1 KLEIN-ig-HEDEN een projekt Ieder heeft zo zijn, soms ... - Origo
1 KLEIN-ig-HEDEN een projekt Ieder heeft zo zijn, soms ... - Origo
1 KLEIN-ig-HEDEN een projekt Ieder heeft zo zijn, soms ... - Origo
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong><br />
<strong>een</strong> <strong>projekt</strong><br />
<strong>Ieder</strong> <strong>heeft</strong> <strong>zo</strong> <strong>zijn</strong>, <strong>soms</strong> tijdelijke, stokpaardjes. Ik<br />
stel belang in het salesiaanse verleden gezien vanuit<br />
het heden, ofwel het heden van dat verleden. Zoals<br />
u zich herinnert schreef Henk Hendriks de historie<br />
van de eerste tien jaar van Leusden. De voorbereiding<br />
van de publikatie daarvan werd <strong>een</strong> <strong>projekt</strong> dat<br />
hopelijk dit jaar tot afronding zal komen. Hierbij<br />
presenteer ik het volgende Hendriks-<strong>projekt</strong>.<br />
Want hij <strong>heeft</strong> meer gedaan. Vor<strong>ig</strong> jaar liet hij mij<br />
zes schoolschriften zien waarin hij alle gedichten<br />
had overgeschreven die Jan Klein in <strong>zijn</strong> laatste<br />
levensjaar <strong>heeft</strong> gemaakt. Het gaat in totaal om<br />
1565 gedateerde en genummerde teksten, van de<br />
or<strong>ig</strong>inelen overgeschreven op 496 bladzijden. Voor<br />
wie het handschrift van Jan Klein kent is het<br />
duidelijk dat dit monnikenwerk is geweest.<br />
Om verschillende redenen ben ik geïnteresseerd in<br />
de gedichten van Jan Klein. Op de eerste plaats<br />
vind ik ze vaak heel mooi, vooral de liedteksten die<br />
we <strong>zo</strong> vaak ge<strong>zo</strong>ngen hebben. Ten tweede <strong>heeft</strong> hij<br />
mij als persoon altijd geïntr<strong>ig</strong>eerd, <strong>zo</strong>wel door <strong>zijn</strong><br />
levensstijl als door <strong>zijn</strong> opvattingen en visie. Maar<br />
nu ik zelf wat ouder wordt, wil ik ook graag weten<br />
hoe Jan <strong>zijn</strong> beginnende ouderdom <strong>heeft</strong> beleefd.<br />
En, sociaal als ik ben (!), dacht ik met<strong>een</strong> aan al die<br />
anderen voor wie Jan, in positieve of negatieve zin,<br />
iets <strong>heeft</strong> betekend. Dat werd dus, met toestemming<br />
van Henk, overtypen in de computer. Daarmee ben<br />
ik vanaf half mei 2001 de rest van dat jaar af en aan<br />
bez<strong>ig</strong> geweest, te beginnen met schrift nummer 6 en<br />
<strong>zo</strong> tot nummer 1. In het begin was dat in hoge mate<br />
"timmerwerk", wat me verleidde tot dit 'vers':<br />
Op Jan te slaan<br />
is mij <strong>een</strong> waar genoegen;<br />
Jan op te slaan:<br />
afwisseling<br />
van 't naarst<strong>ig</strong> zwoegen.<br />
Maar toen het einde van het werk in zicht kwam,<br />
werd het steeds meer <strong>een</strong> meditatie en zag ik weer<br />
de simpele schoonheid van veel gedichten. Voor<br />
Jan was kennelijk <strong>een</strong> nieuwe levensfase begonnen:<br />
<strong>een</strong> herdefiniëring van <strong>zijn</strong> bestaan als mens en als<br />
salesiaan. Hij was nog steeds <strong>een</strong> vroege vogel<br />
(vanaf <strong>zijn</strong> 40 e , omdat – <strong>zo</strong>als hij toen zei – grote<br />
geesten op die leeftijd nu <strong>een</strong>maal veranderden).<br />
Ook nog steeds <strong>een</strong> levend<strong>ig</strong>e, altijd bez<strong>ig</strong>e geest.<br />
Maar – als ik het wel heb – niet langer <strong>een</strong> rusteloos<br />
tot werken verplichte. En die ommekeer <strong>heeft</strong> mijn<br />
aandacht: wat gebeurde er met hem toen <strong>zijn</strong><br />
levensperspectief <strong>zo</strong> diepgaand veranderde? Viel<br />
hij in <strong>een</strong> diep gat, of was er <strong>een</strong> andere zingeving?<br />
Van 1973 tot aan <strong>zijn</strong> dood op 15 februari 1989<br />
behoorde hij tot de Leusder communiteiten.<br />
1<br />
Helaas heb ik hem in die jaren zelden gezien, laat<br />
staan gesproken. Ook daarom doet het me goed<br />
hem nu letterlijk van dag tot dag te kunnen volgen.<br />
Dat zal ongetwijfeld ook voor veel anderen gelden.<br />
Deze gedichten lopen van 1 januari 1988 tot 11<br />
februari 1989, de dag voordat hij tegen <strong>een</strong> niet<br />
tijd<strong>ig</strong> opgemerkte auto aanbotste en in coma raakte.<br />
Bij hem <strong>zijn</strong>, <strong>zo</strong> dicht bij <strong>zijn</strong> einde, dat <strong>heeft</strong> wat.<br />
In deze nieuwe rubriek wil ik <strong>zijn</strong> laatste levensjaar<br />
belichten, voor<strong>zo</strong>ver dat kan in <strong>zo</strong>'n kort bestek.<br />
Henk vertelde mij dat Jan 's-morgens heel vroeg op<br />
pad ging, te fiets, <strong>soms</strong> al voor <strong>zo</strong>nsopgang. Hij was<br />
voor negenen terug, waarna hij ontbeet. En in <strong>zijn</strong><br />
kamer schreef hij indrukken op van <strong>zijn</strong> tochten<br />
door bos en veld, dag in dag uit. Jan had hartklachten<br />
en <strong>zo</strong>cht beweging. Hij stelt ons nu voor:<br />
Mijn fiets<br />
heet Piet.<br />
'k Heb 't ros<br />
gedoopt<br />
om stand<br />
en loop<br />
in bos en land.<br />
Vergeet<br />
het niet:<br />
mijn fiets<br />
heet Piet. 366<br />
Zijn gehoor was al jaren slecht, en dat werd er niet<br />
beter op. Dat maakt <strong>een</strong> mens sociaal <strong>een</strong>zaam en<br />
werpt hem geestelijk terug op zichzelf. Deze "Piet"<br />
was hem, behalve vervoermiddel, <strong>een</strong> trouwe bondgenoot,<br />
<strong>een</strong> echte kameraad: "vergeet het niet". Een<br />
klein maar veelzeggend vers. Het typeert met<strong>een</strong> de<br />
verhouding tussen Jan en de natuur die hij doorkruiste:<br />
als <strong>een</strong> wederzijdse betrokkenheid.<br />
Ik herinner mij <strong>zijn</strong> liefde voor bomen, waar hij op<br />
wandelingen in de omgeving van Ugchelen vaak<br />
over sprak: de lerk, lork of lariks bijvoorbeeld.<br />
Voor mijn e<strong>ig</strong>en huis staat er <strong>een</strong>, en ik beschouw<br />
die als <strong>een</strong> trouwe vriend. Maar ook de kleinere<br />
gewassen hadden <strong>zijn</strong> volle aandacht en liefde. Hij<br />
beleefde wat hij waarnam als van binnenuit en alsof<br />
de natuur en hij één (be)levend geheel vormden.<br />
Tegen de <strong>zo</strong>n in rijen<br />
en schaduwspel-na-spel<br />
onder me door zien glijen;<br />
't wit wippend staartje wel,<br />
maar niet 't konijn zien vluchten;<br />
kruissporen van <strong>een</strong> jet;<br />
pijpestro paars van vruchten;<br />
<strong>een</strong> takkensihouet;<br />
lork die zich in <strong>zo</strong>n verkneukelt;<br />
<strong>een</strong> snoer konijnekeutels;<br />
<strong>een</strong> berkje in dorre kreukels<br />
bladgroen in tegenlicht<br />
en hei: natuurgedicht. 811
Wat valt ons op? Zijn voorkeur voor spreektaal en<br />
gewone woorden. Hij zegt "rijen" en "glijen" i.p.v.<br />
"rijden" en "glijden". Hij gebruikt de verkorting "’t"<br />
i.p.v. "het", terwijl die vaak toch <strong>een</strong> in het metrum<br />
passende, apart uit te spreken lettergreep vormt. En<br />
dan <strong>zijn</strong> "woordspel-na-spel"-combinaties. Ook het<br />
accent op visualia: <strong>een</strong> scherp oog voor details van<br />
vorm, kleur en beweging. En <strong>een</strong> rijk woordenpalet.<br />
2
<strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong><br />
opstanding<br />
Een groot voordeel van dichten dag-voor-dag is de<br />
vindbaarheid van jaargetijden. Deze aflevering staat<br />
in het teken van lente en herrijzenis, van pasen in<br />
de dubbele betekenis van voorbijgang van de dood<br />
en van de wederopstanding tot het leven.<br />
ma. 7-03-1988<br />
Het nuchterste soort daglicht<br />
begroet mijn morgenrit<br />
en gooit merkwaard<strong>ig</strong> slaglicht<br />
uit men<strong>ig</strong>e hemelsplit<br />
op voorjaarslust van oorden<br />
nog nauw in groen gejast:<br />
de hoop te stil voor woorden<br />
de tint te fijn voor kwast.<br />
Noordwester l<strong>een</strong>t me wieken<br />
als ik me huistoe spoed<br />
langs tal van lentekieken<br />
die 't rijvolk niet vermoedt. 174<br />
<strong>Ieder</strong>e regel, ieder woord bijna bevat stof voor<br />
'exegese'. Je moet aandacht<strong>ig</strong> lezen en meevoelen<br />
wat hij tekent. Zijn bewust<strong>zijn</strong> beweegt zich op<br />
meer dan één niveau tegelijk: waarnemen in zien, in<br />
voelen van temperatuur en beweging, de distantie<br />
van schilder en fotograaf, en tenslotte ook nog <strong>zijn</strong><br />
afkeer van verkeerslawaai en en<strong>ig</strong>e irritatie jegens<br />
de mensen die het veroorzaken.<br />
vr. 11-3-1988<br />
Ontwaakte lorken vieren<br />
onder feestdronken lucht<br />
hun groene pluime-zieren:<br />
Beuken: hun knoppenvlucht,<br />
wijl eiken zich verstoppen<br />
in 't winterschraal skelet.<br />
(slechts puntjes aan wat knoppen<br />
<strong>zijn</strong> schuchter uitgezet).<br />
Berk stuwt <strong>zijn</strong> katjes krasser.<br />
De straalstreep rafelt dwars.<br />
IJs krist en krast de plassen,<br />
bevracht het rijmgraag gras.<br />
Nevel bestijgt de velden<br />
maar stammen houden <strong>zo</strong>n<br />
en 't onderbos mag melden<br />
dat lente toch begon.<br />
Iets lauws komt mij onthalen<br />
op koele kinder<strong>zo</strong>en:<br />
en 't slankt de glinsterkralen<br />
aan vorststijf naaldengroen. 187<br />
Wat mij intr<strong>ig</strong>eert is niet all<strong>een</strong> de scherpe waarneming,<br />
maar misschien nog wel meer de concentratie<br />
waarmee die vastgehouden wordt tot na het ontbijt,<br />
tot in <strong>zijn</strong> werkkamer. Zie je hem nog voor je: met<br />
die broedende blik in <strong>zijn</strong> ogen, teruggetrokken in<br />
<strong>zijn</strong> gedachten? Die toestand werd vroeger in niet<br />
geringe mate bevorderd door het heil<strong>ig</strong> stilzwijgen<br />
3<br />
(sacrum silentium) waar we allemaal, met meer of<br />
met minder genoegen, van hebben geproefd.<br />
do. 24-03-1988<br />
Een onbevangen morgen<strong>zo</strong>n<br />
gooit gaanderijen open<br />
die van waar lente en dag begon<br />
pal naar het westen lopen,<br />
en hangt alom de pronk ten toon<br />
die winters weg kan wuiven<br />
of die (zie 't jeugd<strong>ig</strong> beukeschoon)<br />
met 't rose vlies gaat schuiven.<br />
Dan blaast de west één schrille toon<br />
en oostgloed valt in du<strong>ig</strong>en. 223<br />
In <strong>zijn</strong> lessen besprak hij de allitteratie. Daarvan<br />
<strong>zijn</strong> ook bij hem veel voorbeelden te vinden, heel<br />
functioneel: versterking van de suggestie van beweging<br />
en ruimte, je voelt het gewoon gebeuren. En<br />
dan het contrast dat wordt opgeroepen door de<br />
abrupte verandering van klank en ritme: vergankelijkheid,<br />
niets op aarde is onbedre<strong>ig</strong>d en blijvend.<br />
Maar dan is het Pasen, evenals dit jaar begin april.<br />
za. 2-04-1988<br />
Paasgebleekt, de groene grassen<br />
en de grauwe vrijdagnacht.<br />
Splinterijs op vrije plassen<br />
en hoogpol<strong>ig</strong> witte vacht<br />
op de wijde Trekerheide<br />
bij verrassing aangebracht.<br />
Over de onschuld van de planten<br />
rijst de blos van ooster<strong>zo</strong>n.<br />
Bol staan zeilen aan de wanten<br />
van de blauwe hemelkom.<br />
Kleine dalen | vult <strong>een</strong> vale<br />
mist en maakt ze stil en stom.<br />
Nevel nestelt ook in hoge<br />
kruinen, waar men ernaar smacht<br />
dat in 't oude nest van vogels<br />
lenteleven eind'lijk lacht.<br />
En bij 't koude | hofgraf houden<br />
paasherauten dodenwacht. 244<br />
In die twee laatste regels staan we plotseling bij het<br />
graf van Jezus. Voor mij herleeft daardoor als bij<br />
toverslag <strong>zijn</strong> voorlezing van <strong>een</strong> lang paasgedicht<br />
(van Gabriël Smit in de Volkskrant?) over Maria<br />
Magdalena bij het Graf. Dat is de menselijke geest:<br />
associatie en onmiddellijke sprongen in ruimte, tijd<br />
en betekenis – <strong>zo</strong>wel bij de dichter als bij de lezer –<br />
in meer dan één richting.<br />
<strong>zo</strong>. 3-04-1988<br />
1e Paasdag<br />
Het voorjaar l<strong>ig</strong>t te slapen<br />
in de oude boerenschuur<br />
van 't winterbos. Te gapen<br />
hangt <strong>zo</strong>n op oostermuur.<br />
't Is tijd, Boer Zon, 't is pasen.<br />
Je bed uit, moe Natuur. 245
Nog <strong>een</strong> paar kenmerken van <strong>zijn</strong> poëzie: de humor<br />
en de personifiëring: hier van de <strong>zo</strong>n en van de<br />
natuur. Vaak <strong>een</strong> zekere 'boert<strong>ig</strong>heid' in de zin van<br />
goedmoed<strong>ig</strong>e, maar vaak illusoire familiariteit.<br />
Stap voor stap van buiten naar binnen en terug, <strong>zo</strong><br />
gaan de gedachten van de vroege fietser. De natuur,<br />
de Geest die waait, de wind waarop zich verspreidt<br />
wat wij zaaien en tot leven komt in vele vormen.<br />
De herinnering aan de goddelijke presentie, door<br />
Jezus aangezegd, waar mensen samen <strong>zijn</strong>, eten en<br />
drinken, werken en bidden in <strong>zijn</strong> naam. Voor wat<br />
wezenlijk is <strong>heeft</strong> de mens g<strong>een</strong> woorden.<br />
<strong>zo</strong>. 3-04-1988<br />
In het eerste verschijnen de bomen.<br />
Daarachter – 't is Pasen – het wit.<br />
Het kan van de nevelen komen<br />
of van rijm die aan minima klit.<br />
Er is ijs. Er is rood op de konen<br />
van den Oost. Er is altijd nog dit:<br />
Koele Geest die 't gezicht me komt aaien<br />
en gelijk heel het aardrijk omvat.<br />
Wilde Geest waar de woorden op waaien<br />
die de Vader voor 't uit<strong>zo</strong>eken had.<br />
Geest die 't leven geeft waar wij iets zaaien:<br />
Geest van Wijn, Geest van Brood.<br />
Er is Dat. 246<br />
4
<strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong><br />
groei en bloei<br />
Wie weet welke lente de laatste zal <strong>zijn</strong> die we<br />
meemaken op deze aarde, welke <strong>zo</strong>mer we voor het<br />
laatst tot bloei zien komen. Jan had er g<strong>een</strong> idee van<br />
dat 1988 <strong>zijn</strong> laatste volle levensjaar <strong>zo</strong>u <strong>zijn</strong>, al<br />
dacht hij voortdurend na over leven en dood. Hij<br />
voelde zich ook toen weer als herboren, <strong>zo</strong>als klinkt<br />
in <strong>zijn</strong> gedicht "beloken pasen" van dat jaar:<br />
za. 10-04-1988<br />
Ik sta, weer <strong>een</strong>s vernieuwd, <strong>een</strong> <strong>zo</strong>ndagmorgen.<br />
Het pluis-op-blauw schuift zuidoost naar de <strong>zo</strong>n.<br />
Het pluis-op-groen stikt van stil lachgegorgel,<br />
extatisch van mijn leven dat begon. 268<br />
di. 12-04-1988<br />
Het lichaam veroudert met de jaren<br />
maar er is iets in ons dat jong blijft en<br />
extatisch, alsof het er middenin maar<br />
toch ook buiten staat. Leven <strong>zijn</strong> we<br />
dat nooit begon, ook nooit eind<strong>ig</strong>t<br />
maar aanvoelt alsof het op ieder<br />
moment opnieuw begint. Dat zien we<br />
in de ogen van het kind en van de<br />
heil<strong>ig</strong>e: verwondering.<br />
di. 12-04-1988<br />
Zomer wacht voor de deuren.<br />
Kastanjeschildjes scheuren.<br />
Groen piept groen voor de dag<br />
maar 't wordt het groot gebeuren:<br />
straks zwiert in alle kleuren<br />
aan elke steng <strong>een</strong> vlag. 278<br />
Ik vraag me af of we echt kunnen zien<br />
<strong>zo</strong>nder het geziene in zekere zin ook te<br />
<strong>zijn</strong> en te <strong>zijn</strong> in het zien als proces.<br />
Die ver<strong>een</strong>zelv<strong>ig</strong>ing van leven met<br />
leven bespeuren we heel duidelijk bij<br />
Jan. Het klinkt alsof hijzelf met de<br />
vlag staat te zwaaien, even groen als<br />
het kastanjeblad. Hij vierde feest, al<br />
keek hij vaak nors. En dát bezielde ook<br />
<strong>zijn</strong> haast klassieke liedteksten.<br />
Elke heldere dag hebben douglas<br />
zich diepbrons staan te baden in licht<br />
dat nu maanden al niet meer <strong>zo</strong> vroeg was<br />
en <strong>een</strong> feest in metaalkleuren sticht:<br />
licht op krenteboom: rood koper tover;<br />
veld van messing waar 't pijpestro had;<br />
kopergroen: elke stam <strong>zo</strong>nder lover;<br />
roest<strong>ig</strong> bruin: 't oude beukehaagblad;<br />
oudheids goud waar 't licht hoog wordt geboren;<br />
glimmend staal waar er berken bestaan;<br />
zilverwit over rijp als rijp koren<br />
zilverblauw op de mist, op de maan . . .<br />
Nu schiet <strong>zo</strong>n, tussen stammen verloren,<br />
als gesmolten rood goud op mij aan. 279<br />
5<br />
Pijpestrootje (molinia), smele: het <strong>zijn</strong> maar <strong>een</strong><br />
paar van de plantennamen die we keer op keer<br />
terugzien in <strong>zijn</strong> verzen. Vooral het pijpestro is te<br />
volgen in al <strong>zijn</strong> vormen door het jaar, als <strong>een</strong><br />
mensenleven bijna. Hierbij <strong>een</strong> afbeelding ervan:<br />
niets is gewoner, maar het vertoont zich in alle<br />
pracht van de wereld: geel, wit, blauw en goud.<br />
ma. 16-05-1988<br />
Het slanke grijs van smele<br />
verrast mij tussen 't gele,<br />
verweerde pijpestro.<br />
Het glanst en blijft niet <strong>zo</strong>:<br />
het Al is daar voor 't Vele. 407<br />
Die vijfde regel, dat is weer <strong>een</strong> denkertje: het Al is<br />
daar voor 't vele. Voor wie wil mediteren: kijk naar<br />
het gras, dat zei Jezus al, en kijk wat je ziet. Je ziet<br />
jezelf, want "als god het gras, dat vandaag bloeit en<br />
morgen verdort, al <strong>zo</strong> mooi kleedt, hoeveel meer<br />
<strong>zo</strong>rgt hij dan voor u, lieve mensen." Het leven gaat<br />
voorbij, maar niet <strong>zo</strong>maar. Het Al vindt z'n uitdrukking<br />
en schoonheid in het vele, dat per individu niet<br />
meer dan <strong>een</strong> vonkje is, maar <strong>een</strong> gloeiende brand<br />
als geheel. G<strong>een</strong> geheel <strong>zo</strong>nder de deeltjes, g<strong>een</strong> Al<br />
<strong>zo</strong>nder Schepping. Wij <strong>zijn</strong> één in Al en Al in één.<br />
za. 21-05-1988<br />
't Gaat gauw. – Hoog smelegras<br />
schept 't bosdécor nu pas<br />
tot duinen groen, in lagen,<br />
kruid, struik en kruin. – Maar 't moor<br />
is omgetoverd door<br />
de rijp op palmenhagen,<br />
spierwit op oud ivoor<br />
van pijpestro. – De <strong>zo</strong>n<br />
dooit dit laat winterdom,<br />
slaat er <strong>een</strong> macht van vonken<br />
uit met soevereine hand:<br />
strooit gruizeldiamant.<br />
't Hooi blijft met sneeuwpluis pronken,<br />
maar wordt weer lenteland. 432<br />
Het bleef lang koud in dat jaar: er is ver in mei nog<br />
sprake van 'rijm' en 'laat winterdom'. Maar het lijkt<br />
hem niet te deren, van koude handen hoor ik niets.<br />
In 1981 kocht ik Krishnamurti's Notebook, dagboek<br />
van Jiddu Krishnamurti over zeven maanden. Ik<br />
was benieuwd hoe <strong>een</strong> 'Verlichte' <strong>zijn</strong> dagen beleefde.<br />
Hij wandelde veel in de natuur, en beschreef in<br />
proza wat hij zag. Aan dat boek moest ik denken bij<br />
het lezen van Jan <strong>zijn</strong> gedichten: ook <strong>een</strong> dagboek,<br />
ook beschrijving van wat hij waarnam in de natuur,<br />
en van <strong>zijn</strong> gedachten en gevoelens daarbij.<br />
Beide auteurs <strong>zijn</strong> diep rel<strong>ig</strong>ieus, en beiden laten de<br />
dingen voor zich spreken. Helder, kritisch, stil en<br />
vol ontzag en verwondering gaan zij op in het grote<br />
levende geheel. Dat velen van ons vele jaren van<br />
hun leven temidden van bomen en ander groen<br />
hebben doorgebracht mogen we als <strong>een</strong> bij<strong>zo</strong>ndere<br />
zegen beschouwen: de tuinen (van pater Fischer,
van Jan Finkers, waar ook Jan Klein <strong>zo</strong>veel van<br />
hield en wist), de velden (denk aan het graan en de<br />
lupine), het ga<strong>zo</strong>n, de vijver en het bos . . .<br />
za. 21-05-1988<br />
In mijn bewondering<br />
voel ik <strong>een</strong> kleine kring<br />
gedachtenis Ontluiken<br />
en kan op<strong>een</strong>s verstaan<br />
hoe ik Iemand, mét dit saam,<br />
diep in mijn hart kan sluiten<br />
en laten daar begaan. 434<br />
6
<strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong><br />
interpretatie<br />
De herinnering aan <strong>een</strong> mens als Jan Klein is voor<br />
ieder die hem gekend <strong>heeft</strong> anders. Uit alle door de<br />
jaren verzamelde indrukken hebben wij persoonlijk<br />
<strong>een</strong> beeld van hem gevormd. Dat is ons dierbaar of<br />
we staan er ambivalent tegenover, of we hebben er<br />
<strong>een</strong> grond<strong>ig</strong>e hekel aan: alles kan. Meestal vinden<br />
we het onaangenaam wanneer onze beelden op hun<br />
kop gezet worden door weergaven die er niet mee<br />
in over<strong>een</strong>stemming <strong>zijn</strong>. In de psychologie heet dat<br />
'cognitieve dissonantie'. Dat hebben we niet graag.<br />
Wanneer we <strong>een</strong> geschilderd portret van iemand<br />
zien, zal het ons wel of niet aanspreken, afhankelijk<br />
van het al of niet aansluiten van de indruk bij onze<br />
e<strong>ig</strong>en beeldvorming van die persoon. Deze rubriek<br />
bevat mijn persoonlijke weergave van mijn e<strong>ig</strong>en<br />
indrukken van de gedichten van Jan Klein. Het is<br />
heel goed mogelijk dat de lezer <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en gevoel<br />
daarover er niet in herkent, of ook dat de gedichten<br />
als <strong>zo</strong>dan<strong>ig</strong> hem <strong>een</strong> ander beeld geven van Jan dan<br />
hij op grond van andere dingen van hem <strong>heeft</strong>.<br />
Bevest<strong>ig</strong>ing van wat we al dachten of voelden is<br />
vaak makkelijker te accepteren dan <strong>een</strong> wijz<strong>ig</strong>ing<br />
van eerdere indrukken. Maar <strong>een</strong> mens is minder uit<br />
één stuk dan vaak wordt aangenomen. In ieder van<br />
ons huizen a.h.w. meerdere personen, die onderling<br />
heel verschillend van karakter en uitingsvormen<br />
kunnen <strong>zijn</strong>. Wat we menen te kennen als onze 'ziel'<br />
<strong>zo</strong>u wel <strong>een</strong>s <strong>een</strong> voortdurend wisselende<br />
combinatie kunnen <strong>zijn</strong> van door<strong>een</strong>vloeiende<br />
krachten, die ieder <strong>een</strong> e<strong>ig</strong>en weg schijnen te gaan.<br />
wo. 6-07-1988<br />
In mij huizen vele zielen.<br />
Zelden ben 'k met <strong>een</strong>tje vol.<br />
Zij verzeilen, snelle kielen,<br />
elk in e<strong>ig</strong>en heldenrol. 632<br />
Wat we verkiezen te <strong>zijn</strong> en te zien, wat we kúnnen<br />
<strong>zijn</strong> en zien is dus steeds maar <strong>een</strong> selectie uit alle<br />
mogelijkheden. We voelen ons thuis in de kleine<br />
kring van wat ons vertrouwd is. En dat is ons goed<br />
recht en heel verstand<strong>ig</strong>. Zo kijken we dus ook naar<br />
deze gedichten: herkennen wij daarin de mens die<br />
ze schreef, op <strong>een</strong> ochtend na <strong>een</strong> <strong>een</strong>zame fietstocht<br />
door bos en hei? Kunnen wij hem volgen op<br />
<strong>zijn</strong> weg? Sluiten we ons af of staan we open voor<br />
onverwachte perspectieven?<br />
wo. 31-08-1988<br />
Opgenomen in de vaarten<br />
– wolken staan die uit te kaarten<br />
op azuren koepelbaan –<br />
word ik weldra meegedreven<br />
in <strong>een</strong> leven <strong>zo</strong>nder leven<br />
onder peuter<strong>ig</strong>e maan.<br />
Vlak land, groot land l<strong>ig</strong>t me vreemder.<br />
'k Voel me in Zomerland ontheemder<br />
7<br />
naar ik langer sta en staar.<br />
Kleur<strong>ig</strong> opgaand levensbrouwsel,<br />
onder <strong>zo</strong>n <strong>een</strong> ondoorschouwsel:<br />
God, voor wie is 't openbaar?<br />
Voor de <strong>zo</strong>n. Die stift gestad<strong>ig</strong><br />
heller met haar goud de lading<br />
van de rare ruimteschuit,<br />
onbewogen door geheimen<br />
die zich moeilijk laten rijmen<br />
met haar e<strong>ig</strong>en hittebuit.<br />
Dus: terug naar 't ons vertrouwde.<br />
't Is gebleven bij 't aloude<br />
en de luchtmacht is bedaard:<br />
maatloos ijle wolkenwaaiers<br />
lijken losse windafzwaaiers<br />
boven groei van vaster aard. 878<br />
Evenals de historische Jezus – zich bewust van <strong>zijn</strong><br />
wezen en <strong>zijn</strong> roeping, en van wat de mens is en<br />
dient te <strong>zijn</strong> – <strong>zijn</strong> blijde boodschap misschien nog<br />
maar nauwelijks <strong>zo</strong>u herkennen in datgene wat <strong>zijn</strong><br />
vrome volgelingen ervan gemaakt hebben, <strong>zo</strong> <strong>zo</strong>u<br />
Jan Klein in mijn bespreking en interpretatie van<br />
<strong>zijn</strong> gedichten <strong>zijn</strong> bedoelingen misschien niet<br />
hebben herkend. Van de ene kant laat dit mijn<br />
indruk ervan onverlet, van de andere kant hoeft<br />
niemand die dit leest zich daar aan te storen.<br />
za. 9-01-1988<br />
Donkergroen bevroren vlammen<br />
grijpen naar de hemelboog<br />
waar ik fiets langs beukestammen,<br />
met <strong>een</strong> snelle blik omhoog.<br />
Door onwelkbaar hout-met-naalden<br />
word ik nog steeds nagewuifd,<br />
fris door sparren, stijf door vale<br />
grove dennen. Dun geluid.<br />
Onherhaalbaar elk <strong>een</strong> e<strong>ig</strong>en<br />
rijke, unieke wereldrond,<br />
bomen, klaar tot dalen, stijgen<br />
in en op uw moedergrond,<br />
leven zu<strong>ig</strong>end of verstikkend<br />
e<strong>ig</strong>enmacht<strong>ig</strong>, <strong>zo</strong>nder roof,<br />
weerbaar stelsel fijne of dikke<br />
wortel, stam, tak, schors en loof. 24<br />
We <strong>zijn</strong> zelf als <strong>een</strong> boom in het bos, we wuiven<br />
Jan na op onze e<strong>ig</strong>en manier: ieder mag <strong>zijn</strong> <strong>zo</strong>als<br />
hij is, onherhaalbaar, ieder <strong>een</strong> wereld op zichzelf;<br />
dat is geboorterecht, g<strong>een</strong> roof. Al teveel <strong>heeft</strong> men<br />
ons vroeger de gedachte willen opdringen dat we<br />
niet goed waren, dat onze kop eraf moest, dat<br />
daarvoor in de plaats <strong>een</strong> standaard-hoofd moest<br />
komen: hout van buiten, zaagsel van binnen. Maar<br />
dat is niet wat Jezus ons <strong>heeft</strong> willen laten zien; dat<br />
is niet wat Jan ziet in het levende bos.<br />
Wat ik graag met ieder van u wil delen is het gevoel<br />
met Jan mee te fietsen en te genieten van de bomen<br />
en het landschap om ons h<strong>een</strong>, <strong>zo</strong>als we vroeger<br />
deden tijdens de wandelingen, als hij ons de lorken<br />
wees, de vogelkers, de hei, de sparren en dennen op
de zandheuvels in de omgeving van Ugchelen. Dat<br />
was pure schoonheid voor <strong>een</strong> jongensziel, ondanks<br />
hete <strong>zo</strong>n, of regen en wind en pijnlijke voeten. Het<br />
is g<strong>een</strong> toeval dat <strong>zo</strong>'n omgeving gevoel<strong>ig</strong> maakt<br />
voor het hemelse, <strong>een</strong> "paradijs" immers.<br />
di. 12-01-1988<br />
Al 't lover is teloorgegaan.<br />
Door tekentakken schijnt de maan.<br />
De hemel is tot stolp van licht<br />
over <strong>een</strong> kostbaar ding gesticht:<br />
Kristalijs biest de baan.<br />
Een maagdeborst, die halve maan;<br />
het takkenspel: <strong>een</strong> saambestaan<br />
naar wildste wetten uitgebouwd<br />
waarop de Kunstenaar vertrouwt.<br />
Een nevel doezelt 't woud.<br />
Maar vrije stammen treden aan<br />
in rom<strong>ig</strong> schijnsel dat de maan<br />
haar boezem aait vanuit het lint<br />
waar rosarood de dag begint<br />
nog voor het <strong>zo</strong>nsopstaan.<br />
Dan keilt de <strong>zo</strong>n langs baan aan baan<br />
door mist <strong>zijn</strong> schot op kegels aan<br />
die hangen, in <strong>een</strong> sparrekroon,<br />
te glanzen met <strong>een</strong> bronsvertoon<br />
van schoonste schubbenschoon.<br />
Veel schoonheid ook op 't Leusderveld,<br />
weer anders dan al is gemeld:<br />
de <strong>zo</strong>n l<strong>ig</strong>t, aan zichzelf gewijd,<br />
tot blankste bleken uitgespreid:<br />
alles is schoon, is wijd.<br />
Zo'n wintermorgen gaat z'n gang<br />
in ondoorgrondbre samenhang<br />
tot iets dat, duizendmaal gezien,<br />
gestalten krijgt als nooit voordien<br />
en schreeuwt om dicht of zang. 27<br />
8
<strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong><br />
god nabij<br />
In april 1942 werd Jan tot priester gewijd. Evenals<br />
don Bosco had hij de gave van het woord, al sprak<br />
hij niet – <strong>zo</strong>als hij <strong>soms</strong> ten onrechte m<strong>een</strong>de – de<br />
taal van 'gewone' mensen. Daarvoor leefde hij te<br />
zeer in <strong>een</strong> e<strong>ig</strong>en wereld. Maar in z'n hart moest hij<br />
niets hebben van hoogdravendheid, gekunsteldheid.<br />
Jan was, ondanks de schijn van het tegendeel, <strong>een</strong><br />
zeer <strong>een</strong>voud<strong>ig</strong> man. Maar wel <strong>een</strong> man met <strong>een</strong><br />
hoofd vol kennis, gevoelens en gedachten.<br />
Zijn leven was doortrokken van rel<strong>ig</strong>iositeit, die in<br />
de loop der jaren verschillende uiterlijke vormen<br />
<strong>heeft</strong> gehad. Wie jarenlang <strong>zijn</strong> Mis <strong>heeft</strong> gediend<br />
kent er tenminste twee van: de onvolgbaar snelle als<br />
gevleugelde dictie, en de uiterst geconcentreerde en<br />
<strong>zo</strong>rgvuld<strong>ig</strong>e precisie en lyrisch geladen devotie van<br />
de volgende fase. Ik mocht ze allebei wel. Daarbij<br />
nog <strong>zijn</strong> onzekerheid over de betrouwbaarheid van<br />
het wonderbaarlijke, <strong>zijn</strong> aarzelend gelov<strong>ig</strong> <strong>zijn</strong>.<br />
Van de ene kant schreef hij vol overtu<strong>ig</strong>ing devote<br />
artikelen en boeken, van de andere kant twijfelde<br />
hij aan de waarschijnlijkheid van het wonder in <strong>zijn</strong><br />
e<strong>ig</strong>en 'praktijk'. Hij had het er wel <strong>een</strong>s moeilijk<br />
mee, wat kenmerkend is voor <strong>zijn</strong> type huwelijk<br />
van geloof en rede. Maar altijd was er het verband<br />
tussen natuurlijke en bovennatuurlijke schoonheid.<br />
Hij ervoer het goddelijke in de natuur om zich h<strong>een</strong>.<br />
Dat had hij gem<strong>een</strong> met <strong>een</strong> man als Gezelle.<br />
Ik heb natuurlijk ge<strong>zo</strong>cht naar gedichten waarin hij<br />
zich biddend of beschouwend wendt tot het goddelijke.<br />
Wat mij opvalt is dat hij dat persoonlijk ziet<br />
in Jezus en in Drieëenheid. Daarbij overheerst <strong>soms</strong><br />
besef van afstand, <strong>soms</strong> <strong>een</strong> soort amicale vertrouwelijkheid<br />
die me illusoir toeschijnt. En <strong>soms</strong> is er<br />
iets als <strong>een</strong> persoon-loze natuurmystiek die me wel<br />
<strong>zo</strong> lief en nabij is. En dat alles oog in oog met de<br />
<strong>zijn</strong> ne<strong>ig</strong>ing tot somberheid.<br />
vr. 10-06-1988<br />
Pessimisme is <strong>zo</strong>nder grond<br />
pessimisme is onge<strong>zo</strong>nd<br />
pessimisten worden ziek<br />
optimisten blijven feesten<br />
altijd op de wiek! 518<br />
En ook <strong>zijn</strong> angst voor de dood in verband met <strong>zijn</strong><br />
hartkwaal is hem vaak <strong>een</strong> kwelling.<br />
vr. 10-02-1989<br />
De wintervormen van Natuur<br />
beduiden: <strong>een</strong>voud, overzicht,<br />
bepaalbaarheid van ruimte en duur,<br />
beschikbaarheid voor licht. –<br />
Daar stormt <strong>een</strong> angstbezeten ree<br />
bos uit, bos in, dwars over 't pad,<br />
en stoort de wijsbeger<strong>ig</strong>e vree<br />
van mijn aanbiddend hart.<br />
9<br />
God telt mijn angsten <strong>zo</strong>nder tal.<br />
Ze ratelen me in de borst,<br />
en sterven weg. G<strong>een</strong> hartaanval.<br />
Slechts heter Vredesdorst. 1560<br />
Maar op goede momenten overspoelt hem <strong>zo</strong>maar<br />
<strong>een</strong> gevoel van schoonheid en gelukzal<strong>ig</strong>heid, <strong>zo</strong>als<br />
we dat in de <strong>zo</strong>mer op onze wekelijkse wandelingen<br />
rond Ugchelen wel meemaakten.<br />
di. 1-11-1988<br />
Ik sta benee <strong>een</strong> stuk<br />
waar even <strong>zo</strong>n in klettert<br />
en word me daar bespetterd<br />
met allerlichtst geluk. 1130<br />
Vrolijker dan andere dagen<br />
staat geboomte naast m'n pad<br />
<strong>zijn</strong> geluksglans uit te dragen,<br />
tierelierend nat. 1131<br />
Wel is hij zich daarbij bewust van de mogelijkheid<br />
van <strong>projekt</strong>ie, die iets anders is dan het vinden en<br />
ontmoeten van God. Het gevoel kan je misleiden.<br />
di. 2-08-1988<br />
Denk niet dat je hem<br />
<strong>zo</strong> maar kunt vinden.<br />
Denk dat maar niet,<br />
als deze stille stem<br />
die jij beminde,<br />
niets beters was<br />
dan de bas van je lied. 744<br />
Maar altijd hoort hij <strong>een</strong> echo van de eeuw<strong>ig</strong>heid,<br />
van het zal<strong>ig</strong>e bestaan buiten en na dit aardse leven.<br />
Dat verwart hem en stemt hem tegelijkertijd gelukk<strong>ig</strong><br />
en verdriet<strong>ig</strong>.<br />
do. 14-07-1988<br />
Achter de duisterende sparren<br />
lokt mij het lichtende land.<br />
Heimwee? Een lieflijk verwarren<br />
haakt mij en houdt mij de hand. 656<br />
Daar voelt hij zich klein bij, maar met<strong>een</strong> ook vol<br />
vertrouwen en opgenomen in het grote geheel van<br />
de schepping. Dat is natuurmystiek!<br />
di. 4-10-1988<br />
Dit centerpitje van kristal<br />
beseft – <strong>een</strong> vlaag geluk – dat hij<br />
één drup is uit de wereldbui<br />
en 't midden van 't heelal. 1015<br />
Maar dan met <strong>een</strong> christelijke, op de persoon van<br />
Jezus gerichte houding. Een beetje speels en ludiek,<br />
met die toespeling op <strong>zijn</strong> familienaam, maar toch<br />
als prinsenkind incognito, in het volle besef van<br />
<strong>zijn</strong> door Jezus geleerde waard<strong>ig</strong>heid als mens.
di. 4-10-1988<br />
Ik ben maar Klein<br />
Ik heet maar Jan,<br />
gering in goudgehalte,<br />
met op <strong>zijn</strong> wenk<br />
<strong>een</strong> leger van<br />
Jouw dienaars:<br />
Jouw gestalten. 1020<br />
Hij verwachtte hulp van de drieëne God wanneer<br />
hij zichzelf tot last was. Hij kende de menselijke<br />
ontoereikendheid en de onvrede met zichzelf. Hij<br />
wilde anderen noch zichzelf te hard vallen, omdat<br />
de mens het nu <strong>een</strong>maal niet op e<strong>ig</strong>en kracht kan.<br />
vr. 4-11-1988<br />
di. 19-07-1988<br />
In monoloog met U<br />
zit ik mezelf te pellen<br />
en oordeeltjes te vellen<br />
als onderwegmenu. 1157<br />
Pas na lange strijd<br />
eind aan 't zelfverwijt<br />
van passiviteit.<br />
Woord dat mij bevrijdt?<br />
"Godsgenoegzaamheid". 674<br />
vr. 8-04-1988<br />
∆ is <strong>een</strong> heer die zwijgt,<br />
maar altijd is gene<strong>ig</strong>d<br />
de vonk weer aan te blazen<br />
die wij doen doven, dwazen. 265<br />
Let daarbij op de impliciete verwijzingen, <strong>zo</strong>als<br />
naar het "oordeelt niet", ook niet over jezelf; het<br />
onderweg <strong>zijn</strong>, en het menu dat je daarbij kiest; de<br />
strijd tussen de angst tekort te schieten en het vertrouwen<br />
op Gods hulp, de drieëne, maar toch ene.<br />
Die perspectivering is hem als <strong>een</strong> tweede natuur<br />
geworden, meer vraag- dan uitroeptekens. Dat is de<br />
vrucht van ware intell<strong>ig</strong>entie en oprechtheid: g<strong>een</strong><br />
zelfgenoegzaamheid maar "Godsgenoegzaamheid",<br />
g<strong>een</strong> vertoon van kennis, maar <strong>een</strong>voud<strong>ig</strong>weg openstaan<br />
voor hulp en verlichting, volkomen bereid.<br />
di. 2-08-1988<br />
Als ik mezelf, <strong>soms</strong>,<br />
niet kan verdragen<br />
– je hebt <strong>zo</strong>'n dagen –<br />
geef dan met Drieën<br />
blijk van je wenken<br />
in 't doffe denken<br />
dat overblijft.<br />
Laat Je dan horen<br />
en hou me open<br />
voor 't onderlopen<br />
in Vloedgetij,<br />
want achter wallen<br />
onwelgevallen<br />
groeit mijn welwillen<br />
wankelloos vrij. 746<br />
10<br />
Vertrouwvol bidden om Gods hulp, dat is nod<strong>ig</strong> en<br />
dat doet hij <strong>zijn</strong> leven lang. Jan Klein was <strong>een</strong> man<br />
van gebed in vele vormen, met en <strong>zo</strong>nder woorden.<br />
ma. 31-10-1988<br />
Dit is wat gebed bedoelt,<br />
almacht die op onmacht stoelt<br />
en zichzelf de greep verbiedt.<br />
Zonder bidden wil het niet. 1126<br />
Hij neemt <strong>een</strong> voorbeeld aan de natuur, dieren en<br />
planten, waarmee hij <strong>zo</strong> vertrouwd is, en waar hij<br />
<strong>zo</strong> van houdt. Al is hij zich dan bewust van de<br />
waard<strong>ig</strong>heid van de mens, voor wie engelen bu<strong>ig</strong>en,<br />
hier doet hij bescheiden en vol bewondering <strong>een</strong><br />
stapje terug, en aanvaardt het niet door redenering<br />
en egocentrisme besmette leven als leraar, <strong>zo</strong>als de<br />
dichter van de psalmen dat ook deed.<br />
vr. 10-06-1988<br />
Hoor de psalm Natuur begroeten,<br />
niet omdat hij haar <strong>zo</strong>u moeten<br />
leren van hun Scheppergeest<br />
maar uit dank dat de eerste vromen<br />
vissen, sterren, vogels, bomen<br />
en niet mensen <strong>zijn</strong> geweest.<br />
Leer dan bidden van de grenen.<br />
Til uzelf niet op uw tenen<br />
om te leven naar Gods Zin:<br />
<strong>zo</strong>ek de <strong>zo</strong>nkant, vier in vreugde<br />
alles wat ter wereld deugde<br />
en zit nergens over in. 523<br />
Dat is dan met<strong>een</strong> salesiaanse spiritualiteit: maak je<br />
niet druk, heb maar vertrouwen, zie de <strong>zo</strong>nkant,<br />
wees blij... En ik wil deze beschouwing besluiten<br />
met <strong>een</strong> pracht<strong>ig</strong>e meditatie waarin, naar mijn<br />
gevoel, het diepste van <strong>zijn</strong> ziel naar boven komt.<br />
di. 26-07-1988<br />
Meditatie<br />
I<br />
Ruisende regen<br />
gaat me voorbij.<br />
Langs e<strong>ig</strong>en wegen<br />
praat Je met mij,<br />
kan ik ze horen:<br />
doodstille woorden.<br />
Ruisende regen<br />
ben Jij.<br />
II<br />
Hoe ik Je merk,<br />
maakt me niet uit:<br />
<strong>soms</strong> ben Je sterk,<br />
<strong>soms</strong> ben Je luid;<br />
meest ben Je stil,<br />
onhoorbaar zacht.<br />
Doe wat Je wil.<br />
Weet dat ik erg<br />
op Je wacht.
III<br />
Is 't <strong>een</strong> gebed?<br />
Is 't tijdverdrijf?<br />
Wat ik hier schrijf,<br />
is heel ons leven.<br />
Pen op papier,<br />
samen en hier.<br />
Dit is voor even<br />
de eeuw<strong>ig</strong>heid.<br />
IV<br />
Laat me maar los<br />
Ik hou Je vast.<br />
Ruim in m'n bast<br />
ruis Jij, m'n Bos.<br />
Wie wordt dit beu?<br />
Nooit is er Niets.<br />
Zeg Jij me iets,<br />
altijd weer hoor ik:<br />
"A Dieu". 708<br />
Jan leefde <strong>zijn</strong> laatste jaar als mens op deze aarde in<br />
hoop en verwachting. Zijn houding doet me denken<br />
aan de woorden van Paulus: "Vivere mihi christus<br />
est, et mori lucrum" (leven is voor mij christus, en<br />
sterven winst). Ook Jan houdt van dit leven in al<br />
<strong>zijn</strong> uitingsvormen, maar tegelijkertijd verlangt hij<br />
ernaar thuis en tot rust te komen. Tot het <strong>zo</strong>ver is<br />
gaat hij verder, per fiets, als pelgrim op bedevaart.<br />
Bijbels samengevat in deze geloofsbelijdenis:<br />
di. 1-11-1988<br />
Aan God gehecht (Rom.: 8, 28)<br />
vind je geluk in alles. 1133<br />
11
<strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong><br />
in paradisum<br />
De dood was voor Jan <strong>een</strong> altijd aanwez<strong>ig</strong> feit. In<br />
<strong>een</strong> <strong>zo</strong>zeer door rel<strong>ig</strong>iositeit bepaald bestaan is dat<br />
niet vreemd. En door de paranormale begaafdheid<br />
van don Bosco is de salesiaanse spiritualiteit altijd<br />
doortrokken geweest van gedachten aan het hiernamaals,<br />
ook al lag het accent praktisch op maatschappelijke<br />
en pastorale activiteiten. Het numineuze leek<br />
heel nabij in de persoon van Jezus, Maria, de vele<br />
heil<strong>ig</strong>en en de overledenen uit e<strong>ig</strong>en kring. Wij<br />
<strong>zo</strong>ngen vaak het: "media vita in morte sumus..."<br />
Bij het ouder worden, wanneer de verplichtingen<br />
minder talrijk <strong>zijn</strong>, wordt de rel<strong>ig</strong>ieuze mens des te<br />
sterker geconfronteerd met de eind<strong>ig</strong>heid van <strong>zijn</strong><br />
aardse bestaan, en met de vraag wat de uiteindelijke<br />
betekenis ervan is. Niet ieder<strong>een</strong> kan daarmee uit de<br />
voeten, wat dan kan leiden tot <strong>een</strong> zich vastklampen<br />
aan welhaast fundamentalistisch starre 'zekerheden',<br />
tot <strong>een</strong> borreltje meer of tot <strong>een</strong> zekere oppervlakk<strong>ig</strong>heid<br />
en apathie. Zo niet Jan Klein. Een jaar<br />
voor <strong>zijn</strong> dood schreef hij:<br />
<strong>zo</strong>. 7-02-1988<br />
De dood is nog ver weg<br />
al leek hij me – nabij.<br />
Er stond misschien <strong>een</strong> heg.<br />
Hij was nog niet van mij. – 82<br />
Maar wat is nu <strong>een</strong> heg tussen mij en de dood? Een<br />
kwestie van niet-zien van wat heel dichtbij kan <strong>zijn</strong>.<br />
Alsof de dood maar even hoeft op te kijken om de<br />
mens te zien die hij halen moet. Jan <strong>zijn</strong> laatste<br />
levensjaar stond daarmee in <strong>zijn</strong> beleving ten zeerste<br />
in het teken van voorlop<strong>ig</strong>heid en onzekerheid. Zijn<br />
hartkwaal versterkte dit bewust<strong>zijn</strong> en de beklemming<br />
die ervan uitging. Maar hij ging niet bij de<br />
pakken neerzitten: hij trok erop uit, het bos in, met<br />
<strong>zijn</strong> vriend Piet, d.w.z. op de fiets.<br />
ma. 23-01-1989<br />
Mosheuvelring<br />
op lang verlaten stobben.<br />
Beteugeling:<br />
"Ga om de dood niet tobben." 1477<br />
Boomstronken ('stobben'), als monumenten van<br />
vergankelijkheid, ziet hij bezet met <strong>een</strong> neder<strong>ig</strong>e en<br />
geduld<strong>ig</strong>e levensvorm, <strong>een</strong> sacrament van transformatie<br />
en daarmee van wederopstanding, want<br />
letterlijk volgens de definitie: '<strong>een</strong> teken dat<br />
bewerkt wat het aanduidt'. Hij staat zichzelf g<strong>een</strong><br />
wanhoop toe, hij kiest voor <strong>een</strong> gelov<strong>ig</strong> openstaan,<br />
solidair (in saamhor<strong>ig</strong>heid en persoonlijke aansprakelijkheid)<br />
met alle levensvormen, en blindelings<br />
vertrouwend, waar ook Jezus al op wees in <strong>zijn</strong><br />
parabel van de graankorrel. Dit is de nu juist de<br />
kern van de blijde boodschap:<br />
12<br />
di. 15-3-1988<br />
Kruisvoer<br />
Alle leven gaat door dood<br />
gaat door doden bij miljarden.<br />
Leven kan all<strong>een</strong> door harden,<br />
dulden tot de diepste nood.<br />
Als de korrels van het graan,<br />
hoog geborgen in <strong>zijn</strong> vliezen,<br />
diep de duistere grond in gaan,<br />
<strong>zijn</strong> geboorte<strong>zo</strong>n verliezen<br />
zeggen: "Zomer lief, vaarwel!"<br />
zeggen: "Aardedonker, komen!"<br />
en zich voelen afgenomen,<br />
weggerot tot laatste cel.<br />
Enkel weten: 't Wordt geboren,<br />
wat zich uit mijn hart ontspon!<br />
Enkel denken: 'k Ben verloren<br />
maar kom weer mijn lieve Zon! 196<br />
Hij kijkt met en<strong>ig</strong>e verwondering naar zichzelf in de<br />
spiegel die de bomen hem voorhouden: hoe<br />
doorstaan zij en hij de winter, het koude sei<strong>zo</strong>en,<br />
waarin alle leven verloren schijnt? De vervlechting<br />
van kale takken en twijgen doet hem denken aan<br />
<strong>zijn</strong> gedichten waarin ook hij woorden, regels,<br />
gevoelens en gedachten verweeft tot <strong>een</strong> nieuwe<br />
synthese, <strong>een</strong> visie waarin leven sterker is dan de<br />
dood, ondanks de schijn van het tegendeel. Geloof<br />
is als <strong>een</strong> natuurkracht, primitief en fundamenteel.<br />
di. 5-04-1988<br />
Wie zich <strong>zo</strong> presenteert<br />
met strak boeket van twijgen<br />
<strong>een</strong> ganse winter lang<br />
maakt dat het me intr<strong>ig</strong>eert<br />
wat hij staat te verzwijgen<br />
aan episch grootse zang.<br />
Wat <strong>heeft</strong> <strong>zo</strong>'n harde reus<br />
tot schrijvens toe bewogen?<br />
Wat houdt hij <strong>zo</strong> bedekt?<br />
Is 't aarde- of waterkeus?<br />
Is 't hijsmacht uit den hoge?<br />
Is 't toekomst die hem trekt?<br />
Neem nu de dichterman<br />
wat dichter op de keper:<br />
Wat hem toch dichten doet?<br />
De roep der faam? Of dwang<br />
– genadeloos meeslepend –<br />
dat zien en doorzien móét? 255<br />
Dit was mijn vraag: hoe <strong>heeft</strong> Jan <strong>zijn</strong> laatste jaar<br />
beleefd? Hoe ging hij om met het perspectief van de<br />
dood? En hier vinden we het antwoord: vanuit <strong>een</strong><br />
kracht die hij ziet, maar zelf niet begrijpt, meer dan<br />
bewust geloof, iets als <strong>een</strong> natuurkracht. Hij voelt<br />
zich verbonden met alle leven op aarde. Daardoor is<br />
fietsen door bos en hei <strong>zijn</strong> meditatie geworden.<br />
Wat je ook ziet aan omgehakte of verdorde levensvormen:<br />
de dood is maar <strong>een</strong> verschijningsvorm van
veelvorm<strong>ig</strong>, oneind<strong>ig</strong> mooi, altijd verrassend, alomtegenwoord<strong>ig</strong><br />
leven. Zo ging Jan rond, stilletjes op<br />
z'n fiets, maar <strong>een</strong> en al oog, <strong>een</strong> en al oor.<br />
do. 12-05-1988<br />
Dauwtrappen op Hemelvaart<br />
Op mijn trappers naar de Poortweg.<br />
Elleboogpoort van oude eik<br />
biedt daar weidse veldenkijk.<br />
Licht beneveld groet mij Zon,<br />
die <strong>zijn</strong> hemelvaart begon.<br />
Dauw? G<strong>een</strong> drup te voelen, maar<br />
zie 'k g<strong>een</strong> glimmervonkje daar?<br />
Witbolgras! – De wereld zwijgt.<br />
Oosterbries, die <strong>heeft</strong> gedre<strong>ig</strong>d,<br />
raakt in 't Tempelbos aan 't dwalen;<br />
tracht <strong>zijn</strong> scha weer in te halen<br />
over stadsveld, open, bloot,<br />
waar men paardebonen poot.<br />
(Spiegelrussen in <strong>een</strong> sloot.)<br />
Op de v<strong>een</strong>weg groet ik gauw<br />
Onze Lieve Lourdes-vrouw.<br />
Vele kaarsjes druipen dauw.<br />
Hondsdraf doet <strong>een</strong> plas paarsblauw.<br />
Klimop rankt langs de grot omhoog.<br />
Stofzand stuift al haast, zó droog.<br />
't Bakst<strong>een</strong> van de boerderijen<br />
zu<strong>ig</strong>t de <strong>zo</strong>n op die 't kan krijgen;<br />
't zwarte lam <strong>zijn</strong> moeders melk.<br />
Waar Roelagerweg mij wenkt:<br />
Kruisheer achter paaspalmstruiken.<br />
Struik of kruid kan Hij niet ruiken,<br />
noch <strong>zijn</strong> land zien wijd ontluiken<br />
in al warmer <strong>zo</strong>nneschijn.<br />
Levend hangt Hij dood te <strong>zijn</strong> ...<br />
Gij die 't Lenteland doorwaart,<br />
Vogelen: tóón Hem Hemelvaart. 391<br />
Een van de gedichten uit dit laatste levensjaar van<br />
Jan deed me met<strong>een</strong> denken aan mijn laatste<br />
ontmoeting met hem. Het was in Pinardi in Leusden<br />
en ik liep achter Jan aan om hem gedag te zeggen,<br />
want hij ging weg, met z'n zussen mee naar ik m<strong>een</strong>.<br />
Hij zei me toen dat hij last had van <strong>zijn</strong> hart en zich<br />
daar <strong>zo</strong>rgen over maakte. Hij zei: "Ik leef van dag<br />
tot dag", waarop ik antwoordde: "Maar is dat niet<br />
het mooiste wat er is?" Hij zei toen: "Ja, misschien<br />
wel." En toen was hij weg. Dat was ons afscheid.<br />
Goed, ik heb mijn agenda's van veel jaren bewaard,<br />
en ik sla dus op: het weekeinde van dat gedicht. En<br />
op zaterdag 5 november 1988 blijk ik in Leusden te<br />
<strong>zijn</strong> geweest voor de bij<strong>een</strong>komst van medebroeders<br />
en oud-medebroeders! Een onvergetelijke bij<strong>een</strong>komst<br />
trouwens, waarvan ik nog foto's bewaar van<br />
mij en mijn vrouw Riet met Piet Alofs en met Henk<br />
Lansheer. De dag erna, op <strong>zo</strong>ndag en waarschijnlijk<br />
bij <strong>zijn</strong> zussen thuis in Ter Apel, schreef Jan de hier<br />
volgende moed<strong>ig</strong>e en gelov<strong>ig</strong>e regels:<br />
13<br />
<strong>zo</strong>. 6-11-1988<br />
Hak je kruis in je hart.<br />
Leef apart bij de dag.<br />
Heb g<strong>een</strong> <strong>zo</strong>rg. Sla maar acht<br />
op de Baas die je wacht.<br />
Dan <strong>heeft</strong> Geest alle macht<br />
van gekreun dat méér doet<br />
dan je ooit had gedacht of vermoed. 1169<br />
Dat is dus waarlijk <strong>een</strong> pracht<strong>ig</strong> gedocumenteerd<br />
afscheid geworden. En <strong>zo</strong> werd hij, al levend en<br />
dichtend "van dag tot dag", onverhoeds uit dit leven<br />
weggerukt, maar niet door <strong>zijn</strong> hartkwaal. Zo gaat<br />
dat: leven en dood <strong>zijn</strong> vol verrassingen. We<br />
kunnen beter leven van dag tot dag en bereid <strong>zijn</strong> te<br />
ondergaan en ten volle te beleven wat ons wacht. Ik<br />
wil deze rubriek besluiten en afscheid nemen van<br />
Jan, mijn onvergetelijke leraar, medebroeder en<br />
vriend, met deze regels die ik schreef op <strong>zijn</strong> dood:<br />
do. 17-05-2001<br />
In memoriam Jan Klein s.d.b.<br />
Blauwe lucht met witte strepen,<br />
bomen – hoog en nat en kaal;<br />
wortelvast in e<strong>ig</strong>en taal:<br />
dichtend uit 't leven gegrepen.<br />
P.S. Dit was de zesde en laatste aflevering van de<br />
rubriek <strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong>. Deze was gebaseerd op<br />
de gedichten die Jan Klein schreef in het laatste jaar<br />
voor <strong>zijn</strong> dood: in 1988 en begin 1989. Omdat ik<br />
intussen de agenda's met gedichten van 1986 t/m<br />
1989 van de familie van Jan te l<strong>een</strong> heb grekregen,<br />
zullen er meer stukjes volgen in deze trant.
IDICA EPICA<br />
poëtisch dagboek<br />
Zoals aangekond<strong>ig</strong>d in het naschrift bij de laatste<br />
aflevering van de rubriek <strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong> in het<br />
januari-nummer van dit jaar, wordt de reeks stukjes<br />
over de gedichten van Jan Klein voortgezet. Hierbij<br />
de eerste tekst van de nieuwe reeks, die de titel zal<br />
dragen welke Jan zelf <strong>heeft</strong> gebruikt voor <strong>zijn</strong><br />
"Dagboek naar de Zevent<strong>ig</strong>", waar hij op de eerste<br />
januari 1986 aan begon: IDICA EPICA.<br />
Zoals u ziet schreef hij <strong>zijn</strong> gedichten in <strong>een</strong> agenda.<br />
De vor<strong>ig</strong>e reeks stukjes was gebaseerd op agenda's<br />
van de jaren 1988 en begin '89, tot <strong>zijn</strong> ongeluk op<br />
de 12e en overlijden op de 15e februari 1989. Henk<br />
Hendriks had de inhoud van die twee volled<strong>ig</strong><br />
overgeschreven, en ik heb <strong>zijn</strong> notities (zes schoolschriften<br />
met in totaal 1565 gedichten) overgetypt in<br />
de computer (zie DBBK januari 2002, blz. 16-17).<br />
Op <strong>zo</strong>ek naar de or<strong>ig</strong>inelen, waarmee ik de getypte<br />
teksten wilde vergelijken, ontdekte ik dat die in het<br />
bezit waren van de zussen van Jan Klein, Lien en<br />
Sien. De en<strong>ig</strong>e nog levende (Sien) wilde mij wel<br />
ontvangen, maar ze overleed, voordat het ervan<br />
kwam, op 14 juni 2002. Bij haar begrafenis – in de<br />
mooie omgeving van Ter Apel – kreeg ik van de<br />
familie de toezegging dat ik de agenda's van 1986<br />
t/m 1989 <strong>zo</strong>u mogen gebruiken.<br />
Ik heb die vier agenda's, d.w.z Jan z'n poëtische<br />
dagboeken, blad voor blad gescand en als beeldbestanden<br />
(in kleur) opgeslagen. Hiermee is de<br />
mogelijkheid gegeven om ze op het beeldscherm<br />
door te bladeren en om de gedichten over te nemen.<br />
Het is mogelijk om deze gegevens op CD te branden<br />
en ter beschikking te stellen van het salesiaans<br />
archief en eventuele andere gegad<strong>ig</strong>den.<br />
14<br />
Wie vroeger les <strong>heeft</strong> gehad van Jan zal zich <strong>zijn</strong><br />
voorkeur herinneren voor termen als "idisch" en<br />
"episch", te verstaan vanuit hun taalkund<strong>ig</strong>e wortels<br />
(of roots!) inzien (ιδειν) en verhalen (ειπειν),<br />
waaruit dan iets resulteert als: inzichten in verhaalvorm.<br />
Een soort narratio explicans, waarbij de<br />
dichter zich er, als toeschouwer en toehoorder, van<br />
bewust wordt wat hij ziet en wat de zin en betekenis<br />
daarvan is. Het wezen van <strong>een</strong> dagboek!<br />
Geheugen: <strong>een</strong> verraderlijk moeras<br />
g<strong>een</strong>szij de vage grens van Ouderdom<br />
en volle Rijpheid. Pas verzuipt na pas.<br />
G<strong>een</strong> baak blijft overend. Als je je om-<br />
wendt staar je in <strong>een</strong> mist.<br />
Verdwalen op de Waddenzee dat is 't.<br />
Wie echter schrijft wordt minder gauw vermist.<br />
Dat is van de nood <strong>een</strong> deugd maken, creatief <strong>zijn</strong><br />
met de symptomen van het ouder worden. De man<br />
met het geheugen als <strong>een</strong> ijzeren pot stelt vol schrik<br />
vast dat hij vergeetacht<strong>ig</strong> wordt. Slechthorendheid<br />
wordt vaak ervaren als ingepakt <strong>zijn</strong> in <strong>een</strong> wollen<br />
deken of <strong>een</strong> mist. Geheugen <strong>heeft</strong> drie determinanten:<br />
waarneming, inprenting en reproductie. Nu<br />
de tweede en de derde minder worden verschuift de<br />
aandacht naar de waarneming, die meditatief wordt<br />
uitgebreid tot gewaar<strong>zijn</strong>, openstaan <strong>zo</strong>nder oordeel.<br />
Handen grijpen in het grijze net<br />
betrekking: machteloos – – vruchteloos<br />
Vingers verstillen verstarren<br />
na de frustratie berustend:<br />
Theo is dood. 2u.30<br />
Op 3 januari 1986 overleed Theo 't Hort met wie<br />
Jan zich sterk verbonden voelde. Dat greep hem aan<br />
en <strong>heeft</strong> <strong>zijn</strong> gevoel van <strong>een</strong>zaamheid ongetwijfeld<br />
versterkt. Men zegt wel dat Jan zich terugtrok, maar<br />
ik denk ook dat hijzelf het gevoel had dat het leven<br />
zich terugtrok van hem: geluiden, herinneringen en<br />
mensen laten hem in de steek. Wat te doen? Fietsen<br />
is <strong>een</strong> antwoord, erop uit trekken, de natuur in, open<br />
voor het Onbekende, op <strong>zo</strong>ek naar God.<br />
Pracht<strong>ig</strong> pracht<strong>ig</strong> pracht<strong>ig</strong><br />
de Heer, het Hart van de Legers<br />
bomen en toppen van bomen<br />
in de verre mist blauwe bossen<br />
achter de grijzende sneeuw.<br />
Geboorte, dood en wederopstanding: eeuw<strong>ig</strong> leven,<br />
die "uitersten" houden hem bez<strong>ig</strong>. Die drie lopen in<br />
elkaar over, en dat drinkt hij in tijdens <strong>zijn</strong> tochten<br />
door bos en land. Niets is wat het lijkt te <strong>zijn</strong>, alles<br />
vertelt hem <strong>een</strong> verhaal, dat ondanks de varianten<br />
<strong>zo</strong>nder tal steeds op hetzelfde neerkomt: leven lijkt<br />
uit te lopen op dood en bederf, maar dat is schijn.<br />
De sneeuw wordt oud geboren<br />
omhelst en bergt als <strong>een</strong> gebogen moeder<br />
de winterwereld en zij zal<br />
<strong>een</strong> paasdood sterven.
IDICA EPICA<br />
de dichter<br />
Was Jan Klein <strong>een</strong> dichter, en <strong>zo</strong> ja, was hij <strong>een</strong><br />
goede dichter, en <strong>zo</strong> ja, was hij <strong>een</strong> poëet, <strong>een</strong><br />
woordkunstenaar? Dit is, met opzet, <strong>een</strong> meerled<strong>ig</strong>e<br />
vraag, omdat onze waardering van <strong>zijn</strong> gedichten<br />
heel verschillende teksten betreft die bovendien<br />
heel verschillende doelen dienden en in heel<br />
verschillende contexten geschreven werden.<br />
Don Bosco goede Vader,<br />
gij rust niet van uw reis;<br />
gij werkt o wond're dader<br />
op wonderlijke wijs.<br />
refrein<br />
Wij bidden om g<strong>een</strong> wonder,<br />
maar wil ons nemen onder uw schutse,<br />
zeer bij<strong>zo</strong>nder en wondersterk.<br />
zangbundel ‘Don Rua’ Ugchelen<br />
Wie van ons kan dit lezen <strong>zo</strong>nder het te horen<br />
zingen? Het is <strong>een</strong> klassieke tekst in salesiaans<br />
Nederland. G<strong>een</strong> grote poëzie, maar <strong>een</strong> lied dat, in<br />
combinatie met de melodie van Kees van W<strong>ig</strong>gen,<br />
<strong>zo</strong> in ons geheugen gegrift is dat het <strong>een</strong> halve eeuw<br />
later nog steeds vanzelf gaat zingen. Dat is kunst<strong>ig</strong>,<br />
of het nu kunst mag heten of niet.<br />
Er <strong>zijn</strong> veel liederen van die kwaliteit, perfect<br />
geë<strong>ig</strong>end voor de gelegenheid en ver daarbuiten,<br />
<strong>zo</strong>wel in tijd als in plaats. Ze vinden weerklank in<br />
ons hart, en met ons verstand bewonderen wij hun<br />
even intell<strong>ig</strong>ente als <strong>een</strong>voud<strong>ig</strong>e stijl en vorm. Ze<br />
brachten ons dichtbij Jezus, Sint Jozef, Maria, Don<br />
Bosco en andere levensmodellen van onze jeugd.<br />
De poëtische dagboeken <strong>zijn</strong> van <strong>een</strong> andere orde.<br />
Vergelijk het met het werk van <strong>een</strong> schilder. De<br />
liedteksten en andere gelegenheidspoëzie <strong>zijn</strong> klaar<br />
voor expositie en verkoop, terwijl de dagelijkse<br />
notities alles omvatten, van voorlop<strong>ig</strong>e schetsen tot<br />
kant-en-klare werkstukken. Dat moet meewegen bij<br />
de beoordeling van de artistieke kwaliteiten ervan.<br />
15<br />
di. 14-04-1987<br />
Het heidespoor, de sloten,<br />
staan vol tot aan de boord,<br />
omdat <strong>een</strong> dichtgelopen<br />
duiker hun afvoer stoort.<br />
Zo vol met e<strong>ig</strong>en opschot<br />
staat bos <strong>soms</strong>, staat <strong>soms</strong> ’t Woord,<br />
of, vol genade, <strong>een</strong> Schikgod<br />
ze in e<strong>ig</strong>en weelde smoort.<br />
Over dit vers valt met gemak <strong>een</strong> hele verhandeling<br />
te schrijven. Zijn wereld is die van de natuur:<br />
bomen, waterlopen en al wat daar leeft en beweegt.<br />
Maar ook de wereld van het woord, al of niet met<br />
<strong>een</strong> hoofdletter geschreven, al of niet in dagelijkse<br />
of in verhevener zin. Zoals in het bos het water<br />
<strong>soms</strong> opgestuwd wordt, <strong>zo</strong> vol is hij van woorden.<br />
do. 28-04-1988<br />
Wat mooi! Maar wat staat daar e<strong>ig</strong>enlijk? Horen wij<br />
onszelf in dat gesnater, en was Jan voor ons niet als<br />
<strong>een</strong> diep water dat ons droeg, ons doorzicht bood en<br />
van voedsel voorzag? Jan voelt zich <strong>een</strong>zaam, al<br />
<strong>zijn</strong> wij nog in <strong>zijn</strong> gedachten aanwez<strong>ig</strong>. Hij is nog<br />
steeds dezelfde, maar in diepe rust, als <strong>een</strong> gladgepolijste<br />
zwarte st<strong>een</strong>. Wat mooi, ook in dát licht.<br />
wo. 8-06-1988<br />
Weer hangt <strong>een</strong> mauve schijn<br />
op gras-met-heideveld<br />
en volgt de golvingslijn<br />
waar “heide wordt hersteld”.<br />
Gaat uw gangen (zei de Heer):<br />
kruip eruit, multipliceer.<br />
Zoek uw ras <strong>een</strong> niche te banen.<br />
Hier <strong>zijn</strong>: licht en lucht en tranen.<br />
Laten we ons niet misleiden door de betrekkelijke<br />
<strong>een</strong>voud van <strong>zijn</strong> woordkeus en zinsbouw. Het is<br />
<strong>een</strong> spel, in woordtaal, met beelden en gedachten,<br />
maar g<strong>een</strong> flirt. ‘Homo ludens’ is hierop wel van<br />
toepassing. Hij stroomt als water door het bos, staat<br />
er als <strong>een</strong> boom, met vogels in z’n takken,<br />
uitgespannen als lucht met witte wolken: dichtend.
IDICA EPICA<br />
<strong>een</strong> regen van geluid<br />
Ik sta versteld, iedere keer opnieuw. Op<strong>een</strong>s is daar<br />
het gevoel dat er <strong>een</strong> nieuw stukje geboren gaat<br />
worden. Ik zet de pc's aan (<strong>een</strong> voor de tekst en <strong>een</strong><br />
tweede voor de scans van Jan z'n gedichten) en open<br />
voor de verandering de map met beeldbestanden van<br />
de agenda van 1987. Ik kies in het menu Beeld de<br />
weergave-optie Miniatuurweergaven en open <strong>een</strong><br />
bestand dat me grafisch aantrekt. Het blijkt de week<br />
te <strong>zijn</strong> van 2 tot 8 februari.<br />
Deze bladzijde is <strong>een</strong> juweel om te zien, vooral in<br />
kleur. Een heel evenwicht<strong>ig</strong>e verdeling van rood en<br />
groen en blauw en zwart, ongetwijfeld <strong>zo</strong> gedaan om<br />
de teksten van elkaar te onderscheiden. Negen<br />
gedichten op deze pagina, overwegend winters, maar<br />
wijzend in vele richtingen. En ik bedenk dat het nog<br />
nooit is uitgeschreven of getypt en nog nooit of maar<br />
zelden door iemand gelezen. Wat is de realiteit van<br />
deze woorden en van de gedachten erin?<br />
do. 5-02-1987<br />
Rododendrons als verslagen leeuwen<br />
aan de voeten van de winterlaan.<br />
Uit het kijkpunt links en rechts de vegen:<br />
lindekruinen die 't prospekt uitgaan.<br />
Oude boerderij waar 't op gericht is<br />
dicht mijn einder vastbesloten af.<br />
Een vermoeden van hoe 't <strong>zo</strong>merzicht is,<br />
nu de nevel reikt tot Theo's graf.<br />
Dat is Leusden! Perspectief, doorkijk, <strong>zo</strong>wel in ruimte<br />
als ook in tijd, en in zingeving: schijnbare dood<br />
verwijzend naar nog niet waarneembaar weer<br />
opleven. Wat is het <strong>zo</strong>merzicht van Theo's (en van<br />
ons) bestaan? We weten het niet, we hebben er <strong>een</strong><br />
vaag vermoeden van. Maar hoe mooi is het hier en<br />
nu, ook in de winter, ondanks de vastbesloten<br />
afgedichte einder. Een meditatie over de samenhang<br />
van lineariteit en cirkelgang, verschuivende coulissen.<br />
di. 3-02-1987<br />
In de voren valt het Zaad.<br />
Dek het toe en laat het weken.<br />
Laat het zwellen in de streken<br />
van nabije, zwichtende aard.<br />
Geef 't <strong>een</strong> voorsmaak van de plaats<br />
waar 't <strong>zijn</strong> wortelnet zal steken.<br />
Laat het barsten. Laat het breken<br />
uit <strong>zijn</strong> schrompelgrage huid.<br />
Laat 't <strong>zijn</strong> gang gaan en er spruit<br />
<strong>een</strong> plezier van voorjaar uit<br />
dat <strong>zijn</strong> oogstlijf al laat raden:<br />
Leven, tot de punt geladen.<br />
In de voren rijpen Zaden.<br />
16<br />
Wie oren <strong>heeft</strong> om te horen, en ogen om te zien... Jan<br />
ging de diepte in, het spiegelbeeld van de oneind<strong>ig</strong>e<br />
ruimte. Hij zat niet gevangen in dogmatiek, in <strong>een</strong><br />
gecodificeerd systeem. Hij was zich meer en meer<br />
bewust van de dingen <strong>zo</strong>als ze waren, vrij van vooroordeel,<br />
all<strong>een</strong> maar gebonden door liefde voor al wat is<br />
<strong>zo</strong>als het is. Deze bladzijden voeren ons binnen in <strong>zijn</strong><br />
wereld, waar alles leeft, <strong>een</strong> en al kleur en beweging, ontstaan,<br />
vergaan en herrijzen in <strong>een</strong> tijdloos tableau vivant.<br />
za. 7-02-1987<br />
Grijs moest duizend namen krijgen:<br />
grijs is niet neutraal.<br />
Grijs is: spreken tussen 't zwijgen;<br />
zwijgen tussen taal.<br />
Grijs is: bijna. Grijs is fluisteren.<br />
Grijs, da's: pa en ma.<br />
Grijs is wachten. Grijs is: luisteren.<br />
Grijs is zachtjes: ja?<br />
Het gaat om verfijning van smaak en waarneming.<br />
Verstilling en versobering <strong>zijn</strong> voorwaarden om de<br />
goddelijke stem te horen, de goddelijke vormen te<br />
zien. In die stilte <strong>zijn</strong> ze luider dan donder en feller<br />
dan <strong>zo</strong>nlicht. Het gaat om <strong>een</strong> soort kernfusie<br />
waarin pure energie tot uitbarsting komt. Daarvoor<br />
moeten we, naar het woord van Jezus, in onszelf<br />
naar binnen gaan. Niet in <strong>een</strong> rationele analyse of<br />
<strong>een</strong> emotionele katharsis, hoe nutt<strong>ig</strong> die <strong>soms</strong> ook<br />
<strong>zijn</strong>. Maar in de stilte van de ontwakende dag, <strong>zo</strong>als<br />
het "Wie schön leuchtet der Morgenstern" in het<br />
koraalvoorspel van Dietrich Buxtehude dat ik op<br />
m'n orgeltje speel. Dan <strong>een</strong> verwijzing naar blad 'A'<br />
achterin de agenda:<br />
za. 7-02-1987<br />
Net of je, in je loverhut,<br />
de Zomer aan ziet komen.<br />
't Is goed. Je hebt nog g<strong>een</strong> benul<br />
wat waar wordt van je dromen.<br />
Maar 't is <strong>een</strong> droom en 't is <strong>een</strong> feit<br />
onlostornbaar verstrengeld.<br />
Het is <strong>een</strong> stilstand van de Tijd:<br />
<strong>een</strong> bloem aan gouden stengel.<br />
Je hart <strong>zo</strong>emt als <strong>een</strong> bronzen bij:<br />
Hemel en Aarde mengelt.<br />
't Is tussen nu en eindloos heil...<br />
Kijk daar. Je Geest... je Engel!
Het dagelijks leven van Jan was ongetwijfeld even<br />
gewoon als het onze. Wat ons aanspreekt in <strong>zijn</strong><br />
gedichten, wat wij erin herkennen, wat ons ontroert,<br />
dat is wat we zelf van binnen ervaren. Het roept bij<br />
mij de herinnering op aan <strong>zijn</strong> lessen, aan het in linie<br />
met hem h<strong>een</strong> en weer lopen in de allee tussen de<br />
grote en de H. Hart-cour, en aan de wandelingen door<br />
bos en hei en zand. In ons salesiaanse ambiënt is Jan<br />
<strong>een</strong> unieke f<strong>ig</strong>uur, <strong>een</strong> echte leraar, <strong>een</strong> voorbeeld. In<br />
<strong>zijn</strong> laatste jaren liet hij alle gekunsteldheid los. Wij<br />
mogen hem volgen. Het laatste gedicht van deze<br />
bladzijde, later geschreven, is <strong>een</strong> droom, <strong>een</strong> parool<br />
bijna: u roept en ik kom...<br />
ma. 16-02-1987<br />
Plotseling schrik ik<br />
wakker: er IS niks –<br />
Tijd om te gaan,<br />
maar waarh<strong>een</strong>?<br />
Om niets meer te verstaan,<br />
of alles, al-in-<strong>een</strong>?<br />
De wereld gaat bewegen,<br />
in 't donker is <strong>een</strong> regen<br />
van geluid:<br />
En uit.<br />
17
IDICA EPICA<br />
plurivalentie<br />
Wie iets leest, <strong>zo</strong>als deze stukjes, reageert erop:<br />
daar is g<strong>een</strong> ontkomen aan. Helaas (of gelukk<strong>ig</strong>,<br />
hoe moet ik dat weten? waarschijnlijk beide)<br />
bereikt mij vrijwel nooit en<strong>ig</strong>e, laat staan <strong>een</strong><br />
inhoudelijke, reactie. Onze reacties <strong>zijn</strong> meestal<br />
samengesteld, plurivalent, <strong>zo</strong>als Jan Klein het<br />
uitdrukte, hoewel hij die term eerder toepaste op de<br />
expressie (<strong>een</strong> gedicht b.v.) dan op de reactie die<br />
het opriep. Die meervoud<strong>ig</strong>heid der waardering is<br />
de manier waarop creativiteit aan ons verschijnt.<br />
di. 7 juni 1988<br />
Een zwarte mees!<br />
Geeft acte de présence.<br />
Tuimelt me bijna op m’n voet.<br />
Beziet me kort en goed,<br />
nikt, draait zich om,<br />
toont mij z’n witte nek tot groet<br />
en gaat... Verrukkelijke<br />
pas de dance.<br />
Wat doen deze regels me? Waarop reageer ik? De<br />
vorm, de klank, de gebeurtenis, de interpretatie, het<br />
gevoel? Alle mezen <strong>zijn</strong> present, niet alle <strong>zijn</strong> ze<br />
zwart. De mees kijkt en Jan kijkt terug: ze kijken<br />
elkaar aan. Ik ‘zie’ het gebeuren, <strong>zo</strong>als ieder die het<br />
leest. Is er wel <strong>een</strong> moment waarop niet alles en<br />
ieder<strong>een</strong> aanwez<strong>ig</strong> is? Een zee van gewaar<strong>zijn</strong> met<br />
allerlei stromingen. Het bestaan zelf is plurivalent:<br />
<strong>zo</strong>als het ons schept en <strong>zo</strong>als wij het vormen in <strong>een</strong><br />
oorzakelijkheid van wederzijdse implicatie.<br />
di. 7 juni 1988<br />
Hoog gras aan hoge wallekant<br />
dankt heel z’n macht aan ’t water<br />
en merkt dan, even later,<br />
dat het z’n stroombron <strong>heeft</strong> verzand.<br />
Ja ja, waar doet dat ons aan denken? Natuurlijk op<br />
de eerste plaatst aan gras: <strong>een</strong> natuurbeschrijving.<br />
En dan? Aan de Bijbel, als Boek van de ‘Mensch’,<br />
aan ons leven als mens op deze aarde: groeiend en<br />
verdorrend als gras. Als gras dat tot as wordt in het<br />
verzengende vuur van <strong>een</strong> bos- of heidebrand. Hoe<br />
komt het <strong>zo</strong> droog? Door inhal<strong>ig</strong>heid misschien, de<br />
hoofd<strong>zo</strong>nde van de gerationaliseerde en geïndustrialiseerde<br />
maatschappij? Daar had Jan <strong>zo</strong> z’n gedachten<br />
over. Symboliek vermen<strong>ig</strong>vuld<strong>ig</strong>t betekenis,<br />
hermetisch, tot in het oneind<strong>ig</strong>e.<br />
Het valt me in deze gedichten steeds sterker op dat<br />
Jan vrij werd, meer dan zich bevrijdde, van stereotypen<br />
en verst<strong>een</strong>de opvattingen. Hij werd al losser<br />
en levender in de spontane natuur: amoreel, niet<br />
immoreel, adogmatisch, niet ongelov<strong>ig</strong>. Hij hechtte<br />
zich niet meer aan opvattingen, maar leefde in het<br />
heil<strong>ig</strong>e, onverdeelde moment, immuun voor schijn.<br />
18<br />
do. 9 juni 1988<br />
Gelaten wekken dromen.<br />
Een attractieve kop:<br />
daar komen ze, de stromen<br />
met roze brillen op<br />
en propvol idealen<br />
(ver buiten mensbereik)<br />
als <strong>een</strong> gelaat gaat stralen<br />
dat op Iets Beters lijkt.<br />
Volgen we hem nog, op z’n tocht door het bos?<br />
Bomen staan waar ze staan, maar de mens vliegt<br />
mee met iedere wind, loopt weg met iedere mode,<br />
is vol van iedere hype. Of het nu om <strong>een</strong> bril gaat of<br />
om <strong>een</strong> visie maakt wein<strong>ig</strong> uit: als schapen zien we<br />
ze (ons?!) gaan: met de muziek mee. Beelden te<br />
over! We weten het best, maar we kunnen het niet<br />
altijd laten. Geef het <strong>een</strong> naam, geef het smoel, zeg<br />
dat dit is waarop we gewacht hebben, dat dit onze<br />
kans is: nu of nooit. We houden van sprookjes.<br />
di. 14 juni 1988<br />
Hoe moet ik u noemen?<br />
Oude namen roemen:<br />
“Meester!.. Lieve Heer!”<br />
Nieuwe die we <strong>zo</strong>eken<br />
klinken vaak als vloeken...<br />
Nee, g<strong>een</strong> namen meer.<br />
Zou don Bosco in de Bijlmer misschien ook g<strong>een</strong><br />
namen meer willen, omdat wij die namen niet goed<br />
gebruiken, maar er tegenstellingen mee cultiveren<br />
in plaats van <strong>een</strong>heid? “Gij aanbidt wat ge niet<br />
kent”, zei Jezus volgens Johannes (4,22) tot de<br />
Samaritaanse vrouw bij de bron. Het vervolg neem<br />
ik met <strong>een</strong> flinke korrel <strong>zo</strong>ut: “wij Joden weten wat<br />
we aanbidden”, in principe misschien, maar was dat<br />
in de praktijk wel <strong>zo</strong>? De evangelist kon g<strong>een</strong> hetze<br />
riskeren. Wij mogen het ons afvragen, voor onszelf.<br />
wo. 15 juni 1988<br />
“Muurpeper, wilde plant”<br />
klinkt heidenser dan hoeft.<br />
Zij nam de <strong>zo</strong>n ter hand<br />
en <strong>heeft</strong> haar overtroefd<br />
(wat men nog proeft).<br />
In gevecht met de engel moet de mens sterker <strong>zijn</strong><br />
dan z’n god, want die god is ongetwijfeld <strong>een</strong><br />
afgod, <strong>een</strong> idool, ειδωλον, gefingeerde zekerheid en<br />
gevangenis der ziel. Het kruid overtreft z’n god, het<br />
bloeit en geurt, het ís goddelijk: je proeft het.
IDICA EPICA<br />
ondergang<br />
Wie ouder wordt en daarvoor openstaat, ervaart het<br />
leven als <strong>een</strong> epos, <strong>een</strong> verhaal van jong naar oud.<br />
Ook Jan keek om zich h<strong>een</strong> en naar z'n e<strong>ig</strong>en leven.<br />
Hij zag zichzelf terug in de natuur en probeerde <strong>zijn</strong><br />
perspectief te completeren van geboorte tot dood en<br />
verder: tot in de ontmoeting met het Ongeziene. Dat<br />
ging niet <strong>zo</strong>nder slag of stoot, want ook hij voelde<br />
de menselijke beperktheid en <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en gebreken.<br />
30-10-1987 (bs-244 1 )<br />
Steeds verder af<br />
de jongenstijd.<br />
De jongen zelf<br />
steeds vreemder:<br />
hij ondergaat<br />
in dromenstaat<br />
de <strong>een</strong>zaamheid,<br />
het oud, gekweld<br />
bestaan van<br />
dove ontheemde.<br />
Als jongen keek hij vooruit: <strong>zijn</strong> tijd moest nog<br />
komen. Nu hij oud wordt kijkt hij om: waar is de<br />
tijd gebleven, hoeveel resteert mij nog? Toekomst<br />
sloeg <strong>een</strong> trom met groot geluid, nu wordt het stiller<br />
en hoort hij zelfs minder dan <strong>zijn</strong> leeftijdgenoten. Is<br />
daar iets, is daar nog iemand in <strong>zijn</strong> leven?<br />
22-12-1987 (bs-252)<br />
Vanonder sparren<br />
staart mij de Dood<br />
aan als <strong>een</strong> barre<br />
levensgenoot.<br />
Durft niet te komen.<br />
Treedt niet aan 't licht.<br />
Onder die bomen<br />
slaat mijn tijd dicht.<br />
Ik denk, ook op grond van e<strong>ig</strong>en ervaring, dat <strong>zijn</strong><br />
isolement op den duur a.h.w. exponentieel verhev<strong>ig</strong>d<br />
werd. Als het <strong>zo</strong>veel moeite kost om te horen<br />
wat anderen zeggen, dan ontstaat er al gauw <strong>een</strong><br />
wanverhouding tussen die inspanning en de waarde<br />
van de verworven informatie. Wie van <strong>zijn</strong> medebroeders<br />
had hem trouwens nog iets nieuws en pakkends<br />
te melden? Ik herinner mij <strong>een</strong> gesprek in de<br />
Ugchelse tijd, waarin hij vertelde dat preken hem<br />
niet meer boeiden omdat hij alles al gehoord had.<br />
Hij betaalde dubbele tol: die van z'n hoorgebrek en<br />
die van excellentie. Beide werden misschien nog<br />
vermeerderd met psychosociale 'ontheemdheid': hij<br />
sprak noch schreef de taal van doorsnee mensen,<br />
althans minder goed dan hij graag wilde. Textuur<br />
en coloriet van <strong>zijn</strong> denken en spreken waren in<br />
zekere zin exotisch, als <strong>een</strong> eiland-cultuur. Wie <strong>een</strong><br />
geestelijke verwantschap met hem kon voelen<br />
(<strong>zo</strong>als velen van ons) sprak hij niettemin aan. Een<br />
19<br />
mengsel van geslotenheid en openheid, want hij<br />
was <strong>een</strong> en al oog en, mirabile dictu, <strong>een</strong> en al oor.<br />
17-07-87 (bs-229)<br />
Ik luister naar de regen<br />
- ik heb mijn hoording aan -<br />
: hij <strong>heeft</strong> te lang gezwegen<br />
: ik kan hem niet verstaan.<br />
Ik hoor verzameldroppen,<br />
<strong>een</strong> natte xylofoon,<br />
iets in me wakker kloppen<br />
lentissimonotoon.<br />
Ha ha, 'mijn hoording': daarvan afhankelijk te <strong>zijn</strong><br />
ergerde hem dan<strong>ig</strong>, en terecht, want <strong>zo</strong>'n hoorapparaat<br />
vervormde het geluid ook nog. Maar zelfs<br />
met de beste oren had hij die regen niet verstaan en<br />
was er iets in hem gewekt door die tot het uiterste<br />
vertraagde monotonie van aangezwollen druppels,<br />
'<strong>een</strong> natte xylofoon - lentissimonotoon'. Hij gebruikt<br />
leestekens en vormt woorden naar behoeven, even<br />
bevreemdend en boeiend als het leven zelf.<br />
30-04-87 (bs-255)<br />
Ouderdom <strong>heeft</strong> <strong>zijn</strong> reservoir:<br />
inhammen van geheugen, waar<br />
veel bootjes ingekeerd vertoeven.<br />
Uitvaren doen ze als ze niet hoeven.<br />
Het taakgebondene, het doelgerichte vermindert in<br />
de ouderdom: al die scheepjes l<strong>ig</strong>gen maar wat te<br />
dobberen, en onvoorspelbaar, onbedoeld gaan ze<br />
<strong>soms</strong> de haven uit, de zee op, en <strong>zo</strong>rgen daar voor<br />
verrassingen, <strong>soms</strong> zelfs voor ongemak op de drukbevaren<br />
routes. Een zilvervloot op ramkoers, heel<br />
waardevol voor wie weet te laveren. Zijn we trouwens<br />
niet allemaal gestouwde pakketten waartegen<br />
anderen zich af moeten zetten? Tegelijkertijd nod<strong>ig</strong><br />
en hinderlijk voor het sociale functioneren. Er zit<br />
nogal wat krampacht<strong>ig</strong>heid in persoonlijkheden.<br />
9-06-87 (bs-228)<br />
Ik ben – als ieder<strong>een</strong> – <strong>een</strong> afzetstouw<br />
voor ieder<strong>een</strong> als ieder<strong>een</strong> voor mij.<br />
Maar als ik aankom, als ik straks bij jou<br />
terugkom, komt de loop der tranen vrij.<br />
Wat ik zal zien? Ik weet het niet. Ik kom<br />
de Ongeziene tegen. 'k Weet ook niet:<br />
zal het terugzien <strong>zijn</strong>? Of zal ik stom<br />
verbaasd staan voor <strong>een</strong> onbekend verschiet?<br />
Hier weer <strong>zo</strong>'n uit de gebruikelijke koers geraakt<br />
bootje: onderweg naar z'n onzekere bestemming,<br />
waar het pakket uit<strong>een</strong>valt en g<strong>een</strong> weerstand meer<br />
biedt. Tranen van opluchting en overgave aan de<br />
Ongeziene, in terugzien of in stomme verwondering,<br />
dat is onzeker. Spannender dan welke aardse<br />
onderneming ook, g<strong>een</strong> "faites vos jeux", maar<br />
"rien ne va plus" en afwachten hoe het balletje rolt.
Hemel of hel, wat weten we van hetg<strong>een</strong> ons na dit<br />
leven wacht? Hoop en vertrouwen <strong>zijn</strong> daarom ons<br />
en<strong>ig</strong>e houvast, openheid onze en<strong>ig</strong>e voorbereiding.<br />
G<strong>een</strong> defaitisme, maar wel het soort bravoure dat<br />
ontdekkingsreiz<strong>ig</strong>ers siert: erop of eronder, de reis<br />
is <strong>een</strong> feit, en voortgang ons leven.<br />
6-06-87 (bs-223)<br />
De nedergang is ook <strong>een</strong> gang.<br />
Je voelt je dikwijls in de tang,<br />
weet <strong>soms</strong> niet of je komt of gaat,<br />
maar... leven doet wie leven laat.<br />
Vandaar mijn onbekookte zang:<br />
mijn ondergang is ook <strong>een</strong> gang.<br />
_________________________________________<br />
1 ) bs = beeldscan<br />
20
IDICA EPICA<br />
o pulchritudo<br />
Dit is de zesde en laatste aflevering van de rubriek<br />
Idica Epica over de gedichten die Jan Klein schreef<br />
in de laatste jaren van <strong>zijn</strong> leven. Een poëtisch dagboek,<br />
waarmee hij <strong>zijn</strong> aardse leven afsloot. Fietsen<br />
in de natuur, horen, zien en ruiken, alles in zich opnemen<br />
en allerlei associatieve verbanden noteren.<br />
Terug naar <strong>zijn</strong> wortels, helemaal georiënteerd op<br />
zin en betekenis, op <strong>zijn</strong> weg en <strong>zijn</strong> thuisreis, vrij<br />
van alle verplichtingen die hem hinderden.<br />
31-07-1986 (bs-137)<br />
Da-ag broeders<br />
ik ga niet verder:<br />
de kimmen lokken,<br />
de wegen niet.<br />
Da-ag zusters,<br />
ik wil mij wenden:<br />
de wegen lopen<br />
langs 't oude lied.<br />
Als alle wegen naar Rome leiden, dan kunnen we<br />
hetzelfde doel hebben en toch langs verschillende<br />
paden gaan. Dat doet Jan hier, <strong>zo</strong>nder zichzelf of de<br />
solidariteit geweld aan te doen, heel eerlijk en heel<br />
intell<strong>ig</strong>ent. Mensen hechten aan wegen, kunnen op<br />
somm<strong>ig</strong>e beter uit de voeten dan op andere. Jammer<br />
dat vernieuwers dat <strong>soms</strong> niet begrijpen, en conservatieven<br />
al evenmin. Blinde leiders van blinden...<br />
Het afgebeelde fragment geeft aanleiding tot en<strong>ig</strong>e<br />
tekstkritiek. De woorden "ga" <strong>zijn</strong> later voorzien<br />
van het alternatief "wil". Ik vermoed dat hij "ga" te<br />
wein<strong>ig</strong> rekening vond houden met volgzaamheid.<br />
Maar ik kies hier namens hem voor "ga" in eerste<br />
en "wil" in tweede instantie, ook vanwege de "w" in<br />
"wenden". Het woord "terug" laat ik weg vanwege<br />
het metrum. "De wegen" is hier g<strong>een</strong> onderwerp<br />
maar voorwerp: hij wil lopen langs bekende wegen.<br />
Is de vorm <strong>een</strong> bron van misverstand, de leer is dat<br />
evenzeer. Mensen hebben de mond vol van wat<br />
God de mensen zegt, van hen wil, met hen doet, al<br />
<strong>heeft</strong> niemand God gezien of ooit <strong>zijn</strong> stem<br />
gehoord. Arrogantie en gemakzucht, want waar het<br />
echt om gaat is wat wij zelf onze medemensen te<br />
zeggen hebben, van hen willen, met hen doen, en of<br />
dat wel recht doet aan hun en onze menselijkheid.<br />
21<br />
30-10-1986 (bs-152)<br />
Wie God wil kennen, moet<br />
de mensen kennen.<br />
Want God is mens.<br />
Zo kent Hij mensen goed.<br />
Hij weet genoeg van<br />
wennen en verwennen.<br />
Vraag dus wat jij<br />
- zeg niet wat Hij -<br />
nu met de mensen moet.<br />
Want goddelijkheid en zuiverheid hoeven we niet<br />
ver te <strong>zo</strong>eken: aardse vormen en kleuren verontrein<strong>ig</strong>en<br />
ons wezen niet, al zien we daar op het eerste<br />
gezicht vaak doorh<strong>een</strong>. Het is bijna van <strong>een</strong> andere<br />
orde, al behoort het integraal tot onze natuur.<br />
6-03-1987 (bs-213)<br />
't KRISTALSTE helder water vloeit<br />
waar 't geelste zand<br />
het zwartst gevallen blad<br />
aan dorste bodem boeit.<br />
Oog krijgen voor het Gezicht van God in alles en na<br />
dit alles erin opgaan, dat is Jan z'n einder, z'n kim<br />
en alles overheersende gedachte. Eindelijk ontspant<br />
hij zich na <strong>een</strong> leven van studeren en <strong>zo</strong>eken in taal<br />
en teken. Het staat er niet met <strong>zo</strong>veel woorden,<br />
maar – als de boeddha – houdt hij op met wroeten<br />
om all<strong>een</strong> maar open te staan: dat is nu genoeg.<br />
24-09-1986 (bs-146)<br />
In Taal ben Jij me ontdoken,<br />
Heer van het Grote Boek.<br />
Mijn Jaren heb 'k gestoken<br />
in speuren en ge<strong>zo</strong>ek.<br />
'k Zál jouw Gezicht hervinden<br />
<strong>zo</strong> helder als maar kan.<br />
Dan mag je mij ontbinden:<br />
dan ben ik boven Jan.<br />
Hij neemt afscheid van <strong>zijn</strong> levenslange taak en<br />
grote liefde: het overdragen van de overweld<strong>ig</strong>ende<br />
schoonheid die hij in het leven vond. Zo herinneren<br />
wij ons hem: als docent, als voordrachtskunstenaar.<br />
?-01-87 (bs-202)<br />
De liefde <strong>heeft</strong> wat met de tijd:<br />
nooit mint men vroeg genoeg,<br />
want nooit meer kan men alles kwijt<br />
wat men graag overdroeg,<br />
o Pulchritudo...
SCHITTERSPUL<br />
winterkleuren<br />
In maart kan het al aard<strong>ig</strong> dooien maar ook nog stev<strong>ig</strong><br />
vriezen. Het was niet mijn bedoeling met<strong>een</strong> na het<br />
afsluiten van de reeks Idica Epica met <strong>een</strong> volgende<br />
te beginnen. Maar ik ben weer bez<strong>ig</strong> met de controle<br />
van de gedichten die ik heb overgetypt uit de zes<br />
schriften van Henk Hendriks, en dat inspireert me dan<br />
weer. Ook heb ik vernomen dat men<strong>ig</strong> lezer <strong>een</strong><br />
vervolg op prijs stelt. Dus waarom dan niet?<br />
ma. 14-3-1988<br />
Schitterspul langs takketoppen<br />
blijft in 't dagen kil:<br />
't <strong>zijn</strong> g<strong>een</strong> vocht- maar vorstedroppen<br />
ijz<strong>ig</strong> gaaf. En stil. 193<br />
Wie in het bos wandelt of fietst herkent dit: waterdruppels<br />
vallen en accentueren de stilte met geluid,<br />
maar ijsdruppels doen het anders: die intensiveren<br />
de stilte met schittering in onbeweeglijkheid. Die<br />
stiltes kon Jan horen en onderscheiden. Zo'n intense<br />
aanwez<strong>ig</strong>heid en aandacht, dat is meditatie.<br />
Here: mijn tijd.<br />
Een eeuw<strong>ig</strong>heid is amper te bevatten,<br />
al was 't maar als <strong>een</strong> tijdeloze tel.<br />
Wees, Heer, mijn tijd van nu, met al z'n schatten<br />
die ik als uw parels opduik voor mezelf. 191<br />
De beleving van deze elementen: onbeweeglijkheid<br />
en ijz<strong>ig</strong>e stilte, als één in al en al in één van tijd en<br />
eeuw<strong>ig</strong>heid, tekent Jan als de onvoorwaardelijk<br />
aanwez<strong>ig</strong>e afwez<strong>ig</strong>e in dit scheppingsmoment. Hij<br />
is er, maar we zien hem niet; hij neemt waar, maar<br />
neemt zelf g<strong>een</strong> ruimte in. Zijn 'tijd van nu' is waar<br />
het om gaat, het volkomen opgaan in het hier en nu,<br />
en verdwijnen in de oergrond, <strong>zijn</strong> Heer.<br />
De kleur van de kaalslag<br />
verschuift met de dag:<br />
met opgang, met neerslag;<br />
't gebeuren met 't gras<br />
Molinia: of 't staat<br />
of zich legt of opricht.<br />
Vandaag <strong>heeft</strong> 't weer iets van<br />
<strong>een</strong> palmkronenzicht.<br />
De kleur is 't fletsgeel van<br />
het zeil van <strong>een</strong> tent<br />
en hei is – in resten –<br />
z'n paars complement. 192<br />
De natuur is voortdurend in beweging, in eeuw<strong>ig</strong>e<br />
op<strong>een</strong>volging van kleine verschuivingen: <strong>een</strong> grasspriet<br />
die bu<strong>ig</strong>t of zich opricht, verkleurt, afsteekt.<br />
<strong>Ieder</strong> detail van wein<strong>ig</strong> belang maar onmisbaar als<br />
deel van het grote geheel. Zo ook de mens: je kunt<br />
naar India gaan, naar Afrika en daar goed werk<br />
doen, je kunt ook in <strong>een</strong> rolstoel zitten, studeren of<br />
22<br />
<strong>een</strong> baan hebben, daar gaat het niet om. Van belang<br />
is dat je er bent <strong>zo</strong>als je bent, maar wel totaal.<br />
di. 15-3-1988<br />
De warmte stijgt bij 't dagen<br />
eerst enkel in de tint:<br />
oud blad legt gouden lagen;<br />
nieuw groen vonkt welgezind.<br />
De forsgekloofde dennen,<br />
de beuken, glad als aal,<br />
eik, berk, gegroefd met pennen:<br />
ze geven, bij het herkennen<br />
<strong>een</strong> gloed af, allemaal.<br />
Of 't nat in losse plassen<br />
bij 't dagen pas bevriest:<br />
zie hoe de gloed al wassend,<br />
tot meetlat kleuren kiest. 194<br />
Gloed en kleur hebben wel degelijk <strong>een</strong> functie,<br />
maar boom, plant en st<strong>een</strong> <strong>zijn</strong> zich van hun kleur<br />
niet bewust. Een heil<strong>ig</strong>e wordt herkend aan <strong>zijn</strong> of<br />
haar uitstraling, maar ervaart die niet als iets van<br />
zichzelf. Het goddelijke straalt van ieder<strong>een</strong> en alles<br />
af, wordt al of niet herkend, maar kent zichzelf niet<br />
los van hetg<strong>een</strong> eruit voortkomt.<br />
wo. 23-3-1988<br />
De hallen van het hoge woud<br />
<strong>zijn</strong> tot <strong>een</strong> godshuis omgebouwd<br />
in stilte en heil<strong>ig</strong>e ernst.<br />
Bij 't halflicht van 't halfduister oord<br />
vergeet de wind <strong>zijn</strong> fluisterwoord<br />
en 't wordt <strong>een</strong> beukenkerk.<br />
De bomen <strong>zijn</strong> er wijd gezet.<br />
Elk is <strong>een</strong> pijler van gebed:<br />
ze smeken om hun lover.<br />
De winter is haast over! 201<br />
De gem<strong>een</strong>schap der heil<strong>ig</strong>en in het licht, dat <strong>zijn</strong><br />
alle mensen bij elkaar, met of <strong>zo</strong>nder aards lichaam,<br />
jong en oud, ziek of ge<strong>zo</strong>nd, mooi of lelijk, arm of<br />
rijk, legaal of <strong>zo</strong>genaamd illegaal, het doet er allemaal<br />
nauwelijks toe. Zelfs goed of slecht is vaak<br />
maar <strong>een</strong> bijkomst<strong>ig</strong>heid. Konden we in onszelf en<br />
in ieder ander God maar zien, die zich openbaart in<br />
al die verschillende vormen, <strong>zijn</strong> heerlijkheid.<br />
<strong>zo</strong>. 13-3-1988<br />
Wild bos, ongeweten,<br />
door g<strong>een</strong> mens gemeten<br />
of star opgesteld.<br />
100.000 standers.<br />
<strong>Ieder</strong> zicht is anders:<br />
Wisseling is wat telt. 190
SCHITTERSPUL<br />
bossentocht<br />
Van de omgeving waarin Jan fietste weet ik maar<br />
wein<strong>ig</strong>. Zijn verwijzingen naar wegen en plaatsen<br />
maken me toch wel wat nieuwsgier<strong>ig</strong>. Hoe uitgestrekt<br />
of klein was <strong>zijn</strong> areaal? Na ruim drie jaar rondtouren<br />
<strong>heeft</strong> hij er nog steeds niet genoeg van. En hij schijnt<br />
er meestentijds vrijwel volkomen all<strong>een</strong> te <strong>zijn</strong>.<br />
wo. 13-04-1988<br />
Op <strong>een</strong> oplichtend fond van 't dagtheater<br />
vertonen douglassparren zich exkies.<br />
Gaan stammen zelf oplichten, dan ontstaat er<br />
<strong>een</strong> nieuw boek Genesis uit bijna niets:<br />
de <strong>zo</strong>nneschijn, mijn trouwe concreator<br />
werpt schep- na schepping roekloos voor m'n fiets.<br />
Kaalslag bij Rusthof rust in blonde weelde<br />
van hooi dat berken <strong>zo</strong>nnetinten geeft<br />
onder <strong>een</strong> poeder-grijs-blauw-rose hemel<br />
waarnaast de schommelboog van 't maantje zweeft.<br />
Op pas ontstane plas in 't gras: twee <strong>een</strong>den<br />
echt echt'lijk veren poetsend zij-aan-zij...<br />
All<strong>een</strong> de Zon creëert mijn morgenbeelden.<br />
De maan en ik bezien dat. Enkel wij. 284<br />
Op de wegenkaart en op het internet gekeken. Het<br />
is allemaal natuurgebied rondom 'Don Bosco' in<br />
Oud-Leusden. Heel oud land ook: de Utrechtse<br />
heuvelrug ontstond 200.000 jaar geleden in de Rissijstijd.<br />
Uit de meegevoerde vermalen zwerfkeien<br />
ontstond keileem. Daarmee werden de fietspaden<br />
verhard. Regenwater kan de grond niet in, <strong>zo</strong>dat er<br />
plassen onstaan, <strong>zo</strong>als de vijver bij Huis Den Treek<br />
en het water in 't gras dat Jan hierboven noemt. Met<br />
recht "<strong>een</strong> nieuw boek Genesis", herschepping van<br />
moment tot moment, en eeuw<strong>ig</strong> jonge bossen.<br />
ma. 18-04-1988<br />
∆ Jij woont in licht<br />
dat lacht in groen;<br />
hoe min in dicht<br />
hoe meer in doen. 301<br />
"De begraafplaats Rusthof, gelegen aan de rand van<br />
de gem<strong>een</strong>te Amersfoort, grenzend aan het pracht<strong>ig</strong>e<br />
landgoed Den Treek, is in de jaren dert<strong>ig</strong> door<br />
de gem<strong>een</strong>te Amersfoort aangelegd. Tijdens de<br />
oorlog lag het beruchte Kamp Amersfoort in de<br />
onmiddellijke nabijheid van de begraafplaats. Hier<br />
werden ook de slachtoffers van het Kamp begraven,<br />
althans degenen die <strong>een</strong> natuurlijke dood waren<br />
gestorven. Verder <strong>zijn</strong> er ook vele geallieerde<br />
vliegers begraven" (Amersfoort '40-'45 deel II door<br />
J.L. Bloemhof blz. 69/70).<br />
23<br />
<strong>zo</strong>. 17-04-1988<br />
Wat dag aan dag<br />
mij weer verrast<br />
is 't strooien gras<br />
op Rusthofslag:<br />
goud in de <strong>zo</strong>n,<br />
maar moet het <strong>zo</strong>n-<br />
der, toch <strong>een</strong> gloed<br />
die niet voor 't dagen<br />
onderdoet. 299<br />
Hij komt er kennelijk vaker: dag aan dag, en als <strong>een</strong><br />
schilder <strong>heeft</strong> hij z'n schetsboekje bij de hand. Met het<br />
metrum neemt hij het niet <strong>zo</strong> nauw, en dat levert <strong>een</strong><br />
speels plaatje op. Zonlicht ziet hij, ook wanneer de<br />
<strong>zo</strong>n niet schijnt. De <strong>zo</strong>n is medeschepper (concreator)<br />
van schilder en dichter, met de maan als door de <strong>zo</strong>n<br />
beschenen getu<strong>ig</strong>e: enkel zij beiden. Jan zag in het<br />
droge gras, <strong>zo</strong>als in alles, <strong>een</strong> creatie.<br />
vr. 15-04-1988<br />
Pieck-silhouet<br />
van boom en tak<br />
door dag ontscherpt,<br />
geeft de alledag<br />
z'n wezen weer:<br />
<strong>een</strong> acht'loos kleed.<br />
Van toversfeer<br />
<strong>heeft</strong> niemand weet<br />
tot winterkruin<br />
de gulden vloed<br />
van <strong>zo</strong>nneschijn<br />
wel vieren moet. 288<br />
Dit doet me denken aan de transf<strong>ig</strong>uratie van de heer,<br />
toen die zich aan drie van z'n leerlingen liet zien in z'n<br />
geestelijke gestalte. Als bij toverslag moesten ze hem<br />
wel zien <strong>zo</strong>als hij was, z'n normale uiterlijk vergeten,<br />
gestoken scherp in <strong>een</strong> gulden vloed van <strong>zo</strong>nneschijn.<br />
vr. 15-04-1988<br />
Het duister waar het licht uit zwelt<br />
is 't tegendeel van 't duister<br />
dat treuzeltraag de dagdood meldt<br />
<strong>soms</strong> met verloste luister.<br />
Oost lijkt dus nieuwheid, hemellicht,<br />
geloof, hoop, openbaring<br />
en west: respijt, <strong>een</strong> tweede zicht,<br />
<strong>een</strong> sterfhuis van bewaring.<br />
De Paasheer <strong>heeft</strong> - met Mahomet -<br />
dit beeld volkomen omgezet. 293<br />
En al verschijnt dit stuk in mei, we vieren altijd weer<br />
pasen, pesach = voorbijgang, aanraking van licht dat<br />
niet doodt, maar ieder herschept die ervoor openstaat.
SCHITTERSPUL<br />
wijd en zijd<br />
Ontwikkelingen wijd en zijd, nieuwe lichten over<br />
oude velden. Het landschap verandert bij het leven,<br />
aanpassing wordt welhaast afgedwongen, of het nu<br />
bevalt of niet. Oude mensen keren vaak naar binnen<br />
en blijven leven waar ze zich meer thuis voelen dan<br />
in het heden. Dat hoeft g<strong>een</strong> verlies te <strong>zijn</strong>. Het<br />
e<strong>ig</strong>ene bewaren is <strong>een</strong> rechtmat<strong>ig</strong>e optie, <strong>zo</strong>lang de<br />
nieuwe dag er niet te zeer door gehinderd wordt.<br />
<strong>zo</strong>: 31-07-1988<br />
De helderheid.<br />
Wij worden wijd.<br />
De berken dansen <strong>een</strong> ballet<br />
waar ruimte en tijd <strong>zijn</strong> vastgezet.<br />
Er hangt <strong>een</strong> afscheid in de lucht.<br />
Terwijl de tijd naar najaar vlucht,<br />
<strong>zijn</strong> oog en hart<br />
verdeeld: verward<br />
in heimwee dat om voorjaar zucht<br />
of bij de <strong>zo</strong>mer mart. 740<br />
Maar openstaan is ook <strong>een</strong> keus, al is het met verbazing<br />
om wat er loos is. Tegendelen gaan ten dans.<br />
Goede gebruiken worden met voeten getreden en<br />
dat schijnt dan <strong>zo</strong> te horen. Het doet <strong>een</strong> beetje<br />
denken aan Carnaval, vlak voor Aswoensdag, met<br />
z'n lijfspreuk: memento homo, quia pulvis es, et in<br />
pulverem reverteris (denk eraan o mens, dat je stof<br />
bent en tot stof zult wederkeren). Zon en regen,<br />
lachen en huilen, het kan nog alle kanten op.<br />
za: 30-07-1988<br />
Een tintelblauw<br />
naast gloeiend geel<br />
wijst – heel 't kwartaal,<br />
traditioneel –<br />
<strong>een</strong> sproeierzwerk de wegen<br />
om iets te doen met regen...<br />
Daar zie 'k op eikebomen<br />
verbaasd wat <strong>zo</strong>ngoud komen.<br />
Heel dit bizarre spel<br />
heet Kermis in de Hel<br />
(waar adat-overtreden<br />
hoort tot de betere zeden). 734<br />
Een gewaarschuwd mens telt voor twee. Ervaring<br />
maakt ons voorzicht<strong>ig</strong>. We weten dat mensen <strong>soms</strong><br />
wat te onstuim<strong>ig</strong> en te optimistisch <strong>zijn</strong>, denken<br />
alles beter te weten. Misschien hebben ze hier en<br />
daar wel gelijk ook. De toekomst zal het leren.<br />
Intussen ben je op je hoede en noteert dat er niet <strong>zo</strong><br />
goed naar je geluisterd wordt als je <strong>zo</strong>u willen. Je<br />
probeert zelf nog te luisteren naar de stem diep van<br />
binnen, nauwelijks hoorbaar in het lawaai.<br />
24<br />
vr: 29-07-1988<br />
Bedacht op rasse regen,<br />
ga 'k dicht gedekt op pad...<br />
Rij in <strong>een</strong> <strong>zo</strong>nneklad:<br />
mijn schaduw kan bewegen.<br />
Jij hebt toch nog gezwegen.<br />
Je mompelt wat. 731<br />
Beelden, in woorden, in kleur, in st<strong>een</strong> of in brons:<br />
ze hebben iets te zeggen. Wij verbeelden ons wat er<br />
is, wie we <strong>zijn</strong>, waar het h<strong>een</strong>gaat. We leven zelfs<br />
van ideeën (van het griekse ειδοσ = beeld). Telkens<br />
weer ontstaat er <strong>een</strong> beeldenstorm: du choque des<br />
idées jaillit la lumière (uit de botsing der gedachten<br />
komt licht voort). Verwarring door confrontatie van<br />
tegendelen, op weg naar ver<strong>zo</strong>ening.<br />
Dit is weer <strong>een</strong> verwarde dag.<br />
De Zon verspilt 'r gulle lach<br />
aan wat er aanzeilt op azuur<br />
en samenschoolt tot oostermuur<br />
waar enkel nu en dan<br />
de <strong>zo</strong>n door lachen kan. 732<br />
Maar de coulissen verschuiven voortdurend en op<br />
de dre<strong>ig</strong>ing volgt <strong>soms</strong> <strong>een</strong> serene stilte, waarin we<br />
openstaan voor het mysterie van voorbijgang en<br />
eeuw<strong>ig</strong>e verandering, waarin we ons niettemin ook<br />
thuis kunnen voelen, ondanks de altijd blijvende<br />
spanning tussen tegengestelde elementen. De oude<br />
bezieling blijft werkzaam in nieuwe vormen.<br />
Dit puur azuur doet denken<br />
aan wit van oude berken<br />
en samen aan dof goud.<br />
Omdat 'k van beide houd?<br />
Of is hier iets aan 't werken<br />
dat jonger wordt in 't oud? 733<br />
En ondanks alle spanningen die we als mensen onder<br />
elkaar nu <strong>een</strong>maal blijven cultiveren, vindt de <strong>een</strong> de<br />
ander weer, tot ieders verrassing, als in <strong>een</strong> feest van<br />
genade. Uit drab en stank herrijst gods bruid in helder<br />
licht, wie had dat ooit gedacht?<br />
wo: 27-07-1988<br />
Zilver dat me alom verrast:<br />
aan de berken, grote en kleine,<br />
aan de webjes, aan het fijne<br />
pijpestro of 't grofste gras.<br />
Kan 't <strong>een</strong> jubelfeest wezen?<br />
's Heren licht komt, goed van pas,<br />
uit <strong>een</strong> mistmesttij gerezen. 726
SCHITTERSPUL<br />
wat u zegt<br />
Deze rubriek rond de gedichten van pater Jan Klein,<br />
die hij in de laatste drie jaren van <strong>zijn</strong> leven opschreef<br />
in vier agenda's (1986 t/m 1989), roept bij reflectie<br />
verschillende vragen op. Spelen we even met de subtitel<br />
van deze aflevering: 'wat u zegt' (in de zin van:<br />
"ja dat is <strong>zo</strong>" of van "is dat wel <strong>zo</strong>?"), tegenover "wat<br />
zegt u?", of "(dat) wat u zegt..." (ter inleiding van <strong>een</strong><br />
specifieke vraag of opmerking). De status van <strong>zijn</strong> én<br />
mijn woorden is niet bij voorbaat zeker.<br />
do. 28-04-1988<br />
De berkhoek zegt<br />
"Wij <strong>zijn</strong> er ook!"<br />
en hult zich in<br />
<strong>een</strong> groene rook<br />
die als gestold<br />
blijft hangen.<br />
De boskant is gevangen;<br />
de zuider<strong>zo</strong>n straks ook. 342<br />
Al hetg<strong>een</strong> leeft bestaat in structuur en uitwisseling<br />
temidden van al wat is, als deel daarvan dat zich in<br />
mindere of meerdere mate ook onderscheidt van al<br />
het andere. Om bij de mens te blijven: individueel<br />
bestaan verschijnt als ondefinieerbaar zichzelf-<strong>zijn</strong><br />
in relatie <strong>zo</strong>wel tot het e<strong>ig</strong>ene als het niet-e<strong>ig</strong>ene.<br />
De mens is zich bewust van zichzelf en van dit<br />
zelfbewust<strong>zijn</strong> tevens. Dat noem ik 'direkt bewust<strong>zijn</strong>',<br />
aangevuld met 'dubbelend bewust<strong>zijn</strong>'.<br />
ma. 1-08-1988<br />
Als <strong>een</strong> zwarte min<strong>ig</strong>olf<br />
– dubbelslag in pijlsnel roeien –<br />
trekt <strong>een</strong> grote vogel, vloeiend<br />
len<strong>ig</strong> onder schapewolk. 743<br />
Ook de mens is als <strong>een</strong> vogel met dubbelslag, pijlsnel<br />
roeiend, in <strong>een</strong> vloeiende beweging, len<strong>ig</strong> door ruimte<br />
en tijd. Dubbeling vermen<strong>ig</strong>vuld<strong>ig</strong>t zich oneind<strong>ig</strong> als<br />
met <strong>een</strong> Doppler-effect: met het geluid als van <strong>een</strong><br />
trein omhooggaand bij nadering, dalend bij verwijdering.<br />
Zo beweegt de mens zich, vaak <strong>zo</strong>nder zich er<br />
expliciet van bewust te <strong>zijn</strong>, door de verschijnselen en<br />
hun veronderstelde betekenis. Maar woorden <strong>zijn</strong> afgeleiden<br />
en leiden af van dat waar het om gaat.<br />
<strong>zo</strong>. 14-08-1988<br />
't Is de stilte die, voornaam,<br />
in de <strong>zo</strong>npriëlen zetelt,<br />
't gulden clair-obscur nog betert:<br />
Koningshof met open raam. 807<br />
Zomer is volgebouwd<br />
en straalt in al <strong>zijn</strong> oorden.<br />
Architectuur - g<strong>een</strong> woorden.<br />
Tijd Nu - g<strong>een</strong> onderhoud. 808<br />
25<br />
In de gedichten van Jan Klein "spreekt het al <strong>een</strong> taal<br />
dat leeft", <strong>zo</strong>als Gezelle zei. Jan beschrijft wat hij ziet<br />
en hoe het hem aandoet, vragenderwijs, <strong>zo</strong>ekend naar<br />
betekenis en aanwez<strong>ig</strong>heid. Het heelal, de aarde is<br />
hem als <strong>een</strong> Koningshof, waarin de stilte tot hem<br />
spreekt. De schepping is <strong>een</strong> bouwsel, <strong>een</strong> stralende<br />
Architectuur, heil<strong>ig</strong> moment, Tijd Nu. Erover praten<br />
is al gauw verbastering, vertekening. Woorden dienen<br />
slechts de stilte, de vorm en het licht.<br />
ma. 9-05-1988<br />
Het groen wordt al zwaar.<br />
't Licht is er ook naar.<br />
't Groen zakt in elkaar.<br />
Dit kerkvolk zegt Ja<br />
en zegt Amen.<br />
Men schuilt bij mekaar<br />
voor 't wereldgevaar.<br />
Het kerkvolk wil 't klaar<br />
en wil 't samen. 381<br />
De dichter kan en wil het niet laten te denken over<br />
wat hij m<strong>een</strong>t te zien. Redeneren en oordelen staan<br />
in de aesthetiek van het dichten naast en deels<br />
tegenover het 'analogon rationis', het vermogen van<br />
de mens (als dierlijk wezen) tot het vrijelijk arrangeren<br />
en genieten van zintu<strong>ig</strong>indrukken. Maar 'het<br />
kerkvolk' zegt "ja" en "amen", wil duidelijkheid,<br />
beschutting en vooral g<strong>een</strong> onzekerheid: g<strong>een</strong><br />
vragen, liever dogma. Het móet de Blijde Tijding<br />
(το ευαγγελιον) <strong>zo</strong> wel misverstaan.<br />
vr. 5-8-1988<br />
Soms komt <strong>een</strong> woord<br />
van "zegt-het-voort",<br />
maar na m'n preek<br />
ben 'k lichtelijk van streek<br />
en <strong>zo</strong>ek in 't zustersoord<br />
de echo die men amper hoort. 167<br />
Ik betwijfel of Jan ooit gedacht <strong>heeft</strong> dat <strong>zijn</strong> poëtisch<br />
dagboek stof <strong>zo</strong>u leveren voor <strong>een</strong> bespreking<br />
als deze. Wel was hij zich scherp bewust van de<br />
boodschap die vervat l<strong>ig</strong>t in de ons omringende en<br />
doordringende werkelijkheid, de door de ziel, in de<br />
door de zinnen beleefde schoonheid, vermoede en<br />
aanbeden Aanwez<strong>ig</strong>heid. En ook van het gevaar bij<br />
het onder woorden brengen daarvan niet goed<br />
gehoord, laat staan begrepen te worden, inclusief de<br />
valkuil van het zelf niet goed horen en verstaan, <strong>zo</strong><br />
bescheiden was Jan wel. Openstaan <strong>zo</strong>nder vooroordeel,<br />
dat is <strong>zijn</strong> laatste les aan ons. Tijd Nu!
ma. 13-01-1986<br />
SCHITTERSPUL<br />
dageraad<br />
Overal raak ik aan randen<br />
van mensenbestaan op <strong>zijn</strong> eind:<br />
wanden en kieren in wanden<br />
waar <strong>een</strong> sterrennacht achter verdwijnt<br />
en <strong>een</strong> dageraad blozend verschijnt.<br />
Een lied van geloof, hoop en liefde zingt Jan, heel z'n<br />
leven, <strong>zo</strong>lang het nog duurt, hem onbekend, voor ons<br />
<strong>een</strong> open boek: nog drie jaar te gaan op deze aarde.<br />
Hij was bijna 70 toen hij deze regels schreef. Ik ben<br />
nu 68, en mijn Ugchelse 'generatie' iets daaromtrent.<br />
Hoe beleven wij dit bestaan nu zelf? Wat denken en<br />
wat voelen wij, en hoe geven wij daar vorm aan?<br />
za. 18-01-1986<br />
Handen onderweg naar samen<br />
mannenhanden vrouwenhanden<br />
vaders handen Jezus' handen<br />
die naar elkaar toe leven<br />
om, bij elkaar gebleven,<br />
te wonen in de Vrede.<br />
En links, in hoofdletters schuin: KANA. Fijntjes wijst<br />
Jan naar Jezus, die <strong>een</strong> voorstander was van samen op<br />
weg <strong>zijn</strong>, mannen en vrouwen, op weg naar Vrede.<br />
En die tocht gezien als <strong>een</strong> feest, <strong>een</strong> bruiloft, <strong>zo</strong>nder<br />
al die patriarchale en sexistische <strong>een</strong>zijd<strong>ig</strong>heden waar<br />
ook onze tijd weer <strong>zo</strong>veel ellende van ziet. G<strong>een</strong> heksenjacht,<br />
g<strong>een</strong> onderdrukking 'in gods naam'.<br />
<strong>zo</strong>. 19-01-1986<br />
Gods Woord is stof: Gods Volk is stof.<br />
Gods Geest is droom en daad. Wij leven<br />
één ogenblik: in onze aandacht stroomt het vol,<br />
dat woord van God wordt <strong>een</strong> heelal, maar even.<br />
De wetenschap fixeert, plakt noten, we<strong>ig</strong>ert schuld,<br />
maar wij <strong>zijn</strong> samen het moment,<br />
tot aan de rand gevuld.<br />
Heel beeldend en raak getypeerd: theologie, kerkelijk<br />
recht, dat is 'wetenschap', hersenwerk, heel knap, dat<br />
wel, maar vervuld van e<strong>ig</strong>en belangrijkheid, <strong>zo</strong>nder<br />
besef van e<strong>ig</strong>en beperking en schuld. God is immers<br />
hun veronderstelde garantie. Wie dat niet blindelings<br />
accepteert moet dood, al is het maar monddood. De<br />
getu<strong>ig</strong>en en plaatsbekleders van alle rel<strong>ig</strong>ies lopen dat<br />
gevaar: e<strong>ig</strong>en gezag en macht als absoluut te zien en<br />
aan hun medegelov<strong>ig</strong>en op te leggen, omdat God de<br />
absolute is, en zij <strong>zijn</strong> wett<strong>ig</strong>e vertegenwoord<strong>ig</strong>ers.<br />
26<br />
do.16-01-1986<br />
Twee roepingen<br />
Meelij met Saul vandaag: van veeboer tot koning:<br />
boerenhebzucht en -slimheid doet <strong>zijn</strong> roeping de das<br />
om. En doodt hem. En meelij met Jezus: <strong>zijn</strong> meelij<br />
speelt de Geest in de kaart en schijnt <strong>zijn</strong> preken de<br />
das om te doen. Zijn woede om wonder van schoonmaak<br />
drijft hem in isolement, waar ik hem dan vind.<br />
Ik heb de liturgische context niet nageplozen, die is<br />
hier van minder belang. Deze tekst, waar Jan, in rood,<br />
de titel boven en 'Messiasgeheim?' onder <strong>heeft</strong> gezet,<br />
tekent haarscherp de tegenstelling, in het rel<strong>ig</strong>ieuze,<br />
tussen inhal<strong>ig</strong>hheid en extase, de gehechtheid aan het<br />
e<strong>ig</strong>en Ik en het volkomen loslaten daarvan. Enerzijds<br />
berekening, die niettemin vastloopt, van de andere<br />
kant overgave, die dóór ondergang en dood herrijst.<br />
di. 14-01-1986<br />
Dit is opnieuw het uur<br />
van heuvelbrood, van Kanawijn.<br />
Opnieuw <strong>heeft</strong> de natuur<br />
g<strong>een</strong> zin in 't dure geestes<strong>zijn</strong>.<br />
De geest <strong>heeft</strong> ook g<strong>een</strong> zin<br />
in 't hongeren van natuur.<br />
Zo komt men in dit Uur.<br />
In ware rel<strong>ig</strong>iositeit staan 'natuur' en 'geest' niet tegenover<br />
elkaar, als laag tegenover hoog. In beide vindt<br />
het goddelijke zich terug en openbaart het zich. G<strong>een</strong><br />
goed tegenover kwaad tenzij door fixatie op het ene<br />
en afwijzing van het andere. Zowel het sciëntisme als<br />
het godsdienst<strong>ig</strong> fundamentalisme brengen scheiding<br />
aan, waar uit en voor God slechts één heil<strong>ig</strong>e werkelijkheid<br />
bestaat. De pot verwijt op die manier de ketel<br />
dat ie zwart ziet. Blinde leiders van blinden!<br />
za. 1-02-1986<br />
De wind ontneemt mij het woord; vloek<br />
"Je moet niet in jezelf praten!" –<br />
– "Maar ik had het, jij Geest, tegen Jou!<br />
Je prest me!" – Ik kan het niet laten !!!<br />
Als poëzie niet schitterend, maar het schittert, als u<br />
begrijpt wat ik bedoel. Voor Jan Klein was het leven<br />
meditatie, overgave, geestelijke openheid in bewust<strong>zijn</strong><br />
van e<strong>ig</strong>en ontoereikendheid, maar fundamentele<br />
geborgenheid in het goddelijke, persoonlijk, maar niet<br />
dogmatisch opgevat. In alle <strong>een</strong>voud.<br />
di. 4-02-1986<br />
De maan wou wel,<br />
de <strong>zo</strong>n wil niet:<br />
En ik? Ik fiets en fiets maar snel...<br />
Ik sla maar gauw<br />
op vlucht voor 't somber gebied<br />
waar ik <strong>een</strong> hemel wou.
Mini-Dicht<br />
meditatief<br />
Na drie jaargangen en even<strong>zo</strong>vele rubrieken over de<br />
gedichten van Jan Klein in <strong>zijn</strong> poëtische dagboeken<br />
(agenda's) van 1986 t/m begin 1989 (hij stierf op de<br />
15 e februari van dat jaar) wilde ik even pauzeren, tot<br />
ik bedacht dat daarvoor g<strong>een</strong> tijd is. We leven, maar<br />
hoe lang nog? De kleine rijmen en gedichten die Jan<br />
dagelijks neerschreef kunnen helpen ons te bezinnen<br />
op de sei<strong>zo</strong>enen van het bestaan, in komen en gaan.<br />
do. 11-02-1988<br />
Wat hangt ons boven 't hoofd?<br />
De hemel, die men looft<br />
bij móói weer, maar vervloekt<br />
als hij iets anders <strong>zo</strong>ekt.<br />
Haast nooit is het zichzelf,<br />
dat wispelziek gewelf:<br />
't Moest vrouw <strong>zijn</strong>. 't Is toch man:<br />
al kleedt 't zich uit en an.<br />
Want wat ook komt of gaat<br />
steeds staat-ie waar-ie staat.<br />
Wat me steeds weer treft is die automatische mix<br />
van waarnemen aan de natuur en de symbolische<br />
interpretatie daarvan. Hij kan het niet laten, beide<br />
<strong>zijn</strong> geïntegreerd tot één ervaring. Hij moraliseert<br />
niet, maar beschrijft. Dat komt harder aan dan <strong>een</strong><br />
preek, maar is beter te verteren.<br />
do. 11-02-1988<br />
'k Heb staan kijken<br />
in de code<br />
van de eike-<br />
kruinenmode.<br />
Wat 'k vernam<br />
op 't ruim gewelf?<br />
Elke stam<br />
beoogt zichzelf.<br />
Een 'mode' is <strong>een</strong> bijna gecodificeerde manier van<br />
doen, <strong>een</strong> quasi-wetmat<strong>ig</strong>heid. Je hoeft je er niet aan<br />
te houden, maar doe je het niet dan sta je wel te kijk,<br />
in je blootje bijna, ongekleed. Elke 'stam' (=mens?) is<br />
op zichzelf gericht, dat lees ík erin. Dat <strong>heeft</strong> met<strong>een</strong><br />
twee kanten: mediteren als kijken naar jezelf, tegenover<br />
egocentrisme als niet kijken naar anderen.<br />
di. 9-02-1988<br />
Wijder en wijder de kringen,<br />
dieper en dieper de keiler,<br />
ruimer de kegels waarbinnen<br />
't dorsten naar weten kan zeilen.<br />
Gooi <strong>een</strong> st<strong>een</strong> in de vijver, kijk naar de kringen die<br />
zich verwijden, denk aan de keilst<strong>een</strong> die zinkt en zie<br />
de kegel die gevormd wordt van punt tot ring. Daar<br />
zeilt ons dorsten naar weten! Wat <strong>een</strong> pracht<strong>ig</strong> beeld<br />
van meditatie die iets anders is dan half-wakker<br />
'nadenken' over <strong>een</strong> paar regels uit <strong>een</strong> vrome verhandeling.<br />
Waarlijk mediteren is <strong>een</strong> reis naar binnen, die<br />
27<br />
begint met verstilling, met het doven van het verblindende<br />
kunstlicht van ons denken en voelen.<br />
wo. 10-02-1988<br />
Eerst rouwen de bomen<br />
om vor<strong>ig</strong>e <strong>zo</strong>mer.<br />
Dan gaan ze patronen<br />
van overgang tonen:<br />
't getakte wordt grover,<br />
g<strong>een</strong> blad is meer over,<br />
de knop uitgeschoven<br />
en alles heel pover...<br />
Dan dromen de bomen<br />
in nieuwe patronen<br />
van komende <strong>zo</strong>mer.<br />
Zo doet de levende natuur dat in haar metamorfose<br />
van winter naar <strong>zo</strong>mer. Natuurlijk is iedere interpretatie<br />
maar <strong>een</strong> spiegeling, <strong>zo</strong>als de voortdurend wisselende<br />
weerschijn in de plassen die Jan zag.<br />
do. 11-02-1988<br />
Zwart doodhout<br />
glimt mij tegen<br />
alom, in stobben, takken,<br />
doorweekt van weken regen<br />
die moeilijk weer wil zakken<br />
en zelfs wat bospercelen<br />
die anders water vlieden<br />
herschept tot taferelen<br />
uit Finse meergebieden.<br />
Langs wegen, sporen, paden,<br />
waar 't anders stuiven was,<br />
staat nu al weken, maanden,<br />
het water plas aan plas.<br />
Wie het niet op zichzelf wil betrekken, kan <strong>zo</strong>nder<br />
verlies van vorm of inhoud gewoon genieten van de<br />
beschrijving. Voor Jan was het <strong>een</strong> twee-in-één,<br />
gewoon <strong>een</strong> gelaagdheid in het menselijk bestaan als<br />
trait d'union tussen oppervlakk<strong>ig</strong> aardse en diepere<br />
werkelijkheidservaring.<br />
di. 9-02-1988<br />
De takken bewegen<br />
hun wuivend gestel<br />
en tekenen tegen<br />
de westerse schelp<br />
waar 't laatste licht<br />
hel is gelegerd<br />
hun onleesbaar geschrift<br />
dat in <strong>zo</strong>merse drift<br />
naar het hoogst van<br />
het ruim is gestegen.<br />
Ik denk hierbij aan 't schrijverke van Gezelle en aan<br />
Awater van Nijhoff: wat staat daar geschreven in dat<br />
schrift, niet te begrijpen, maar misschien wel te 'zien'?
Mini-Dicht<br />
<strong>zo</strong>maar 'n dag<br />
Het lettertype Garamond vervangt de oude Times<br />
New Roman in dit stuk. De kop staat nu in Comic<br />
Sans. Een nieuw en lucht<strong>ig</strong>er perspectief. Het past<br />
bij het agenda-blad waaruit ik heden put: dat van<br />
twee t/m acht maart 1987. Het was <strong>een</strong> extreem<br />
koud voorjaar toen, waarin pater Jan rondfietste,<br />
dat van de ijzelramp van 1 en 2 maart 1987.<br />
vr. 6-03-1987<br />
Verweduwd en verweesd, de witte velden<br />
in hun chinese rouw<br />
die dit jaar langer duurt dan ze bestelden<br />
uit wankele wintertrouw.<br />
Tegen wat mist worden de wijde luchten<br />
nog wijder uitgezet<br />
met brede kwast. Het eindloos <strong>zo</strong>merzuchten<br />
eist roodwitblauw palet.<br />
Deze ouwe Winter laat zich niet begraven:<br />
niets menslijks is hem vreemd.<br />
Als men<strong>ig</strong> man blijft hij <strong>zijn</strong> staatsmacht staven<br />
hoe meer men hem ze ontneemt.<br />
Ik schrijf dit begin februari voor de aflevering van<br />
maart. De paus l<strong>ig</strong>t in het ziekenhuis, veel sneeuw<br />
in het zuiden, maar hier is het zacht. De meditaties<br />
van Jan doen me denken aan het dagboek van<br />
Jiddu Krishnamurti uit de zest<strong>ig</strong>er jaren. Het is <strong>een</strong><br />
vol aandacht beschrijvend aanwez<strong>ig</strong> <strong>zijn</strong> in wat IS.<br />
?-03-1987<br />
De buizerd zat te slapen<br />
in 't eerste plukje <strong>zo</strong>n.<br />
Zo kan 'k hem goed begapen<br />
dacht ik, maar... o pardon:<br />
hij vluchtte toen ik stopte,<br />
streek om de boshoek neer.<br />
En wie toen wie wel fopte?<br />
Om 't hoekje vond 'k hem weer<br />
(drie keer!)<br />
Het verschil tussen beiden is, lijkt me, dat Jan wat<br />
hij ziet ook interpreteert, van 'n specifieke duiding<br />
voorziet, terwijl het voor Krishnamurti voldoende<br />
was te zien en dat te beschrijven: wat verschijnt<br />
spreekt voor zichzelf. Maar voor ons onverlichte<br />
zielen <strong>zijn</strong> juist de doorkijkjes die don Juan ons<br />
biedt <strong>zo</strong> interessant: evenals die waar die andere<br />
don Juan, uit de boeken van Castaneda, <strong>zo</strong> sterk in<br />
was: <strong>een</strong> hoekje om <strong>een</strong> andere dimensie in.<br />
28<br />
ma. 2-03-1987<br />
In God is g<strong>een</strong> verstand.<br />
Wat ons "verstand" <strong>zo</strong>u heten<br />
is moederhartebrand<br />
van 't lieve leven telen<br />
en uit be<strong>zo</strong>rgdheid zweten.<br />
Dat komt er toch heel dichtbij: interpretatie van<br />
het niet-bedachte. "In God is g<strong>een</strong> verstand" in de<br />
zin waarin dat ons gegeven is. In het goddelijke is<br />
liefhebbende presentie, scheppende en <strong>zo</strong>rgende<br />
aanwez<strong>ig</strong>heid. Dat is het onbenoembare, dat wat<br />
g<strong>een</strong> oog <strong>heeft</strong> gezien en g<strong>een</strong> oor <strong>heeft</strong> gehoord.<br />
do. 5-03-1987<br />
Het grijsgelakte veld<br />
is wijd en zijd versteld<br />
van neergeslagen nevel<br />
en opgeslagen sneeuw.<br />
Terneergeslagen bomen<br />
zien nog g<strong>een</strong> lente komen.<br />
Ze wachten al <strong>een</strong> eeuw.<br />
Leven is streven, en leven is wachten, in één<br />
moeite door. We kijken om ons h<strong>een</strong> en doen van<br />
alles om van alles te bereiken, dingen en mensen te<br />
maken en te behouden, <strong>zo</strong> druk dat we dikwijls<br />
<strong>zo</strong>wel vergeten waarom en waartoe als de wisselvall<strong>ig</strong>heid<br />
en tijdelijkheid ervan. Maar de rel<strong>ig</strong>ieuze<br />
mens vermoedt dat er meer is dan dat.<br />
di. 3-03-1987<br />
Achter het gazen weefsel<br />
– meer is de ekeris niet –<br />
<strong>een</strong> prent van <strong>zo</strong>nnezeefsel<br />
het Land van Ver Verschiet.<br />
Wij <strong>zijn</strong> als de eke-ris, het rijtje eiken, dat Jan zag<br />
staan, met hun bladerloze takkenkroon. Dit beeld<br />
zegt ons, dat het met de jaren uitgedund raken van<br />
ons aardse bestaan <strong>een</strong> functie kan hebben bij het<br />
bijna zichtbaar worden van <strong>een</strong> ander land, verweg<br />
vanuit onze mist<strong>ig</strong>e, <strong>zo</strong>ndoorzeefde optiek. Dit is<br />
<strong>een</strong> koude maar <strong>zo</strong>nn<strong>ig</strong>e dag, vol troost:<br />
di. 3-03-1987<br />
Onvoorstelbaar<br />
– in deze ijstijd –<br />
't <strong>zo</strong>merdeel <strong>zijn</strong>,<br />
heel de weelde<br />
van <strong>een</strong> boom.<br />
Ongelooflijk<br />
– in je grijsheid –<br />
't jeugd<strong>ig</strong> heel-<strong>zijn</strong><br />
na je dood.
Mini-Dicht<br />
lente<br />
De agenda-gedichten van pater Jan Klein staan vol<br />
natuur-impressies. En keer op keer verwijst hij,<br />
<strong>zo</strong>als we intussen wel weten, naar perspectivische<br />
verten van zingeving en betekenis, voor hemzelf en<br />
– hij is en blijft priester – voor <strong>zijn</strong> medemens. Hij<br />
is open naar het hemelse 'boven' en het aardse<br />
'beneden'. De bijna zevent<strong>ig</strong>jar<strong>ig</strong>e is mild en vol<br />
mededogen. Grenzen vervagen: hij wordt één met<br />
wát hij ziet en hoe.<br />
20 april 1987 (paasmaandag)<br />
Een berk laat haar<br />
bruidssluiers<br />
wijd in de wind<br />
'k Ben 't eerste klaar!<br />
fluistert ze,<br />
blij als <strong>een</strong> kind.<br />
Maar eikje, klein<br />
eikje, wat<br />
heb je misdaan<br />
om kaal en ontschorst <strong>zo</strong><br />
allen<strong>ig</strong> te staan?<br />
Kijk dán naar de beuk die<br />
de mode laat zien:<br />
<strong>zo</strong> groen als <strong>een</strong> lier en<br />
beloverd voor tien.<br />
Het menselijk brein met z'n miljarden cellen is<br />
<strong>een</strong> bron van myriaden hele en halve associaties<br />
en gedachten. 't Was pasen, 't is lente, de <strong>een</strong> is<br />
er klaar voor, de ander blijft achter. Zo is het<br />
met bomen en met mensen. Het leven protesteert<br />
tegen stagnatie. Wees niet bang voor de<br />
lentedans, de wonderen <strong>zijn</strong> de wereld nog niet<br />
uit! Jij mag ook meedoen, zien en beleven hoe<br />
licht het leven kan <strong>zijn</strong>.<br />
wo. 6 mei 1987<br />
Van asgloed blozend vraagt de vroege dag<br />
of mei wellicht niet mag . . .<br />
Uit berke- of eike- of beukeblarennest<br />
rijst zacht protest:<br />
"Wie <strong>zo</strong>ekt nog naar de wonderen van Mei?<br />
De dans van Mei <strong>zijn</strong> wij!"<br />
Voeg dan – blauw bloost de lucht –<br />
de dans bij 't woord:<br />
dans meiboomvolk, dans voort!<br />
En huistoe dansend zien we 't wonder: gaan<br />
lichtlief de 'kerstboom'-kaarsjes aan.<br />
Zijn poëzie doet <strong>soms</strong> denken aan de schilderkunst<br />
van Hollandse en Vlaamse meesters: <strong>zo</strong> fijn van<br />
penseelstreek, <strong>zo</strong> helder van kleur, <strong>zo</strong> vol van het<br />
zuiverste licht. Zijn woordkeus is als <strong>een</strong> hoogst<br />
29<br />
persoonlijk coloriet, hij mengt naar believen en<br />
<strong>zo</strong>nder taalkund<strong>ig</strong>e angstvall<strong>ig</strong>heid. Of het <strong>zo</strong> hoort<br />
interesseert hem niet, hij is vrij en doet wat hij wil. Je<br />
moet ervan houden, maar dan geeft het je ook veel.<br />
di. 21 april 1987<br />
Hoe is 't ga<strong>zo</strong>n gezaaid<br />
tot dit saffierfluweel?<br />
Met fijnste steek genaaid,<br />
bestikt met dauwjuweel!<br />
Maar zie nu wijd en zijd:<br />
dit gloeiend groen regeert!<br />
En 't is de Oneind<strong>ig</strong>heid<br />
tot spruitsels ingekeerd.<br />
Al had hij dan het grootste deel van z'n leven<br />
doorgebracht in de beschutting van het kloosterleven,<br />
in z'n laatste jaren bloeide hij open tot <strong>een</strong><br />
onvermoede ruimdenkendheid en overgave aan<br />
de rijkdommen van het leven. De mens beschikt<br />
over keuzemogelijkheden: stilstand of groei, zich<br />
beperken of <strong>zijn</strong> kansen grijpen, <strong>zijn</strong> ogen dicht<br />
of juist wijd open, <strong>zo</strong>nder angst of preutsheid.<br />
De innerlijke stem zelf wijst de weg.<br />
vr. 5 juni 1987<br />
Schaapjes, Ik ben uw Poort.<br />
Gij vest<strong>ig</strong>t hoven, muren<br />
en heggen om mijn Woord,<br />
waar gij u veil<strong>ig</strong> houdt<br />
voor wat ge, uit wereldwoud,<br />
van rovers moest verduren.<br />
Ga uit op avonturen!<br />
De poort staat in uw wal<br />
open naar beide zijden<br />
voor berging of voor weiden.<br />
Laat niemand u misleiden:<br />
Ik ben de Poort op 't Al.<br />
De bedoelde geestelijke ruimte valt niet samen<br />
met de fysieke. Je hoeft de wijde wereld niet in<br />
om deze vrijheid te proeven. Waar je ook bent,<br />
hoe je toestand ook is, daar heb je de keus tussen<br />
gevangenschap of vrijheid. "Laat niemand u<br />
misleiden", dat is de raad van uw broeder en<br />
vriend Jan. We <strong>zijn</strong> jarenlang teveel betutteld en<br />
geïndoctrineerd. Het is de hoogste tijd om onze<br />
geestelijke vleugels uit te slaan, de <strong>zo</strong>n tegemoet.<br />
Dank je Jan, ook voor deze les.
Mini-Dicht<br />
tegendelen<br />
Pater Jan leek me in sociaal opzicht niet <strong>zo</strong>'n<br />
Draufgänger, in de communiteit g<strong>een</strong> luidrucht<strong>ig</strong><br />
element. In <strong>zijn</strong> gedichten vinden we <strong>zijn</strong> niet<br />
makkelijk meer aan specifieke gebeurtenissen te<br />
koppelen commentaren, <strong>zo</strong>als het volgende:<br />
di. 7-02-1989<br />
Overal <strong>zijn</strong> grenzen aan.<br />
Maat. Niets is oneind<strong>ig</strong>,<br />
noch geduld, noch laat-maar-gaan.<br />
Liefde kan venijn<strong>ig</strong>.<br />
Misschien betreft dit in eerste instantie niet meer<br />
dan het gedrag van de bomen en struiken die hij<br />
zag staan. Maar we kunnen het toepassen op<br />
allerlei situaties waarin wijzelf ons bevinden.<br />
Deze keer lezen we o.a. wat hij schreef in de<br />
laatste maand van <strong>zijn</strong> leven, tot in de laatste<br />
week zelfs: hij stierf op <strong>zo</strong>ndag 12 februari 1989.<br />
do. 19-01-1989 (Week van de Eenheid)<br />
Denken in regels, in lijnen,<br />
als 't op <strong>een</strong> Eenheid slaat,<br />
doet de Gestalte verdwijnen<br />
van de Persoon waar 't om gaat.<br />
Zelf heb ik wat moeite met het persoonsbegrip<br />
in dit verband, en met de toepassing ervan op de<br />
historische Jezus. Dat neemt niet weg dat ik het<br />
met hem <strong>een</strong>s ben dat de gestalte van de, in vele<br />
brandpunten oplichtende, Ene uit ons zicht verdwijnt<br />
door al teveel rechtlijn<strong>ig</strong>heid in denken en<br />
voelen, en in het erop gebaseerde doen en laten.<br />
di. 24-06-1986 (7:30)<br />
Twee einders turen elkaar aan:<br />
de <strong>een</strong> ziet de ander amper staan,<br />
<strong>zo</strong> ver is de <strong>een</strong> van de <strong>een</strong> vandaan.<br />
Het westen schijnt onvatbaar blauw:<br />
bosblauw? pijptabakssmok<strong>ig</strong> blauw?<br />
Bostegenvraag: wat of 't <strong>zo</strong>u.<br />
Het oosten schijnt complementair:<br />
oranjeluchten met <strong>een</strong> flair,<br />
<strong>een</strong> koninginnelijk soort air.<br />
Twee hori<strong>zo</strong>nten wijd van<strong>een</strong>.<br />
Ik fiets daartussen, dicht met<strong>een</strong><br />
de kloof die de ander scheidt van de <strong>een</strong>.<br />
Dat is <strong>een</strong> nogal bevreemdende kwaliteit van <strong>zijn</strong><br />
dichten: dat het betrekking <strong>heeft</strong> op ieder heden.<br />
Het maakt <strong>zijn</strong> gedachten en woorden voor ons,<br />
behalve genietbaar, ook <strong>zo</strong> praktisch bruikbaar.<br />
30<br />
In dit geval moet ik denken aan de tegendelen in<br />
salesiaans Nederland, die onherleidbaar schijnen.<br />
Jan ziet het aan en fietst rust<strong>ig</strong> door het midden,<br />
waarmee hij ze toch weer veren<strong>ig</strong>t. Een idee?<br />
ma. 28-07-1986<br />
De hemelen <strong>zijn</strong> vandaag gebouwd<br />
uit toekomstwerk van wolken,<br />
immens en te bevolken<br />
met wezens onvertrouwd<br />
<strong>zo</strong>zeer: je <strong>zo</strong>ekt <strong>een</strong> ouverture<br />
voor hartontsloten uren. –<br />
Denk <strong>een</strong>s na over de onzekere toekomst van<br />
het salesiaanse werk in ons land, dat voor <strong>een</strong><br />
deel gedragen zal worden door allerlei mensen<br />
met wie wij <strong>soms</strong> minder vertrouwd <strong>zijn</strong>. Wat<br />
kun je dan beter doen dan je afvragen hoe deze<br />
dingen in <strong>een</strong> goede sfeer te bespreken? Je hart<br />
werkelijk ontsluiten is niet altijd gemakkelijk.<br />
<strong>zo</strong>. 5-02-1989<br />
De hoogste top – ook verderop –<br />
dat is <strong>een</strong> top van bomen.<br />
Veel hoger zal 't niet komen,<br />
dit erfland onzer dromen,<br />
of 't moest al met de schop.<br />
Onze bescheidenheid hoeft niet verder te gaan<br />
dan realisme: laten we ons maar houden bij <strong>een</strong><br />
soort poldermodel, niet te hoog grijpen. Dat was<br />
de les van 's-Heerenberg, dat is de les nog steeds.<br />
wo. 8-02-1989<br />
Mijn pad begint te lichten.<br />
De berken aan de kant<br />
krijgen e<strong>ig</strong>en gezichten.<br />
De dag komt over 't land,<br />
besloten als <strong>een</strong> wijde<br />
stolp over <strong>een</strong>zaamheid;<br />
bepoedert Moeder Heide<br />
tot grijze majesteit.<br />
Zichzelf verft hij verfijnder<br />
met tinten van pastel<br />
tot diep om oostereinder,<br />
<strong>zijn</strong> bossenvoetschabel.<br />
Het lijkt Johan Sebastiaan Bach wel: <strong>zo</strong>als altijd<br />
komt de muziek weer terecht bij z'n goddelijke<br />
Oergrond, diep bewogen van begin tot eind.
Mini-Dicht<br />
rasteren<br />
Deze vijfde aflevering van Mini-Dicht verschijnt in<br />
de schaduw van <strong>een</strong> conflict rond de aard en opzet<br />
van DBB-k. Hopelijk blijft het ons forum, gered<strong>ig</strong>eerd<br />
met respect voor ieders mening, stijl en tekst.<br />
Dit blad staat voor velen van ons niet all<strong>een</strong>, zelfs<br />
niet voornamelijk, in het teken van werk naar<br />
buiten toe, maar van werk naar binnen, met z’n<br />
behoefte aan en recht op ruimte. Die te beperken<br />
is onnod<strong>ig</strong> en onverstand<strong>ig</strong>.<br />
vr. 9-09-1988<br />
Dit regelen is rasteren:<br />
<strong>een</strong> venster op het vrije<br />
met traliën verbasteren;<br />
vervreemding doen gedijen:<br />
wie binnen staat belasteren,<br />
als legervee in rijen.<br />
Wie buiten staat, die past er 'n<br />
leuk mouwtje aan, <strong>zo</strong>'n zijen.<br />
Leven kent op- en neergang, en voortdurende<br />
vernieuwing. Wat oud heet in de ene zin blijkt jong<br />
in <strong>een</strong> andere. Natura artis magistra, <strong>zo</strong>als het devies<br />
van de Amsterdamse dierentuin luidt: de natuur<br />
doet het de menselijke organisatie voor. Wie oud is<br />
hoeft zich niet meer te gedragen als <strong>een</strong> jochie op<br />
straat, want hij <strong>heeft</strong> <strong>een</strong> e<strong>ig</strong>en waard<strong>ig</strong>heid en<br />
waarde. Wie jong is doet naar z'n leeftijd en<br />
ontwikkeling, dat bijt elkaar niet.<br />
vr. 2-09-1988<br />
De oude hei roest weg.<br />
Haar beuk komt in z'n doen,<br />
het zilverwitte vest<br />
in <strong>een</strong> nieuw pak van groen.<br />
Veelvorm<strong>ig</strong>heid binnen dezelfde soort, <strong>een</strong> e<strong>ig</strong>en<br />
innerlijk en uiterlijk, or<strong>ig</strong>inaliteit is levenskracht,<br />
ook van het geheel: communiteit, congregatie en<br />
kerk. Overbod<strong>ig</strong>e uniformering is <strong>een</strong> teken van<br />
angst en van armoe, van gebrek aan moed.<br />
do. 1-09-1988<br />
Fijnsparrenaanplant.<br />
Alles tesaam begonnen,<br />
alles gelijk van aard.<br />
Maar iedere 'Gestalt'<br />
is tot miniemst detail<br />
gans zelfver<strong>zo</strong>nnen.<br />
Het is nog vroeg, nog halfdonker op die morgen<br />
in september. Pater Jan zit alweer op z'n fiets en<br />
oriënteert zich, stelt zich in op z'n rijwiel en de<br />
31<br />
route, <strong>zo</strong>als de drie magi, koningen of wijzen: op<br />
<strong>een</strong> hemellichaam, <strong>een</strong> ster of <strong>een</strong> planeet. Het is<br />
als <strong>een</strong> gericht dwalen, <strong>een</strong> dwalend <strong>zo</strong>eken naar<br />
licht. Doelloos en toch niet <strong>zo</strong>nder bedoeling, op<br />
weg naar niets bepaalds, maar dat is bepaald niet<br />
niets. Een tocht als in <strong>een</strong> droom.<br />
wo. 14-09-1988<br />
Fietsen naar <strong>een</strong> Ster.<br />
Ritslend, her en der<br />
vloden schemerwezens.<br />
Namen niet te lezen<br />
zij 't dan Jupiter.<br />
Fietsen toen het kon,<br />
naast <strong>een</strong> hori<strong>zo</strong>n,<br />
hel en koel van klaarte.<br />
Tussen luchtgevaarten:<br />
de planeet die blonk.<br />
Fietsen. Plas na plas<br />
kaatste, tussen gras,<br />
helderder: het dagen;<br />
donkerder: de vlagen<br />
noorderluchtgewas.<br />
Fietsen: <strong>zo</strong>nom<strong>zo</strong>omd,<br />
druipend nat geboomt.<br />
En de bronzen grenen<br />
stonden mat omschenen.<br />
Droomden zeer beschroomd.<br />
Wat is <strong>een</strong> mens? "Eeuw<strong>ig</strong> leven in de vorm van<br />
individueel, bewust belevingsvermogen" volgens<br />
Bô Yin Râ (J.A. Schneiderfranken) in 'Das Buch<br />
vom Jenseits' (vert. 'Het boek van gene zijde',<br />
Servire, Den Haag: 1966, blz.49). Individualiteit,<br />
bewust<strong>zijn</strong>, vorm, maar niet noodzakelijk <strong>een</strong><br />
fysiek lichaam: we kennen deze begrippen, maar<br />
zitten toch min of meer vast aan de materialiteit<br />
van ons voorstellingsvermogen.<br />
di. 6-09-1988<br />
Het bos uit en de wereld in<br />
van licht en lucht en huizen.<br />
Hier staan de open sluizen<br />
van vloeiend dagbegin.<br />
We leven hier en nu, lichamelijk, op deze aarde,<br />
stofje in <strong>een</strong> onafzienbaar 'heelal', dat zelf niet<br />
meer is dan <strong>een</strong> ademtocht van goddelijke creativiteit.<br />
Vrijheid in vrede, vrede zij ons.
Ruimte t'Over<br />
Don Rua<br />
Al gaat Don Bosco Binnen-kort het <strong>zo</strong>nder ouds<br />
doen (of niet), don Bosco hoeft het binnenkort<br />
nog niet <strong>zo</strong>nder ouds te doen, want we gaan, in<br />
<strong>een</strong> nieuwe periodiek, gewoon verder met het<br />
onderhouden van vriendschappelijke contacten,<br />
met elkaar, en ook met de salesianen en anderen<br />
die dat willen. We hebben genoeg te doen en te<br />
delen, <strong>zo</strong>als de gedichten van pater Jan Klein, die<br />
voor velen van ons <strong>zo</strong> belangrijk is geweest.<br />
In het bos <strong>een</strong> lichtgetover,<br />
door 't gebladerte gevallen;<br />
in de duist're bomenhallen<br />
is er altijd ruimte te over.<br />
Wordt de dichter dan al dover,<br />
hoort hij zelfs z'n fiets niet kraken,<br />
niets dwingt hem z'n lied te staken;<br />
ook vreest hij g<strong>een</strong> enkele rover.<br />
Z'n bezit is veel te pover<br />
om het van hem af te nemen:<br />
't <strong>zijn</strong> maar simpele poëmen;<br />
daar gaan deze stukjes over.<br />
Al <strong>een</strong> paar keer is mij om gedichten van pater<br />
Jan gevraagd, omdat door mijn stukjes kennelijk<br />
de indruk is ontstaan dat ik die wel zal hebben.<br />
Dat is maar ten dele waar. Ik heb de agenda's<br />
van 1986 t/m begin 1989, <strong>zijn</strong> poëtische dagboeken,<br />
bladzij voor bladzij gescand en opgeslagen<br />
in beeldformaat (jpg). Daarin staan <strong>een</strong> paar<br />
duizend gedichten. Die <strong>zijn</strong> vroeger al deels<br />
overgeschreven door Henk Hendriks en worden<br />
door mij in tekstformaat (doc) ged<strong>ig</strong>italiseerd.<br />
Verder heb ik wat los materiaal, <strong>zo</strong>als de liedbundel,<br />
feestprogramma's e.d., waarin teksten<br />
van Jan Klein te vinden <strong>zijn</strong>. Wat ik wil voorstellen<br />
is <strong>een</strong> <strong>projekt</strong> 'Klein-Dicht' om <strong>zo</strong>veel<br />
mogelijk van <strong>zijn</strong> gedichten (incl. liedteksten) te<br />
verzamelen en daarna ter beschikking te stellen,<br />
op papier en/of d<strong>ig</strong>itaal. Hierbij nod<strong>ig</strong> ik dus<br />
ieder<strong>een</strong> uit om mij te laten weten welke teksten<br />
er <strong>zijn</strong>, en om er, indien nod<strong>ig</strong>, <strong>een</strong> copie van op<br />
te sturen, per gewone post of per email.<br />
Het nieuwe vrije forum 'Don Rua Nieuws' is<br />
heel geschikt om er verslag in te doen van de<br />
voortgang. Ik denk dat we in <strong>een</strong> jaar <strong>een</strong> heel<br />
eind kunnen komen en dus tegen het einde van<br />
2006 al <strong>een</strong> voorlop<strong>ig</strong> verslag kunnen maken.<br />
Daarnaast wil ik verdergaan met het citeren en<br />
van commentaar voorzien van de vele agendagedichten.<br />
Deze nieuwe reeks geef ik als titel<br />
32<br />
'ruimte te over', om aan te geven dat we kiezen<br />
voor samenwerking in vrijheid en welwillendheid,<br />
maar los van niet terzake doende autoriteit.<br />
ma. 31-08-1987<br />
God schrijft egaal<br />
op rare streken.<br />
Zons materiaal<br />
<strong>zijn</strong> rechte reken:<br />
onafgeweken<br />
gaat al wat straalt.<br />
(met Einsteins verlof)<br />
Humor is <strong>een</strong> van de kenmerken van <strong>zo</strong>ekers<br />
naar waarheid. Pater Jan kon er wat van. De weg<br />
gaat recht-toe-recht-aan, ondanks allerlei gekonkel<br />
en gekronkel, daar kan g<strong>een</strong> Einstein wat aan<br />
doen. Zo is ook de titel <strong>een</strong> woordgrapje: al is<br />
ons ruimte ontnomen, er is – als bij toverslag –<br />
weer ruimte genoeg. Pater Ronteltap noemde mij<br />
vroeger 'Toveroom'. Een Harry Potter avant la<br />
lettre? Ik verl<strong>een</strong> gaarne m'n medewerking.<br />
za. 29-08-1987<br />
Dagstart verricht. Nu rust het licht<br />
het liefst op 't laagste groen.<br />
Het hoogste is af van rijpensplicht.<br />
Het laagst, <strong>zo</strong>als Molinia,<br />
die 'k prachtverbijsterd gadesla,<br />
<strong>heeft</strong> alles nog te doen.<br />
Daar gaan we dan: <strong>een</strong> nieuw jaar tegemoet, al<br />
<strong>zijn</strong> we heel wat ouder dan toen het voor ons op<br />
Don Rua begon. Daardoor is de rijpingsplicht<br />
grotendeels wel voorbij, maar de mogelijkheid<br />
om te groeien en te bloeien blijft bestaan. Wat<br />
we elkaar vertellen en met elkaar doen kan ons<br />
ontspannen en ontstrammen. Het oude vergeten<br />
mag, maar dat lukt men<strong>ig</strong><strong>een</strong> niet erg. Dan is het<br />
beter om maar in beweging te blijven.<br />
do. 3-09-1987<br />
Diep sacramentele<br />
dopersrituelen:<br />
lossing van de rem.<br />
Effata: Herboren!<br />
Oren om te horen,<br />
mond met nieuwe stem.
Ruimte t'Over<br />
Llano Estacado<br />
Voor Jan Klein waren de laatste jaren van <strong>zijn</strong><br />
leven – geheel in de lijn van z'n geestelijke vader<br />
Jan Bosco – <strong>een</strong> voortdurende Oefening van de<br />
Goede Dood. Dat was, door z'n hartkwaal, <strong>een</strong><br />
fysieke strijd, door slechthorendheid <strong>een</strong> gevecht<br />
met de <strong>een</strong>zaamheid, maar steeds ook <strong>een</strong> geestelijke<br />
strijd: Jan deed z'n uiterste best te geloven<br />
in <strong>een</strong> goddelijke aanwez<strong>ig</strong>heid.<br />
Hij vergelijkt <strong>zijn</strong> oude dag met <strong>een</strong> barre tocht<br />
als Francisco Vázquez de Coronado in 1541 in<br />
in <strong>een</strong> brief aan de Spaanse koning beschrijft:<br />
<strong>zijn</strong> reis van anderhalf duizend kilometer over de<br />
eindeloze hoogvlakte op de grens van wat nu<br />
New Mexico en Texas heet: <strong>een</strong> graswoestijn<br />
<strong>zo</strong>nder oriënteringspunten en <strong>zo</strong> wijd dat er, net<br />
als op zee, de ronding van de aarde is te zien.<br />
Hij <strong>heeft</strong>, waarschijnlijk ook bij gebrek aan warm<br />
menselijk contact, honger en dorst naar geestelijke<br />
vertroosting, en z'n hart slaat als paardehoeven<br />
op dorre bodem bij de gedachte dat dit<br />
zal kunnen leiden tot de dood van <strong>zijn</strong> geplaagde<br />
en opstand<strong>ig</strong>e materiële vorm. Heel dubbel dus.<br />
Herkennen we dit? Het cultiveren van overgave<br />
aan het hogere en omzien als de vrouw van Lot.<br />
wo. 18-03-1987<br />
Zachte handen<br />
voeren hem naar warmten<br />
waar het uur van<br />
groot verdiepen slaat.<br />
Komt hij nog weer<br />
boven uit de zwarte<br />
doodsextase<br />
waar hij in vergaat?<br />
Jawel, maar nauwelijks twee jaar later ontmoet<br />
hij de Dood in <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en Ispahan. Het schokte<br />
me toen ik, in het volgende gedicht, in <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en<br />
33<br />
woorden als het ware <strong>een</strong> beschrijving daarvan<br />
las. We denken ons lot te slim af te kunnen <strong>zijn</strong>,<br />
geluk te hebben, de dans te ontspringen. Zo in<br />
strijd met de waarheid dat, in het verhaal, de<br />
Dood er verbaasd over is. Terugkeer naar het<br />
leven, en toch onderweg naar het einde.<br />
vr. 13-06-1986<br />
Bospadmidden volgend<br />
tussen twee N-Z-verbindingen<br />
wordt ik gereïncarneerd of <strong>zo</strong>.<br />
Ik moet net omgekomen <strong>zijn</strong><br />
slord<strong>ig</strong> afzwenkend over de brug<br />
van de Heil<strong>ig</strong>enbergerbeek<br />
naar de Vieweg.<br />
Het leven is anders. Ik ben<br />
met <strong>een</strong> ander hart bez<strong>ig</strong><br />
mij te verheugen<br />
over mijn weergekeerd<br />
geheugen. Ik herken liesgras.<br />
Daar staat heel wat in waar we g<strong>een</strong> informatie<br />
over hebben. Zijn ijzeren geheugen was als <strong>een</strong><br />
handelsmerk, werd het minder? Kwam het<br />
terug? Werd hij zich bewust van <strong>een</strong> langdur<strong>ig</strong><br />
moment van afwez<strong>ig</strong>heid en van het gevaar dat<br />
hij daardoor, al fietsend, 'gelopen' had? Was hij<br />
omgekomen, dan <strong>zo</strong>u dit herboren gevoel <strong>een</strong><br />
geval van reïncarnatie kunnen <strong>zijn</strong>. In carne?<br />
Hij was op <strong>zo</strong>ndag 8 november 1987 zevent<strong>ig</strong> jaar<br />
geworden en memoreerde dat in z'n eindejaarswens.<br />
Als ons lichaam dood is kunnen we niet meer stuk:<br />
wat van ons rest wemelt van leven, hier en elders.
Ruimte t'Over<br />
voor wie wil<br />
Bij het lezen van teksten van Jan Klein ben ik<br />
altijd bedacht op, <strong>zo</strong> niet op <strong>zo</strong>ek naar diepere<br />
gronden. <strong>Ieder</strong>s positie in het bestaan is uniek,<br />
en daarmee ieders perspectief even<strong>zo</strong>. Toch <strong>zijn</strong><br />
er herkenningspunten, omdat woorden, als symbolen<br />
van betekenis, het bedoelde naar analogie<br />
doen aanvoelen en begrijpen.<br />
do. 17-3-1988<br />
De lichtvlek op de <strong>zo</strong>ldering<br />
lijkt <strong>een</strong> ovalen opening<br />
naar waar men hemel speurt.<br />
't Is enkel <strong>een</strong> weerspiegeling<br />
van <strong>een</strong> of ander lieflijk ding,<br />
die, kerend, de oorsprong kent. 199<br />
Hij herkent de lichtvlek als <strong>een</strong> natuurkund<strong>ig</strong><br />
verklaarbaar fenom<strong>een</strong>, dat – in omgekeerde<br />
richting – de lichtval volgend naar z'n bron leidt.<br />
Daaronder nu de tweede laag, de parallel,<br />
verwijzend naar <strong>een</strong> existentieel gegeven: volg<br />
terug wat u verwondert, wat u ontroert, en zie<br />
waar u uitkomt. Het behoeft g<strong>een</strong> naam, het Is.<br />
Feest boven einderlijn.<br />
Kleiner. Dan: weggewist.<br />
Laten de schilders,<br />
laten de filmers<br />
zien hoe dit is?<br />
Luchten <strong>zijn</strong> soeverein.<br />
Enkel de waterplas<br />
houdt het voor even vast,<br />
mat, in <strong>een</strong> vensterglas<br />
door <strong>een</strong> gordijn. 200<br />
Het volgende gedicht gaat daar op door. Lucht-<br />
en lichteffecten <strong>zijn</strong> efemerisch, vlucht<strong>ig</strong>, ze worden<br />
gezien in het voorbijgaan, ongrijpbaar. Is het<br />
<strong>zo</strong> ook niet gesteld met ons zicht op diepere<br />
dingen, ons aanvoelen van wat zich niet laat zien<br />
en vasthouden, laat staan opslaan en bewaren?<br />
En wat we zien gaat schuil als achter matglas.<br />
De kale takken wortelen wijd<br />
in water van <strong>een</strong> plas.<br />
Daaronder l<strong>ig</strong>t <strong>een</strong> vacht gespreid<br />
van 't schapenwolkenras.<br />
Blauw, dat er geulen tussen slaat,<br />
loert narr<strong>ig</strong> uit het diepst<br />
tot waar 't in kimgroen overgaat<br />
en voor de glimlach kiest. 202<br />
34<br />
'Zo boven <strong>zo</strong> beneden' luidt <strong>een</strong>, door velen in<br />
velerlei verband geciteerd, hermetisch adagium.<br />
Er <strong>zijn</strong> meerdere werelden, bestaande op <strong>een</strong> en<br />
dezelfde kosmische plaats, onderscheiden door<br />
hun coulissen, beter: aanschouwingswijzen. Hier<br />
en nu vangen we er <strong>soms</strong> al <strong>een</strong> glimp van op.<br />
wo. 16-3-1988<br />
Donz<strong>ig</strong> gewatteerd met mossen,<br />
staan de stronken van de bossen<br />
't 'In Memoriam' uit te slaan:<br />
"Sterven komt er niet op aan!" 197<br />
'In memoriam', niet vergeten: gezien in het licht<br />
van het bovenstaande bestaat er g<strong>een</strong> dood: 'vita<br />
mutatur, non tollitur' (het leven verandert, maar<br />
houdt niet op). Dus uiteindelijk komt sterven er<br />
niet op aan. Er <strong>zijn</strong> overgangen, als op- of nedergang<br />
van groot belang. Maar g<strong>een</strong> dood, g<strong>een</strong><br />
uitzichtloze toestanden, g<strong>een</strong> nu of nooit meer.<br />
In dennebossen staat dit licht<br />
langs stammen glorend opgericht,<br />
maar in de sparren raakt het <strong>zo</strong>ek.<br />
Dicht groen <strong>heeft</strong> zelf al 't licht geboekt.<br />
Oneven, weifelacht<strong>ig</strong> glimt<br />
iets rose tussen 't grijs dat klimt<br />
en tot weids blauwen opengaat<br />
terwijl de west aan 't duist'ren slaat.<br />
Westen springt weer uit de band,<br />
maar in 't koperkleurend oosten<br />
neemt het branden, en het roosten<br />
van <strong>zo</strong>nsopgang de overhand<br />
en m'n schaduw fietst me voor,<br />
zwak getekend op de bermen<br />
in <strong>een</strong> gouden vlek ontfermen<br />
onder 't rampenrijk décor. 198<br />
Pater Jan is onderweg, op z'n fiets, zich bewust<br />
van z'n schaduw, als troostend accent, als bewijs<br />
van z'n bestaan in <strong>een</strong> aardse omgeving, waar het<br />
licht <strong>soms</strong> <strong>zo</strong>ek is, en de dimensies (bovenbeneden,<br />
oost-west, achter-voor) <strong>een</strong> rampzal<strong>ig</strong>e<br />
verwarring kunnen stichten. Jan Klein gaat op in<br />
het grotere geheel en kijkt er z'n ogen op uit.<br />
Bomen stomen<br />
bij dit domen<br />
tot het hemelheem.<br />
Berken, lorken:<br />
pijpen orgel<br />
dun en dicht op<strong>een</strong>. 195<br />
Tot slot <strong>een</strong> synesthetische verschuiving van zien<br />
naar horen: de bomen barsten los als <strong>een</strong> pijporgel<br />
dat de lof zingt van het onbenoembare.
Ruimte t'Over<br />
broer en zussen<br />
Jan Klein (1917-1989; 71 jr.) had <strong>een</strong> broer Ben<br />
(1921-2000; 79 jr.; getrouwd en vijf kinderen) en<br />
twee zussen: Lien (+2001) en Sien (1919-2002;<br />
83 jr.), beiden ongehuwd gebleven. Zij vormden<br />
pater Jan z'n thuisbasis. Er was wederzijds <strong>een</strong><br />
grote betrokkenheid, waarin ook <strong>zijn</strong> gedichten<br />
<strong>een</strong> plaats hadden. Zo schreef hij voor de 35jar<strong>ig</strong>e<br />
bruiloft van <strong>zijn</strong> broer en schoonzus <strong>een</strong><br />
gedicht in het Gronings, genoteerd in <strong>zijn</strong><br />
agenda op 1 augustus 1986.<br />
Ik heb het gereconstrueerd met de hulp van de<br />
jongste dochter, met wie Jan jarenlang gedichten<br />
uitwisselde. Het <strong>zijn</strong> twee strofen van vier regels,<br />
elk <strong>een</strong> jambische pentameter (vijfvoeter).<br />
Mooi laidje <strong>zo</strong>ng van "25 jaor"<br />
Veur 35 mos't nog mooier gaon,<br />
mit aal joen bunsels dommiet bie mekaor<br />
Ain pronk-laid, mor G. Teis haar 't beter daon.<br />
Ie heb'n 't ook ja lapt. 't Was pracht<strong>ig</strong> <strong>zo</strong><br />
en gold en daiemant komt al in 't zicht.<br />
Nou: Zegen, heil, ge<strong>zo</strong>ndheid, 'spie' en Co<br />
dan wil 't ja wel, mien jong, mien laive wicht!<br />
'Nog net g<strong>een</strong> pronk-lied' staat er onder, want met<br />
Geert Teis (de dichter van het Groninger volkslied)<br />
wil hij zich niet meten. En spie zal wel <strong>een</strong> naam<br />
<strong>zijn</strong> uit hun jeugdjaren. Hier de vertaling:<br />
Een mooi liedje <strong>zo</strong>ng van "25 jaar",<br />
voor 35 moest het nog mooier gaan,<br />
met al jullie deugnieten straks bij elkaar<br />
<strong>een</strong> pronk-lied, maar G. Teis <strong>heeft</strong> 't beter gedaan.<br />
Jullie hebben het klaargespeeld. 't Was pracht<strong>ig</strong> <strong>zo</strong>,<br />
en goud en diamant komen al in zicht.<br />
Nou: zegen, heil, ge<strong>zo</strong>ndheid, 'spie' en Co,<br />
dan lukt het wel, m'n jong, m'n lieve wicht!<br />
Bij de uitvaart van zus Lien werd, door Bennies<br />
<strong>zo</strong>on, <strong>een</strong> gedicht voorgelezen dat Jan had geschreven<br />
voor haar verjaardag. Het werd door hem<br />
gepresenteerd als volgt:<br />
35<br />
"Hoe kennen we Lien nog meer? In de kamer<br />
hangt <strong>een</strong> boekenkast aan de muur. Er staan<br />
boeken maar ook agenda's van Jan Klein, broer<br />
van Lien. Salesiaan van Don Bosco, dichter. De<br />
agenda's staan vol met kleine gedichtjes over de<br />
natuur, over geloof, over kleine dingen. Elk stukje<br />
papier, elk hoekje is volgegeschreven. Net <strong>zo</strong><br />
zuin<strong>ig</strong> als Lien. Ik vond <strong>een</strong> gedicht, ter ere van<br />
Lien haar verjaardag 26 september. Luister maar:<br />
Zijn de ramen schoon?<br />
Planten goed begoôn?<br />
Lientje komt weer thuis!<br />
Waar is 't solo-spel?<br />
Joepie, alles wel?<br />
Alles is weer pluis!<br />
Televisie aan,<br />
telefoon ernaast,<br />
nou begint de leut!<br />
Val niet van de trap,<br />
Laat de zeemlap lap.<br />
Neem nog maar <strong>een</strong> neut!<br />
Een huiselijk tafereel in dichtwoorden gezet door<br />
broer Jan. Lien met haar groene vingers en liefde<br />
voor de parkiet Joepie. Na hard werken genieten<br />
van tv en borreltje. In de duster op de bank. Liever<br />
g<strong>een</strong> be<strong>zo</strong>ek! Samen met Sien, haar zus. Een goed<br />
leven samen."<br />
Ter Apel is in pater Jan <strong>zijn</strong> leven en beleven altijd<br />
<strong>een</strong> grote rol blijven spelen. Hier <strong>een</strong> herinnering<br />
aan de oude school, waar hij ooit de Mis <strong>heeft</strong><br />
opgedragen, toen <strong>een</strong> bouwval min of meer.<br />
Schoolwrak waar ik ooit moest wezen<br />
om er feest'lijk mis te lezen.<br />
Vrucht van ouder<strong>zo</strong>rg en bee<br />
("Wil de schoolplein netjes houden")<br />
Laatste rest van naamplaat, 't gouden<br />
mozaïek? Een stil "St. J".<br />
En bij de begrafenis van Bennie, in september 2000,<br />
werd van broer en oom Jan 'Te uwer herinnering'<br />
voorgelezen:<br />
Zal ik ooit<br />
in later dagen<br />
mij beklagen<br />
om wat dan<br />
verloren is?<br />
Alwat nu geboren is<br />
in <strong>een</strong> Meimaand<br />
als <strong>een</strong> wonder:<br />
Zal ik 't missen<br />
als ik onder<br />
Aarde en Hemel<br />
ben gestopt?<br />
Niet te klagen:<br />
Op is Op.
Ruimte t'Over<br />
<strong>een</strong> e<strong>ig</strong>en plaats<br />
Op <strong>zo</strong>ek naar stof voor deze vijfde aflevering,<br />
liep (scrollde) ik door de agendagedichten die ik<br />
heb overgetypt uit de schriften van Henk Hendriks.<br />
(<strong>zijn</strong> werk verdient <strong>een</strong> periodieke commemoratie).<br />
Zo kwam ik bij donderdag 2 februari 1989 terecht,<br />
<strong>zo</strong>maar <strong>een</strong> midwinterse dag.<br />
Wat ik vind, dat vind ik.<br />
Vraag me nooit waarom.<br />
't Labyrint der Vinding<br />
krult van ouderdom.<br />
Niet 'maken', maar 'vinden' is wat de mens voor<br />
verstarring behoedt, en dat leert men door open te<br />
staan, zich niet af te sluiten voor het onbekende. Dat<br />
vinden is g<strong>een</strong> fundament voor gelijk hebben, maar<br />
wel voor wijsheid. En die wijsheid verdient respect,<br />
g<strong>een</strong> wijsneuz<strong>ig</strong> tegenargument.<br />
Met minder hoofdhaar dan de rest<br />
leeft de oude knar zich uit<br />
in heel <strong>een</strong> tors vol twijgenpest:<br />
<strong>een</strong> pels, <strong>een</strong> berehuid.<br />
De monstereik kweekt, onder 't haar,<br />
<strong>een</strong> last van bult aan bult<br />
en ('t is <strong>een</strong> echte bultenaar)<br />
<strong>zijn</strong> eek-ris krijgt de schuld.<br />
De ouder wordende mens, vaak sedentair, is als<br />
<strong>een</strong> oude eik, vol warr<strong>ig</strong>heid en bulten. De groei<br />
in glad verband is eruit, maar er woekert nog van<br />
alles. Het kan de mens niet meer <strong>zo</strong>veel schelen<br />
hoe hij eruit ziet, wat men van hem denkt. 't Is<br />
hoogstens de schuld van <strong>zijn</strong> gade.<br />
I<br />
<strong>Ieder</strong>e boom verweert <strong>zijn</strong> wezen<br />
tegen Machten van <strong>zijn</strong> Plek.<br />
Uit die Machten zelf verrezen<br />
staat hij standaard voor <strong>zijn</strong> Stek.<br />
Dat is het paradoxale van het menselijk bestaan<br />
op deze aarde: van de ene kant <strong>zijn</strong> we wat we<br />
<strong>zijn</strong> bij de gratie van de krachten die onze fysieke<br />
verschijning mogelijk maken en beheersen, maar<br />
van de andere kant moeten wij ons daar in ons<br />
diepste wezen schrap tegen zetten.<br />
Een extra probleem daarbij is dat we met velen<br />
<strong>zijn</strong> in <strong>een</strong> beperkte ruimte, lichamelijk <strong>zo</strong>wel als<br />
geestelijk. We <strong>zijn</strong> sociale dieren, maar ook zeer<br />
individualistisch aangelegd. Daar <strong>een</strong> evenwicht<br />
in te vinden is <strong>een</strong> taak die ons <strong>een</strong> leven lang<br />
bez<strong>ig</strong> houdt. <strong>Ieder</strong> <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en plaats.<br />
36<br />
II<br />
Er <strong>zijn</strong> teveel bomen.<br />
't Is net als met mensen:<br />
Wie kan in elk komen<br />
<strong>zo</strong> als hij <strong>zo</strong>u wensen?<br />
Pater Jan zit niet vast aan <strong>een</strong> enkel beeld: het<br />
verschuift moeiteloos van groot naar klein, van<br />
<strong>een</strong> grote boom naar 't kleinste mos. Maar overal<br />
ziet hij het leven in, en ook dat weer van kleinste<br />
'ik' naar alomvattende natuur. Elkaar ontzien, dat<br />
is het geheim van schoonheid.<br />
Mos is mooi en mos is kwetsbaar:<br />
hou je voet eraf!<br />
Eén vertreding en je hebt daar<br />
louter vieze draf.<br />
Van staan naar gaan, <strong>een</strong> stapje verder vandaag,<br />
en ook hier dilemma's: welke route neem je, ga je<br />
langs gebaande wegen of <strong>zo</strong>ek je – door bos en<br />
beemd – je e<strong>ig</strong>en pad? Hebben je voorgangers de<br />
beste weg gekozen, of <strong>zijn</strong> zij zelf vastgelopen in<br />
dicht en duister struikgewas?<br />
Wie enkel langs de paden gaat<br />
raakt in <strong>een</strong> overladen staat<br />
en m<strong>een</strong>t: All<strong>een</strong> waar' t mensdom voet<br />
gezet <strong>heeft</strong>, is 't <strong>zo</strong> 't moet.<br />
Zo'n landkaart is <strong>een</strong> fraude:<br />
niet goed gedetailleerd.<br />
Wie daarop inzicht bouwen<br />
<strong>zijn</strong> gemanipuleerd.<br />
Dat is wat ik weten wilde: hoe Jan Klein zich op<br />
z'n oude dag ontwukkeld <strong>heeft</strong>. Het is duidelijk<br />
dat hij tot inzichten kwam die botsten met de<br />
gehoorzaamheidscultuur van blinde volgzaamheid.<br />
Zelf <strong>zo</strong>eken, openstaan voor het numineuze, vertrouwend<br />
op het e<strong>ig</strong>en gevoel<br />
Per C kon 'k <strong>zo</strong> wel gaan<br />
– die D-weg achterom –<br />
't Is (A) <strong>een</strong> modderbaan.<br />
Mijn speurtijd (B) is om.<br />
Dat is niet altijd even makkelijk, want hoewel je<br />
<strong>een</strong> bepaalde weg per se <strong>zo</strong>u kunnen nemen, <strong>zijn</strong><br />
er wellicht argumenten waarom je dat liever niet<br />
doet, b.v. omdat je er vieze voeten krijgt. Leven<br />
is g<strong>een</strong> lolletje, maar wel <strong>een</strong> lot uit de loterij van<br />
het bestaan, met doorkijk.<br />
Bij Jullie. Zo op<strong>een</strong>s.<br />
Je roept mij veel te vaak<br />
dan dat 'k van m'n be<strong>zo</strong>ek<br />
<strong>een</strong> plichtenpleging maak.<br />
Het eerste gedicht van deze dag als laatste citaat,<br />
het eeuw<strong>ig</strong>e refrein van Jan z'n bestaan: o Drie-ene.
Ruimte t'Over<br />
<strong>zo</strong>lderkamer<br />
In Leusden bewoonde pater Jan <strong>een</strong> <strong>zo</strong>lderkamer,<br />
nu twint<strong>ig</strong> jaar geleden. Hij schreef er <strong>zijn</strong> gedichten<br />
in de agenda's van 1986 t/m (11 februari) 1989.<br />
De vijf jaargangen rubrieken hierover bevatten, met<br />
inbegrip van deze 28e aflevering, ruim 150 gedichten<br />
van allerlei inhoud en vorm, meestal uitnod<strong>ig</strong>end tot<br />
naar binnen gaan in e<strong>ig</strong>en huis en hart.<br />
2-01-87<br />
Op de blanke zuiderramen<br />
van <strong>een</strong> lage <strong>zo</strong>lderkamer<br />
vlijt zich als <strong>een</strong> lieve wang<br />
't spiegelrood van <strong>zo</strong>nsopgang.<br />
Donkere wolken: dikke droppen<br />
komen aan de ruiten kloppen...<br />
Voel de ziel naar binnen gaan:<br />
steek de <strong>zo</strong>nn<strong>ig</strong>e leeslamp aan.<br />
Meestal wordt het onderwerp gevormd door de<br />
natuur en door de mens, steeds in <strong>een</strong> rel<strong>ig</strong>ieus<br />
perspectief: het contact met het goddelijke, door<br />
hem beleefd als persoonlijke aanwez<strong>ig</strong>heid en relatie.<br />
Hij groeit steeds verder weg van de institutionele<br />
beperkingen van kerk en godsdienst. Die storen hem<br />
als belemmering van het vrije uitzicht.<br />
2-01-87<br />
De vuren schijf gaat schuil<br />
achter 't logge kerkgebouw<br />
met ernaast, wschl. te hoog,<br />
de Toren van het Geloof.<br />
Geloof is voor hem <strong>een</strong> in bewondering en liefde<br />
openstaan voor de natuur en de mens daarin, als<br />
evenbeeld en teken van Gods liefde voor <strong>zijn</strong><br />
wonderbaarlijke schepping. Hij was zich daarbij<br />
voortdurend bewust van <strong>zijn</strong> leeftijd en <strong>zijn</strong> fysieke<br />
beperkingen, m.n. <strong>zijn</strong> slechthorendheid, waar hij<br />
maar moeilijk vrede mee kon hebben.<br />
28-12-86<br />
Van het meeste heb ik gehouden.<br />
Dieps van natuur, van mensen.<br />
De rest kan ik enkel wensen:<br />
ik hoor voortaan bij de ouden.<br />
Rond de jaarwisseling van 1986-87 schreef hij<br />
ook het volgende langere gedicht, in <strong>een</strong> wat vrij,<br />
viervoet<strong>ig</strong> metrum en met klankrijm. Alle hierboven<br />
genoemde elementen komen er in voor:<br />
de natuur, de mens, het <strong>zo</strong>eken en vinden van de<br />
goddelijke oerbron van alles. Met pracht<strong>ig</strong>e woordvondsten<br />
<strong>zo</strong>als we van hem gewend <strong>zijn</strong>.<br />
37<br />
Alle jaren <strong>zijn</strong> inn<strong>ig</strong> verbonden<br />
in één triljoenste van seconde<br />
dat uit doodgaan <strong>een</strong> eeuw<strong>ig</strong>heid maakt.<br />
Zowel oud als nieuw leven ontwaakt<br />
elk heel anders en toch onveranderd,<br />
want het <strong>een</strong> is ontbrand aan het ander<br />
in volwaard<strong>ig</strong>e asymmetrie:<br />
'voor' wordt 'achter', 'wat' wordt 'wie';<br />
't <strong>een</strong>zaam Ik wordt weer Mens, maar <strong>een</strong> Nieuwe;<br />
het bestorvene wordt het bezielde<br />
en <strong>een</strong> lied van het Kind voor de Vader,<br />
van de Vader voor 't Kind, maar de Dader,<br />
de Tijdperkomwentelende Geest<br />
maakt van één tel het eindeloos feest...<br />
Strosprietpluimen, in plassen getekend<br />
aan de rand van afgronden, steken<br />
hele waaiers van groeten omlaag,<br />
wuiven stuifmeel van Oud naar Nieuwjaar.<br />
En de snip die hier vor<strong>ig</strong> jaar was<br />
duikt weer op in het stuivende gras.<br />
Wie op <strong>zo</strong>ek gaat naar het Kind<br />
weet in 't eerst niet wat hij vindt.<br />
Zoekt <strong>een</strong> doel voor mirre en goud,<br />
vindt Herodes' Hof in rouw.<br />
Zoekt <strong>een</strong> Koning Wereldhoeder,<br />
vindt het huisje van <strong>een</strong> Moeder,<br />
vindt het streefpunt van <strong>zijn</strong> Ster,<br />
hemelkoepel, goed en echt,<br />
vindersvreugde <strong>zo</strong>nder einde.<br />
Vader eindelijk gaan begrijpen.<br />
Wie op <strong>zo</strong>ek gaat naar het KIND<br />
ziet dat hij de Vader vindt.<br />
Hij was <strong>een</strong> <strong>een</strong>zame man, temeer doordat <strong>zijn</strong><br />
geest <strong>zo</strong> levend<strong>ig</strong> was. Hij schreef over 'missen':<br />
13-10-86<br />
Nooit leer ik dulden dat ik menselijk spreken<br />
aanhoren moet en niemendal verstaan.<br />
Dit ongeduld te tonen kan mij breken,<br />
want vragend lijk ik mij voor gek te staan.<br />
Gezelles sterfbedheimwee zal mij missen:<br />
hij had, zei hij, 't liefst 't schuifelen gehoord<br />
van veugelkens. Ik kan all<strong>een</strong> maar gissen<br />
dat dit voor mij tot 't hemels horen hoort.<br />
Maar ook over genezing en herstel, al was het na<br />
de dood van het lichaam. Het licht overwint de<br />
duisternis, <strong>zo</strong>als 'in den beginne', hetg<strong>een</strong> ik ook<br />
u en mij toewens voor het Nieuwe Jaar!<br />
4-01-87<br />
De gouden strepen gaan de Dag<br />
oproepen om <strong>zijn</strong> Zegevlag<br />
op rampen die het Duister sticht<br />
te planten als <strong>een</strong> helend Licht.
Hori<strong>zo</strong>n-taal<br />
Het woord 'hori<strong>zo</strong>n' is in het Nederlands sinds de<br />
16 e eeuw <strong>een</strong> l<strong>een</strong>woord, via het Frans, uit het<br />
Latijn, en uiteindelijk afkomst<strong>ig</strong> van het Griekse<br />
οριζειν (begrenzen), dat weer is samengesteld uit<br />
ορος (grens) en ζονη (gordel). Jan Klein tast in <strong>zijn</strong><br />
agenda-gedichten <strong>zijn</strong> grenzen af, en daarmee de<br />
grenzen van het menselijk bestaan op aarde.<br />
vr. 8-01-1988<br />
Iets houdt zich drijvend<br />
waar kleuren wassen<br />
aan wolkeschijven,<br />
aan spiegelplassen:<br />
't dwarsl<strong>ig</strong>gend kappen<br />
– hori<strong>zo</strong>ntaal –<br />
van alle trappen<br />
ten hemelzaal.<br />
Nogmaals met veel dank aan Henk Hendriks die<br />
de anderhalfduizend gedichten van 1988-89 <strong>heeft</strong><br />
overgeschreven van het dikwijl moeilijk leesbare<br />
or<strong>ig</strong>ineel! Hij draagt er als eerste toe bij om ze in<br />
ruime kring toegankelijk te maken, iets wat pater<br />
Jan misschien nooit <strong>zo</strong>u hebben verwacht. Toch<br />
zit er <strong>zo</strong>veel licht in deze erfenis.<br />
Twee stralenscholen<br />
verslaan de nacht.<br />
De <strong>zo</strong>n verholen.<br />
De maan: in macht.<br />
De bossen bu<strong>ig</strong>en<br />
zich diep in 't donker.<br />
En 't licht vloeit samen,<br />
– van <strong>zo</strong>n, van maan:<br />
twee hemelramen<br />
één open baan.<br />
Verwijzing naar <strong>zo</strong>n en maan als bron en spiegel van<br />
leven is oeroude wijsheid van het mensenras, eraan<br />
doorgegeven vanuit onnaspeurbare bron. Zingen en<br />
dichten is ongeweten putten uit deze diepten, lezen<br />
en luisteren als drinken van levend water. Het welt<br />
op waar wij staan, niet ver te <strong>zo</strong>eken, dichterbij dan<br />
alle heilanden van nu en lang geleden.<br />
Kluizenaar: elk in <strong>zijn</strong> takken,<br />
kuiser de <strong>een</strong> dan de ander,<br />
staan de bomen. – Winterwakker<br />
werken ze onbemander.<br />
<strong>Ieder</strong>e boom en iedere plant put via <strong>zijn</strong> wortelpruik<br />
het water dat voor overleven nod<strong>ig</strong> is. Daar komt in<br />
principe g<strong>een</strong> tuinman aan te pas. Het gaat er niet<br />
om wie wát beweert, maar wat waar is, en wat waar<br />
is valt niet onder en<strong>ig</strong>e jurisdictie van mensen, ook<br />
niet in gods naam. 'Slechts één is er die wasdom<br />
geeft', slechts één ook die tot ons spreekt.<br />
38<br />
Waar je mee moet leren leven:<br />
eerst met weer van ieder slag,<br />
mens'lijk regelloos en even<br />
onvoorspelbaar, dag aan dag.<br />
Hangt 't heelal aan<strong>een</strong> van fijnste<br />
imponderabilia?<br />
'k Had gedacht, zei 't puidje, kleinste<br />
combinaties staan ons na!<br />
Bron en wortel, dat is de kleinste combinatie in<br />
het bos des levens. Dat te bevest<strong>ig</strong>en en duidelijk<br />
te maken is de taak van degenen die de mensheid<br />
als priester of prediker van dienst mogen <strong>zijn</strong>.<br />
Om het samen te kunnen vieren is organisatie<br />
nutt<strong>ig</strong> en zelfs nod<strong>ig</strong>. Maar bescheidenheid past<br />
alle werkers in de wijngaard, en in het bos.<br />
za. 9-01-1988<br />
Donkergroen bevroren vlammen<br />
grijpen naar de hemelboog<br />
waar ik fiets langs beukestammen,<br />
met <strong>een</strong> snelle blik omhoog.<br />
Door onwelkbaar hout-met-naalden<br />
word ik nog steeds nagewuifd,<br />
fris door sparren, stijf door vale<br />
grove dennen. Dun geluid.<br />
Onherhaalbaar elk <strong>een</strong> e<strong>ig</strong>en<br />
rijke, unieke wereldrond,<br />
bomen, klaar tot dalen, stijgen<br />
in en op uw moedergrond,<br />
leven zu<strong>ig</strong>end of verstikkend<br />
e<strong>ig</strong>enmacht<strong>ig</strong>, <strong>zo</strong>nder roof,<br />
weerbaar stelsel fijne of dikke<br />
wortel, stam, tak, schors en loof.<br />
Een attente lezer kan zich misschien herinneren<br />
dit laatste vers eerder gezien te hebben: vijf jaar<br />
geleden in de eerste aflevering van Don Bosco<br />
Binnenkort van 2002 (Jg.3, nr.1, jan., blz.16).<br />
Toen schreef ik ook: 'ieder mag <strong>zijn</strong> <strong>zo</strong>als hij is,<br />
onherhaalbaar, ieder <strong>een</strong> wereld op zichzelf; dat<br />
is geboorterecht, g<strong>een</strong> roof.' En <strong>zo</strong> is het.<br />
Hoe het zal <strong>zijn</strong> als dit stukje verschijnt weet ik<br />
niet, maar het wil nog niet erg winteren: het is en<br />
blijft overal wat groener dan gebruikelijk in deze<br />
tijd van het jaar. Maar winterweer is <strong>een</strong> nutt<strong>ig</strong><br />
intermez<strong>zo</strong> in <strong>een</strong> over<strong>ig</strong>ens <strong>zo</strong>nn<strong>ig</strong> jaar: het<br />
rein<strong>ig</strong>t en brengt tot rust en tot inkeer wat in de<br />
lente weer uitloopt en tot bloei komt.<br />
za. 30-01-1988<br />
Te hooi, te gras, te water<br />
wandelt de groene winter<br />
onbu<strong>ig</strong>zaam. Of begint er<br />
in 't gras al iets voor later?<br />
Jan Klein z'n woorden klinken <strong>zo</strong> kleintjes, maar<br />
wachten stil op interpretatie als hori<strong>zo</strong>n-taal.
Hori<strong>zo</strong>n-taal<br />
Net als het brevier, het liturgische jaar, volgen de<br />
agenda-gedichten van Jan Klein de sei<strong>zo</strong>enen,<br />
vol aandacht, <strong>zo</strong>wel voor het geheel als voor elk<br />
klein detail. En daar overh<strong>een</strong> en doorh<strong>een</strong> altijd<br />
weer de devotie, de toewijding aan het eeuw<strong>ig</strong>e<br />
moment, waarin leven en sterven beide aanwez<strong>ig</strong><br />
<strong>zijn</strong>, als rimpelingen in <strong>een</strong> snelle beek.<br />
do. 7-04-1988<br />
Zon in de waterloop<br />
rimpelt als goud.<br />
Gras dat wat laat ontlook<br />
en 't niet berouwt:<br />
fris, pril, snel, klaterbloot,<br />
smal, hoog en boud . . .<br />
Zon in de waterloop<br />
tintelt van goud.<br />
De gedichtjes in deze aflevering dateren alle van<br />
dezelfde weekdag, precies twint<strong>ig</strong> jaar geleden.<br />
De man die ze schreef is buiten ons bereik, hoe<br />
en waar hij nu ook mag wezen. Met pasen vieren<br />
we <strong>zo</strong>wel voorbijgang, tijdelijkheid, als herrijzenis,<br />
eeuw<strong>ig</strong>e voortgang. Sterfelijkheid vs. onsterfelijk<br />
<strong>zijn</strong>, van het Al en – geloven wij – individueel.<br />
Berketoppen<br />
glanzen op 'n<br />
vlagvertoon van dag.<br />
Dennen, sparren<br />
staan te marren<br />
in hun zak vol nacht.<br />
Blanke kerven<br />
roepen 't sterven<br />
over velen af,<br />
kapperteken,<br />
dat aansprekers<br />
hebben toegebracht.<br />
Of we nu vrolijk door het leven gaan, de vlag<br />
uitsteken, of somber in <strong>een</strong> hoekje zitten, als in<br />
'<strong>een</strong> zak vol nacht' (wat <strong>een</strong> beeld!), op iedere<br />
stam wordt ooit <strong>een</strong> teken aangebracht waarmee<br />
de dood wordt aange<strong>zo</strong>cht en aangezegd. Dat is<br />
uiteindelijk het behoud van het bos, <strong>een</strong> kwestie<br />
van goed beheer, hoe pijnlijk <strong>soms</strong> ook.<br />
Het 'verraad' van Judas, die het leven <strong>een</strong> doodskus<br />
geeft, is – anders gezien – <strong>een</strong> liefdevolle daad die<br />
verlost van hetg<strong>een</strong> ons vasthoudt in het aardse en<br />
onze opgang naar het licht belemmert. Die kus is<br />
<strong>een</strong> metafoor, <strong>een</strong> beeldspraak, g<strong>een</strong> historisch<br />
gebeuren. Niemand is er 'schuld<strong>ig</strong>' aan, noch Judas,<br />
noch wijzelf. Het is liefde en genade.<br />
39<br />
Wanneer we, <strong>zo</strong>als Jan Klein ons voordoet, het<br />
leven beschouwen als <strong>een</strong> verhaal, <strong>een</strong> sprookje<br />
waarin levende wezens ons laten zien wat er met<br />
ons en met alles gebeurt, dan kunnen we afstand<br />
nemen en ons ontspannen, hoe spannend het<br />
ook wezen mag, want het is <strong>een</strong> drama, iets dat<br />
nu <strong>een</strong>maal z'n beloop <strong>heeft</strong>, <strong>een</strong> spel.<br />
Aan de bergvlier:<br />
dikke botten.<br />
Groene wratten lijken 't.<br />
Moeten die hun<br />
pracht ontrollen,<br />
waar de vlier z'n<br />
witte wollen<br />
schermen voor zal strijken?<br />
Soms lijkt iemand te <strong>zijn</strong> voorbestemd om <strong>een</strong><br />
hoofdrol te spelen, en <strong>een</strong> ander om <strong>een</strong> f<strong>ig</strong>urant<br />
te <strong>zijn</strong>. Dat kan inderdaad <strong>zo</strong> gaan, maar ook<br />
heel anders uitpakken, al is het pas na jaren.<br />
Velen van ons hebben dat in hun omgeving of<br />
hun e<strong>ig</strong>en leven meegemaakt: g<strong>een</strong> studiehoofd,<br />
g<strong>een</strong> schoonheid; maar zie dan later <strong>een</strong>s.<br />
Heel vaak heb ik mij in dankbaarheid verwonderd<br />
over de levensloop van familieden en vrienden die<br />
dingen gedaan en bereikt hebben waar we vroeger<br />
niet op hadden gerekend. Het kan dus alle kanten<br />
op, al leek de weg <strong>soms</strong> op <strong>een</strong> doodlopende straat.<br />
En dat blijft <strong>zo</strong>, tot het einde van ons aardse leven<br />
aan toe, en laten we hopen ook daarna.<br />
Langs 't pad hervind ik oorden<br />
waar woorden<br />
er verder niet toe doen.<br />
Daar staan mijn eeuwelingen<br />
die 't jonger volk omringen<br />
in oudst en ruimst fatsoen.<br />
Er hangt <strong>een</strong> geest van dromen.<br />
De bomen houden de bosgrond wijd.<br />
G<strong>een</strong> die er aan durft komen.<br />
De heil<strong>ig</strong>ende <strong>zo</strong>men<br />
omgrenzen alle tijd.<br />
Het leven is als <strong>een</strong> woud vol bomen, compleet<br />
met f<strong>ig</strong>uren als de Enten uit The Lord of the Rings<br />
(In de ban van de Ring), het door Jan Klein <strong>zo</strong><br />
gewaardeerde epos van Tolkien (hij kende zelfs<br />
de koninklijke stambomen ervan uit z'n hoofd).<br />
Het leven is als <strong>een</strong> heil<strong>ig</strong> bos, gewijde grond en<br />
oude stammen, met geruis als van stemmen.<br />
Ik dicht:<br />
In dit bos <strong>zijn</strong> wij veil<strong>ig</strong> geborgen,<br />
hoe klein we zelf dan ook <strong>zijn</strong>.<br />
Hoor! we zingen <strong>een</strong> lied <strong>zo</strong>nder <strong>zo</strong>rgen,<br />
<strong>een</strong> zich eeuw<strong>ig</strong> herhalend refrein.
Hori<strong>zo</strong>n-taal<br />
In <strong>een</strong> Excel-document houd ik bij welke agendagedichten<br />
(van 1986 t/m begin '89) al <strong>een</strong>s werden<br />
opgenomen in <strong>een</strong> van deze rubrieken. Het <strong>zijn</strong> er<br />
tot nu toe <strong>zo</strong>'n 180. De scans van de agenda's<br />
<strong>zijn</strong> genummerd naar jaar (honderdtal) en bladzijde<br />
(01 t/m ruim 50). In bestand 228.jpg vind ik<br />
bladzijde 28 van 6 tot en met 12 juli 1987.<br />
ma. 6-07-1987<br />
Eén lisblad wimpelt wild naar mij<br />
waar 'k stilhou op de brug.<br />
Zou 't <strong>soms</strong> <strong>een</strong> oude bekende <strong>zijn</strong>?<br />
Zien wij elkaar terug?<br />
't Is g<strong>een</strong> jaar oud, maar 't wuift en meldt<br />
zich druk in de oostertocht...<br />
Ooit heb 'k <strong>een</strong> sapverwant verteld<br />
hoe graag ik lissen mocht.<br />
Links bovenaan staat T.-A., dat moet Ter Apel<br />
<strong>zijn</strong>: hij logeerde bij z'n zussen Lien en Sien. Zijn<br />
liefde voor de gele lis heb ik met hem gem<strong>een</strong>,<br />
evenals die voor de lariks. Affiniteit lijkt me hier<br />
het juiste woord om de relaties aan te geven,<br />
<strong>zo</strong>wel die tussen <strong>zijn</strong> smaak en de mijne als die<br />
tussen deze zwaai-lis en haar sapgenoot.<br />
za. 11-7-1987<br />
1.<br />
Morgen <strong>zo</strong>ndag:<br />
de klok gaat hoog.<br />
Morgen <strong>zo</strong>ndag:<br />
<strong>een</strong> regenboog<br />
klanken staat<br />
waar de klok gaat<br />
schallen, galmen<br />
van de Vree.<br />
Rust of speel dan.<br />
Zwijg of schreeuw dan<br />
lui dan mee:<br />
maak de <strong>zo</strong>ndag heel.<br />
2.<br />
Zondag. Aanvang.<br />
Waaiers gaan van<br />
zuidwesteinder<br />
't ruim beschrijven<br />
"Zon moet blijven!<br />
Ruim goed baan:<br />
Zon moet aan!"<br />
Nog <strong>een</strong> vers uit Ter Apel. Hoor de kerkklok<br />
luiden! Lees het langzaam, beweeg mee met de<br />
klok in de toren, van achter naar voren, h<strong>een</strong> en<br />
weer, dan zingen de regels als in <strong>een</strong> cadans.<br />
Galm van vrede, galm van rust, die alles opvangt,<br />
van spel tot woede; die overal rust brengt.<br />
40<br />
Op <strong>zo</strong>ndag de preek of sermoen (van sermo, latijn<br />
voor 'gesprek'): <strong>een</strong> samenspraak over goed en<br />
kwaad, gem<strong>een</strong>schap en isolement, de manieren<br />
waarop het leven zich manifesteert. Maar niet op<br />
de manier van betutteling of verdachtmaking, en<br />
g<strong>een</strong> pleidooi voor het opgeven van e<strong>ig</strong>enheid en<br />
individualiteit. Eenheid van zin!<br />
<strong>zo</strong>. 12-7-1987<br />
Zaadjeszwermen <strong>zijn</strong> van 't gras;<br />
blaadjeszwermen <strong>zijn</strong> van beuken;<br />
bloempjeszwermen <strong>zijn</strong> nog leuker:<br />
spurrie, muur of wat 't ook was.<br />
't Is de kans van 't men<strong>ig</strong>tal<br />
die Al-Leven pleegt te nemen.<br />
't Komt niet verder met allenen:<br />
zwermen is de wet van 't Al.<br />
Sterrenstelsels -wolken -hopen<br />
zwermen kril en scholen vis,<br />
trekkers, troepers (mees muis mus)...<br />
Rovers <strong>zijn</strong> op zich gaan lopen.<br />
Ook het volgende gedicht op dezelfde bladzijde<br />
(al werd het ruim <strong>een</strong> maand eerder geschreven),<br />
bezingt de natuurlijke rijkdom van het geheel, uit<br />
hoeveel verschillende dingen het ook bestaat.<br />
ma. 8-06-1987<br />
De bermen stikken van de vracht<br />
die groent of geelt en rijpt<br />
en steunt of duwt waar ze in haar pracht<br />
nota neemt van de tijd.<br />
Zo aan <strong>zo</strong> uit <strong>zo</strong> vroeg <strong>zo</strong> laat<br />
– elk geeft <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en sein –<br />
<strong>zo</strong> geel, <strong>zo</strong> wit, <strong>zo</strong> rose of paars:<br />
samen zullen ze <strong>zijn</strong>.<br />
De berm staat, als <strong>een</strong> boordevol<br />
glas uitgelezen drank,<br />
van bloem en zaad en stelen bol<br />
en feitelijk van dank.<br />
Dank voor het leven dat <strong>zo</strong> veelsoort<strong>ig</strong> is, dat<br />
<strong>zo</strong>veel verdriet en vreugde bevat, winst en verlies,<br />
ge<strong>zo</strong>ndheid en ziekte, geboorte en dood: de mens<br />
<strong>een</strong> belofte van terugkeer naar het vaderhuis, de<br />
oere<strong>ig</strong>en plaats in het Al, <strong>een</strong> <strong>zo</strong>n-dag.<br />
<strong>zo</strong>. 12-7-1987<br />
Klopvogel die de schors alom<br />
beschouwt als wingebied<br />
en amper 't andere ziet<br />
onder de grote <strong>zo</strong>n.<br />
G<strong>een</strong> kwaad woord over de specht, <strong>een</strong> dier dat<br />
<strong>zijn</strong> natuur volgt, pracht<strong>ig</strong> schepsel, <strong>een</strong> ratelend<br />
fenom<strong>een</strong>, positief én negatief van wat pater Jan<br />
wil zeggen: doe je best, en kijk vooral verder dan<br />
je neus lang is.
Hori<strong>zo</strong>n-taal<br />
De twee eerste agenda's met gedichten <strong>zijn</strong> die<br />
van 1986 en 1987: maagdelijk gebied, want niet<br />
ontsloten door Henk Hendriks (die jaren geleden<br />
al <strong>een</strong> transcriptie maakte de twee laatste, van 1988<br />
en 1989). Pater Jan was in 1986 nog bez<strong>ig</strong> met vingeroefeningen,<br />
op <strong>zo</strong>ek naar <strong>zijn</strong> hoogstpersoonlijke<br />
inhoud en vorm: <strong>een</strong> moeizaam karwei.<br />
Van vier tot tien augustus was hij, in aansluiting<br />
bij de vor<strong>ig</strong>e weken, bez<strong>ig</strong> met het thema loslaten<br />
en bevrijding. Herinner u het mooie, wat weemoed<strong>ig</strong>e<br />
gedicht 'Da-ag broeders' van 31 juli (zie<br />
Idica Epica, nr.6). Hij had heimwee naar wat<br />
voorbij was en voelde zich minder goed thuis in<br />
de veranderende wereld om hem h<strong>een</strong>.<br />
do. 7-8-86 Dennen<br />
pennen<br />
hun wortelvoet<br />
niet wijder dan<br />
strikt moet.<br />
Beuken<br />
verkreuken<br />
de grond<br />
<strong>soms</strong> meterswijd<br />
in 't rond.<br />
Zoals gewoonlijk kijkt hij om zich h<strong>een</strong> en ziet de<br />
bomen staan, maar hier door de bril van <strong>zijn</strong><br />
gedachten en problemen. Hoe vast wil ik staan,<br />
hoe wijd me wortelen, van invloed <strong>zijn</strong> op m'n<br />
omgeving? Neem ik afscheid en afstand, of ga ik<br />
toch weer verder, en waarh<strong>een</strong> dan? Zijn leven is<br />
bijna voorbij, wat is <strong>zijn</strong> perspectief?<br />
di. 5-8-86<br />
De halle-gaanderijen van het bos<br />
weergalmen op het timmeren van de specht<br />
of er iets opengaat of dicht:<br />
de toegang tot de herfst.<br />
In het licht of in het donker, samen of all<strong>een</strong>,<br />
verdorren of vruchtbaar <strong>zijn</strong>. Het lijkt <strong>een</strong> beetje<br />
op de donkere nacht van de ziel. Hij loopt door<br />
de nacht, maar met wijdopen ogen. Is er licht,<br />
dan zal hij het zeker zien dagen.<br />
za. 9-8-86<br />
Wat woont er in<br />
de holten aan<br />
de loofboskant<br />
waar schaduwland<br />
<strong>zo</strong> lokkend thuis<br />
te geven lijkt?<br />
Wat voor geheim<br />
lokt mij daar tot<br />
<strong>een</strong> kluis?<br />
41<br />
Jan was, door <strong>zijn</strong> aard, door <strong>zijn</strong> ontwikkeling en<br />
door <strong>zijn</strong> doofheid nolens volens <strong>een</strong> Einzelgänger.<br />
Toch verlangde hij naar uitwisseling en contact: hij<br />
wilde graag delen en mededelen, doorgeven wat hij<br />
had gevonden. Hij was docent in hart en nieren.<br />
Maar hij wantrouwt nu <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en toestand en<br />
standpunt: wat <strong>heeft</strong> hij voor goeds te melden?<br />
ma. 4-8-86<br />
Berg me met mijn kwartje<br />
in je kleine tasje.<br />
Haal mij er weer uit<br />
als de rijping sluit.<br />
Wat <strong>een</strong> vreemd vers! Een kwartje is niet veel:<br />
<strong>een</strong> fraktie van <strong>een</strong> talent <strong>zo</strong>u je zeggen. Moet<br />
dat, áls of mét hem, incuberen om tot rijping te<br />
kunnen komen? Probeer dit niet logisch te ontleden,<br />
maar voel het mee. Zoekt hij <strong>een</strong> niche, <strong>een</strong><br />
baarmoeder als het ware? Moet het oude worden<br />
verteerd tot het g<strong>een</strong> belemmering meer vormt?<br />
vr. 8-8-86<br />
Doden bevolken mijn droom:<br />
meesmuilend komen ze aan,<br />
knikken, vegen hun hand vast schoon...<br />
ken er niet <strong>een</strong> meer bij naam –<br />
Wou je vrij <strong>zijn</strong> van vroeger? Van schuld?<br />
Van alle plichtpleging en plicht?<br />
Van je doden? Van toekomst? Geduld:<br />
(zegt er iemand) terug in je wieg.<br />
Een vorm van reïncarnatie schijnt hem door het<br />
hoofd te spelen Dat kan twee kanten op: het<br />
vermoeden van wedergeboorte op aarde, of wat<br />
verlichten leren: niet de dood van het lichaam<br />
maar die van het Ego, het afsterven van de<br />
identificatie met het dier-lichaam, de persoon.<br />
Dan komt het mens-wezen aan het licht.<br />
do. 7-8-86<br />
Vrij-<strong>zijn</strong>?<br />
Jezelf <strong>zijn</strong>.<br />
Echt <strong>zijn</strong><br />
die mens <strong>zijn</strong><br />
hij-<strong>zijn</strong><br />
zij-<strong>zijn</strong><br />
dit volk <strong>zijn</strong><br />
bevrijd <strong>zijn</strong><br />
verlost <strong>zijn</strong><br />
Gods volk <strong>zijn</strong><br />
<strong>zo</strong> wij-<strong>zijn</strong><br />
en eindlijk<br />
– je weet nooit –<br />
VRIJ ZIJN<br />
Jan <strong>zo</strong>ekt naar de deur van <strong>zijn</strong> gevangenis, wel<br />
wetend dat die deur <strong>een</strong> opening is, niet op slot,<br />
all<strong>een</strong> maar nog niet gevonden, toen.
Hori<strong>zo</strong>n-taal<br />
Pater Jan Klein beschreef in <strong>zijn</strong> agenda-dichten<br />
ieder dag de natuur van de negentiende-eeuwse<br />
landgoederen Leusderend en Den Treek, met<br />
hun heidevelden, bos en kunstmat<strong>ig</strong>e vennen. In<br />
de laatste week van oktober 1986 schreef hij <strong>een</strong><br />
aantal mooie natuurgedichten.<br />
ma. 27-10-1986<br />
Rode linies, rode fronten.<br />
Perzikkleur<strong>ig</strong>e enclave.<br />
Rosse Hazewatersgraven.<br />
Stilte aan alle hori<strong>zo</strong>nten<br />
onder gazen bel van blauw.<br />
Manekwart zit zenithoog.<br />
Kimmen druilen al van 't grauw:<br />
Komstgeheimen dooien zó.<br />
Twee fazanten op de vlucht<br />
tussen bramen, fiets en gaas:<br />
raken vrij met veel geraas,<br />
kiezen ruime lucht. – (Vieweg O.)<br />
Oorspronkelijk behoorde het gebied tot de<br />
Gelderse vallei. Aan het einde van de voorlaatste<br />
ijstijd, het Saalien (<strong>zo</strong>'n 150.000 jaar geleden) was<br />
het bedekt met <strong>een</strong> grote gletsjer, die het land<br />
met zand bedekte en opstuwde tot de Utrechtse<br />
heuvelrug. De natuurlijk oppervlakte-afwatering<br />
is slecht, waardoor het terrein vaak nat is.<br />
Najaarswater -<br />
stromen komen,<br />
via zandgrond<br />
uitgedropen,<br />
breed en bu<strong>ig</strong>end<br />
kolken, bruisen,<br />
zevenmaal versneld,<br />
over Grift- en Viewegsluizen:<br />
miniatuurgeweld.<br />
Ossenstal mist eek,<br />
storm <strong>heeft</strong>, voor Den Treek,<br />
<strong>een</strong> enorme beuk geveld:<br />
zacht gegroeid – wild gesnoeid.<br />
Scheppen eist geweld.<br />
Het is die week afnemende maan, er is bijna niets<br />
meer van over, in de vroege ochtend all<strong>een</strong> nog<br />
maar <strong>een</strong> smal naar links gebogen 'schilletje'.<br />
wo. 29-10-1986<br />
Schilletje verschaling<br />
in de blauwe maling<br />
die de <strong>zo</strong>n aan wolken <strong>heeft</strong><br />
als de wind beweegt.<br />
Schriele schil<br />
langs blauwe baan<br />
Dag, mejuffer Maan!<br />
42<br />
Hij stapte 's-morgens <strong>zo</strong> vroeg op de fiets dat hij de<br />
<strong>zo</strong>n kon zien opgaan. De laatste dag van oktober<br />
1986 ging de <strong>zo</strong>n op om 12 minuten over zeven, en<br />
de maan pas onder na het middaguur. Daardoor was<br />
zij nog te zien tegen de blauwe lucht. Meditatie in de<br />
vrije natuur, ongehinderd door vrome teksten.<br />
vr. 31-10-1986<br />
ZONNEHYMNE<br />
Hier komt de bruidegom<br />
van Hare Majesteit<br />
die, Hemelstee ontvlucht,<br />
<strong>een</strong> landelijk leven leidt.<br />
Ik monster haar palet<br />
van laat-romaanse jeugd<br />
en vind, dik aangezet,<br />
al wat me woest verheugt.<br />
Meet van 't onthemend hart,<br />
je hemelwijd onthaal,<br />
je diep geheime vang<br />
vervoert mij helemaal.<br />
Betrap mijn krypten, Bruid.<br />
Je wilde aard breekt baan:<br />
barbaarse pracht straalt uit:<br />
er is g<strong>een</strong> houden aan.<br />
Salesiaans, Franciscaans of Dominicaans, wat maakt<br />
het uit: daar reed <strong>een</strong> zevent<strong>ig</strong>er op de fiets het daglicht<br />
tegemoet. Hij voelt zich de bruidegom van het<br />
licht, hare majesteit de Zon (al deed het maanlicht<br />
me denken aan de maan als gade van de mannelijk<br />
gedachte <strong>zo</strong>n). Er is g<strong>een</strong> houden meer aan: pater<br />
Jan opent <strong>zijn</strong> hart voor 'haar' barbaarse pracht.<br />
di. 28-10-1986<br />
Zo weerloos bij regen,<br />
dat zieltogend blad:<br />
g<strong>een</strong> ruisen van leven;<br />
gedrup en gespat<br />
ál in 't rond... en <strong>zo</strong> nat!<br />
Ze beven, ze kleven.<br />
Nu worden ze klef,<br />
net voor ze gaan zweven<br />
met laatste rest lef<br />
naar hun grond. –<br />
Vergankelijkheid is de pest.<br />
Er is niet altijd extase. De gedichten staan hier niet<br />
in de juiste volgorde van dag en tijd. Het natte<br />
najaar stemt hem ook vaak somber, en associaties<br />
met eind<strong>ig</strong>heid kwellen hem naar behoren. Het kan<br />
vriezen en het kan dooien:<br />
Amerika belooft:<br />
in Nederland voor heel<br />
november: zacht en droog;<br />
in Lapland massa's sneeuw.
Hori<strong>zo</strong>n-taal<br />
Het wonder gebeurt weer: ik <strong>zo</strong>ek <strong>een</strong> bladzijde<br />
uit in de agenda van 1987 en de thematiek staat<br />
als <strong>een</strong> huis. Via <strong>een</strong> franse term komt dan de reto<br />
romaans-zwitserse auteur in beeld van <strong>een</strong> posthuum<br />
gevonden dagboek van duizenden bladzijden,<br />
met <strong>een</strong> naadloos in deze context passend citaat.<br />
di. 10-11-1987<br />
De mist in. Iets te vroeg.<br />
Of 't najaar is te laat:<br />
dat kleurt nog bont genoeg,<br />
bij 't wassen van de klaart'.<br />
Ben zevent<strong>ig</strong> en voel<br />
me vrij als nooit voorh<strong>een</strong>.<br />
Een gloednieuw levensdoel<br />
<strong>zo</strong> duister als 't begin.<br />
Jan Klein is <strong>zijn</strong> leven lang onderweg, en <strong>zijn</strong> fiets<br />
is daarbij <strong>zo</strong>wel instrument als symbool, in feite <strong>een</strong><br />
vriend, Piet genaamd. Alle gedichten op deze agendapagina<br />
<strong>zijn</strong> het citeren meer dan waard, maar selectie<br />
is noodzaak voor <strong>een</strong> A4-tje. Zijn taak is voorbij en<br />
nu pas voelt hij zich helemaal vrij, wat <strong>een</strong> drama.<br />
di. 10-11-1987<br />
Paarde- en wagensporen<br />
structureren 't pad<br />
dat er wat verloren<br />
bijgelegen had.<br />
Zo staan nieuwe prenten<br />
in het levenslied<br />
dat <strong>een</strong> paar accenten<br />
licht verschuiven ziet.<br />
In het leven <strong>zijn</strong> begin en einde altijd beide aanwez<strong>ig</strong>,<br />
media vita in morte sumus, maar ook : al stervend<br />
leven wij! In alle hectiek kunnen we vaak door de<br />
bomen het bos niet zien, tot de herfst komt, bladeren<br />
afvallen, licht kan doordringen en geluiden worden<br />
gedempt. Verademing in ruimte en in stilte. Dan pas<br />
voelt de mens zich vrij, vrijer dan ooit tevoren.<br />
wo. 11-11-1987<br />
Het eekhoornros tapijt<br />
door najaarsbeuk gespreid<br />
gloeit 's morgens, knuffelzacht,<br />
van regen in de nacht. –<br />
Door 't kalen van de laan<br />
komt land en hemelhuis<br />
vrijer voor 't oog te staan:<br />
't is allemaal weer pluis.<br />
In de rust en de stilte van het herfstbos breekt<br />
<strong>zijn</strong> visie op leven en dood zich onstuim<strong>ig</strong> baan,<br />
bevrijdende explosie van <strong>een</strong> te lang ingesnoerde<br />
kern, <strong>een</strong> herschepping vanaf het begin.<br />
43<br />
za. 14-11-1987<br />
De herfst is niet gedaan<br />
die vangt van voren aan:<br />
<strong>een</strong> nieuw visioen.<br />
Zon kan er beter bij.<br />
De bouw van 't bos komt vrij.<br />
Ruggelings lentetij:<br />
gerijpt sei<strong>zo</strong>en<br />
vr. 13-11-1987<br />
Licht kaatst niet van l<strong>ig</strong>gend blad<br />
– 't is naar luwten weggevaren –<br />
maar van sloot en regenplas.<br />
Licht ook van mijn fietslantaren.<br />
Daarin flitst <strong>een</strong> schuwe mot.<br />
En uit schaduwen gevlogen<br />
van <strong>een</strong> grove-dennenbos<br />
wankelwaakt <strong>een</strong> grote vogel<br />
vie-abri. Hier laat ik mij<br />
door het dagen overstromen:<br />
morgen viert grandioos <strong>zijn</strong> komen:<br />
alle heem'len strak en vrij.<br />
En de maan, in laat kwartier,<br />
baadt zich <strong>zo</strong> langs hoger wegels;<br />
nachtelijk hangt haar hemel hier,<br />
helder hangen dennekegels.<br />
Kolkend dolle mezenvlucht<br />
wervelt door de wilde lucht.<br />
La conscience paraît être comme un livre, dans<br />
lequel les feuilles tournées successivement par la vie<br />
abri et cache l'un l'autre malgré leur transparence<br />
semi; mais bien que le livre puisse être ouvert à la<br />
page du présent, le vent, pour quelques secondes,<br />
peut souffler en arrière les premières pages dans vue.<br />
(Le Journal intime de Henri Frédéric Amiel, Genève<br />
1821-1881, hst. 357).<br />
Het bewust<strong>zijn</strong> lijkt op <strong>een</strong> boek met half doorzicht<strong>ig</strong>e<br />
bladzijden die in het verborgene (vie abri)<br />
over elkaar kunnen schuiven, wat <strong>soms</strong> aanleiding<br />
geeft tot huiveringwekkende ervaringen, waarin het<br />
verleden fuseert met het heden, met als mogelijk<br />
gevolg 'Een gloednieuw levensdoel, <strong>zo</strong> duister als 't<br />
begin'. Zich vervolgend verleden: <strong>een</strong> mysterie heden.<br />
<strong>zo</strong>. 15-11-1987<br />
Eén rimpel in <strong>een</strong> regenplas....<br />
ik denk maar dat 't <strong>een</strong> briesje was.<br />
Daar voel ik huiver jagen:<br />
één blad, één platgeregend blad<br />
wordt langzaam omgeslagen.<br />
Tot op dit punt in de tijd: vijf jaar commentaar op<br />
ruim drie jaar journal intime vie abri van pater Jan<br />
Klein (1917-1989), plus de presentatie en bespreking<br />
van <strong>een</strong> aantal liedteksten en gelegenheidsgedichten,<br />
samen veert<strong>ig</strong> stukjes. Ik weet niet hoe hij ze nu<br />
beoordelen <strong>zo</strong>u, ik hoop met herkenning.
Toewijding<br />
Het leven van Jan Klein als priester is, evenals dat<br />
van <strong>zijn</strong> gewijde broeders, <strong>een</strong> en al toewijding aan<br />
de roeping die hij als jongen al voelde. Zelfs na<br />
vervulling van <strong>zijn</strong> aardse taken blijft die bestaan, als<br />
<strong>een</strong> ruimte die roept om bewoning door vrienden en<br />
geliefden met wie hij <strong>zijn</strong> leven wil delen.<br />
za. 2-1-1988<br />
Aandenken vervaagt met het jaar:<br />
de dagen verjagen elkaar.<br />
Het verleden raakt uit het zicht, de dagen lijken steeds<br />
sneller voorbij te gaan. De mens die heel <strong>zijn</strong> leven<br />
besteed <strong>heeft</strong> aan het oppoetsen van anderen wordt<br />
nu zelf – als <strong>een</strong> boom in de wind – gezuiverd en<br />
bevrijd van alle ballast. Hij hoeft niet langer all<strong>een</strong><br />
maar te koesteren, hij mag zich laten beminnen.<br />
vr. 1-1-1988<br />
Elke berk <strong>een</strong> heksebezem<br />
die zich schoon <strong>heeft</strong> laten vegen<br />
en zich, bu<strong>ig</strong>zaam en bemind,<br />
strelen laat door elke wind.<br />
De 'kinder' (Gronings), <strong>zo</strong>als die <strong>een</strong> belangrijk deel<br />
van <strong>zijn</strong> doelgroep waren, staan nog pas aan het<br />
begin van hun ontwikkeling. Zij <strong>zijn</strong> als takken aan<br />
bomen als hij, vol levenswijsheid, in lange jaren<br />
vergaard. Zij willen leren en weten, ze kunnen niet<br />
<strong>zo</strong>nder. De mensheid is <strong>een</strong> levend organisme.<br />
ma. 22-02-1988<br />
Nog altijd gaan kinder op school.<br />
Naar eeuwenoud leergier-idool.<br />
Want verandering is <strong>een</strong> begrip voor gemis<br />
bij de tak die niet kan <strong>zo</strong>nder boom.<br />
Hij weet wat hun te wachten staat, na hun jeugd, in het<br />
volle leven. Hij weet ook dat iedere toekomst onzeker<br />
is, zeker in deze tijd van snelle veranderingen. Kracht<br />
naar kruis wenst hij hun toe, liefst meer kracht dan<br />
kruis, dat kan g<strong>een</strong> kwaad. Lijden is g<strong>een</strong> verdienste op<br />
zich, maar <strong>een</strong> onvermijdelijk kwaad.<br />
<strong>zo</strong>. 3-1-1988<br />
De tanden in de appel<br />
eisen hun levensdeel.<br />
Malen zich dan te sappel:<br />
leven is niet <strong>zo</strong>veel,<br />
maar <strong>soms</strong> <strong>een</strong> hele appel.<br />
Die blijft helaas niet heel:<br />
verschijnt, verdwijnt met happen,<br />
verduisterd levensmeel.<br />
Gret<strong>ig</strong> bijten jonge mensen in de glanzende<br />
appel die hun wordt voorgehouden, om dan te<br />
ontdekken dat eten en verteren moeite kost, dat<br />
44<br />
je je tanden moet poetsen, dat de aanvankelijke ongereptheid<br />
en heelheid bij het verorberen verloren gaat.<br />
De oude man ziet wat het is: verhulde scholing.<br />
ma. 4-1-1988<br />
In de nood is kracht geboren,<br />
levenslot vervuld:<br />
je aan g<strong>een</strong> tegenstand ooit storen;<br />
zicht, beleid, geduld.<br />
Dat is wat ieder<strong>een</strong> moet leren: het leven verduren,<br />
je taak vervullen, je nergens aan storen, niet opgeven,<br />
gewoon doorgaan op de goede weg, met inzicht,<br />
beleid en geduld. De mens wordt wijs door schade<br />
en schande, wat g<strong>een</strong> schande is en g<strong>een</strong> <strong>zo</strong>nde,<br />
maar gewoon <strong>een</strong> gevolg van de condition humaine.<br />
<strong>zo</strong>. 3-1-1988<br />
Weerschijn – in de druppels op de ruiten –<br />
van het laaggebleven oosterlicht,<br />
maakt kristal van vensters, ook de vuilste,<br />
met hun landschapglas-in-loodgezicht.<br />
Transparantie voor zichzelf en voor anderen vormt<br />
het resultaat van hard werken in modder en in stof.<br />
Wat schijnbaar hopeloos vervuild is blijkt <strong>een</strong><br />
kunstwerk te <strong>zijn</strong> in bovenaards licht. Doorleefde<br />
menselijkheid maakt ons tot <strong>een</strong> geheel, heil<strong>ig</strong>t ons en<br />
bereidt ons voor op onze uiteindelijke thuiskomst.<br />
<strong>zo</strong>. 3-1-1988<br />
Hoog aan de waterkant<br />
zei Hij <strong>zijn</strong> woorden.<br />
Was even stil en bad.<br />
Stak toen van wal.<br />
Maar alle hoorders hoorden<br />
het onverstaanbaar tegenwoorden<br />
van golfjes aan de schoeiing<br />
waar 't schip gelegen had.<br />
En dit is weer <strong>zo</strong>'n gedicht waar je stil van wordt, <strong>een</strong><br />
teken van doorzicht, in woorden met meer dan één<br />
betekenis. Wat Jezus leert komt wel met woorden,<br />
maar in wezen is het stilte, openheid, <strong>een</strong> gewaar<strong>zijn</strong><br />
van resonantie, de weerklank in ons hart. Als Jezus<br />
'van wal steekt' dan wordt het stil in ons.<br />
En in die stilte wordt het bijna Pasen: verdriet<br />
verdampt, wat zwaar is wordt licht, er komt iets<br />
omhoog dat zich niet laat tegenhouden, extase, <strong>een</strong><br />
lach vanuit het diepst van ons hart. Ware rel<strong>ig</strong>iositeit<br />
is niet somber en zwaar, maar licht en vrolijk.<br />
Daarmee eind<strong>ig</strong>t deze les van twint<strong>ig</strong> jaar geleden.<br />
za. 10-04-1988 – Beloken Pasen '88<br />
Ik sta, weer <strong>een</strong>s vernieuwd, <strong>een</strong> <strong>zo</strong>ndagmorgen.<br />
Het pluis-op-blauw schuift zuidoost naar de <strong>zo</strong>n.<br />
Het pluis-op-groen stikt van stil lachgegorgel,<br />
extatisch van mijn leven dat begon.
Toewijding<br />
Pasen valt op de <strong>zo</strong>ndag na de eerste volle maan<br />
na de <strong>zo</strong>nnewende of equinox. De agenda-dichten<br />
(1986-89) ontmoetten drie paasvieringen: in 1986<br />
op 30 maart, in 1987 op 19 en in 1988 op 3 april.<br />
Pasen 1989 (26 maart) vierde pater Jan in de hemel.<br />
<strong>zo</strong>. 30-3-1986<br />
Miniaturen fluitekruid,<br />
grassen, grassen, eindelijk uit,<br />
staan in elke berm te wenken,<br />
Paaszat, nu 't stormen van de lente<br />
't l<strong>ig</strong>gend blad <strong>heeft</strong> weggevaagd<br />
en het opstaand groen gewassen,<br />
grassen, wenk, wenk maar, grassen<br />
Pasen daagt.<br />
Natuurlijk is mijn keuze van de gedichten nogal<br />
willekeur<strong>ig</strong>. In dat jaar schreef hij ook over lijden<br />
en dood. Het is niet steeds duidelijk wat Jan<br />
Klein nu e<strong>ig</strong>enlijk voelde en dacht. Geloofde hij<br />
in <strong>een</strong> leven na de dood van het lichaam?<br />
vr. 28-3-1986<br />
Eeuw<strong>ig</strong> leven? G<strong>een</strong> behoefte aan.<br />
Ook niet aan eutanasie.<br />
Pijn brengt mij latijnse litanie.<br />
Diepste pijn <strong>een</strong> gil om dood te gaan.<br />
Maar hij schreef wel:<br />
wo. 26-3-1986<br />
Met deuren dicht<br />
bij avond<br />
kwam Jezus hun in 't zicht.<br />
Op<strong>een</strong>s was 't licht.<br />
Er is dus verschil tussen theologie en beleving.<br />
Zijn theologie is niet helemaal de mijne, maar<br />
van <strong>een</strong> gedicht als het volgende krijg ik wel<br />
weer tranen in de ogen van ontroering: hij beseft<br />
dat <strong>zijn</strong> woorden tekortschieten, maar hij leest<br />
goddelijk leven in de natuur.<br />
ma. 20-4-1987 (tweede paasdag)<br />
Hee Jullie Drie<br />
daar op mijn pad,<br />
als ik maar zeg:<br />
"Vertel míj wat!"<br />
en Jullie doen<br />
mij 't Paasverhaal<br />
in grijs, in groen,<br />
je Lentetaal...<br />
Wel, zó versta<br />
'k Je lieve Lied,<br />
maar, zing ik 't na,<br />
dan klinkt het niet.<br />
45<br />
za. 18-4-1987 (paaszaterdag)<br />
Dat vreet me gras, link lammerpaar,<br />
aan de overzij van draad en sloot.<br />
Wie acht nog grenzen en gevaar,<br />
als 't vreemde méér belooft?<br />
De mist, stripteasend als de Maan,<br />
doet voor de Zon vijf sluiers uit<br />
en blijkt, als 't dansen is gedaan,<br />
zelf de Vermiste Bruid.<br />
Maar pit van Pasen is 't<br />
ons groei- en zwerf- en dansbestaan<br />
in Zon op te zien gaan.<br />
Een groot verschil, ook grafisch, tussen dit en<br />
het vor<strong>ig</strong>e jaar. Het 'dagboek naar de zevent<strong>ig</strong>'<br />
<strong>heeft</strong> zich gezet, is gerijpt tot rust en evenwicht.<br />
In de natuur vindt Jan geluk en bezinning. Van<br />
het jaar erna, 1988, Jan z'n laatste paasfeest hier<br />
beneden, nam ik al gedichten op in de rubriek<br />
Klein-<strong>ig</strong>-heden (DBB-k maart 2002, blz. 27-28).<br />
Voor dit stukje kies ik <strong>een</strong> paar gedichten waaruit<br />
<strong>zijn</strong> speciale liefde blijkt voor berk en larix.<br />
ma. 4-4-1988 (tweede paasdag)<br />
Soms bloost <strong>een</strong> berk, of <strong>zo</strong>n<br />
ze aan 't <strong>zo</strong>enen is geweest<br />
in vlagen van bewon-<br />
d'ring voor de ranke leest-<br />
en-loof, die berk ver<strong>zo</strong>n<br />
met inventieve Geest.<br />
Ik weet niet hoe 't begon,<br />
maar 't is <strong>een</strong> ogenfeest.<br />
Feest, nu de lorkenwijk<br />
al schemert in groen dons<br />
waar 't ander naaldhout lijkt<br />
gebannen oud, op grond<br />
van eeuw<strong>ig</strong> vergelijk<br />
met winters fel verbond.<br />
Hoe dichter dat ik nader,<br />
hoe geler dat het wordt:<br />
dit pluimpjesgroen omkadert<br />
't mysterie van de lork.<br />
Die liefde voor bomen heb ik in Ugchelen al van<br />
hem overgenomen. Welke bewoner van dat huis<br />
herinnert zich niet het pracht<strong>ig</strong>e voorjaar en de<br />
heerlijke <strong>zo</strong>mers, vol groen en bloem en <strong>zo</strong>n, en<br />
met de hev<strong>ig</strong>e regens en het dampen daarna?<br />
In spatia vol gratia<br />
voor 't huis, langs 't huis, erachter:<br />
Forsythia delicia<br />
van elke voorjaarssmachter.<br />
Afgezien van ervaringen die nog op men<strong>ig</strong><strong>een</strong> wegen,<br />
was de leefomgeving temidden van bossen en velden<br />
niet all<strong>een</strong> ge<strong>zo</strong>nd maar ook bij<strong>zo</strong>nder mooi.
Toewijding<br />
Misschien ben ik wel Jan Klein z'n spreekstalmeester<br />
die de circusvoorstelling gaande houdt en begeleidt.<br />
Jan zelf voelde zich mogelijk iets dergelijks wanneer<br />
hij, fietsend door de bossen, al wat hij daar zag staan<br />
en zag gebeuren van commentaar voorzag. Met<strong>een</strong><br />
is duidelijk dat we daarbij overbod<strong>ig</strong> <strong>zijn</strong>.<br />
vr. 24-06-1988<br />
Draperie: pluimen<br />
de beek aan 't omhuiven:<br />
Witbol aan 't rijpen en<br />
witbol na zaad.<br />
Als piekenieren<br />
ontstaan, wat nu staat:<br />
witte officieren<br />
in wisselgewaad!<br />
Amper ontslopen aan<br />
kaf van geboorten,<br />
staat de aardse hoop als<br />
<strong>een</strong> wacht aan de poorten<br />
van 't stage water dat<br />
amper nog vloeit<br />
(Rest van de regen die<br />
ritselend sproeit).<br />
Aar rijpt tot waaier,<br />
<strong>zo</strong> blank dat ze straalt.<br />
Hangt dan steeds fraaier,<br />
maar krimpt: wordt <strong>een</strong> staart...<br />
Als piekenieren,<br />
stijfgroen eerst, maar dra:<br />
straalofficieren<br />
van wisselend éclat.<br />
Gladde of zachte witbol (holcus mollis) is <strong>een</strong> gras,<br />
evenals de gestreepte witbol (holcus lanatus), van bijna<br />
<strong>een</strong> meter hoog, dat groeit in bossen en langs beken.<br />
Ik begeef me niet in <strong>een</strong> botanische, laat staan <strong>een</strong><br />
dramaturgische discussie. Niettemin: <strong>zo</strong>nder dichter<br />
g<strong>een</strong> gala, <strong>zo</strong>nder mij hier g<strong>een</strong> herhaling.<br />
za. 25-06-1988<br />
De laffe lauwe regen<br />
<strong>heeft</strong> 't wel op mij gemunt<br />
als 'k uit wil, kom ik hem tegen,<br />
tot mott<strong>ig</strong>heid verdund.<br />
Zie hem toch trappen, beetje mopper<strong>ig</strong>, genietend<br />
van de ontbering en het oneerbied<strong>ig</strong> druipen, haast<br />
één met de natuur, door haar ver<strong>een</strong>zelv<strong>ig</strong>d met elk<br />
willekeur<strong>ig</strong> gewas. De mens lijdt aan <strong>een</strong> tweespalt<br />
van hoger of lager, nooit gelijk aan iets te <strong>zijn</strong>, als<br />
boom met de bomen, gras als 't gras.<br />
Het groen houdt koelte vast<br />
bij onverhoedse <strong>zo</strong>n;<br />
bevrijdt me van de last<br />
46<br />
waar 'k al bij zweten kon.<br />
En 't is als ieder 'vrij!':<br />
ook <strong>zo</strong>nder <strong>zo</strong>n <strong>een</strong> feest.<br />
Toch is 't de <strong>zo</strong>n die mij<br />
<strong>zo</strong>nloze vrede geeft.<br />
De mens beweegt zich door de schepping, het aardse<br />
paradijs, al voelend, al denkend, al <strong>zo</strong>ekend en vragend<br />
naar de ware aard van onderlinge betrekkingen. Natuur<br />
is welsprekend stil en zwijgzaam luidrucht<strong>ig</strong>, levend of<br />
dood <strong>zo</strong>nder onderscheid, simpelweg feit. Maar de<br />
mens, ocharm, hij kent <strong>zijn</strong> plaats hier niet.<br />
wo. 29-06-1988<br />
Mensenkind in 't bos:<br />
miertje tussen mos.<br />
E<strong>ig</strong>enlijk is hij ver van huis, vreemdeling op aarde,<br />
kind van hogere orde, <strong>zo</strong>nder begin en <strong>zo</strong>nder einde.<br />
Of hij zich verbergt of <strong>een</strong> open plek uit<strong>zo</strong>ekt: steeds<br />
in contact met de e<strong>ig</strong>enste Ander die hij niet hoort en<br />
niet ziet, maar die van binnen neuriet en trilt of raast<br />
als <strong>een</strong> storm. Jan mompelt tot Hem:<br />
Omgaan met Jou?<br />
Bei <strong>zijn</strong> wij oud.<br />
Hier is het stil.<br />
Samen és luisteren<br />
naar wat 't hier wil?<br />
Ongetwijfeld antropomorf, gedacht en gevoeld naar<br />
aardse vorm en maat, maar daardoor niet minder<br />
devoot en oprecht. Onduidelijk <strong>zijn</strong> de contouren<br />
van het schouwtoneel: aards of hemels, hier-nu wel<br />
of niet in aards-fysieke context. In ieder geval open<br />
naar alle kanten, hermetisch boven en beneden.<br />
<strong>zo</strong>. 26-06-1988<br />
Vijf glinsterende eksters<br />
ontwijken 't fietsgevaart'<br />
en wippen als beheksten<br />
op 't hek van staal en gaas.<br />
Vijf bereklauwenstruiven<br />
(en 't lijkt <strong>een</strong> bruidjesstoet)<br />
te zwaar al om te wuiven,<br />
stralen mij tegemoet.<br />
Vijf hoeken aan doorwonde<br />
vocht<strong>ig</strong>e-mele-spriet.<br />
Die hier dit sparhout schonden<br />
zagen het grasje niet.<br />
Vijf-meter-hoge dennen<br />
in 't gras: <strong>een</strong> vredesoord<br />
waar 'k en<strong>ig</strong>szins kan wennen<br />
aan 't afscheids-welkomswoord:<br />
Vaarwel, mijn vijfde wereld...<br />
Ik hoor over de dijk:<br />
"Bravo, mijn beste kerel:<br />
kom meedoen in ons Rijk."
Toewijding<br />
Een maand augustus, ruim twint<strong>ig</strong> jaar geleden. Ook<br />
toen <strong>een</strong> <strong>zo</strong>mer met onverwachte wisselingen. Pater<br />
Jan op de fiets, in <strong>een</strong> wat weifelmoed<strong>ig</strong>e stemming:<br />
het bos is mooi, het weer onvoorspelbaar. Vreemde<br />
zaak, het leven, vol vreemde confrontaties, onzekere<br />
balans tussen wel goed en toch niet helemaal. Troost<br />
in het <strong>een</strong>zaam ontmoeten van natuur.<br />
ma. 24-8-87<br />
Molinia... mijn toeverlaat:<br />
je vormt de erepoort<br />
met keizerlijke stoet en staat<br />
van palmen <strong>zo</strong>als 't hoort.<br />
Een schuw bewegen, diep in groen<br />
van vogelkers en den,<br />
<strong>zo</strong> bruin als <strong>een</strong> gepoetste schoen<br />
2 reeën klaar voor ren.<br />
Ze staan tussen molinia's,<br />
half schuilend, omgewend:<br />
<strong>een</strong> rekke 1 met <strong>een</strong> jong dat graast<br />
en staart alsof 't mij kent...<br />
Molinia...... <strong>een</strong> lichtblauw waas<br />
waar 't <strong>een</strong>maal heide was.<br />
Kruldistel, zwarte knoop – fors paars –<br />
klopt wacht in bermengras.<br />
Aan 't eind bevrijdend lichtgezicht !<br />
De <strong>zo</strong>n staat warm te fonkelen in<br />
de dauw die diamanten sticht<br />
op 't gras... en mij verblindt.<br />
Hij weet niet goed wat hem te wachten staat, voelt<br />
zich misschien <strong>een</strong> beetje voor de mal gehouden<br />
door het weer, het leven, <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en verwachtingen.<br />
Er broeit iets, maar wat? Hij krijgt er g<strong>een</strong> greep op.<br />
ma. 24-8-87<br />
Bij 't eerste zenitblauw dat blauw is<br />
en 't eerste zenitmauve<br />
vergeet de fietser wat niet trouw is:<br />
laat zich weer blauw beloven,<br />
vergeet de <strong>zo</strong>mertegenslagen,<br />
het omslaan van mooi weer:<br />
Augustus klinkt naar warme dagen,<br />
naar 't heersen van <strong>een</strong> heer.<br />
Maar van <strong>een</strong> gentleman's agreement kan helaas g<strong>een</strong><br />
sprake <strong>zijn</strong>: de fietser treft hetzelfde lot als sporters,<br />
te rekenen op mooi weer en dan toch g<strong>een</strong> <strong>zo</strong>n te<br />
zien. Deze week kan hij dat niet waarderen.<br />
do. 27-8-87<br />
Er was weer wat beloofd.<br />
Maar 't blauw is nauw te speuren.<br />
Bij 't wisselend sportgebeuren<br />
haalt men zich wat in 't hoofd.<br />
Het donkere bos doet vreemd aan, beangst<strong>ig</strong>t hem.<br />
47<br />
di. 25-8-87<br />
Zeedamp tot diep in 't bos.<br />
Uit 't somp<strong>ig</strong> laar 2 maakt wrange,<br />
mismaakte spar zich los...<br />
Oerangst: hij zal me vangen...<br />
Langs het bos de lawaa<strong>ig</strong>e snelweg, achter <strong>een</strong> wal<br />
van beton, die aan beide zijden beklommen wordt<br />
door groen. Maar ook hier onzekerheid, bevreemding:<br />
<strong>een</strong> onverkende vocht<strong>ig</strong>e biotoop.<br />
za. 29-8-87<br />
Vocht tekent stalaktitische varianten<br />
op de betonkraag die het razen dempt.<br />
Hoog kruid groeit naar ze toe aan beide kanten,<br />
niet <strong>een</strong>s in wortel met elkaar bekend.<br />
De zuidkant voelt all<strong>een</strong> het warm beton.<br />
Een biotoop waar nog g<strong>een</strong> speurders landen:<br />
de vreemdheid die niet <strong>een</strong>s bevreemden kon.<br />
De volgende dag <strong>een</strong> aarzelende kentering, het weer<br />
wordt iets beter, maar de spanning is nog niet<br />
verdwenen. Eenden lijken naar het zuiden te vliegen,<br />
hij fietst tussen nevel en klaarte, "preekdubbend": hij<br />
gaat de <strong>zo</strong>ndagspreek houden. Terug naar huis, naar<br />
het oosten, en zie dan, toch nog: de <strong>zo</strong>n!<br />
<strong>zo</strong>. 30-8-87<br />
De jet: <strong>een</strong> afremmende meteoriet<br />
die met schuim van condens door het <strong>zo</strong>ngloren schiet<br />
en licht vangt; <strong>zo</strong>veel als de kalkwitte gevels<br />
restanten van donker: hun angst nog niet uit.<br />
In de lucht twee paar <strong>een</strong>den, <strong>zo</strong>'n vliegende vlegels.<br />
Ze treffen elkaar: dat gaat samen naar zuid.<br />
't Licht is fris: 't oude blad krijgt <strong>een</strong> bad van geboorte.<br />
In sluiers van mist opent <strong>zo</strong>mer <strong>zijn</strong> poorten<br />
voor de <strong>zo</strong>veelste keer (g<strong>een</strong> die weet wat-ie biedt).<br />
Nevel links, klaarte rechts waar ik preekdubbend fiets<br />
tot ik 't voorwiel weer huistoe, dus oosten toewend.<br />
En jawel: <strong>zo</strong>n!.. Een bleekblikken oorlogstijdcent...<br />
Bloeiend pijpestro troost me met doorbu<strong>ig</strong>ende aren<br />
of het ooftoverladene palmtakken waren.....<br />
Blauw tot slot, blauw als g<strong>een</strong> maanden gewend.<br />
Zelfs in het licht dat schittert op <strong>een</strong> vliegtu<strong>ig</strong> ziet<br />
hij het donker dat witte huisgevels nog vasthoudt.<br />
De preek was wel goed: hij kent <strong>zijn</strong> sterke kanten,<br />
maar voelt zich nog altijd en<strong>ig</strong>szins 'anders'.<br />
ma. 31-8-87<br />
Preken en leren kon hij goed.<br />
Toneelspel zat hem in het bloed.<br />
Ook kon hij slaven:<br />
woekeren met <strong>zijn</strong> gaven,<br />
maar altijd net niet <strong>zo</strong> als 't moet.<br />
1 rekke – vrouwelijke ree in het derde jaar<br />
2 laar – open plaats in <strong>een</strong> bos
Toewijding<br />
De <strong>zo</strong>mer is voorbijgegaan met <strong>zo</strong>n en wind en<br />
regen. Het blad verkleurt, eikels en kastanjes vallen<br />
op de grond. Jan Klein – oude man op <strong>zijn</strong> fiets –<br />
kijkt er <strong>zijn</strong> ogen op uit. De overgang van groei en<br />
bloei naar veroudering en verval is pracht<strong>ig</strong>!<br />
<strong>zo</strong>. 18-10-87<br />
Zeer verbijsterd (zij 't maar voor seconden)<br />
staan daar witte gevels; witte tronken<br />
magere berken; vollemaansgezichten<br />
van de stapels rondhout . . . bij het lichten,<br />
of zij in g<strong>een</strong> morgen meer geloofden.<br />
Warmer is 't onthaal van halfberoofde<br />
koperkronen, bronzen dennelijven,<br />
mais- en heideveld waar grassen wuiven . . .<br />
Berkballet . . . Fijnzinn<strong>ig</strong> sporkenhout:<br />
alle tinten sproeien poedergoud.<br />
Luchten strekken wijd. Het hart wordt groot:<br />
't eerste rode blad in 't morgenrood.<br />
Hij is, <strong>zo</strong>als altijd, vroeg op pad. Het is stil in het<br />
bos, er is nog wein<strong>ig</strong> beweging, het is nauwelijks<br />
dag. Overal hangt mist op de paden en tussen de<br />
bomen. Man en <strong>zo</strong>n <strong>zo</strong>eken hun weg, <strong>zo</strong>nder<br />
gerucht te maken, <strong>een</strong> en al aandacht.<br />
za. 24-10-87<br />
Licht waadt moeizaam door de mist,<br />
gaat in 't bos wat ruimer roeien<br />
maar legt aan in 't edel gloeien<br />
van robijn en amethist.<br />
Dit is meditatie, open staan voor het licht en waar<br />
dat doordringt, <strong>zo</strong>nder geluid en <strong>zo</strong>nder woorden.<br />
Het lichte kraken van <strong>zijn</strong> fiets bij het trappen<br />
verstoort de stilte niet, maar schijnt die eerder te<br />
verdiepen. De cadans van romp en van benen, als<br />
die van <strong>een</strong> Jood voor de tempelmuur.<br />
vr. 23-10-87<br />
De mist is <strong>een</strong> lichte belofte:<br />
de dageraad groeit erdoorh<strong>een</strong>.<br />
Uit 't v<strong>een</strong>tje verzweven de vochten<br />
Dit wordt nog <strong>een</strong> herfstdag als g<strong>een</strong>.<br />
In 't bos wacht de gloed van de blaren<br />
tot 't <strong>zo</strong>nlicht ze ontsteekt in <strong>zijn</strong> glans.<br />
Mij wachten misschien nog wat jaren:<br />
geluk is van hier en van thans.<br />
En daar is de lichtstraal, bewustwording van het<br />
niet-duale, het <strong>een</strong> en het ander in<strong>een</strong>: hoe lang het<br />
nog duurt is de vraag niet, dagen of jaren, dat<br />
maakt g<strong>een</strong> verschil, want geluk is hier en nu, aan<br />
tijdsverloop ontheven, hoewel het er onlosmakelijk<br />
mee verweven is: mysterie van ons bestaan.<br />
48<br />
Intussen gaat het dagen door: van nevelflarden<br />
tot ochtendgloren, de zaden <strong>zijn</strong> gevallen, van<br />
eik en lork en beuk en grassen, <strong>een</strong> doezel<strong>ig</strong><br />
décor, waartegen – als contrast – de kleine mezen<br />
in scherpe voedselvlucht voorbij schieten.<br />
vr. 23-10-87<br />
Rijpste zaad Zachte <strong>zo</strong>n<br />
is gevallen. in het dons<br />
Onbezwaard van de nevel<br />
rijzen halmen om bomen . . .<br />
<strong>zo</strong>nn<strong>ig</strong> pijpestro Messcherp<br />
stralenrecht het gesjees<br />
omhoog. van mezen . . .<br />
Is het u, lezer, al opgevallen dat ik deze keer veel<br />
strofen in hun vierregel<strong>ig</strong>heid laat zien? In de<br />
agenda's schrijft pater Jan ze <strong>zo</strong>nder tussenruimte<br />
aan elkaar vast. Maar die structuur is er vaak wel.<br />
do. 22-10-87<br />
De grond kleurt warm<br />
van najaarsblad.<br />
De boom wordt arm<br />
en ruw het pad<br />
van beukenoteschillen<br />
waar vink en mees<br />
aan 't vruchtevlees<br />
hun morgenhonger stillen.<br />
Het wordt herfst, en straks weer winter. Heel de<br />
natuur bereidt zich daar op voor, in overgave aan<br />
wat nu <strong>een</strong>maal <strong>zo</strong> is en hoort te <strong>zijn</strong>, al blijven alle<br />
levenden reiken naar wat ze in leven houdt.<br />
ma. 26-10-87<br />
Lange armen, korte armen<br />
graaien naar het licht, belust<br />
op het bergend daagerbarmen,<br />
Monden dorstend naar <strong>een</strong> kus.<br />
Dagend oosten is <strong>een</strong> tover-<br />
doek en spreidt z'n kleurenvlies<br />
enkele wondere seconden<br />
over 't gapend nachtverlies.<br />
Boordevol met dageschatten<br />
of ontled<strong>ig</strong>d tot op 't bot<br />
strekken laan en boom en takken<br />
loom zich uit naar 't winterlot.<br />
Alles wordt kaal, het zicht wordt beter, maar ja . . .<br />
vr. 23-10-87<br />
Het levensdoek wordt dun.<br />
Je stoot er telkens door<br />
of bijna. Maar je kunt<br />
iets beter zien, daarvoor<br />
– OUDERDOM –-
Toewijding<br />
Ons leven verloopt in jaren en sei<strong>zo</strong>enen. Zo ook<br />
komt hier ieder jaar <strong>een</strong> rubiek met <strong>een</strong> nieuwe<br />
naam en wordt de voorgaande afgesloten. Tijdstructuur<br />
is even duidelijk aanwez<strong>ig</strong> in de agenda's<br />
waarin pater Jan Klein dagelijks <strong>zijn</strong> gedichten<br />
noteerde. Voor deze aflevering heb ik geput uit<br />
die van de laatste weken van december 1988, nu,<br />
twint<strong>ig</strong> jaar later, voor het eerst geciteerd.<br />
<strong>zo</strong>. 25-12-1988<br />
De pijn van 't "Al Voorbij"<br />
wekt aarzelend de Hoop.<br />
De Hoop wekt stom gebed<br />
van Geest in ons en wij<br />
<strong>zijn</strong> uit de dwang des Doods<br />
door Jezus' Bloed gered.<br />
In de vrijwel identieke versie van 21 december<br />
stond: 'De pijn van ons "Voorbij" ' en 'door Xi<br />
bloed gered.' Ik vind 'al' hier beter dan 'ons',<br />
maar misschien is 'Christi' wel beter dan 'Jezus',<br />
want niet de aardse mens <strong>heeft</strong> ons verlost, maar<br />
de hemelse Mens, al weet men<strong>ig</strong> theoloog g<strong>een</strong><br />
raad met dit onderscheid. Mysterie!<br />
wo. 21-12-1988<br />
Gods waaien waait waar 't wil.<br />
Je hoort <strong>zijn</strong> groot geluid.<br />
Maar waar waait Het vandaan?<br />
En waarop draait Het uit? Jo. 3:8.<br />
In het evangelie van Johannes staat op die plaats:<br />
'De wind waait waarh<strong>een</strong> hij wil; je hoort <strong>zijn</strong><br />
geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en<br />
waar hij h<strong>een</strong> gaat. Zo is het ook met ieder<strong>een</strong> die<br />
uit de Geest geboren is', met de hemelse mens dus.<br />
De mist is inn<strong>ig</strong> knus,<br />
<strong>zo</strong>'n kortste dag van 't jaar,<br />
voor Thomas Didymus?<br />
<strong>zijn</strong> zicht was ook niet klaar.<br />
Een milde temperatuur:<br />
de heide soest wat h<strong>een</strong>.<br />
Elk uur is schemeruur.<br />
Het bos kruipt dicht in<strong>een</strong><br />
en waar veel opschot staat<br />
is 't Kerst in vol ornaat.<br />
Een mooie wending: 21 december, de kortste dag,<br />
mist<strong>ig</strong>, wein<strong>ig</strong> zicht. Toen nog feest van de apostel<br />
Thomas. Die naam komt van de stam die 'tweeling'<br />
betekent, dus 'Didymus' is tautologisch. Hij wilde zien<br />
alvorens iets aan te nemen, heel verstand<strong>ig</strong>. Zijn<br />
feestdag is verplaatst naar 3 juli ten behoeve van<br />
Petrus Canisius die de 21e stierf. Ik vind dat wein<strong>ig</strong><br />
respectvol. In de orthodoxe kerk wordt St. Thomas<br />
gevierd op de <strong>zo</strong>ndag na Pasen, en op 6 oktober.<br />
49<br />
jk-agenda 1988, blz.57, 19-25 dec.<br />
Pater Jan fietst het jaar uit, door het donker naar<br />
het licht, naar ontmoeting en bevrijding. Het leven<br />
blijft vol geheimen, met af en toe <strong>een</strong> doorkijkje<br />
dat hem de adem beneemt.<br />
vr. 23-12-1988<br />
De fietser kruipt uit 't bos;<br />
de dag: uit duisternis,<br />
als <strong>een</strong> bevreesde vos<br />
die weet wat luist'ren is.<br />
De wind z'n groot misbaar<br />
geeft g<strong>een</strong> geheimen bloot.<br />
Wij <strong>zo</strong>eken naar elkaar,<br />
de dag, de daggenoot:<br />
(Het wordt ons niet te klaar<br />
waar leven is, waar dood...)<br />
Hier komt <strong>een</strong> spiegeling<br />
ons weifelen te baat:<br />
We zien, met huivering<br />
hoe 't water opengaat.<br />
En tot slot van deze reeks stukjes onder de naam<br />
'Toewijding', als <strong>een</strong> cadens: <strong>een</strong> laatste spiegeling,<br />
beschouwend en vred<strong>ig</strong>, midwinterlicht, Kerstmis,<br />
z'n laatste. Voor hem was toen alles voorbij.<br />
za. 24-12-1988<br />
De bomen treden uit de mist<br />
als stonden ze net stil.<br />
Ze <strong>zijn</strong> op stee verkild:<br />
<strong>een</strong> kerstmysterie is 't.<br />
Er spiegelen plassen<br />
wijd en zijd<br />
in allermildste licht.<br />
Hier is de wind gezwicht.<br />
Ik sta in luwe tijd<br />
en vred<strong>ig</strong>heid.
Voortgang<br />
Met de term 'voortgang' (ongoingness) wordt de<br />
diepste motivatie of drijfveer van al het levende<br />
door mij aangeduid. En hoewel dit kenmerk all<strong>een</strong><br />
maar betrekking kan hebben op het voor ons op<br />
aardse wijze waarneembare, is er ongetwijfeld <strong>een</strong><br />
over<strong>een</strong>komst met het levend-<strong>zijn</strong> tout court, ook<br />
wanneer dat niet langer aards-lichamelijk is.<br />
Twint<strong>ig</strong> jaar geleden, op 15 februari 1989, stierf Jan<br />
Klein aan de gevolgen van <strong>een</strong> aanrijding op de<br />
<strong>zo</strong>ndag ervoor. Einde voortgang als aardgebonden<br />
lichaam, begin – naar wij hopen – van <strong>een</strong> geestelijk<br />
vervolg. Het was winter, het jaargetij waarin het<br />
leven in de natuur blootl<strong>ig</strong>t tot op 't bot, wat hem tot<br />
nadenken stemde, lang en kort voor <strong>zijn</strong> dood.<br />
<strong>zo</strong>. 17-01-1988<br />
Machteloos straatlichtgeflikker<br />
onder de macht<strong>ig</strong>e zwaai<br />
waar de morgen haar boezem mee blootlegt<br />
voor <strong>een</strong> napolitaans blauwe baai.<br />
En 't is net of de heil<strong>ig</strong>e koepel<br />
al haar lampen en kaarsen ontsteekt<br />
op het oostpriesterkoor en <strong>zijn</strong> outer<br />
en om 't uur van het offerfeest smeekt . . .<br />
Waar ik fiets, speelt mijn oog op de stammen<br />
van het zeventienton<strong>ig</strong> verbond<br />
als <strong>een</strong> harp, bij het leven gespannen<br />
tussen lichtruim en donkere grond.<br />
Of ik zie weer de duizend pilaren<br />
en ontdek weer de Dom waar de gloor<br />
van <strong>zo</strong>ns offer licht blozend blijft waren<br />
over koepel en beuken en koor.<br />
Zon, wij offren <strong>een</strong> bloedloze Winter<br />
mét het bloed dat de Herfst <strong>heeft</strong> gespild<br />
voor de komst van uw Kind, onze Zomer,<br />
die in 't Voorjaar herleeft naar Gij wilt.<br />
Opvallend is dat pater Jan de natuur ervaart als<br />
betrokken in <strong>een</strong> heil<strong>ig</strong>e rite, bijna persoonlijk, <strong>een</strong><br />
offer met licht en muziek, <strong>een</strong> verbond met de<br />
godgelijke <strong>zo</strong>n, als eeuw<strong>ig</strong> middelpunt van de vier<br />
aardse sei<strong>zo</strong>enen. En het kind, symbool van onze<br />
hoogste<strong>ig</strong>en <strong>zo</strong>merse bloei, mythisch, esoterisch,<br />
oermenselijk zuiver en onbedorven.<br />
Zoals voor mythische metaforen gebruikelijk is,<br />
verhullen zij hun boodschap min of meer, al naargelang<br />
het vermogen van de toehoorder om die<br />
ervarend te begrijpen. In hoeverre ze de schrijver<br />
in <strong>zijn</strong> gedichten duidelijk waren valt niet meer na<br />
te gaan. Hij <strong>heeft</strong> de meeste ervan met g<strong>een</strong> mens<br />
besproken. Onze duiding is <strong>een</strong> queeste.<br />
50<br />
di. 19-01-1988<br />
Helder. – De winter<br />
showt integralen<br />
van hoger wiskunstpatroon.<br />
Differentiële stammenparade.<br />
Krommen en vorken als kroon.<br />
Dof. – In seconden<br />
sluit ruimrotonde,<br />
biedt winter armoevertoon.<br />
Schamel gebeuren.<br />
Wijkende kleuren.<br />
Groen zit verscholen ten troon.<br />
Grond. – 't Elegante<br />
strogele, blanke,<br />
langzaam verstijfde hoog gras<br />
wacht maar op ijzel<br />
om weer te nijgen<br />
als toen 't vol zaadkralen was.<br />
Kraters. – Het water<br />
staat er of gaat er<br />
bruinen in 't groenende bed:<br />
kruiden en varen<br />
op dorre blaren<br />
leiden 't vroeg lenteballet.<br />
Hier spreekt de dichter op de top van <strong>zijn</strong> kunnen,<br />
<strong>een</strong> en al aandacht voor de natuur waarin hij bijna<br />
opgaat, die hij aanvult met liturgische teksten, als<br />
psalmen voorzien van <strong>een</strong> motto, aandachtspunt<br />
en betekenis: licht en donker, vol en leeg, maar<br />
steeds vol leven, ondanks de omstand<strong>ig</strong>heden die<br />
hem lijken te verpletteren. Zo is het leven.<br />
do. 9-02-1989<br />
Eenzaam dwaalt het grote loeder<br />
met z'n Vader en z'n Broeder<br />
en z'n eeuw<strong>ig</strong> Andere Geest. –<br />
Is er ooit <strong>zo</strong>'n uur geweest?<br />
Platgehamerd door de kou<br />
of het nooit meer dooien <strong>zo</strong>u.<br />
Een wein<strong>ig</strong> orthodoxe woordkeus, daar houdt hij<br />
van, maar <strong>een</strong> speelse constructie van driemaal<br />
twee rijmregels, naar de inhoud twee terzinen, als<br />
van Dante, en au fond even serieus. Dit en het<br />
volgende <strong>zijn</strong> op <strong>een</strong> paar na <strong>zijn</strong> laatste gedichten.<br />
Nu volgt het muzikale slot, dat me doet denken<br />
aan Vondel en aan Johan Sebastiaan Bach.<br />
do. 9-02-1989<br />
Zijn 't de bomen of de beuken<br />
van vergeten katedralen<br />
die mij 't rusten in de vreugde<br />
telkens voor de geest weer halen,<br />
als ik dit soort bossebouw<br />
– stat<strong>ig</strong>, stil en leeg – aanschouw?
Voortgang<br />
De man Jezus, opgevat als historische Messias of<br />
Christus, is gedateerd, in feite outdated, buiten spel<br />
gezet door de dood. Zijn wederopstanding, gezien<br />
als weer tot leven komen van <strong>zijn</strong> aards-fysieke<br />
lichaam, is niet all<strong>een</strong> in strijd met de wetten der<br />
natuur, maar biedt ook g<strong>een</strong> ander perspectief dan<br />
blijvende gevangenschap in tijd-ruimtelijkheid.<br />
ma. 11/vr. 17-04-1987<br />
Hij <strong>heeft</strong> om steun gevraagd<br />
<strong>zo</strong>nder te vragen;<br />
de weifelingen graag<br />
verdragen.<br />
Maar als die God van hem<br />
tot slot hem vallen laat<br />
– en alles blijkt te laat –<br />
schreeuwt hij het uit<br />
en sluit<br />
<strong>zijn</strong> dagen.<br />
In het boek 'Who is this King of Glory : A Critical<br />
Study of the Christos-Messiah Tradition' (1948)<br />
van Alvin Boyd Kuhn wordt aangetoond dat de,<br />
sinds de derde eeuw dominante, letterlijke opvatting<br />
van de evangelieverhalen, kant noch wal raakt.<br />
Tot die tijd gold de antieke traditie der metaforen<br />
en was zelfs <strong>een</strong> historische Jezus onbekend.<br />
di. 4-02-1986<br />
Niet zien, Toch geloven:<br />
krampzinn<strong>ig</strong><br />
oude bezweringen<br />
terugprevelen<br />
uitrafelen, -leggen<br />
en niets in je handen<br />
dan <strong>een</strong> dode mus.<br />
Wie krijg je dan mee of terug?<br />
Nee! Dode b<strong>een</strong>deren<br />
oproepen tot leven:<br />
nieuwe toverkracht<br />
gieten in woorden en beelden<br />
<strong>zo</strong> gewoon en <strong>zo</strong> fris<br />
dat het volstrekt<br />
vanzelfsprekend is.<br />
Jan Klein <strong>heeft</strong> dit boek van Kuhn waarschijnlijk niet<br />
gelezen. Niettemin sluit bovenstaand gedicht, wat hij<br />
er ook mee bedoeld <strong>heeft</strong>, daar naadloos bij aan. Het<br />
evangelische levensverhaal van Jezus staat vol met<br />
beelden die rechtstreeks ontl<strong>een</strong>d <strong>zijn</strong> aan de oude<br />
Egyptische mythologie. Mythen <strong>zijn</strong> niet bedoeld als<br />
letterlijke geschiedschrijving. Zij dramatiseren de<br />
onderlinge verhoudingen van aardse en bovenaardse<br />
werkelijkheid. Zogenaamd 'heidense' rel<strong>ig</strong>ies waren<br />
wel degelijk 'messianistisch' ofwel 'christelijk', niet ter<br />
verkond<strong>ig</strong>ing van <strong>een</strong> individuele menselijke heiland,<br />
maar van <strong>een</strong> universele heilsgeschiedenis.<br />
51<br />
Dit gegeven staat <strong>een</strong> leven met verhalen over<br />
geboorte, wederwaard<strong>ig</strong>heden, dood en verrijzenis<br />
van <strong>een</strong> man Gods niet in de weg. Zij spreken de<br />
mens gevoelsmat<strong>ig</strong> aan en <strong>zo</strong>rgen voor <strong>een</strong> direkte<br />
beleving van de heilswerkelijkheid ("brandde ons<br />
hart niet in ons..."), die effectiever is dan <strong>een</strong> primair<br />
verstandelijke benadering. Of de f<strong>ig</strong>uur van Jezus nu<br />
historisch is of niet doet minder terzake dan de<br />
vraag of <strong>zijn</strong> 'levensverhaal' tot het onze wordt.<br />
vr. 17-04-1987<br />
Hij jaagt op 't eerste groen<br />
langs weg en wetering<br />
vindt overal<br />
lof en verzekering.<br />
Maar als die God van hem<br />
zich tonen blijft<br />
slaat alles open-dicht.<br />
In schaduwlicht<br />
weet hij zich ingelijfd.<br />
Dit gedicht zie ik als pendant van het eerste. Jan wil<br />
niet wanhopen aan de goddelijke aanwez<strong>ig</strong>heid en<br />
ondersteuning in <strong>zijn</strong> leven. Toch blijft de onzekerheid<br />
over <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en interpreterende zien van god in<br />
de natuur om hem h<strong>een</strong>. 'Lof en verzekering'<br />
maken geloof en vertrouwen niet overbod<strong>ig</strong>.<br />
ma. 10-02-1986<br />
Weifelen<br />
Niets zien<br />
Toch geloven<br />
Om te zien: de mist verdrijven<br />
van oude woorden die beschimmeld <strong>zijn</strong> –<br />
De Paasheer. – Meester voor hemel en aarde.<br />
Op <strong>zo</strong>ek naar trouw gezelschap: ieder mag<br />
de Meester volgen en <strong>zijn</strong> woord en daad:<br />
Men komt voor rekening van Vader, Zoon en Geest.<br />
Echt heel? Pas als je lijk bent.<br />
Pas als je niet meer groeit.<br />
Wie groeit, wordt anders. Anders heel?<br />
Eerst stuk, verzet, vermoeid.<br />
Nieuw leven telt <strong>een</strong> portie dood.<br />
De kraamvrouw telt g<strong>een</strong> pijn.<br />
Meiregen maakt ons nat en groot,<br />
weer zal er iemand <strong>zijn</strong>.<br />
De v<strong>een</strong>brand, <strong>een</strong> ellende,<br />
verwoest wat niet meer kan.<br />
Ga plat, maar voel het gloeien:<br />
uit onmacht word je man.<br />
De agenda-dichten van Jan Klein gaven vorm aan<br />
<strong>zijn</strong> laatste strijd, <strong>zijn</strong> persoonlijke <strong>zo</strong>ektocht. Ze<br />
deden er verslag van, waren <strong>een</strong> dagboek, niet de<br />
aanzet tot <strong>een</strong> boek of bundel. Ze laten <strong>een</strong><br />
ontwikkeling zien, naar vorm en naar inhoud. Wij<br />
volgen hem hierin, als 'trouw gezelschap'.
Voortgang<br />
De <strong>zo</strong>mer van 1987, twee-en-twint<strong>ig</strong> jaar geleden,<br />
was de op twee na somberste van de vor<strong>ig</strong>e<br />
eeuw. De <strong>zo</strong>n sch<strong>een</strong> in juni maar <strong>zo</strong>'n honderd<br />
uur. Het begin van de maand was nat, koud en<br />
winder<strong>ig</strong>. Maar dat weerhield pater Jan er niet<br />
van iedere morgen <strong>een</strong> fietstocht te maken.<br />
za. 6-06-87<br />
Flard na flard<br />
trekt de sleur<br />
van de regen<br />
op en weg.<br />
(Boven leiboord<br />
in de west.)<br />
Om de noord<br />
– buiten wind –<br />
kijk: <strong>een</strong> echte<br />
morgentint!<br />
De <strong>een</strong>zame man <strong>zo</strong>ekt het gezelschap van de<br />
stille bomen, de wuivende grassen en de schuwe<br />
dieren, want geloof maar niet dat hij daar in de<br />
vroegte mensen tegenkomt en die als 'maten'<br />
ziet. Communicatie is voor hem, evenals de<br />
'communie', <strong>een</strong> openstaan <strong>zo</strong>nder antwoord.<br />
wo. 10-06-87<br />
Tegen de lange poten die de <strong>zo</strong>n<br />
– die spin – door alle loverholen steekt,<br />
tegen 't verblindend lichtvel dat zij spon,<br />
waar mist haar warme stralennetten breekt<br />
rij ik mijn morgenmaten tegemoet<br />
nauw ziende wie ik groet,<br />
en achter 't smelegras z'n purperpracht<br />
sta 'k mij te warmen in de <strong>zo</strong>nnevacht.<br />
Hij stapt dus even af <strong>zo</strong> nu en dan, om rond te<br />
kijken en zich te koesteren in de <strong>zo</strong>nnewarmte.<br />
Ik wandel in gedachten weer met hem door<br />
het 'tweede bos', en sta bij het prikkeldraad uit<br />
te zien over het <strong>zo</strong>novergoten land van boer<br />
Melis. De tijd staat stil. Ik voel de warmte.<br />
do. 11-06-87<br />
Als de <strong>zo</strong>n zich uittilt<br />
boven 't hoogste loof,<br />
laat ze stralen-<br />
tenten dalen:<br />
lichtmist schoof aan schoof!<br />
Heel het bos lijkt jonger.<br />
Groene waaiers slaan,<br />
vorstelijk wuivend<br />
met hun huiven,<br />
nieuwe tonen aan.<br />
52<br />
Zijn fantasie creëert voortdurend nieuwe paden,<br />
andere invalshoeken en perspectieven. Hij zit op<br />
<strong>zijn</strong> fiets, hoog te paard, ver boven de grond alsof<br />
hij zweeft. Hij ervaart dat als aangenaam en ook<br />
<strong>een</strong> beetje eng en niet geheel <strong>zo</strong>nder risico. Zich<br />
van alles tegelijk bewust, alles ziende.<br />
za. 13-06-87<br />
Ik zweef. Ik ben<br />
de grond ontwend.<br />
Maar ik zie veel meer<br />
bij u, daar neer.<br />
Op <strong>zo</strong>ndag, <strong>een</strong> dag later, dezelfde ervaring van<br />
veel zien, maar van <strong>een</strong> afstand, als het andere,<br />
van bovenaf. In verwondering en bewondering,<br />
die hem, <strong>zo</strong>als altijd, doet denken aan de hemel,<br />
aan het land "waar ik nu nog niet komen mag, en<br />
<strong>een</strong>s <strong>zo</strong> graag wil komen."<br />
<strong>zo</strong>. 14-06-87<br />
Er is <strong>zo</strong>veel te zien.<br />
Als 't gras staat hoog te wezen:<br />
de kweek <strong>een</strong> rank soort lies<br />
de kropaar wel <strong>een</strong> meter.<br />
De rust lijkt bovenaards,<br />
de vrede <strong>een</strong> groen misschien.<br />
Ik tuur benedenwaarts:<br />
er is <strong>zo</strong>veel te zien.<br />
Natuurlijk zet ik <strong>zijn</strong> gedichten hier, los van de<br />
volgorde van hun ontstaan, in <strong>een</strong> zinverband.<br />
Het is interpretatie, maar wel <strong>een</strong> die recht doet<br />
aan die van hemzelf. Zijn 'Idica Epica', ziende<br />
verhalen en verhalend zien, veren<strong>ig</strong>en hoog en<br />
laag, binnen en buiten, tijd en eeuw<strong>ig</strong>heid.<br />
Het kerkelijke feest van de H. Drievuld<strong>ig</strong>heid, op<br />
14 juni 1987, de <strong>zo</strong>ndag na Pinksteren, hield hem<br />
de vrijdag ervoor kennelijk al bez<strong>ig</strong> en inspireerde<br />
hem tot <strong>een</strong> "gebed van de akker op het feest<br />
van drieënheid", waarin hij zichzelf als de akker<br />
ziet die door God wordt omgeploegd.<br />
vr. 12-06-87<br />
Drijf je voren dieper,<br />
oude Drieschaarploeg,<br />
die me al men<strong>ig</strong>e zwieper<br />
door de bodem joeg.<br />
Eg mij! Laat mijn dagen<br />
diep besloten gaan<br />
tot 'k in 't Licht kan dragen<br />
't goudgerijpte graan.<br />
Typisch Klein-iaanse formuleringen: <strong>een</strong> beetje<br />
ruw en bijna amicaal, maar in de grond <strong>een</strong> en<br />
al overgave en vertrouwen, priesterlijk.