd goed. Ouders zijn tijdens de trainingen welkom, vaak blijven zij aan de kant <strong>van</strong> de zaal<br />

of in een andere ruimte zitten om met elkaar te kletsen. Na de trainingen wordt er door enkele<br />

sporters vaak kort nagepraat. Hiervoor is een kleine ruimte ingericht als soort ‘woonkamer’.<br />

Dit type sportscholen heeft, vaak ook door de ligging, laagdrempelige toegang en afkomst <strong>van</strong><br />

de trainer, een grote aantrekkingskracht op allochtone jongeren. Van oorsprong trainen ook<br />

enkele laagopgeleide autochtonen bij deze sportschool. De laatste jaren traden echter ook hoger<br />

opgeleide autochtonen toe tot de sportschool. De trainingen zijn bij vlagen enorm druk bezocht<br />

en meestal traint iedereen door en met elkaar: mannen en vrouwen, jong en oud, beginners<br />

en gevorderden. Bij grote ledenaantallen wordt besloten om trainingen voor volwassenen en<br />

kinderen te scheiden. Soms wordt ook een aparte vrouwengroep gestart.<br />

Motieven voor sporters om bij deze <strong>vechtsport</strong>school te gaan en te blijven trainen, variëren.<br />

Naast het intrinsieke motief <strong>van</strong> het leuk vinden geldt ook vaak een extrinsiek motief als<br />

gezondheid, agressieregulatie of <strong>van</strong> de straat af zijn, zich veiliger voelen op straat, geld en<br />

status verdienen of een beter uiterlijk krijgen. Vaak zijn sporters via een vriend, vriendin of<br />

familielid bij de sportschool terechtgekomen. Bij deze sportschool bezien trainers en sporters<br />

42 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


de sport vooral <strong>van</strong>uit de efficiëntie en sportieve benaderingswijze, terwijl soms ook kenmer-<br />

ken <strong>van</strong> de traditionele benaderingswijze aanwezig zijn.<br />

Ook de laatste door ons onderscheiden sportschool kent kenmerken <strong>van</strong> alle drie de net bespro-<br />

ken benaderingswijzen, maar kenmerkt zich bovenal door een meer inclusieve op fitness en<br />

sportiviteit gerichte, breedtesportbenadering.<br />

De ‘inloop’ (vecht)sportschool<br />

Bij dit type <strong>vechtsport</strong>school kunnen de sporten boksen en kickboksen beoefend worden.<br />

De <strong>vechtsport</strong>school ligt vaak in een multiculturele (probleem)wijk en is opgezet <strong>van</strong>uit de<br />

gedachte dat <strong>vechtsport</strong> voor iedereen toegankelijk moet zijn. Ook wil de sportschool een<br />

buurtfunctie hebben. Het pand waarin de school gevestigd is, werd voorheen mogelijk gebruikt<br />

voor criminele praktijken maar sinds de <strong>vechtsport</strong>school er is gevestigd zijn deze praktijken<br />

uit de buurt gebannen. Het lidmaatschap voor deze sportschool ligt niet voor een maand of jaar<br />

vast. Sporters kunnen per les of week een laag bedrag betalen. Door de laagdrempelige toegang<br />

is het makkelijk een training te volgen, maar ook makkelijk om weg te blijven.<br />

Voor de training is er een vrije inloop <strong>van</strong> ongeveer dertig minuten in de gezamenlijke kleed-<br />

kamer waar sporters de sportschoenen en handbandages aantrekken en met elkaar kletsen.<br />

Ook na de officiële aan<strong>van</strong>gstijd <strong>van</strong> de training kunnen sporters nog binnenkomen. Door de<br />

trainers wordt dit nauwelijks opgemerkt. De trainingen zelf vinden plaats in een grote open<br />

ruimte, waar veel sporters gelijktijdig trainen. De warming-up verzorgen de sporters zelf,<br />

daarna vormen ze zelf tweetallen. Gedurende de kern <strong>van</strong> de training geeft de trainer opdrachten<br />

via een headset, die de sporters gedurende enkele minuten uitvoeren. Op de achtergrond<br />

klinkt snelle muziek. Tussendoor zijn er regelmatig korte drinkpauzes <strong>van</strong> enkele minuten,<br />

waarin sporters gezellig met elkaar kletsen. Voor de rest zijn zij vooral serieus aan het trainen.<br />

Door deze opzet doet de training een beetje aan als een aerobics- of fitnessles. Enkele sporters<br />

(meestal beginners of wedstrijdsporters) krijgen tussendoor individuele aanwijzingen. Een<br />

enkeling traint op een bokszak in plaats <strong>van</strong> met een partner. De kleine groep wedstrijdsporters<br />

traint in dezelfde ruimte als de recreanten, maar wel aan één kant <strong>van</strong> de zaal, waar ook<br />

een boksring is opgesteld. Hierin sparren zij zonder begeleiding tegen andere wedstrijdboksers.<br />

Af en toe worden zij specifiek begeleid door de trainer of hulpcoach. De training eindigt<br />

standaard met spier- en krachtoefeningen. De training verloopt over het algemeen wat rommelig,<br />

maar er heerst wel een prettige sfeer.<br />

De trainers kennen niet alle sporters persoonlijk, mede omdat ze met zo velen zijn en onre-<br />

gelmatig komen. Met de vaste sporters hebben de trainers wel een goede band en zeker bij de<br />

inloop voor de training proberen ze met zoveel mogelijk sporters een kort praatje te maken. Op<br />

enkele vrienden na, die ook in de sportschool komen, zien de trainers hun sporters niet buiten<br />

de sportschool en bemoeien ze zich ook niet met het sociale leven <strong>van</strong> de sporters. Ouders en<br />

verschIllende BenaderIngen en motIeven<br />

43


uurtbewoners kunnen tijdens de trainingen binnenlopen om naar de training te kijken, toch<br />

is het niet echt druk aan de kant. Waarschijnlijk ook omdat de meeste sporters ouder zijn dan<br />

veertien jaar.<br />

De vele sporters die in deze sportschool trainen, vormen een heel gemêleerd gezelschap. Van<br />

de 75 sporters die gemiddeld bij een training aanwezig zijn, is ongeveer de helft <strong>van</strong> autochtone<br />

afkomst. De andere helft bestaat uit een gemêleerd gezelschap <strong>van</strong> sporters met een Surinaamse,<br />

Antilliaanse, Marokkaanse, Turkse, Afrikaanse en Oost-Europese achtergrond. Er<br />

trainen zowel mannen als vrouwen. Ongeveer een kwart <strong>van</strong> de sporters is vrouw. Er zijn niet<br />

veel heel jonge sporters, de gemiddelde leeftijd ligt tussen de 16 en 30 jaar. Ook zijn nog redelijk<br />

wat veteranen actief.<br />

De motieven <strong>van</strong> de sporters om bij deze sportschool te sporten, variëren. De meeste sporters<br />

sporten op recreatieve basis, een enkeling doet ook aan wedstrijden en streeft ernaar dit ook<br />

professioneel te kunnen doen. De meeste sporters en de trainer benaderen de <strong>vechtsport</strong> <strong>van</strong>uit<br />

de sportieve benaderingswijze.<br />

Tussen sportclub en fitnesscentrum<br />

Een gezamenlijk kenmerk <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong>scholen is dat hun organisatievorm zowel kenmerken<br />

heeft <strong>van</strong> een traditionele sportvereniging als <strong>van</strong> buurtsportactiviteiten en een fitnesscentrum.<br />

Er is over het algemeen een redelijk flexibele betalingsstructuur (per keer of per<br />

maand betalen), wat bijdraagt aan een grote inclusiviteit, maar tevens aan een grote doorloop.<br />

Bij vrijwel alle casusverenigingen zagen de onderzoekers dat enorm veel sporters tot de <strong>vechtsport</strong>school<br />

toetraden, maar dat er eveneens heel veel weer vertrokken. Bij iedere casus<strong>vechtsport</strong>school<br />

werd geconstateerd dat er in 2009 slechts een klein groepje ’diehards’ was overgebleven<br />

<strong>van</strong> de groep die zij in 2007 observeerden. Op de sportverenigingsstructuur versus<br />

fitnesscentrumstructuur komen we later in de rapportage, bij de bespreking <strong>van</strong> de sociale<br />

aspecten, nog terug.<br />

3.2 Motieven om aan <strong>vechtsport</strong> te doen<br />

Motieven om met een <strong>vechtsport</strong> te beginnen en deze te blijven beoefenen, hangen sterk samen<br />

met de drie eerdergenoemde benaderingswijzen. De motieven hangen verder ook samen met<br />

de betekenisgeving aan en het optreden <strong>van</strong> mogelijke effecten <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>.<br />

De in ons onderzoek door sporters, ouders en trainers genoemde motieven, komen overeen<br />

met die uit eerdere studies <strong>van</strong> Theeboom (2001a) en Anthonissen en Dortants (2006).<br />

Ouders die hun kinderen aanmelden bij een <strong>vechtsport</strong>school, om ze bijvoorbeeld meer<br />

zelfvertrouwen te laten krijgen, gaan vooral uit <strong>van</strong> de traditionele benadering. Jongeren die<br />

met een <strong>vechtsport</strong> beginnen doen dat voornamelijk om zich op straat beter te kunnen verde-<br />

44 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


digen (binnen de efficiëntiebenadering). Onder andere door de invloed <strong>van</strong> de sportschool en/<br />

of trainer, kan de vorm <strong>van</strong> waaruit een <strong>vechtsport</strong>er zijn of haar sport benadert en zijn of haar<br />

motieven om <strong>vechtsport</strong> te (blijven) doen, in de loop <strong>van</strong> de tijd veranderen.<br />

Vechtsport is leuk en gezond<br />

In figuur 3.1 is te zien hoeveel procent <strong>van</strong> de jongeren die aan sport doen het (helemaal) eens is<br />

met verschillende stellingen over motieven om aan sport te doen. Ook de visies <strong>van</strong> de trainers<br />

op de motieven <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>ende jongeren staan afgebeeld (zie tabel B3.1 in de bijlagen voor<br />

de bijbehorende gegevens).<br />

Figuur 3


Hieruit komt reeds de koppeling <strong>van</strong> verschillende motieven naar voren zoals gezondheid en<br />

esthetische redenen. Ook in enkele andere interviews noemen jongeren het krijgen <strong>van</strong> een<br />

mooier lichaam als (hoofd)motief:<br />

“Ik zeg eerlijk; ik was eigenlijk gekomen om af te vallen. Ik was vroeger beetje<br />

mollig, en toen ging ik naar de middelbare school en toen vond ik beetje schandalig<br />

hoe ik erbij liep. Toen dacht ik: ik moet gaan sporten. Toen was het trainen,<br />

trainen, trainen.” Zouhair, 17 jaar<br />

“En na ons kwam altijd een groep oudere jongens trainen. Gespierde jongens.<br />

Dat wil ik ook! Ik wil ook hier zo later lopen.” Mounir,18 jaar<br />

In de vragenlijst werd ‘sterker en gespierder willen worden’ door driekwart <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong>ers<br />

genoemd, tegenover nog niet de helft <strong>van</strong> de overige sporters. Ook de trainers schatten dit<br />

motief onder hun pupillen beduidend lager in dan de jongeren zelf. Tabel B3.2 in de bijlagen<br />

laat zien dat vooral mannelijke <strong>vechtsport</strong>ers (85%) aangeven sterker en gespierder te willen<br />

worden. Maar ook onder meisjes scoren <strong>vechtsport</strong>ers hierop hoger dan andere sporters. Een<br />

mogelijke verklaring is dat sterker en gespierder worden sterk samenhangt met fysieke weerbaarheid,<br />

het meest onderscheidende motief <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>ers.<br />

3.2.1 Weerbaarheid en agressieregulatie<br />

Uit eerder onderzoek bleek dat vooral kinderen en vrouwen met <strong>vechtsport</strong> zijn begonnen om<br />

zich te kunnen verdedigen. Lawler (2002) vond dat vrouwen vaak aangeven aan <strong>vechtsport</strong><br />

te doen om zich te kunnen verdedigen en zich zelfverzekerder te voelen op straat. Kinderen<br />

geven vaak als motief zich te willen verdedigen tegen pesterijen op school (Theeboom 2001a,<br />

p. 28).<br />

Ook in dit onderzoek onderschrijven acht op de tien <strong>vechtsport</strong>ers dat ze aan <strong>vechtsport</strong><br />

doen omdat zich willen leren verdedigen en bijna negen op de tien dat ze beter willen leren<br />

vechten. Bij de trainers zien we een iets groter verschil, dat waarschijnlijk samenhangt met<br />

sociale wenselijkheid. Volgens zeven op de tien trainers is leren verdedigen een motief <strong>van</strong> hun<br />

sporters; zes op de tien trainers geven aan dat hun sporters (ook) graag zouden willen leren<br />

vechten.<br />

Ook vonden we een sekseverschil met betrekking tot de motivering om te willen leren<br />

vechten dan wel zichzelf willen leren te verdedigen. Voor meisjes geldt het motief ‘zich leren<br />

verdedigen’ iets sterker (89%) dan voor jongens (79%) en jongens (83%) geven juist iets vaker<br />

aan te willen leren vechten dan meisjes (73%), zie tabel B3.2 in de bijlagen. In de interviews<br />

gaven meisjes beduidend vaker dan jongens aan dat het zich kunnen verdedigen op straat een<br />

fijne bijkomstigheid is <strong>van</strong> het beoefenen <strong>van</strong> een <strong>vechtsport</strong>.<br />

In de interviews gaven veel ouders aan dat het zich leren verdedigen een belangrijk motief<br />

is waarom zij hun kinderen, en met name hun dochters, op een <strong>vechtsport</strong> doen.<br />

46 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


“Want zij is een mooie meisje, ja iedereen zegt <strong>van</strong> eigen kind, maar zij echt is<br />

een mooie meisje, knappe meisje. Ik zeg ja, dalijk grote school, problemen, weet<br />

je wel. Als ik weet zij hier leert zelfverdedigen, dan ik een beetje rustiger hè. Als<br />

zij dan bijvoorbeeld niet op deze [afgesproken] tijd terug is gekomen, en als jij<br />

weet ze kan een beetje zelfverdedigen, dan jij niet zo ongerust.” Bosnische vader<br />

“Mijn dochter moet zich goed kunnen verdedigen als er een zieke geest langskomt.”<br />

Trainster Judith, tevens moeder<br />

Eén op de tien jongeren en bijna één op de tien trainers geven aan dat de keuze voor <strong>vechtsport</strong><br />

soms ook deels of vooral bepaald is door de ouders. Ook in de interviews kwam dit naar voren.<br />

Opvallend is dat vooral ouders <strong>van</strong> kinderen met een motorische, verstandelijke of sociaalemotionele<br />

beperking en ouders <strong>van</strong> kinderen met gedragsproblemen bewust hebben gekozen<br />

voor <strong>vechtsport</strong>. Volgens de ouders is <strong>vechtsport</strong> goed voor de motorische en sociaal-emotionele<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> kinderen, om kinderen zowel fysiek als mentaal weerbaarder te maken.<br />

Voor verlegen en teruggetrokken jongeren draagt het bij aan het vergroten <strong>van</strong> het zelfvertrouwen<br />

en de assertiviteit.<br />

“Zelf hebben wij nooit <strong>vechtsport</strong> gedaan, we houden ook helemaal niet <strong>van</strong> sporten.<br />

Maar de trainer die had het erover dat het goed zou zijn voor zijn zelfvertrouwen<br />

en dat ie eens iets terug kon doen als hij gepest werd. Mijn zoon had nog<br />

al eens ruzie op school. En hij durfde eigenlijk nooit iets terug te doen, dus om<br />

hem wat weerbaarder te maken is hij dan hierheen gegaan.” Nederlandse moeder (1)<br />

Voor brutale en agressieve jongeren geldt juist dat ze door <strong>vechtsport</strong>deelname zichzelf leren<br />

te beheersen en respect te hebben voor anderen. Deze aspecten konden in de vragenlijst niet<br />

door de jongeren worden aangekruist als motief om aan <strong>vechtsport</strong> deel te nemen. In de interviews<br />

kwam dit aspect echter regelmatig aan de orde.<br />

“Wij vonden het voor hem beter, omdat hij een beetje problemen op school had met<br />

leren. En omdat hij niet goed kon leren (lezen kon hij niet) toonde hij ander gedrag.<br />

Hij had de handjes los bij andere kinderen uit zijn klas. Wij hadden zoiets <strong>van</strong>, hij<br />

gaat maar onder boksen, dan kuurt hij zich op de boksschool uit. Vanaf de tijd dat<br />

hij onder boksen zit, gaat het wel heel goed met hem.” Nederlandse moeder (3)<br />

Enkele sporters geven in de interviews ook zelf aan bewust te zijn begonnen met <strong>vechtsport</strong><br />

<strong>van</strong>wege de beoogde positieve psychosociale effecten <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>.<br />

“Maar ik ben er ook mee begonnen door m’n eigen issues die ik had. Ik wilde<br />

zelfvertrouwen, erkenning, laten zien dat ik het wel kan. Mijn onzekerheid was<br />

verschIllende BenaderIngen en motIeven<br />

47


ook een belangrijk motief om aan <strong>vechtsport</strong> te gaan doen.” Trainster Aicha, zelf ook<br />

<strong>vechtsport</strong>ster<br />

Verderop in dit hoofdstuk komen we terug op de vraag of <strong>vechtsport</strong> ook daadwerkelijk bij-<br />

draagt aan de verwachte positieve psychosociale effecten. En tevens op de vraag welke con-<br />

dities de effecten optimaliseren. Veel sporters combineren de eerdergenoemde motieven die<br />

meer voortkomen uit een traditionele benadering <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> met sportieve motieven zoals<br />

het willen winnen <strong>van</strong> wedstrijden en het ambiëren <strong>van</strong> een professionele <strong>vechtsport</strong>carrière.<br />

3.2.2 Wedstrijden en een carrière in de <strong>vechtsport</strong><br />

Zeven op de tien ondervraagde jongeren geven aan dat ze graag wedstrijden willen winnen. Het<br />

verschil met overige sporters (55%) wordt vooral veroorzaakt door <strong>vechtsport</strong>ende meisjes en<br />

niet-westerse allochtonen (zie tabel B3.2 in de bijlagen). Mannelijke <strong>vechtsport</strong>ers willen even<br />

graag als andere mannelijke sporters (vooral voetballers) wedstrijden winnen. Ongeacht achtergrond<br />

geven <strong>vechtsport</strong>ers in de vragenlijst niet vaker dan andere sporters aan dat ze geld willen<br />

verdienen met hun sport. Wel noemen <strong>vechtsport</strong>ende jongeren dit motief vaker dan hun trainers.<br />

Wanneer we kijken naar het samengestelde schaalmotief status/opbrengst (sterker en gespierder<br />

willen worden, wedstrijden willen winnen en geld willen verdienen met de sport) scoren <strong>vechtsport</strong>ers<br />

hoger (59%) dan andere sporters (43%), ook wanneer het gaat om etniciteit en sekse, zie<br />

tabel B3.2 in de bijlagen.<br />

De wens om wedstrijden te winnen en de daarmee samenhangende potentiële lucratieve<br />

(financiële) gevolgen, zijn aspecten die regelmatig naar voren komen in de interviews. Vele,<br />

met name jonge sporters en vooral ook hun vaders, dromen er<strong>van</strong> kampioen te worden.<br />

“Voor mijn zoons is het belangrijkste motief prijzen halen. Het trainen is ook leuk<br />

maar het gaat vooral om prijzen halen.” Marokkaanse vader (1)<br />

Ook andere vaders geven aan erg veel over te hebben voor de carrière <strong>van</strong> hun zoons.<br />

“Als ik plaats <strong>van</strong> hem was, als ik zo hoog kom, dan was ik alleen maar hier gebleven,<br />

dan had ik alles opgegeven, ook school. Alleen maar dit. Als ik op dit niveau<br />

zou komen. Daar kun je ook veel geld mee verdienen. Stel je komt K1 staan, kijk<br />

maar Sem Schilt, hij hoeft alleen maar zes wedstrijden per jaar draaien en hij<br />

krijgt al heel veel geld, en niet alleen Sem Schilt, ook Remy Bojanski en Tyroon<br />

Spong, allemaal die is populair. Zij kunnen gewoon later leven <strong>van</strong> de geld zij nu<br />

verdienen, en niet alleen dat. Zij kunnen, als je zo goed bent, iedereen wil ergens<br />

een demo of iets, of een training, dat zij kunnen overal. Of je wordt trainer <strong>van</strong> eh,<br />

straks komen andere talenten, en dan je wordt trainer <strong>van</strong> hen. Ja, als goed kan, er<br />

zit hele goede toekomst in.” Bosnische vader<br />

48 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Naast deze Bosnische vader lijkt ook een Irakese vader mogelijkheden te zien voor zijn zoon om<br />

via <strong>vechtsport</strong> hogerop te komen in het leven. Beiden hebben een vluchtelingachtergrond en hebben<br />

zelf hard moeten werken om in Nederland een baan te vinden. Zij hebben gemerkt dat in een<br />

reguliere baan (die onder het niveau ligt <strong>van</strong> het werk dat ze in het land <strong>van</strong> herkomst deden), hard<br />

werken niet altijd een garantie is tot goede verdiensten en een hoog aanzien. Zij willen graag een<br />

andere toekomst voor hun zonen. Binnen de <strong>vechtsport</strong> zijn er mogelijkheden om hogerop te komen<br />

voor iedereen met talent en inzet, ongeacht etnische of sociaaleconomische afkomst. De huidige<br />

kampioenen in aansprekende wedstrijden zoals de K1-toernooien, zijn hier goede voorbeelden <strong>van</strong>.<br />

We zien hier overeenkomsten met het onderzoek onder jonge boksers <strong>van</strong> Anthonissen en Dortants<br />

(2006). Zij ontdekten dat veel jonge boksers met een vluchtelingenachtergrond zijn gaan boksen<br />

omdat ze bekende boksers als voorbeeld zagen, en net als hen een goede toekomst willen bereiken<br />

met het (wedstrijd)boksen.<br />

Een trainer geeft aan het jammer te vinden dat er nu zoveel geld te verdienen is in bepaalde<br />

<strong>vechtsport</strong>en zoals kickboksen. Geld en macht zijn belangrijker geworden, waardoor de toewijding<br />

en motivatie <strong>van</strong> veel jongeren niet meer vooral intrinsiek is.<br />

“Alles draait om geld, macht. Vroeger, in mijn tijd was het echt leuk, dan deed je met<br />

hart en ziel <strong>vechtsport</strong>, omdat je het leuk vindt. Maar nu is het echt, <strong>van</strong> kleins af aan,<br />

jongens denken al aan geld “dan ga ik zoveel verdienen”. En vroeger was dat niet, dat<br />

is wat veranderd is. En het speelt met macht, vooral met geld. Kijk, grote promotors of<br />

scholen die veel geld hebben die kunnen jouw beste leerling omkopen of overhalen.”<br />

Trainer Nourredine<br />

De motivatie om geld te verdienen in de sport speelt voor sommige sporters een rol, maar is<br />

meestal niet het enige motief. Wanneer een trainer of ouder teveel pusht om aan wedstrijden te<br />

gaan doen, kan dat het tegenovergestelde effect hebben.<br />

3.2.3 Socialisatie in de <strong>vechtsport</strong><br />

Zoals te zien is in figuur 3.1, geven weinig jongeren (10%) aan dat ze aan <strong>vechtsport</strong> doen<br />

omdat dit <strong>van</strong> hun ouders moet. We verwezen reeds naar de jongeren die vooral <strong>van</strong>wege de<br />

door hun ouders aan <strong>vechtsport</strong> toegeschreven pedagogische waarde met een <strong>vechtsport</strong> zijn<br />

begonnen. Daarnaast is er echter een grotere groep die geïnspireerd en/of gestimuleerd is<br />

door hun ouders.<br />

“Hij zit op boksen omdat papa daar helemaal idolaat <strong>van</strong> is. Toen hij jong was<br />

ging hij gewoon verplicht mee naar de boksschool omdat ik daar zelf ging trainen.<br />

Later ging hij het zelf ook leuk vinden, maar papa was wel de trigger. Verder<br />

is sporten verplicht in mijn huis, maakt niet uit wat hij doet als hij maar iets<br />

doet.” Surinaamse vader<br />

verschIllende BenaderIngen en motIeven<br />

49


Naast ouders zijn het ook vaak andere familieleden of vrienden die de sporters laten kennis-<br />

maken met een <strong>vechtsport</strong>. Van de <strong>vechtsport</strong>ers die de vragenlijst hebben ingevuld geeft een<br />

kwart (mede) aan dat ze aan <strong>vechtsport</strong> zijn gaan doen omdat een vriendje of vriendinnetje hier<br />

ook bij zit. Trainers schatten dat percentage op driekwart. Jongeren geloven liever dat ze eigen<br />

keuzes maken, maar blijken toch vaak beïnvloed door hun sociale omgeving.<br />

Vooral allochtone <strong>vechtsport</strong>ers zijn vaak door een familielid of vriend meegenomen naar<br />

de <strong>vechtsport</strong>school. Wanneer ouders merken dat familieleden en/of anderen uit hun sociaalculturele<br />

omgeving ook lid zijn <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong>school of vereniging maakt dit de toegang<br />

een stuk makkelijker. Sommige jongeren die <strong>vechtsport</strong> <strong>van</strong> de televisie of via films en computerspelletjes<br />

kennen, zijn zelf op zoek gegaan naar een vereniging/sportschool in de buurt en<br />

hebben zich aangemeld.<br />

Ondanks het feit dat <strong>vechtsport</strong> vooral een individuele sport is, geven veel kinderen en jon-<br />

geren aan dat ze het sociale aspect <strong>van</strong> de sport erg belangrijk vinden. Bijna één op de vier<br />

(vecht)sporters onderschrijft het affiliatiemotief en geeft aan dat ze via de sport graag nieuwe<br />

vrienden willen maken. Enerzijds geven sommige <strong>vechtsport</strong>ers aan bewust te kiezen voor een<br />

individuele sport als <strong>vechtsport</strong>, waardoor ze zich niet kunnen verbergen achter anderen (vgl.<br />

Anthonissen en Dortants 2006). Anderzijds is er tijdens trainingen en wedstrijden volop de<br />

mogelijkheid sociale contacten op te doen, iets dat de meeste sporters erg aanspreekt.<br />

50 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Portret <strong>van</strong> een jonge kickbokser:<br />

Gulcem (1991), ‘Kind <strong>van</strong> de trainer’<br />

Als veertienjarige komt Gulcem begin 2006 voor het eerst trainen bij Fightgym. Ze is meegeko-<br />

men met een Turkse vriendin, die al langer bij Fightgym traint. Na vijf jaar te hebben geturnd,<br />

heeft ze daar genoeg <strong>van</strong> (“je kreeg daar nooit goede aanwijzingen”) en wil ze iets anders gaan<br />

doen. Ook Gulcem is <strong>van</strong> Turkse afkomst. Haar ouders zijn geboren in Turkije, zelf is ze in Nederland<br />

geboren. Ze woont in dezelfde stad als waar de sportschool staat, maar niet in dezelfde wijk.<br />

Gulcem kent de meeste andere Turkse sporters ook <strong>van</strong> buiten de <strong>vechtsport</strong>school. Ze traint het<br />

meest met haar vriendin Elif, die ook wedstrijden vecht. In het schooljaar 2007-2008 stopt Elif<br />

met kickboksen omdat ze <strong>van</strong> haar ouders meer aandacht aan school moet besteden. Gulcem<br />

vindt dit jammer, maar blijft zelf doortrainen. Ze is bijna elke training aanwezig, maar heeft niet<br />

de ambitie om haar brood te gaan verdienen met wedstrijdvechten. Wel wil ze zo lang mogelijk<br />

door blijven gaan met <strong>vechtsport</strong> en denkt ze erover om later bijvoorbeeld haar eigen sportschool<br />

te beginnen.<br />

Al snel blijkt dat Gulcem veel talent heeft. Hoewel het vechten <strong>van</strong> wedstrijden niet haar inten-<br />

tie was toen ze begon, stimuleert de trainer haar wel dit te gaan doen. Na een aantal maanden<br />

training mag ze <strong>van</strong> trainer Omer al wedstrijden gaan vechten. Haar eerste wedstrijd is direct<br />

op een groot gala (zoals kickbokstoernooien vaak genoemd worden), waar ze vecht tegen de<br />

Nederlandse kampioene in haar gewichtsklasse. Het vechten tegen een ervaren kampioene en<br />

de hele entourage maakt grote indruk op Gulcem.<br />

“Ja, ik kwam toen in de kleedkamer en ik had mijn tegenstander al gezien, maar nog niet mee<br />

gepraat. En ik kwam in de kleedkamer en ik was toen heel zenuwachtig want dat meisje had al<br />

twintig wedstrijden gedaan en dit was pas mijn eerste. En zij was twee keer Nederlands kampioen<br />

geweest. Daar word je dan een beetje zenuwachtig <strong>van</strong>, <strong>van</strong> wat staat me te wachten en zo.<br />

Is zij heel goed? Kan ik het wel volhouden? Al die vragen gingen door mij heen. Toen ik naar<br />

binnen ging, zo toen was ik zenuwachtig! Dan moet je zo lopen en al die mensen kijken je aan:<br />

‘Wie is dat meisje?’ Want niemand kent mij, alleen een paar mensen <strong>van</strong> Fightgym zelf, maar die<br />

anderen allemaal <strong>van</strong> ‘Wie is dit meisje? We kennen haar niet’. En zelfs iemand <strong>van</strong> de Nederlandse<br />

kampioenschappen was komen kijken.<br />

Dus wij daar naar toe, in de ring een beetje los te springen en los te maken, en mijn trainer<br />

zei ook: ‘Je kan het heel goed en zij is nou helemaal niet zo goed en je kan het ook aan.’ En dan<br />

komt zij eraan, weet je, heel veel indruk te maken, ze maakte er echt zo’n showtje <strong>van</strong>. Ik dacht<br />

<strong>van</strong> ‘shit, dadelijk verlies ik dit echt’. Weet je, zij komt echt wel verzekerd over en ik ben op <strong>van</strong><br />

de zenuwen. En op een gegeven moment, in de eerste ronde, ja eerst was ik wel zo’n beetje bang<br />

maar ik dacht wel <strong>van</strong>, ‘ja, ik moet gewoon verder gaan, want dit meisje is nou ook weer niet<br />

zo heel erg goed’. En op een gegeven moment dacht ik ‘ik ga opgeven’, want ik was echt buiten<br />

adem. En benauwd <strong>van</strong> al die warme lucht en zo. Ik kon echt niet meer. Maar ze zeiden ‘je kan<br />

nog wel, je moet gewoon doorgaan, doorgaan, doorgaan’. Dat zei een ander meisje die mij ook<br />

portret <strong>van</strong> een jonge kIckBokser<br />

51


coachte, die al zes jaar hieronder zit. Zij zei dat ik door moest gaan, gewoon een beetje aanvallen,<br />

dus toen ging ik weer in de ring staan en toen ging ik er gewoon weer voor. Dus ja, ik heb toen<br />

wel verloren, maar ik heb wel verloren met trots. Want Omer kwam nadien de ring in, en hij zei<br />

tegen iedereen dat ik nog maar vijf maanden trainde. Als je dan tegen iemand vecht die al meer<br />

als zes jaar bij kickboksen zit, en dan bijna wint, dan verdien je gewoon respect. En bij kickboks.<br />

nl daar stond ook al, als dit meisje nu al zo goed is, dan mag Sil<strong>van</strong>a wel uitkijken, want over een<br />

halfjaar dan maakt Gulcem haar af. Dus ik dacht wel ‘nou…’.”<br />

Kort na dit gala vecht Gulcem nog een minder prestigieuze wedstrijd, die ze met gemak wint.<br />

Deze overwinning en de deelname aan het grote gala geeft haar veel aanzien binnen de club,<br />

maar ze stelt zich tijdens de trainingen niettemin bescheiden op. Wel is ze vaak aan het woord.<br />

Ze discussieert graag met de andere Turkse meiden, waarbij de Turkse identiteit en het geloof<br />

vaak voorkomende onderwerpen zijn. Ze heeft hierover gematigd liberale en soms deels tegenstrijdige<br />

opvattingen. Gulcem is zelf islamitisch en geeft aan dat Allah een <strong>van</strong> de belangrijkste<br />

personen in haar leven is. Ze is echter tevens <strong>van</strong> mening dat iedereen zelf mag weten hoe hij of<br />

zij het geloof beleeft en ervaart. Ze draagt geen hoofddoek en gaat ook niet naar de moskee, maar<br />

dat wil volgens haar niet zeggen dat ze niet gelooft. Anderen die dit wel doen respecteert ze,<br />

maar ze vindt het fout als vrouwen <strong>van</strong>wege hun geloof niet gaan sporten. Tegelijkertijd spreekt<br />

ze kwaad <strong>van</strong> een Turks meisje dat bij een andere <strong>vechtsport</strong>school op heel hoog niveau sport.<br />

Volgens Gulcem maakt dit meisje haar Turkse gemeenschap ten schande. Dit meisje neemt het<br />

volgens Gulcem niet zo nauw met de normen en waarden uit de Turkse gemeenschap. Mogelijk<br />

speelt hier ook jaloezie een rol, aangezien het meisje op zeer hoog niveau sport en beter is<br />

dan Gulcem. Gulcem geeft aan niet graag tegen het meisje te vechten, omdat “twee Turken uit<br />

dezelfde stad tegen elkaar, dat werkt niet”.<br />

Aan de onderzoeker vertelt Gulcem dat de beoefening <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> een zeer positieve draai aan<br />

haar leven heeft gegeven. Door <strong>vechtsport</strong> is ze een stuk rustiger geworden. Ze was naar eigen<br />

zeggen voorheen nogal koppig, maar heeft <strong>van</strong> de trainer geleerd te luisteren en niet altijd meteen<br />

een weerwoord te geven. Ze heeft een heel goede band met Omer. Ze kan bij hem ook terecht voor<br />

zaken die niet met de <strong>vechtsport</strong>(school) te maken hebben. “Met Omer kun je ook gewoon over<br />

privédingen praten. Dingen die je niet tegen andere mensen vertelt. Want als ik bijvoorbeeld hier<br />

alleen ben of zo, dan vraagt hij altijd hoe het thuis gaat. ‘Als je problemen hebt kun je altijd bij mij<br />

komen.’ Hij is niet alleen een trainer, maar ook gewoon iemand die je helpt met je privéleven.”<br />

Ze vertrouwt de trainer haar problemen toe en praat regelmatig na de trainingen apart met hem.<br />

Aan de onderzoeker vertelt Gulcem niet heel veel over haar privéleven, maar uit gesprekken met<br />

haar en met de trainer komt wel naar voren dat er thuis financiële problemen zijn en dat ze het<br />

niet heel makkelijk heeft. Haar ouders lijken weinig betrokken te zijn bij haar sportdeelname en<br />

-prestaties. Ze ziet de sportschool als een tweede thuis en de trainer als een soort vaderfiguur.<br />

Ze vindt het erg prettig dat hij net als haar Turks is. “Dat is gewoon een fijner gevoel.” Trainer<br />

52 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Omer ziet haar ook als ‘speciaal’, mede omdat hij bekend is met haar thuissituatie. Daarom zet hij<br />

zich extra voor haar in. Toen het lastig was om naar de trainingen kon komen omdat ze geen fiets<br />

had, regelde hij een fiets voor haar. Ook matst hij haar met de contributie en met de aanschaf<br />

<strong>van</strong> bokshandschoenen.<br />

Buiten de <strong>vechtsport</strong>school om heeft Gulcem het vooral druk met school. In het schooljaar 2006-<br />

2007 doet ze eindexamen vmbo. Het is op het randje, maar tot haar grote vreugde slaagt ze na<br />

een herexamen, zodat ze met een vervolgopleiding kan beginnen. Ze gaat in het schooljaar 2007-<br />

2008 een opleiding op mbo-niveau drie doen, richting handel/verkoop. De opleiding verloopt<br />

voortvarend. Halverwege 2008 is ze bezig met een leuke stage in een kledingwinkel en hoopt<br />

voor haar volgende stage terecht te kunnen bij een winkel die kickbokskleding en -materialen<br />

verkoopt. Ze weet nog niet goed wat ze later wil gaan doen, maar denkt iets in de verkoop.<br />

Ook het kickboksen gaat nog steeds goed. In 2008 – Gulcem is dan 17 – is er nog niet veel ver-<br />

anderd aan haar beleving <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong>. Ze heeft eind 2007 nog twee wedstrijden gevochten<br />

en er één <strong>van</strong> gewonnen. De trainer regelt echter niet meer zoveel wedstrijden, dat vindt ze wel<br />

jammer, maar ze denkt er zeker niet over om bij de club weg te gaan. In de zomer <strong>van</strong> 2009 is ze<br />

nog steeds enthousiast over kickboksen en traint ze nog steeds bijna dagelijks. Sinds mei <strong>van</strong> dat<br />

jaar heeft Fightgym ook een groep alleen voor vrouwen, waar Gulcem, samen met Omer, haar<br />

eigen trainer, les geeft. Ze vindt dit erg leuk om te doen. De groep loopt nog niet echt goed, maar<br />

ze verwachten dat het wel gaat groeien. Er is nu ook fitness- en aerobicsles voor vrouwen, waar<br />

ongeveer vijftien (Turkse) vrouwen sporten.<br />

Gulcem vindt de damesgroepen leuk, maar traint zelf het liefst in de gemengde groep, omdat<br />

ze zich daar beter kan voorbereiden op wedstrijden. Ze moppert wel dat ze al bijna een jaar<br />

geen wedstrijd heeft kunnen vechten. Omer kan nooit een goede tegenstander voor haar vinden.<br />

Ze lijkt zelf vraagtekens te hebben bij dit verhaal, want op kickboks.nl ziet ze wel dat er<br />

verschillende meiden in haar gewichtscategorie zijn die ook vechten. Maar ze wil haar trainer<br />

ook niet afvallen. Omer belooft binnenkort een wedstrijd voor haar te regelen, want hij heeft<br />

een geschikte tegenstander gevonden. Hoewel ze graag wilde vechten lijkt Gulcem zich ook wat<br />

druk te maken over een mogelijk aanstaande wedstrijd. Ze is bang dat ze niet meer goed kan<br />

vechten, omdat het al zo lang geleden is dat ze in de ring heeft gestaan. Hoe haar <strong>vechtsport</strong>carrière<br />

verder gaat verlopen, durft ze nog niet te zeggen. Ze geeft nog steeds aan haar professionele<br />

carrière niet binnen de <strong>vechtsport</strong> te zien. Ze wil haar mbo-opleiding goed afronden en daarna<br />

hbo gaan doen, richting toerisme of economie en management.<br />

portret <strong>van</strong> een jonge kIckBokser<br />

53


54 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Vechtsport en psychosociale<br />

weerbaarheid Hoofdstuk 4<br />

Zoals in de inleiding en paragraaf 3.2 over motieven reeds naar voren kwam, zou het beoefenen<br />

<strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> bij kunnen dragen aan diverse positieve psychosociale competenties en gedrag<br />

zoals zelfwaardering, weerbaarheid, prosociaal gedrag en het beteugelen <strong>van</strong> agressie. In de<br />

vragenlijst is gevraagd naar de zelfwaardering <strong>van</strong> verschillende psychosociale competenties<br />

en wat het beoefenen <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> heeft opgeleverd.<br />

4.1 Psychosociale zelfrapportage<br />

In deze paragraaf bekijken we eerst in hoeverre er verschillen bestaan in deze zelfrapportages<br />

tussen <strong>vechtsport</strong>ers en andere sporters en tussen verschillende sociale groepen. Mogelijke<br />

verschillen tussen <strong>vechtsport</strong>ers en overige sporters of tussen sporters en niet-sporters kunnen<br />

behalve met de invloed <strong>van</strong> (vecht)sportdeelname ook te maken hebben met verschillen in<br />

achtergronden of een selectie-effect. In het eerste geval gaat het bijvoorbeeld om verschillen<br />

in sekse en/of etniciteit. Vechtsporten worden beoefend door relatief veel jongens en jongeren<br />

met een niet-westerse etnische achtergrond. Ten aanzien <strong>van</strong> sommige gedragsaspecten en<br />

overtuigingen staan zij mogelijk anders in de wereld vergeleken met meisjes en de (autochtone)<br />

etnische meerderheid. Bij een selectie-effect gaat het erom dat jongeren met bepaalde<br />

kenmerken, zoals een groot zelfvertrouwen, eerder voor (vecht)sportdeelname kiezen dan jongeren<br />

met een lager zelfvertrouwen. Wanneer we constateren dat (vecht)sporters op bepaalde<br />

aspecten hoger scoren dan andere sporters c.q. niet-sporters, hoeft dit dus nog niet te betekenen<br />

dat dit verschil veroorzaakt wordt door (vecht)sportdeelname.<br />

Om de betrouwbaarheid <strong>van</strong> de antwoorden te vergroten, zijn de verschillende stellingen die aan<br />

de jongere zijn voorgelegd samengevoegd tot een aantal schalen. Enerzijds moeten de stellingen<br />

(‘items’) inhoudelijk bij elkaar aansluiten (bijvoorbeeld ‘ik ben tevreden over mezelf als persoon’<br />

en ‘ik ben tevreden met mijn leven’) om een zelfde concept (bijvoorbeeld ‘zelfwaardering’) te<br />

meten. Anderzijds dient er ook voldoende empirische interne consistentie te zijn (Cronbach alpha<br />

>.60) tussen de afzonderlijke items, oftewel dat de scores <strong>van</strong> respondenten op de verschillende<br />

schaalitems redelijk met elkaar overeenkomen. De volgende vijf schalen zijn geconstrueerd:<br />

1. Zelfwaardering (‘ik ben tevreden over hoe ik eruit zie’; ‘ik ben tevreden over mezelf als<br />

persoon’; ‘ik ben tevreden met mijn leven’; ‘ik voel mezelf gelukkig’), Cronbach alpha:<br />

0,80.<br />

2. Sportieve competenties (‘ik ben tevreden over mijn sportieve vaardigheden’; ‘ik ben sterk<br />

vergeleken met leeftijdsgenoten <strong>van</strong> hetzelfde geslacht’; ‘ik ben snel vergeleken met leeftijdsgenoten<br />

<strong>van</strong> hetzelfde geslacht’; ‘ik ben goed in sport vergeleken met leeftijdsgenoten<br />

<strong>van</strong> hetzelfde geslacht’), Cronbach alpha: 0,77.<br />

<strong>vechtsport</strong> en psychosocIale weerBaarheId<br />

55


3. Prosociaal gedrag (‘ik gedraag me meestal zoals het hoort’; ‘ik help mijn vrienden regel-<br />

matig’; ‘ik kom altijd op tijd op afspraken’; ‘ik houd altijd rekening met anderen’). Cron-<br />

bach alpha: 0,60.<br />

4. Antisociaal gedrag (‘ik verniel wel eens dingen’; ‘ik ben wel eens betrokken bij vecht-<br />

partijen’; ‘ik heb wel eens dingen gestolen’; ‘ik bedreig anderen wel eens’; ‘ik ben vaak<br />

op straat met mijn vrienden’; ‘ik heb vaak ruzie op school en op straat’), Cronbach<br />

alpha: 0,83.<br />

5. Agressietolerantie (‘ik ben snel boos of geïrriteerd’; ‘ik vind het leuk om ruzie uit te lokken’;<br />

‘als je wordt aangevallen, mag je geweld gebruiken om je te verdedigen’; ‘als iemand<br />

je uitscheldt mag je geweld gebruiken om je te verdedigen’), Cronbach alpha: 0,67.<br />

4.1.1 Algemene zelfwaardering en fysiek zelfbeeld<br />

Op beide samengestelde zelfbeeldschalen scoren <strong>vechtsport</strong>ers iets hoger dan andere sporters<br />

en niet-sporters. Vrijwel alle <strong>vechtsport</strong>ers hebben een positieve zelfwaardering (95%) en ook<br />

de waardering <strong>van</strong> het eigen sportief kunnen is hoog (81%). Deze scores, vooral voor het fysiek<br />

zelfbeeld, liggen iets hoger vergeleken met andere sportende scholieren, zie figuur 4.1.<br />

Figuur 4


porteren een hogere sportieve competentie vergeleken met respectievelijk autochtonen en<br />

meisjes, zie tabel B4.1 in de bijlagen. Maar vooral onder meisjes en autochtonen geven <strong>vechtsport</strong>ers<br />

juist blijk <strong>van</strong> een hogere sportieve competentie en <strong>van</strong> een iets hoger algemeen zelfbeeld.<br />

In de volgende subparagrafen behandelen we de in figuur 4.1 weergegeven kwantitatieve<br />

uitkomsten in relatie tot de kwalitatieve bevindingen.<br />

4.1.2 Sociaal gedrag en agressietolerantie<br />

Ongeacht sekse en etnische achtergrond scoren <strong>vechtsport</strong>ers (90%) iets hoger dan andere<br />

sporters (83%) op het vertonen <strong>van</strong> prosociaal gedrag zoals ‘zich gedragen zoals het hoort’,<br />

‘rekening houden met anderen’ en het ‘regelmatig helpen <strong>van</strong> vrienden’.<br />

De zelfrapportage ten aanzien <strong>van</strong> antisociaal gedrag laat ook een klein verschil zien,<br />

maar dat is niet significant. Ook als het gaat om agressietolerantie (bijvoorbeeld acceptatie bij<br />

het gebruik <strong>van</strong> geweld bij uitschelden, vechten op straat en het uitlokken <strong>van</strong> ruzie) bestaan<br />

er nauwelijks verschillen tussen <strong>vechtsport</strong>ers en scholieren die andere sporten beoefenen, zie<br />

tabel 4.1.<br />

Wel valt op dat niet-sporters hoger scoren op agressietolerantie zoals het snel boos of geïrriteerd<br />

zijn. 5 Mogelijk dragen alle vormen <strong>van</strong> sportdeelname in bepaalde mate bij aan agressieregulatie,<br />

of beoefenen jongeren met een hoge agressietolerantie (bijvoorbeeld afkomstig<br />

uit probleemgezinnen) minder sport.<br />

Tevens is het opvallend dat onder jongens <strong>vechtsport</strong>ers (37%) significant lager scoren op<br />

agressietolerantie dan andere sporters (vooral voetballers; 44%), zie tabel B4.1 in de bijlagen.<br />

Mogelijk geeft dit aan dat <strong>vechtsport</strong>deelname vooral een positief agressieregulerend effect<br />

heeft op jongens en minder op meisjes (die reeds een lagere agressietolerantie hebben dan<br />

jongens).<br />

Terwijl vrouwelijke <strong>vechtsport</strong>ers nauwelijks verschillen <strong>van</strong> andere vrouwelijke sportende<br />

scholieren ten aanzien <strong>van</strong> agressietolerantie, scoren ze op antisociaal gedrag (respectievelijk<br />

26 en 17%) zelfs iets hoger.<br />

Dat de gevonden verschillen duiden op een selectie-effect (prosociale scholieren kiezen<br />

eerder voor <strong>vechtsport</strong>) lijkt niet erg waarschijnlijk. Het geven <strong>van</strong> sociaal wenselijke antwoorden<br />

kan wel <strong>van</strong> invloed zijn. Van <strong>vechtsport</strong>ers wordt over het algemeen verwacht dat zij zich<br />

‘in kunnen houden’.<br />

Ook de trainers zijn gevraagd naar antisociaal gedrag <strong>van</strong> hun sporters. De uitkomsten<br />

laten zien dat de trainers onderkennen dat hun sporters niet alleen ‘engelengedrag’<br />

vertonen, maar soms ook over de schreef gaan, zie tabel 4.1. De helft bevestigt dat er binnen<br />

de <strong>vechtsport</strong> regelmatig machogedrag wordt vertoond en op tijd komen niet de sterkste<br />

kant is <strong>van</strong> alle sporters. Serieuzer is de onderkenning <strong>van</strong> bijna een derde dat op hun<br />

sportschool wel eens <strong>van</strong> elkaar gestolen is en een kwart <strong>van</strong> de trainers vernielingen<br />

rapporteert. Minder dan één op de vijf trainers geeft aan dat – ondanks dat hier veelal<br />

een verbod op staat (zie paragraaf 4.2.3) – sommige sporters ook buiten de sportschool<br />

vechten.<br />

<strong>vechtsport</strong> en psychosocIale weerBaarheId<br />

57


Tabel 4


Het zijn ook vooral allochtone jongeren die aangeven weinig vertrouwen in anderen te hebben,<br />

zie tabel B4.1 in de bijlagen. De gevonden verschillen in vertrouwen tussen <strong>vechtsport</strong>ers en<br />

overige sporters lijken dan ook vooral veroorzaakt door de relatief hoge percentages niet-westerse<br />

allochtonen onder <strong>vechtsport</strong>ers (vooral jongens) en niet-sporters (vooral meisjes). Onder<br />

allochtonen vertonen niet-sportende scholieren (64%) het minste vertrouwen in andere mensen,<br />

gevolgd door overige sporters (60%) en <strong>vechtsport</strong>ers (54%). Onder autochtone jongeren<br />

vertonen <strong>vechtsport</strong>ers juist iets minder vertrouwen in andere mensen. Mogelijk speelt hier<br />

ook deels een selectie-effect <strong>van</strong> sociaaleconomische klasse. Onder autochtonen doen jongeren<br />

uit problematische en relatief sociaal onveilige omgevingen mogelijk juist vaker aan <strong>vechtsport</strong>.<br />

De meerderheid <strong>van</strong> de ondervraagde trainers (62%) geeft niettemin aan dat ze relatief<br />

makkelijk het vertrouwen <strong>van</strong> de sporters winnen (niet in tabel). Ook denken zeven op de tien<br />

trainers dat hun sporters goed kunnen opschieten met hun ouders.<br />

4.2 Psychosociale invloeden <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong><br />

Behalve de beoordeling <strong>van</strong> verschillende psychosociale competenties en gedrag is de jon-<br />

geren tevens gevraagd in hoeverre zij vinden dat hun deelname aan (vecht)sport hierop <strong>van</strong><br />

invloed is geweest.<br />

Uit de vragenlijst komt naar voren dat <strong>vechtsport</strong>ers ten aanzien <strong>van</strong> alle genoemde positieve<br />

psychosociale effecten vaker dan andere sporters <strong>van</strong> mening zijn dat hun sportdeelname<br />

positieve invloeden heeft op hun eigenwaarde en hun functioneren in de samenleving, zie figuren<br />

4.3 tot en met 4.5. Ook in de interviews onderschrijven veel sporters, maar vooral de trainers<br />

en ouders, in de meeste gevallen de positieve invloeden <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>. Vechtsport lijkt<br />

goed te zijn voor allerlei type jongeren en op ieder type een ander – positief – effect te hebben.<br />

“Ik heb door de <strong>vechtsport</strong> geleerd dat je buiten de sportschool niet moet vechten.<br />

Op mijn school zitten wel ruige kinderen en er wordt wel eens gevochten,<br />

ik heb zelf ook wel eens gevochten. Maar je krijgt <strong>van</strong> karate discipline dat je<br />

niet zomaar moet vechten. Je krijgt respect voor anderen en je leert met elkaar<br />

omgaan. Je staat bij karate te sparren met anderen en dan ga je elkaar niet<br />

knock-out slaan, je leert respect te hebben voor elkaar. Mensen denken vaak dat<br />

<strong>vechtsport</strong> heel stoer is, maar het is vooral discipline en concentratie. Dat vind ik<br />

erg leuk aan karate.” Jamila, 15 jaar<br />

“Ze leren ook echt zelfvertrouwen, maar ook zelfbeheersing en discipline. Respect<br />

voor anderen, dat sowieso, want dat brandt de trainer er echt wel in. Ook<br />

met dat groeten enzo bij binnenkomen, als ze niet groeten kunnen ze gelijk vertrekken.<br />

Ook het elkaar netjes benaderen. Dat merk je ook wel buiten de <strong>vechtsport</strong>school,<br />

ze nemen dat respect ook wel een beetje mee.” Nederlandse moeder (4)<br />

<strong>vechtsport</strong> en psychosocIale weerBaarheId<br />

59


“Je ziet kinderen die gepest worden hier een grote mond krijgen. En jongens die<br />

druk waren zie je hier door de discipline rustig worden.” Trainster Aicha<br />

Het benadrukken <strong>van</strong> de (potentiële) positieve effecten gebeurt mogelijk mede <strong>van</strong>uit<br />

de verwachting dat de buitenwereld een negatief beeld heeft <strong>van</strong> (bepaalde vormen <strong>van</strong>)<br />

hedendaagse ‘hardere’ <strong>vechtsport</strong>en als kickboksen. Mogelijk willen ze dit imago herstellen<br />

door vooral de met de traditionele Oosterse <strong>vechtsport</strong>en verbonden filosofieën te<br />

benadrukken.<br />

4.2.1 Veilig voelen, weerbaar zijn en zelfvertrouwen kweken<br />

Bij de motieven om een <strong>vechtsport</strong> te beoefenen kwam het aspect <strong>van</strong> het vergroten <strong>van</strong> de<br />

fysieke en mentale weerbaarheid al duidelijk naar voren. Het merendeel <strong>van</strong> de ondervraagde<br />

<strong>vechtsport</strong>ers is <strong>van</strong> mening dat hun <strong>vechtsport</strong>deelname ook daadwerkelijk heeft bijgedragen<br />

aan het vergroten <strong>van</strong> hun zelfvertrouwen (90%) en het zich veiliger voelen op straat (80%), zie<br />

figuur 4.3. Driekwart onderstreept dat ze door <strong>vechtsport</strong> prettiger in hun vel zitten dan daarvoor.<br />

Vooral het aspect <strong>van</strong> veiligheid benoemen <strong>vechtsport</strong>ers beduidend vaker vergeleken<br />

met andere sporters (19%). Trainers onderschrijven alle drie genoemde factoren in sterke mate<br />

(93-98%, niet in figuur).<br />

Figuur 4


In de interviews met sporters en ouders kwam het verhoogde veiligheidsgevoel en het toegeno-<br />

men zelfvertrouwen door <strong>vechtsport</strong>deelname eveneens veelvuldig naar voren.<br />

“Dat vind ik ook wel handig <strong>van</strong> deze sport, want toen eerst, bij ons he, is zo’n man, die<br />

steeds <strong>van</strong> kinderen foto’s maakt enzo, eerst, toen was ik daar ook bang voor, maar nu niet<br />

meer.” Sara, 13 jaar<br />

“Mijn zoon is wel echt weerbaarder geworden. Als hij nu een klap krijgt of zo,<br />

geeft hij er gelijk een terug. Hij durft nou ook echt iets terug te doen.” Nederlandse<br />

moeder (1)<br />

“Ik vind het wel jammer dat het in deze samenleving soms zo moet, maar als ze<br />

zichzelf niet weerbaar kunnen opstellen, dan worden ze altijd gepakt of gepest. Maar<br />

[mijn dochter] Patricia die wordt gelukkig nooit gepest, maar dat komt denk ik ook<br />

wel omdat ze gewoon uitstraalt dat ze haar niets moeten flikken. Je kunt aan haar<br />

gewoon wel merken dat ze meer zelfvertrouwen heeft. Ze geeft wel heel duidelijk<br />

aan dat er met haar niet te spotten valt. De juf zegt ook altijd dat ze het wel heel duidelijk<br />

zegt als andere kinderen op moeten houden met pesten.” Nederlandse moeder (2)<br />

Bij de psychosociale zelfrapportage zagen we dat <strong>vechtsport</strong>ers weliswaar iets meer zelfwaardering<br />

rapporteerden dan overige sporters, maar het verschil was niet erg groot (zes procent,<br />

zie figuur 4.1). Omdat <strong>vechtsport</strong>ers wel veel vaker dan andere sporters aangeven dat hun zelfvertrouwen<br />

is toegenomen, zou het kunnen betekenen dat hun zelfvertrouwen vóór deelname<br />

lager lag. Ook kan er deels sprake zijn <strong>van</strong> een retorische bevestiging <strong>van</strong> de positieve invloed<br />

<strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>, zonder dat <strong>vechtsport</strong> daadwerkelijk een uniekere bijdrage levert aan het verbeteren<br />

<strong>van</strong> zelfvertrouwen dan andere sporten die eveneens gericht zijn op het stimuleren<br />

<strong>van</strong> leerervaringen en het vergroten <strong>van</strong> de eigen competenties.<br />

In interviews geeft een aantal <strong>vechtsport</strong>ers aan dat hun zelfvertrouwen gegroeid is sinds<br />

zij aan <strong>vechtsport</strong> doen.<br />

“Ja, in het begin ging ik naar karate omdat ik een watje was en niks durfde. Ik<br />

was ook heel dun. Ik kreeg door karate meer zelfvertrouwen en leerde beter praten.<br />

Heb namelijk een spraakgebrek. Door de technieken gingen mijn hersenhelften<br />

beter functioneren en werd mijn motoriek beter.” Patrick, 19 jaar<br />

“Ik zie het als een goede manier om zelfverzekerder te worden. Het brengt gewoon<br />

een stuk zelfverzekerdheid mee. Je weet gewoon dat als je in een situatie komt<br />

waar er wat woordenwisseling is, je bent geen vechtersbaas, maar je komt ook in<br />

die situaties. Je bent dan toch wat zelfverzekerder. Mocht het ooit zo ver komen of<br />

je zit in een dreigende situatie. Dan kan je dat toch gebruiken.” Robbert, 19 jaar<br />

<strong>vechtsport</strong> en psychosocIale weerBaarheId<br />

61


Naast enkele sporters zijn het echter vooral de trainers, die zelf vaak ook <strong>vechtsport</strong>er zijn<br />

(geweest) en ouders, die positieve ontwikkelingen in het zelfvertrouwen <strong>van</strong> de sporters<br />

zien.<br />

“Je ziet wel dat ze nu echt wel <strong>van</strong> zich af bijt, ook op het schoolplein enzo. Ze<br />

staat nu echt haar mannetje wel, heeft veel zelfvertrouwen gekregen daardoor.”<br />

Molukse vader<br />

“Ik merkte echt daarna dat ik... toen ik het een tijdje had gedaan, echt zelfverzekerder<br />

op straat liep. Ik bedoel dat straal je misschien wel uit en in ieder geval<br />

voelde ik dat. Ik zie dat nu ook met leerlingen die ik les geef. Dat ze dan heel<br />

bangig binnenkomen en dat ze nu dan (zachtjes he) klappen kunnen op<strong>van</strong>gen.<br />

Of dat ze al durven sparren, dat is dan al heel wat. Of dat ze iemand op de plek<br />

durven zetten die zich even misdraagt. Dat is gewoon, dat krijg je toch mee.”<br />

Trainster Hanan, zelf ook <strong>vechtsport</strong>ster<br />

Dat <strong>vechtsport</strong> niet altijd een eenduidig positief effect heeft op het zelfvertrouwen <strong>van</strong> jongeren<br />

toont het geval <strong>van</strong> Jennifer aan (zie portret). Hoewel ze door het kickboksen nieuwe doelen stelde<br />

en vastberaden was een carrière als kickbokser te starten, bleek dat achteraf deels een onrealistische<br />

vorm <strong>van</strong> (schijn)zelfvertrouwen waarmee ze zichzelf overschreeuwde. Door het verliezen<br />

<strong>van</strong> haar eerste kickbokswedstrijd en de negatieve kritiek die ze hierover kreeg <strong>van</strong> haar trainer<br />

en clubgenootjes, begon ze aan zichzelf te twijfelen. Een overstap naar een andere <strong>vechtsport</strong>school<br />

bracht langzaam verbetering en via een meer traditionele <strong>vechtsport</strong>benadering ontwikkelde<br />

ze een uitgebalanceerder zelfvertrouwen. Het verhaal <strong>van</strong> Jennifer is een <strong>van</strong> de weinige<br />

verhalen waaruit naar voren komt dat <strong>vechtsport</strong> niet per definitie bijdraagt tot een positieve<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> het zelfvertrouwen. In de meeste gevallen zijn de jongeren die een interview<br />

hebben gegeven de ‘goede voorbeelden’. We hebben niet gesproken met (ouders <strong>van</strong>) jongeren<br />

die gestopt zijn met <strong>vechtsport</strong> omdat het hen niet bracht wat ze er <strong>van</strong> hadden verwacht. Of het<br />

zelfvertrouwen door <strong>vechtsport</strong> vergroot wordt, is afhankelijk <strong>van</strong> zowel individuele (motieven,<br />

karakter) als contextuele factoren (trainer, sociale omgeving).<br />

4.2.2 Respect <strong>van</strong> en voor anderen<br />

Naast het vergroten <strong>van</strong> weerbaarheid is ook het ontwikkelen <strong>van</strong> wederzijds respect een<br />

belangrijk principe binnen de traditionele <strong>vechtsport</strong>filosofie (Theeboom 2001a, 2001b; Twemlow<br />

e.a. 2008). In de vragenlijst is zowel gevraagd in hoeverre jongeren vinden dat ze door<br />

<strong>vechtsport</strong> meer respect ont<strong>van</strong>gen als dat hun respect voor anderen is gegroeid.<br />

Twee derde geeft aan door de beoefening <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> meer respect te hebben ont<strong>van</strong>gen<br />

<strong>van</strong>uit hun sociale omgeving (<strong>van</strong> andere sporters, ouders en familie, vrienden en klasgenoten),<br />

zie figuur 4.4. 6 Minder dan de positieve invloed die op dit aspect door hun trainers<br />

wordt toegeschreven, maar beduidend meer dan andere sporters.<br />

62 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Figuur 4


Juist omdat je tijdens het sparren elkaars rechtstreekse tegenstander bent, is het belangrijk<br />

het sportief te houden en respect te tonen voor de tegenstander. Tijdens geobserveerde wedstrijden<br />

en sparringspartijtjes tijdens trainingen, wordt over het algemeen gegroet naar de<br />

tegenstander en bedankt voor de wedstrijd.<br />

“Het allerbelangrijkste is respect, respect voor je medemens, dat zie je in onze<br />

sport ook, dat je met respect heel ver komt. Je bent aan het vechten, je bent<br />

elkaar 3 of 5 rondes lang in elkaar aan het slaan, maar als de bel is gegaan voor<br />

de eindronde dan ga je elkaar omhelzen, elkaar bedanken voor een mooie pot.<br />

Of bij wijze <strong>van</strong> spreken, heb je je tegenstander neergeslagen, als je je eigen<br />

daar <strong>van</strong> bewust bent, ga je toch kijken hoe het gaat enzo. Het grootste is het<br />

respect.” Trainer Chaib<br />

Respect hebben voor anderen tijdens de training is volgens de meeste trainers een houding die<br />

overdraagbaar is naar contexten buiten de sport.<br />

“Dat is ook wat een <strong>vechtsport</strong> neerzet: het heeft te maken met respect voor<br />

elkaar. In het leven komt er heel veel respect tekort. Dat stukje willen we ze meegeven.<br />

Onze kleine groep kan ook groter worden doordat ze het doorgeven aan<br />

anderen.” Trainster Judith<br />

Naast het bijbrengen <strong>van</strong> respect, proberen de meeste trainers positief sociaal gedrag bij hun<br />

leerlingen te stimuleren.<br />

In de interviews geven de meeste jongeren aan socialer te zijn geworden sinds ze aan<br />

<strong>vechtsport</strong> zijn gaan doen. Ook sommige ouders onderschrijven dat hun kind meer prosociaal<br />

gedrag is gaan vertonen door de beoefening <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>.<br />

“Youri is ook echt wel socialer geworden door <strong>vechtsport</strong>. Hij komt beter voor<br />

zichzelf op, maar ook voor anderen. Hij is er bijvoorbeeld een keer tussen<br />

gesprongen toen een jongetje werd gepest en in elkaar werd geslagen door een<br />

ander groepje.” Nederlandse moeder (1)<br />

Veel projecten in de <strong>vechtsport</strong> worden bewust ingezet om prosociaal gedrag bij jongeren (bijvoorbeeld<br />

met een gedragsprobleem), te bevorderen. Met name door middel <strong>van</strong> de preventie-<br />

en zorgtrajecten tracht de KNKF jongeren op het juiste pad te krijgen of te houden. Maar<br />

ook binnen ‘reguliere’ <strong>vechtsport</strong>lessen merken trainers dat er een verbetering optreedt in het<br />

prosociale gedrag <strong>van</strong> jongeren.<br />

“We hebben nu iemand die is zestien. Eerlijk gezegd zou ik hem geestelijk/mentaal<br />

echt twaalf/dertien jaar schatten. Die heeft gewoon een gigantisch stuk algemene<br />

64 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


ontwikkeling gemist. Op straat is het ook een rotjochie en als hij nu de les binnen-<br />

komt. In het begin was het ook effe wennen en omschakelen maar nu denk ik <strong>van</strong><br />

ja hoe kan ik voor dit jochie nou toch iets doen. In hoeverre kun je een zestienjarige<br />

nog vormen dan? Bijna niet. We hebben hem ontzettend gemotiveerd en een clubtoernooi<br />

gehad waar hij het best netjes deed. Daarna hebben we hem in de selectie<br />

gezet waar hij ook harder moet trainen enzo. En het gaat nu super. Geef hem een<br />

beetje verantwoordelijkheid en hij corrigeert iedereen. Terwijl hij normaal het rotjochie<br />

is. Als hij de straat opgaat denk ik niet dat het nu allemaal heilig is want dat<br />

zijn zijn vrienden ook niet. Maar als hij zich nu binnen de club al netjes gedraagt<br />

dan komt de rest <strong>van</strong>zelf wel.” Trainster Hanan<br />

Dat <strong>vechtsport</strong> niet het wondermiddel is voor iedere probleemjongere, zien de meeste trainers<br />

ook in. Lang niet alle jongeren worden bereikt met <strong>vechtsport</strong>, en ook onder jongeren die wel<br />

beginnen in een traject, zijn er veel die er ook weer mee stoppen.<br />

“In 1999/2000 ben ik daar gestart met een project. Dat liep hartstikke goed, maar<br />

ik heb niet alle jongens weten te bereiken. Want die harde kern die komt gewoon<br />

niet. Maar echt de jonkies hebben we wel kunnen binnenhalen, die <strong>van</strong> 10, 12,<br />

14 jaar en tot en met 16 jaar daar hadden we wel een goede grip op. Nou ja en op<br />

een gegeven moment is het merendeel blijven trainen bij mij. Die zijn nu 23, 24 en<br />

25 jaar. Die zijn dus het juiste pad.” Trainer Hassan<br />

Of positieve gedragsverandering bij jongeren plaatsvindt, is sterk afhankelijk <strong>van</strong> het individu,<br />

maar ook <strong>van</strong> de context. De ‘klik’ met de trainer is hierin volgens veel sporters erg belangrijk.<br />

Het stimuleren <strong>van</strong> prosociaal gedrag ligt ook dicht aan tegen een ander belangrijk principe uit<br />

de <strong>vechtsport</strong>: agressieregulatie.<br />

4.2.3 Agressieregulatie en maatschappelijke integratie<br />

Zowel in de vragenlijsten als in de interviews geven verschillende jongeren aan dat ze ‘rustiger’<br />

zijn geworden of dat <strong>vechtsport</strong> hen op het ‘rechte pad’ heeft gehouden of gebracht. Meer dan de<br />

helft <strong>van</strong> alle <strong>vechtsport</strong>ers, ongeacht sekse of etniciteit, stelt dat er een vorm <strong>van</strong> agressieregulatie<br />

heeft opgetreden door de beoefening <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>. 7 Bij overige sporters is dit ongeveer een<br />

derde (zie figuur 4.5 en tabel B4.2 in de bijlagen). Trainers zijn op dit punt wel beduidend positiever<br />

dan de jongeren zelf. Acht op de tien ondervraagde trainers zijn <strong>van</strong> mening dat jongeren via<br />

<strong>vechtsport</strong> leren zich minder makkelijk te laten uitdagen (niet in figuur).<br />

<strong>vechtsport</strong> en psychosocIale weerBaarheId<br />

65


Figuur 4


Agressieregulatie wordt bevorderd doordat veel trainers (81%) het gebruik <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>-<br />

technieken buiten de sportschool niet toestaan; zeven op de tien jongeren onderstrepen dit<br />

verbod <strong>van</strong> hun trainer (zie ook hoofdstuk 6).<br />

De geïnterviewde <strong>vechtsport</strong>trainers benadrukken dat de jongeren leren om <strong>vechtsport</strong>technieken<br />

niet op straat toe te passen, om in ieder geval geen gevecht uit te lokken of als eerste<br />

te slaan. Volgens trainers en sporters geeft het beheersen <strong>van</strong> een <strong>vechtsport</strong> een bepaald<br />

soort zelfvertrouwen op straat, waardoor <strong>vechtsport</strong>ers ook minder snel geneigd zijn geweld<br />

te gebruiken. Weten dat je iemand de baas kunt, zorgt er volgens de jongeren voor dat je juist<br />

geen geweld gebruikt. Ze voelen zich weerbaar, ook verbaal, waardoor ze uitstralen dat anderen<br />

geen ruzie met hen moeten zoeken.<br />

“Ik merk wel dat als je niet onder <strong>vechtsport</strong> zit, dan voel je wel als iemand op<br />

straat of op school daagt je uit, of je krijgt ruzie dan stomp je erop want dan wil je<br />

toch wel weten of je sterker bent, zodat ik me veiliger voel. Maar als je weet dat je<br />

toch sterker bent, dan laat je het meer gaan. Want ik weet dat ik kan winnen, dus<br />

ik hoef dat niet uit te testen of mezelf te bewijzen.” Jennifer, 14 jaar<br />

Bij de meeste sportscholen geldt dat overtreding <strong>van</strong> het verbod op agressief/onwenselijk<br />

gedrag binnen of buiten de sportschool leidt tot ontzegging <strong>van</strong> de toegang. In tabel 4.1 zagen<br />

we ook dat de helft <strong>van</strong> de trainers wel eens iemand wegstuurt wegens het vertonen <strong>van</strong> ontoelaatbaar<br />

gedrag.<br />

“En ik kan iedereen garanderen, supergaranderen, mijn jongens zijn rustige jongens.<br />

Mijn leerlingen heel rustige leerlingen. Zij doen nooit op de straat vechten,<br />

kan wel maar mag niet <strong>van</strong> mij. En zij houden zich heel goed aan dit reglement.<br />

Dus zij zijn hele rustige mensen. Dat spreek ik ook echt met ze af. Als ik hoor dat<br />

iemand buiten de sportschool om rare dingen heeft gedaan, krijgt die eerst een<br />

waarschuwing <strong>van</strong> mij. Als dat niets oplost, dan zet ik hem gewoon buiten. Ga<br />

maar ergens anders trainen. Tot nu toe is dat nog maar een keer voorgekomen, en<br />

toen heb ik een goede waarschuwing gegeven en daarna is het niet meer gebeurd.<br />

Ik hou zelf niet <strong>van</strong> ruzie, ik wil niet vechten. Ik ben wel <strong>vechtsport</strong>leraar, maar<br />

ik hou niet <strong>van</strong> vechten. Mijn leerlingen moeten zich aan deze regels houden. Het<br />

gaat echt om de sport, als eerste en als tweede als je het echt dringend nodig hebt,<br />

je mag dat gebruiken, echt dringend, verder niet.” Trainer Omer<br />

Zoals het citaat <strong>van</strong> trainer Omer al aangeeft, zijn trainers niet in alle gevallen pertinent tegen<br />

vechten op straat. In bedreigende situaties is zelfverdediging volgens sommige trainers en<br />

sporters toegestaan. Hoewel de KNKF deze visie niet ondersteunt, vindt trainer Chaib het bijvoorbeeld<br />

geoorloofd om, wanneer het gaat om zelfverdediging, te laten zien wat je als <strong>vechtsport</strong>er<br />

in huis hebt.<br />

<strong>vechtsport</strong> en psychosocIale weerBaarheId<br />

67


“Je moet het zo lang mogelijk proberen uit te stellen om je eigen niet in gevaar<br />

te brengen. Maar voel je je eigen bedreigd dan moet je echt wel die jongen op de<br />

straat op z’n kop timmeren, dat hij wel weet dat hij niet met jou moet ‘dollen’. Dat<br />

is gewoon 1+1 = 2. Want je bent niet in dit leven om klappen te krijgen, denk ik.”<br />

Trainer Chaib<br />

Alhoewel bijna alle sporters, ouders en trainers in de interviews aangeven dat <strong>vechtsport</strong><br />

het tegenovergestelde <strong>van</strong> agressief gedrag bevordert en ervoor zorgt dat jongeren niet op<br />

straat vechten, hebben <strong>vechtsport</strong>er tevens te maken met een (negatief) agressief imago en<br />

provocaties.<br />

Leren omgaan met agressieve imago <strong>vechtsport</strong>en<br />

In de vragenlijst is gevraagd naar de agressieve beeldvorming <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>en. Een derde<br />

<strong>van</strong> de trainers en één op de vijf <strong>vechtsport</strong>ers beamen het agressieve imago <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> bij<br />

anderen, zie figuur 4.5 (toeschrijving agressiviteit).<br />

Vooral onder meisjes (17%) en autochtonen (16%) vinden <strong>vechtsport</strong>ers vaker dan andere<br />

sporters (respectievelijk 6 en 8%) dat anderen denken dat ze agressief zijn door het beoefenen<br />

<strong>van</strong> hun sport, zie tabel B4.2 in de bijlagen. Onder jongens en niet-westerse minderheden<br />

beoefenen jongeren kennelijk meer andere sporten met een (negatief) agressief imago of<br />

wordt agressiviteit juist ‘stoer’ gevonden. Hoewel de meeste sporters en trainers aangeven<br />

dat er sprake is <strong>van</strong> agressieregulatie, stelt één op de tien sporters dat ze <strong>van</strong>wege hun <strong>vechtsport</strong>deelname<br />

juist vaker vechten op straat. Dat geldt echter ook voor één op de tien overige<br />

sporters.<br />

Opvallend is dat vooral <strong>vechtsport</strong>ende scholieren (17%, niet in tabel) – en in het bijzonder<br />

vrouwen en autochtonen – het vaakst aangeven dat zij door het beoefenen <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> vaker<br />

vechten op straat. Van deze jongeren weten we niet bij welke <strong>vechtsport</strong>vereniging zij sporten.<br />

Mogelijk sporten zij vaker bij sportscholen met minder pedagogisch verantwoordde begeleiding,<br />

waardoor agressief gedrag juist kan toenemen (vgl. Endresen & Olweus 2005). 8<br />

In de interviews lijken sommige ouders het ‘niet de kaas <strong>van</strong> je brood laten eten’-gedrag <strong>van</strong><br />

hun kinderen te stimuleren.<br />

“Hij slaat of schopt als hij ruzie heeft, dat vind ik ook goed. Hij mag zelf nooit<br />

beginnen. Maar hij komt door <strong>vechtsport</strong> wel beter voor zichzelf op, je weet hoe<br />

dat gaat he, op een middelbare school, lokken ze elkaar uit enzo. En als je dan<br />

nooit iets terug doet, dan pakken ze je gewoon elke keer. Maar als je dan iets<br />

terug doet, dan pakken ze je niet meer een tweede keer hoor. Dat is al wel een<br />

paar keer gebeurd hoor, dat hij op school dan iemand gewoon een schop heeft<br />

gegeven. En hij heeft ook een keer een jongen de capuchon over de kop getrok-<br />

68 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


ken en een duw gegeven dat -ie met z’n hoofd tegen de kapstok viel en die heeft<br />

daarna ook nooit meer iets teruggedaan. Maar ik zeg wel altijd dat hij nooit als<br />

eerste moet beginnen.” Interview ouders, Nederlandse moeder (1)<br />

Ook een enkele jongere geeft aan makkelijker ‘<strong>van</strong> zich af te slaan’. Een negentienjarige jongen<br />

die aan boksen doet geeft bijvoorbeeld aan dat hij wel eens vecht op school en dat hij dit niet<br />

had gedurfd toen hij nog niet op boksen zat. Hij geeft aan dat jongens die altijd pesten hun lesje<br />

wel eens moeten leren. Zelf komt hij daardoor ook wel eens in de problemen, maar als je niet<br />

voor jezelf op komt, zien ze je als een ‘watje’.<br />

Sommige jongeren geven aan last te hebben <strong>van</strong> het negatieve imago <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>. Ande-<br />

ren dagen hen soms uit, wellicht omdat ze het agressieve imago rondom <strong>vechtsport</strong> bevestigd<br />

willen zien of zich graag willen meten met een <strong>vechtsport</strong>er. Tijdens trainingen leren ze hier<br />

mee om te gaan en zich op zulke momenten te beheersen. Veel jongeren spreken het negatieve<br />

imago rondom <strong>vechtsport</strong> dan ook fel tegen.<br />

“Ja, dan zegt ze ‘kom, we gaan vechten’ en dan zeg ik ‘nee ik hoef niet met jou te<br />

vechten’. ‘Waarom niet, ben jij bang of zo’, ik zeg ‘nee, ik ben niet bang, ik ga niet<br />

zomaar vechten’. En dan denkt ze altijd dat ik bang ben, nou, moet zij weten. Daar<br />

is deze sport ook helemaal niet voor bedoeld. Want je mag niet zomaar op straat<br />

vechten. Helemaal niet als je die technieken kent. Want dat kan ook gevaarlijk<br />

zijn.” Shirley, 11 jaar<br />

“Thaiboksen wordt geschetst als een sport voor mensen die ja, gewelddadig<br />

zijn, die agressie kwijt willen, maar dat is gewoon helemaal niet. Ik merk<br />

gewoon dat soms in het publiek zijn ze meer agressiever dan in de ring. Daar is<br />

het echt zo <strong>van</strong> je wint of je verliest, en aan het einde he bedankt, en omhels je<br />

elkaar een keer en succes. En dat is het. Ik bedoel, bij het voetballen stompen ze<br />

elkaar en krijg je elleboog, ik weet dat, want ik heb tien jaar gevoetbald, en dat<br />

is gewoon gewelddadiger dan dit.” Hamit, 24 jaar<br />

“Door de sport word je ook rustig, je wilt niet meer vechten, je weet toch dat je<br />

ze aan kunt. Sommigen proberen je wel uit te dagen. Ze weten dat je niet terug<br />

mag slaan. Maar je moet gewoon rustig blijven. Niet reageren maar oplossingen<br />

zoeken. Niet vechten, vechten hoort niet en is niet nodig.” Abdel, 17 jaar<br />

De meeste trainers zijn er echter <strong>van</strong> overtuigd dat hun sporters het uitlokgedrag kunnen<br />

weerstaan. Eerder gaven we al aan dat 83 procent <strong>van</strong> de trainers vindt dat hun sporters zich,<br />

door de <strong>vechtsport</strong>trainingen, minder makkelijk laten uitdagen. Op de <strong>vechtsport</strong>school leren<br />

dat ze niet op provocaties moeten ingaan.<br />

<strong>vechtsport</strong> en psychosocIale weerBaarheId<br />

69


“Op straat zijn ze minder snel of je hoort vaak de jongeren zeggen, ook al weet je<br />

dat het een beetje <strong>van</strong> die vechtersbaasjes zijn, en na verloop <strong>van</strong> tijd, als ze een<br />

tijdje getraind hebben, dan zeggen ze ‘ja die en die, die wou me uitdagen, maar<br />

daar trap ik niet in, ik verlaag me niet tot zijn niveau’. Dan gaan ze zo praten en<br />

dan leren ze gewoon dat het toch niks oplost als ze zouden vechten op straat.”<br />

Trainer Nourredine<br />

Toch lukt dit niet bij iedereen, voor sommige jongeren blijft het lastig met de contradictie in<br />

<strong>vechtsport</strong> om te gaan.<br />

“Mensen dagen mij wel veel uit, hun onderschatten mij enzo. Omdat ze weten<br />

dat ik op kickboksen zit, dan gaan ze mij allemaal irriteren enzo. Soms dan<br />

negeer ik ze, maar als ik iemand negeer, dan willen ze soms te ver gaan en dan<br />

en gaan ze te ver, zo. En dan maak ik ze wel even duidelijk dat ze dat niet moeten<br />

doen. En daarom ben ik ook op [school x] beland. Ik zat eerst op een andere<br />

school, maar ik heb gevochten en toen moest ik weg. Dus nou doe ik niet meer<br />

zo vaak. Ik heb misschien nou in deze jaar maar één keer gevochten.”<br />

Tarik, 15 jaar<br />

Het zich beter kunnen beheersen is een vorm <strong>van</strong> discipline. Vechtsporters leren de discipline<br />

op te brengen om geen geweld te gebruiken maar conflicten op een andere manier op te lossen.<br />

Discipline kan echter op verschillende manieren tot uiting komen en ook zijn vruchten afwerpen<br />

op andere terreinen, zoals schoolprestaties. Op deze wijze kunnen positieve invloeden <strong>van</strong><br />

(vecht)sportdeelname bijdragen tot een bredere maatschappelijke integratie.<br />

Discipline en maatschappelijke integratie<br />

Vrijwel alle <strong>vechtsport</strong>trainers zijn er<strong>van</strong> overtuigd dat hun sporters door sportdeelname<br />

meer discipline hebben gekregen. Acht op de tien <strong>vechtsport</strong>ers beamen deze disciplinerende<br />

invloed (zie figuur 4.5). Wederom een flink hogere score dan ander sporters (60%), ongeacht<br />

sociale achtergrond, zie tabel B4.2 in de bijlagen.<br />

Bijna alle <strong>vechtsport</strong>ers onderschrijven in de interviews dat de beoefening <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> ze<br />

discipline heeft bijgebracht. Sporters lijken over het algemeen geen problemen te hebben met<br />

de disciplinering die ze soms wordt opgelegd in nogal spartaanse trainingen. Velen lijken dit<br />

niet vervelend, maar juist prettig te vinden. Veel sporters hebben kennelijk behoefte aan een<br />

strakke structuur.<br />

“Iemand die moet de baas zijn. Ik vind, je leert een gevaarlijke sport, want het is<br />

wel gevaarlijk, het kan gevaarlijk zijn, dus je moet wel alles goed onder controle<br />

houden. En dan is het toch goed om te zien dat één iemand is de baas, daar<br />

70 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


gehoorzaam je aan. Op sommige sportscholen is veel ruzie, is gewoon veel drukte<br />

en hier is het gewoon als hij zegt stil, dan is het stil.” Jennifer, 14 jaar<br />

Volgens verschillende jongeren en trainers heeft de fysieke disciplinering (hard trainen,<br />

omgaan met pijn, incasseren <strong>van</strong> klappen, et cetera) vaak ook tot gevolg dat <strong>vechtsport</strong>ers buiten<br />

de <strong>vechtsport</strong> mentaal beter kunnen doorzetten. Zo is driekwart <strong>van</strong> de trainers die de<br />

vragenlijst invulde <strong>van</strong> mening dat hun sporters beter presteren op school (niet in tabel).<br />

“Wat je leert in de sport komt terug in bijvoorbeeld huiswerk maken daar heb je<br />

ook niet altijd zin in maar dan moet je doorzetten. Je gaat zelf nadenken, je gaat<br />

anders met mensen om. Je gaat anders praten, je gaat rustiger doen.” Abdel, 17 jaar<br />

Uit de interviews komt naar voren dat soms al na enkele weken of maanden gedragsveranderingen<br />

te zien zijn bij jongeren die een <strong>vechtsport</strong> zijn gaan beoefenen. Wij hebben onderzocht<br />

of het uitmaakt of sporters enkele maanden of enkele jaren deelnamen aan <strong>vechtsport</strong>.<br />

4.3 Invloed <strong>van</strong> duur (vecht)sportbeoefening<br />

In deze paragraaf kijken we naar mogelijke invloeden <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>beoefening, door<br />

‘beginners’ (maximaal 2 jaar) te vergelijken met ‘gevorderden’ (> 2 jaar). Daarbij proberen<br />

we te controleren voor mogelijke leeftijdseffecten, door te vergelijken met overige sportende<br />

scholieren.<br />

Eerder zagen we dat <strong>vechtsport</strong>ers hoger scoorden op het (extrinsieke) statusmotief dan ove-<br />

rige sporters. Wanneer we onderscheid maken naar de duur <strong>van</strong> sportbeoefening dan zien we<br />

dat, naarmate <strong>vechtsport</strong>ers langer actief zijn, dit motief afneemt (zie tabel B4.3 in de bijlagen)<br />

(vgl. portret Jennifer). Bij overige sporters neemt dit motief juist toe. Dat wordt vooral veroorzaakt<br />

door verschillen in de items ‘wedstrijden winnen’ en ‘geld verdienen’. Bij <strong>vechtsport</strong>ers<br />

neemt het belang <strong>van</strong> deze motieven af; overige sporters geven na twee jaar sportbeoefening<br />

juist vaker aan wedstrijden te willen winnen en/of geld te willen verdienen. Wat betreft sterker<br />

en gespierder willen worden, blijven <strong>vechtsport</strong>ers die langer dan twee jaar actief zijn (70%)<br />

wel duidelijk hoger scoren dan overige sporters (42%).<br />

Figuur 4.6 laat de verschillen zien tussen (vecht)sporters die hun sport korter of langer dan<br />

twee jaar beoefenen op verschillende aspecten <strong>van</strong> psychosociale competenties. En geeft daar-<br />

mee meer inzicht in de mogelijke invloed <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> op korte en langere termijn. De data<br />

laten zien dat de sportieve competenties <strong>van</strong> ‘gevorderden’ onder <strong>vechtsport</strong>ers en de vergelijkingsgroep<br />

overige sporters in dezelfde mate zijn toegenomen (zie ook tabel B4.3 in de bijlagen).<br />

<strong>vechtsport</strong> en psychosocIale weerBaarheId<br />

71


Figuur 4


sterk gericht zijn op agressieregulatie, discipline en respect, worden de genoemde aspecten <strong>van</strong><br />

antisociaal redeneren (onder andere agressietolerantie) en gedrag bijgestuurd, zeker als jongeren<br />

langere tijd actief blijven. 9 Dat we bij andere sporters geen evenredige daling in antisociaal<br />

gedrag waarnemen, biedt wederom ondersteuning voor de veronderstelling dat <strong>vechtsport</strong>en<br />

– meer dan ander sporten – een specifieke agressieregulerende werking kunnen hebben.<br />

Bovenstaande resultaten geven op zich onafhankelijke verschillen weer in de mate <strong>van</strong> zelfrapportage.<br />

Ook is gevraagd naar de eigen mening over de invloed <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>. Deze resultaten<br />

zijn mogelijk meer ‘gekleurd’ door sociaal wenselijke antwoorden over de positieve (agressieregulerende)<br />

effecten. In figuur 4.7 staan de zelfrapportages vermeld <strong>van</strong> de beoordeelde invloed <strong>van</strong><br />

(vecht)sport op een aantal aspecten <strong>van</strong> sociale omgang en gedrag, zie ook tabel B4.3 in de bijlagen.<br />

Aansluitend op de vorige bevindingen zijn zowel beginnende als gevorderde <strong>vechtsport</strong>ers<br />

sterker overtuigd <strong>van</strong> de agressieregulerende werking (minder vaak boos en/of rustiger<br />

zijn) <strong>van</strong> hun sport dan overige sporters. Opvallend is wel dat deze overtuiging minder groot is<br />

onder jongeren die langer dan twee jaar aan <strong>vechtsport</strong> doen (49%) dan onder beginners (59%).<br />

Mogelijk is de positieve invloed vooral voor beginners duidelijk merkbaar. Vooral op discipline<br />

scoren <strong>vechtsport</strong>ers (87%) die langer dan twee jaar actief zijn beduidend hoger dan beginnende<br />

<strong>vechtsport</strong>ers (70%). Dit effectsverschil tussen beginners en gevorderden is bij andere<br />

sporters veel minder sterk aanwezig.<br />

Figuur 4


Wat betreft de overige ervaren positieve invloeden (verkrijgen respect, meer zelfvertrou-<br />

wen, veiliger voelen) treffen we nauwelijks of geen effecten aan <strong>van</strong> de duur <strong>van</strong> de sport-<br />

beoefening.<br />

In dit hoofdstuk zijn verschillen tussen <strong>vechtsport</strong>ers en sportende scholieren onderzocht,<br />

waarbij we zoveel mogelijk hebben getracht ook te kijken naar verschillen in achtergrond<br />

zoals sekse en etniciteit. We hebben tevens door middel <strong>van</strong> regressieanalyses onderzocht of<br />

<strong>vechtsport</strong>ers significant verschillen <strong>van</strong> sportende scholieren die een andere sport beoefenen,<br />

waarbij we controleren voor verschillende overige invloeden.<br />

4.4 Regressieanalyses: wat zijn ‘echte’ verschillen?<br />

In tabel 4.2 staan de uitkomsten <strong>van</strong> zes lineaire regressieanalyses op de schalen ten aanzien<br />

<strong>van</strong> pro- en antisociale houding en gedrag die reeds besproken werden in de voorgaande para-<br />

grafen. Naast de zelfstandige invloeden <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>, gecontroleerd voor alle andere achter-<br />

grondaspecten en de duur <strong>van</strong> sportdeelname, staan in de tabel tevens de zelfstandige effecten<br />

<strong>van</strong> deze andere beïnvloedende variabelen vermeld (één of meerdere sterretjes betekent een<br />

statistisch significant verschil).<br />

Overeenkomstig de eerder vastgestelde effecten toont ook deze multivariate analyse dat<br />

<strong>vechtsport</strong> onafhankelijke significante invloeden laat zien op de mate <strong>van</strong> agressietolerantie,<br />

agressieregulatie, prosociaal gedrag en de sportieve en algemene zelfwaardering in sociaal<br />

wenselijke richting.<br />

Vechtsporters gedragen zich niet minder agressief, maar staan wel negatiever tegenover<br />

het gebruik <strong>van</strong> agressie en geweld dan andere sporters. Bovendien stellen <strong>vechtsport</strong>ers dat<br />

ze minder agressief gedrag vertonen dan ze deden voordat ze actief werden in <strong>vechtsport</strong>.<br />

Tevens vinden <strong>vechtsport</strong>ers zichzelf prosocialer (bijvoorbeeld ‘rekening houden met anderen’,<br />

‘vrienden helpen’) en denken zij positiever over zichzelf en hun sportieve mogelijkheden.<br />

74 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Tabel 4


Portret <strong>van</strong> een jonge kickbokser:<br />

Jennifer (1993), ‘De overloopster’<br />

Jennifer heeft een Nederlandse moeder en een Afro-Amerikaanse vader. Na de geboorte <strong>van</strong><br />

haar drie jaar jongere broertje zijn haar ouders gescheiden. Haar vader woont nu in de Verenigde<br />

Staten. Haar moeder heeft een nieuwe vriend, waarmee ze samenwoont in een dorp onder de<br />

rook <strong>van</strong> de stad waar Jennifer naar school gaat en haar <strong>vechtsport</strong> beoefent. Oma heeft een<br />

tijdje ingewoond, maar woont inmiddels weer op zichzelf. Sinds die tijd woont Jennifer vaker bij<br />

haar dan bij haar moeder en nieuwe vriend. Ze heeft een wat onrustige en problematisch jeugd<br />

gehad en was volgens haar moeder een kind met een nogal ‘opvliegend karakter’. Totdat ze op<br />

kickboksen ging.<br />

Tijdens haar basisschooljaren was Jennifer een vrij stevig meisje. Hierdoor werd ze regelmatig<br />

gepest, maar dat liet zij niet zomaar over haar kant gaan. Vanwege verhuizingen, maar ook<br />

door problematisch gedrag, heeft ze op verschillende basisscholen gezeten. Ze probeerde destijds<br />

verschillende sporten uit, waaronder ook de <strong>vechtsport</strong>en judo en taekwondo, maar bleef<br />

nergens echt lang bij.<br />

In 2006 gaat de dan dertienjarige Jennifer voor het eerst trainen bij de kickboksschool<br />

Fightgym. Ze is op advies <strong>van</strong> haar moeder op kickboksen gegaan, omdat haar moeder het goed<br />

leek dat ze ergens haar stress en agressie kwijt zou kunnen. Al gauw bleek het ook een sport die<br />

goed bij haar paste en meer betekende dan alleen agressieregulatie.<br />

“En eerst was het puur voor de agressie, maar later dacht ik echt: ‘ik voel me hier geweldig. Ik<br />

voel me hier thuis en ik voel me hier fijn, weet je wel. Ik heb iets gevonden waar ik goed in ben<br />

en waar ik mee verder wil.’ En daar was ik heel blij mee. Want als je zelf gelukkiger bent, dan<br />

maak je anderen ook gelukkiger. M’n moeder is er ook blij mee, want nou kan ik mezelf wel rustig<br />

houden, weet je. Ik bewaar alles voor de training, want daar kun je een goede agressieve trap<br />

geven, dus bewaren voor trainen.”<br />

In 2007, als de onderzoeker haar voor de eerste keer ontmoet, geeft ze aan het erg naar<br />

haar zin te hebben op <strong>vechtsport</strong>school Fightgym, hoewel ze in het begin nog niet heel veel<br />

aansluiting heeft bij de andere sporters. De andere sporters zijn voornamelijk <strong>van</strong> Turkse<br />

afkomst en kennen elkaar goed. Later zegt ze hierover: “Dat was soms wel heel moeilijk,<br />

want het duurde soms echt lang voordat je daar geaccepteerd was als je niet Turks of moslim<br />

was.”<br />

Ook is ze in het begin nog redelijk opstandig en heeft niet altijd zin in bijvoorbeeld de vele rondjes<br />

warmlopen of buikspieroefeningen. Ze spreekt de trainer regelmatig tegen, iets wat de Turkse<br />

meisjes volgens haar niet durven. De trainer pakt haar over het algemeen hard aan en ze lijkt<br />

dit goed te accepteren. Gedurende de eerste observatieperiode (<strong>van</strong> begin 2007 tot halverwege<br />

2007) lijkt ze steeds socialer te worden, en gaat ze ook meer om met de andere sporters <strong>van</strong> de<br />

groep. Jennifer geeft dan aan dat ze graag wedstrijden wil gaan vechten en dat ze het zo ver<br />

mogelijk wil schoppen in de <strong>vechtsport</strong>.<br />

76 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


“Toen ik denk ik twee maanden hieronder zat, vroeg de trainer een keer <strong>van</strong>: ‘Waarom kom je<br />

kickboksen?’ Niet zo <strong>van</strong> wat doe je hier, maar <strong>van</strong> wat wil je bereiken. En ik heb toen gelijk<br />

gezegd: ‘Ik wil zo goed worden dat ik net zoals op televisie professioneel kan worden, wedstrijden<br />

kan draaien en daarmee geld kan verdienen.’ Dat had ik aan m’n moeder verteld. Die zei:<br />

‘Ja, dan kom je wel heel arrogant over.’ Ik snap het wel, want kijk, je doet het twee maanden en<br />

je zegt: ‘Ik wil de beste worden’, maar, dat is wel een doel.”<br />

Ze traint in 2007 erg fanatiek, ze komt vier tot vijf keer in de week naar de training. Op dat<br />

moment vecht ze nog geen wedstrijden omdat ze volgens de trainer meer ervaring moet opdoen<br />

en moet afvallen. Ze lijkt op dat moment vastbesloten om de adviezen <strong>van</strong> haar trainer op te volgen,<br />

zodat ze zo snel mogelijk wedstrijden kan gaan vechten. In de tussentijd gaat ze graag mee<br />

naar wedstrijden <strong>van</strong> haar ploeggenoten en kijkt ze veel naar toernooien op televisie.<br />

Op school (tweede klas vmbo KB) gaat het niet zo goed, ze voelt zich niet echt thuis. Er<br />

is veel ruzie en er wordt gevochten, bovendien vindt ze dat de leraren niet respectvol met haar<br />

omgaan. Met name haar gymleraar doet laagdunkend over het feit dat ze een <strong>vechtsport</strong> beoefent.<br />

Omdat de school haar niet bevalt, gaat ze in het schooljaar 2007-2008 naar een andere middelbare<br />

school. Daar bevalt het Jennifer veel beter. Ze heeft een nieuwe start kunnen maken en<br />

gelukkig zijn er niet zo veel ‘bendes’ als op haar andere school.<br />

Het kickboksen blijft ze erg leuk vinden en het begint langzaamaan ‘haar leven’ te worden.<br />

Kreten op MSN als ‘Heart Of A Champion’, ‘It’s my Time...!!’, ‘Haat Me Maar, doe me pijn! Kom<br />

Op Ik Word Sterker!’ en ‘Ik ga strijdend naar de toekomst’, geven aan dat ze zichzelf duidelijk<br />

identificeert met haar sport. Gesteund door haar moeder gaat ze door met fanatiek trainen. Ze<br />

is inmiddels veel afgevallen en de trainer geeft aan dat ze klaar is om wedstrijden te vechten.<br />

Ze lijkt nu meer aansluiting te hebben gevonden bij de andere (wedstrijd)sporters <strong>van</strong> de club,<br />

alhoewel ze nog steeds met niemand buiten de <strong>vechtsport</strong>school afspreekt. Wel heeft ze via MSN<br />

contact met sommige clubgenootjes.<br />

In februari 2008 vecht ze haar eerste wedstrijd, die ze helaas verliest. Volgens eigen zeggen<br />

omdat ze ervaring mist. Ze is echter vastbesloten deze tegenstandster nog eens te treffen en dan<br />

<strong>van</strong> haar te winnen. De sporters <strong>van</strong> Fightgym gaan echter niet meer zo vaak naar wedstrijden,<br />

omdat de trainer het te druk heeft met zijn eigen voorbereidingen op een belangrijk toernooi in<br />

het najaar <strong>van</strong> 2008. Dit vindt Jennifer erg vervelend, want ze wil graag wedstrijden vechten.<br />

Aan het eind <strong>van</strong> het schooljaar 2007-2008 heeft Jennifer nog steeds geen wedstrijdsuccessen<br />

geboekt in de <strong>vechtsport</strong>, omdat de trainer geen wedstrijden meer voor haar heeft geregeld.<br />

Op school heeft ze meer succes, ze is over naar het examenjaar. Duidelijk is dat ze door het beoefenen<br />

<strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong> beter in haar vel zit. Dit heeft volgens haar ook positieve uitwerking op<br />

haar schoolprestaties.<br />

In de zomervakantie <strong>van</strong> 2008 liggen de trainingen bij Fightgym twee maanden stil, voornamelijk<br />

omdat de meeste Turkse trainingsgenootjes in deze periode niet kunnen komen trainen<br />

en de zaal dan wel erg leeg is. Jennifer baalt hier<strong>van</strong>, maar besluit om dan maar voor zichzelf te<br />

blijven trainen. Ze gaat hardlopen en heeft <strong>van</strong> haar moeder een bokszak gekregen, waarop ze<br />

portret <strong>van</strong> een jonge kIckBokser<br />

77


kan oefenen. In de vakantie blikt ze terug op het afgelopen <strong>vechtsport</strong>jaar en beseft dat ze bij<br />

Fightgym weinig kansen heeft gekregen zichzelf te bewijzen op wedstrijden. Ze denkt dat het<br />

nu haar kans is om door te breken. Als ze nog langer wacht, dan zal ze in de volwassen categorie<br />

uit moeten komen, wat het moeilijker maakt. Ze vindt het echter erg lastig de club waar ze is<br />

begonnen te verlaten.<br />

“De trainer had zich namelijk ook altijd een beetje voorgedaan als een vader voor mij, zeg maar.<br />

En hij zei altijd: ‘Ik let op jou als mijn kind, ik train jou en ik geef jou de liefde <strong>van</strong> een vader.’ En<br />

als je geen vader hebt, dan wil je dat toch graag. En ik heb het er met hem over gehad, en daar<br />

ging het dan al een beetje fout. Want bij Fightgym heb je nog echt die rollen he, ik ben hoger dan<br />

jij en jij bent onderdanig aan mij. Ik ben jouw grootmeester. En om dan tegen je grootmeester te<br />

moeten zeggen dat je niet meer komt trainen….”<br />

Ze worstelt met het nemen <strong>van</strong> een besluit, maar uiteindelijk hakt ze de knoop door en kiest voor<br />

zichzelf. Via MSN vertelt ze de trainer dat ze naar een andere club gaat.<br />

Ze krijgt gelijk wat betreft de trainer en haar ex-clubgenootjes, ze zijn boos en willen<br />

niets meer met haar te maken hebben. Wanneer de onderzoeker later Fightgym bezoekt,<br />

wordt er inderdaad erg negatief over haar gesproken. Door de reacties <strong>van</strong> haar oude clubgenootjes<br />

en trainer, laat Jennifer zich ook steeds negatiever uit over hen en geeft aan dat ze<br />

blij is dat ze is overgestapt. Later vertelt ze ook dat de oude club eigenlijk helemaal niet goed<br />

is geweest voor haar zelfvertrouwen. Toen ze haar wedstrijd verloor, keken haar clubgenoten<br />

op haar neer.<br />

Bij haar nieuwe <strong>vechtsport</strong>school gaat Jennifer op advies <strong>van</strong> haar huidige trainers naast<br />

kickboksen ook aan karate doen. Haar nieuwe sportschool heeft een heel andere benaderingswijze.<br />

De traditionele Oosterse filosofie staat hier veel meer centraal en ze laten jongeren onder<br />

de zestien geen wedstrijden vechten of full contact sparren. Zo zegt één <strong>van</strong> haar huidige<br />

trainers:<br />

“Als je met kinderen hier meteen mee gaat beginnen, dan is de kans groot dat ze een negatieve<br />

ervaring op doen en nooit meer terugkomen.”<br />

De verschillende benaderingswijzen tussen de twee <strong>vechtsport</strong>scholen zorgen er (waarschijn-<br />

lijk) voor dat er tussen de scholen wat rivaliteit is, waardoor zowel sporters als trainers zich nega-<br />

tief over elkaar uitlaten. De overstap <strong>van</strong> Jennifer zorgt hierin voor nog meer olie op het vuur.<br />

78 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong><br />

Vlak na haar overstap heeft Jennifer moeite met de andere benaderingswijze <strong>van</strong> haar<br />

nieuwe <strong>vechtsport</strong>school. De principes die horen bij een meer traditionele benadering <strong>van</strong><br />

<strong>vechtsport</strong>, kent ze niet en gaan in eerste instantie tegen haar karakter in. Ze moet vooral<br />

wennen aan de hiërarchie die het karate met zich meebrengt. Ze dacht dat haar bij Fightgym<br />

ook respect was bijgebracht, maar dit bleek toch anders te liggen dan bij haar nieuwe sportschool.


“Ik dacht veel trainen, dat is nederigheid, dat je gewoon altijd komt, maar daar was nederigheid<br />

iets heel anders. Dat moest ik dus nog allemaal leren. Dat was wel moeilijk, het heeft niet veel<br />

gescheeld of ik was er mee gestopt. Dat nederig zijn, dat ging eerst zo sterk tegen m’n karakter<br />

in. Op een gegeven moment zag ik ook het mooie <strong>van</strong> nederigheid. Niet alleen het onderdanige.<br />

Dat heb ik daar geleerd.”<br />

Ook in de eerste periode bij haar nieuwe <strong>vechtsport</strong>school blijft Jennifer dromen <strong>van</strong> een car-<br />

rière als bekende <strong>vechtsport</strong>ster. Ze ziet <strong>vechtsport</strong> nog steeds als haar manier <strong>van</strong> leven en<br />

heeft hierover ook een rap gemaakt. Ze traint elke dag. Samen met drukte op school <strong>van</strong>wege<br />

het examenjaar zorgt dit er wel voor dat ze weinig tijd heeft voor een sociaal leven. Vrienden <strong>van</strong><br />

vroeger was ze al een beetje verloren toen ze begon bij Fightgym en overstapte naar een andere<br />

school. Bij haar huidige <strong>vechtsport</strong>school traint ze vooral met volwassenen. Ze heeft hier wel<br />

leuk contact mee, maar dit blijft beperkt tot binnen de context <strong>van</strong> de sportschool.<br />

Na enige tijd gaat ze echter steeds meer met de karategroep trainen, waarin wel enkele<br />

jongeren zitten. Hier ontmoet ze haar huidige vriend, die enkele jaren ouder is dan zij. Dit lijkt<br />

een omslagpunt te zijn. Ze beseft dat er ook andere dingen in het leven zijn dan alleen <strong>vechtsport</strong><br />

en langzamerhand gaat ze anders tegen <strong>vechtsport</strong> aankijken. Meer en meer ontdekt ze dat<br />

<strong>vechtsport</strong> niet alleen gaat om het winnen <strong>van</strong> wedstrijden. Bij haar nieuwe <strong>vechtsport</strong>school is<br />

veel ruimte om ook <strong>van</strong>uit een andere benadering <strong>vechtsport</strong> te beoefenen en dat vindt ze erg<br />

prettig. Ze stopt met kickboksen en richt zich alleen op karate. Het harde aspect <strong>van</strong> kickboksen<br />

en de gevaren die het met zich meebrengt zorgen er onder andere voor dat deze sport haar niet<br />

meer aantrekt.<br />

“Kickboksen is vaak zo’n negatief wereldje. Er hangt een crimineel sfeertje omheen. Het gaat<br />

hier [bij karate] meer om wat je kunt en niet om de poespas er omheen. Het wereldje is gewoon<br />

veel fijner. Toen ik jonger was, toen dacht ik echt altijd <strong>van</strong> lekker trainen en knokken, ik leef voor<br />

altijd. Maar nu je wat ouder wordt, denk je toch wel meer na over bijvoorbeeld wat er gebeurt als<br />

je straks hersenletsel hebt of zo. Je beseft dan toch wel <strong>van</strong> dat je ook iets met je leven moet doen<br />

naast het <strong>vechtsport</strong>en, omdat je dat ook niet eeuwig kan blijven doen.”<br />

Jennifer heeft nu duidelijk een andere motivatie om aan <strong>vechtsport</strong> te doen dan eerst en benadert<br />

de sport <strong>van</strong>uit een ander perspectief.<br />

“Je weet denk ik nog wel dat ik ooit ben begonnen met <strong>vechtsport</strong> omdat ik heel agressief was<br />

en omdat het thuis zo slecht ging. Maar nou hoef ik mezelf niet meer alleen af te reageren, maar<br />

kan ik ook echt iets leren. En mee naar huis nemen en in mijn wereld gebruiken. Mijn mentale<br />

gezondheid vind ik nou gewoon veel belangrijker.”<br />

Ook is haar wens om wedstrijden te vechten duidelijk minder geworden. Als ze er tijd voor heeft,<br />

zou ze het wel willen, maar ze vindt op dit moment haar mbo-opleiding belangrijker. Ook wil<br />

portret <strong>van</strong> een jonge kIckBokser<br />

79


ze graag een bijbaantje gaan nemen, waardoor heel veel trainen niet meer mogelijk zal zijn. Ze<br />

vindt dat ze de keuze om ook andere dingen te doen, veel makkelijker kan maken omdat ze<br />

ouder is, maar ook omdat ze weg is bij haar oude <strong>vechtsport</strong>school.<br />

“Ik heb nu ook wel veel meer, in de sportschool ben ik bezig met mijn <strong>vechtsport</strong>, maar verder<br />

heb ik echt m’n eigen leven. Ik wil ook gewoon mijn vrije tijd besteden zoals ik dat wil en daar<br />

krijg je dan ook gewoon heel goed de mogelijkheid toe. Bij Fightgym was dat niet, daar werd je<br />

dan op diëten gezet en je moest dit en dat en dat was gewoon niet meer leuk. Macht uitoefenen<br />

was daar wel belangrijk, soms zelfs met verbale bedreigingen. Het kan leuk zijn om ook contacten<br />

met elkaar te hebben buiten de sportschool, maar daar was het meer op een negatieve<br />

manier: ‘Je moet het zo en zo doen. Je mag dat en dat niet.’”<br />

De huidige trainer laat haar vrij in haar keuzes en ook andere sporters bemoeien zich niet met<br />

haar leven buiten de <strong>vechtsport</strong>school. Of ze wel of niet komt trainen, moet ze zelf weten. Op<br />

haar nieuwe opleiding heeft ze het erg naar haar zin, al moet ze er wel erg hard aan trekken. Ze<br />

heeft hier één goede vriendin leren kennen, een meisje dat ook veel aan sport doet. Met haar<br />

wisselt ze wel eens wat sportervaringen uit, maar verder weten haar klasgenoten eigenlijk niet<br />

dat ze aan <strong>vechtsport</strong> doet. Eerder in haar <strong>vechtsport</strong>loopbaan stond ze graag bekend als <strong>vechtsport</strong>er<br />

<strong>van</strong>wege het stoere imago, maar nu heeft ze er niet meer zo’n behoefte aan hiermee naar<br />

buiten te treden. In de toekomst gaat ze zich vooral op haar mbo-opleiding richten omdat ze<br />

hierna ook nog een hbo-opleiding wil volgen. Het doel om een beroemde en goedverdienende<br />

<strong>vechtsport</strong>er te worden, heeft ze laten varen.<br />

“Dan moet je echt heel vaak trainen en dan moet je ook heel veel wedstrijden doen om daar ook<br />

geld mee binnen te halen. Dan moet echt je hele leven om <strong>vechtsport</strong> draaien. En daar heb ik nu<br />

veel te veel andere dingen die ook belangrijk zijn in het leven. School, en ook m’n vriend, dat<br />

kost ook tijd, maar daar wil ik ook echt tijd aan besteden. Alleen maar vechten, daar heb je niet<br />

zoveel aan. Er zijn ook maar heel weinig vechters die doorbreken, zeker vrouwen. Ik wou het<br />

eerst echt gaan doen, en als ik een jongen was geweest, dan was het misschien nog wel te doen,<br />

maar vrouwen die breken gewoon niet echt door.”<br />

Wel is ze <strong>van</strong> plan nog heel lang <strong>vechtsport</strong> te blijven doen. Haar doel is nu om de zwarte band<br />

in karate te behalen. Zelf is ze nog steeds <strong>van</strong> mening dat <strong>vechtsport</strong> haar, ondanks een aantal<br />

negatieve ervaringen, verder heeft geholpen in het leven. In de toekomst wil ze haar ervaringen<br />

ook graag overbrengen op anderen.<br />

“Ik heb wel het gevoel dat ik m’n jeugd heb verwerkt, deels ook door <strong>vechtsport</strong>. Ik merk wel dat<br />

er dingen moeilijk blijven, maar vergeleken met eerst heb ik dat wel meer losgelaten. Vechtsport<br />

heeft me daar mee geholpen. Het heeft me echt een gevoel <strong>van</strong> veiligheid gegeven voor mezelf<br />

en ook echt een gevoel <strong>van</strong> zelfvertrouwen. En dat is gewoon heel fijn. Ik zou ook echt graag<br />

80 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


jongeren met een moeilijke jeugd les willen geven, daar kan ik me goed in verplaatsen. Ik heb<br />

dat ook meegemaakt. En dan hoop ik dat ik ze ook echt iets kan meegeven. Dat ik ze kan helpen<br />

in hun leven, dat vind ik wel belangrijk.”<br />

Ze ziet haar toekomst zonnig in, maar maakt niet meer <strong>van</strong> die ambitieuze plannen als toen ze<br />

dertien was. “Er zijn zoveel dingen die ik nu kan gaan doen, ik laat het wel op me af komen, je<br />

kan je toekomst toch niet helemaal uitstippelen.”<br />

portret <strong>van</strong> een jonge kIckBokser<br />

81


82 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Sociale contacten<br />

en etnische integratie Hoofdstuk 5<br />

De (verenigings)sport biedt unieke mogelijkheden tot ontmoeting <strong>van</strong> andere mensen, zo<br />

wordt veelvuldig gesteld in beleidsdocumenten over de maatschappelijke en integratieve<br />

waarde <strong>van</strong> sport. Daarbij is vooral aandacht voor de mogelijkheden tot integratie <strong>van</strong> groepen<br />

met verschillende etnische achtergronden, zoals in het programma ‘Meedoen alle jeugd<br />

door sport’.<br />

Vanuit de sociaal kapitaal benadering gaan Verweel, Janssens & Roques (2005, p. 8) dieper<br />

in op verschillende soorten sociale contacten die er kunnen zijn. Bij sociaal kapitaal gaat het om<br />

sociale netwerken waarin ‘maatschappelijk nuttige contacten, kennis en vaardigheden worden<br />

verworven, zich normen <strong>van</strong> wederkerigheid ontwikkelen en vertrouwen in de medemens<br />

wordt gegenereerd’.<br />

Binnen het begrip ‘sociaal kapitaal’ wordt een onderscheid gemaakt tussen bonding en bridging.<br />

Bij bonding sociaal kapitaal gaat het om contacten binnen de eigen kring en het (onbewust)<br />

versterken <strong>van</strong> de eigen identiteit en de groepsidentiteit. Bij bridging sociaal kapitaal gaat het om<br />

het vermogen om te leren omgaan met anderen en andersdenkenden buiten de eigen groep. Binnen<br />

de sport kunnen beide vormen <strong>van</strong> sociaal kapitaal opgebouwd worden (zie ook bijdragen in<br />

Kemper 2010). Maar niet alle vormen <strong>van</strong> sportdeelname hebben evenveel sociale betekenis. De<br />

sociale meerwaarde hangt mede samen met de sociale motivatie <strong>van</strong> de deelnemers, in hoeverre<br />

mensen daadwerkelijk op zoek zijn naar (nieuwe) contacten (Elling 2007).<br />

In dit onderzoek is mede gekeken in hoeverre sporters nieuwe contacten opdoen via <strong>vechtsport</strong>deelname<br />

en op welke wijze processen <strong>van</strong> etnische verbondenheid (tussen jongeren met<br />

dezelfde etnische achtergrond) en overbrugging (tussen jongeren met verschillende etnische<br />

achtergronden) optreden. Naast de vraag in hoeverre er (nieuw) sociaal kapitaal wordt opgebouwd<br />

binnen de <strong>vechtsport</strong>club (integratie in sport) kijken we naar de betekenis <strong>van</strong> deze<br />

sociale contacten buiten de context <strong>van</strong> de sportschool (integratie door sport).<br />

5.1 De sociale betekenis <strong>van</strong> sportscholen: tussen sportclub en fitnesscentrum<br />

Bij veel <strong>vechtsport</strong>scholen is er een flexibele betalingsstructuur en zijn er ook nauwelijks ver-<br />

plichtingen, zoals die soms wel gelden ten aanzien <strong>van</strong> een (traditioneel) verenigingslidmaat-<br />

schap (zie paragraaf 3.1). De sportschool vormt echter wel een sociale ontmoetingsplaats, waar<br />

leden op gezette tijden in meestal niet al te grote groepen samen trainen. In dat opzicht komen<br />

<strong>vechtsport</strong>scholen overeen met andere sportverenigingen.<br />

Uit de motieven <strong>van</strong> jongeren (zie paragraaf 3.2) kwam naar voren dat <strong>vechtsport</strong>ers onge-<br />

veer even vaak als andere sporters sociale motieven noemen (‘met vriendje meegekomen’,<br />

‘nieuwe vrienden willen maken’). Een kwart (meer meisjes dan jongens en meer autochtonen<br />

dan allochtonen) is meegegaan met een vriend(innet)je, zie figuur 5.1 (en tabel B5.1 in de bijla-<br />

socIale contacten en etnIsche IntegratIe<br />

83


gen). Bijna vier op de tien <strong>vechtsport</strong>ers onderschrijven dat ze graag nieuwe vrienden maken,<br />

jongens vaker dan meisjes en autochtonen vaker allochtonen. Toch geven <strong>vechtsport</strong>ers (18%)<br />

vergeleken met andere sporters (7%) relatief vaak aan dat ze weinig vriend(inn)en hebben in<br />

hun sportgroep.<br />

Figuur 5


Tabel 5


<strong>vechtsport</strong>school terechtgekomen, waardoor bestaande vriendschappen verder doorwerken in<br />

de sportcontext.<br />

Er zijn echter ook sporters die aangeven binnen de trainingen goed met anderen te kunnen<br />

opschieten, maar dat ze buiten de <strong>vechtsport</strong>school weinig contact hebben met trainingsmaatjes,<br />

laat staan dat ze hechte vriendschappen met hen hebben. Soms komt dit omdat trainingsmaatjes<br />

niet in de buurt wonen of op dezelfde school zitten. Jongeren geven ook aan<br />

dat ze niet direct in de groep opgenomen werden of elders hun vrienden hebben en dus geen<br />

behoefte hebben aan diepgaande contacten op de <strong>vechtsport</strong>school.<br />

“Nou niet echt vriendinnetjes, maar gewoon, ik heb wel een goede band met de<br />

meisjes hier. Maar niet dat ik ook wel eens met hun ga spelen ofzo.” Shirley, 11 jaar<br />

“Je bent in het begin een beetje geïntimideerd door degene die het al langer<br />

doen. Dan denk je laat ik maar een beetje rustig doen. Nu heb ik gewoon iets <strong>van</strong><br />

het zijn aardige lui. Ik ga niet me ze om of zo buiten de sport.” Robbert, 19 jaar<br />

Ook als het gaat om processen <strong>van</strong> sociale integratie <strong>van</strong> jongeren met verschillende (etnische)<br />

achtergronden, zijn de bevindingen niet zo eenduidig, maar ‘gelaagder’ als veelal wordt verondersteld<br />

(vgl. Verweel 2010).<br />

5.2 Sociale menging<br />

Bij veel <strong>vechtsport</strong>scholen (met name kickboksscholen) trainen sporters met allerlei verschil-<br />

lende achtergronden door elkaar: vuilnismannen en artsen, mannen en vrouwen en kinderen<br />

en volwassenen. Trainers en sporters schetsen dan ook vaak een beeld <strong>van</strong> de harmonieuze<br />

<strong>vechtsport</strong>school, waarin iedereen door elkaar traint en goede contacten met elkaar heeft. In<br />

de praktijk ligt dat echter iets genuanceerder. In dit hoofdstuk staan we stil bij integratie en<br />

onderscheid naar etniciteit en geslacht.<br />

In de sportscholen is zowel sprake <strong>van</strong> etnische identificatie en verbondenheid als <strong>van</strong><br />

overbrugging. De observaties laten zien dat de samenstelling <strong>van</strong> de sporters op de <strong>vechtsport</strong>scholen<br />

meestal zeer gemêleerd is, zowel qua geslacht en leeftijd alsook qua etniciteit. Veel<br />

jongeren benadrukken de etnische en culturele diversiteit tijdens de trainingen. Er zijn echter<br />

ook <strong>vechtsport</strong>scholen waar één etnische groep de overhand heeft.<br />

“We hebben Turken, Marokkanen, Nederlanders, Indo’s, we hebben negers, we<br />

hebben <strong>van</strong> alles. Iedereen loopt er rond, dus ik denk dat we de meeste multiculturele<br />

sportschool hebben. In onze kickbokscultuur, heb je veel sportscholen die<br />

een hoofdafkomst in hun dojo hebben. Kickboksgym is een andere sportschool<br />

met Surinaamse trainer. Daar heb je bijvoorbeeld alleen maar Surinamers trai-<br />

86 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


nen. Een Marokkaanse trainer heeft bijna tachtig procent alleen maar Marokka-<br />

nen. Bij ons is dat echt heel goed gedoseerd vind ik.” Trainer Chaib<br />

Door de gemengde etnische samenstelling <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>scholen en de laagdrempelige toe-<br />

gang <strong>van</strong> de meeste <strong>vechtsport</strong>scholen, leent de <strong>vechtsport</strong> zich zeker voor ontmoeting tussen<br />

jongeren met verschillende etnische achtergronden. In hoeverre de gemengde participatie ook<br />

leidt tot meer wederzijdse acceptatie en gemengde vriendschappen (zie bijvoorbeeld Elling<br />

2002) is minder eenduidig. Er zijn in dit onderzoek zeker voorbeelden <strong>van</strong> positieve sociale<br />

integratie naar voren gekomen, maar ook (weliswaar minder expliciete) vormen <strong>van</strong> uitsluiting<br />

en discriminatie kwamen tijdens de interviews en observaties naar voren. Etnisch neutraal<br />

lijkt de <strong>vechtsport</strong>school in ieder geval niet.<br />

In de vragenlijsten rapporteren jongeren die aan <strong>vechtsport</strong> doen (71%), beduidend vaker dan<br />

andere sporters (47%) dat zij door de beoefening <strong>van</strong> hun sport sporters ontmoeten met een<br />

andere etnische afkomst dan zijzelf, zie figuur 5.2. Ook hebben <strong>vechtsport</strong>ers vaker dan andere<br />

sporters vrienden met een andere culturele achtergrond.<br />

Figuur 5


Omdat allochtonen over het algemeen in de minderheid zijn ontmoeten zij – ook in andere<br />

sporten zoals voetbal – de ‘etnische andere’ en ontstaan gemengde vriendschappen (vgl. Elling<br />

2002; Van den Broek & Tiessen-Raaphorst 2010). Opvallend is dat <strong>vechtsport</strong>ende allochtonen<br />

(89%) iets minder vaak dan andere sporters (96%) aangeven dat ze interculturele vriendschap-<br />

pen hebben binnen hun sportgroep. Allochtone <strong>vechtsport</strong>ers trainen vaker dan in andere<br />

‘wittere’ sporten ‘onder elkaar’. Terwijl autochtone <strong>vechtsport</strong>ers juist relatief vaker met jongeren<br />

met een andere culturele achtergrond trainen.<br />

Hoewel binnen het programma ‘Meedoen alle jeugd door sport’ vooral aandacht is voor het<br />

verhogen <strong>van</strong> de verenigingssportdeelname <strong>van</strong> allochtone jongeren, hebben diverse voormalig<br />

‘gekleurde’ <strong>vechtsport</strong>scholen zich juist ten doel gesteld meer autochtone leden te werven.<br />

“We wilden niet een volledig allochtone club, maar een gemengde school. We zijn<br />

nu actief autochtone leden aan het werven. Die zoeken we op gemengde scholen<br />

want alleen autochtone scholen zijn er niet of weinig. Dat is ook goed in het kader<br />

<strong>van</strong> het KNKF want dan krijgen we ook allochtone leerlingen mee. We hadden<br />

zelf een gemengd bestuur en docententeam. We wilden echt alles gemixt hebben.<br />

En we konden op deze manier ook een opstartsubsidie <strong>van</strong> de gemeente krijgen.<br />

We hadden niks om <strong>van</strong>uit te beginnen en die subsidie hadden we echt nodig.<br />

Ook om nieuwe leden te werven en ze iets te kunnen bieden.” Trainster Hanan<br />

Het citaat <strong>van</strong> trainster Hanan geeft aan dat de wens een gemengde <strong>vechtsport</strong>school te zijn<br />

vaak subsidiegestuurd is of ingegeven wordt door wat ‘de maatschappij’ wenselijk acht. Zo<br />

makkelijk laat integratie zich echter niet sturen en ook sporters schijnen zich minder aan te<br />

trekken <strong>van</strong> deze ‘verplichte’ vermenging. Zij kiezen zelf met wie ze om gaan, soms zijn dit<br />

sporters met een andere culturele achtergrond, maar vaker zijn dit toch de mensen waar zij het<br />

meeste mee delen. Wanneer we jongeren in de interviews vragen naar de hechte vriendschappen<br />

die ze hebben, zien we dat ‘echte’ vrienden toch vaak jongeren zijn uit de ‘eigen’ kring.<br />

Uiteraard zijn er ook een aantal uitzonderingen op deze regel.<br />

Etnische binding en overbrugging<br />

In eerste instantie lijkt etniciteit geen rol te spelen in de sociale contacten en vriendschappen<br />

die <strong>vechtsport</strong>ers met elkaar hebben. Sporters beoordelen elkaar vooral op basis <strong>van</strong> sportieve<br />

prestaties, niet op etnische achtergrond. Ook trainers benadrukken dit.<br />

“Wij vragen ons gewoon af als vechters wat we <strong>van</strong> elkaar kunnen leren. We<br />

moeten er met zijn allen voor zorgen dat we samen tot een hoger niveau komen. En<br />

dat zie je bij de jongens allemaal die hier trainen. Het is niet dat ze dan kijken naar<br />

zwart of wit. Iedereen heeft ontzag voor je prestaties en niet voor je huidskleur. Het<br />

gaat ook niet om de functie die je bekleedt buiten de sportschool.” Trainer Hassan<br />

88 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Uit de observaties bleek echter dat niet alle jongeren even automatisch ‘mengen’. Bij het uitzoe-<br />

ken <strong>van</strong> een sparringspartner valt bij veel sporters toch de keuze op een partner <strong>van</strong> het eigen<br />

geslacht en/of met dezelfde etnische achtergrond. Ook constateerden we dat de hechte vriendschappen<br />

<strong>van</strong> de jongeren bij de geobserveerde clubs, een paar uitzonderingen daargelaten,<br />

voornamelijk via etnische lijnen lopen. Uiteraard hoeft dit helemaal niet problematisch te zijn<br />

of integratie in de weg te staan.<br />

“Natuurlijk heb je groepsvorming. Je hebt als Turks meisje nou eenmaal iets<br />

meer met een ander Turks meisje. Maar de selectie is gemixt. Alles mengt door<br />

elkaar. Daar hebben we geen problemen mee.” Trainster Hanan<br />

Deze trainster geeft aan dat het logisch is dat jongeren omgaan met degenen bij wie zij zich<br />

het meest op hun gemak voelen. Soms heeft dit ook al een rol gespeeld in de keuze voor een<br />

bepaalde <strong>vechtsport</strong>school en/of trainer.<br />

“Ik ben zelf wel Turks, en ik vind het wel prettig dat er hier ook veel andere<br />

Turkse mensen trainen, dat wist ik wel <strong>van</strong> te voren. Want ja, de naam Omer<br />

weet je, bijna veel allochtonen komen hiernaar toe omdat ze hem kennen, ik<br />

kende zijn naam ook en ook een paar mensen die hier al trainden. Ik vind het<br />

wel fijn dat hij Turks is, want ja, ik weet niet, het is gewoon een fijner gevoel.<br />

Als hij een Nederlander was geweest, dan zou ik er niet echt problemen mee<br />

hebben ofzo, maar een Turk is gewoon een fijner gevoel.” Gulcem, 16 jaar<br />

“Marokkaanse jongens gaan vaak naar een andere sportschool, die heet [naam<br />

sportschool]. Daar heb je misschien negentig procent Marokkaanse jongens, en<br />

hier heb je 90 procent Turkse volgens mij.” Hamit, 24 jaar<br />

Ook treedt er tijdens de trainingen en wedstrijden duidelijk etnische identificatie op. Op twee<br />

<strong>vechtsport</strong>scholen met Turkse trainers en veel Turkse sporters wordt bijvoorbeeld regelmatig<br />

Turks gesproken.<br />

“In principe is de regel dat we met elkaar Nederlands praten. Hoewel de Turkse<br />

gemeenschap nog wel de neiging heeft om Turks met elkaar te praten.” Trainster Hanan<br />

Door sporters die de betreffende taal niet spreken, wordt dit niet altijd prettig gevonden. Ze<br />

kunnen zich buitengesloten voelen.<br />

“Ja, natuurlijk is het soms wel lastig dat ze anders praten, maar dan, als zij geen Nederlands<br />

kunnen, ja dat kunnen ze wel, maar dan denken ze dat misschien ook <strong>van</strong> ons.<br />

Ja, want Omer legt soms wel eens iets in het Turks uit, dat is wel lastig.” Shirley, 11 jaar<br />

socIale contacten en etnIsche IntegratIe<br />

89


Vooral tijdens wedstrijden, maar ook in de <strong>vechtsport</strong>trainingen, komen regelmatig symbolen<br />

voorbij die uitdrukking zijn <strong>van</strong> nationale en/of etnische identificaties. Zo zijn er bijvoorbeeld<br />

veel wedstrijdvechters die een broek dragen in de kleur <strong>van</strong> de vlag <strong>van</strong> hun land <strong>van</strong> herkomst<br />

of bij opkomst door middel <strong>van</strong> een bepaalde muziekkeuze of het dragen <strong>van</strong> een vlag aangeven<br />

met welk land ze zich identificeren. Veel ‘nieuwe Nederlanders’ identificeren zich met<br />

het land <strong>van</strong> herkomst (<strong>van</strong> hun ouders), maar er zijn ook voorbeelden <strong>van</strong> dubbele etnische<br />

markers, zowel een Nederlandse als een Turkse vlag op het sportbroekje. Ook is er een bekende<br />

kickbokser die <strong>van</strong> oorsprong Turks is, maar die de bijnaam Kaas heeft en altijd de ring instapt<br />

op de typische Nederlandse klompen.<br />

De symbolische kleding die <strong>vechtsport</strong>ers dragen, zijn lang niet in alle gevallen een bewuste<br />

keuze om hiermee een bepaalde etnische identificatie aan te geven. Ook is het niet gezegd dat<br />

deze etnische identificaties niet kunnen veranderen in de loop <strong>van</strong> de tijd of in andere contexten.<br />

Wel tonen de voorbeelden aan dat de <strong>vechtsport</strong> (net zoals andere sporten) zeker geen<br />

etnisch neutrale setting is.<br />

In de vragenlijst werd de jongeren niet alleen gevraagd naar hun geboorteland en dat <strong>van</strong><br />

hun ouders om hun etnische achtergrond te kunnen achterhalen. Ze werden tevens gevraagd<br />

naar hun etnische identificatie.<br />

Figuur 5


Figuur 5.3 laat zien dat niet-westerse allochtonen zich veelal bij voorkeur identificeren met een<br />

dubbele etniciteit zoals ‘Marokkaans/Turks Nederlander’. Surinamers en andere niet-westerse<br />

allochtonen identificeren zichzelf vaker dan Turken en Marokkanen enkelvoudig als ‘Nederlander’,<br />

zie ook tabel B5.3 in de bijlagen.<br />

Opvallend is dat Turkse en Marokkaanse <strong>vechtsport</strong>ers zich minder vaak dan hun etnisch<br />

verwante scholieren enkelvoudig als ‘Turk’ of ‘Marokkaan’ identificeren en vaker ook een<br />

gedeelde Nederlandse identificatie onderschrijven. Ze identificeren zichzelf iets minder vaak<br />

alleen als Nederlander. Dit resultaat moet wel met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden,<br />

aangezien de geanalyseerde groepen relatief klein zijn.<br />

De data laten zien dat etnische verschillen en identificaties regelmatig impliciet dan wel<br />

expliciet aanwezig zijn binnen de <strong>vechtsport</strong>(scholen). Maar de meeste sporters en trainers<br />

geven aan dat er in de <strong>vechtsport</strong> naar verhouding weinig discriminatie voorkomt.<br />

Etnische conflicten en discriminatie<br />

Over het algemeen is er een sterk geloof in het feit dat discriminatie in de <strong>vechtsport</strong> minder<br />

vaak zou voorkomen dan elders. Zo stelt Peter, een Bosnische vader en zelf ook <strong>vechtsport</strong>er,<br />

dat er in het voetballen meer discriminatie voorkomt dan in <strong>vechtsport</strong>. Voor <strong>vechtsport</strong>trainers<br />

is het volgens hem <strong>van</strong>zelfsprekender dan voor voetbaltrainers om respect voor anderen,<br />

<strong>van</strong> welke cultuur of geloof dan ook, bij te brengen. Zelf is hij ook gestopt met voetballen,<br />

<strong>van</strong>wege de discriminatie.<br />

“Ik ben vaak uit het veld gegaan en wilde nooit meer voetballen. Ja, zeg maar zij<br />

roepen allemaal kankerturk en kutturken en alles, ja, ik heb veel meegemaakt.<br />

En iedereen horen, ook voorzitter <strong>van</strong> club horen dat, trainer hoort dat. Niemand<br />

zegt niks. Ik zeg jongen wat is dat nou, kunnen niet een brief naar KNVB sturen,<br />

schrijven. Niemand zegt dan niks, dus ik zeg hier jouw T-shirt, ik wil niet meer in<br />

voetballen, klaar.” Bosnische vader<br />

Omdat er in het amateurvoetbal te weinig sancties op discriminatie staan, wil hij niet dat zijn<br />

zoons op voetbal gaan. Ondanks dat diverse respondenten er heilig <strong>van</strong> overtuigd zijn dat er in<br />

<strong>vechtsport</strong> minder gediscrimineerd wordt dan elders, blijkt dit niet direct uit de rest <strong>van</strong> ons<br />

onderzoek.<br />

In het kwantitatieve onderzoek rapporteren – zowel autochtone als allochtone – vechtspor-<br />

ters minstens even vaak voorvallen <strong>van</strong> discriminatie als andere sporters, zie figuur 5.4. Bijna<br />

een derde <strong>van</strong> de allochtone <strong>vechtsport</strong>ers heeft wel eens te maken gehad met discriminatie,<br />

tegenover één op de vijf autochtone <strong>vechtsport</strong>ers. Volgens de trainers is er bij wedstrijden<br />

(22%) vaker sprake <strong>van</strong> discriminatie dan in de trainingen (13%), wat mogelijk samenhangt<br />

met een meer instrumenteel gebruik <strong>van</strong> discriminerende uitlatingen in het kader <strong>van</strong> sportieve<br />

strijd.<br />

socIale contacten en etnIsche IntegratIe<br />

91


Figuur 5


In de gemengde lessen wordt, <strong>van</strong>uit fairplayoogpunt (gelijke lengte, gewicht, vaardigheden),<br />

een gelijkwaardige trainingspartner uitgekozen. Meestal betekent dit dat vrouwen en mannen<br />

elkaar niet zo vaak als directe partner uitkiezen en dat jongeren ook vaak met hun leeftijdgenoten<br />

sparren. Sommige trainers verplichten sporters dit regelmatig af te wisselen. Hoewel<br />

de meeste sporters aangeven iedereen als gelijkwaardig te zien en te behandelen, geven de<br />

volgende citaten aan dat in de praktijk ook onderscheid naar sekse wordt gemaakt, waarbij<br />

meisjes als ‘de mindere’ worden gezien.<br />

“Als je soms tegen een goeie hebt gevochten en je bent moe of zo, dan kun je<br />

weer even tegen een meisje of iemand die nog niet zo goed is en dan uitrusten.<br />

En dan kan ik hem ook uitleggen en dan leert die andere het ook en dan kan die<br />

ook weer goed worden enzo. En zo gaat het verder. Dat vind ik wel goed, dan kan<br />

iedereen leren.” Yousef, 14 jaar<br />

“Nee, ik heb geen problemen mee. Maar als er geen meisjes zouden zijn, zou iedereen<br />

z’n T-shirt uit kunnen trekken en dan beter kunnen trainen voor clinchen11 […..],<br />

maar maakt niet uit. T-shirt aan is ook wel goed. Met meisjes is ook wel goed hoor,<br />

kunnen ze ook een beetje <strong>van</strong> jongens leren.” Tarik, 15 jaar<br />

Opvallend is dat tijdens wedstrijden geslacht nauwelijks een rol blijkt te spelen. Of vrouwen<br />

nemen helemaal niet deel, of worden beschouwd als one of the guys. Een aantal meiden dat op<br />

wedstrijdniveau <strong>vechtsport</strong> beoefent, geeft wel aan dat er voor hen minder kansen zijn om<br />

hogerop te komen dan voor jongens. Wat voorzieningen betreft wordt er niet altijd rekening<br />

gehouden met de aanwezigheid <strong>van</strong> meisjes en/of vrouwen. Op enkele amateur<strong>vechtsport</strong>gala’s<br />

was bijvoorbeeld geen aparte omkleedvoorziening voor vrouwen. Net als in het voetbal<br />

zal met de toetreding <strong>van</strong> meer meiden en vrouwen tot de <strong>vechtsport</strong> de aandacht voor gelijke<br />

kansen en mogelijkheden waarschijnlijk toenemen (Romijn & Elling 2009).<br />

socIale contacten en etnIsche IntegratIe<br />

93


Portret <strong>van</strong> een jonge kickbokser:<br />

Abdel (1991), ‘De arrogante’<br />

Abdel is een Marokkaanse jongen, afkomstig uit een gezin met in totaal vijf kinderen. Zijn drie<br />

zussen en broer zijn ouder dan hij en wonen niet meer thuis. De ouders <strong>van</strong> Abdel zijn gescheiden<br />

toen hij één jaar was en sindsdien heeft hij ook weinig contact met zijn vader. Op dit moment<br />

woont hij alleen bij zijn moeder in huis. Zijn moeder heeft geen werk, ze moeten dus rondkomen<br />

<strong>van</strong> een uitkering. Abdel heeft een wat problematische jeugd achter de rug en ook nu verloopt<br />

zijn leven niet zoals dat <strong>van</strong> een gemiddelde jongere. Hij is gestopt met zijn vmbo-opleiding<br />

omdat naar eigen zeggen ‘dat stilzitten’ niks voor hem was. Hij volgt nu volwasseneducatie om<br />

toch nog een diploma te kunnen behalen.<br />

In 2004 is Abdel op veertienjarige leeftijd begonnen met kickboksen, nadat hij als kind ook één<br />

jaar aan judo en vier jaar aan karate heeft gedaan. Hij is eerst begonnen bij <strong>vechtsport</strong>school<br />

Goldenwinners, maar omdat daar voornamelijk volwassenen trainden en hij deze andere sporters<br />

‘uitslovers’ vond, is hij bij Nourredine Gym gaan trainen. Hij deed al aan fitness in hetzelfde<br />

gebouw als Nourredine Gym, dus het was gemakkelijk voor hem ook hier te gaan kickboksen.<br />

Abdel is in eerste instantie begonnen met kickboksen omdat hij het een mooie sport vindt waarin<br />

je veel moet bewegen en goed je energie kwijt kunt. Ook is het een prettige bijkomstigheid dat<br />

hij door het beoefenen <strong>van</strong> kickboksen rustiger is geworden. Op de basis- en middelbare school<br />

was Abdel een vervelend mannetje. Hij had vaak ruzie met andere leerlingen en vocht ook regelmatig.<br />

“Maar dat was heel normaal op de school waar ik op heb gezeten. Ik wil niet zeggen dat<br />

er altijd werd gevochten, maar het was gewoon normaal.” Door kickboksen heeft hij geleerd dit<br />

gedrag te temperen en sinds hij bij Nourredine Gym traint, heeft hij niet meer op straat en op<br />

school gevochten.<br />

“Voordat ik onder kickboksen ging, was ik echt druk, en bij kickboksen, beetje agressie, beetje<br />

energie eruit, veel bezig zijn. Kickboksen heeft er wel mee te maken dat ik minder druk ben, en<br />

daarom wil ik ook graag bewegen. Als ik train, word de drukte ook afgebouwd, het gaat geleidelijk.<br />

Hier kan ik alle energie kwijt.”<br />

Later is ook het vechten en winnen <strong>van</strong> wedstrijden belangrijk geworden. “Want je traint toch<br />

om te winnen.” Toch vindt hij het ook niet erg eens een wedstrijd te verliezen. “Als je wedstrijd<br />

verliest, leer je daar meer <strong>van</strong> dan als je wint. Als je wint, dan ben je al goed en als je verliest, dan<br />

kan het nog beter, want anders had je wel gewonnen en dan kun je leren <strong>van</strong> je fouten. Eigenlijk<br />

is het altijd een win-winsituatie, het is maar hoe je het bekijkt. Als je wint, heb je een beker, maar<br />

als je verliest heb je er ervaring bij en weet je de volgende keer wel hoe je het moet doen.”<br />

Abdel is erg trots op het niveau waarop hij bokst. Hij vindt dat hij beter vecht dan andere<br />

jongens die ook nog maar drie jaar kickboksen. Abdel bekijkt zijn sport duidelijk <strong>van</strong>uit een<br />

sportieve efficiëntiebenadering. Hij probeert tijdens wedstrijden zijn tegenstanders altijd mid-<br />

94 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


dels een ‘psychisch spelletje’ te intimideren. Dat is volgens hem wel voor de ‘lol’, buiten de<br />

wedstrijden om is er niets meer <strong>van</strong> deze houding te merken. Toch komt Abdel bij anderen <strong>van</strong><br />

de sportschool en daarbuiten wat arrogant en agressief over en dat weet hij zelf ook. Volgens<br />

hem is dit echter een verkeerde inschatting. “Maar het is niet dat ik me beter of sterker voel<br />

omdat ik aan kickboksen doe. Ik voel me gewoon mezelf en wat mensen er <strong>van</strong> maken, daar<br />

kan ik niets aan doen.”<br />

Toen Abdel begon met het vechten <strong>van</strong> wedstrijden, zat hij nog bij de jeugd. Na zijn eerste wedstrijd<br />

ging hij al over naar een andere categorie waar hij zonder bescherming moest vechten<br />

(geen hoofd- en scheenbeschermers, zoals bij de jeugd het geval is). In 2006, 2007 en 2008 vecht<br />

hij regelmatig wedstrijden, waar<strong>van</strong> hij de meeste wint. Meestal komen er een paar vrienden bij<br />

de wedstrijden kijken. Zijn moeder nooit, zij kijkt de wedstrijd later op dvd, want meestal worden<br />

de wedstrijden opgenomen.<br />

In de periode dat hij niet naar school ging, was kickboksen erg belangrijk voor hem, het gaf voor<br />

hem structuur aan zijn leven.<br />

“Toen was sport wel belangrijk voor mij. Door sport was ik steeds bezig, dat ik niet de hele dag<br />

niks aan het doen was, ik had nog wel een dagindeling. Dat vind ik heel belangrijk voor mezelf,<br />

dat ik een dagindeling heb, dat ik niet de hele dag niks aan het doen ben of buiten aan het rondhangen.<br />

Ik had geen moeite om thuis te zitten, zolang ik maar die indeling had <strong>van</strong> overdag en<br />

’s avonds trainen.” Abdel vindt het erg prettig trainen bij Nourredine Gym omdat iedereen daar<br />

gelijk behandeld wordt en gelijke kansen krijgt. Hij vindt de sportschool goed bij hem passen,<br />

maar dat wil niet zeggen dat andere sportscholen niet goed zijn.<br />

“Ieder heeft een eigen methode en is wat anders gewend. Voor mij is dit de beste manier, maar<br />

voor iemand anders kan een andere manier beter zijn. De beste manier voor mij is zoals de<br />

omgang met Nourredine, de lessen, het hele pakket wat je krijgt. Het is net als met leren. De een<br />

kan goed uit boeken leren en de ander in de praktijk. Zo is dat ook verschillend met sportscholen.<br />

De een kan op die manier goed aanpassen en de ander kan zich aanpassen op andere manier.”<br />

Zoals het bovenstaande citaat al aangeeft, vindt Abdel het heel prettig trainen bij Nourredine.<br />

Hij heeft een heel goede band met de trainer. Nourredine is oprecht en behandelt alle sporters<br />

gelijkwaardig. Abdel ziet Nourredine niet echt als een vaderfiguur, omdat hij een oudere broer<br />

heeft die eigenlijk de taken <strong>van</strong> een vader een beetje heeft overgenomen. De broer <strong>van</strong> Abdel was<br />

lange tijd heel streng voor hem en controleerde hem. Dit vond Abdel wel vervelend, maar hij wist<br />

tegelijkertijd ook dat het nodig was. Zijn broer wilde niet dat hij gekke dingen ging doen of met<br />

de verkeerde mensen om zou gaan. De controlerende functie hoefde Nourredine dus niet voor<br />

hem te hebben. Ook ziet hij Nourredine niet als een vertrouwenspersoon. Als het niet nodig is,<br />

belast hij anderen niet met zijn problemen.<br />

portret <strong>van</strong> een jonge kIckBokser 95


“Maar ik ben meer ook iemand die niet alles tegen iedereen vertelt, want sommige mensen<br />

hebben daar geen belang bij, die hoeven dat niet te weten, die worden er niet beter en niet<br />

slechter op.”<br />

Wel heeft Abdel veel geleerd <strong>van</strong> Nourredine, zoals respect en discipline. Ook heeft hij volgens<br />

eigen zeggen echt een band opgebouwd met Noureddine.<br />

“Wat je bij sommige sportscholen ziet, is dat het contact tussen trainer en leerling heel zakelijk<br />

is. Bij Nourredine is dat niet, bij Nourredine bouw je een vriendschap, echt een band op. En dat<br />

zal me altijd bijblijven, stel dat ik ooit naar een andere sportschool zal gaan, Nourredine zal ik<br />

nooit vergeten.”<br />

In het bovenstaande citaat lijkt Abdel al een beetje vooruit te blikken op de toekomst. Eind 2008<br />

verlaat hij namelijk Nourredine Gym en gaat hij trainen bij een andere sportschool. Waarom<br />

precies wordt de onderzoeker niet helemaal duidelijk. Het lukt helaas niet om met Abdel zelf<br />

te spreken over zijn vertrek en ook trainer Nourredine laat er niet heel veel over los. Volgens<br />

Nourredine heeft Abdel vooral een motivatieprobleem. In 2007 en 2008 geeft Abdel inderdaad al<br />

meerdere malen aan dat hij het moeilijk vindt gemotiveerd te blijven. In 2007 traint hij nog zeer<br />

fanatiek, wel zes tot zeven keer per week. Hij moet zich daar wel echt toe zetten, maar als hij<br />

er dan eenmaal is, krijgt hij een enorme kick <strong>van</strong> het trainen. Volgens trainer Nourredine komt<br />

Abdel regelmatig te laat en is hij niet altijd even gemotiveerd, maar hij krijgt wel steeds meer<br />

door dat als hij wedstrijden wil blijven vechten, hij er wel wat voor moet doen. Abdel zegt hier<br />

zelf over:<br />

“Ligt ook aan de situatie; of ik wel of niet een wedstrijd heb, of ik moe ben, of ik vrolijk ben<br />

of niet. Maar meestal is het wel goed als ik hier binnen kom. Motivatie is juist belangrijk bij<br />

thaiboksen, je kunt zoveel talent hebben als je wilt, maar de kunst is juist om gemotiveerd te<br />

blijven. Wat me ook motiveert, is dat bepaalde jongeren hier uit de groepen of buiten, die hebben<br />

bepaalde verwachtingen. ‘Abdel gaat wedstrijden draaien, hij wint’, dat is wel een bepaalde<br />

druk, verwachtingen waar je wel aan wilt voldoen.”<br />

Aan de andere kant vindt Abdel het ook moeilijk nee te zeggen tegen andere dingen die conflic-<br />

teren met zijn trainingen.<br />

“Jongens die bellen mij <strong>van</strong> we gaan dit of dat doen of je bent heel moe, drukke dag gehad, eigen-<br />

lijk wil je gaan slapen, maar dan ga je toch maar trainen.”<br />

Trainer Nourredine geeft aan dat hij Abdel altijd gematst heeft wat betreft bijvoorbeeld de con-<br />

tributie. Hij verwachtte hiervoor echter wel iets terug <strong>van</strong> Abdel. Nadat Abdel is vertrokken naar<br />

een andere sportschool zegt Nourredine over hem:<br />

96 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


“Ik heb <strong>van</strong> alles voor die jongen gedaan, heb altijd klaar gestaan, als hij geen geld had hoefde<br />

hij geen contributie te betalen, als hij maar kwam trainen. Maar voor niets gaat de zon op, daar<br />

staat wel iets tegenover. Als je geen contributie betaalt, ga jij mij mooi helpen met lesgeven bij<br />

de jeugd. Maar als ik hem nodig had, dan was hij er niet. En op een gegeven moment zei ik:<br />

‘Of je bent er tijdens de lessen of ga het anders regelen.’ Sindsdien is hij niet meer geweest. Hij<br />

beloofde het wel, maar als ik hem hard nodig had, dan was hij er niet. Niet één keer, maar vaker.<br />

Hij bood excuses aan, maar daar heb ik weinig aan, en ook had ik er weinig boodschap aan. Blijf<br />

dan maar weg, ik kan toch niet bouwen op jou. En toen is hij naar een andere school gegaan. Het<br />

blijkt dat hij daar ook niet traint...”<br />

Blijkbaar is de band tussen Abdel en Nourredine toch niet zo sterk als Abdel in het begin dacht.<br />

Bij Nourredine is het vertrouwen in Abdel weg, wat hem betreft hoeft hij ook niet meer terug te<br />

komen. Hij is, nadat hij weg ging nog een keer komen kijken bij een gala <strong>van</strong> Nourredine Gym.<br />

Dat was geen prettig weerzien. “Abdel komt dan kijken, die komt binnen en zegt: ‘geef mij twee<br />

bandjes, ik mag hier gratis binnen.’ Alleen al de manier waarop. Moet dat zo? Kom gewoon binnen,<br />

betaal netjes, niets aan de hand, je bent geen lid. Maar die houding, die air…”<br />

Volgens Nourredine gaat het nu ook niet zo goed met Abdel. Hij is <strong>van</strong> zijn stage weggestuurd en<br />

weer gestopt met zijn opleiding. Volgens Nourredine is dat het probleem bij meerdere jongens. Ze<br />

hebben geen zelfreflectie, geen verantwoordelijkheidsgevoel en een autoriteitsprobleem. Nourredine<br />

heeft lang geprobeerd hier tegen te strijden, maar beseft nu dat sommige jongens gewoon<br />

niet te helpen zijn en alleen maar <strong>van</strong> zijn goedheid profiteerden. Dit is erg jammer, maar ook<br />

leerzaam voor Nourredine. Hij steekt nu zijn energie in sporters die er wel iets voor teruggeven.<br />

portret <strong>van</strong> een jonge kIckBokser<br />

97


98 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


De trainer Hoofdstuk 6<br />

In de literatuur over positieve psychosociale invloeden <strong>van</strong> (vecht)sportdeelname wordt veel<br />

nadruk gelegd op de kwaliteit <strong>van</strong> de trainer (onder andere Rutten 2007; Theeboom 2001a,<br />

2001b; Twemlow & Sacco 1998). Naast de sociale achtergronden <strong>van</strong> sporters en hun motieven<br />

nemen trainers een sleutelpositie in de wijze waarop <strong>vechtsport</strong> <strong>van</strong> invloed kan zijn op opvattingen<br />

en gedrag. Een verantwoorde pedagogische benadering vormt een <strong>van</strong> de belangrijkste<br />

voorwaarden voor het optreden <strong>van</strong> positieve psychosociale effecten.<br />

Net als de beoefenaars zelf kunnen trainers <strong>vechtsport</strong> op verschillende manieren benaderen<br />

en een bepaald pedagogisch klimaat creëren. Gedurende het hele onderzoek kwam het<br />

belang <strong>van</strong> de trainer naar voren en de grote invloed die hij/zij heeft op de wijze waarop <strong>vechtsport</strong>ers<br />

hun sport beoefenen en beleven. In de kwantitatieve en kwalitatieve dataverzameling<br />

onder de trainers zelf, maar ook in de deelstudies onder <strong>vechtsport</strong>leerlingen was aandacht<br />

voor de opstelling en invloed <strong>van</strong> de trainer.<br />

6.1 (Vecht)sporters over hun trainers<br />

In de vragenlijsten aan de <strong>vechtsport</strong>ende jongeren en de sportende scholieren is een aantal<br />

stellingen voorgelegd over de manier waarop ze tegen hun trainer aankijken. Hier<strong>van</strong> konden<br />

twee schalen worden samengesteld: de mate waarin (vecht)sporters hun trainer empatisch vinden<br />

(onder andere gelijke behandeling en sociale betrokkenheid) en de mate waarin ze hun<br />

trainer als streng beoordelen. 12<br />

Figuur 6.1 laat zien dat <strong>vechtsport</strong>ers op beide schaalvariabelen hoger scoren dan hun leeftijdsgenoten<br />

die een andere sport beoefenen. Vechtsporters vinden hun trainer over het algemeen<br />

iets empatischer dan overige sporters, maar beoordelen hun trainer tegelijkertijd vooral<br />

als strenger (56%) vergeleken met andere sporters (38%). Vechtsporters zijn bijvoorbeeld vaker<br />

dan andere sporters <strong>van</strong> mening dat hun trainer straf geeft wanneer sporters zich niet aan de<br />

regels houden (73 versus 51%). Ze geven ook beduidend vaker aan dat de trainer duidelijke<br />

regels stelt (98 versus 77%). Deze verschillen gelden zowel voor jongens als voor meisjes en<br />

voor zowel autochtonen als voor allochtonen (zie tabel B6.1 in de bijlagen).<br />

de traIner<br />

99


Figuur 6.1


Figuur 6.2 Strengheid trainer, zelfrapportage trainers en beoordeling KNKF-<strong>vechtsport</strong>ers,<br />

in procenten.<br />

Ik accepteer niet dat<br />

sporters buiten de<br />

sportschool geweld<br />

gebruiken.<br />

Wanneer mijn sporters niet<br />

gedisciplineerd trainen/zich<br />

niet aan de regels houden,<br />

krijgen ze straf.<br />

Ik accepteer geen<br />

tegenspraak <strong>van</strong> sporters.<br />

Als trainer ben ik streng.<br />

Ik stel duidelijke regels.<br />

21<br />

36<br />

41<br />

0 20 40 60 80 100<br />

55<br />

71<br />

74<br />

74<br />

96<br />

98<br />

99<br />

Vechtsporters<br />

Trainers<br />

Dat er duidelijke regels gelden in de sportschool wordt niettemin vrijwel unaniem onderschre-<br />

ven door zowel <strong>vechtsport</strong>ers als trainers.<br />

6.2 Opvattingen en handelen <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>trainers<br />

In de vragenlijst is trainers een aantal stellingen voorgelegd over het belang <strong>van</strong> verschillende<br />

doelstellingen <strong>van</strong> het geven <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>training. Zij werden gevraagd op een schaal <strong>van</strong><br />

1-10 het belang aan te geven <strong>van</strong> de verschillende aspecten.<br />

de traIner<br />

101


Figuur 6.3 laat zien dat de trainers het meeste belang hechten aan plezierbeleving. Ook het<br />

tonen <strong>van</strong> respect (zowel voor mensen die anders zijn als voor de tegenstander) is een alge-<br />

meen gedeelde doelstelling <strong>van</strong> de trainers. Vrijwel alle trainers onderschrijven dat ze zowel<br />

opvoedkundige aspecten nastreven waarbij de persoonlijke ontwikkeling <strong>van</strong> jongeren centraal<br />

staat (ontwikkelen zelfvertrouwen, eigen mening vormen/geven), als diverse meer disciplinerende<br />

aspecten (zich aan de regels houden, discipline tonen, op tijd komen). Opvallend is<br />

dat de trainers het halen <strong>van</strong> goede schoolprestaties belangrijker achten dan het leveren <strong>van</strong><br />

goede prestaties in de sport.<br />

Figuur 6.3


Ook via zelfrapportage over het feitelijk gedrag <strong>van</strong> de trainers komt het belang <strong>van</strong> dis-<br />

ciplinering (zie figuur 6.2) en de persoonlijke betrokkenheid bij de psychosociale ont-<br />

wikkeling <strong>van</strong> de jongeren (zie figuur 6.4) naar voren. Vrijwel alle trainers proberen hun<br />

sporters bepaalde normen bij te brengen en zien zichzelf deels als ‘opvoeder’ die hun<br />

sporters (ook buiten de sport om) proberen te ondersteunen bij hun psychosociale ontwikkeling.<br />

Daarbij geven ze tevens aan behoorlijk prestatiegericht te zijn. Volgens negen<br />

op de tien trainers praten sporters ook met hen over eventuele persoonlijke problemen<br />

(niet in tabel).<br />

Figuur 6.4


“Ik zie vaak ook tijdens de trainingen, tijdens de lessen, aan een jongen dat hij<br />

ergens mee zit. Ik signaleer veel en observeer ook veel. En na de training ga ik<br />

even praten met hem, wat er aan de hand is, op een heel subtiele manier.”<br />

Trainer Nourredine<br />

“Dan brengen ze hun rapport naar mij toe. En dan slecht rapport, dan krijgen ze<br />

op z’n donder en mogen ze minder trainen. Dat soort dingen en dan gaan ze extra<br />

hun best doen op school. Ik geef altijd aan, school gaat voor, dan training. Als<br />

school slecht gaat, dan kom je niet trainen tot het weer goed gaat.” Trainer Nourredine<br />

Veel trainers kennen zichzelf een belangrijke pedagogische taak toe en geven aan als een soort<br />

voorbeeldfiguur als ‘vader’ of ‘grote broer’ (trainers zijn nog vooral mannen) voor hun leerlingen<br />

te fungeren.<br />

“Die pupillen die hier binnenkomen, zijn zo oneerbiedig als honden en ik ben<br />

degene die ze africht. En degene die ze traint kan ze op verschillende manieren<br />

africhten. Heel vals of heel lief. Een pitbull kan je net zo vals maken als je zelf<br />

wilt, maar ook net zo lief en een poedel ook. Dus zo moet je dat zien, ze komen<br />

hier blanco en jij geeft daar een invulling aan. Met name als ze zich met jou willen<br />

identificeren. Ze absorberen dan alles wat je zegt.” Trainer Hassan<br />

“Ik vind de sportschool ook echt een school. Met een juffrouw en een meester. Je<br />

komt hier echt om te leren.” Trainer Tim<br />

De meeste ouders lijken het prettig te vinden dat de pedagogische houding <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong>trainers<br />

hun opvoeding ondersteunt.<br />

“Als Aicha [de trainster] bijvoorbeeld tegen ons Joyce zegt: ‘Je moet <strong>van</strong>avond<br />

wel op tijd naar bed gaan, want je moet morgen weer naar school’, dan doet ze<br />

dat ook, dat is heel raar.” Nederlandse moeder (2)<br />

Uit de casestudies komen veel mooie voorbeelden aan het licht <strong>van</strong> jongeren die een heel goede<br />

band hebben opgebouwd met hun trainer.<br />

“De mooiste ervaring <strong>van</strong> kickboksen is toch wel het contact en de band die ik<br />

met Nourredine heb. Wat je bij sommige sportscholen ziet, is het contact tussen<br />

trainer en leerling heel zakelijk. Bij Nourredine is dat niet, bij hem bouw<br />

je een vriendschap, echt een band op. En dat zal me altijd bijblijven, stel dat ik<br />

ooit naar een andere sportschool zal gaan, Nourredine zal ik nooit vergeten. Is<br />

104 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


gewoon echt waar ik een band mee heb opgebouwd en dat is gewoon iets wat ik<br />

nooit zal vergeten. Ook al zal ik stoppen met kickboksen, zal ik nooit vergeten.”<br />

Khalid, 17 jaar<br />

Het zich prettig voelen op de <strong>vechtsport</strong>school is voor veel jongeren erg belangrijk. Blijkbaar<br />

staat de redelijk strenge aanpak <strong>van</strong> de train(st)er dit niet in de weg. Uit de vragenlijsten bleek<br />

dat volgens jonge <strong>vechtsport</strong>ers hun trainers ‘strenger’ zijn (duidelijke regels stellen en straffen<br />

bij overtreding) dan trainers in andere sporten. In de interviews bevestigen ouders en sporters<br />

regelmatig dat ze de trainer streng vinden, maar onderstrepen ze eveneens zijn/haar rechtvaardigheid.<br />

Vaak accepteren de sporters de strengheid <strong>van</strong> hun trainer, omdat dit samengaat<br />

met het respect dat ze voor hem of haar hebben. Ook wordt het strenge geassocieerd met discipline.<br />

De meeste ouders lijken eveneens positief tegenover de strengheid <strong>van</strong> een trainer te<br />

staan, maar zetten soms ook hun vraagtekens bij bepaalde ‘methoden’.<br />

“Bijvoorbeeld bij een examen zaten ze een keer te kletsen en dan zet hij ze<br />

gewoon voor joker waar iedereen bij is. Dat vond ik in het begin toch wel<br />

moeilijk, zeker voor die jonge kinderen.” Nederlandse moeder (4)<br />

Ook de onderzoekers (voor het grootste deel zelf <strong>van</strong> autochtone afkomst en niet afkomstig<br />

uit de <strong>vechtsport</strong>wereld) waren soms verbaasd over de wel erg strenge en soms ‘hardhandige’<br />

benadering <strong>van</strong> de trainers. Straffen als opdrukken en extra rondjes rennen en het ‘laten voelen<br />

wie de baas is’ tijdens een sparringspartijtje tussen trainer en sporter, zijn hier voorbeelden<br />

<strong>van</strong>. Zoals eerder aangegeven in paragraaf 4.2, lijken de meeste sporters deze aanpak te accepteren<br />

en vaak juist prettig te vinden.<br />

Blijkbaar treedt er bij <strong>vechtsport</strong>ers die langer actief zijn een soort gewenning op aan de strenge<br />

aanpak <strong>van</strong> de trainer, vgl. tabel B6.2 in de bijlagen. Ook zagen we tijdens de observaties dat trainers<br />

vooral streng zijn bij jonge beginnende <strong>vechtsport</strong>ers en sporters die ook aan wedstrijden<br />

doen, omdat de eerste groep de ‘codes’ nog niet kent en de tweede er baat bij heeft hard te trainen.<br />

Trainers en ouders over het deelnemen aan wedstrijden<br />

Uit de resultaten komt naar voren dat trainers op verschillende manieren belangen hechten<br />

aan het meedoen aan en winnen <strong>van</strong> wedstrijden. Waar meedoen aan jeugdwedstrijden in de<br />

meeste andere takken <strong>van</strong> sport heel <strong>van</strong>zelfsprekend is (ook in een ‘<strong>vechtsport</strong>’ als judo), ook<br />

op internationaal niveau, roept wedstrijddeelname <strong>van</strong> jongeren in <strong>vechtsport</strong>en als kickboksen<br />

meer discussie op. Figuur 6.3 liet zien dat de meerderheid <strong>van</strong> de trainers dit aspect beduidend<br />

ondergeschikt vindt aan overige – meer pedagogisch gerichte – doelstellingen.<br />

Ten aanzien <strong>van</strong> het belang dat werd toegekend aan het meedoen aan wedstrijden is tevens<br />

gekeken in hoeverre er verschillen bestaan tussen het type ‘Tijd voor Vechtsport’-projecten<br />

de traIner<br />

105


106 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


waarin trainers actief zijn en de gevolgde opleidingen binnen het programma. Trainers die<br />

(ook) in sport-zorgtrajecten actief zijn, hechten het minst waarde aan wedstrijddeelname<br />

(score 3.65); de trainers die niet wisten in welk type project ze actief zijn het meest (score<br />

5.38). De relatie tot gevolgde opleidingen is minder eenduidig. Het laagst scoorde de groep<br />

die traject 3 (sport-zorg) gevolgd heeft (score 3.73), maar ook de trainers die geen ‘Tijd voor<br />

Vechtsport’-opleiding volgden, hechten relatief weinig belang aan het draaien <strong>van</strong> wedstrijden<br />

(score 4.11).<br />

Uit het kwalitatieve onderzoek bleek eveneens dat er (zeer) verschillend wordt gedacht over<br />

wedstrijddeelname. Bij sommige trainers en <strong>vechtsport</strong>scholen ligt hier de nadruk op, anderen<br />

kiezen er (soms bewust) voor met jongeren niet aan wedstrijden deel te nemen, of leggen meer<br />

de nadruk op de recreatieve sporters.<br />

“Als ik kijk naar deze stad en de omgeving, dan hebben wij als sportschool zijnde<br />

de beste vechters, we hebben de meeste profvechters, de beste vechters die op<br />

alle grote gala’s staan in Nederland, als je naar resultaten gaat bekijken op sportief<br />

vlak. Dan denk ik dat we het wel goed doen.” Trainer Chaib<br />

Trainer Chaib vindt het uitgroeien tot wedstrijdsporter een erg belangrijk aspect. Kinderen die<br />

dat willen, kunnen op heel jonge leeftijd al meedoen aan toernooien in de ring. Over het algemeen<br />

zijn de kinderen hierbij goed beschermd door middel <strong>van</strong> hoofd- en scheenbescherming<br />

en ook de scheidsrechter ziet er op toe dat alles veilig verloopt. Toch zijn er ook trainers die het<br />

niet goed vinden dat kinderen in de hardere <strong>vechtsport</strong>en op jonge leeftijd al aan wedstrijden<br />

deelnemen.<br />

“Echte wedstrijden zou je echt pas <strong>van</strong>af achttien/twintig jaar moeten doen.<br />

De impact is zo ontzettend groot. Onder de achttien is echt veel te jong. In een<br />

gevecht kom je jezelf tegen. Als je in je kop niet goed zit, en in je leven teveel aan<br />

de hand is, komt dat daar terug.” Trainster Aicha<br />

Net als trainers verschillen ook ouders in hun opvattingen over wedstrijddeelname <strong>van</strong> hun kinderen.<br />

Met name (allochtone) vaders lijken de deelname aan en de winst <strong>van</strong> wedstrijden door<br />

hun zoons positief te beoordelen. Zeker wanneer de vader zelf ook afkomstig is uit de <strong>vechtsport</strong>.<br />

Hoe (allochtone) vaders aankijken tegen de deelname aan wedstrijden <strong>van</strong> hun dochters kan in<br />

dit onderzoek niet eenduidig vastgesteld worden, omdat er onder de respondenten weinig vaders<br />

<strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>ende dochters zitten. Een aantal jongeren (zowel jongens als meisjes) geeft aan dat<br />

hun moeder in eerste instantie wat huiverig was tegenover het deelnemen aan wedstrijden. De<br />

geïnterviewde moeders hadden hier echter geen problemen mee. Niet alleen de motieven <strong>van</strong><br />

de jongeren zelf, maar ook de visies <strong>van</strong> hun ouders en trainers zijn <strong>van</strong> invloed op de kans dat<br />

jongeren op korte of langere termijn zullen deelnemen aan wedstrijden.<br />

de traIner<br />

107


Invloed <strong>van</strong> opleiding<br />

De ondervraagde trainers die één of meerdere opleidingen in het kader <strong>van</strong> ‘Tijd voor Vechtsport’<br />

volgden, oordelen over het algemeen positief over de invloed er<strong>van</strong> op hun manier <strong>van</strong><br />

training geven (zie figuur 6.5). Ongeacht aan welke cursus ze deelnamen, erkennen ze dat ze<br />

meer oog hebben voor de potentiële maatschappelijke opbrengsten <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> en proberen<br />

ze <strong>vechtsport</strong> daarvoor ook meer in te zetten.<br />

Figuur 6.5


Portret <strong>van</strong> een taekwondotrainer:<br />

Mussa, ‘Van probleemjongere<br />

tot veelzijdige trainer’<br />

Mussa is opgegroeid in een <strong>van</strong> oorsprong Marokkaans gezin met zeven kinderen, in een <strong>van</strong><br />

de minder welvarende wijken <strong>van</strong> een oude industriestad in het zuiden <strong>van</strong> Nederland. In deze<br />

wijk waren tijdens zijn jeugd, maar ook nu nog steeds, veel problemen zoals overlast <strong>van</strong> hangjongeren<br />

en criminaliteit. Ook Mussa was is zijn jeugd niet echt een lieverdje. “Ik had op die<br />

leeftijd een behoorlijk agressieprobleem. Niet onder controle kunnen houden en het altijd op de<br />

verkeerde manieren uiten. Ik was geen ruziezoeker, maar ik ging het ook niet uit de weg.” Op<br />

twaalf-dertienjarige leeftijd besefte hij dat het zo eigenlijk niet langer kon. Hij was naar iets op<br />

zoek waar hij zijn energie en frustraties in kwijt kon. Vrienden <strong>van</strong> hem deden aan taekwondo en<br />

dat leek hem ook wel iets. Hij ging kijken bij de les en wat hij zag sprak hem erg aan.<br />

De keuze voor een <strong>vechtsport</strong> kwam doordat het individuele <strong>van</strong> de sport hem beviel en omdat<br />

hij er zijn energie goed in kwijt zou kunnen. “Ik heb ooit een keer een blauwe maandag gevoetbald.<br />

Maar teamsport… ik was voor mijn gevoel te veel bezig met andere mensen. Dat teamgebeuren<br />

vond ik op zich altijd wel fijn, gezellig met z’n allen. Maar uiteindelijk als je echt aan de<br />

bak moest, dan was je daar met elf man je ding aan het doen. En met <strong>vechtsport</strong> was je behoorlijk<br />

individueel bezig. En ik vond het voor mij, blijkbaar, als ik even terugdenk, erg nodig om ook heel<br />

erg met mezelf bezig te zijn.”<br />

De keuze voor taekwondo kwam doordat zijn vrienden deze sport al beoefenden. Het was voor<br />

Mussa echter niet makkelijk om lid te worden <strong>van</strong> de taekwondovereniging. De familie <strong>van</strong><br />

Mussa had het namelijk niet heel breed. En zijn vader, die in die tijd zichzelf drie keer in de<br />

rondte werkte om het hoofd boven water te houden, vond dat het lidmaatschap <strong>van</strong> een sportvereniging<br />

geen prioriteit had. Daardoor heeft Mussa bijna een jaar aan de kant gezeten om naar<br />

de taekwondotrainingen te kijken. Pas toen hij een baantje had als krantenbezorger en zo zijn<br />

lidmaatschap zelf kon betalen, is hij lid geworden <strong>van</strong> de vereniging. “Het was de eerste keer<br />

in mijn leven dat ik zoiets had <strong>van</strong> ‘dit is iets <strong>van</strong> mij, hier kan ik heel veel in kwijt’, ik was er<br />

eigenlijk meteen aan verkocht.”<br />

Vanaf het moment dat hij lid werd, is hij erg fanatiek gaan trainen. Mussa geeft toe dat hij deels<br />

ook lid is geworden omdat hij hoopte heel goed te leren vechten. Maar hij kwam ‘<strong>van</strong> een koude<br />

kermis thuis’, want zijn trainer verbood het. Later vond hij dit ook wel iets moois hebben. “Het<br />

was echt wel serieus en spannend en dat hoefde je allemaal niet te delen met andere mensen.<br />

Het was <strong>van</strong> jezelf en het moet bij jezelf blijven.” Volgens Mussa beginnen negen <strong>van</strong> de tien jongeren<br />

net als hij met <strong>vechtsport</strong> om beter te leren vechten, maar komen ze daar, als ze eenmaal<br />

begonnen zijn, snel op terug.<br />

In de beginjaren kreeg Mussa <strong>van</strong> zijn ouders niet veel steun als het ging om de beoefening <strong>van</strong><br />

taekwondo. Ze vonden school veel belangrijker. Zeker omdat het daar niet zo heel goed ging,<br />

snapten ze niet waarom Mussa zoveel tijd en energie in de <strong>vechtsport</strong> stopte. Naarmate hij langer<br />

portret <strong>van</strong> een taekwondotraIner<br />

109


aan <strong>vechtsport</strong> deed, merkte hij ook dat het op school veel beter ging. Hij deed nog steeds niet<br />

erg veel aan zijn huiswerk, maar haalde wel goede punten. Door <strong>vechtsport</strong> leerde hij doelen in<br />

het leven te stellen. Zo wilde hij bijvoorbeeld graag politieagent worden, iets dat hem motiveerde<br />

goed op te letten op school. Ook heeft hij na het beginnen met taekwondo nooit meer op straat<br />

gevochten. “En ik durf echt gewoon glashard te zeggen dat <strong>vechtsport</strong> in mijn geval ook echt<br />

mijn leven de goede kant op heeft gestuurd.” Deze verandering had deels ook te maken met hoe<br />

hij tegenover zijn taekwondotrainer stond. “Deze zei altijd: ‘Als ik hoor dat het niet goed gaat op<br />

school, of dat jij vecht op straat, dan heb je een probleem met me.’ En als mijn trainer dat zei, ja,<br />

mijn trainer was gewoon heilig.”<br />

Mussa geeft aan dat het eigenlijk heel bijzonder is dat bijna alle <strong>vechtsport</strong>ers enorm opkijken<br />

tegen hun trainer. Hij kan dit niet goed rationeel verklaren, maar blijkbaar werkt het zo dat<br />

bepaalde trainers veel aanzien genereren, door wat ze kunnen en laten zien. Omdat anderen<br />

gezag voor hem of haar hebben, nemen nieuwe sporters dat automatisch over. Mussa legt uit: “Je<br />

komt binnen en je ziet een hele grote groep staan. Een zaal vol met leerlingen. En je ziet één man<br />

voor de groep staan met zo’n mooie zwarte band en iedereen gaat er naar luisteren en iedereen<br />

buigt naar hem. ‘Oh, die moet wel heel erg veel betekenen.’ En dan juist omdat je uit de straatcultuur<br />

komt, dan is dat zo waardevol. Je kent hem eigenlijk niet eens. Je weet niet eens wat hij<br />

kan. Wat hij doet. Maar je gaat gewoon mee in een bestaand patroon. Dat is gewoon iets… Aan<br />

mij hoeft niet uitgelegd te worden dat degene die voor de groep staat gewoon de man is. Dat zie<br />

je gewoon en ook aan hoe anderen op hem reageren. Dat was gewoon in één keer heel normaal.<br />

Die beste man hoefde zich totaal niet te bewijzen ten opzichte <strong>van</strong> mij, om die rol te verdienen.”<br />

Door het respect dat hij voor zijn <strong>vechtsport</strong>leraar kreeg, besefte hij ook dat zijn leraren op school<br />

in hun waarde gelaten moesten worden. Vanaf het moment dat hij begon met <strong>vechtsport</strong>, heeft<br />

hij op school nooit meer problemen gehad met zijn docenten.<br />

In de beginjaren <strong>van</strong> zijn taekwondocarrière deed Mussa zowel mee aan taekwondowedstrij-<br />

den alsook aan de bandexamens. Drie jaar lang heeft hij beide vrij actief gedaan, maar daarna<br />

is hij gestopt met wedstrijden, omdat het niet meer goed te combineren viel. Een echt goede<br />

wedstrijdvoorbereiding, gaat niet samen met het doen <strong>van</strong> bandexamens. En Mussa wilde geen<br />

bandexamens overslaan. Hij trainde soms zeven dagen in de week en heeft daardoor binnen drie<br />

jaar zijn zwarte band behaald. Ook vroeg zijn trainer hem na 2,5 jaar om hem te helpen bij het<br />

verzorgen <strong>van</strong> de lessen. “Op het moment dat ik daarvoor gevraagd werd, toen groeide ik echt<br />

drie meter. Dat was echt zo’n boost voor mijn ego.”<br />

Als assistent-trainer leerde hij verder en bleef hij ook zelf de sport beoefenen. Op zijn achttiende<br />

ging hij naar de landmacht en daarna naar de marechaussee, waardoor het taekwondo tijdelijk<br />

op een wat lager pitje kwam te staan. In 2003 kwam zijn trainer echter met de vraag of Mussa<br />

de club over wilde nemen, omdat hij ging verhuizen. Op dat moment zat Mussa daar eigenlijk<br />

helemaal niet op te wachten, omdat zo’n grote verantwoordelijkheid voor zijn gevoel toen nog<br />

110 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


niet echt in zijn leven paste. Aan de andere kant vond hij het wel een kans die hij niet meer zo<br />

snel nog een keer zou krijgen en voelde het ook als een hele eer dat zijn trainer dit aan hem vroeg.<br />

Uiteindelijk heeft hij toen toegestemd en is hij ook de specifieke trainersopleiding <strong>van</strong>uit de<br />

taekwondobond gaan volgen. Daarna besefte hij eigenlijk pas dat het leiden <strong>van</strong> een <strong>vechtsport</strong>-<br />

vereniging veel meer inhield dan alleen training geven. “Je wordt als het ware ook een soort onder-<br />

nemer. En dat heb ik altijd heel jammer gevonden. Dat ondernemer zijn vind ik het minst leuke <strong>van</strong><br />

het vak, om het maar zo te zeggen. Dat heb ik wel een paar jaar volgehouden en uiteindelijk ben ik<br />

gaan zoeken naar een andere constructie. Ik wilde gewoon les geven, datgene wat ik leuk vind om<br />

te doen. En voor de rest er omheen moet ik een oplossing zien te vinden.” Na een aantal jaar is hij<br />

samengegaan met een sportschool, die een <strong>vechtsport</strong>afdeling wilde oprichten. Op deze manier<br />

kan hij de administratieve zaken aan de sportschool overlaten en zich vooral richten op de inhoudelijke<br />

kant <strong>van</strong> taekwondo. Hij heeft duidelijke afspraken gemaakt met de sportschool, zodat hij<br />

geen leden zou verliezen. Wat Mussa betreft werkt deze constructie perfect.<br />

In 2010 telt de vereniging <strong>van</strong> Mussa ongeveer zestig leden. De samenstelling <strong>van</strong> de leden is<br />

erg divers. De jongste is 5 jaar en de oudste ongeveer 55 jaar. Er is een groep recreanten, maar<br />

ook een wedstrijdgroep, die nu deels begeleid wordt door een andere trainer in een extra training.<br />

De meeste leden zijn jongens. Per les zijn er ongeveer vier á vijf meiden die meetrainen.<br />

Sinds het ‘Tijd voor Vechtsport’-traject zijn er ook steeds meer allochtone leden bijgekomen. Qua<br />

etnische achtergrond is er volgens Mussa veel diversiteit. Tijdens de trainingen traint iedereen<br />

door elkaar. Mussa heeft er bewust voor gezorgd dat zijn club toegankelijk is voor allerlei typen<br />

sporters. Hij wil geen specifieke stijl-, wedstrijd- of recreantenvereniging zijn.<br />

Een <strong>van</strong> de belangrijkste kwaliteiten <strong>van</strong> een trainer vindt Mussa het kunnen differentiëren,<br />

zorgen dat het voor iedereen leuk is, en dat er voor iedereen een uitdaging aan de sport zit. Het<br />

winnen <strong>van</strong> wedstrijden vindt hij helemaal niet belangrijk en ook het ‘jagen’ naar banden vindt<br />

hij niet het grootste goed. Beter is het om individuele doelen te stellen en om daarbij vooral ook<br />

niet de persoonlijke kant uit het oog te verliezen. Interesse tonen in je sporters is zeer belangrijk<br />

en soms is het hiervoor ook noodzakelijk om bijvoorbeeld eens met ouders te praten. Ook is het<br />

erg belangrijk om op jezelf als trainer te kunnen reflecteren. Hoe sta je in bepaalde zaken en<br />

waarom reageer je op je sporters zoals je reageert? Mussa is niet altijd te spreken over andere<br />

<strong>vechtsport</strong>trainers die hij, met name op wedstrijden, tegenkomt. “En ik meen het serieus. Ik<br />

heb dingen gezien, daar zakt je broek <strong>van</strong> af, gewoon. Dan heb je het nog maar over kinderen.<br />

Dat zo’n coach daar aan de zijkant staat te roepen. Heel geweldig mooie technische tips geeft en<br />

gewoon vergeet dat als iemand op een mat staat, dat die bijna niks meer hoort. En dan helemaal<br />

over de zeik raken als zijn pupil verliest. Dan zijn handdoek in de lucht gooit, zijn rug naar de<br />

leerling toekeert en gewoon wegloopt. En dat die leerling er maar zo achteraan sjokt. Dat breekt<br />

mijn hart. Dat breekt echt mijn hart als ik dat zie. Royeren, meteen! Die mag gewoon geen trainer<br />

worden, zo’n persoon. Ja, dat gebeurt echt naar mijn idee veel en veel te vaak.”<br />

portret <strong>van</strong> een taekwondotraIner<br />

111


Hij vindt het een kwalijke zaak dat er niet altijd gelet wordt op de kwaliteit <strong>van</strong> de trainers, en<br />

zeker bij wedstrijden mag er wat hem betreft vaker ingegrepen worden bij ontoelaatbaar gedrag<br />

<strong>van</strong> trainers. De KNKF probeert echt te werken aan een kwaliteits- en imagoverbetering <strong>van</strong> de<br />

<strong>vechtsport</strong>, maar er is helaas nog steeds een aantal trainers dat zich schuldig maakt aan slechte<br />

praktijken, die het imago niet kunnen ombuigen. Ook in andere sporten gebeurt dit natuurlijk,<br />

maar juist in <strong>vechtsport</strong>, waar “je elkaar toch wel pijn loopt te doen in een wedstrijd” is het<br />

erg belangrijk dat trainers respectvol omgaan met sporters en dat ze hun sporters leren om dit<br />

ook met medesporters te doen. De discipline om respect op te brengen voor je tegenstander en<br />

de scheidsrechter, vindt Mussa het belangrijkste waar je als <strong>vechtsport</strong>er over moet beschikken<br />

wanneer je aan wedstrijden meedoet. Een trainer moet hierin het goede voorbeeld geven.<br />

Verstand hebben <strong>van</strong> mentale training en de pedagogische aspecten <strong>van</strong> het trainerschap vindt<br />

Mussa daarom nog wel belangrijker dan het goed kunnen aanleren <strong>van</strong> technieken en (wedstrijd)tactieken.<br />

Hij hoopt dat hier meer aandacht voor komt in de trainersopleidingen.<br />

Naast zijn trainerschap in zijn eigen taekwondovereniging, houdt Mussa zich sinds begin 2009<br />

ook op meer professionele basis bezig met <strong>vechtsport</strong>. Hij is een bureau gestart dat zich richt op<br />

agressie- en conflicthantering in combinatie met <strong>vechtsport</strong>. Door zijn werk bij de marechaussee<br />

interesseerde dit thema hem altijd al, maar de cursus die hij via de KNKF volgde over agressieregulatie<br />

en conflicthantering heeft hem overgehaald om echt met deze onderwerpen verder te<br />

gaan. Hij verzorgt onder andere trainingen voor personeel <strong>van</strong> instellingen zoals ziekenhuizen,<br />

GGZ en jeugd-zorg-plusinstellingen (vroeger jeugdge<strong>van</strong>genis) om hen beter om te leren gaan<br />

met agressie <strong>van</strong> cliënten. Ook is hij door de gemeente ingehuurd een soort heropvoedingstraject<br />

voor jongeren uit een probleemwijk te verzorgen en begeleiden. Dat <strong>vechtsport</strong> als middel in dit<br />

soort trajecten wordt gebruikt, roept bij vele beleidsmakers nogal eens vragen op. Maar Mussa<br />

heeft de gemeente kunnen overtuigen <strong>van</strong> de waarde <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> in dit soort trajecten. “Die<br />

man viel bijna <strong>van</strong> zijn stoel toen ik dat zei. Maar het is nu toch gelukt. Ik heb het toch verkocht<br />

gekregen. De beste man, die was ook zo ouderwets. Die had echt zo’n fout beeld <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>en.<br />

Onvoorstelbaar. Dat hij echt zei: ‘Dat kun je niet menen wat je probeert te verkopen. Dat<br />

kun je niet menen.’ Echt gewoon zo. En ik heb ongeveer een uur met hem moeten praten en hij<br />

was helemaal om.”<br />

Het project houdt in dat Mussa een groepje jongeren uit de probleemwijk begeleidt, die veel over-<br />

last in de buurt veroorzaken. De jongeren zijn vrijwillig in het traject gestapt en komen twee keer<br />

in de week bij elkaar voor een <strong>vechtsport</strong>training <strong>van</strong> Mussa, welke één keer in de week ook met<br />

een groepsgesprek gecombineerd wordt. Ook worden er wel eens andere sporten gedaan, het is<br />

bewust geen training voor één specifieke (vecht)sport. In de eerste weken wordt er voornamelijk<br />

gesport, daarna vinden er steeds vaker groepsgesprekken plaats en heeft Mussa ook één-opééngesprekken<br />

met de jongens. Mussa heeft eerst geprobeerd dit in het begin <strong>van</strong> het traject te<br />

doen, maar dit bleek niet goed te werken. “Als je in het begin al zo’n gesprek hebt: ze hebben<br />

allemaal een geweldig leven. Niks aan de hand. School? Prima. Gaat allemaal goed. Punten? Ja,<br />

112 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


ik moet een beetje harder werken, maar komt wel goed. Ouders? Nee, ook allemaal heel goed.<br />

Heel trots. Niks aan de hand. En dan zijn we een paar maanden verder en dan ga ik ze dezelfde<br />

vragen stellen en dan komt er een hoop ellende uit, dat wil je niet weten. Daaruit blijkt wel als je<br />

er te vroeg mee begint, zonder dat je daar al genoeg vertrouwen hebt, komt er gewoon niks uit.”<br />

Mussa werkt in het project samen met de wijkagenten, jongerenwerk, buurtsport en de gemeente.<br />

Het doel <strong>van</strong> het project is vooral om de overlast in de wijk te verminderen en het gedrag <strong>van</strong><br />

jongeren positief te veranderen. Volgens Mussa werkt de aanpak erg goed. Omdat de jongens<br />

respect voor hem hebben, nemen ze sneller dingen <strong>van</strong> hem aan. “Want als de wijkagent op<br />

straat fietst en er is daar een groepje jongeren dat rottigheid aan het uithalen is en één <strong>van</strong> die<br />

jongens zit bij mij in de groep en dat weet hij, ja, dan hoeft hij hem alleen even apart te nemen:<br />

‘Ja, wat moet ik hier nou over zeggen tegen Mussa, jongen. Dan wordt Mussa echt... Moet ik nou<br />

echt Mussa gaan bellen? Jongen, dit kun je hem toch niet aan doen? Al die energie die hij in jou<br />

steekt.’ Ja, dan worden ze gewoon zó klein.” Mussa treedt ook op als een soort bemiddelaar tussen<br />

de jongens en politie en wijkbewoners. Zo vertelt hij bijvoorbeeld een verhaal <strong>van</strong> een jongen<br />

uit het project die een wijkbewoner aan de voordeur bedreigd had. De mensen die bedreigd<br />

werden hadden hiervoor de politie ingeschakeld. Door bemiddeling <strong>van</strong> Mussa en de wijkagent<br />

is er uiteindelijk geen aangifte tegen de jongen gedaan. De jongen heeft zijn excuses aangeboden<br />

en door de bemiddeling accepteerde de wijkbewoners dat. De jongen is er echter niet zomaar<br />

<strong>van</strong>af gekomen. Mussa en de wijkagent hebben hem eerst wel behoorlijk laten zweten, zodat hij<br />

zich de volgende keer dat hij zoiets <strong>van</strong> plan is, nog wel twee keer bedenkt. Ook hebben ze hem<br />

goed laten beseffen dat hij Mussa en de politie nog wat verschuldigd is, omdat ze dit min of meer<br />

door de vingers hebben gezien. “In groepsgesprekken hebben die jongens het wel eens over. ‘Ja,<br />

die klotewouten [politie].’ Dan zeg ik altijd: ‘Wat zeg jij daar? Hebben we het hier over dezelfde<br />

vent die jouw hachje heeft gered een paar weken geleden? Hebben we het nou over dezelfde?’<br />

‘Ja, maar de wijkagent is echt tof.’ Ik zeg: ‘Lul niet. Hij draagt hetzelfde uniform als al die andere<br />

collega’s <strong>van</strong> hem. Wat jij doet, je zet hem nu echt gewoon voor het blok. Waar hij niet bij is. Zo’n<br />

vent ben je dan ook weer niet.’ En dan zijn ze meteen klaar en dat inzicht probeer ik ze te geven.”<br />

Op aandringen <strong>van</strong> Mussa is het project ook uitgebreid met een intensievere begeleiding <strong>van</strong> de<br />

jongeren, ook in hun dagelijks leven. Er zijn nu bijvoorbeeld ook gesprekken op school <strong>van</strong> de<br />

jongeren. Daar leggen ze uit dat de jongens vrijwillig in een traject zitten om iets te doen aan<br />

hun gedrag. Meestal komt er dan meer begrip voor de jongeren en door een gesprek met Mussa<br />

is er vorig jaar ook een jongen overgegaan naar de volgende klas die de school in eerste instantie<br />

wilde laten blijven zitten.<br />

Volgens Mussa is het traject niet voor alle jongeren geschikt, omdat het een open karakter heeft.<br />

Jongeren doen vrijwillig mee. “Er is één keiharde afspraak die ik met ze maak. Als je er voor kiest<br />

om de eerste training mee te doen en te blijven, dan eis ik gewoon dat je er bent, elke keer. En als<br />

je naar mijn idee te vaak afwezig bent, dan mag je <strong>van</strong> mij gewoon wegblijven. En daar hoort dan<br />

portret <strong>van</strong> een taekwondotraIner<br />

113


niet alleen het <strong>vechtsport</strong>trainen bij, dat zeg ik er wel <strong>van</strong> te voren bij. Dus trainen, maar we gaan<br />

ook onregelmatig met elkaar om de tafel zitten om het een en ander te bespreken. Dat hoort erbij.<br />

Dus niet alleen maar tijdens de <strong>vechtsport</strong>lessen komen, en die andere lessen helemaal niet.”<br />

Op de eerste bijeenkomst kwamen heel veel jongeren af, omdat ze dachten dat ze gratis vecht-<br />

sportles konden krijgen, maar een aantal daar<strong>van</strong> viel al heel snel uit. De echte zware ‘probleemjongere’<br />

bereik je op deze manier meestal niet, <strong>van</strong>daar dat Mussa samen met de gemeente en<br />

de politie ook nadenkt om het traject voor sommige jongeren een verkapt verplicht karakter te<br />

geven. “Hen de keuze geven deel te nemen aan het project, of anders zal de politie je wel het<br />

leven zuur maken.” Mussa hoopt dat het project op deze manier uitbreiding kan krijgen. Hij<br />

heeft inmiddels ook meerdere collega-trainers die hem kunnen assisteren of ver<strong>van</strong>gen wanneer<br />

het project zich uitbreidt.<br />

Ondanks dat de effecten <strong>van</strong> het traject niet keihard te meten zijn, heeft Mussa de indruk dat het<br />

zeker goede resultaten boekt. Zowel op individueel niveau voor de jongeren, alsook voor de wijk.<br />

Drie jongeren die het eerste jaar <strong>van</strong> het traject hebben meegedraaid, zijn ‘begeleidingsvrij’ en<br />

het gaat heel goed met hen. Anderen zijn doorgestroomd naar de groep die in het tweede jaar is<br />

gestart en worden daar nu soms ook ingezet als assistenten. Jongeren die begeleidingsvrij zijn,<br />

maar graag door willen gaan met <strong>vechtsport</strong>, verwijst Mussa naar een <strong>van</strong> de KNKF-verenigingen<br />

in de stad. Veel buurtbewoners lijken tevreden met de aanpak. Tussen de jongeren die bij<br />

hem in het traject zitten en het buurtpreventieteam waren voorheen altijd veel problemen. Deze<br />

zijn sinds de start <strong>van</strong> het project verdwenen. De jongens hebben sinds ze in het project zitten,<br />

het buurtpreventieteam niet meer lastiggevallen en er wordt nu ook gewoon met elkaar gepraat.<br />

Helaas zijn er nog steeds de hardcoreprobleemjongeren die het buurtpreventieteam wel lastigvallen,<br />

maar Mussa hoopt dat ze ook deze jongeren, door een andere opzet, met een <strong>vechtsport</strong>project<br />

kunnen aanpakken. Hij benadrukt tevens het belang <strong>van</strong> blijvende begeleiding <strong>van</strong> de<br />

jongere, nu nog minder lastige jongeren, om te voorkomen dat zij zich ontwikkelen tot hardcoreprobleemjongeren.<br />

Vechtsport is volgens Mussa een uitstekend middel dat gebruikt kan worden<br />

om jongeren op het goede pad te houden, maar uiteraard vergt dit wel een andere aanpak dan<br />

alleen het training geven op de vereniging. In beide aspecten ligt de passie <strong>van</strong> Mussa, die hij<br />

hoopt nog lang te kunnen uitdragen.<br />

114 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Conclusies Hoofdstuk 7<br />

In dit onderzoek staan jonge <strong>vechtsport</strong>ers centraal. We hebben onderzocht welke betekenis-<br />

sen zij zelf, hun ouders en hun trainers verlenen aan hun deelname aan <strong>vechtsport</strong>. Dit om<br />

meer inzicht te krijgen in de ervaren psychosociale en maatschappelijke invloeden <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>deelname.<br />

Bij 24 <strong>vechtsport</strong>verenigingen die participeren in het programma ‘Tijd voor Vechtsport’<br />

<strong>van</strong> de KNKF, zijn onder 12 tot 16-jarige <strong>vechtsport</strong>ers 260 vragenlijsten verzameld. De resultaten<br />

<strong>van</strong> deze zelfrapportages zijn vergeleken met die <strong>van</strong> andere jeugdige sportbeoefenaars<br />

(n=325). Ook de trainers <strong>van</strong> jonge <strong>vechtsport</strong>ers is gevraagd naar hun visie op <strong>vechtsport</strong>,<br />

training geven en naar de effecten <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>deelname op het psychosociale welzijn en<br />

het gedrag <strong>van</strong> jongeren.<br />

Naast het kwantitatieve (vergelijkend) onderzoek zijn ook gegevens verzameld over de<br />

betekenis en invloed <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> via interviews met jongeren, ouders en trainers en door<br />

middel <strong>van</strong> participerende observaties over een periode <strong>van</strong> twee jaar. De volgende algemene<br />

vraagstelling was leidend bij het onderzoek:<br />

Welke betekenissen geven jeugdige <strong>vechtsport</strong>ers, hun ouders en trainers aan <strong>vechtsport</strong> en in hoeverre<br />

draagt <strong>vechtsport</strong>deelname bij aan een positieve psychosociale ontwikkeling en sociale integratie?<br />

Deze hoofdvraag is vervolgens vertaald in zes deelvragen, die we in dit conclusiehoofdstuk<br />

zullen beantwoorden.<br />

1. Welke jongeren doen aan <strong>vechtsport</strong> en wat zijn hun motieven?<br />

2. Ontwikkelen jonge <strong>vechtsport</strong>ers via hun sportdeelname maatschappelijk rele<strong>van</strong>te com-<br />

petenties zoals discipline, samenwerking en doorzettingsvermogen?<br />

3. Draagt deelname aan <strong>vechtsport</strong> bij tot agressieregulatie (verbaal/fysiek) en het tegen-<br />

gaan <strong>van</strong> overig antisociaal gedrag (zoals diefstal)?<br />

4. Draagt deelname aan <strong>vechtsport</strong>en bij tot meer ontmoeting, culturele uitwisseling en<br />

wederzijdse acceptatie tussen autochtone en allochtone jongeren?<br />

5. Bestaan er verschillen in gevonden effecten naar sekse, etniciteit en duur <strong>van</strong> de sportdeelname?<br />

6. In hoeverre zijn gevonden invloeden <strong>vechtsport</strong>specifiek en welke factoren zijn <strong>van</strong> belang<br />

voor het optimaliseren <strong>van</strong> positieve effecten?<br />

Vechtsport omdat het leuk en gezond is én je jezelf leert verdedigen<br />

De responsgegevens <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong>ende jongeren in dit onderzoek bevestigen de resultaten<br />

<strong>van</strong> de monitoring <strong>van</strong> het ‘Meedoen alle jeugd door sport’-programma (Frelier & Breedveld<br />

2010), dat KNKF-leden relatief vaak een niet-westerse achtergrond hebben.<br />

In ons onderzoek onder jonge <strong>vechtsport</strong>ers <strong>van</strong> 12 tot 16 jaar vormen jongeren met een<br />

niet-westerse etnische achtergrond met 61 procent een meerderheid. Bij alle 99 deelnemende<br />

conclusIes<br />

115


‘Tijd voor Vechtsport’-verenigingen had 37 procent <strong>van</strong> alle jeugdleden bij de 0-meting in<br />

december 2007 (vergelijkbaar met dataverzameling KNKF-onderzoek) een niet-westerse ach-<br />

tergrond. Het totale gemiddelde bij alle Meedoen-verenigingen lag op 19 procent.<br />

De extra hoge vertegenwoordiging <strong>van</strong> allochtone jongeren in ons onderzoek kan verklaard<br />

worden door de leeftijd en het grote aantal thai- en kickboksverenigingen waar het onderzoek is<br />

uitgevoerd. Vooral deze <strong>vechtsport</strong>disciplines zijn populair onder jongeren met een niet-westerse<br />

etnische achtergrond (Marokkaans, Turks en Surinaams). De verhouding tussen jongens en meisjes<br />

binnen onze steekproef is met 67/33 vergelijkbaar met de sekseverhouding over alle KNKFverenigingen<br />

in 2007. Onder allochtone jongeren ligt de sekseverhouding nog schever ten gunste<br />

<strong>van</strong> jongens.<br />

Net als andere sportende scholieren beoefenen jonge <strong>vechtsport</strong>ers hun sport voornamelijk<br />

omdat ze het leuk vinden, het gezond voor ze is en ze zich er lekker kunnen uitleven. Naast<br />

deze meer algemene motivaties geven bijna alle <strong>vechtsport</strong>ers tevens aan dat ze zich willen<br />

leren verdedigen en/of beter willen leren vechten. Vechtsporters willen ook vaker dan andere<br />

sporters sterker en gespierder worden. Ouders noemen nadrukkelijk het verhogen <strong>van</strong> weerbaarheid<br />

als een belangrijk motief om hun kinderen aan te melden voor <strong>vechtsport</strong>. Ze gaan<br />

er <strong>van</strong>uit dat <strong>vechtsport</strong> voor verlegen en teruggetrokken jongeren bijdraagt aan het verhogen<br />

<strong>van</strong> het zelfvertrouwen. Voor brutale en drukke (of agressieve) jongeren zou <strong>vechtsport</strong> juist<br />

een rustgevend en regulerend effect kunnen hebben.<br />

Statusmotieven zoals graag geld willen verdienen met de sport speelt voor ongeveer een<br />

derde <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong>ers een rol, niet beduidend meer dan voor andere sporters. Ze nemen<br />

bovendien af onder ‘gevorderde’ <strong>vechtsport</strong>ers, terwijl deze motieven juist toenemen onder<br />

overige jonge sporters die langer actief zijn. Niettemin kwam uit het kwalitatieve onderzoek<br />

duidelijk naar voren dat een professionele <strong>vechtsport</strong>carrière een aantrekkelijk toekomstperspectief<br />

vormt voor een deel <strong>van</strong> de (allochtone) sporters én hun ouders.<br />

Vechtsport bevordert persoonlijke groei<br />

Overeenkomstig de filosofie <strong>van</strong> de traditionele Oosterse <strong>vechtsport</strong>en zijn sporters, ouders<br />

en trainers erg positief over de psychosociale invloeden <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>. Vaker dan andere<br />

sporters geven <strong>vechtsport</strong>ers aan dat ze door hun sportdeelname meer zelfvertrouwen hebben<br />

gekregen, zich prettiger voelen, meer discipline hebben en meer respect hebben voor<br />

anderen. Deze extra onderkenning <strong>van</strong> positieve effecten geldt zowel voor jongens als voor<br />

meisjes en zowel voor autochtone als (niet-westerse) allochtone <strong>vechtsport</strong>ers. Trainers<br />

onderstrepen het belang <strong>van</strong> zowel disciplinerende als meer op zelfontwikkeling gerichte<br />

opvoedkundige waarden. In hun trainingen benadrukken zij expliciet waarden als samenwerken,<br />

respect voor de tegenstander, zich aan de regels houden en plezierbeleving. Ook in<br />

de gesprekken met jonge karateka’s en kickboksers echoën waarden als discipline, respect<br />

en persoonlijke groei.<br />

Vechtsporters voelen zich vergeleken met andere sporters door hun sportdeelname vooral<br />

veiliger op straat. Vanwege de sterke oververtegenwoordiging <strong>van</strong> allochtone jongens, hebben<br />

116 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


jonge <strong>vechtsport</strong>ers minder vertrouwen in andere mensen vergeleken met andere sporters. Ze<br />

geven in de interviews ook regelmatig aan ‘problemen’ thuis te hebben of te hebben gehad. De<br />

resultaten suggereren dan ook dat <strong>vechtsport</strong>ers zich mogelijk vaker dan de gemiddelde jongere<br />

in kwetsbare maatschappelijke posities bevinden (lagere sociaaleconomische positie, onveilige<br />

woonomgeving, huiselijk geweld). Veel ouders en trainers signaleren dat (hun) kinderen door<br />

<strong>vechtsport</strong>deelname zelfbewuster en mentaal en fysiek weerbaarder zijn geworden.<br />

De beoordeling <strong>van</strong> de positieve invloeden door jongeren zelf en hun ouders en trainers<br />

lijkt deels voort te komen <strong>van</strong>uit de neiging een positiever beeld te schetsen <strong>van</strong> hun sport,<br />

dan in de algemene beeldvorming gangbaar is. Maar ook de uitkomsten <strong>van</strong> de zelfrapportage,<br />

waarbij in de vragen geen directe relatie gelegd werd met (vecht)sport, onderstrepen de<br />

positieve invloed <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> op jongeren. Zo is de algemene zelfwaardering <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>ers<br />

iets hoger vergeleken met andere (sportende) scholieren en voelen <strong>vechtsport</strong>ers zich<br />

vooral beduidend fysiek en sportief competenter. De bevindingen suggereren dat beginnende<br />

<strong>vechtsport</strong>ers <strong>van</strong>uit hun kwetsbare positie soms eerder geneigd zijn hun zelfvertrouwen te<br />

‘overschreeuwen’, terwijl <strong>vechtsport</strong>ers na verloop <strong>van</strong> tijd daadwerkelijk een sterkere mate<br />

aan zelfwaardering ontwikkelen.<br />

De nadruk op disciplinerende en prosociale waarden als samenwerken en respect in trainingen<br />

lijken hun uitwerking te hebben. Vergeleken met andere (niet-)sporters en gecontroleerd<br />

voor achtergrondvariabelen als sekse en etniciteit rapporteren <strong>vechtsport</strong>ers iets positiever<br />

op prosociaal gedrag zoals op tijd op afspraken komen en rekening houden met anderen.<br />

Zowel jonge <strong>vechtsport</strong>ers als hun trainers geven aan dat <strong>vechtsport</strong> hen heeft geleerd doelen<br />

te stellen waar<strong>van</strong> ze ook op andere maatschappelijke terreinen (bijvoorbeeld opleiding) profiteren.<br />

Uit het onderzoek komt tevens naar voren dat <strong>vechtsport</strong> niet voor iedereen de juiste<br />

‘methode’ is. Sommige <strong>vechtsport</strong>ers haken gefrustreerd af of trainers zijn teleurgesteld als<br />

ze bepaalde jongeren niet echt weten te bereiken. Maar zoals in de literatuur (bijvoorbeeld<br />

Columbus & Rice 1998; Trulson 1986) reeds naar voren komt, ademt <strong>vechtsport</strong>beoefening voor<br />

veel deelnemers een sterke intrinsieke verbondenheid met persoonlijke groei.<br />

Vechtsport trekt ‘vechters’, maar doceert agressieregulatie<br />

Het belangrijkste dilemma in de publieke discussie rondom <strong>vechtsport</strong> is de tegenstrijdige<br />

beeldvorming rondom agressieregulering (Endresen & Olweus 2005; Theeboom 2002). In hoeverre<br />

beteugelt <strong>vechtsport</strong>deelname nu agressie onder jongeren of leert het jongeren juist om<br />

beter hun mannetje te kunnen staan op straat door het gebruik <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>technieken?<br />

Meer dan de helft <strong>van</strong> de jongeren die aan <strong>vechtsport</strong> doet, geeft zelf aan dat de beoefening<br />

<strong>van</strong> de sport een agressieregulerend effect op hen heeft, dat ze minder agressief zijn<br />

door <strong>vechtsport</strong>deelname. Onder andere sporters onderkent ongeveer een derde een agressieregulerend<br />

effect. Vechtsporttrainers zijn nog beduidend positiever over de invloed <strong>van</strong><br />

<strong>vechtsport</strong>. Meer dan andere sporters leren zij <strong>vechtsport</strong>ers ten slotte expliciet hun energie<br />

en agressie te kanaliseren en niet in te gaan op uitdagingen <strong>van</strong> anderen, waardoor ze zich<br />

‘rustiger’ voelen.<br />

conclusIes<br />

117


Ook als niet rechtstreeks gevraagd wordt naar de invloed <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>, geven <strong>vechtsport</strong>ers<br />

blijk <strong>van</strong> een relatief lage agressietolerantie vergeleken met overige sporters en vooral vergeleken<br />

met niet-sporters. Dat wil zeggen dat sporters in het algemeen en <strong>vechtsport</strong>ers in het<br />

bijzonder minder vaak aangeven dat ze graag ruzie maken en ook negatiever staan tegenover<br />

het gebruik <strong>van</strong> geweld op straat. De lagere agressietolerantie treedt vooral op bij jongens en<br />

bij <strong>vechtsport</strong>ers die langer dan twee jaar actief zijn. Onder overige sporters laat de duur <strong>van</strong><br />

hun sportdeelname geen verschil zien, wat de specifieke invloed <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> bevestigt.<br />

Het onderzoek laat zien dat de gevonden lagere agressietolerantie geen selectie-effect is,<br />

maar het gevolg <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>deelname. Want <strong>vechtsport</strong> trekt zeker niet vooral ‘lieverdjes’.<br />

Integendeel, veel <strong>vechtsport</strong>ers hadden aan<strong>van</strong>kelijk juist problemen met externaliserend<br />

probleemgedrag zoals agressiviteit. Dat is soms ook de reden waarom ze op <strong>vechtsport</strong> ‘moesten’.<br />

Of ze wilden zelf vooral beter leren vechten. Maar door de <strong>vechtsport</strong>trainingen treedt<br />

bij velen een veranderende houding op. In de meeste sportscholen heerst een verbod op het<br />

gebruik <strong>van</strong> geweld op straat, met daaraan verbonden sancties als royement.<br />

Dat de meeste <strong>vechtsport</strong>ers niet op straat willen vechten betekent niet dat ze nooit meer<br />

in de verleiding komen. Juist het imago <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> zorgt ervoor dat <strong>vechtsport</strong>ende jongeren<br />

vaker uitgedaagd worden. Vooral wanneer ze ook maatschappelijke capaciteiten en ambities<br />

hebben (ondersteund door hun ouders en trainer) lukt het veel <strong>vechtsport</strong>ers om de verleidingen<br />

<strong>van</strong> ‘de straat’ te weerstaan en andere keuzes te maken. Maar binnen een beperkt<br />

deel <strong>van</strong> het ‘<strong>vechtsport</strong>wereldje’ is de grens met de straatcultuur dun en hebben aanvallen,<br />

overwinnen en vernederen meer aanzien dan weglopen en respect tonen.<br />

Ook ten aanzien <strong>van</strong> daadwerkelijk antisociaal gedrag, zoals dingen vernielen en ruzie maken,<br />

treedt een flinke afname op onder <strong>vechtsport</strong>ers die langer actief zijn. Daarmee ondersteunen de<br />

resultaten de overtuiging <strong>van</strong> veel <strong>vechtsport</strong>ers en trainers dat <strong>vechtsport</strong> niet stimuleert tot<br />

vechten, maar juist een belangrijke bijdrage kan leveren aan weerbaarheid en agressiebeteugeling.<br />

Sociale en maatschappelijke integratie door <strong>vechtsport</strong>?<br />

Vergelijkbaar met andere sporten heeft <strong>vechtsport</strong> voor veel jongeren een belangrijke sociale<br />

betekenis. Ze gaan er met vriendjes naar toe (of stoppen wanneer hun vrienden ophouden) en<br />

leren er nieuwe mensen kennen. Voor sommigen vormt de sportschool een tweede huis, voor<br />

anderen is het eerder een soort fitnesscentrum, waar ze betalen om te sporten, maar verder<br />

weinig binding mee hebben.<br />

Vanwege het sterk gemengde karakter <strong>van</strong> de meeste <strong>vechtsport</strong>trainingen treden veel<br />

interetnische ontmoetingen op. In vergelijking tot andere sporten draagt <strong>vechtsport</strong> vooral<br />

voor autochtonen en meisjes bij tot meer interetnische ontmoeting en contacten. De meeste<br />

interetnische vriendschappen blijven beperkt tot contacten binnen de <strong>vechtsport</strong>school, maar<br />

kunnen wel degelijk sportoverstijgende betekenis hebben.<br />

De resultaten laten zien dat etnische identificaties en conflicten niet geheel voorbijgaan aan<br />

de <strong>vechtsport</strong>school. Etnische discriminatie treedt ongeveer even vaak op als in andere sporten.<br />

Niettemin heerst er een sterk gevoel <strong>van</strong> etnische neutraliteit en wordt door de meeste trainers<br />

118 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


veel nadruk gelegd op respect voor ‘de ander’, wat bijdraagt tot wederzijdse acceptatie. Voor veel<br />

(allochtone) jongeren biedt de sportschool dan ook een ‘veilige haven’ waar ze zich meer thuis<br />

voelen dan op enig andere plek en waar ze zich gerespecteerd en geaccepteerd voelen.<br />

Afkomst wordt in de sportschool als ondergeschikt gezien aan de principes en beleving<br />

<strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> en de mogelijkheden om de top te bereiken of op een andere manier carrière<br />

te maken in de <strong>vechtsport</strong> door bijvoorbeeld een eigen sportschool te beginnen. Vooral binnen<br />

het kickboksen zijn allochtone <strong>vechtsport</strong>schoolhouders geen uitzondering, waarmee de<br />

<strong>vechtsport</strong> bijdraagt aan intercultureel ondernemerschap. Deze <strong>vechtsport</strong>trainers bieden<br />

allochtone jongeren niet alleen meer mogelijkheden tot passende sportdeelname, maar ze kunnen<br />

voor deze jongeren ook een voorbeeldfunctie vervullen, zowel binnen de <strong>vechtsport</strong> als<br />

<strong>van</strong>uit bredere maatschappelijke perspectieven.<br />

Veel <strong>vechtsport</strong>trainers voelen zich sterk maatschappelijk betrokken en begeleiden jongeren<br />

niet alleen in hun <strong>vechtsport</strong>loopbaan. Mede op basis <strong>van</strong> hun eigen kennis en ervaringen voelen<br />

zij zich vaak vooral medeverantwoordelijk voor de persoonlijke ontwikkeling <strong>van</strong> ‘hun’ sporters.<br />

Ze leren maatschappelijk kwetsbare (allochtone) jongeren via <strong>vechtsport</strong> doelen te laten stellen<br />

in én buiten de sport en bevorderen daarmee hun maatschappelijke mogelijkheden en integratie.<br />

Meer mogelijkheden voor (allochtone) meisjes en vrouwen<br />

De resultaten bevestigen het beeld dat veel <strong>vechtsport</strong>en vooral onder jongens met diverse etnische<br />

achtergronden populair zijn. De meeste trainers, sportscholen en gala’s zijn dan ook vooral<br />

ingesteld op (allochtone) jongens. Toch zagen we dat de deelname <strong>van</strong> zowel allochtone als<br />

autochtone meisjes groeiende is. Voor veel allochtone meisjes zijn <strong>vechtsport</strong>en toegankelijker<br />

dan veel sportverenigingen omdat hun vader of broer reeds bekend is met de sport(school) en/<br />

of ouders meer vertrouwen hebben in een <strong>vechtsport</strong>trainer met dezelfde etnische achtergrond.<br />

Meisjes doen in principe gewoon mee met de algemene lessen. Maar niet voor alle meisjes sluit<br />

een dergelijke algemene aanpak aan bij hun wensen en mogelijkheden. Langzamerhand ontwikkelen<br />

zich dan ook initiatieven voor aparte meisjesgroepen. Het aantal vrouwelijke trainers en<br />

mogelijkheden voor meisjes en vrouwen om aan wedstrijden deel te nemen, is nog zeer beperkt.<br />

Vergelijkbaar met bevindingen <strong>van</strong> Lakes & Hoyt (2004) vonden wij vooral ondersteuning<br />

voor het optreden <strong>van</strong> psychosociale effecten onder jongens. Onder hen is externaliserend<br />

probleemgedrag ook vaak een groter probleem dan onder meisjes. Niettemin kwam uit het<br />

onderzoek naar voren dat <strong>vechtsport</strong> ook voor meisjes een belangrijke toegevoegde waarde<br />

kan hebben. Vooral als het gaat om het vergroten <strong>van</strong> hun fysieke en mentale weerbaarheid.<br />

Juist <strong>van</strong>wege de relatief sterke vertegenwoordiging <strong>van</strong> etnische minderheden binnen<br />

de <strong>vechtsport</strong> biedt de <strong>vechtsport</strong> vooral voor autochtone jongeren meer kansen op interetnische<br />

contacten, uitwisseling en vriendschappen. Zij zullen soms wel meer moeite hebben dan<br />

allochtone jongeren met de veelal hiërarchische structuur en de sterke nadruk op respect en<br />

disciplinering, waarmee de <strong>vechtsport</strong>cultuur meer aansluit bij opvoedstijlen in niet-westerse<br />

culturen dan bij moderne onderhandelingsgerichte opvoedingsstijlen in (hoger opgeleide)<br />

Nederlandse huishoudens.<br />

conclusIes<br />

119


De trainer als sleutelfiguur voor effectoptimalisering<br />

Ook andere sporten kunnen bijdragen tot het vergroten <strong>van</strong> het zelfvertrouwen en fysieke<br />

competenties, bijdragen aan het leren <strong>van</strong> discipline en samenwerken, aan kanalisering <strong>van</strong><br />

energie en agressie en aan het sluiten <strong>van</strong> vriendschappen. Het beoefenen <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> an<br />

sich betekent bovendien niet dat <strong>van</strong>zelf allerlei positieve effecten optreden. Maar meer dan bij<br />

andere sporten kennen <strong>vechtsport</strong>en een intrinsieke verbondenheid met aspecten als respect<br />

voor de trainer en de tegenstander, fysieke en mentale weerbaarheid en persoonlijke groei.<br />

Deze betekenissen treden bij <strong>vechtsport</strong>ers dan ook vaker expliciet op de voorgrond. Ook<br />

zonder <strong>vechtsport</strong>deelname kunnen jongeren tot evenwichtige volwassenen uitgroeien. Maar<br />

<strong>vechtsport</strong> kan wel een belangrijke rol spelen in de persoonlijke ontwikkeling, in het bijzonder<br />

voor maatschappelijk kwetsbare jongeren. Juist <strong>van</strong>wege het relatief strenge trainingsregime<br />

en de status <strong>van</strong> de trainer leent <strong>vechtsport</strong> zich nog meer dan andere sporten voor re-integratietrajecten<br />

<strong>van</strong> zowel allochtone als autochtone jongeren.<br />

Toch bieden niet alle sportscholen bij voorbaat een pedagogisch verantwoorde setting voor<br />

alle jongeren. Uitspraken over dé <strong>vechtsport</strong> of dé <strong>vechtsport</strong>er kunnen niet worden gedaan.<br />

Hoewel er duidelijke patronen naar voren komen, bestaan er verschillende typen <strong>vechtsport</strong> en<br />

beoefenaars. Er zijn verschillende benaderingswijzen binnen het brede scala <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>en,<br />

maar ook binnen één type <strong>vechtsport</strong>. Individuele sporters benaderen hun sport <strong>van</strong>uit<br />

bepaalde motieven, die beïnvloed kunnen worden door de dominante benaderingswijze<br />

<strong>van</strong>uit een bepaalde sport of de insteek <strong>van</strong> een specifieke trainer.<br />

De resultaten onderstrepen bevindingen uit andere studies dat de trainer een centrale rol<br />

speelt in de manier waarop <strong>vechtsport</strong> positieve psychosociale effecten kan bewerkstellingen.<br />

Alle vechttrainers hebben een sterk geloof in de positieve invloeden <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> en ze stellen<br />

ook vrijwel allemaal de psychosociale ontwikkeling <strong>van</strong> hun sporters op de eerste plaats.<br />

Ze kennen zichzelf een belangrijke pedagogische taak toe en fungeren voor sommige <strong>van</strong> hun<br />

leerlingen als ‘vader’ of ‘grote broer’ (trainers zijn nog vooral mannen). Maar er bestaan wel<br />

verschillen. Trainers verwijzen ook naar bepaalde collega’s die naar hun idee minder pedagogisch<br />

verantwoord werkzaam zijn en vooral gericht zijn op presteren en het winnen <strong>van</strong><br />

wedstrijden. De resultaten lieten zien dat opleidingen <strong>van</strong> invloed zijn op de werkwijze <strong>van</strong><br />

trainers. Trainers die opleidingstrajecten hebben gevolgd waarin meer aandacht is voor weerbaarheid,<br />

agressieregulering en maatschappelijke integratie geven aan dat ze hun trainingen<br />

hier ook effectiever op kunnen inzetten.<br />

Vechtsport als belofte<br />

Concluderend kan gesteld worden dat <strong>vechtsport</strong>deelname een positieve bijdrage kan leveren<br />

aan het verbeteren <strong>van</strong> het psychosociaal functioneren <strong>van</strong> jongeren en aan maatschappelijke<br />

(re-)integratie. De resultaten zijn weliswaar vooral gebaseerd op zelfrapportage <strong>van</strong> jonge<br />

<strong>vechtsport</strong>ers, hun ouders en trainers, maar bieden voldoende ondersteuning voor het vaststellen<br />

<strong>van</strong> een algemeen positief resultaat. Voor een nog steviger fundament zouden in toekomstig<br />

onderzoek ook rapportages <strong>van</strong> onafhankelijke anderen kunnen worden meegenomen.<br />

120 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Evenals een concreet interventieonderzoek <strong>van</strong> bijvoorbeeld <strong>vechtsport</strong>projecten via scholen.<br />

De resultaten suggereren echter dat daadwerkelijke effecten waarschijnlijk pas na relatief<br />

intensieve beoefening optreden.<br />

Vechtsport is veelzijdig, evenals de variatie in de manieren waarop <strong>vechtsport</strong> wordt aangeboden<br />

en de verwachtingen <strong>van</strong> de deelnemers. Ons onderzoek vond bovendien alleen plaats<br />

binnen sportscholen aangesloten bij de KNKF en geeft geen volledig beeld <strong>van</strong> ‘de’ <strong>vechtsport</strong>.<br />

De gevonden resultaten suggereren dat er zowel selectie, sociaal wenselijke als daadwerke-<br />

lijke interventie-effecten optreden door <strong>vechtsport</strong>deelname. Bepaalde groepen jongeren voe-<br />

len zich meer tot (vecht)sport aangetrokken dan andere (selectie). Beginnende <strong>vechtsport</strong>ers<br />

vertonen waarschijnlijk meer externaliserend (agressiever) dan wel internaliserend (weinig<br />

zelfvertrouwen, sociaal angstig) gedrag dan andere sporters. Dit hangt samen met de motivatie<br />

tot deelname <strong>van</strong> de ouders (weerbaarheid, agressieregulering) en de jongeren zelf. Juist onder<br />

maatschappelijk kwetsbare jeugd (waaronder allochtone jongeren) en in ‘onveilige’ buurten is<br />

het beoefenen <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> populair. Niet alleen om je beter te kunnen verdedigen, maar ook<br />

om beter te leren vechten.<br />

Zeker wanneer jongeren, ouders en trainers hoge verwachtingen toekennen aan <strong>vechtsport</strong>deelname,<br />

zien ze mogelijk ook deels effecten die wellicht niet alleen op het conto <strong>van</strong><br />

de <strong>vechtsport</strong> te schrijven zijn (sociale wenselijkheid), maar bijvoorbeeld vooral samenhangen<br />

met de vertrouwensband met een trainer, prestaties op school en/of de ondersteuning<br />

<strong>van</strong>uit huis. Wanneer de persoonlijke betekenis <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> groot is, stijgt ook het geloof<br />

dat <strong>vechtsport</strong> een unieke bijdrage kan leveren aan het vergroten <strong>van</strong> het mentale en fysieke<br />

zelfvertrouwen en agressieregulering bij anderen. En wordt dit geloof vol overtuiging uitgedragen<br />

om juist tegenwicht te bieden aan de hardnekkige ambivalente beeldvorming rond<br />

<strong>vechtsport</strong>en.<br />

Ons onderzoek heeft laten zien dat <strong>vechtsport</strong>deelname daadwerkelijk een belangrijke<br />

bijdrage kan leveren aan persoonlijke groei en het verminderen <strong>van</strong> probleemgedrag door<br />

onder meer disciplinering en agressieregulering (‘interventie’-effect). De <strong>vechtsport</strong>wereld<br />

kan vooral bijdragen aan de psychosociale ontwikkeling <strong>van</strong> maatschappelijke kwetsbare<br />

jeugd en hen inspireren tot het (blijven) maken <strong>van</strong> de keuzes voor ‘het goede pad’.<br />

conclusIes<br />

121


Noten<br />

1. De volgende sportbonden nemen deel aan het programma ‘Meedoen alle jeugd door sport’:<br />

JBN (judo), KNAU (atletiek), KNBSB (base- en softbal), KNGU (gymnastiek), KNKF (fitness<br />

en <strong>vechtsport</strong>), KNKV (korfbal), KNVB (voetbal), KNZB (zwemmen), NBB (basketbal). Deze<br />

bonden werken samen met de volgende gemeenten: Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Dordrecht,<br />

Eindhoven, Enschede, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg, Utrecht, Zaanstad.<br />

2. Een deel <strong>van</strong> de scholieren die in grotere steden onderwijs volgen is woonachtig buiten de<br />

stad en zal daar mogelijk ook een bepaalde sport beoefenen. De kans dat <strong>vechtsport</strong>ers die<br />

lid zijn <strong>van</strong> een stedelijke sportschool buiten de stad wonen is geringer.<br />

3. Omdat het onderscheid tussen thaiboksen en kickboksen in de Nederlandse context vaak<br />

vervaagd is, noemen we <strong>van</strong>af hier de beide sporten gemakshalve kickboksen. Wanneer<br />

in deze rapportage dus gesproken wordt over kickboksen, kan hiermee ook thaiboksen<br />

worden bedoeld.<br />

4. Ook zijn er relatief veel projectverenigingen die fitness/krachtsport aanbieden, maar deze<br />

groep maakte geen deel uit <strong>van</strong> het onderzoek.<br />

5. Ook bleken de ondervraagde scholieren die een <strong>vechtsport</strong> beoefenen beduidend hoger te<br />

scoren op agressie tolerantie (54%).<br />

6. De schaal ‘respect <strong>van</strong> anderen’ bestaat uit de volgende items: Door het beoefenen <strong>van</strong><br />

deze sport krijg ik respect <strong>van</strong> andere sporters, … <strong>van</strong> mijn ouders en familie en… <strong>van</strong><br />

vrienden en klasgenootjes. Cronbach alpha: 0,79.<br />

7. De schaal agressieregulatie bestaat uit de volgende items: Door het beoefenen <strong>van</strong> deze<br />

sport voel ik me minder vaak boos en door het beoefenen <strong>van</strong> deze sport ben ik rustiger<br />

geworden. Cronbachs alpha: 0,61.<br />

8. De <strong>vechtsport</strong> jongeren zijn allen bevraagd bij een bij de KNKF aangesloten <strong>vechtsport</strong>vereniging.<br />

Van de <strong>vechtsport</strong>ende scholieren (bevraagd via school) is niet bekend bij<br />

welke <strong>vechtsport</strong>vereniging zij sporten, mogelijk zijn dit vaker <strong>vechtsport</strong>scholen die niet<br />

zijn aangesloten bij de KNKF.<br />

9. De daling in de diverse vormen <strong>van</strong> externaliserend probleemgedrag kan tevens deels<br />

veroorzaakt worden door het afhaken <strong>van</strong> de groep die het hoogst scoren op deze componenten.<br />

Met andere woorden, dat jongeren met een hoge agressietolerantie meestal niet<br />

langer dan twee jaar actief blijven in de <strong>vechtsport</strong>.<br />

10. Een lineaire regressieanalyse leidt tot bètawaarden tussen -1 en 1 die het effect aangeven<br />

<strong>van</strong> de verklarende variabelen (rijen) op de afhankelijke variabele(n), hier de verschillende<br />

schaalvariabelen zoals agressietolerantie. Waarden tussen 0 en 1 geven een positief<br />

effect weer ten opzichte <strong>van</strong> de referentiegroep, waarden tussen -1 en 0 een negatief effect.<br />

Hoe verder de waarde <strong>van</strong> 0 verwijderd is, hoe groter het effect.<br />

11. Clinchen is een wedstrijdtechniek in het thai-kickboksen. De sporter grijpt hierbij de<br />

tegenstander met twee handen stevig bij de nek en trekt hem/haar dicht naar zich toe.<br />

Afhankelijk <strong>van</strong> de geldende regels wordt <strong>van</strong>uit deze positie meestal geprobeerd een<br />

knietje te geven of de tegenstander naar de grond te brengen.<br />

122 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


12. De empatische trainerschaal bestaat uit de volgende items: De trainer is erg goed in zijn<br />

sport; De trainer behandelt iedereen gelijk; De trainer is erg betrokken bij de sporters;<br />

De trainer luistert naar onze mening; De trainer is geïnteresseerd in mij als persoon. De<br />

strenge trainer schaal bestaat uit de volgende items: De trainer is streng; De trainer geeft<br />

straf wanneer sporters zich niet aan de regels houden; De trainer accepteert geen tegenspraak.<br />

13. Hoewel de vraagstelling ten aanzien <strong>van</strong> het geven <strong>van</strong> straf voor sporters (‘zich niet aan<br />

de regels houden’) en trainers (‘niet gedisciplineerd trainen) niet geheel vergelijkbaar<br />

was.<br />

14. Uitzonderingen waren ‘goede prestaties leveren in de sport’ (20% gaf lager dan een 6),<br />

‘goede schoolprestaties’, en ‘eigen mening geven’ (beide 10% lager dan 6).<br />

noten<br />

123


Literatuur<br />

• Anthonissen, A. & M. Dortants (2006), Respect voor discipline, een studie naar de indentifica-<br />

ties <strong>van</strong> getalenteerde boksers. Uitgeverij SWP, Amsterdam.<br />

• Biesta, G., G.J. Stams & E. Dirks, W. Vleugelers & C. Schuengel (2001), De pedagogische taak<br />

<strong>van</strong> de sportvereniging. NOC*NSF, Arnhem.<br />

• Bloem, J. & P. Moget (2002), De psychosociale waarde <strong>van</strong> vechtkunstbeoefening. Feit of fictie?<br />

D.A.T. Movement Groningen.<br />

• Boeije, H. (2006), Analyseren in kwalitatief onderzoek. Denken en doen. Boom Onderwijs, Den<br />

Haag.<br />

• Breedveld, K. (2003), ‘Sport en bewegen’. In: E. Zeijl (red.), Rapportage Jeugd 2002 (p. 39-59).<br />

SCP, Den Haag.<br />

• Broek, A. <strong>van</strong> den & A. Tiessen-Raaphorst (2010), ‘Sport, Cultuur en Sociale Cohesie’. In:<br />

F. Kemper (red.). Samenspel. Studies over etniciteit, integratie en sport. (p. 25-49). Nederlands<br />

Instituut voor Sport en Bewegen (NISB), Bennekom.<br />

• Coakley, J.J. (2006), Sport in society: issues and controver sies. 6 th ed. [1st. 1978]. Mosby, St.<br />

Louis.<br />

• Columbus, P.J. & D. Rice (1998), ‘Phenomenological meanings of martial arts participa-<br />

tion’. In: Journal of Sport Behaviour, 21/1: 16-30.<br />

• Dool, R. <strong>van</strong> den, A. Elling & R. Hoekman (2009), Sportersmonitor 2008. Een beschrijving<br />

<strong>van</strong> actuele sportissues. W.J.H. Mulier Instituut/Arko Sports Media, Den Bosch/Nieuwegein.<br />

• Elling, A. (2002), Ze zijn er (niet) voor gebouwd. In- en uitsluiting in de sport naar sekse en etni-<br />

citeit. W.J.H. Mulier Instituut/Arko Sports Media, Den Bosch/Nieuwegein.<br />

• Elling, A. & J. Klerken (2002), Sport en het bevorderen <strong>van</strong> een gezondere leefstijl onder (kans-<br />

arme) jongeren. W.J.H. Mulier Instituut, Den Bosch.<br />

• Elling, A. (2007), Het voordeel <strong>van</strong> thuis spelen. Sociale betekenissen en in- en uitsluitingsproces-<br />

sen in sportloopbanen. W.J.H. Mulier Instituut/Arko Sports Media, Den Bosch/Nieuwegein.<br />

• Endresen, I.M. & D. Olweus (2005), ‘Participation in power sports and anti-social involve-<br />

ment in preadolescent and adolescent boys’. In: Journal of Child Psychology and Psychiatry,<br />

46/5: 468-478.<br />

• Frelier, M. & K. Breedveld (2010), Meedoen alle jeugd door Sport, 2-meting 2009. W.J.H. Mulier<br />

Instituut, Den Bosch.<br />

• Gratton, C. & I. Jones (2004), Research methods for sport studies. Routledge, Londen.<br />

• JiB (2001a), CHESS- het handboek. In 7 stappen naar betere jeugdsportplannen. Edu’Actief,<br />

Meppel.<br />

• JiB (2001b), Handboek lokaal jeugdsportbeleid. Deel 5: Sociale integratie. Edu’Actief, Meppel.<br />

• Kalmthout, J. <strong>van</strong>, M. de Jong, J. Lucassen (2009), Verenigingsmonitor 2008: de stand <strong>van</strong> zaken<br />

bij sportverenigingen. W.J.H. Mulier Instituut/Arko Sports Media, Den Bosch/Nieuwegein.<br />

• Kamphuis, C. & R. <strong>van</strong> den Dool (2008), ‘Sportdeelname’. In: K. Breedveld, C. Kamphuis,<br />

A. Tiessen-Raaphorst (red.), Rapportage sport 2008 (p. 74-101). SCP/W.J.H. Mulier Instituut,<br />

Den Haag/Den Bosch.<br />

124 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


• Kemper, F. (red.)(2010), Samenspel. Studies over etniciteit, integratie en sport. Nederlands<br />

Instituut voor Sport en Bewegen (NISB), Bennekom.<br />

• Kreager, D.A. (2007), ‘Unnecessary roughness? School sports, peer networks and male vio-<br />

lence’. In: American Sociological Review, 72/5: 705-724.<br />

• Lagendijk, E. (1991), ‘De zwarte band <strong>van</strong> etnische minderheden’. In: Vrijetijd en samenle-<br />

ving 9/2: 45-62.<br />

• Lakes, K.D. & W.T. Hoyt (2004), ‘Promoting self-regulation through school-based martial<br />

arts training’. In: Applied developmental psychology, 25, 283-302.<br />

• Lawler, J. (2002), PUNCH! Why Women Participate in Violent Sports. Wish Publishing, Terre Haute.<br />

• McNulty Eitle, T. & D.J. Eitle (2002), ‘Race, cultural capital and the educational effects of<br />

participation in sports’. In: Sociology of Education, 75/2: 123-146.<br />

• Ministerie <strong>van</strong> VWS (2006), Programma Meedoen allochtone jeugd door sport 2006-2010. Den Haag.<br />

• Morris, L., J. Sallybanks, K. Wilis & T. Makkai (2003), ‘Sport, physical activity and anti-<br />

social behaviour’. In: Trends & Issues in Crime and Criminal Justice (Australia Institute of<br />

Criminology) 249: 1-6.<br />

• Nichols, G. & T. Crow (2004), ‘Measuring the impact of crime reduction interventions<br />

involving sports activities for young people’. In: The Howard Journal, 43/3: 267-283.<br />

• Romijn, D. & A. Elling (2009), Een prachtige tweede plaats. Een studie naar de stand <strong>van</strong> zaken<br />

<strong>van</strong> het meisjes- en vrouwenvoetbal in Nederlandse amateurvoetbalverenigingen. Niet gepubli-<br />

ceerd. W.J.H. Mulier Instituut, Den Bosch.<br />

• Rutten, E.A. (2007), Education through organized youth sport. Universiteit Utrecht, Utrecht.<br />

Dissertatie.<br />

• Sands, R. (2002), Sport Ethnography. Human Kinetics, Leeds.<br />

• Sleijfer, J.A. (2005), ‘Vechtsport maakt jongens wel/niet agressief’. In: Lichamelijke Opvoe-<br />

ding, 14 (december 2005), 32-35.<br />

• Theeboom, M. (2001a), Vechtsporten en kinderen. Waarden en Normen in de sport deel II. Publi-<br />

catie NOC*NSF, nr. 523.<br />

• Theeboom, M. (2001b), ‘Martial arts and children’. In: J. Steenbergen, P. De Knop &<br />

A. Elling (red.), Values and norms in sport. Critical reflections on the position and meanings of<br />

sport in society. Meyer & Meyer Sport, Oxford, p. 337-353.<br />

• Theeboom, M. (2002), ‘Vechtsporten. Leren vechten of…leren niet vechten?’ In: Justitiële<br />

verkenningen. 28/3: 72-83.<br />

• Trulson, M.E. (1986), ‘Martial arts training: A novel ‘cure’ for juvenile delinquency’. In:<br />

Human Relations, 39: 1131-1140.<br />

• Twemlow, S.W. & F.C. Sacco (1998), ‘The application of traditional martial arts practices<br />

and theory to the treatment of violent adolescents’. In: Adolescence, 33/131: 505-519.<br />

• Twemlow, S.W., B.K. Biggs, T.D. Nelson, E.M. Vernberg & P. Fonagy (2008), ‘Effects of par-<br />

ticipation in a martial arts-based antibullying program in elementary schools’. In: Psycho-<br />

logy in the school, 45/10: 947-959.<br />

lIteratuur<br />

125


126<br />

• Verweel, P. (2010), ‘Sport maakt verschil’. In: F. Kemper (red.), Samenspel. Studies over etni-<br />

citeit, integratie en sport (p. 299-313). Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB),<br />

Bennekom.<br />

• Verweel, P., J. Janssens & C. Roques (2005), ‘Kleurrijke zuilen. Over de ontwikkeling <strong>van</strong><br />

sociaal kapitaal door allochtonen in eigen en gemengde clubs’. In: Vrijetijdstudies, 23/4: 7-21.<br />

• Viering, P. (2007), ‘Ringfighter vecht in court’. In: Metro, 29 maart 2007, p. 13.<br />

• Weiser, M., I. Kutz, S. Jocobson-Kutz & D. Weiser (1995), ‘Psychotherapeutic aspects of the<br />

martial arts’. In: American Journal of Psychotherapy, 49/1: 118-127.<br />

• Zivin, G., N.R. Hassan, G.F. DePaula, D.A. Monti, C. Harlan, K.D. Hossain & K. Patterson<br />

(2001), ‘An effective approach to violence prevention: Traditional martial arts in middle<br />

school’. In: Adolescence, 36/143: 443-459.


Bijlage I:<br />

Vragenlijst <strong>vechtsport</strong>ers<br />

Beste jongens en meiden,<br />

Deze vragenlijst hoort bij een groot onderzoek naar <strong>vechtsport</strong> dat wij doen bij verschillende<br />

<strong>vechtsport</strong>scholen in Nederland. Wanneer je tussen de 12 en 18 jaar bent, willen we je vragen<br />

om deze vragenlijst in te vullen.<br />

De vragen gaan over jezelf en over jouw ervaringen met <strong>vechtsport</strong>. Bij de meeste antwoorden<br />

moet je het juiste antwoordvakje aankruisen. Bij sommige vragen moet je zelf iets invullen.<br />

Je mag steeds één antwoord per vraag aankruisen.<br />

Het invullen duurt ongeveer 10-15 minuten. Lees de vraag eerst goed door en vul daarna het<br />

antwoord in.<br />

Alvast bedankt voor jullie medewerking!<br />

VOORBEELDVRAAG (DUS NIET INVULLEN!)<br />

Kruis aan hoeverre je het eens bent met de volgende uitspraken:<br />

Ik vind <strong>vechtsport</strong>…<br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet<br />

de leukste sport die er bestaat. q q q q q<br />

Wanneer je het hier helemaal mee eens bent, dan zet je een kruisje je het vierde vakje. Dan ziet<br />

het er zo uit:<br />

Ik vind <strong>vechtsport</strong>…<br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet<br />

de leukste sport die er bestaat. q q q q q<br />

Alleen wanneer je het niet goed weet of je het nu eens of oneens bent, kruis je het vijfde vakje<br />

onder ‘weet niet’ aan. Wanneer je per ongeluk een verkeerd antwoord aangekruist hebt, kun je<br />

dit verbeteren door het vierkantje zwart te maken en het juiste vakje aan te kruisen:<br />

Ik vind <strong>vechtsport</strong>…<br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet<br />

de leukste sport die er bestaat. q q q q q<br />

BIjlage I: vragenlIjst <strong>vechtsport</strong>ers<br />

127


1. Wat is je geboortedatum?<br />

Bijvoorbeeld 28 juni 1990 is 28-06-1990<br />

2. Ben je een jongen of een meisje? q jongen q meisje<br />

3. Wat is je postcode?<br />

4. In welk land is je vader geboren?<br />

q Nederland<br />

q Marokko<br />

q Turkije<br />

q Suriname<br />

q Anders, nl:<br />

5. In welk land is je moeder geboren?<br />

q Nederland<br />

q Marokko<br />

q Turkije<br />

q Suriname<br />

q Anders, nl:<br />

6. Ik voel mezelf:<br />

q Nederlander q Marokkaan<br />

q Marokkaanse Nederlander q Turk<br />

q Turkse Nederlander q Surinamer<br />

q Surinaamse Nederlander q Anders, nl:<br />

7. Wat is de hoogste opleiding die je doet/hebt gedaan?<br />

q Vmbo, richting q Mbo<br />

q Havo q Hbo<br />

q Vwo q Universiteit<br />

q Anders, nl:<br />

128 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


8. Welke <strong>vechtsport</strong> beoefen je (het meest) bij deze sportschool?<br />

q Taekwondo q Judo<br />

q Karate q Worstelen<br />

q Thai/kickboksen q Aikido<br />

q Gewichtheffen q Boksen<br />

q Anders, nl:<br />

9. Hoe lang beoefen je deze sport al?<br />

q minder dan 1 jaar<br />

q 1-2 jaar<br />

q 3-5 jaar<br />

q langer dan 5 jaar<br />

10. Hoe vaak kom je naar de vereniging om te sporten?<br />

q minder dan 1 keer per week<br />

q 1 keer in de week<br />

q 2 keer in de week<br />

q 3 keer of vaker<br />

11. Doe je ook aan wedstrijden in <strong>vechtsport</strong>? q Ja q Nee<br />

12. Beoefen je nog een andere sport? q Nee q Ja, nl:<br />

Wanneer je meerdere andere sporten doet, noem dan alleen de sport die je het meest doet.<br />

13. Doe je dat bij een vereniging? q Ja q Nee<br />

14. Hoe lang beoefen je deze sport al?<br />

q minder dan een jaar<br />

q 1-2 jaar<br />

q 3-5 jaar<br />

q langer dan 5 jaar<br />

BIjlage I: vragenlIjst <strong>vechtsport</strong>ers<br />

129


15. Kruis aan in hoeverre je het met de volgende uitspraken eens bent over waarom je deze<br />

sport beoefent.<br />

Ik doe deze sport omdat…<br />

130 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong><br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Neutraal/<br />

Weet niet<br />

ik me wil leren verdedigen. q q q q q<br />

ik graag wedstrijden wil<br />

winnen.<br />

ik sterker en gespierder wil<br />

worden.<br />

een vriendje/vriendinnetje bij<br />

deze sport zit.<br />

ik nieuwe vrienden wil<br />

maken.<br />

het gezond is voor m’n<br />

lichaam.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

ik het leuk vind. q q q q q<br />

ik (beter) wil leren vechten. q q q q q<br />

ik me hierin helemaal kan<br />

uitleven.<br />

ik hier (later) graag geld mee<br />

wil verdienen<br />

het moet <strong>van</strong> mijn ouders/<br />

verzorgers<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

anders, nl: q q q q q


16. Kruis aan in hoeverre je het eens bent met de volgende uitspraken over de invloed <strong>van</strong><br />

<strong>vechtsport</strong> op jou.<br />

Door het beoefenen <strong>van</strong> deze<br />

sport…<br />

krijg ik respect <strong>van</strong> andere<br />

sporters.<br />

krijg ik respect <strong>van</strong> mijn<br />

ouders en familie.<br />

krijg ik respect <strong>van</strong> vrienden<br />

en klasgenootjes.<br />

denken anderen dat ik agressief<br />

ben.<br />

heb ik meer respect gekregen<br />

voor mensen die anders zijn<br />

dan ik<br />

heb ik sporters <strong>van</strong> andere<br />

culturen ontmoet.<br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Neutraal/<br />

Weet niet<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

voel ik me minder vaak boos q q q q q<br />

ben ik rustiger geworden. q q q q q<br />

voel ik mij veiliger op straat. q q q q q<br />

voel ik mij veiliger op school. q q q q q<br />

laat ik me minder makkelijk<br />

uitdagen.<br />

q q q q q<br />

vecht ik vaker op straat. q q q q q<br />

voel ik me prettiger dan<br />

daarvoor.<br />

heb ik meer discipline<br />

gekregen.<br />

heb ik meer zelfvertrouwen<br />

gekregen.<br />

leer ik respect te hebben voor<br />

iedereen in de sport, ook als<br />

ze niet zo goed zijn.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

BIjlage I: vragenlIjst <strong>vechtsport</strong>ers<br />

131


17. Geef aan in hoeverre je het eens bent met de volgende uitspraken over de trainer.<br />

De trainer…<br />

132 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong><br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Neutraal/<br />

Weet niet<br />

is erg goed in zijn sport. q q q q q<br />

vindt goed presteren erg<br />

belangrijk.<br />

q q q q q<br />

behandelt iedereen gelijk. q q q q q<br />

is erg streng. q q q q q<br />

is erg betrokken bij de<br />

sporters.<br />

q q q q q<br />

stelt duidelijke regels. q q q q q<br />

luistert naar onze mening. q q q q q<br />

verbiedt het gebruik <strong>van</strong><br />

<strong>vechtsport</strong>technieken buiten<br />

de sportschool (‘op straat’).<br />

geeft straf wanneer sporters<br />

zich niet aan de regels<br />

houden.<br />

vindt samenwerken belangrijk.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

wil dat iedereen op tijd komt. q q q q q<br />

is geïnteresseerd in mij als<br />

persoon.<br />

accepteert geen tegenspraak.<br />

q q q q q<br />

q q q q q


18. Geef aan in hoeverre je het eens bent met de volgende uitspraken over mensen in jouw<br />

omgeving.<br />

Ik vertrouw andere mensen<br />

niet snel.<br />

Met mijn ouders/verzorgers<br />

kan ik goed over persoonlijke<br />

problemen praten.<br />

Met mijn vrienden kan ik goed<br />

over persoonlijke problemen<br />

praten.<br />

Met de trainer kan ik goed<br />

over persoonlijke problemen<br />

praten.<br />

Met andere sporters <strong>van</strong> de<br />

club kan ik goed over persoonlijke<br />

problemen praten.<br />

Mijn ouders/verzorgers zijn<br />

erg belangrijk voor me.<br />

Mijn vrienden zijn erg belangrijk<br />

voor me.<br />

Mijn trainer is erg belangrijk<br />

voor me<br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Neutraal/<br />

Weet niet<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

BIjlage I: vragenlIjst <strong>vechtsport</strong>ers<br />

133


19. Geef aan in hoeverre je het eens bent met de volgende uitspraken over jezelf.<br />

Ik ben tevreden over mijn<br />

sportieve vaardigheden.<br />

Ik heb in deze sportgroep<br />

weinig vrienden of vriendinnen.<br />

Ik ben populair bij leeftijdsgenoten.<br />

Ik ben tevreden over hoe ik<br />

eruit zie.<br />

Ik heb binnen deze sportgroep<br />

vrienden <strong>van</strong> verschillende<br />

culturen.<br />

Ik heb buiten deze sportgroep<br />

vrienden <strong>van</strong> verschillende<br />

culturen.<br />

Ik ben sterk vergeleken<br />

met leeftijdsgenoten <strong>van</strong><br />

hetzelfde geslacht.<br />

Ik ben snel vergeleken met<br />

leeftijdsgenoten <strong>van</strong> hetzelfde<br />

geslacht.<br />

De meeste mensen vinden mij<br />

aardig.<br />

Ik ben goed in sport vergeleken<br />

met leeftijdsgenoten <strong>van</strong><br />

hetzelfde geslacht.<br />

Ik ben tevreden over mezelf<br />

als persoon.<br />

Ik ben snel boos of<br />

geïrriteerd.<br />

Ik ben tevreden met mijn<br />

leven.<br />

Ik vind het leuk om ruzie uit<br />

te lokken.<br />

Ik vind het leuk als anderen<br />

tegen mij op kijken.<br />

Als ik ergens boos over ben,<br />

ga ik het liefst sporten<br />

134 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong><br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Neutraal/<br />

Weet niet<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q


20. Geef aan in hoeverre je het eens bent met de volgende uitspraken over wat je doet.<br />

Ik gedraag me meestal zoals<br />

het hoort.<br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Neutraal/<br />

Weet niet<br />

q q q q q<br />

Ik help mijn vrienden regelmatig. q q q q q<br />

Ik heb wel eens vrijwilligerswerk<br />

gedaan.<br />

q q q q q<br />

Ik verniel wel eens dingen. q q q q q<br />

Ik kom altijd op tijd op<br />

afspraken.<br />

Ik houd altijd rekening met<br />

anderen.<br />

Ik ben wel eens betrokken bij<br />

vechtpartijen.<br />

Ik heb wel eens dingen<br />

gestolen.<br />

Ik doe mijn best op school en/<br />

of op mijn werk.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

Ik bedreig anderen wel eens. q q q q q<br />

Ik ben vaak op straat met m’n<br />

vrienden.<br />

q q q q q<br />

Ik heb vaak ruzie op school/straat. q q q q q<br />

BIjlage I: vragenlIjst <strong>vechtsport</strong>ers<br />

135


21. Geef aan in hoeverre je het eens bent met de volgende algemene uitspraken<br />

Mijn vrienden en klasgenootjes<br />

vinden het stom dat ik<br />

deze sport doe.<br />

Mijn ouders en familie vinden<br />

het stom dat ik deze sport doe.<br />

Mijn ouders zijn erg betrokken<br />

bij mijn sport.<br />

Als je wordt aangevallen, mag<br />

je geweld gebruiken om je te<br />

verdedigen.<br />

Als iemand je uitscheldt, mag<br />

je geweld gebruiken om je te<br />

verdedigen.<br />

Ik vind het goed dat meisjes<br />

en jongens evenveel mogen/<br />

gelijke rechten hebben.<br />

136 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong><br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Neutraal/<br />

Weet niet<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

Ik keur homoseksualiteit af. q q q q q<br />

Veel allochtone Nederlanders<br />

passen zich onvoldoende aan.<br />

Het maakt mij niet uit hoe<br />

iemand eruit ziet.<br />

Als mijn beste vriend(in) zou<br />

vertellen dat hij/zij homoseksueel<br />

is, zou ik meteen de<br />

vriendschap verbreken.<br />

Ik vind dat je moet trouwen<br />

met iemand <strong>van</strong> hetzelfde<br />

geloof.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

Dit is het einde <strong>van</strong> de vragenlijst. Dank je wel voor je medewerking!<br />

Opmerkingen:


Bijlage II:<br />

Vragenlijst middelbare scholieren<br />

Onderzoek ‘Sport en Maatschappij’<br />

Beste jongens en meiden,<br />

Deze vragenlijst hoort bij een groot onderzoek naar de betekenis <strong>van</strong> sport dat wij op verschil-<br />

lende scholen in Nederland uitvoeren. De vragen gaan over jezelf en over jouw ervaringen met<br />

sport. Ook als je niet aan sport doet, willen we graag dat je een aantal vragen beantwoordt.<br />

• Je mag steeds één antwoord per vraag aankruisen.<br />

• Bij sommige vragen moet je zelf iets invullen.<br />

• Lees de vraag eerst goed door en vul daarna het antwoord in.<br />

• Alleen wanneer je het echt niet weet of wanneer de vraag niet op jou <strong>van</strong> toepassing is,<br />

kruis je het vijfde vakje onder ‘weet niet/niet <strong>van</strong> toepassing’ aan.<br />

• Wanneer je per ongeluk een verkeerd antwoord aangekruist hebt, kun je dit verbeteren<br />

door het vierkantje zwart te maken en het juiste vakje aan te kruisen.<br />

VOORBEELDVRAAG (DUS NIET INVULLEN!)<br />

Kruis aan hoeverre je het eens bent met de volgende uitspraken:<br />

Ik vind <strong>vechtsport</strong>…<br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet /<br />

n.v.t.<br />

de leukste sport die er bestaat. q q q q q<br />

Wanneer je het hier helemaal mee eens bent, dan zet je een kruisje je het vierde vakje. Dan ziet<br />

het er zo uit:<br />

Ik vind <strong>vechtsport</strong>…<br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet /<br />

n.v.t.<br />

de leukste sport die er bestaat. q q q q q<br />

Alvast bedankt voor jullie medewerking!<br />

BIjlage II: vragenlIjst mIddelBare scholIeren<br />

137


1. Wat is je geboortedatum?<br />

Bijvoorbeeld 28 juni 1990 is 28-06-1990<br />

2. Ben je een jongen of een meisje? q jongen q meisje<br />

3. Wat is je postcode?<br />

4. In welk land is je vader geboren?<br />

q Nederland<br />

q Marokko<br />

q Turkije<br />

q Suriname<br />

q Anders, nl:<br />

5. In welk land is je moeder geboren?<br />

q Nederland<br />

q Marokko<br />

q Turkije<br />

q Suriname<br />

q Anders, nl:<br />

6. Ik voel mezelf:<br />

q Nederlander q Marokkaan<br />

q Marokkaanse Nederlander q Turk<br />

q Turkse Nederlander q Surinamer<br />

q Surinaamse Nederlander q Anders, nl:<br />

7. Welke opleiding volg je?<br />

q Vmbo q Combi vmbo/havo<br />

q Havo q Combi havo/vwo<br />

q Vwo q Combi vmbo/havo/vwo<br />

q Anders, nl:<br />

8. Welke sport beoefen je het meest?<br />

q Ik beoefen geen sport, ga door naar vraag 13.<br />

Vul hier jouw belangrijkste sport in (die je het langst of meest doet). Onthoud dat de rest <strong>van</strong> de vragen<br />

zullen gaan over de sport die voor jou het belangrijkst is, dus de sport die je bij Sport 1 hebt ingevuld!<br />

138 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Naam sport 1:<br />

Hoe lang beoefen je deze<br />

sport al?<br />

Minder<br />

dan 1 jaar<br />

1 tot 2<br />

jaar<br />

2 jaar of<br />

langer<br />

Minder<br />

dan 1<br />

keer<br />

Hoe vaak per week doe je<br />

deze sport?<br />

1 keer 2 keer<br />

3 keer<br />

of<br />

meer<br />

Doe je deze sport bij een<br />

sportvereniging?<br />

Ja Nee<br />

q q q q q q q q q<br />

9. Welke sport beoefen je daarna het meest? Wanneer je maar één sport doet, ga door naar<br />

vraag 10.<br />

Naam sport 2:<br />

Hoe lang beoefen je deze sport<br />

al?<br />

Minder<br />

dan 1 jaar<br />

1 tot 2<br />

jaar<br />

2 jaar of<br />

langer<br />

Hoe vaak per week doe je deze<br />

sport?<br />

Minder<br />

dan 1<br />

keer<br />

1 keer 2 keer<br />

3 keer<br />

of<br />

meer<br />

Doe je deze sport bij een<br />

sportvereniging?<br />

Ja Nee<br />

q q q q q q q q q<br />

xxxx<br />

139


10. In hoeverre ben je het met de volgende uitspraken eens of oneens over de reden waarom je<br />

aan je belangrijkste sport doet.<br />

Ik doe aan sport omdat…<br />

ik graag wedstrijden wil<br />

winnen.<br />

ik meer zelfvertrouwen wil<br />

krijgen.<br />

ik me hierin helemaal kan<br />

uitleven.<br />

ik sterker en gespierder wil<br />

worden.<br />

een vriendje/vriendinnetje bij<br />

de sport zit.<br />

ik nieuwe vrienden wil<br />

maken.<br />

het gezond is voor mijn<br />

lichaam.<br />

140 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong><br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet /<br />

n.v.t.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

ik het leuk vind. q q q q q<br />

ik wil afvallen. q q q q q<br />

ik het stoer vind. q q q q q<br />

ik hier (later) graag geld mee<br />

wil verdienen.<br />

het moet <strong>van</strong> mijn ouders/<br />

verzorgers.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

anders, nl. q q q q q


11. De volgende uitspraken gaan over welke invloed jouw belangrijkste sport op jou heeft.<br />

Door het beoefenen <strong>van</strong><br />

sport…<br />

krijg ik respect <strong>van</strong> andere<br />

sporters.<br />

krijg ik respect <strong>van</strong> mijn<br />

ouders en familie.<br />

krijg ik respect <strong>van</strong> vrienden<br />

en klasgenootjes.<br />

denken anderen dat ik agressief<br />

ben.<br />

heb ik meer discipline<br />

gekregen.<br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet /<br />

n.v.t.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

voel ik me minder vaak boos. q q q q q<br />

heb ik meer respect gekregen<br />

voor mensen die anders zijn<br />

dan ik.<br />

heb ik sporters <strong>van</strong> andere<br />

culturen ontmoet.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

voel ik me veiliger op school. q q q q q<br />

voel ik me prettiger dan voor<br />

ik deze sport deed.<br />

q q q q q<br />

vecht ik vaker op straat. q q q q q<br />

heb ik meer zelfvertrouwen<br />

gekregen.<br />

q q q q q<br />

voel ik me veiliger op straat. q q q q q<br />

leer ik respect te hebben voor<br />

iedereen in de sport, ook als<br />

ze niet zo goed zijn.<br />

q q q q q<br />

ben ik rustiger geworden. q q q q q<br />

BIjlage II: vragenlIjst mIddelBare scholIeren<br />

141


142 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


12. De volgende uitspraken gaan over de trainer <strong>van</strong> jouw belangrijkste sport. Als je geen trai-<br />

ner hebt, kruis dan ‘niet <strong>van</strong> toepassing’ aan.<br />

De trainer…<br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet /<br />

n.v.t.<br />

is erg goed in zijn sport. q q q q q<br />

vindt goed presteren erg<br />

belangrijk.<br />

q q q q q<br />

behandelt iedereen gelijk. q q q q q<br />

is erg streng. q q q q q<br />

is erg betrokken bij de<br />

sporters.<br />

q q q q q<br />

stelt duidelijke regels. q q q q q<br />

luistert naar onze mening. q q q q q<br />

geeft straf wanneer sporters<br />

zich niet aan de regels<br />

houden.<br />

vindt samenwerken belangrijk.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

wil dat iedereen op tijd komt. q q q q q<br />

is geïnteresseerd in mij als<br />

persoon.<br />

accepteert geen tegenspraak.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

BIjlage II: vragenlIjst mIddelBare scholIeren<br />

143


13. De volgende uitspraken gaan over de mensen in jouw omgeving.<br />

Ik vertrouw andere mensen<br />

niet snel.<br />

Met mijn ouders/verzorgers<br />

kan ik goed over persoonlijke<br />

problemen praten.<br />

Met mijn vrienden kan ik goed<br />

over persoonlijke problemen<br />

praten.<br />

Met anderen waar ik samen<br />

mee sport kan ik goed over<br />

persoonlijke problemen<br />

praten.<br />

Mijn ouders/verzorgers zijn<br />

erg belangrijk voor me.<br />

Mijn vrienden zijn erg belangrijk<br />

voor me.<br />

Mijn medesporters zijn erg<br />

belangrijk voor me.<br />

144 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong><br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet /<br />

n.v.t.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q


14. De volgende uitspraken gaan over jezelf.<br />

Ik ben tevreden over mijn<br />

sportieve vaardigheden.<br />

Ik heb weinig vrienden of<br />

vriendinnen.<br />

Ik ben populair bij leeftijdsgenoten.<br />

Ik ben tevreden over hoe ik<br />

eruit zie.<br />

Ik heb vrienden uit verschillende<br />

culturen.<br />

Ik ben sterk vergeleken<br />

met leeftijdsgenoten <strong>van</strong><br />

hetzelfde geslacht.<br />

Ik ben snel vergeleken met<br />

leeftijdsgenoten <strong>van</strong> hetzelfde<br />

geslacht.<br />

De meeste mensen vinden mij<br />

aardig.<br />

Ik ben goed in sport vergeleken<br />

met leeftijdsgenoten <strong>van</strong><br />

hetzelfde geslacht.<br />

Ik ben tevreden over mezelf<br />

als persoon.<br />

Ik ben snel boos of geïrriteerd.<br />

Ik ben tevreden met mijn<br />

leven.<br />

Ik vind het leuk om ruzie uit<br />

te lokken.<br />

Ik vind het leuk als anderen<br />

tegen mij op kijken.<br />

Als ik ergens boos over ben,<br />

ga ik het liefst sporten.<br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet /<br />

n.v.t.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

Ik voel mezelf gelukkig. q q q q q<br />

Ik krijg vaak te maken met<br />

discriminatie.<br />

q q q q q<br />

BIjlage II: vragenlIjst mIddelBare scholIeren<br />

145


15. De volgende uitspraken gaan over wat je doet.<br />

Ik gedraag me meestal zoals<br />

het hoort.<br />

Ik help mijn vrienden regelmatig.<br />

Ik heb wel eens vrijwilligerswerk<br />

gedaan.<br />

146 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong><br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet /<br />

n.v.t.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

Ik verniel wel eens dingen. q q q q q<br />

Ik kom altijd op tijd op<br />

afspraken.<br />

Ik houd altijd rekening met<br />

anderen.<br />

Ik ben wel eens betrokken bij<br />

vechtpartijen.<br />

Ik heb wel eens dingen<br />

gestolen.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

Ik doe mijn best op school. q q q q q<br />

Ik bedreig anderen wel eens. q q q q q<br />

Ik ben vaak op straat met m’n<br />

vrienden.<br />

Ik heb vaak ruzie op school/<br />

straat.<br />

q q q q q<br />

q q q q q


16. De volgende uitspraken gaan over jouw ideeën en meningen.<br />

Mijn vrienden en klasgenootjes<br />

vinden het stom dat ik aan<br />

sport doe.<br />

Mijn ouders en familie vinden<br />

het stom dat ik aan sport doe.<br />

Mijn ouders zijn erg betrokken<br />

bij mijn sport.<br />

Als je wordt aangevallen, mag<br />

je geweld gebruiken om je te<br />

verdedigen.<br />

Als iemand je uitscheldt, mag<br />

je geweld gebruiken om je te<br />

verdedigen.<br />

Ik vind het goed dat meisjes<br />

en jongens evenveel mogen/<br />

gelijke rechten hebben.<br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet /<br />

n.v.t.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

Ik keur homoseksualiteit af. q q q q q<br />

Veel allochtone Nederlanders<br />

passen zich onvoldoende aan.<br />

Het maakt mij niet uit hoe<br />

iemand eruit ziet.<br />

Als mijn beste vriend(in) zou<br />

vertellen dat hij/zij homoseksueel<br />

is, zou ik meteen de<br />

vriendschap verbreken.<br />

Ik vind dat je moet trouwen<br />

met iemand <strong>van</strong> hetzelfde<br />

geloof.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

Dit is het einde <strong>van</strong> de vragenlijst. Dank je wel voor je medewerking!<br />

Opmerkingen:<br />

BIjlage II: vragenlIjst mIddelBare scholIeren<br />

147


148 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Bijlage III: Vragenlijst trainers<br />

(via internet)<br />

Wanneer u deze mail ont<strong>van</strong>gt en geen trainer bent, kunt u deze mail dan a.u.b. doorsturen<br />

naar één of meerdere ‘Tijd voor Vechtsport’-trainer(s)?<br />

Beste trainer,<br />

In opdracht <strong>van</strong> de KNKF voert het W.J.H. Mulier Instituut een onderzoek uit naar de betekenis<br />

<strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong> in Nederland. Het onderzoek vindt plaats in het kader <strong>van</strong> het programma ‘Tijd<br />

voor Vechtsport’. We willen u vragen om hiervoor een vragenlijst in te vullen.<br />

De vragen gaan over uw eigen achtergrond met <strong>vechtsport</strong> en uw visie op en ervaringen met<br />

training geven aan jonge <strong>vechtsport</strong>ers (<strong>van</strong> 12-23 jaar). De gegevens zullen anoniem verwerkt<br />

worden. Mogelijk hebt u in 2008 of 2009 al een (papieren) vragenlijst in het kader <strong>van</strong> dit onderzoek<br />

ingevuld. Toch verzoeken wij u ook deze vragenlijst in te vullen, omdat de vragenlijst op<br />

enkele plaatsen is aangepast en u nu mogelijk anders tegen bepaalde zaken aankijkt.<br />

Het invullen duurt maximaal 10 minuten. Lees steeds eerst de vraag goed door en vul daarna<br />

het antwoord in.<br />

Alvast hartelijk dank voor uw medewerking!<br />

W.J.H. Mulier Instituut, centrum voor sociaalwetenschappelijk sportonderzoek<br />

Agnes Elling<br />

Ester Wisse<br />

KNKF, Tijd voor Vechtsport<br />

Arien Bosch<br />

Milan Somers<br />

BIjlage III: vragenlIjst traIners (vIa Internet)<br />

149


Heeft u een sporttechnische opleiding genoten?<br />

q Ja, namelijk (graag alleen hoogst voltooide noemen):<br />

q Nee<br />

Welke opleiding(en) heeft u gevolgd binnen ‘Tijd voor Vechtsport’?<br />

Meerdere antwoorden mogelijk<br />

q Verzorgen en begeleiden <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>lessen<br />

q Traject 1, Pedagogisch en didactisch verantwoord <strong>vechtsport</strong>onderwijs voor allochtone jongeren<br />

q Traject 2, Docent Weerbaarheid en Agressieregulatie (DWA)<br />

q Traject 3, Zelfontwikkeling <strong>van</strong> de <strong>vechtsport</strong>docent in het kader <strong>van</strong> het sport-zorgproject<br />

q Geen<br />

In welke sport geeft u (het meest) les in het kader <strong>van</strong> ‘Tijd voor Vechtsport’?<br />

q Taekwondo q Judo<br />

q Karate q Worstelen<br />

q Thai/kickboksen q Aikido<br />

q Boksen<br />

q Anders, nl:<br />

q Fitness<br />

Hoe lang heeft u deze sport zelf beoefend?<br />

q minder dan 1 jaar<br />

q 1-5 jaar<br />

q 5-10 jaar<br />

q langer dan 10 jaar<br />

Hoe lang bent u al trainer?<br />

q minder dan 1 jaar<br />

q 1-5 jaar<br />

q 5-10 jaar<br />

q langer dan 10 jaar<br />

Beoefent u de sport zelf nog op wedstrijdniveau?<br />

q ja<br />

q nee<br />

150 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Bij welk type traject <strong>van</strong> ‘Tijd voor Vechtsport’ bent u betrokken?<br />

Meerdere antwoorden mogelijk<br />

q participatie<br />

q preventie<br />

q zorg<br />

q weet ik niet<br />

Kruis aan in hoeverre u de volgende aspecten belangrijk vindt, op een schaal <strong>van</strong> 1 tot 10, waarbij<br />

1 staat voor niet of nauwelijks belangrijk en 10 voor heel erg belangrijk.<br />

Ik vind het belangrijk dat mijn sporters…<br />

Mate <strong>van</strong><br />

belang<br />

Weet niet<br />

plezier hebben in de sport. q<br />

mensen respecteren die anders zijn dan zij. q<br />

wedstrijden (gaan) draaien. q<br />

zich aan de regels houden. q<br />

altijd op tijd komen. q<br />

goede schoolprestaties leveren. q<br />

hun eigen mening kunnen geven. q<br />

discipline tonen. q<br />

meer zelfvertrouwen ontwikkelen. q<br />

weerbaarder worden. q<br />

sociaal vaardiger worden. q<br />

goede prestaties leveren in de sport. q<br />

de tegenstander respecteren. q<br />

leren samenwerken. q<br />

BIjlage III: vragenlIjst traIners (vIa Internet)<br />

151


Kruis aan in hoeverre u het eens bent met de volgende uitspraken over uw betrokkenheid bij<br />

uw sporters.<br />

Ik zie mezelf als ‘opvoeder’<br />

<strong>van</strong> mijn sporters.<br />

Ik ben erg betrokken bij mijn<br />

sporters, ook buiten het<br />

sporten om.<br />

Ik geef iedereen gelijke<br />

kansen.<br />

152 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong><br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

Ik stel duidelijke regels. q q q q q<br />

Ik behandel iedereen gelijk. q q q q q<br />

Als trainer ben ik streng. q q q q q<br />

Ik ben erg prestatiegericht q q q q q<br />

Ik probeer sporters bepaalde<br />

normen bij te brengen.<br />

Ik probeer sporters te helpen<br />

bij hun emotionele en sociale<br />

ontwikkeling.<br />

Ik accepteer geen tegenspraak<br />

<strong>van</strong> sporters.<br />

Ik accepteer niet dat sporters<br />

buiten de sportschool geweld<br />

gebruiken.<br />

Wanneer mijn sporters niet<br />

gedisciplineerd trainen,<br />

krijgen ze straf.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q


Kruis aan in hoeverre u het met de volgende uitspraken eens bent over de motieven <strong>van</strong> uw<br />

sporters.<br />

De sporters doen aan deze<br />

sport omdat…<br />

ze zich willen leren verdedigen.<br />

ze graag wedstrijden willen<br />

winnen.<br />

ze sterker en gespierder willen<br />

worden.<br />

een vriendje/vriendinnetje bij<br />

deze sport zit.<br />

ze nieuwe vrienden willen<br />

maken.<br />

het gezond is voor hun<br />

lichaam.<br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

ze het leuk vinden. q q q q q<br />

ze (beter) willen leren<br />

vechten.<br />

ze zich daarbij helemaal kunnen<br />

uitleven.<br />

ze graag geld willen verdienen<br />

met de sport.<br />

ze moeten <strong>van</strong> hun ouders/<br />

verzorgers.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

BIjlage III: vragenlIjst traIners (vIa Internet)<br />

153


Kruis aan in hoeverre u het eens bent met de volgende uitspraken over de invloed <strong>van</strong> vecht-<br />

sportbeoefening op uw sporters.<br />

Door het beoefenen <strong>van</strong> deze<br />

sport...<br />

krijgen ze respect <strong>van</strong> anderen<br />

(bijv. vrienden).<br />

denken buitenstaanders dat<br />

ze agressief zijn.<br />

hebben ze meer respect<br />

gekregen voor mensen die<br />

anders zijn dan zij.<br />

ontmoeten ze sporters <strong>van</strong><br />

andere culturen.<br />

voelen ze zich minder vaak<br />

boos.<br />

154 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong><br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

worden ze rustiger. q q q q q<br />

voelen ze zich veiliger op<br />

straat.<br />

laten ze zich minder makkelijk<br />

uitdagen.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

vechten ze vaker op straat. q q q q q<br />

voelen ze zich prettiger dan<br />

daarvoor.<br />

hebben ze meer discipline<br />

gekregen.<br />

krijgen ze meer zelfvertrouwen.<br />

presteren ze ook beter op<br />

school/werk.<br />

leren ze respect te hebben<br />

voor iedereen in de sport, ook<br />

als mensen niet zo goed zijn.<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q


Geef aan in hoeverre u het eens bent met de volgende uitspraken over uw sporters.<br />

Sommige sporters vertonen<br />

veel machogedrag.<br />

Ik stuur wel eens iemand<br />

weg, omdat hij/zij ontoelaatbaar<br />

gedrag vertoont.<br />

Sommige <strong>van</strong> mijn sporters<br />

vechten op school of op<br />

straat.<br />

Mijn sporters komen altijd<br />

op tijd.<br />

In de trainingen krijgen sommige<br />

sporters wel eens te<br />

maken met discriminatie.<br />

Tijdens wedstrijden krijgen<br />

sommige sporters wel eens te<br />

maken met discriminatie.<br />

Op de club is wel eens <strong>van</strong><br />

elkaar gestolen.<br />

Op de club is wel eens wat<br />

vernield door sporters.<br />

Sporters praten met mij ook<br />

over persoonlijke problemen.<br />

De meeste sporters vertrouwen<br />

mij.<br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

BIjlage III: vragenlIjst traIners (vIa Internet)<br />

155


Geef aan in hoeverre u het eens bent met de volgende uitspraken over de betrokkenheid <strong>van</strong> ouders.<br />

Ik heb goed contact met de<br />

ouders <strong>van</strong> mijn sporters.<br />

Ik vind betrokkenheid <strong>van</strong> de<br />

ouders erg belangrijk.<br />

Ouders vertrouwen mij als<br />

sporttrainer <strong>van</strong> hun kind(eren).<br />

De ouders <strong>van</strong> de sporters<br />

zijn erg betrokken bij de club.<br />

Het is makkelijk om het ver-<br />

trouwen <strong>van</strong> ouders te winnen.<br />

De meeste sporters hebben<br />

goed contact met hun ouders.<br />

156 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong><br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

[alleen diegenen die hebben aangekruist dat ze één of meerdere trainingen volgden]<br />

Geef aan in hoeverre u het eens bent met de volgende uitspraken over de gevolgde opleidingen<br />

in het kader <strong>van</strong> ‘Tijd voor Vechtsport’.<br />

Door het volgen <strong>van</strong> de ‘Tijd<br />

voor Vechtsport’-cursussen…<br />

heb ik meer oog voor de maatschappelijke<br />

opbrengsten <strong>van</strong><br />

<strong>vechtsport</strong>.<br />

probeer ik <strong>vechtsport</strong> meer in<br />

te zetten om jongeren maatschappelijk<br />

te begeleiden.<br />

zie ik meer rendement <strong>van</strong><br />

mijn trainingen als het gaat<br />

om agressieregulatie.<br />

zie ik meer rendement <strong>van</strong><br />

mijn trainingen als het gaat<br />

om weerbaarheid.<br />

Wat is uw leeftijd?<br />

jaar<br />

Wat is uw geslacht?<br />

q man q vrouw<br />

Helemaal niet<br />

mee eens<br />

Niet mee<br />

eens<br />

Mee eens<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Weet niet<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q<br />

q q q q q


Welke hoogste algemene opleiding heeft u gevolgd/volgt u?<br />

q Vmbo, richting<br />

q Havo<br />

q Vwo<br />

q Mbo<br />

q Hbo<br />

q Universiteit<br />

q Anders, namelijk:<br />

In welk land bent u geboren?<br />

q Nederland<br />

q Marokko<br />

q Turkije<br />

q Suriname<br />

q Anders, nl:<br />

In welk land zijn uw ouders geboren?<br />

Vader: Moeder:<br />

q Nederland q Nederland<br />

q Marokko q Marokko<br />

q Turkije q Turkije<br />

q Suriname q Suriname<br />

q Anders, nl: q Anders, nl:<br />

Ik voel mezelf:<br />

q Nederlander<br />

q Marokkaanse Nederlander<br />

q Turkse Nederlander<br />

q Surinaamse Nederlander<br />

q Marokkaan<br />

q Turk<br />

q Surinamer<br />

q Anders, nl:<br />

Dit is het einde <strong>van</strong> de vragenlijst. Dank u voor uw medewerking!<br />

BIjlage III: vragenlIjst traIners (vIa Internet)<br />

157


158 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>


Bijlage IV: Tabelbijlagen<br />

Tabel B2.1


Tabel B3


Tabel B4


Tabel B4


Tabel B5


Tabel B5


Tabel B6.1


Tabel B6.3


BIjlage Iv: taBelBIjlagen<br />

167


168 <strong>Beloften</strong> <strong>van</strong> <strong>vechtsport</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!