10.09.2013 Views

Jaarverslag 2003 - Kifid

Jaarverslag 2003 - Kifid

Jaarverslag 2003 - Kifid

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Stichting<br />

Klachteninstituut<br />

Verzekeringen<br />

<strong>Jaarverslag</strong> <strong>2003</strong><br />

Ombudsman Verzekeringen<br />

Raad van Toezicht Verzekeringen


Inhoudsopgave<br />

Woord vooraf 5<br />

1 Organisatie en cijfers<br />

1.1 Kengetallen Ombudsman Verzekeringen 7<br />

1.1.1 Aantal ontvangen zaken in <strong>2003</strong> 7<br />

1.1.2 Aantal schriftelijke klachten per jaar 8<br />

1.1.3 Aantal schriftelijke klachten per branche 9<br />

1.1.4 Aantal schriftelijke klachten per probleemgebied 9<br />

1.1.5 Gemiddelde doorlooptijden 10<br />

1.1.6 Wijze van afhandeling en werkvoorraad 10<br />

1.2 Kengetallen Raad van Toezicht Verzekeringen 11<br />

2 Interdisciplinair<br />

2.1 Betalingsbeschermingsverzekeringen 13<br />

2.2 ‘Chinese walls’ 14<br />

2.3 Dossiervorming 16<br />

2.4 Informatieverstrekking 16<br />

2.5 Klachtbehandeling door verzekeraars 17<br />

3 Levensverzekeringen<br />

3.1 Polissen met lange looptijden 19<br />

3.2 Pensioenuitkeringen die in beleggingseenheden zijn uitgedrukt 19<br />

3.3 Bewaking van de fiscale status van een verzekering 20<br />

3.4 Oversluiting van bestaande verzekeringen 21<br />

3.5 Medische acceptatie 22<br />

3.6 Transparantie en kostenstructuur 23<br />

3.7 Afkoop van verpande levensverzekeringen 24<br />

3.8 Teleurstellende opbrengsten van spaarkasovereenkomsten 24<br />

3.9 Tussentijdse verlagingen van ingegane lijfrenten op beleggingseenheden 25<br />

3.10 Van traditionele garantieverzekeringen naar beleggingsverzekeringen 26<br />

3.11 Natura-uitvaartverzekeringen 27<br />

4 Schadeverzekeringen<br />

4.1 Aansprakelijkheidsverzekeringen 29<br />

4.2 Inkomensverzekeringen 30<br />

4.2.1 Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 30<br />

4.2.2 WAO-gatverzekeringen 32<br />

4.3 Motorrijtuigverzekeringen 32


4.4 Personenschaderegeling 33<br />

4.5 Rechtsbijstandverzekeringen 35<br />

4.6 Terrorismedekking 37<br />

5 Raad van Toezicht Verzekeringen 39<br />

Bijlage 1: Reglement Ombudsman Verzekeringen 49<br />

Bijlage 2: Reglement Raad van Toezicht Verzekeringen 51<br />

Bijlage 3: Personalia 53


Woord vooraf<br />

In <strong>2003</strong> waren twee ontwikkelingen kenmerkend voor de verzekeringsbedrijfstak.<br />

In de eerste plaats wierp de aankomende Wet<br />

Financiële Dienstverlening, WFD, zijn schaduw vooruit. Deze wet<br />

wacht nog op parlementaire behandeling, maar werd al op tal van<br />

momenten en manieren in de vakliteratuur, op congressen en tijdens<br />

seminars besproken. In de tweede plaats gingen verzekeraars en<br />

tussenpersonen met de gedragscodes werken die in vorige jaren na<br />

veel overleg tot stand waren gekomen. Regulering en zelfregulering<br />

maakten belangrijke ontwikkelingen door. De onderlinge samenhang<br />

en de wederzijdse afhankelijkheid van deze ordening en zelfordening<br />

werden op bepaald ongekende wijze duidelijk.<br />

De door de WFD beoogde toezichthouder AFM, Autoriteit<br />

Financiële Markten, richtte in <strong>2003</strong> een platform op, bestaande uit<br />

een representatieve groep van financiële dienstverleners uit de<br />

sectoren bankverkeer, kredietverlening, verzekering en bemiddeling.<br />

Dit platform vormde voor de AFM een klankbord en fungeerde<br />

samen met de AFM als stuurgroep voor de gedachtewisseling en<br />

oriëntatie over het nieuwe wettelijke kader en het aanstaande<br />

toezichtregiem. De meeste gesprekken in deze stuurgroep gingen<br />

over regulering, zelfregulering en de onderlinge verdeling van<br />

normering en handhaving. In de commissies die door het platform<br />

waren ingesteld, was dit eveneens het geval. Deze commissies<br />

concentreerden zich op deelonderwerpen zoals deskundigheids- en<br />

opleidingseisen aan het intermediair en de relatie tussen aanbieders<br />

van financiële producten en tussenpersonen. Deze commissies<br />

rapporteerden en adviseerden binnen de stuurgroep aan de AFM.<br />

Als Ombudsman Verzekeringen had ik zitting in de stuurgroep en<br />

nam ik deel aan de beraadslagingen met en de advisering aan de<br />

AFM. Hierdoor kreeg ik gelegenheid om mijn ervaringen en<br />

inzichten die ik als alternatieve geschillenbeslechter in de financiële<br />

markt heb opgedaan, met de aanstaande beleidsmakers te delen. Het<br />

Klachteninstituut Verzekeringen nam ook deel aan het overlegcircuit<br />

in de commissies. In dat verband was ik voorzitter van de Commissie<br />

Klachtbehandeling Financiële Dienstverlening. Deze commissie<br />

5<br />

adviseerde om binnen enkele jaren tot één centrale alternatieve<br />

geschillenbeslechting te komen, enigszins naar Brits model, doch<br />

zonder toezichtfunctie en zonder sanctiebevoegdheden. Binnen deze<br />

instantie zouden vier secties naar specialiteit van de financiële<br />

dienstverlening kunnen worden ingericht. Complicaties als gevolg<br />

van gemengde financiële dienstverlening, verschillen in werkwijzen<br />

van de diverse geschillenbeslechters en de zoektocht voor de<br />

rechtzoekende consument zouden door deze concentratie en<br />

uniformering kunnen worden opgelost. De relevante Aanbevelingen<br />

en Richtlijnen van de Europese Commissie speelden voor deze<br />

werkgroep een zeer belangrijke rol.<br />

In alle discussies over de nieuwe WFD voerde één centraal begrip de<br />

boventoon, namelijk zorgplicht. Al het beraad over regulering en<br />

zelfregulering werd door de zorgplicht van de financiële dienstverlener<br />

beheerst. Daarbij werd het duidelijk dat hoe meer de markt<br />

zelf gestalte aan de zorgplicht kan geven, hoe meer de regulering op<br />

afstand kan blijven. Het omgekeerde werd echter ook glashelder.<br />

Waar zelfregulering inzake zorgplicht in fraaie bewoordingen en<br />

beloftes blijft steken, zal regulering door wetgever en uitvoerder van<br />

de nieuwe regelgeving in de plaats treden.<br />

De verzekeringsbedrijfstak heeft een lange en goede traditie inzake<br />

zelfregulering. In dat kader werd al meer dan dertig jaar geleden tot<br />

de aanstelling van een onafhankelijke Ombudsman Verzekeringen<br />

besloten en werd ruim veertig jaar geleden voor een Raad van<br />

Toezicht Verzekeringen gekozen. Bovendien werd vijf jaar geleden<br />

door verzekeraars en het georganiseerde intermediair de Stichting<br />

Klachteninstituut Verzekeringen opgericht. Binnen het bestuur<br />

hiervan participeren ook bestuursleden die door de Consumentenbond<br />

zijn aangewezen. Deze stichting positioneert de Ombudsman<br />

Verzekeringen en de Raad van Toezicht Verzekeringen op nog meer<br />

afstand van de financiële dienstverleners en maakt hen nog meer<br />

onafhankelijk. In ditzelfde kader wordt al jaren in de verzekeringsbedrijfstak<br />

met zelfregulerende gedragscodes gewerkt.


Uiteraard ben ik zeer geïnteresseerd in een goede invulling van het<br />

begrip zorgplicht, evenals in een correcte naleving daarvan door<br />

verzekeraars en tussenpersonen. Ik hecht sterk aan een concretisering<br />

van de zorgplicht binnen de financiële dienstverlening, niet zozeer<br />

als belangenbehartiger van de consument, maar in mijn rol als<br />

geschillenbeslechter. Ik ben tot de overtuiging gekomen dat de<br />

consequente naleving van goede zorgplicht tot het voordeel van<br />

aanbieders, bemiddelaars en afnemers strekt. Ook in <strong>2003</strong> zijn de<br />

argumenten en bewijzen daarvoor weer ruimschoots geleverd.<br />

Gerechtelijke uitspraken, Kamervragen en media vestigden de<br />

aandacht op voorbeelden van gebrekkige zorgplicht of zelfs het<br />

negeren daarvan.<br />

De opvattingen over zorgplicht zijn deels in de zelfregulerende<br />

gedragscodes van verzekeraars en tussenpersonen terug te vinden. De<br />

praktijk van de geschillenbeslechting biedt inzicht in de wijze waarop<br />

de financiële dienstverleners zichzelf binnen het zorgplichtregiem<br />

van hun eigen codes willen disciplineren. Hoe beter die zelfordening<br />

tot een respectabele praktijk uitgroeit, hoe meer de toezichthouder<br />

op afstand kan blijven en hoe meer vertrouwen er kan groeien tussen<br />

consumenten, aanbieders en bemiddelaars van verzekeringsproducten.<br />

Dit vertrouwen heeft in de afgelopen jaren forse deuken<br />

opgelopen door de bittere vruchten van destijds al te enthousiast<br />

aangeboden en gretig afgenomen beleggingsproducten, evenals door<br />

reeds doorgevoerde en ook aangekondigde wijzigingen van polisbepalingen<br />

die vooral in het belang van verzekeraars lijken te zijn.<br />

Zorgplicht is het motief in mijn jaarverslag over <strong>2003</strong>. Ik hoop dat<br />

het verslag niet alleen bij alle betrokken partijen inzicht en begrip<br />

met betrekking tot de taken en werkwijze van de Ombudsman en<br />

Raad van Toezicht Verzekeringen zal bewerkstelligen, maar dat het<br />

vooral ook aan de invulling van dat begrip zorgplicht zal bijdragen.<br />

Zorgplicht brengt onder meer met zich mee dat aanbieders en<br />

bemiddelaars van financiële diensten hun klanten een onafhankelijke,<br />

laagdrempelige en alternatieve geschillenbeslechting aanbieden<br />

en dat zij loyaal aan geschillenbeslechting meewerken. Ik kan<br />

6<br />

vaststellen dat verzekeraars ook in <strong>2003</strong> loyaal en correct aan de<br />

alternatieve geschillenbeslechting door mijn instituut hebben meegewerkt.<br />

In de circa vijfduizend schriftelijke procedures in <strong>2003</strong> werd<br />

mijn formeel advies slechts één keer door de verzekeraar naast zich<br />

neergelegd. Met alle andere maatschappijen zijn de verhoudingen,<br />

ondanks de soms stevige en heldere gedachtewisseling, uitstekend<br />

gebleven. Ook mijn wenken, aanbevelingen en adviezen zijn vrijwel<br />

zonder uitzondering consequent opgevolgd.<br />

De relaties met de niet-georganiseerde tussenpersonen, met name de<br />

tussenpersonen die zich pas bij het Klachteninstituut Verzekeringen<br />

hebben aangesloten, vragen bijzondere aandacht. De Gedragscode<br />

Informatieverstrekking Dienstverlening Intermediair noodzaakt hen<br />

zich bij mijn instituut aan te sluiten, maar de gewenning aan het<br />

fenomeen Ombudsman is in veel gevallen nog niet voldoende<br />

gebleken. In de relaties met consumenten was er een opvallende<br />

toename van agressieve benaderingen, in gevallen waarin de klacht<br />

mij na onderzoek ongegrond voorkwam of waarin ik geen<br />

mogelijkheid tot bemiddeling zag.<br />

Het was duidelijk een verzekeringsjaar waarin de gemoederen soms<br />

flink verhit waren. Als altijd was in de verzekeringsbedrijfstak en de<br />

financiële markt in het algemeen de echo van de toestand in de<br />

nationale en internationale samenleving goed te horen.<br />

Mr. J.W. Wabeke,<br />

Ombudsman Verzekeringen


1 Organisatie en cijfers<br />

Uitgebreide informatie over de organisatie van het Klachteninstituut<br />

Verzekeringen en over de taak en werkwijze ervan, staat op de<br />

website: www.klachteninstituut.nl.<br />

De Stichting Klachteninstituut Verzekeringen heeft tot doel het<br />

instellen en instandhouden van een bemiddelingsorgaan, evenals van<br />

een instantie die belast is met de tuchtrechtspraak, bij klachten en<br />

geschillen van consumenten inzake verzekeringsovereenkomsten<br />

waarop het Nederlands recht van toepassing is. Hiertoe biedt de<br />

stichting in het Klachteninstituut Verzekeringen huisvesting en<br />

ondersteuning aan de Ombudsman Verzekeringen en de Raad van<br />

Toezicht Verzekeringen. De Ombudsman Verzekeringen voert zijn<br />

werkzaamheden uit op basis van het reglement Ombudsman<br />

Verzekeringen. De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft een eigen<br />

reglement. Overige doelstellingen van de Stichting Klachteninstituut<br />

Verzekeringen zijn het uitvoeren van secretariaatswerkzaamheden<br />

voor instanties die soortgelijke werkzaamheden verrichten en het<br />

verrichten van hetgeen in verband met het vorenstaande nuttig of<br />

nodig is. Met Zorgverzekeraars Nederland en de koepelorganisaties<br />

Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en Vereniging van<br />

Bedrijfstakpensioenfondsen zijn in dat verband afspraken gemaakt<br />

over het verlenen van een aantal faciliteiten. Zo fungeert het secretariaat<br />

van het Klachteninstituut Verzekeringen tevens als loket voor de<br />

Ombudsman Pensioenen en de Ombudsman Zorgverzekeringen.<br />

De functies van Ombudsman Verzekeringen en directeur van het<br />

Klachteninstituut Verzekeringen zijn in één persoon verenigd. Op het<br />

instituut zijn specialisten werkzaam als verzekeringsjuristen, arbeidsdeskundigen,<br />

pensioendeskundigen, medisch specialisten en actuarissen.<br />

De secties binnen het instituut worden door coördinerend<br />

secretarissen geleid. Binnen het Klachteninstituut waren gedurende<br />

de verslagperiode in totaal vijftien secretarissen in dienst. Vanuit het<br />

secretariaat werd ondersteuning geleverd door acht medewerkers. In<br />

de bijlage zijn de personalia gespecificeerd. In <strong>2003</strong> werd bij de<br />

behandeling van klachten ook diverse keren van de mogelijkheid<br />

gebruikgemaakt om extern deskundigen te raadplegen.<br />

organisatie en cijfers 7<br />

Ook tussenpersonen en experts<br />

Sinds de oprichting in 1999 behandelt het Klachteninstituut<br />

Verzekeringen ook zaken waarbij tussenpersonen zijn betrokken.<br />

Destijds waren in hoofdzaak de leden van de brancheorganisaties NVA<br />

en NBVA aangesloten. Met de invoering van de Gedragscode Informatieverstrekking<br />

Dienstverlening Intermediair in <strong>2003</strong> is het aantal<br />

aansluitingen enorm toegenomen, van 6.435 begin <strong>2003</strong> (was 1.665<br />

begin 2002) tot 8.085 eind <strong>2003</strong> (een toename van circa 26 procent).<br />

Ook experts die door het NIVRE zijn gecertificeerd, kunnen zich als<br />

bureau (niet als persoon) bij het Klachteninstituut Verzekeringen<br />

aansluiten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen experts die in<br />

dienst van verzekeraars zijn (deze hoeven zich niet aan te sluiten,<br />

omdat klachten tot de verzekeraar worden herleid), experts die in dienst<br />

zijn van een bij BCE aangesloten bedrijf (deze hoeven zich ook niet aan<br />

te sluiten, omdat BCE- kantoren kunnen worden aangesloten) en<br />

experts die in dienst zijn van een niet bij BCE aangesloten bedrijf of<br />

hun eigen expertisebureau hebben. Deze experts kunnen zich bij het<br />

Klachteninstituut Verzekeringen aansluiten.<br />

1.1 Kengetallen Ombudsman Verzekeringen<br />

1.1.1 Aantal ontvangen zaken in <strong>2003</strong><br />

Mondeling ontvangen*<br />

Leven 1.711<br />

Schade 2.137<br />

Totaal 3.848<br />

Schriftelijk ontvangen<br />

Prima vista ** 628<br />

Leven 1.791<br />

Schade 3.301<br />

Raad van Toezicht 155<br />

Totaal 5.875<br />

Totaal 9.723


* De secretarissen van de Ombudsman werden in <strong>2003</strong> circa 5.400 keer<br />

telefonisch benaderd. Van deze contactmomenten was er in 3.848<br />

gevallen sprake van nieuwe klachtuitingen of verzoeken om informatie.<br />

** In <strong>2003</strong> werden 628 klachtuitingen in het kader van een snelle<br />

afdoening schriftelijk afgedaan, dus zonder tussenkomst van de<br />

verzekeraar of tussenpersoon. Dit betrof 196 zaken op levengebied en<br />

101 zaken op schadegebied. In de overige zaken ging het om verzoeken<br />

om informatie, zaken die aan een buitenlandse collega werden<br />

overgedragen, niet-verzekeringsgebonden kwesties en zaken die om<br />

formele redenen niet in de procedure konden worden meegenomen.<br />

De website van het Klachteninstituut werd meer dan voorheen<br />

gebruikt. Het gemiddeld aantal geregistreerde bezoekers bedroeg<br />

7.750 per maand. Gemiddeld werd 981 keer per maand gebruik<br />

gemaakt van de FAQ pagina.<br />

Schriftelijk ontvangen zaken naar betrokken partij<br />

4166<br />

655<br />

Aantal ontvangen zaken tegen:<br />

1054<br />

Verzekeringsmaatschappij<br />

Tussenpersoon<br />

Overig<br />

Verzekeringsmaatschappijen 4166<br />

Tussenpersonen 1054<br />

Overigen 655<br />

Totaal 5.875<br />

Van de ontvangen schriftelijke zaken werd de zaak in 599 gevallen<br />

namens de cliënt ingediend door diens assurantietussenpersoon.<br />

organisatie en cijfers 8<br />

1.1.2 Aantal schriftelijke klachten per jaar<br />

1.1.2.1 Levensverzekeringen<br />

2000<br />

1800<br />

1600<br />

1400<br />

1200<br />

1000<br />

800<br />

600<br />

400<br />

200<br />

0<br />

1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 <strong>2003</strong><br />

1.1.2.2 Schadeverzekeringen<br />

3500<br />

3000<br />

2500<br />

2000<br />

1500<br />

1000<br />

500<br />

0<br />

1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 <strong>2003</strong>


1.1.3 Aantal schriftelijke klachten per branche<br />

1.1.3.1 Levensverzekeringen<br />

Levensverzekeringen 1.544<br />

Spaarkasovereenkomsten 160<br />

Natura-uitvaartverzekeringen 87<br />

Totaal 1.791<br />

1.1.3.2 Schadeverzekeringen<br />

Aansprakelijkheid 297<br />

Brand 540<br />

Motorrijtuigen 1.053<br />

Medisch 369<br />

Reis en transport 291<br />

Overig 751<br />

Totaal 3.301<br />

overig 23%<br />

reis/transport 9%<br />

medisch 11%<br />

160<br />

87<br />

1544<br />

Aansprakelijkheid 9%<br />

Brand 17%<br />

LEVEN<br />

motorrijtuigen 31%<br />

SPAARKAS<br />

NATURA-UITVAART<br />

Aansprakelijkheid<br />

Brand<br />

motorrijtuigen<br />

medisch<br />

reis/transport<br />

overig<br />

organisatie en cijfers 9<br />

1.1.4 Aantal schriftelijke klachten per probleemgebied<br />

1.1.4.1 Levensverzekeringen<br />

Aanspraken uit verzekering 366<br />

Geschillen over uitkeringen 267<br />

Kostenstructuur 136<br />

Voorlichting 121<br />

Vertraging in behandeling of uitkering 101<br />

Afkoop, afkoop- en premievrije waarde 96<br />

Beëindiging overeenkomst 98<br />

Fouten en vergissingen 67<br />

Bemiddeling en advisering 64<br />

Hypotheek en levensverzekering 63<br />

Reserve- of waardeoverdracht 60<br />

Totstandkoming overeenkomst 48<br />

Mate van arbeidsongeschiktheid 44<br />

Echtscheiding en levensverzekering 32<br />

Winstdeling 19<br />

Conversie en omzetting 22<br />

Medische acceptatie 18<br />

Royement wegens non-betaling 15<br />

Verzwijging 9<br />

Toepassing of interpretatie polisvoorwaarden 7<br />

Geen uitkering wegens oud royement 6<br />

Consequenties te late indiening ao-claims 4<br />

Fiscale aspecten 2<br />

Begunstiging 3<br />

Zelfmoord en levensverzekering 2<br />

Diversen 121<br />

Totaal 1.791


1.1.4.2 Schadeverzekeringen<br />

Motorrijtuigen 1.015<br />

Caravan 38<br />

Brand 540<br />

Aansprakelijkheid 297<br />

Transport (pleziervaartuigen) 44<br />

Transport (overige) 12<br />

Reis 231<br />

Annuleringskosten 50<br />

Medische varia 369<br />

Rechtsbijstand 308<br />

Kostbaarheden 11<br />

Overige 386<br />

Totaal 3.301<br />

1.1.5 Gemiddelde doorlooptijden<br />

1.1.5.1 Levensverzekeringen<br />

800<br />

700<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

< 4 weken < 8 weken < 12 weken < 16 weken langer<br />

<strong>2003</strong><br />

2002<br />

2001<br />

organisatie en cijfers 10<br />

1.1.5.2 Schadeverzekeringen<br />

1400<br />

1200<br />

1000<br />

800<br />

600<br />

400<br />

200<br />

0<br />

< 4 weken < 8 weken < 12 weken < 16 weken langer<br />

1.1.6 Wijze van afhandeling en werkvoorraad<br />

1.1.6.1 Levensverzekeringen<br />

<strong>2003</strong> 2002 2001<br />

Werkvoorraad per 1 januari <strong>2003</strong> 381<br />

Nieuwe schriftelijke zaken 1.791<br />

Totaal 2.172<br />

Niet ontvankelijk 160<br />

Informatief 7<br />

Geseponeerd 37<br />

Niet voor toewijzing vatbaar 992<br />

Ten gunste van klager afgehandeld 464<br />

Anders (ingetrokken, ter kennisneming etc.) 89<br />

Totaal 1.749<br />

Nog in behandeling per 31 december <strong>2003</strong> 423


1.1.6.2 Schadeverzekeringen<br />

Werkvoorraad per 1 januari <strong>2003</strong> 742<br />

Nieuwe schriftelijke zaken 3.301<br />

Totaal 4.043<br />

Niet ontvankelijk 278<br />

Informatief 520<br />

Geseponeerd 7<br />

Niet voor toewijzing vatbaar 1.135<br />

Ten gunste van klager afgehandeld 961<br />

Anders (ingetrokken, ter kennisneming etc.) 384<br />

Totaal 3.285<br />

Nog in behandeling per 31 december <strong>2003</strong> 758<br />

1.2 Kengetallen Raad van Toezicht Verzekeringen<br />

In <strong>2003</strong> werden 155 klachten bij de Raad van Toezicht Verzekeringen<br />

ingediend (149 in 2002). In 132 gevallen betrof de klacht een<br />

verzekeraar, in 23 gevallen een tussenpersoon. Van voorgaande jaren<br />

waren begin <strong>2003</strong> nog 120 klachten in behandeling. In totaal werden<br />

in <strong>2003</strong> 141 klachten afgehandeld. Eind <strong>2003</strong> waren nog 134 zaken in<br />

behandeling.<br />

Branche Afgehandeld Gegrond Ongegrond Behandeling Gedeeltelijk Niet<br />

gestaakt gegrond ontvankelijk<br />

’03 ’02 ’03 ’02 ’03 ’02 ’03 ’02 ’03 ’02 ’03 ’02<br />

Aansprakelijkheid 13 22 2 2 6 4 4 14 1 2 0 0<br />

Opstal/inboedel/inventaris 15 14 2 0 7 7 6 7 0 0 0 0<br />

Motorrijtuig/caravan 32 21 5 3 13 9 10 9 4 0 0 0<br />

Medische zaken 33 29 2 1 11 5 15 20 3 2 2 1<br />

Reis/transport 9 4 0 0 5 1 3 2 0 0 1 1<br />

Rechtsbijstand 15 12 0 0 7 4 7 7 1 0 0 1<br />

Leven 10 10 2 1 4 3 4 5 0 0 0 1<br />

Overig 17 5 0 0 8 1 7 1 2 1 0 2<br />

Totaal 144 117 13 7 61 34 56 65 11 5 3 6<br />

organisatie en cijfers 11


Klachten waarvan de behandeling werd gestaakt<br />

<strong>2003</strong> 2002<br />

1 Betaald/geregeld na vragen van verweer tegen de klacht 10 13<br />

2 Betaald/geregeld na ontvangst van klagers commentaar op het verweer van de aangeslotene 1 0<br />

3 Betaald/geregeld na oproep van de aangeslotene ter zitting van de Raad 3 4<br />

4 Betaald/geregeld na overleg met de aangeslotene (ter zitting) 4 4<br />

5 Klacht ingetrokken na overleg tussen de aangeslotene en klager (zonder zitting) 5 8<br />

6 Klacht ingetrokken na verzoek aan klager om commentaar op het verweer van de aangeslotene 2 0<br />

7 Dossier afgelegd nadat klager niet reageerde op het verzoek om commentaar 1 1<br />

8 Klacht geregeld na uitbrengen van bindend advies 0 0<br />

9 Klager bleek zich tot de rechter te wenden of te hebben gewend 3 2<br />

10 Verzekeraar/de tussenpersoon viel niet onder de Raad van Toezicht Verzekeringen 5 5<br />

11 Klager zond geen deugdelijk klaagschrift 14 16<br />

12 Klacht ter behandeling naar Ombudsman Verzekeringen 5 10<br />

13 Klager was geen consument 3 2<br />

Totaal 56 65<br />

organisatie en cijfers 12


2 Interdisciplinair<br />

2.1 Betalingsbeschermingsverzekeringen<br />

Zorgplicht is: de consument verantwoord laten beslissen<br />

Betalingsbeschermingsverzekeringen worden veelal afgesloten in<br />

combinatie met een doorlopend krediet, een persoonlijke lening of<br />

een hypotheek. Gedekt kunnen zijn de risico’s van overlijden,<br />

arbeidsongeschiktheid en onvrijwillige werkloosheid. Deze verzekeringen<br />

hebben vaak eenzelfde financieringswijze: een premie<br />

ineens bij vooruitbetaling, met andere woorden een koopsom.<br />

In de afgelopen jaren heb ik bij herhaling aangegeven tegen deze<br />

producten ernstige bezwaren te hebben. Deze betroffen onder meer<br />

de verkorte procedure van medische acceptatie (die tot verzwijgingscomplicaties<br />

kan leiden), de beperkte mogelijkheden tot tussentijdse<br />

beëindiging met restitutie van de koopsom naar enig tijdsgelang, het<br />

camoufleren van de premiekoopsom in de totale geldlening, de<br />

praktijk van koppelverkoop die naar mijn mening bestaat en, in het<br />

verlengde daarvan, de toegepaste uitruil van een lage rente voor de<br />

lening en een hoge premie voor de polis. Naar aanleiding van deze<br />

problemen bleven ook in <strong>2003</strong> klachten binnenkomen. Nogal eens<br />

blijkt de uitleg van het begrip ‘onvrijwillige werkloosheid’ onderwerp<br />

van discussie, maar ook nu weer werd het meest geklaagd over de<br />

onmogelijkheid van tussentijdse beëindiging onder restitutie van de<br />

premie over de tijd waarin de verzekeraar het risico niet meer zou<br />

lopen. Gelukkig heb ik bij premierestitutie van arbeidsongeschiktheids-<br />

en werkloosheidsverzekeringen tegen koopsom, na overleg<br />

met betrokken verzekeraars en tussenpersonen, bemiddelingsresultaten<br />

kunnen boeken. Dit betrof dan vooral zaken waarin het<br />

primair verzekerde belang, de lening, werd afgelost zonder dat er<br />

sprake was van herfinanciering.<br />

Bij het afsluiten van dergelijke verzekeringen tegen koopsom<br />

verkeren geldlenende consumenten kennelijk in een kwetsbare<br />

positie. Zij gaan de polissen aan, in het kielzog van het krediet,<br />

zonder er voldoende aandacht aan te besteden en verzuimen vaak<br />

over verschillende aspecten van het arrangement door te vragen.<br />

interdisciplinair 13<br />

Teleurstellingen ten aanzien van tussentijdse beëindigingen en<br />

premierestituties zijn daardoor onontkoombaar. Met name heb ik<br />

zorgen, wellicht voorbarig, over de tijdelijke overlijdensrisicoverzekeringen<br />

tegen koopsom die momenteel worden aangeboden en<br />

die in feite in het geheel geen tussentijdse beëindigingsmogelijkheden<br />

meer kennen. In dit verband verwijs ik naar de uitgangspunten en<br />

notities in de Gedragscode Verzekeraars, zoals die ten aanzien van<br />

het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, en ook naar de<br />

Gedragscode Informatieverstrekking Dienstverlening Intermediair.<br />

Conform deze codes zullen aan de ene kant verzekeraars zich er altijd<br />

van moeten vergewissen hoe het aanbieden van een bepaald product<br />

feitelijk uitpakt, waarbij het er aan de andere kant vanzelfsprekend<br />

op aankomt hoe het intermediair zijn voorlichtende en adviserende<br />

taak uitvoert. De klachten over de verkoop van deze producten geven<br />

het beeld van onder meer koppelverkoop, geen gelegenheid geven<br />

voor een oriëntatie bij een andere verzekeraar, geen keuze laten<br />

tussen koopsom en periodieke premie en veel nadruk leggen op de<br />

verplichte afsluiting gezien de lening. Daarnaast was het in enkele<br />

gevallen onduidelijk in hoeverre de productleeswijzer, de polis en de<br />

voorwaarden, in relatie tot de aanvangsdatum van het krediet, tijdig<br />

werden uitgereikt, hetgeen een frustratie van het bijzonder<br />

opzeggingsrecht tot gevolg zou hebben gehad.<br />

De zorgplicht jegens de consument geldt zowel de verzekeraar als de<br />

assurantietussenpersoon. De verzekeraar zal in ieder geval zijn<br />

distributiekanaal op orde moeten hebben en de tussenpersoon moet<br />

ervoor zorgen dat de consument op heldere en eenduidige wijze<br />

voorlichting ontvangt. De consument moet immers in het licht van<br />

zijn verzekeringsbehoefte verantwoorde beslissingen kunnen nemen.<br />

Niet-opzegbare verzekeringen tegen niet te restitueren koopsommen<br />

hebben wat dat betreft de schijn tegen.<br />

Opzegging onmogelijk?<br />

Een man had behoefte aan wat extra financiële armslag en maakte een<br />

afspraak met een assurantietussenpersoon. Hij gaf in het gesprek aan<br />

dat het een zo flexibel mogelijk krediet moest zijn, gemakkelijk in te


lossen en bij voorkeur aflossingsvrij. De tussenpersoon adviseerde hem<br />

een hypothecair doorlopend krediet, onder gelijktijdige afsluiting tegen<br />

een koopsom van twee betalingsbeschermingsverzekeringen, tegen het<br />

overlijdensrisico en tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico.<br />

De verzekerde vond echter, helaas pas na de invulling van de kredietbehoefte,<br />

dat de kosten voor een en ander in de praktijk aanzienlijk<br />

hoger uitpakten dan aanvankelijk was voorgespiegeld. Hij schreef<br />

daarom de tussenpersoon een brief, nog voor hij de polis had<br />

ontvangen, dat hij het krediet wilde inlossen en de verzekeringen, die<br />

daardoor immers overbodig werden, wilde beëindigen. Zijn brief bleef<br />

onbeantwoord. Hij herhaalde zijn wens nadat hij 75 procent van het<br />

krediet had ingelost en kondigde daarbij aan ook het restant te zullen<br />

inlossen. De uiteindelijke reactie van de verzekeraar was teleurstellend.<br />

Opzegging van de verzekeringen bleek niet mogelijk. De verzekerde<br />

wendde zich vervolgens tot mij en tegelijkertijd tot de Geschillencommissie<br />

Bankzaken, de media en de administrateur van de verzekeraar.<br />

Deze administrateur lukte het om tot een regeling met de klager te<br />

komen en daarmee tot een oplossing van de klacht. De oplossing hield<br />

in dat de arbeidsongeschiktheidsverzekering weliswaar ongewijzigd bleef<br />

doorlopen, maar dat de overlijdensrisicoverzekering onder bepaalde<br />

voorwaarden kon worden afgekocht. De verzekeraar ging hiermee<br />

‘geheel onverplicht en volledig uit coulance’ akkoord.<br />

2.2 ‘Chinese walls’<br />

Zorgplicht is: goede interne communicatie en coördinatie<br />

De domeingrenzen van banken en verzekeraars vervagen steeds meer<br />

en de combinaties van de financiële producten op de markt worden<br />

steeds complexer. Dit heeft regelmatig tot gevolg dat ook de verantwoordelijkheden<br />

in termen van zorgplicht vervagen. In het bijzonder<br />

zag ik hiervan voorbeelden in de relaties tussen verzekeringnemers<br />

en hun banken, meer specifiek de banken die als intermediair en als<br />

bank-verzekeraar optreden. Een tussenpersoon die zijn werk goed<br />

doet, neemt de verzekeringsportefeuille van zijn klant regelmatig<br />

door, om te beoordelen of alle risico’s goed zijn afgedekt. Voor een<br />

gecombineerde bank-tussenpersoon-verzekeraar is dit extra<br />

klemmend. Wanneer immers de bank financierings- of kredietrisico’s<br />

interdisciplinair 14<br />

loopt, heeft ook de bank belang bij juiste verzekerde bedragen.<br />

Bovendien is de bank dan volledig op de hoogte van de financiële<br />

situatie van de consument (en bekend met bijvoorbeeld de waarde<br />

van de bedrijfsmiddelen). In het algemeen moet een tussenpersoon<br />

tegenover de cliënt de zorg betrachten die deze van een bekwame en<br />

redelijk handelende tussenpersoon mag verwachten. De tussenpersoon<br />

moet waken over de belangen van zijn relaties. Hij moet hen<br />

dus ook tijdig inlichten over de mogelijke gevolgen van hem bekend<br />

geworden feiten voor de dekking van de verzekeringen in zijn<br />

portefeuille. Banken-verzekeraars houden met het oog op privacybescherming<br />

zogenoemde ‘Chinese walls’ in stand. Ik heb daar wel<br />

begrip voor, maar vind ook dat deze instellingen intern moeten<br />

communiceren om aan de zorgplicht jegens hun klanten te voldoen.<br />

Het mag daarbij niet uitmaken hoe feiten of wijzigingen worden<br />

gemeld en voor welke afdelingen ze belangrijk zijn om aan de<br />

zorgplicht te kunnen voldoen.<br />

Te snel gerekend<br />

Nadat een beleggingspand bij de notaris aan de koper was overgedragen,<br />

belde de koper nog dezelfde dag met de accountmanager van<br />

zijn bank met het verzoek het pand per direct in dekking te nemen.<br />

“Voor welk bedrag?” had de accountmanager gevraagd. “Dat weet ik<br />

niet”, had de koper volgens eigen zeggen geantwoord, “maar jullie<br />

hebben het koopcontract toch gezien?” Dit laatste had te maken met een<br />

door de bank verleend hypothecair overbruggingskrediet. Hiervoor was<br />

geen taxatierapport opgemaakt. De accountmanager stelde vervolgens<br />

aan de hand van het koopcontract de verzekerde som vast, door van de<br />

koopprijs een geschatte waarde van de grond af te trekken. De<br />

herbouwwaardemeter werd kennelijk niet geraadpleegd en omdat een<br />

taxatierapport ontbrak, kon de garantieclausule tegen onderverzekering<br />

niet worden toegepast. Door de bank-verzekeraar werd vervolgens aan<br />

de hand van een aanvraagformulier een polis opgemaakt. Nadat de<br />

koper op de polis een onjuist huisnummer van het risicoadres had<br />

geconstateerd, werd dit via een wijzigingsformulier gecorrigeerd.<br />

Het aanvraagformulier werd door de koper niet ondertekend, het<br />

wijzigingsformulier wel. De bank is later niet meer op de zaak teruggekomen<br />

voor een nadere vaststelling van de herbouwwaarde of een<br />

advies daarover. Twee maanden later ontstond een vrij grote brand.<br />

Bij de afwikkeling van de schade bleek al snel dat er sprake was van


circa 20 procent onderverzekering, op basis waarvan de schade werd<br />

afgewikkeld. De koper hield vervolgens de bank-verzekeraar verantwoordelijk<br />

voor de geleden schade als gevolg van de onderverzekering. De<br />

bank voerde aan dat ook de koper een eigen verantwoordelijkheid had<br />

gehad en in dit geval erg laat de opstalverzekering had aangevraagd. Ik<br />

concludeerde dat de desbetreffende bank-tussenpersoon-verzekeraar in<br />

deze zaak onvoldoende aan zijn zorgplicht heeft voldaan en heb de<br />

instelling daarop aangesproken. De foutieve vermelding van het<br />

risicoadres had door de oplettendheid van de cliënt nog geen nadelige<br />

gevolgen, maar de onjuiste vaststelling van de verzekerde som had die<br />

wel. De bank stelde voor de schade door de onderverzekering gelijkelijk<br />

te delen en de koper ging daarmee akkoord.<br />

Verlopen taxatie<br />

Een firma was een goede totaalklant van een bank. Ze hield er een forse<br />

kredietrekening aan en via het intermediair van de bank waren er, zij<br />

het bij een andere verzekeraar, diverse verzekeringen ondergebracht. De<br />

bedrijfsinventaris was op basis van vaste taxatie verzekerd, op grond<br />

van een drie jaar geldig taxatierapport. Ook liep er een bedrijfsschadeverzekering.<br />

Tijdig voordat de geldigheidstermijn van het taxatierapport<br />

was afgelopen, benaderde de taxateur, die niet wist wie de tussenpersoon<br />

van de inventaris- en goederenpolis was, de firma rechtstreeks voor<br />

een hertaxatie. Nadien werd het bedrijf daar nog herhaalde malen aan<br />

herinnerd. De firma gaf echter aan met de bank te willen overleggen en<br />

had - nadat de geldigheidsduur al was verstreken - de taxateur in<br />

januari <strong>2003</strong> telefonisch laten weten dat op een hertaxatie geen prijs<br />

werd gesteld. Kort daarna brak in een belendend pand brand uit, met<br />

voor de firma catastrofale gevolgen. Omdat de geldigheidsduur van het<br />

taxatierapport was verstreken, werd de schade op de inventaris- en<br />

goederenverzekering op basis van een ‘open’ polis vastgesteld. De<br />

verzekerde som bleek lager te zijn dan de werkelijke waarde, zodat de<br />

schade wegens onderverzekering slechts gedeeltelijk werd vergoed. Het<br />

gedupeerde bedrijf hield de bank aansprakelijk voor die onderverzekering.<br />

De bank stelde dat de firma wilde doen voorkomen dat zij het<br />

oordeel van de bank afwachtte, terwijl ze kort voor de brand expliciet te<br />

kennen had gegeven de taxatie niet te zullen verlengen. De bank stelde<br />

verder in de desbetreffende periode niet door de firma benaderd te zijn,<br />

meende dan ook dat die geenszins van plan was geweest tot hertaxatie<br />

over te gaan en vond daarom dat de gevolgen van het vervallen van de<br />

interdisciplinair 15<br />

geldigheidsduur van de taxatie aan het bedrijf zelf moesten worden<br />

toegerekend. Na mijn tussenkomst concludeerde de bank dat er wellicht<br />

onvoldoende beheer had plaatsgevonden, maar dat het oorzakelijk<br />

verband tussen dat gebrekkige beheer en de geleden schade voor een<br />

belangrijk deel werd doorbroken door een gebrek aan eigen verantwoordelijkheid<br />

bij de firma zelf. Men zou in deze zaak kunnen stellen dat het<br />

vervallen van de geldigheidsduur van de taxatie de firma valt te<br />

verwijten. In mijn ogen echter is ook de bank daar verantwoordelijk<br />

voor geweest door de cliënt niet te wijzen op de mogelijke gevolgen van<br />

het niet opnieuw laten opmaken van een rapport.<br />

Onderverzekering op de bedrijfsschadepolis<br />

De firma in de bovenstaande casus was ook op de bedrijfsschadepolis<br />

fors onderverzekerd. Volgens de bank was er geruime tijd voor de fatale<br />

brand al op gewezen dat het wenselijk was de verzekerde som te<br />

verhogen, maar was daarop niet gereageerd. Het bedrijf bracht<br />

daartegenin dat in het jaar voorafgaande aan de schade tijdens<br />

gesprekken met medewerkers van de bank cijfers en verpandingslijsten<br />

van debiteuren waren ingediend, evenals een omzetopgave ten behoeve<br />

van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering. Uit die gegevens had<br />

kunnen worden afgeleid dat de verzekerde som van de bedrijfsschadepolis<br />

inmiddels wellicht aanpassing behoefde. De bank heeft voorgesteld<br />

om de niet-gedekte bedrijfsschade door een expert te laten vaststellen,<br />

zonder enige erkenning van aansprakelijkheid en onder voorbehoud van<br />

alle rechten en weren, en denkt daarbij aan een gedeeltelijke tegemoetkoming<br />

(van maximaal 25 procent). Omdat het hier een aansprakelijkheidskwestie<br />

c.q. bewijskwestie betreft, heb ik dit voorstel, dat ik<br />

overigens juridisch niet onverdedigbaar acht, naar de firma doorgeleid.<br />

Die heeft het voorstel nog in beraad.<br />

Een gemeenschappelijke factor in de twee hiervoor beschreven zaken<br />

was, dat diverse activiteiten binnen de bank-intermediair onvoldoende<br />

waren gecoördineerd. Bovendien waren in beide zaken geen goede<br />

dossiers aangelegd. Was dit wel gebeurd, dan had men veel ellende<br />

kunnen voorkomen.


2.3 Dossiervorming<br />

Zorgplicht is: adviezen en afspraken vastleggen<br />

In vorige jaarverslagen heb ik de branche, en dan met name het<br />

intermediair, op de noodzaak gewezen om tot zorgvuldige dossiervorming<br />

over te gaan. Adequate dossiervorming is in het werk van<br />

bijvoorbeeld advocaten en accountants heel normaal, maar niet in<br />

dat van alle assurantietussenpersonen. Helaas komt het bij klachtbehandeling<br />

nog steeds voor dat de assurantietussenpersoon niet kan<br />

achterhalen of beargumenteren waarom een bepaald advies is<br />

gegeven. De reden daarvan, zo wordt dan vaak aangegeven, is dat de<br />

desbetreffende adviseur niet meer op het kantoor werkzaam is. Ik<br />

heb zelfs de indruk dat ook professionele adviseurs adequate dossiervorming<br />

een lastige en tijdrovende kwestie vinden. Toch is dit van<br />

essentieel belang. Daarom ook is deze eis opgenomen in de Wet<br />

Financiële Dienstverlening, die vermoedelijk in de loop van 2004 van<br />

kracht wordt. De regels in deze wet komen natuurlijk niet uit het<br />

niets. De burgerlijke rechter - en velen zijn zich daar onvoldoende<br />

bewust van - geeft al jaren aan volgens welke maatstaven verzekeraars<br />

en tussenpersonen moeten handelen, met name ten aanzien van<br />

particuliere klanten die niet een bijzondere deskundigheid op het<br />

betrokken terrein hebben. De zorgplicht van verzekeraars en tussenpersonen<br />

gaat dan verder dan de normale zorgvuldigheid in het<br />

maatschappelijk verkeer. Vooral tussenpersonen moeten actief<br />

reageren op veranderingen in het product, veranderingen in de<br />

persoonlijke omstandigheden van de cliënt en veranderingen in<br />

wetgeving. In dit kader is dossiervorming en schriftelijke vastlegging<br />

van essentiële contacten en beslissingen van groot belang voor de<br />

consument én voor het intermediair. Bedenk daarbij dat in de<br />

rechtspraak bewijsopdrachten kunnen worden verstrekt. Vaak gaat<br />

het dan in eerste instantie om het bewijs van de eiser, maar de<br />

bewijsvraag kan ook kantelen. Het intermediair kan als gedaagde, als<br />

meest deskundige en professionele partij, ook een bewijsopdracht<br />

door de rechter opgelegd krijgen.<br />

Mijn advies blijft daarom er steeds voor te zorgen dat adviezen en<br />

afspraken, en ook de afwijkingen daarvan in de loop van de tijd,<br />

duidelijk en schriftelijk zijn vastgelegd. Van verzekeraars en<br />

assurantietussenpersonen mag naar mijn mening, gezien hun positie<br />

interdisciplinair 16<br />

in het maatschappelijk en economisch verkeer, op dit punt extra zorg<br />

worden verwacht.<br />

2.4 Informatieverstrekking<br />

Zorgplicht is: alle relevante informatie geven<br />

De inhoud, invulling en strekking van de zorgplicht van met name<br />

assurantietussenpersonen is inmiddels behoorlijk onder de aandacht<br />

van een breder publiek gebracht, door middel van artikelen in dagen<br />

vakbladen en ook in een aantal opmerkelijke arresten. Bovendien<br />

wordt de verzekeringsbranche, die in 2002 de Gedragscode Informatieverstrekking<br />

Dienstverlening Intermediair heeft ingevoerd,<br />

binnenkort met de Wet Financiële Dienstverlening geconfronteerd.<br />

De bepalingen hierin zullen voor de bedrijfstak zonder enig twijfel<br />

verstrekkend zijn.<br />

De verantwoordelijkheid voor de koop van een financieel product<br />

ligt vanzelfsprekend primair bij de verzekeringsconsument, maar die<br />

moet dan wel een weloverwogen keuze kunnen maken. Dit kan hij<br />

alleen als hij tijdig over alle relevante informatie beschikt, zoals over<br />

de wezenlijke kenmerken van het product en over de daarbij<br />

behorende risico’s. Van een assurantietussenpersoon mag daarom<br />

worden verlangd dat hij steeds nagaat of het product dat hij<br />

adviseert, bij de persoonlijke behoeften en omstandigheden van zijn<br />

cliënt past. Dit betekent echter niet dat de betrokken verzekeraar<br />

daar helemaal buiten staat. Het intermediair kan immers in sommige<br />

gevallen die verantwoordelijkheid niet of niet geheel waarmaken.<br />

Bovendien, vanuit maatschappelijk oogpunt en op grond van de<br />

bepalingen in de Regeling informatieverstrekking aan verzekeringnemers,<br />

rust ook op de verzekeraar een zekere verantwoordelijkheid.<br />

Deze dient namelijk de verzekeringsconsument, in ieder geval bij het<br />

sluiten van de verzekering, alle informatie te geven die voor een<br />

beoordeling van de aard en het karakter van de aangegane<br />

verplichting essentieel is. Deze informatie mag niet versluierend zijn<br />

en mag niet de mogelijkheid bieden om in het verkoopgesprek<br />

ongunstige aspecten van de verzekeringsovereenkomst onbesproken<br />

te laten of te bagatelliseren. Brochures en offertes die dat wel doen,


krijg ik echter nog steeds onder ogen. Ik meen dat een verzekeraar,<br />

als contractpartij met de meeste deskundigheid, zo niet de juridische<br />

dan toch op zijn minst de maatschappelijke verplichting heeft om<br />

attent te zijn op een eventuele leemte in de kennis van de verzekeringnemer.<br />

In mijn ogen kunnen polisvoorwaarden nooit in de plaats<br />

van die verantwoordelijkheid treden.<br />

Weet mijn klant dat?<br />

In een bepaalde zaak was er sprake van herhaaldelijke verzoeken van de<br />

klant om polisaanpassing, met behoorlijk nadelige financiële gevolgen<br />

voor de vermogensvorming in de verzekering. Was de betrokken<br />

verzekeringnemer zich wel bewust van de consequenties van zijn<br />

handelen? Deze vraag had de verzekeraar zich in zo’n situatie toch<br />

redelijkerwijs moeten stellen. Het had voor de hand gelegen als hij, al<br />

dan niet via het intermediair, de polishouder hierop schriftelijk had<br />

geattendeerd.<br />

2.5 Klachtbehandeling door verzekeraars<br />

Zorgplicht is: klachten serieus nemen<br />

Driemaal nee<br />

Een buurman vervoerde in zijn auto het televisietoestel van zijn<br />

buurvrouw. Op de plaats van bestemming deed hij van binnenuit de<br />

achterklep open, waarna het toestel uit de auto viel. De buurvrouw<br />

stelde haar buurman aansprakelijk voor de schade. De claim op diens<br />

aansprakelijkheidsverzekering werd door de verzekeraar afgewezen.<br />

Deze beriep zich daarbij op de polisbepaling dat aansprakelijkheid is<br />

uitgesloten van schade die met of door een motorrijtuig is veroorzaakt.<br />

Door zowel de tussenpersoon als een belangenbehartiger van de<br />

verzekerde werd tot driemaal toe tegen de afwijzing bezwaar<br />

aangetekend. Telkens bleef de verzekeraar bij zijn afwijzing. In diens<br />

laatste brief werd nog vermeld, dat de maatschappij haar standpunt<br />

zou blijven verdedigen, ook al mocht de verzekerde besluiten om een<br />

andere weg te kiezen. Welke wegen dat zouden kunnen zijn, stond er<br />

overigens niet bij aangegeven. In deze zaak werden, verbazingwekkend<br />

genoeg, de bezwaren tegen de afwijzing tot driemaal toe door de<br />

oorspronkelijke schadebehandelaar afgedaan. De zaak was geheel buiten<br />

interdisciplinair 17<br />

het traject van de interne klachtbehandeling gebleven. De bezwaren<br />

tegen de afwijzing van de claim, bij herhaling ingediend en<br />

gemotiveerd, waren ten onrechte niet als klacht aangemerkt. Dit was<br />

zelfs niet het geval nadat was aangekondigd dat bij weer een afwijzing<br />

de zaak bij het Klachteninstituut Verzekeringen aanhangig zou worden<br />

gemaakt. De verzekeraar erkende dat in dit geval niet overeenkomstig<br />

de voorgeschreven procedure was gehandeld. Deze hield in dat het aan<br />

de betrokken behandelaar was geweest om te beoordelen of er sprake<br />

was van ‘een zich manifesterend geschil’. Hiervan was onder andere<br />

sprake als partijen, nadat de argumenten over en weer voldoende waren<br />

uitgewisseld, in herhaling dreigden te vervallen. In dat geval moest de<br />

betrokken wederpartij expliciet worden gewezen op de mogelijkheden<br />

voor het indienen van een klacht. De behandeling had vervolgens niet<br />

door de oorspronkelijke behandelaar mogen worden voortgezet.<br />

De klachtbehandeling in de bedrijfstak begint gestalte te krijgen in<br />

structuren zoals ik die in eerdere jaarverslagen heb aangegeven en<br />

zoals die ook in aanbevelingen van het Verbond van Verzekeraars zijn<br />

geformuleerd. Dat verheugt mij, temeer daar het verzekeringsbedrijf<br />

ten opzichte van andere bedrijfstakken een inhaalslag heeft te maken.<br />

Het ideaal blijft een klachtbehandeling door een multidisciplinair<br />

klachtenbureau binnen elke maatschappij, hetgeen ook door de<br />

bepalingen over dit onderwerp in de Gedragscode Verzekeraars<br />

wordt gestimuleerd. Deze Code bevat een stappentraject in grote<br />

lijnen, dat tegemoet komt aan hetgeen het Verbond van Verzekeraars<br />

in 1997 aan suggesties over de structurering van klachtbehandeling<br />

heeft uitgedragen. Uit bevindingen van het Centrum voor Verzekeringsstatistiek<br />

(CVS) blijkt echter dat deze ideeën binnen de maatschappijen<br />

nog steeds niet voldoende zijn uitgewerkt. Het CVS<br />

meldde teleurstellende cijfers ten aanzien van bestaande klachtenbureaus,<br />

informatieoverdracht over klachtenprocedures, kennis bij de<br />

medewerkers over het eigen klachtenbeleid en het volgen van cursussen<br />

over dit onderwerp. Slechts een kwart van de medewerkers die<br />

klachten afhandelen, volgt een cursus op dit gebied! Dertig procent<br />

van de medewerkers is niet bekend met het interne klachtenbeleid!<br />

De bedrijfstak werkt inmiddels een jaar met de Gedragscode<br />

Verzekeraars. In mijn jaarverslagen en ook in een in 1997 verschenen<br />

Bondig Dossier is al voldoende over dit onderwerp uitgedragen. Ik ga<br />

ervan uit dat dit alles verzekeraars ertoe zal bewegen de bevindingen


van het CVS een positieve wending te geven. Het Verbond van<br />

Verzekeraars kan daar mijns inziens aan bijdragen door studiedagen<br />

te organiseren over (het voorkomen van) inkomende klachten, de<br />

behandelingsprocedure van klachten en de structuren waarbinnen<br />

klachtbehandeling zich moet bewegen. Desgewenst wil ik daar graag<br />

mijn medewerking aan verlenen.<br />

interdisciplinair 18


3 Levensverzekeringen<br />

3.1 Polissen met lange looptijden<br />

Zorgplicht is: ook néé durven zeggen<br />

Nog regelmatig word ik met polissen geconfronteerd die een<br />

onwaarschijnlijk lange looptijd hebben, soms wel meer dan vijftig<br />

jaar. Gelet op zijn provisie, die naargelang de looptijd hoger uitvalt,<br />

is zo’n polis voor de betrokken assurantietussenpersoon aantrekkelijk,<br />

maar voor de consument nadelig. De verzekeringnemer wordt in het<br />

algemeen pas bij een eerdere afkoop van de polis met de ingrijpende<br />

gevolgen van een dergelijke overeenkomst geconfronteerd.<br />

Dan immers blijkt de waarde in schril contrast met de betaalde<br />

premies te staan. Deze situatie is voor verzekeringsconsumenten zeer<br />

teleurstellend en berokkent schade aan het imago van de branche.<br />

Mijns inziens zouden verzekeraars het daarom niet moeten wíllen<br />

dat er door tussenpersonen polissen worden gesloten, waarvan bij<br />

voorbaat vaststaat dat de overeengekomen einddatum in de verre<br />

toekomst hoogstwaarschijnlijk niet zal worden bereikt. De consument<br />

heeft natuurlijk zijn eigen verantwoordelijkheid. Hij mag zijn eigen<br />

weg volgen en verstrekte adviezen in de wind slaan of op aanbiedingen<br />

van tussenpersonen ingaan. Verzekeraars echter mogen best eens<br />

nee tegen een relatie zeggen. Van eenzelfde orde vind ik het omgaan<br />

met verzoeken van consumenten om mutaties in lopende financiële<br />

producten, als die mutaties duidelijk nadelig zullen uitpakken. Nog<br />

een voorbeeld in dit verband zijn de aanvragen voor beleggingsproducten<br />

met een zeer korte beleggingshorizon. Verzekeraars en<br />

tussenpersonen zouden in die gevallen een negatief advies moeten<br />

durven geven, ze zouden de consument moeten waarschuwen of<br />

moeten doorvragen of die zeker weet wat hij wil. Een tussenpersoon<br />

of verzekeraar die een bepaald advies minder vrijblijvend vindt en<br />

het onwenselijk vindt dat het niet wordt opgevolgd, gelet ook op de<br />

bewijslast van de professionele partij, behoort de consument daar<br />

schriftelijk op te wijzen. Ik kan dit niet genoeg benadrukken.<br />

levensverzekeringen<br />

19<br />

3.2 Pensioenuitkeringen die in beleggingseenheden<br />

zijn uitgedrukt<br />

Zorgplicht is: respect en aandacht voor essentiële voorzieningen<br />

Pensioen gehalveerd<br />

Tegenvallende rendementen op beleggingen kunnen tot drastische<br />

verlagingen van pensioenuitkeringen leiden. Dit kan dan ingrijpende<br />

gevolgen hebben voor de inkomensvoorziening van de betrokkenen. Mij<br />

werd het geval voorgelegd van een weduwe met twee jonge kinderen.<br />

Haar nabestaandenpensioen was door tegenvallende beleggingsopbrengsten<br />

met maar liefst meer dan vijftig procent verlaagd. In dit<br />

geval verklaarde de betrokken verzekeraar zich bereid om de weduwe<br />

tegemoet te komen.<br />

De pensioentermijnen van pensioenproducten op ‘unit linked’-basis<br />

worden in de tegenwaarde van beleggingseenheden uitgedrukt.<br />

Daardoor is de hoogte van de uitkeringen, in de opbouwfase en in de<br />

uitkeringsfase, afhankelijk van de opbrengsten van de gekozen<br />

beleggingsfondsen. Pensioenproducten die tijdens de opbouwfase<br />

afhankelijk van de waarde van de beleggingen zijn, zijn inmiddels<br />

geaccepteerde producten. Bij zulke zogenoemde beschikbarepremieregelingen<br />

worden weliswaar behoorlijke beleggingsrisico’s<br />

genomen, maar deze kunnen, gelet op de beleggingshorizon en de<br />

keuze van de beleggingen, aanvaardbaar zijn. Indien echter ook de<br />

uitkeringen ná de ingang van het pensioen door de beleggingsopbrengsten<br />

in hoogte kunnen variëren, kan dit tot gevolgen leiden<br />

die - zeker wanneer het een pensioenregeling onder de beschermende<br />

werking van de Pensioen- en spaarfondsenwet betreft - mijns inziens<br />

in strijd met het karakter van een pensioenregeling kunnen zijn.<br />

Wil men de regeling als een pensioenregeling in de zin van de Wet<br />

Loonbelasting kunnen kwalificeren, dan moet op dit moment aan<br />

het volgende zijn voldaan:<br />

1) het moet gaan om een levenslange inkomensvoorziening die<br />

2) in beginsel tot periodieke, vaste en gelijkmatige uitkeringen leidt die


3) de fiscale maxima niet overschrijden en<br />

4) waarvan mag worden afgeweken indien de uitkeringen in ieder<br />

geval binnen de bandbreedte van 100:75 blijven (hetgeen uiterlijk<br />

op de ingangsdatum moet worden vastgesteld).<br />

In klachten die mij in <strong>2003</strong> zijn voorgelegd, voldeden de verzekeringen<br />

niet aan deze eisen. Op de ingangsdatum bestond namelijk geen<br />

zekerheid dat het om een levenslange inkomensvoorziening ging,<br />

met periodieke, vaste gelijkmatige uitkeringen binnen de toegestane<br />

marge van een hoog-laagverhouding van 100:75. In de meeste<br />

gevallen ging het hierbij om verzekeringen die vóór 1 juni 1999 zijn<br />

gesloten en waarop dus tot 1 juni 2004 het overgangsrecht van<br />

toepassing is. In de wetgeving van toen was nog sprake van een<br />

zogenoemde ‘open pensioennorm’. Deze hield in dat de pensioenregeling<br />

niet op alle aspecten helemaal binnen de definitie hoefde te<br />

passen. Daarom kan in individuele gevallen toch van een toegestane<br />

pensioenregeling in de zin van de wet worden gesproken. Wel moet<br />

dan van een maatschappelijk acceptabele uitvoering sprake zijn. Dit<br />

houdt in dat de waarde van de uitkeringen zodanig moet worden<br />

bepaald, dat daaruit een levenslang ouderdomspensioen voortvloeit,<br />

eventueel gekoppeld aan een (levenslang) nabestaandenpensioen.<br />

Mij is gebleken dat de tegenvallende beleggingsopbrengsten in het<br />

verslagjaar voor een aantal ingegane pensioenuitkeringen vooralsnog<br />

verlagingen van circa 30 à 70 procent betekenden. Deze uitkeringen<br />

kunnen in de toekomst nog aan verdere verlagingen onderhevig zijn<br />

(omdat anders geen levenslange uitkering kan worden gegarandeerd)<br />

indien de beleggingsmarkt zich negatief blijft ontwikkelen.<br />

Dit schept onzekerheid, niet alleen over de inkomensvoorziening na<br />

ingang van het pensioen, maar ook over de inkomensvoorziening<br />

van de nabestaanden. Het enige dat vaststaat is dat na het overlijden<br />

van de partner bijvoorbeeld 70 procent van de waarde die op dat<br />

moment aanwezig is, voor een (bijzonder) nabestaandenpensioen<br />

beschikbaar komt. De vraag is of dit binnen de algemeen aanvaarde<br />

verzorgingsgedachte als een passende voorziening kan worden<br />

beschouwd.<br />

Bij de totstandkoming van een nieuwe pensioenwet staat ook de<br />

beschikbare-premieregeling met beleggingsvrijheid voor de<br />

deelnemer op de agenda. Daarbij wordt aan een verplichte<br />

levensverzekeringen<br />

20<br />

minimumwaarborggarantie gedacht. Mij is echter vooralsnog niet<br />

gebleken dat de onderhavige problematiek daarbij wordt betrokken.<br />

Ik ben van mening dat ten aanzien van dergelijke pensioenproducten,<br />

gelet op de grote risico’s die er inherent aan zijn, een prudent<br />

beleid moet worden gevoerd. Wanneer dergelijke pensioenproducten<br />

in de toekomst toch worden toegestaan, is het van groot belang dat<br />

de verzekeringnemer én met name ook de verzekerde nadrukkelijk<br />

worden gewezen op de risico’s die dergelijke pensioenverzekeringen<br />

met zich brengen. In dit verband rust naar het mij voorkomt op<br />

zowel de verzekeraar als de assurantietussenpersoon een bijzondere<br />

zorgplicht, die onder meer een uitgebreide informatieverplichting<br />

inhoudt - niet alleen voordat de verzekering wordt gesloten, maar<br />

juist ook daarna. Tijdens de looptijd behoort de verzekerde te<br />

worden geïnformeerd over het verloop van de beleggingsopbrengsten<br />

en over de gevolgen daarvan voor de uitkeringen.<br />

3.3 Bewaking van de fiscale status van een verzekering<br />

Zorgplicht is: de vraag stellen ‘weet u het zeker?’<br />

Vele wettelijke wijzigingen in de afgelopen jaren hebben geleid tot<br />

een stroom verzoeken van verzekeringnemers om hun polis te<br />

wijzigen. Deze wijzigingen hadden soms verstrekkende gevolgen voor<br />

de fiscale status van het verzekeringscontract. Voorbeelden hiervan<br />

zijn de extra stortingen of verhogingen van kapitaalverzekeringen na<br />

14 september 1999 (met als gevolg het verlies van het geldende<br />

fiscale overgangsregime), het premievrij maken van verzekeringscontracten<br />

die nog geen 15 jaar liepen (als gevolg van bijvoorbeeld<br />

het wegvallen van de premiespaarregeling), het doorbreken van de<br />

fiscale bandbreedte door verlaging van de premies (als gevolg van<br />

bijvoorbeeld de aanpassing van de spaarloonregeling) en het aantekenen<br />

of juist weghalen van de clausule ‘Kapitaalverzekering Eigen<br />

Woning’ (in het kader van de overgang van een kapitaalverzekering<br />

van box 3 naar box 1).<br />

Intermediairverzekeraars gaan er veelal vanuit dat betrokken polishouders<br />

en assurantietussenpersonen vóór het aanvragen van een<br />

wijziging afdoende overleg over onder meer de fiscale gevolgen


hebben gehad. Zij doen dit, zo blijkt in de praktijk, ten onrechte.<br />

Discussie tussen de verzekeringnemer en de verzekeraar is het<br />

onvermijdelijke gevolg hiervan. De verzekeringnemer zal immers van<br />

mening zijn dat ook de verzekeraar hem over de mogelijke fiscale<br />

consequenties van de aangevraagde wijziging tijdig en afdoende had<br />

moeten informeren. Mijns inziens hebben niet alleen assurantietussenpersonen,<br />

maar ook verzekeraars een zorgplicht ten aanzien<br />

van de bewaking van de fiscale status van lopende polissen. Die<br />

fiscale status beschouw ik namelijk als een essentieel bestanddeel van<br />

de gesloten overeenkomst. Is het nog maatschappelijk verantwoord<br />

als een verzekeraar jegens zijn wederpartij de essentiële voorwaarden<br />

van een overeenkomst frustreert, met alle verstrekkende financiële<br />

gevolgen van dien, wanneer hij de kennis en mogelijkheden heeft om<br />

een en ander te voorkomen? Verzekeringsconsumenten en assurantietussenpersonen<br />

hebben natuurlijk ook een eigen verantwoordelijkheid.<br />

Veel consumenten en helaas ook sommige tussenpersonen<br />

weten echter heel weinig over de relevante fiscale aspecten. Gelet op<br />

de ingewikkelde wetgeving is dit begrijpelijk. Ik vraag dan ook van<br />

verzekeraars om fiscale consequenties van poliswijzigingen die vooraf<br />

kunnen worden ingeschat, vóór verwerking van de mutatie naar de<br />

polishouder of zijn verzekeringsadviseur terug te koppelen. In het<br />

licht van de Gedragscode Verzekeraars acht ik het zonder enig<br />

overleg administratief doorvoeren van elk wijzigingsverzoek in ieder<br />

geval niet gepast.<br />

3.4 Oversluiting van bestaande verzekeringen<br />

Zorgplicht is: terughoudendheid in marketing en verkoop<br />

Tijd om te veranderen?<br />

Van een bepaalde assurantietussenpersoon heb ik de indruk dat hij zijn<br />

cliënten stelselmatig om de vijf jaar met de mededeling benadert dat hij<br />

niet meer achter een eerder gegeven advies staat of dat in zijn ogen een<br />

bepaalde verzekeraar niet meer goed functioneert. Het zou daarom<br />

volgens hem beter zijn om bij een andere maatschappij een nieuwe polis<br />

af te sluiten. Niet zelden doet hij dit kort nadat de afsluitprovisie<br />

volledig is verdiend. Dit gedrag staat natuurlijk haaks op de zorgplicht<br />

van assurantietussenpersonen.<br />

levensverzekeringen<br />

21<br />

Het oversluiten van een bestaande verzekering, omdat het gras elders<br />

groener lijkt, is voor verzekeringsconsumenten slechts in uitzonderlijke<br />

gevallen voordelig. Het voortijdig beëindigen van een polis<br />

door afkoop of premievrijmaking betekent immers in de regel een<br />

financieel nadeel voor de polishouder. Adviseurs echter kunnen er<br />

wellicht toe worden bewogen, omdat zij steeds weer nieuwe<br />

productie moeten verwerven, om de consument voor te houden dat<br />

bepaalde verzekeringen niet meer voldoen of onvoldoende rendement<br />

opleveren. Consumenten moeten echter bedenken dat zij bij<br />

oversluiting van een levensverzekering meestal twee keer de (hoge)<br />

kosten ervan betalen. De zogenoemde eerste kosten van een levensverzekering<br />

hebben immers, zeker op korte termijn, een meetellende<br />

invloed op de waarde van de verzekering. Consumenten moeten<br />

bovendien bedenken dat bij beleggingsverzekeringen de onderliggende<br />

participaties verkocht en elders weer aangekocht moeten worden.<br />

Daar moet dan een zeer hoog, in de praktijk eigenlijk niet haalbaar<br />

rendement tegenover staan.<br />

Ondoordacht ingeruild<br />

Een verzekeringnemer besloot na overleg met een nieuwe adviseur om<br />

een lijfrentepolis met een gegarandeerde uitkering, voor een beleggingsverzekering<br />

bij een andere verzekeraar in te ruilen. Hij had er al ruim<br />

zeven jaar premie voor betaald. Te laat kwam hij tot het inzicht dat het<br />

oversluiten niet bepaald een zinvolle transactie was geweest en vroeg<br />

mijn beoordeling van de kwestie. Zou deze switch, los van het opnieuw<br />

in rekening brengen van de eerste kosten, uiteindelijk voor de cliënt een<br />

voordeel betekenen? Op deze vraag mijnerzijds moest de directie van het<br />

betrokken assurantiekantoor het antwoord schuldig blijven. Wel wees zij<br />

erop dat het beleggen in aandelen op de lange termijn tot een beter<br />

resultaat zal leiden. In deze zaak kon ik bovendien niet vaststellen of het<br />

verlies van de garantie tijdens het advies aan de orde was geweest. De<br />

betrokken adviseur was niet meer werkzaam bij het kantoor en er<br />

waren geen gespreksnotities of offertes bewaard. Na diepgaand overleg<br />

met de directie kwam ik noodgedwongen tot het oordeel dat niet valide<br />

was beargumenteerd waarom het advies van de voormalige adviseur<br />

gerechtvaardigd zou zijn. Nadat ik vervolgens de lucht tussen de klager<br />

en zijn nieuwe verzekeringsadviseur zo goed mogelijk had geklaard en<br />

nadat de adviseur een groot deel van de al uitgekeerde provisie had<br />

afgestaan, verklaarde de nieuwe verzekeraar zich alsnog bereid om met


terugwerkende kracht tot de ingangsdatum een bijna even hoge garantie<br />

in de polis op te nemen.<br />

Op welke schaal worden verzekeringnemers door de bedrijfstak<br />

benaderd om bestaande verzekeringen over te sluiten? Ik heb daar<br />

geen cijfers over, maar ik vermoed dat dit wel door een bepaalde<br />

categorie adviseurs op grote schaal is en wordt nagestreefd. Het zal<br />

bovendien niemand zijn ontgaan dat het bijvoorbeeld op de<br />

hypotheekmarkt aan de orde van de dag is. Ook daar staren veel<br />

consumenten zich blind op een lager rentepercentage, terwijl zij het<br />

verlies door voortijdige beëindiging van de (spaar)verzekering bij de<br />

hypotheek niet zien. Eventuele problemen bij de medische acceptatie<br />

laat ik dan nog onbesproken.<br />

3.5 Medische acceptatie<br />

Zorgplicht is: een fair acceptatiebeleid<br />

Een verzekeraar is vrij om naar eigen inzicht te beoordelen of hij een<br />

verzekering wel of niet of onder bijzondere voorwaarden zal<br />

aangaan. Hij mag zich daarbij door eigen opvattingen over de<br />

waardering van het risico laten leiden. Ook kunnen zich graduele<br />

verschillen voordoen in de beoordeling door de adviserend<br />

geneeskundige en in het bedrijfsbeleid van de verzekeraar (onder<br />

meer beïnvloed door de portefeuillesamenstelling, eigen<br />

ervaringsfactoren, tariefstelling, winstcapaciteit en dergelijke).<br />

Uiteraard kan ik een verzekeraar niet dwingen om tegen zijn zin of<br />

in strijd met zijn bedrijfsbeleid een verzekeringsovereenkomst aan te<br />

gaan en kan ik ook zijn acceptatiebeleid, behalve in uitzonderlijke<br />

gevallen, niet toetsen. Wel ben ik bevoegd na te gaan of een<br />

omstreden acceptatiebeslissing op basis van voldoende gegevens is<br />

genomen en of deze op de juiste wijze zijn geïnterpreteerd. Bij de<br />

beoordeling van aangeboden risico’s behoren verzekeraars hun<br />

kandidaat-verzekerden immers voldoende recht te doen.<br />

Bij de acceptatie van een overlijdensrisicoverzekering kan<br />

onderscheid worden gemaakt tussen de zogenoemde klinische<br />

gezondheidstoestand (op het moment van de beoordeling) en<br />

levensverzekeringen<br />

22<br />

statistische gezondheidstoestand. Hierbij kunnen naast de<br />

individuele medische voorgeschiedenis ook algemeen medische en<br />

ervaringsfactoren de acceptatie van een risico beïnvloeden. Een<br />

kandidaat-verzekerde kan op het moment van de beoordeling<br />

klinisch gezond zijn, maar de verzekeraar kan toch medischstatistisch<br />

een verhoogd risico aanwezig achten, gelet op een eerdere<br />

ziekte of aandoening en de omstandigheden daarbij. Toepassing van<br />

een premieverhoging bijvoorbeeld staat dus niet gelijk aan een<br />

ongunstige beoordeling van de gezondheidstoestand. Evenmin is het<br />

zo dat de maatschappij strikt individueel een hogere sterftekans<br />

aanwezig acht. De ervaring heeft mij geleerd dat deze wijze van<br />

beoordeling, hoe juist die ook moge zijn, erg lastig aan de consument<br />

is uit te leggen.<br />

Een sterftekans op medisch-statistische gronden is gebaseerd op<br />

statistisch onderzoek naar het sterfteverloop van grote aantallen<br />

mensen met een bepaalde ziekte of aandoening. Blijkt het<br />

sterfteverloop ongunstig van het normale verloop af te wijken, dan is<br />

er een verhoogde sterftekans. Een maatschappij zal verzekerden met<br />

de desbetreffende ziekte of aandoening in beginsel slechts op<br />

bijzondere condities willen aanvaarden. Deze verzekerden worden<br />

dus als het ware in een soort gevarenklasse ingedeeld. Toch is de kans<br />

op eerder overlijden dan normaal, strikt individueel gezien,<br />

uitermate klein. De kans binnen een jaar te overlijden, wordt in<br />

tienden van procenten uitgedrukt. Een verdubbeling of<br />

verdrievoudiging van de verwachte sterftekans verkleint dus de kans<br />

op in leven blijven nauwelijks. Dit verklaart ook de verschillen in<br />

zienswijzen tussen behandelend specialisten en medisch adviseurs<br />

van verzekeraars, wanneer de medisch adviseur op grond van een<br />

mogelijk hogere sterftekans afwijkende condities heeft geadviseerd.<br />

Behandelend specialisten baseren zich veelal op de levenskans en die<br />

is voor de kandidaat-verzekerde nauwelijks lager dan normaal. Een<br />

sterftekans van 150 procent betekent echter voor de maatschappij, op<br />

basis van groepsgewijze beschouwing, dat zij in de tweede groep naar<br />

verwachting 1,5 maal zoveel zal moeten uitkeren als in de eerste<br />

groep. Uiteraard is dit dan van invloed op de premie die de maatschappij<br />

voor een gewenste overlijdensdekking in rekening zal<br />

brengen - de uitkeringen moeten immers uit de betaalde premies<br />

worden voldaan - maar ik benadruk nog eens dat de voorwaarden en<br />

premies van verzekeraars niet tot mijn competentie behoren.


3.6 Transparantie en kostenstructuur<br />

Zorgplicht is: transparantie voor de klant<br />

Fikse kostenpost<br />

Een verzekeringnemer kwam pas enige tijd na de totstandkoming van<br />

de lijfrentepolis tot de ontdekking dat ruim 9 procent op de beschikbare<br />

inleg werd ingehouden. In dit geval ging het om een substantiële<br />

kostenpost van ongeveer 15.000 euro. De betrokken adviseur had er, zo<br />

bleek achteraf, geen of onvoldoende aandacht aan besteed.<br />

Nog steeds laten zowel tussenpersonen als verzekeraars hun cliënten<br />

in de precontractuele fase in het ongewisse over de precieze kosten<br />

die aan het sluiten en voortbestaan van een levensverzekering zijn<br />

verbonden. Veel klagers stellen mij de vraag of dat zo maar is<br />

toegestaan. Ik begrijp uiteraard de onvrede en teleurstelling over de<br />

gang van zaken, maar kan in de regel niets concreets voor de<br />

verzekeringsconsument betekenen. Ik heb immers als Ombudsman<br />

Verzekeringen niet de bevoegdheid om over de tarieven van<br />

maatschappijen te oordelen. Wel hecht ik er grote waarde aan dat<br />

verzekeraars en tussenpersonen hun cliënten goed informeren over<br />

de essentiële kenmerken van aangeboden producten. Helaas is het<br />

zelfs na de invoering van de Financiële Bijsluiter per 1 juli 2002 nog<br />

geen gemeengoed dat de kosten die aan het sluiten en voortbestaan<br />

van een levensverzekering zijn verbonden, expliciet moeten worden<br />

vermeld. Wel is sprake van wettelijke en andere regelgeving die<br />

voorschrijft dat de verzekeringsconsument daar in elk geval indirect<br />

over wordt geïnformeerd. Ook is voor tussenpersonen, met ingang<br />

van 1 augustus 1999, de verdientermijn van afsluitprovisie van vijf<br />

naar tien jaar verlengd en is een voorzichtig begin gemaakt met de<br />

invoering, ook voor levensverzekeringen, van het systeem van<br />

doorlopende provisie. Overigens is mij opgevallen dat in ieder geval<br />

één verzekeraar deze verbetering langzaam terugdraait, hoogstwaarschijnlijk<br />

onder druk vanuit de markt, en bij nieuwe producten<br />

weer een veel kortere verdienperiode van de afsluitprovisie hanteert.<br />

Ik benadruk dat deze ontwikkeling in het nadeel van de consument<br />

kan zijn. Voor 1 augustus 1999 was het gebruikelijk om de kosten die<br />

een verzekeraar voor het sluiten en uitvoeren van een levensverzekeringsovereenkomst<br />

rekent, slechts terloops te melden.<br />

levensverzekeringen<br />

23<br />

Voorlichting over deze soms aanzienlijke eerste kosten is bij<br />

verzekeraars en tussenpersonen, ondanks alle regelgeving en<br />

zelfregulering, nog steeds een teer punt. De verkoop van levens- en<br />

pensioenverzekeringen op basis van de prijs/prestatieverhouding bij<br />

volledige nakoming van de overeenkomst, heeft in de praktijk nog<br />

steeds de voorkeur. Veel klachten illustreren dit. De ervaring leert<br />

daarnaast dat de uitgangspunten van offertes, die in het verkoopgesprek<br />

meestal een prominente rol spelen, soms afwijken van de<br />

voorschriften die de Autoriteit Financiële Markten ten aanzien van<br />

de Financiële Bijsluiter heeft opgesteld. Wellicht kan de Autoriteit<br />

Financiële Markten deze ervaring in de evaluatie van de Financiële<br />

Bijsluiter laten meewegen.<br />

Een bijzondere kostenstructuur betreft de tijdelijke overlijdensrisicoverzekering<br />

naast een spaarkasovereenkomst. Bij een spaarkasovereenkomst<br />

gaat de inleg verloren in het geval de verzekerde<br />

voortijdig overlijdt. Deze zogeheten sterftewinst wordt onder de<br />

andere deelnemers verdeeld. Omdat dit het beleggen in spaarkasovereenkomsten<br />

onaantrekkelijk zou maken, wordt in Nederland<br />

naast de spaarkasovereenkomst altijd een tijdelijke, stijgende<br />

overlijdensrisicoverzekering gesloten. Deze voorziet in een uitkering<br />

in het geval de verzekerde voortijdig overlijdt. De spaarkasovereenkomst<br />

bestaat dus eigenlijk uit twee overeenkomsten: de feitelijke<br />

spaarkasovereenkomst (die alleen uitkeert wanneer de verzekerde op<br />

de einddatum in leven is) en de overlijdensrisicoverzekering (die in<br />

een uitkering voorziet wanneer de verzekerde voortijdig overlijdt).<br />

Deze constructie werd in het verleden meestal wel in de voorwaarden<br />

bij de overeenkomst gemeld, maar ik ben met mijn voorgangers van<br />

mening dat het zorgvuldiger was geweest wanneer de verdeling<br />

tussen jaarkasstorting en verzekeringspremie ook in de polis of het<br />

certificaat duidelijk was aangegeven. Dit is echter pas sinds 1994<br />

wettelijk verplicht. Een enkele verzekeraar is er overigens pas na de<br />

aanpassing van de Regeling informatieverstrekking aan verzekeringnemers<br />

in 1998 toe overgegaan. In <strong>2003</strong> heb ik moeten constateren<br />

dat een verzekeraar deze splitsing wel in de Financiële Bijsluiter had<br />

opgenomen, maar niet duidelijk in het spaarcertificaat. Na overleg<br />

heeft de maatschappij toegezegd dit te zullen herstellen.


3.7 Afkoop van verpande levensverzekeringen<br />

Zorgplicht is: aan iedereen recht doen<br />

Financiers hebben het hypotheekrecht als een van hun belangrijkste<br />

zekerheden. Daarnaast kunnen zij ook andere zakelijke of<br />

persoonlijke zekerheden bedingen. Zakelijke zekerheden bieden de<br />

mogelijkheid om zich te verhalen op de opbrengst van een specifiek<br />

vermogensbestanddeel, bijvoorbeeld de woning. Persoonlijke<br />

zekerheden bieden de mogelijkheid om zich te verhalen op het hele<br />

vermogen van degene die de zekerheid heeft verleend, bijvoorbeeld<br />

door borg of garantie. Zakelijke zekerheden hebben een hoge<br />

voorrang. In dat geval komt de opbrengst van het desbetreffende<br />

vermogensbestanddeel allereerst bij de zekerheidsgerechtigde terecht,<br />

in de regel de bank. Financiers hebben bovendien het pandrecht.<br />

Bij woningfinanciering wil de crediteur (de hypotheekbank) vaak<br />

een extra zekerheid hebben in de vorm van een polis van levensverzekering<br />

die aan hem zal worden verpand. Na die verpanding, in<br />

een akte, wordt de polis in principe aan de financier overhandigd,<br />

waarbij een aantekening op de polis wordt geplaatst. De financier<br />

zorgt ervoor dat hij de eerste begunstigde wordt, meestal tot het<br />

bedrag van zijn vordering, waarbij voor een eventueel restant de<br />

oorspronkelijke begunstiging in stand wordt gelaten. Na complete<br />

aflossing van de lening kan de verpanding worden beëindigd. De<br />

casus hierna betreft een dergelijke verpanding.<br />

Afgekocht of niet?<br />

Een verzekerde verzocht zijn verzekeraar om afkoop van een verpande<br />

levensverzekering. De maatschappij reageerde daarop door een voorlopige<br />

afkoopwaarde op te geven en gaf erbij aan, dat de polis alleen<br />

met toestemming van de pandhouder kon worden beëindigd. Voor een<br />

en ander in gang kon worden gezet, overleed de verzekerde en verzocht<br />

de weduwe om uitbetaling van het verzekerd kapitaal, te weten 57.000<br />

euro. De verzekeraar reageerde echter negatief. De weduwe kon slechts<br />

aanspraak maken op de beschikbare afkoopwaarde, te weten 860 euro.<br />

Volgens de verzekeraar had de afkoop weliswaar nog niet plaatsgevonden,<br />

mede doordat de pandhouder nog niet had toegestemd, maar<br />

was het desbetreffende afkoopverzoek verzekeringstechnisch al wel een<br />

feit. De betrokken assurantietussenpersoon deed zijn uiterste best om de<br />

levensverzekeringen<br />

24<br />

verzekeraar op andere gedachten te brengen, maar omdat deze bij zijn<br />

standpunt bleef, werd de zaak aan mij voorgelegd. De argumentatie van<br />

de verzekeraar kon mij niet overtuigen. Om te beginnen ontbrak een<br />

door de verzekeringnemer ondertekend afkoopverzoek. Daarnaast was<br />

niet vast komen te staan dat de pandhouder, een hypotheekbank,<br />

toestemming zou hebben gegeven om de polis te beëindigen.<br />

Die toestemming is vanzelfsprekend onontbeerlijk, omdat anders de<br />

beschermende werking van het pandrecht in mijn ogen volstrekt illusoir<br />

zou zijn. De verzekeraar zou dan puur op verzoek van de verzekerde om<br />

tot afkoop over te gaan, het oorspronkelijk verzekerd kapitaal tot de<br />

afkoopwaarde kunnen verminderen. Dit stemt natuurlijk niet overeen<br />

met de gerechtvaardigde verwachtingen van de pandhouder in het<br />

kader van een zekerheidsstelling. Nadat ik de verzekeraar hierop had<br />

gewezen, keerde deze alsnog het overlijdenskapitaal uit. Waarom stelde<br />

deze verzekeraar zich zo halsstarrig tegenover de weduwe en haar<br />

adviseur op? Waarom keerde hij pas na mijn tussenkomst, en toen<br />

zonder diepgaande discussie, het verzekerde bedrag uit? In het kader<br />

van de zorgplicht die op verzekeraars rust, mag men zich dit afvragen.<br />

Hadden de nabestaanden zich bij het eerste, onjuiste besluit van de<br />

verzekeraar neergelegd, dan hadden zij lelijk in de kou gestaan.<br />

3.8 Teleurstellende opbrengsten van<br />

spaarkasovereenkomsten<br />

Zorgplicht is: duidelijk zijn over risico’s<br />

Uit het feit dat mij regelmatig wordt gevraagd hoe het mogelijk is dat<br />

de waarde van een spaarkasovereenkomst zo drastisch kon dalen,<br />

blijkt dat er een groot verschil bestaat tussen de uiteindelijke<br />

opbrengst van de spaarkasovereenkomst en de verwachtingen van de<br />

verzekeringnemer daaromtrent bij het aangaan en tijdens de looptijd<br />

ervan. Om te beginnen is niet iedere verzekeringnemer zich ervan<br />

bewust dat niet zijn hele inleg voor vermogensvorming in aanmerking<br />

komt (doordat kosten en verzekeringspremie daarop in mindering<br />

werden gebracht; zie ook paragraaf 3.6 Transparantie en kostenstructuur),<br />

maar daarnaast is er natuurlijk sprake van een wereldwijd<br />

probleem. Sinds 2000 hebben de aandelenbeurzen een sterk dalende<br />

lijn laten zien en dit is natuurlijk onvermijdelijk van invloed op de


waardeontwikkeling van beleggingsverzekeringen en spaarkasovereenkomsten.<br />

De spaarkasovereenkomsten die zo’n twaalf jaar geleden<br />

in grote getale zijn afgesloten, zijn in <strong>2003</strong> tot expiratie gekomen. De<br />

eindopbrengst heeft menig deelnemer teleurgesteld. Polishouders<br />

maken - begrijpelijk, maar mijns inziens niet terecht - vaak snel de<br />

vergelijking tussen het eindkapitaal en de totaal ingelegde premie en<br />

vragen zich dan af of een spaarrekening niet beter zou hebben uitgepakt.<br />

Naar mijn mening is dit niet opportuun. Ik moet ervan uitgaan<br />

dat de verzekeringnemer, al dan niet door verzekeraar of tussenpersoon<br />

aldus geadviseerd, in de regel bewust voor een verzekering<br />

op beleggingsbasis heeft gekozen. Bovendien is het een algemeen<br />

aanvaarde stelling dat het beleggen in aandelen wel degelijk de kans<br />

biedt op een beter rendement dan een spaarrekening. Men mag dan<br />

echter niet uit het oog verliezen dat het instapmoment en het<br />

uitstapmoment van doorslaggevende betekenis op het eindresultaat<br />

zijn. Achteraf bezien was het bijvoorbeeld aantrekkelijker geweest als<br />

men een paar jaar eerder met de spaarkasovereenkomst was<br />

begonnen, want de zaken hadden er dan ongetwijfeld anders uitgezien.<br />

Deze onzekerheid echter is inherent aan het beleggen.<br />

Bovendien zijn er natuurlijk heel andere fiscale spelregels op het<br />

gesloten product van toepassing geweest dan op spaarrekeningen<br />

(bijvoorbeeld tot voor kort de belastingvrije uitkering).<br />

Ik neem aan dat alle verzekeraars door de beursontwikkelingen zijn<br />

getroffen. Zij zijn er echter met wisselend succes in geslaagd hun<br />

cliënten ervan te overtuigen dat het beursklimaat de zaak geen goed<br />

heeft gedaan. De communicatie voorafgaand aan de expiratie,<br />

evenals het beleggingsbeleid, lijkt mij belangrijk geweest bij het<br />

kunnen accepteren van de teleurstellende opbrengst. Enige relativering<br />

door verzekerden is mijns inziens op zijn plaats, omdat ik meen<br />

dat het eindkapitaal bijna altijd op iets minder of meer dan de totaal<br />

ingelegde premie is uitgekomen. Dit staat weliswaar in schril contrast<br />

met de prognoses bij de aanvang en tijdens de looptijd, maar het is<br />

minder teleurstellend dan veel andere polishouders hebben ondervonden.<br />

Deze leden soms een aanzienlijke schade doordat zij voor<br />

een risicovolle beleggingsvorm en een beperkte beleggingshorizon<br />

hadden gekozen. 1 Ook nog in <strong>2003</strong> heb ik waarden die over een<br />

langere periode zorgvuldig waren opgebouwd, in zeer korte tijd zien<br />

verdampen.<br />

levensverzekeringen<br />

25<br />

Het valt wel mee<br />

Ondanks de ontwikkelingen op de beurs bleef een verzekeraar zijn<br />

polishouders, zelfs tot enkele maanden voor de expiratiedatum, met<br />

optimistische eindprognoses benaderen. Bij de betrokkenen ontstond op<br />

die manier de gedachte dat het allemaal wel zou meevallen. Ik kon mij<br />

dat goed voorstellen. Helaas kregen zij geen gelijk.<br />

3.9 Tussentijdse verlagingen van ingegane lijfrenten<br />

op beleggingseenheden<br />

Zorgplicht is: de zaken niet te rooskleurig voorstellen<br />

De eigen verantwoordelijkheid van de verzekeringsconsument geldt<br />

ook ten aanzien van de tussentijdse verlagingen van ingegane<br />

lijfrenten op beleggingseenheden. Steeds minder verzekeringnemers<br />

willen op het moment van expiratie, vanwege de lage rentestand, het<br />

beschikbare kapitaal voor een traditionele lijfrente aanwenden, dus<br />

met een periodieke uitkering die tijdens de looptijd vaststaat en<br />

gegarandeerd is. Steeds vaker kiezen zij voor een product waarbij de<br />

lijfrente afhangt van de waardeontwikkeling van de beleggingsfondsen<br />

die aan de polis zijn verbonden. Uitkeringsgerechtigden die<br />

hierbij voor fondsen kiezen die hoofdzakelijk uit aandelen bestaan,<br />

gaan zonder twijfel een behoorlijk risico aan. Velen, zo blijkt uit<br />

ingediende klachten, realiseren zich dit onvoldoende. Ook blijkt dat<br />

verzekeraars bij de vaststelling van de lijfrentetermijn in principe<br />

steeds een rendement van 8 procent per jaar hebben verondersteld.<br />

Dit leidde vanzelfsprekend tot een zeer aantrekkelijk voorstel,<br />

vergeleken met de offerte voor een gegarandeerde uitkering aan de<br />

hand van de sinds enkele jaren lage marktrente. In de voorwaarden<br />

die van toepassing zijn, is bepaald dat de verzekeraar zich het recht<br />

voorbehoudt om na verloop van tijd (meestal drie tot vijf jaar) de<br />

hoogte van de lijfrentetermijn aan de hand van het werkelijk<br />

behaalde rendement te herberekenen. Daarnaast is bepaald dat de<br />

verzekeraar de mogelijkheid heeft om in een eerder stadium tot<br />

aanpassing van de uitkering over te gaan, wanneer de waardeontwikkeling<br />

van het depot hiertoe aanleiding geeft. Dit scenario<br />

1 Zie ook het <strong>Jaarverslag</strong> 2002, pagina 25-27.


heeft zich door de beursontwikkeling veel eerder voorgedaan dan<br />

velen hadden verwacht. Betrokken uitkeringsgerechtigden werden<br />

onverwacht met de mededeling van de verzekeraar geconfronteerd<br />

dat de hoogte van de lijfrente-uitkering fors moest worden verminderd,<br />

soms zelfs met 70 procent. Ik heb de indruk dat veel<br />

uitkeringsgerechtigden hebben verondersteld dat de rekenrente van<br />

8 procent min of meer een garantie was, waarbij de uitkering pas op<br />

de herzieningsdatum (in beperkte mate) zou worden aangepast.<br />

Bovendien trof ik in een aantal offertes een rekenvoorbeeld aan van<br />

de nieuwe lijfrentetermijn op basis van een rekenrente van 1 procent<br />

meer of minder, hetgeen mijns inziens een wel erg optimistische<br />

inschatting van de desbetreffende maatschappij was. Naar mijn<br />

mening was dit geen zorgvuldige benadering van de materie en<br />

werden de zaken mooier voorgesteld dan gepast was. Toch mag ook<br />

van consumenten worden verwacht, dat zij weten dat de praktijk niet<br />

altijd even rooskleurig is en dat beleggingsresultaten veel meer<br />

kunnen fluctueren dan binnen een bandbreedte van 1 procent.<br />

Ik stel vast dat veel verzekeringsconsumenten in de euforie die enkele<br />

jaren geleden onder beleggers heerste, een beleggingslijfrente hebben<br />

aangekocht. Daardoor hebben zij in de beginjaren een erg hoge<br />

uitkering genoten. Het gevolg is ook, nu de waarde in het depot<br />

drastisch is gedaald, dat verzekeraars de uitkering eerder dan<br />

verwacht moeten aanpassen om de continuïteit van de levenslange<br />

uitkering te kunnen garanderen. Dit is vervelend voor de betrokken<br />

polishouder, maar inherent aan de destijds gemaakte keuze.<br />

3.10 Van traditionele garantieverzekeringen naar<br />

beleggingsverzekeringen<br />

Zorgplicht is: goed rentmeesterschap<br />

levensverzekeringen<br />

26<br />

duren, dient duidelijk te worden aangegeven dat de te behalen<br />

rendementen bij relatief korte verzekeringsduren meer kunnen<br />

fluctueren dan bij relatief lange(re) verzekeringsduren.” De toenmalige<br />

Toetsingscommissie was van mening dat al bij een beleggingshorizon<br />

van negen jaar van een relatief korte verzekeringsduur moest<br />

worden gesproken. Het gaat in dit kader om de zorgplicht die verzekeraars<br />

als financiële instellingen jegens hun klanten in acht hebben<br />

te nemen. Dit betreft vooral consumenten in de particuliere sfeer, die<br />

niet een bijzondere deskundigheid op het betrokken terrein hebben.<br />

Die zorgplicht gaat mijns inziens verder dan de normale zorgvuldigheid<br />

in het maatschappelijk verkeer.<br />

‘Maximale zekerheid’<br />

Eind 1999 stelde een verzekeraar een groot aantal van zijn polishouders<br />

met een traditionele garantieverzekering voor om deze in een beleggingsverzekering<br />

om te zetten. De verzekeringnemers konden de<br />

conversiewaarde in één of meer beleggingsfondsen inbrengen, alle met<br />

verschillende risicoprofielen en rendementsverwachtingen. Het voorstel<br />

had een erg wervend karakter - “U combineert het bouwen aan een<br />

aantrekkelijk kapitaal met maximale zekerheid voor later en nu”, zo<br />

stond in het voorlichtingsmateriaal - en dit had alles met het eigen<br />

enthousiasme voor het nieuwe product te maken. Uiteindelijk echter<br />

konden de verwachtingen niet worden waargemaakt. De expiratie van<br />

de beleggingspolissen leidde tot veel teleurstelling bij de betrokkenen. De<br />

uitkering bleek substantieel lager dan het in 1999 nog opgebouwde<br />

garantiekapitaal. De verzekeraar had indertijd besloten om alleen<br />

polishouders met een nog resterende looptijd van minder dan een jaar<br />

buiten de actie te houden. Ik vond deze grens niet realistisch en ook de<br />

verzekeraar moest toegeven dat het genomen besluit ongelukkig was. In<br />

mijn ogen had de verzekeraar, als de meest deskundige partij, de<br />

verzekeringnemers met een relatief korte beleggingshorizon (en dus niet<br />

alleen degenen met nog slechts een jaar te gaan) tegen zichzelf in<br />

bescherming moeten nemen. Hij had hen buiten deze grootschalige actie<br />

moeten houden. Bovendien tilde ik er zwaar aan dat de aanbieding om<br />

te switchen enkel en alleen van de verzekeraar was uitgegaan én zeer<br />

wervend van karakter was. De verzekeraar gaf aan dat hij zo’n<br />

conversie voortaan anders zal aanpakken, een langere beleggingshorizon<br />

Iedere verzekeraar weet dat voor beleggen in aandelen een ruime<br />

horizon moet worden genomen. Beleggingsdeskundigen gaan uit van<br />

een periode van ten minste zeven tot negen jaar. Bovendien stelde de<br />

Code Rendement en Risico 2 : “In de communicatie naar de consument<br />

over levensverzekeringen of spaarkasovereenkomsten met<br />

beleggingsrisico, waarbij sprake is van relatief korte verzekerings- 2 Versie 1998-1999, hoofdstuk II, artikel 08.


zal aanhouden en verzekeringnemers met een nog korte looptijd<br />

omzetting naar een garantiefonds zal aanraden. De verzekeraar zei zich<br />

ervan bewust te zijn dat hij in de precontractuele fase wellicht<br />

verwachtingen had gewekt, maar ook dat hij zich in zijn ogen aan de<br />

wettelijke voorschriften en de Code Rendement en Risico had gehouden.<br />

De verzekeraar stelde uiteindelijk de polishouders voor om bij een<br />

expiratie binnen drie jaar na omzetting ten minste de gegarandeerde<br />

waarde (of de dan eventueel hogere waarde) uit te keren en om<br />

vervolgens bij een expiratie binnen zeven jaar een staffel te hanteren,<br />

aflopend van 90 tot 60 procent van de gegarandeerde waarde. Ik<br />

complimenteer deze verzekeraar voor de wijze waarop hij met deze<br />

weerbarstige materie is omgegaan.<br />

3.11 Natura-uitvaartverzekeringen<br />

Zorgplicht is: begrip en soms coulance<br />

De lage aandelenkoersen hebben ook tot slinkende reserves bij de<br />

natura-uitvaartverzekeraars geleid. Deze moesten daardoor hun<br />

winst- en verliesrekeningen over 2002 met een miljoenenverlies<br />

afsluiten. De klachten in 2002 over substantiële premieverhogingen,<br />

van soms wel honderd procent, bleken slechts de voorboden van een<br />

werkelijke stroom min of meer gelijkluidende klachten. Deze<br />

premieverhogingen waren overigens niet alleen vanwege de negatieve<br />

beleggingsresultaten noodzakelijk, maar ook vanwege de opnieuw<br />

gestegen uitvaartkosten. Voor de financiering van deze lasten in een<br />

relatief korte periode, hetgeen doorgaans het geval is bij oudere<br />

verzekerden met een contract waarvan de einddatum van de premiebetaling<br />

nadert, was vaak een premieverhoging van circa honderd<br />

procent nodig. Dit was een bittere pil voor een groep consumenten<br />

die vaak in een minder riante financiële positie verkeren. Tientallen<br />

verzekerden schreven mij dan ook in het verslagjaar met doorgaans<br />

grote verontwaardiging over de toegepaste verhogingen. Het aantal<br />

klachten is wellicht nog beperkt gebleven doordat betrokken maatschappijen<br />

de noodzaak en de rechtvaardiging van de premieverhogingen<br />

duidelijk hebben uitgelegd. Eén verzekeraar deed dit zelfs in<br />

een speciale brochure hierover. Bezorgde polishouders vroegen zich<br />

niettemin af in hoeverre een dergelijke premieverhoging was toege-<br />

levensverzekeringen<br />

27<br />

staan en of men niet van wanbeleid ten aanzien van de beleggingen<br />

kon spreken.<br />

Vier keer betaald<br />

De Nederlandse Vereniging ter Bevordering van het Levensverzekeringswezen,<br />

een rechtsvoorganger van het Verbond van Verzekeraars,<br />

adviseerde haar leden in 1971 om verzekerden bij het bereiken van de<br />

grens van tweemaal het verzekerde bedrag niet langer premie voor zogenoemde<br />

volksverzekeringen te laten betalen. Levensverzekeraars volgden<br />

in het algemeen deze aanbeveling. Hoewel natura-uitvaartverzekeraars<br />

geen levensverzekeraars zijn, bleek dit toch een goed argument toen<br />

bleek dat een hoogbejaarde verzekerde op een levenslang premiebetalend<br />

contract inmiddels bijna viermaal het verzekerd bedrag van haar<br />

oude natura-uitvaartpolis aan premies had afgedragen.<br />

De maatschappij toonde zich bereid om het gedeelte van het premiebedrag<br />

dat boven tweemaal het verzekerde bedrag lag, aan haar te<br />

restitueren. Het betrof een bedrag van 868 euro.<br />

Toch de helft<br />

Een natura-uitvaartverzekering was op onduidelijke wijze totstandgekomen<br />

en binnen twee jaar hierna overleed de verzekerde. De verzekeraar<br />

stelde een onderzoek in naar mogelijke verzwijging (artikel 251<br />

WvK). Een buitendienstmedewerker van de maatschappij bracht een<br />

bezoek aan de bejaarde moeder van de overledene. Daarbij bleek dat de<br />

handtekening van haar zoon niet onder het aanvraagformulier was<br />

geplaatst. De nabestaanden weigerden verder elk onderzoek naar de<br />

omstandigheden van het overlijden en dus weigerde de maatschappij<br />

aanvankelijk om iets voor hen te willen doen. Uiteindelijk was de<br />

verzekeraar het met mij eens dat de wijze waarop het contract was<br />

gesloten, merkwaardig kon worden genoemd. De verzekeraar toonde<br />

zich bereid 1.800 euro (50 procent van de waarde van het pakket) uit te<br />

keren.


4 Schadeverzekeringen<br />

4.1 Aansprakelijkheidsverzekeringen<br />

Zorgplicht is: zorgvuldigheid bij de schadeafwikkeling<br />

Zorgplicht is ook aan de orde bij de afwikkeling van schadeclaims.<br />

Afwijzingen mogen niet op veronderstellingen worden gebouwd -<br />

zonodig moet goed onderzoek worden gedaan. Een motivering van<br />

het standpunt is essentieel. De lichtvaardige afwijzing van aansprakelijkheidsclaims<br />

na de storm op 27 oktober 2002, gebaseerd op een<br />

onvoldoende onderbouwd beroep op overmacht, stond mijns inziens<br />

haaks op die zorgplicht. De genoemde storm veroorzaakte veel<br />

materiële schade. Een deel daarvan, namelijk wanneer door rondvliegende<br />

delen van gebouwen of losse voorwerpen schade aan<br />

eigendommen van anderen was berokkend, werd op polissen van<br />

aansprakelijkheidsverzekering geclaimd. Mij bereikten diverse<br />

klachten over de afwijzing van deze claims. De aansprakelijkheidsverzekeraars<br />

beriepen zich daarbij op overmacht: in geval van overmacht<br />

is de veroorzaker van de schade niet aansprakelijk, omdat zijn<br />

handelen of nalaten geen onrechtmatige gedraging oplevert. Het feit<br />

dat het op die dag in Nederland flink had gestormd, vond ik echter<br />

op zichzelf onvoldoende motivering voor de afwijzing van alle aansprakelijkheidsclaims<br />

waarbij de harde wind een rol had gespeeld.<br />

Overmacht door storm? Vijf voorbeelden<br />

• Van een bedrijfspand waaiden dakpannen op een auto. De claim werd<br />

terecht afgewezen. Ter plaatse kwamen windvlagen met orkaankracht<br />

voor, dat wil zeggen windkracht 12, en het dak verkeerde in goede staat<br />

van onderhoud.<br />

• Van een appartementencomplex waaide een balkonpaneel op een<br />

auto. De schade werd op de aansprakelijkheidsverzekering van de<br />

Vereniging van Eigenaren geclaimd. De claim werd aanvankelijk zonder<br />

nader onderzoek afgewezen, met een beroep op de storm. Later bleek<br />

ook uit het overzicht van het KNMI dat ter plaatse windkracht 12 was<br />

gemeten. De tussenpersoon was tevens als makelaar in onroerend goed<br />

bij de bouw van het complex betrokken geweest en kende de onderhoudstoestand<br />

van het pand goed. Coulancehalve werd de helft van de<br />

schadeverzekeringen<br />

29<br />

schade vergoed. De eigenaar van de auto ging daarmee akkoord.<br />

• Van een huurwoning waaide een dakpan op de auto van de huurder.<br />

De claim werd met een beroep op de storm aanvankelijk afgewezen. Pas<br />

nadat hiertegen bezwaar was aangetekend, werd het weerrapport van<br />

de regio opgevraagd. Daaruit bleek dat op het moment van de schade<br />

sprake was van windkracht 9, met uitschieters tot windkracht 11. Mede<br />

gezien het feit dat in de omgeving niet meer schade was ontstaan, werd<br />

de autoschade alsnog vergoed.<br />

• Twee grote coniferen waaiden om in de tuin van de buren. Er ontstond<br />

discussie over de toestand van de bomen voor het omwaaien. Bij het<br />

bezoek door de expert waren de bomen al opgeruimd. Het wortelstelsel<br />

werd niet geïnspecteerd. De schade werd alsnog coulancehalve vergoed.<br />

• Een tak van een boom waaide op de woning van de buren. Het pand<br />

was tegen stormschade verzekerd, maar het eigen risico werd bij de<br />

eigenaar van de boom geclaimd. Diens verzekeraar kon aantonen dat de<br />

boom in goede staat verkeerde. In de buurt werden windstoten gemeten<br />

boven windkracht 12. Dat leverde overmacht op en de verzekeraar bleef<br />

daarom bij zijn afwijzing.<br />

Aangezien het in Nederland regelmatig stormt, moeten gebouwen in<br />

Nederland daartegen bestand zijn, maar dat ligt anders bij extreme<br />

windkracht, zoals een orkaan (windkracht 12). In ieder geval mag<br />

de consument van zijn verzekeraar verlangen dat deze bij een<br />

meteorologisch bureau informatie inwint over de windkracht ter<br />

plaatse op het tijdstip van het ontstaan van de schade. De eventuele<br />

afwijzing kan dan goed worden toegelicht, zoals de Gedragscode<br />

Verzekeraars ook vereist. Een enkel beroep op overmacht is onvoldoende<br />

en wekt onbegrip op, zowel bij de schadelijdende partij als<br />

bij de verzekerde op de aansprakelijkheidspolis. In enkele van de<br />

voorgelegde gevallen moest de verzekeraar erkennen dat onvoldoende<br />

aandacht aan de plaatselijke omstandigheden was besteed of dat<br />

de afwijzing niet behoorlijk was gemotiveerd. Dit leidde dan tot het<br />

alsnog inschakelen van een expert of het alsnog vergoeden van de<br />

schade of een deel daarvan.


4.2 Inkomensverzekeringen<br />

4.2.1 Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen<br />

Zorgplicht is: voorkomen dat de klant onverzekerd is<br />

Verzekeraars moeten voorkomen dat verzekerden onbewust of<br />

ongewild niet verzekerd zijn. Zorgplicht komt tot zijn recht in<br />

heldere situaties en relaties. Helderheid ten aanzien van wat partijen<br />

zijn overeengekomen, is even essentieel als duidelijkheid over en<br />

weer wat de behoeften en de mogelijkheden van partijen zijn. In dit<br />

verband blijft de interpretatie van het begrip verzekerbaar belang een<br />

heikel onderwerp. Doordat het begrip vaak al naar gelang de<br />

financiële belangen van de contractpartners wordt ingevuld, zijn<br />

zowel in de vakliteratuur als in de jurisprudentie door de jaren heen<br />

geregeld geschillen over dit onderwerp naar voren komen. Het<br />

uitgangspunt is eenvoudig. Het verzekerbaar belang is niet alleen het<br />

arbeidsvermogen van een verzekerde en ook niet alleen zijn<br />

inkomen, maar de combinatie van deze twee factoren, dus het<br />

inkomen dat door arbeid kan worden verkregen. Toch blijven er na<br />

deze vaststelling nog vragen onbeantwoord. Leidt bijvoorbeeld een<br />

faillissement, een bedrijfsbeëindiging, een onvrijwillige beëindiging<br />

van het dienstverband of een wijziging van de organisatiestructuur<br />

tot het verval van het verzekerbaar belang? En behoort toekomstig<br />

inkomen tot een verzekerbaar belang? Het is niet aan mij om deze<br />

vragen te beantwoorden - hier ligt een taak voor de bedrijfstak. Wel<br />

wil ik in ieder geval de kaders aangeven waarbinnen het verzekerbaar<br />

belang zich mijns inziens dient te bewegen. Ongetwijfeld zullen zich<br />

verschillen van mening blijven voordoen, maar zonder enig<br />

raamwerk blijft een te vrije uitleg door contractanten mogelijk.<br />

Verzekerbaar belang?<br />

De directeur-aandeelhouder van zijn eigen besloten vennootschap had<br />

een arbeidsongeschiktheidsverzekering gesloten waarop hij de enige<br />

verzekerde was. In november 1993 raakte hij arbeidsongeschikt. De<br />

verzekeraar weigerde tot uitkering over te gaan, omdat volgens hem het<br />

verzekerbaar belang was komen te vervallen. Omdat de verzekerde sinds<br />

1991 vrijwel geen inkomen had gehad, heeft de verzekeraar de overeenkomst<br />

alsnog per 1 januari 1991 geroyeerd. De verzekerde stelde primair<br />

schadeverzekeringen 30<br />

dat het een sommenverzekering betrof en dat het ontvangen inkomen<br />

niet van belang was. Subsidiair stelde hij dat de verzekering tot verzekering<br />

van verdiencapaciteit strekte. Meer subsidiair betwistte hij dat van<br />

een verzekerbaar belang geen sprake zou zijn. De rechtbank wees de<br />

vordering van de verzekerde af en het Hof bekrachtigde dit vonnis. Aan<br />

de Hoge Raad werden twee vragen ter beoordeling voorgelegd:<br />

1) is er sprake van een schade- of een sommenverzekering? en<br />

2) is er sprake van een verzekerbaar belang?<br />

In een tussenarrest had het Hof vastgesteld dat de verzekering, gegeven<br />

de omstandigheden, redelijkerwijs moet worden opgevat als een schadeverzekering,<br />

in die zin dat de uitkeringen ingevolge deze verzekering<br />

mede zijn gebaseerd op het arbeidsinkomen en dat de verzekering strekt<br />

tot schadeloosstelling door derving van inkomen ten gevolge van<br />

arbeidsongeschiktheid (werkelijk geleden schade).<br />

Dit betekent dat de verzekerde in elk geval ten tijde van de ingangsdatum<br />

van zijn arbeidsongeschiktheid een verzekerbaar belang moest<br />

hebben als bedoeld in art. 250 jo. 268 K. De Hoge Raad sluit zich<br />

hierbij aan en stelt voorts dat het Hof bij zijn beoordeling of sprake is<br />

van een verzekerbaar belang, terecht niet bepalend heeft geacht welke<br />

salarisbedragen zijn betaald, maar wel of de verzekerde een reële<br />

vordering op de besloten vennootschap had. 3<br />

Is de juridische discussie over de vraag of een arbeidsongeschiktheidsverzekering<br />

een schade- of sommenverzekering is, nu gesloten?<br />

Volgens de huidige jurisprudentie is een arbeidsongeschiktheidsverzekering<br />

een schadeverzekering. Niet alleen verdiencapaciteit is<br />

verzekerd, maar het werkelijke inkomen uit arbeid. Bij de vraag of er<br />

een verzekerbaar belang is, geldt als uitgangspunt dat er een op geld<br />

waardeerbaar belang moet zijn. De verzekering strekt tot schadeloosstelling<br />

wegens derving van arbeidsinkomsten als gevolg van<br />

arbeidsongeschiktheid. In de beschreven zaak echter slaagde de<br />

verzekerde er niet in om het door het Hof aan hem opgedragen<br />

bewijs te leveren, dat zijn salaris over 1993 in 1997 zou worden<br />

uitbetaald. Volgens het Hof was in 1993 geen sprake van een reële<br />

vordering op de besloten vennootschap en in hoger beroep en in<br />

cassatie werd de vordering afgewezen. Zou het bestaan van een<br />

schriftelijke afspraak met de werkgever, dus de eenmans-B.V., tot een<br />

3 HR 6 juni <strong>2003</strong>, RvdW <strong>2003</strong>,104.


andere uitkomst hebben geleid? De praktijk leert mij in ieder geval<br />

dat het begrip ‘inkomen uit arbeid’ ruim kan worden uitgelegd. Niet<br />

alleen loon of salaris valt daaronder, maar mogelijk ook gegenereerde<br />

winst uit een onderneming, vermogensvermeerdering in een eigen<br />

B.V. (door af te zien van loon of salaris), uitbetaling op grond van<br />

merk- of octrooirechten, provisie, management fee, gebruik van een<br />

dienstauto en toekomstig inkomen. Ook kan het voorkomen dat<br />

gedurende een periode geen feitelijke inkomsten worden genoten,<br />

bijvoorbeeld wanneer het salaris niet wordt uitbetaald. Dit kan<br />

bijvoorbeeld de directeur-grootaandeelhouder van een B.V. betreffen,<br />

tevens verzekerde, die in zo’n periode arbeidsongeschikt kan worden.<br />

Dan is mijns inziens het al dan niet feitelijk genieten van een<br />

inkomen tot op zekere hoogte een kwestie van communicerende<br />

vaten. Als de verzekerde in een periode waarin het met de onderneming<br />

slecht gaat, geen inkomen geniet, dan kan dat immers de<br />

waarde van de vennootschap en de hoogte van de schulden beïnvloeden.<br />

Ook kan dat bij een faillissement van de vennootschap van<br />

invloed zijn op zijn eventuele persoonlijke bestuurdersaansprakelijkheid.<br />

Kortom, het feitelijk genieten van een inkomen is een nogal<br />

betrekkelijk gegeven en ik kan wat dat betreft advocaat-generaal<br />

mr. Spier in zijn mening volgen.<br />

Ook voel ik mij daarin door een uitspraak van de Raad van Toezicht<br />

Verzekeringen gesterkt. 4 In deze zaak, waarin ook sprake was van een<br />

eenmans-B.V., leidde bemiddeling helaas niet tot een oplossing.<br />

Nadien kwam de Raad tot het oordeel dat in dit geval, behoudens<br />

afwijkend beding in de polis, als verzekerd belang is te beschouwen<br />

het belang dat de verzekerde heeft bij het niet plaatsvinden van een<br />

gebeurtenis (zoals bedoeld in de zin van de polis) als gevolg waarvan<br />

de verzekerde arbeidsongeschikt zou worden. Het is te verwachten<br />

dat de interpretatie van deze uitspraken tot veel verschillende<br />

meningen zal leiden. Regelmatig laait ook in de vakpers de discussie<br />

op over het begrip verzekerbaar belang in het kader van de particuliere<br />

arbeidsongeschiktheidsverzekering. De oorzaak daarvan is in<br />

feite steeds dat AOV-verzekeraars geen duidelijke, uniforme definitie<br />

van dit begrip hanteren. Ook de modelpolis van het Verbond van<br />

Verzekeraars heeft dit probleem niet opgelost. Door onduidelijkheden<br />

in de gehanteerde polisvoorwaarden lopen contractpartijen<br />

risico’s. Verzekerden blijken immers bij een geschil, eventueel na een<br />

schadeverzekeringen<br />

31<br />

gang naar het Klachteninstituut, nogal eens naar de rechter te<br />

stappen. Deze oordeelt regelmatig in het voordeel van de verzekerde.<br />

Het is daarom wenselijk dat verzekeraars op dit punt meer helderheid<br />

verschaffen, zowel bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst<br />

als tijdens de looptijd ervan. Ik denk hierbij aan een toelichting<br />

bij de aanvraag en bij de verzekeringsvoorwaarden. Ook denk ik<br />

aan nader onderzoek als de verstrekte informatie op de aanvraag,<br />

bijvoorbeeld over de te verzekeren jaarrente gerelateerd aan het<br />

opgegeven inkomen, daartoe aanleiding geeft.<br />

Over het verzekerbaar belang bij (onder meer) eenmans-B.V.’s blijven<br />

zich geschillen voordoen. Het beleid van verzekeraars ten aanzien<br />

van de voortzetting van AOV-polissen kan weliswaar niet in zijn<br />

algemeenheid worden getoetst, maar wel merk ik op dat verzekeraars<br />

hun bevoegdheid om zo’n polis te eindigen, niet kennelijk onredelijk<br />

of willekeurig mogen gebruiken. Ik pleit voor een strikte naleving<br />

van het Verbondsadvies over polisbeëindiging bij faillissement en<br />

bedrijfs- of beroepsbeëindiging. Lichtvaardige polisbeëindiging is<br />

echt uit den boze. In dit verband verwijs ik ook naar de behandelingsprocedure<br />

zoals die enkele jaren geleden in een protocol is<br />

vastgelegd. Veel onheil kan naar mijn mening ook worden voorkomen<br />

door een onderzoek of toets gedurende de acceptatieperiode<br />

naar de structuur en afspraken binnen eenmans-B.V.’s. Nu lijkt het er<br />

immers op dat problemen waarover verzekeraars in de acceptatieperiode<br />

klaarheid hadden kunnen bewerkstelligen, worden doorgeschoven<br />

naar het moment dat zij moeten gaan presteren.<br />

Transparant en inzichtelijk?<br />

Iemand vroeg bij zijn assurantietussenpersoon een offerte aan voor een<br />

arbeidsongeschiktheidsverzekering. Er werd een voorlopige offerte<br />

afgegeven, waarbij een voorbehoud voor de medische acceptatie werd<br />

gemaakt. Naar aanleiding van de keuring ontstond een langdurige<br />

discussie, die zo’n twee jaar later in het voordeel van de kandidaatverzekerde<br />

werd beslecht. Deze wilde vervolgens graag dat de polis werd<br />

afgegeven, maar werd tot zijn verbazing met een fikse premieverhoging<br />

geconfronteerd. De tussenpersoon had echter na het uitbrengen van de<br />

voorlopige offerte niets over een tussentijdse aanpassing van de<br />

4 Uitspraak nr. <strong>2003</strong>/65 Med.


geoffreerde premie gezegd. Overleg met de tussenpersoon leidde niet tot<br />

een oplossing. Mijn bemiddelingspogingen deden dat evenmin.<br />

Uiteindelijk erkende de risicodragende verzekeraar dat er door toedoen<br />

van de tussenpersoon sprake was geweest van onvoldoende duidelijkheid<br />

en inzichtelijkheid. De verzekeraar kwam alsnog met een constructieve<br />

oplossing.<br />

4.2.2 WAO-gatverzekeringen<br />

Zorgplicht is: de consument niet benadelen<br />

In mijn jaarverslag over 2002 heb ik verzekeraars geadviseerd om in<br />

kwesties met betrekking tot de zogenoemde brandende huizen, gelet<br />

op de doelstelling van de Wet op de medische keuringen (WMK),<br />

aansluiting te zoeken bij artikel 30 lid 1 WAO. Diverse verzekeraars<br />

hebben tot mijn genoegen dit advies in overweging genomen of<br />

inmiddels opgevolgd. Wel wil ik met klem opmerken, dat de in dit<br />

artikel genoemde termijn van een half jaar niet zaligmakend is.<br />

Verzekeraars hebben de ruimte om het beleid op dit terrein zelf in te<br />

vullen, maar een termijn van één of twee jaar komt in mijn ogen<br />

zeker niet overeen met de strekking van de WMK, die immers is<br />

bedoeld om de positie van de consument niet te benadelen ten opzichte<br />

van vóór de privatisering. Ik heb begrepen dat de Commissie<br />

Medisch-ethische Zaken van het Verbond van Verzekeraars de handleiding<br />

die in het kader van de WMK aan verzekeraars is geadviseerd,<br />

zal gaan herzien. Het onderwerp brandende huizen zal daarbij<br />

worden meegenomen. Mij interesseert met name (de formulering<br />

van) de reikwijdte die deze handleiding zal gaan bieden.<br />

4.3 Motorrijtuigverzekeringen<br />

Zorgplicht is: heldere begrippen hanteren<br />

Het aantal klachten over de onduidelijkheid van het bonusmalussysteem<br />

neemt toe. Een onduidelijke terminologie is daar de<br />

oorzaak van. Bij de toepassing van dit systeem en bij het hanteren<br />

van de bonus-malusladder wordt steevast over ‘schadevrije jaren’<br />

schadeverzekeringen 32<br />

gesproken. Consumenten krijgen daardoor het beeld dat het hebben<br />

van schadevrije jaren belangrijk is. Hoe meer schadevrije jaren men<br />

heeft, hoe hoger de premiekorting zal zijn. Dat is ook eerlijk. “Een<br />

automobilist die in een jaar veel schade veroorzaakt, daalt een trede<br />

en krijgt dus ook minder (premie)korting. Andersom kan een<br />

verzekerde die weinig of geen schade claimt, stijgen op de ladder en<br />

meer korting krijgen.” 5 Zo beschouwd is het bonus-malussysteem<br />

simpel en doeltreffend. De praktijk is echter anders. Het begrip<br />

schadevrije jaren leidt immers tot veel klachten en ergernis. Op zoek<br />

naar een verklaring daarvoor moet ik allereerst vaststellen dat bijna<br />

alle klagers kandidaat-verzekerden zijn die, in de onderhandelingen<br />

met een (nieuwe) motorrijtuigverzekeraar, aanspraak op schadevrije<br />

jaren maken. Er wordt dan een contract gesloten waarin het begrip<br />

schadevrije jaren een belangrijke rol speelt en vervolgens ontstaan er<br />

problemen. Mijn analyse is dat deze problemen in alle gevallen<br />

ontstaan doordat zich een ‘kennelijke discrepantie’ voordoet. De<br />

kandidaat-verzekerde blijkt zich bij het begrip schadevrije jaren iets<br />

anders te hebben voorgesteld dan de verkopende tussenpersoon of<br />

de accepterende verzekeraar. Graag adviseer ik juristen zich bewust te<br />

zijn van de consequenties hiervan.<br />

Drie is niet drie<br />

“Ik zei tegen mijn tussenpersoon dat ik drie schadevrije jaren had. Hij<br />

zei me dat een bepaalde maatschappij bij drie schadevrije jaren een nog<br />

hogere korting zou geven. Dat wilde ik wel, maar toen alle handtekeningen<br />

waren gezet, ging er iets mis. De nieuwe verzekeraar had ineens<br />

een bewijs van het aantal schadevrije jaren nodig. Mijn laatste schade<br />

was van maart drie jaar geleden, dus ik dacht drie jaar schadevrij te<br />

hebben gereden. Mijn oude verzekeraar gaf weliswaar een royementsverklaring<br />

af, maar bleek ineens heel anders te rekenen. Hij rekende niet<br />

het aantal jaren tussen de laatste schade en heden, nee, ik kreeg een<br />

voor mij onbegrijpelijke en ingewikkelde berekening voorgeschoteld. Ik<br />

heb erover geschreven, maar mijn oude verzekeraar verwees me naar de<br />

bonus-malusladder in de polisvoorwaarden. Die heb ik erop nagelezen,<br />

maar er staat niets over schadevrije jaren in. Nu blijkt alles op een<br />

bedrijfsregeling van verzekeraars te zijn gebaseerd. Maar wat heb ik<br />

5 ‘Verzekerd!’, een uitgave van het Verbond van Verzekeraars,<br />

d.d. 19 november <strong>2003</strong>.


daarmee te maken? Ben ik daaraan gebonden? In ieder geval wil de<br />

nieuwe verzekeraar mij niet de beloofde korting geven. Hij brengt een<br />

hogere premie in rekening dan mij in de offerte was voorgespiegeld. En<br />

de oude verzekeraar wil mij opeens niet meer terug, maar weigert de<br />

verklaring over de drie schadevrije jaren af te geven.”<br />

Verzekeraars hebben wellicht onderling min of meer een consensus<br />

over wat ze met schadevrije jaren bedoelen. De bedrijfsregeling op<br />

dit gebied 6 is een ‘juridisch niet officiële afspraak tussen verzekeraars’<br />

(afspraken zijn verboden), die echter wel op schrift staat. Dit laatste<br />

is een pluspunt en lijkt helderheid te scheppen, want de markt<br />

vertoont structuur op dit punt. Daartegenover staat dat elke verzekeraar<br />

de bedrijfsregeling min of meer moet interpreteren. Soms ook<br />

constateer ik onwetendheid bij verzekeraars met betrekking tot de<br />

bedrijfsregeling. Ook zijn er verzekeraars die er een eigen systeem op<br />

nahouden, hetgeen tot uiting komt in verschillende bonus-malusverklaringen.<br />

7 Ik meen te mogen concluderen dat, bedrijfsregeling of<br />

niet, verzekeraars zelf niet uniform met het begrip schadevrije jaren<br />

omgaan. Dat verzekeraars onderling min of meer consensus ten<br />

aanzien van dit begrip hebben, doet niets af aan het feit dat voor het<br />

sluiten van een overeenkomst consensus met de beoogde wederpartij<br />

is vereist. Zonder consensus over de belangrijkste elementen ervan,<br />

vertoont een overeenkomst mankementen, ook juridische. De prijs<br />

van een product wordt algemeen als zo’n belangrijk element<br />

beschouwd. Bij het afsluiten van een verzekering is dat niet anders.<br />

Verzekeraars en tussenpersonen moeten dan ook beseffen dat een<br />

afgesloten verzekering zo’n mankement heeft, indien er geen transparantie<br />

heeft bestaan over de prijs ervan. Bovendien, kan de energie<br />

die verloren gaat met het uitleggen van ingewikkelde berekeningen,<br />

het toelichten van bepalingen, het schrijven van brieven, de hele<br />

klachtbehandeling en alles wat dies meer zij, niet beter voor echte<br />

dienstverlening worden aangewend?<br />

Verzekeraars en tussenpersonen - ook het intermediair kent de markt<br />

- kunnen niet volstaan met de problemen telkens weg te schuiven<br />

naar ‘de oude verzekeraar’ of ‘de nieuwe verzekeraar’. Gezamenlijk zal<br />

een oplossing moeten worden gevonden. Mijns inziens zit die<br />

oplossing in een goede communicatie met de kandidaat-verzekerde<br />

voordat er handtekeningen worden gezet. Eerder heb ik al eens<br />

schadeverzekeringen<br />

33<br />

gesuggereerd dat verzekeraars standaard op hun jaarlijkse<br />

prolongatiestukken kunnen vermelden hoeveel schadevrije jaren een<br />

verzekerde op de prolongatiedatum heeft. Bij een oversluiting, met<br />

name bij het uitbrengen van een offerte daarvoor, kan de tussenpersoon<br />

of de verzekeraar daar adequaat op anticiperen. Deze<br />

suggestie is in de praktijk niet overgenomen. Niettemin moeten<br />

verzekeraars en tussenpersonen beseffen dat dit serieuze probleem<br />

het imago van de bedrijfstak schade toebrengt. Bij mij kunnen zij<br />

zich er in ieder geval niet meer op beroepen dat zij onwetend waren<br />

van het feit dat de kandidaat-verzekerde een andere voorstelling kon<br />

hebben van het begrip schadevrije jaren.<br />

4.4 Personenschaderegeling<br />

Zorgplicht is: behandelprocedures versnellen en verbeteren<br />

De behandeling van personenschaden blijft een bron van veel<br />

klachten. Deze bereiken niet alleen mij, maar ook de verzekeraars, de<br />

belangenbehartigers, de media en de politiek. Zelf zie ik ernstige<br />

zaken, met grote belangen, die het beeld bevestigen dat in de<br />

samenleving rond de behandeling van personenschaden is ontstaan.<br />

De bemoeienissen van buitenaf richting de bedrijfstak worden op dit<br />

punt steeds indrukwekkender. Mede ook daarom vraag ik blijvende<br />

aandacht voor dit zeer gevoelige onderwerp, dat in de samenleving<br />

veel emoties oproept. In de afgelopen jaren zijn ook door mij al veel<br />

ideeën en suggesties naar voren gebracht die juist op dossierniveau<br />

tot een versnelling en verbetering van de behandelingsprocedure<br />

kunnen leiden. Ik heb respect voor wat inmiddels op dit gebied met<br />

bedrijfsregelingen, conferenties en studiedagen is bereikt. Helaas zie<br />

ik in de voorgelegde dossiers hiervan weinig terug. De weerstand bij<br />

verzekeraars of belangenbehartigers tegen sommige ideeën en<br />

suggesties is mij bekend. Die zouden immers kostenverhogend zijn,<br />

onpraktisch en in strijd met de privacy. Verzekeraars zeggen ook dat<br />

ze ‘hun portefeuille niet uit handen willen geven’ of ‘niet in de<br />

6 Bedrijfsregeling nr. 11.<br />

7 Zie bijvoorbeeld het artikel in Assurantie Magazine van<br />

14 november <strong>2003</strong>, pagina 5.


keuken willen laten kijken’. In het licht van de wens om tot een echte<br />

verbetering van het geschonden imago te komen, zijn al deze<br />

bezwaren mijns inziens achterhaald of onbelangrijk. Om echt<br />

wezenlijke verbeteringen te bereiken, zal de bedrijfstak ingrijpende<br />

maatregelen moeten treffen. Met het oog daarop heb ik een aantal<br />

verbetersuggesties die in de afgelopen jaren van diverse kanten zijn<br />

gedaan, nog eens op een rij gezet. Deze suggesties gelden mutatis<br />

mutandis eveneens voor belangenbehartigers, schaderegelingbureaus,<br />

advocaten en rechtsbijstandverzekeraars.<br />

Bewaking van behandelingstermijnen<br />

• Laat een interne werkgroep van maatschappijdeskundigen, onder<br />

verantwoordelijkheid van een directielid, elk kwartaal de zaken<br />

toetsen die langer dan een of twee jaar lopen.<br />

• Laat directieleden (roulerend) actief de behandelingstermijnen<br />

bewaken, aan de hand van onlangs opnieuw geformuleerde<br />

richtlijnen. 8<br />

Multidisciplinaire behandeling<br />

• Laat wat langer lopende zaken niet door één schadebehandelaar of<br />

-regelaar behandelen. Vier of zes ogen zien meer dan twee.<br />

• Laat zaken die een geschat belang van bijvoorbeeld 35.000 euro<br />

kunnen gaan overschrijden of langer dan een of twee jaar in<br />

behandeling zullen blijven, (verder) behandelen door een landelijke<br />

multidisciplinaire werkgroep van deskundigen die bij verschillende<br />

verzekeraars werkzaam zijn.<br />

• Realiseer een betere afstemming tussen binnen- en buitendienst,<br />

ingeschakelde expertisebureaus en belangenbehartigers.<br />

Procedurele afspraken<br />

• Laat zaken of onderdelen daarvan die dreigen vast te lopen, veel<br />

sneller via een bindend advies beslechten. Dat is bijvoorbeeld<br />

mogelijk met de aansprakelijkheidsvraag en met medische en<br />

juridische causaliteitsvragen.<br />

• Laat een gerezen geschil via ‘mediation’ beslechten.<br />

Al vaker heb ik op de verschijning van een publieksbrochure over dit<br />

onderwerp aangedrongen. Evenzo gebeurt dat nu van buiten de<br />

bedrijfstak. Zo’n brochure moet handzaam en goed leesbaar zijn en<br />

schadeverzekeringen 34<br />

een overzicht geven van de rechten en plichten van alle partijen, de<br />

werkzaamheden van de verschillende disciplines, de verschillende<br />

stappen in een normale behandelingsprocedure, de eventuele<br />

geschillen die kunnen ontstaan en de manieren waarop die kunnen<br />

worden opgelost. De Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars<br />

(PIV) en het Nationaal Platform Personenschade (NPP)<br />

hebben dit onderwerp beide al vaker op de agenda gehad, maar<br />

kennelijk zonder succes. Diverse verzekeraars en belangenbehartigers<br />

beschikken al wel over informatiemateriaal, zij het soms summier<br />

uitgevoerd. Omdat echter alle slachtoffers van schuld van derden<br />

dezelfde rechten en plichten hebben, ongeacht wie de verzekeraar<br />

van de aansprakelijke partij is, zou het toch eenvoudig moeten zijn<br />

om voor de hele bedrijfstak een informatieve brochure ten behoeve<br />

van het slachtoffer samen te stellen, zonder dat daarbij concurrentieoverwegingen<br />

een rol spelen. Het NPP lijkt mij, om objectiviteit en<br />

toegankelijkheid te bevorderen, de meest gerede partij om zich<br />

hiermee te belasten.<br />

Het Klachteninstituut Verzekeringen in het algemeen en de Ombudsman<br />

Verzekeringen in het bijzonder is in staat en bereid om ondersteuning<br />

te verlenen bij de behandeling van moeizaam verlopende<br />

zaken, zonder daarbij de inhoudelijke behandeling van de zaak over<br />

te nemen. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van overleg met de<br />

betrokken partijen of door begeleiding naar een bindend advies of<br />

‘mediation’. In verschillende zaken is het gelukt om zo stagnatie op te<br />

heffen of om gezamenlijk een behandelingsprocedure uit te stippelen<br />

naar een voor alle partijen bevredigende oplossing. Hierna volgen<br />

daar enkele voorbeelden van.<br />

Snel gecorrigeerd<br />

Een advocaat diende bij de Raad van Toezicht Verzekeringen een<br />

uitvoerig klaagschrift in over de niet voortvarende behandeling van een<br />

letselschadeclaim en het uitblijven van een vergoeding van de buitengerechtelijke<br />

kosten. Deze kosten bestonden in hoofdzaak uit de declaraties<br />

van de advocaat zelf. Bij het klaagschrift was correspondentie<br />

gevoegd over twee jaar voor de indiening van de klacht. Hieruit bleek<br />

8 NPP-Richtlijnen Snelheid Aansprakelijkheidstraject en<br />

Schaderegelingstraject voor verkeersslachtoffers <strong>2003</strong>.


dat de desbetreffende verzekeraar deze kosten als buitensporig hoog en<br />

niet in verhouding tot de schadelast beschouwde. De verzekeraar had<br />

betaling van een lager bedrag aangekondigd. Het dossier werd door de<br />

Raad aan de Ombudsman Verzekeringen overgedragen om na te gaan<br />

of bemiddeling mogelijk was. Bij telefonisch contact met de verzekeraar<br />

bleek, dat het bedrag op een verkeerde rekening was overgemaakt. Dit<br />

werd alsnog per omgaande gecorrigeerd. Tevens bleek dat kort voor de<br />

indiening van de klacht een aanvullende uitkering van 1.000 euro was<br />

aangeboden, om zo het geschil over de declaraties tot een oplossing te<br />

brengen. Nadat de advocaat hierover nogmaals was geïnformeerd, is hij<br />

niet meer op de zaak teruggekomen.<br />

Geschil over vragen<br />

Een verzekeraar had een letselschadebureau ingeschakeld om een schade<br />

te regelen die uit een verkeersongeval was voortgevloeid. De behandelaar<br />

van dit bureau en de advocaat van het slachtoffer konden geen<br />

overeenstemming bereiken over de vraagstelling die aan een arbeidsdeskundige<br />

zou worden voorgelegd. Het ging daarbij om vragen naar de<br />

beperkingen die het slachtoffer in de huishouding en bij het klussen<br />

ondervond. Na mijn tussenkomst verklaarde de verzekeraar zich alsnog<br />

bereid om de gewenste vragen aan de arbeidsdeskundige voor te leggen.<br />

Voortvarendheid<br />

Een advocaat verzocht om een aanvullend voorschot voor zijn cliënt en<br />

om een vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Hij schreef daarover<br />

een brief op 21 juni 2001, hij schreef nog maar eens een brief op 25 juni<br />

2002 en kondigde uiteindelijk op 30 oktober 2002 aan dat hij een klacht<br />

bij de Raad van Toezicht Verzekeringen zou indienen. Zelfs dat leidde<br />

niet tot enige reactie van de verzekeraar. In april <strong>2003</strong> werd uiteindelijk<br />

een klacht tegen de handelwijze van de maatschappij ingediend. Deze<br />

erkende vervolgens ronduit dat de brieven van de advocaat ten onrechte<br />

onbeantwoord waren gelaten en zegde toe dat de verdere behandeling<br />

van de claim met voortvarendheid zou geschieden.<br />

Overlijdensschade<br />

Na een verkeersongeval met dodelijke afloop ontstond een geschil tussen<br />

de aansprakelijkheidsverzekeraar en de advocaat van de nabestaanden<br />

over de omvang van de overlijdensschade. De advocaat kwam op een<br />

bedrag van circa 415.000 euro uit, terwijl de verzekeraar het bij een<br />

schadeverzekeringen<br />

35<br />

uitkering van circa 45.000 euro wilde laten. De kwestie spitste zich op<br />

een aantal punten toe: de ontwikkeling van het inkomen van de<br />

overledene als het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden, het<br />

verdienvermogen van diens partner, de aan te houden eindleeftijd en de<br />

vergoeding van oppaskosten en huishoudelijke hulp. Nadat de partijen<br />

al vrij snel overeenstemming over de keuze van een bindend adviseur<br />

hadden bereikt, werd uiteindelijk ook de inhoud van de vraagbrief door<br />

beide partijen geaccordeerd. Daarmee kon de bemiddeling tussentijds<br />

succesvol worden afgerond.<br />

4.5 Rechtsbijstandverzekeringen<br />

Zorgplicht is: duidelijk over de dekking zijn<br />

Klachten over rechtsbijstandverzekeringen hebben in veel gevallen<br />

betrekking op de uitleg van de polisvoorwaarden. Daarnaast blijkt uit<br />

de voorgelegde dossiers veel onvrede over de wijze van behandeling<br />

te bestaan. Nogal eens kan daarbij worden geconstateerd dat partijen<br />

door adequaat te communiceren de nodige ergernis hadden kunnen<br />

vermijden. In de Gedragscode Verzekeraars worden met name<br />

criteria van transparantie (duidelijke producten) en professionaliteit<br />

(voortvarende schadebehandeling) geproclameerd. Het is echter<br />

maar de vraag of rechtsbijstandverzekerden deze in de praktijk als<br />

zodanig ervaren. Verzekerden hebben opvallend vaak het gevoel dat<br />

zij eerst ook nog eens een strijd met hun eigen rechtsbijstandverzekeraar<br />

moeten aangaan, nog voordat het eigenlijke geschil,<br />

waarvoor nu juist hulp werd gezocht, aan de orde kan komen. Voor<br />

de consument blijft het onverteerbaar dat discussies over de dekking<br />

heel lang kunnen duren, terwijl behandeling van de zaak geen uitstel<br />

duldt. Ook binnen andere branches zijn dekkingskwesties veelvuldig<br />

onderwerp van klachten. Bij de rechtsbijstandverzekering echter<br />

strookt de wijze waarop momenteel met geschillen over de dekking<br />

wordt omgegaan, niet met de verwachting die het product oproept.<br />

Het is bijvoorbeeld geen uitzondering dat verzekerden, om aan te<br />

tonen dat het evenement is gedekt, eerst de haalbaarheid van hun<br />

zaak moeten bewijzen.


Merkwaardige situatie<br />

Bij een geschil tussen buren bleek het onderwerp van het verzoek om<br />

rechtsbijstand de vraag of gesproken kon worden van een ‘met het<br />

burenrecht strijdige toestand die op enig moment voor de ingang van de<br />

verzekering bestond’. Zou in dit geval de tegenpartij in het gelijk worden<br />

gesteld, dan zou de rechtsbijstandverzekeraar achteraf kunnen concluderen<br />

dat er geen dekking was. Zou echter de eigen verzekerde de zaak<br />

winnen, dan moest de conclusie zijn dat er wel dekking was.<br />

Dan zou de merkwaardige situatie kunnen ontstaan dat de verzekeraar<br />

alle argumenten van de tegenpartij ter tafel brengt om maar aan te<br />

tonen dat er geen rechtsbijstand hoeft te worden verleend. In deze<br />

concrete zaak heb ik de verzekeraar ervan kunnen overtuigen dat de<br />

verzekerde niet de dupe van deze onmogelijke situatie kon worden. Er<br />

werd alsnog dekking verleend.<br />

Natuurlijk komt het ook voor dat een verzekerde krachtig verdedigt<br />

dat een juridisch conflict onder de dekking van zijn rechtsbijstandverzekering<br />

valt, maar waarbij al snel duidelijk wordt dat het conflict<br />

toch zoveel verwantschap met een uitgesloten rechtsgebied vertoont,<br />

dat de afwijzing terecht is.<br />

Vermogensbeheer uitgesloten<br />

Een vutter sloot op advies van een financieel adviseur een doorlopend<br />

krediet tot een bedrag van 34.000 euro. Daarvan werd circa 4.500 euro<br />

als koopsom voor een levensverzekering bestemd. De rest werd in een<br />

aandelenplan met een looptijd van vijf jaar belegd. Na een winstwaarschuwing<br />

van een van de ondernemingen in het aandelenplan nam de<br />

cliënt contact op met de financieringsinstelling. Deze stelde een herfinanciering<br />

voor. De maandlasten bleven weliswaar gelijk, maar de<br />

looptijd werd tot tien jaar verlengd. De betrokkene wenste vervolgens<br />

rechtsbijstand in verband met het niet nakomen van de toezegging dat<br />

hij na vijf jaar geheel schuldenvrij zou zijn. De rechtsbijstandstichting<br />

wees het verzoek af. Zij beriep zich daarbij op de uitsluiting van geschillen<br />

die voortvloeien uit of verband houden met vermogensbeheer, waaronder<br />

ook transacties in effecten. De toezegging waarnaar werd verwezen,<br />

kon niet los van de aangegane overeenkomst worden gezien. De<br />

schuld zou immers uit de opbrengst van de beleggingen moeten worden<br />

afgelost. Daarmee kon niet met succes worden verdedigd dat het probleem<br />

geen verband hield met vermogensbeheer in de zin van de polis.<br />

schadeverzekeringen 36<br />

Een lastig vraagstuk blijft de interpretatie van het begrip ‘gebeurtenis’.<br />

Naar aanleiding van de zorg die de Raad van Toezicht Verzekeringen<br />

over de toepassing van dit begrip heeft geuit, heeft de<br />

afdeling Rechtsbijstand van het Verbond van Verzekeraars inmiddels<br />

een ledencirculaire over dit onderwerp uitgebracht. In deze circulaire<br />

- en dat is opvallend - wordt over een specifiek karakter van de<br />

rechtsbijstandverzekering gesproken. Hierdoor zouden volgens<br />

verzekeraars interpretatieproblemen niet via een aanpassing in de<br />

polisvoorwaarden kunnen worden opgelost. Kennelijk leeft ook bij<br />

verzekeraars de gedachte dat de rechtsbijstandverzekering een eigen<br />

signatuur heeft. Strikt genomen zouden klachten over dekking,<br />

behandeling en uitleg van polisvoorwaarden niet bij het Klachteninstituut<br />

Verzekeringen terecht moeten komen. Een rechtsbijstandverzekeraar<br />

lijkt mij immers bij uitstek een deskundige op het gebied<br />

van het creëren van oplossingen bij geschillen. Het ligt mijns inziens<br />

dan ook voor de hand om de bestaande geschillenregeling zodanig in<br />

te richten, dat de genoemde problemen snel en duidelijk in eigen<br />

huis kunnen worden opgelost. Daarbij komt dat de behandeling van<br />

klachten over rechtsbijstand-verzekeringen voor mij als Ombudsman<br />

Verzekeringen in verhouding zeer tijdrovend is. Om eventuele<br />

bemiddelingsmogelijkheden in te kunnen schatten, valt niet te<br />

ontkomen aan het doorspitten van dikke dossiers, terwijl op voorhand<br />

vaststaat dat een aanzienlijk deel daarvan, zoals de zuivere<br />

dekkingskwesties, zich niet voor bemiddeling lenen. Ook daarom is<br />

het wenselijk dat rechtsbijstandverzekeraars een duidelijke in de polis<br />

geregelde klachtenprocedure hebben. Zo kan worden bewerkstelligd<br />

dat het Klachteninstituut Verzekeringen alleen voor kwesties wordt<br />

benaderd waarin echt bemiddeling mogelijk is. In de zaken waarin<br />

dat het geval is, blijkt de wijze van dossiervorming altijd een grote rol<br />

te spelen. De casus hierna bijvoorbeeld betreft een compleet vastgelopen<br />

relatie tussen verzekeraar en verzekerde in een al vijftien jaar<br />

durende kwestie.<br />

Heel snel veel meer<br />

Bij mij aan tafel zaten een rechtsbijstandverzekeraar, zijn cliënt (de<br />

gedupeerde) en diens belangenbehartiger. De verzekeraar had de zaak al<br />

vijftien jaar in behandeling. De advocaat, die het dossier nog maar kort<br />

onder zich had, nam geen genoegen meer met de trage en weinig voortvarende<br />

behandeling van zowel de rechtsbijstandverzekeraar als de


WAM-verzekeraar. De rechtsbijstandverzekeraar had in vijftien jaar en<br />

na de inzet van verschillende behandelaars niet meer dan 2.250 euro<br />

van de betrokken WAM-verzekeraar aan voorschot kunnen krijgen. De<br />

advocaat daarentegen regelde in korte tijd een aanvullend voorschot<br />

van 13.500 euro. Gezien de aard van de klachten en het feit dat de<br />

advocaat snel veel meer voor elkaar wist te krijgen dan de rechtsbijstandverzekeraar<br />

in vijftien jaar, wilde de cliënt een garantie van de<br />

rechtsbijstandverzekeraar dat deze de kosten van de advocaat zou<br />

betalen als partijen er niet in zouden slagen om deze kosten bij de<br />

WAM-verzekeraar te declareren. Onder mijn leiding hebben de partijen<br />

goede afspraken gemaakt. Het dossier kon worden gesloten.<br />

Regelmatig worden mij kwesties voorgelegd door rechtsbijstandverzekeraars<br />

of zelfs door schaderegelingbureaus of advocaten. Ik stel<br />

mij zeer terughoudend op indien zaken op deze wijze bij mijn<br />

instituut aanhangig worden gemaakt. Veelal blijkt bij navraag dat de<br />

verzekerde er niet van op de hoogte is en dus niet beseft dat daardoor<br />

andere mogelijkheden niet worden benut. De verzekerde loopt<br />

bovendien het risico dat de verzekeraar, nadat mij is gebleken dat er<br />

geen mogelijkheden tot bemiddeling zijn, concludeert dat de zaak<br />

niet haalbaar is en het dossier sluit. Ik ben daarom slechts bereid om<br />

te bezien of mijn interventie succes kan hebben, indien uit de stukken<br />

blijkt dat de verzekerde volledig is geïnformeerd, ook over de<br />

geschillenregeling, en indien bemiddeling de aangewezen weg lijkt<br />

om een ontstane impasse te doorbreken.<br />

4.6 Terrorismedekking<br />

Zorgplicht is: goed communiceren<br />

Schade door brand of neerstortende vliegtuigen is op een uitgebreide<br />

opstalpolis gedekt. Dit is ook het geval als de brand door criminelen<br />

is gesticht of het vliegtuig met opzet op het gebouw is ingevlogen. De<br />

aanslagen op 11 september 2001 in New York hebben laten zien, dat<br />

daaruit een schade van ongekende omvang kan voortvloeien, zowel<br />

door het overlijden of ernstig gewond raken van vele personen als<br />

door materiële schade. Voor zo’n schade is geen risicocalculatie te<br />

maken. Verzekeraars hebben daaruit de conclusie getrokken dat de<br />

schadeverzekeringen<br />

37<br />

dekking van het terrorismerisico technisch gezien niet meer ongewijzigd<br />

is te handhaven. Gekozen is voor een gelimiteerde dekking<br />

over alle branches. In <strong>2003</strong> bedroeg deze limiet 1 miljard euro.<br />

Overschrijdt de schade door terrorisme in een bepaald jaar de limiet,<br />

dan zal dus per schade een gedeeltelijke uitkering plaatsvinden. Deze<br />

dekkingsmaximering is op lopende polissen van schadeverzekering<br />

door toepassing van de en bloc-bepaling ingevoerd (de polisbepaling<br />

‘wijziging van premie en/of voorwaarden’). Verzekeraars zijn volgens<br />

die bepaling verplicht om de verzekeringnemers van de wijziging<br />

schriftelijk in kennis te stellen. Zij hebben daarvoor een circulaire<br />

uitgebracht die huis aan huis is verspreid. Daarnaast zijn veel verzekeringnemers<br />

op polisniveau door hun eigen verzekeraar geïnformeerd.<br />

Door de beperking van de polisdekking werd de verzekeringsovereenkomst<br />

opzegbaar. Daarvan is veel gebruikgemaakt. De<br />

weigering van verzekeraars om opzeggingen te honoreren, heeft in<br />

een aantal gevallen tot problemen en klachten geleid. Over het<br />

algemeen kan echter worden geconstateerd dat de informatie<br />

voldoende was en dat de problemen die door miscommunicatie<br />

waren ontstaan, in de bemiddelende sfeer door nadere toelichting<br />

vrijwel steeds konden worden opgelost.<br />

Miscommunicatie<br />

Veelal moest de opzegging binnen dertig dagen na ontvangst van de<br />

mededeling plaatsvinden. Een aantal opzeggingen werd na afloop van<br />

die termijn ontvangen en om die reden afgewezen. Het feit dat veel<br />

mensen op vakantie waren in de periode waarin de circulaire werd<br />

bezorgd, medio juli, en het feit dat het stuk bij eerste oogopslag toch de<br />

indruk van een reclamefolder wekte, zullen daar ook debet aan zijn<br />

geweest. Ook waren er verschillen in de datum waarop de verzekering<br />

door opzegging eindigde. Bij enkele verzekeraars liep de dekking door<br />

tot de eerstvolgende vervaldag. Ook dit leidde tot misverstanden. Een<br />

aantal verzekeringnemers ontkende de huis-aan-huiscirculaire te<br />

hebben ontvangen. Dit was op zich niet onmogelijk. De gekozen wijze<br />

van distributie gaf geen garantie dat de kennisgeving ook daadwerkelijk<br />

was bezorgd. De algemene publiciteit was echter van dien aard dat<br />

verzekeringnemers geacht moesten worden de mededeling te hebben<br />

ontvangen.


5 Raad van Toezicht Verzekeringen<br />

De Raad van Toezicht Verzekeringen ziet erop toe dat verzekeringsmaatschappijen,<br />

tussenpersonen en expertisebureaus die bij het<br />

Klachteninstituut Verzekeringen zijn aangesloten, “bij het bemiddelen,<br />

het tot stand brengen en uitvoeren van overeenkomsten van<br />

verzekering met consumenten en in het bijzonder ten aanzien van<br />

het zorgvuldig en voortvarend optreden in het verkeer met consumenten,<br />

de goede naam c.q. het aanzien van en het vertrouwen in<br />

het bedrijf in stand houden.” 9<br />

De Raad is een tuchtcollege. Hij beoordeelt het gedrag van verzekeraars,<br />

tussenpersonen en expertisebureaus. Is de klacht gericht tegen<br />

een verzekeraar, dan gaat het in de meerderheid van de gevallen om<br />

de wijze waarop deze optreedt bij de behandeling van een verzoek tot<br />

vergoeding van schade. Een dergelijk verzoek kan zijn gegrond op<br />

een overeenkomst van schadeverzekering. Het kan ook zijn gegrond<br />

op een onrechtmatige daad, bijvoorbeeld in geval van een aansprakelijkheidsverzekering<br />

waarbij de verzekeraar de aansprakelijkheid<br />

heeft gedekt van degene die voor de gevolgen van het ongeval aansprakelijk<br />

is. Betreft de klacht een levensverzekering, dan gaat het<br />

veelal om de kosten die de verzekeraar in rekening brengt. Is de<br />

klacht gericht tegen een tussenpersoon, dan zal het veelal gaan om de<br />

wijze waarop deze de verzekeringnemer bij het totstandkomen van<br />

de verzekering of het afwikkelen van een schade heeft bijgestaan. In<br />

deze gevallen beoordeelt de Raad of de wijze van handelen van de<br />

desbetreffende verzekeraar of tussenpersoon uit een oogpunt van<br />

handhaving van de goede naam van het verzekeringsbedrijf aanvaardbaar<br />

was of is. Bij de behandeling van klachten tegen een lid<br />

van het Verbond van Verzekeraars, een lid van de NVA of de NBVA<br />

toetst de Raad de handelwijze mede aan de gedragscodes en/of<br />

ereregelen van de desbetreffende organisatie. Klachten tegen<br />

expertisebureaus hebben in <strong>2003</strong> nog niet tot een uitspraak van de<br />

Raad geleid.<br />

Volgens zijn Reglement neemt de Raad een klacht pas in behandeling<br />

indien de klager zijn klacht aan de verzekeraar, tussenpersoon of het<br />

expertisebureau heeft voorgelegd en deze daarop afwijzend dan wel<br />

raad van toezicht verzekeringen 39<br />

niet binnen een redelijke termijn heeft gereageerd, 10 terwijl<br />

geschillen die zich lenen om langs de weg van bemiddeling te worden<br />

opgelost, altijd aan de Ombudsman worden doorgezonden. 11 Mede<br />

als gevolg van bemiddeling door de Ombudsman is enerzijds het<br />

aantal door de Raad behandelde klachten in de afgelopen jaren afgenomen<br />

ten opzichte van de daaraan voorafgaande jaren. Anderzijds<br />

heeft dit tot gevolg gehad dat de bewerkelijkheid van de door de<br />

Raad behandelde klachten is toegenomen.<br />

De Raad behandelt geen klachten die betrekking hebben op een bij<br />

de rechter aanhangige klacht of geschil of wanneer de rechter reeds<br />

over de klacht heeft geoordeeld. 12<br />

De procedure bij de Raad van Toezicht Verzekeringen is formeler dan<br />

die bij de Ombudsman Verzekeringen. De procedure bij de Raad is<br />

goeddeels schriftelijk en is gebaseerd op hoor en wederhoor. Nadat<br />

de Raad een klacht heeft ontvangen, wordt aan de verzekeringsmaatschappij,<br />

tussenpersoon of het expertisebureau gevraagd om<br />

zich in een verweerschrift tegenover de Raad te verantwoorden. In<br />

het geval dat de aangeslotene een onderlinge waarborgmaatschappij,<br />

een naamloze dan wel besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid<br />

is, dient deze verantwoording door een bestuurder te<br />

geschieden. In de overige gevallen dient de aangeslotene zich<br />

tegenover de Raad steeds zelf dan wel door een vennoot te<br />

verantwoorden. 13 Daarna krijgt de klager nog de gelegenheid om<br />

schriftelijk commentaar te leveren op de verantwoording door de<br />

verzekeringsmaatschappij, tussenpersoon of het expertisebureau.<br />

Soms vindt de Raad aanleiding om hen in een zitting te horen. 14<br />

9 Reglement Raad van Toezicht Verzekeringen, artikel 5a.<br />

10 Reglement Raad van Toezicht Verzekeringen, artikel 6d.<br />

11 Reglement Raad van Toezicht Verzekeringen, artikel 6e.<br />

12 Reglement Raad van Toezicht Verzekeringen, artikel 5c.<br />

13 Reglement Raad van Toezicht Verzekeringen, artikel 7a.<br />

14 Ook daarbij geldt het bepaalde in artikel 7a van het Reglement.


Als de Raad tot uitspraak overgaat, kan hij de klacht niet-ontvankelijk,<br />

gegrond of ongegrond verklaren. Bij een gegrondverklaring geeft<br />

de Raad doorgaans aan of en zo ja welke consequenties de aangeslotene<br />

aan de uitspraak behoort te verbinden. De uitspraak wordt<br />

aan de klager en de betrokken verzekeraar, tussenpersoon of het<br />

expertisebureau toegezonden. Voorts worden de uitspraken in<br />

anonieme vorm gepubliceerd. De uitspraken zijn in belangrijke mate<br />

richtinggevend voor de verzekeringsbedrijfstak. Dit belang is nog<br />

toegenomen doordat de Hoge Raad in 1996 heeft uitgesproken dat<br />

als de Raad van Toezicht Verzekeringen heeft geoordeeld dat een<br />

gedraging van een verzekeraar jegens zijn verzekerde onder de<br />

omstandigheden van het geval niet kan worden aanvaard uit een<br />

oogpunt van handhaving van de goede naam van het verzekeringsbedrijf,<br />

het in de rede ligt te oordelen dat die gedraging onder<br />

dezelfde omstandigheden evenmin aanvaardbaar is naar maatstaven<br />

van redelijkheid en billijkheid. 15<br />

In het jaar <strong>2003</strong> heeft de Raad weer uitspraken gedaan over uiteenlopende<br />

onderwerpen. Enkele daarvan betreffen levensverzekeraars.<br />

Enkele andere betreffen tussenpersonen. Het merendeel van de<br />

uitspraken heeft betrekking op het gedrag van schadeverzekeraars.<br />

Voorzichtig kan wel worden gesteld dat het aantal klachten tegen<br />

levensverzekeraars en tegen tussenpersonen een stijgende tendens<br />

vertoont.<br />

Maatschappelijke ontwikkelingen, gericht op bescherming van de<br />

verzekeringsconsument, vinden hun weerslag in allerlei voorschriften.<br />

Van verzekeraars en tussenpersonen zelf wordt steeds meer<br />

verlangd dat zij de belangen van de verzekeringsconsument in het<br />

oog houden. Daarbij kan worden gedacht aan interne regelingen van<br />

de verzekeringsbedrijfstak, zoals de Gedragscode Informatieverstrekking<br />

Dienstverlening Intermediair en de Gedragscode Verzekeraars.<br />

Voorts is er nationale regelgeving, zoals in het Burgerlijk<br />

Wetboek en in de Regeling informatieverstrekking aan verzekeringnemers<br />

(RIAV), en supranationale regelgeving. Ook in de rechtspraak<br />

worden steeds meer normen geformuleerd die gericht zijn op<br />

bescherming van de verzekeringsconsument en een actieve rol van de<br />

verzekeraar en de tussenpersoon daarbij. Het einde hiervan lijkt nog<br />

niet in zicht: zo zijn in ontwerp een Wet Financiële Dienstverlening<br />

raad van toezicht verzekeringen 40<br />

en een Europese Richtlijn betreffende verzekeringsbemiddeling. Het<br />

ligt in de rede dat de Raad van Toezicht Verzekeringen deze<br />

regelgeving in zijn uitspraken betrekt of zelfs op komende<br />

regelgeving op dit terrein vooruitloopt. Dit alles leidt ertoe dat de<br />

Raad bij het verrichten van zijn taak steeds meer ook de plicht van<br />

de verzekeraars en tussenpersonen om de belangen van de verzekeringsconsument<br />

in het oog te houden, betrekt en zal betrekken.<br />

Gebeurtenis en voorval<br />

In het jaarverslag 2001 heeft de Raad melding gemaakt van zijn brief<br />

van 22 oktober 2001 aan het Verbond van Verzekeraars, waarin de<br />

Raad het Verbond heeft gevraagd zijn leden te adviseren om het<br />

begrip ‘gebeurtenis’ (soms: ‘voorval’) in rechtsbijstandpolissen<br />

zodanig te omschrijven dat het (aspirant-)verzekeringnemers meer<br />

houvast en zekerheid biedt. 16 In de daaraan voorgaande jaren had de<br />

Raad klachten behandeld waarin vage en onduidelijke begrippen als<br />

de genoemde, en bepalingen als ‘een reeks van met elkaar verband<br />

houdende voorvallen wordt aangemerkt als één gebeurtenis, die<br />

geacht wordt te hebben plaatsgevonden op het moment van het<br />

eerste voorval uit de reeks’, centraal stonden. In een circulaire van<br />

7 augustus <strong>2003</strong> heeft het Verbond aan zijn leden dienaangaande<br />

een polistekst voorgesteld om tot verduidelijking te komen. 17<br />

Hierna volgt een aantal korte beschrijvingen van uitspraken<br />

van de Raad in <strong>2003</strong>.<br />

Niet-tijdige premiebetaling en verzekeringsdekking<br />

In een aan de Raad voorgelegd geval geeft volgens de verzekeringsvoorwaarden<br />

de verzekering geen dekking voor arbeidsongeschiktheid<br />

die is aangevangen nadat dertig dagen zijn verstreken na de<br />

premievervaldag, en wordt, indien de achterstallige premie alsnog<br />

wordt voldaan, de verzekering weer van kracht, zij het alleen voor<br />

gevallen van arbeidsongeschiktheid die zich nadien voordoen. De<br />

Raad was van oordeel dat de verzekeraar het standpunt kon innemen<br />

dat hij in een geval waarin de verzekeringnemer in gebreke blijft met<br />

15 Hoge Raad 12 januari 1996, N.J. 1996 nr. 683.<br />

16 <strong>Jaarverslag</strong> 2001, blz. 53.<br />

17 Circulaire RB-L <strong>2003</strong>/03.


etaling van de premie nadat de termijn van dertig dagen is verstreken,<br />

aanspraak behoudt op betaling van de premie ook al bestaat<br />

gedurende de termijn waarin de verzekeringnemer met betaling van<br />

de premie in gebreke is gebleven geen dekking. Voorts kon hij het<br />

standpunt innemen dat de dekking weer van kracht wordt nadat de<br />

achterstallige premie is betaald, maar alleen voor de gevolgen van<br />

onzekere voorvallen die plaatsvinden nadat de dekking weer van<br />

kracht is geworden. 18<br />

De verzekeraar heeft een schaderegelingsbureau ingeschakeld<br />

Een verzekeraar is in beginsel vrij een schaderegelingsbureau in te<br />

schakelen bij de schadebehandeling. De verzekeraar is dan tuchtrechtelijk<br />

verantwoordelijk voor het handelen van het schaderegelingsbureau<br />

als voor eigen handelen. In een aan de Raad voorgelegd<br />

geval heeft de verzekeraar erkend dat de behandeling van de schade<br />

door hem en het door hem ingeschakelde schaderegelingsbureau veel<br />

te wensen heeft overgelaten. 19<br />

In een andere zaak vond op 12 oktober 2000 een bespreking plaats<br />

tussen het door de verzekeraar ingeschakelde schaderegelingsbureau<br />

en klaagsters advocaat. De verzekeraar ontving het verslag daarvan<br />

op 23 oktober 2000. Klaagster vroeg hem meermalen naar zijn standpunt<br />

met betrekking tot het besprokene. De Raad oordeelde dat door<br />

pas bij brief van 23 maart 2001 van het schaderegelingsbureau te<br />

reageren op hetgeen in de bespreking aan de orde is gekomen, op een<br />

aan verzekeraar toe te rekenen wijze was gehandeld in strijd met een<br />

actief schaderegelingsbeleid. De Raad oordeelde verder dat de<br />

verzekeraar toezending van voormeld verslag, dat door het schaderegelingsbureau<br />

ten behoeve van de verzekeraar is gemaakt, kon<br />

weigeren. Verdedigbaar is het standpunt dat dit verslag uitsluitend<br />

was bestemd voor intern gebruik tussen de verzekeraar als opdrachtgever<br />

en het schaderegelingsbureau als opdrachtnemer, en daarom<br />

niet aan klaagster ter beschikking behoefde te worden gesteld. De<br />

verzekeraar had niet tijdig zijn (eind)bod toegelicht. Een zorgvuldige<br />

schaderegeling vereist dat een verzekeraar, die zich geconfronteerd<br />

ziet met opeenvolgende belangenbehartigers, niettemin respondeert<br />

op hun (eventueel uiteenlopende) stellingnames, desnoods door te<br />

verwijzen naar de standpunten die hij jegens eerdere belangenbehartigers<br />

heeft ingenomen. Ook de omstandigheid dat een verzekerde of<br />

raad van toezicht verzekeringen 41<br />

benadeelde het betrekken in rechte heeft aangekondigd of een klacht<br />

bij de Raad of de Ombudsman Verzekeringen is ingediend, rechtvaardigt<br />

niet zonder meer dat een verzekeraar zich onttrekt aan zijn<br />

gehoudenheid tot (opnieuw) motiveren, voorzover daarmee kan<br />

worden voorkomen dat een schaderegeling langdurig wordt onderbroken<br />

of dat (wenselijke) periodieke betalingen worden gestaakt. 20<br />

Regeling Schuldloze Derde<br />

In een aan de Raad voorgelegd geval heeft de klager bij een verkeersongeval<br />

in Duitsland als passagier in een auto met Nederlands<br />

kenteken letsel opgelopen. Deze auto was in botsing gekomen met<br />

een auto met Duits kenteken. De verzekeraar van de auto met Nederlands<br />

kenteken kon het standpunt innemen dat hij niet gehouden is<br />

als regelende verzekeraar in de zin van de Regeling Schuldloze Derde<br />

op te treden, omdat buitenlandse verzekeraars niet bereid zijn zich<br />

vrijwillig aan deze regeling te onderwerpen, zodat de mate waarin de<br />

andere verzekeraars in de schade dienen te participeren niet op de in<br />

de regeling neergelegde, eenvoudige wijze van geschillenbeslechting<br />

kan worden vastgesteld. Voorts kon hij het standpunt innemen dat<br />

het twijfelachtig was of gesproken kon worden van hoofdelijke<br />

aansprakelijkheid, gezien het toepasselijke Duitse recht, en dat hij<br />

daarom niet meer verplichtingen op zich wenste te nemen dan die<br />

waartoe hij rechtens gehouden is. Naar het oordeel van de Raad kon<br />

de verzekeraar derhalve weigeren klagers schade te vergoeden en<br />

vervolgens via het civiele recht verhaal te zoeken op de buitenlandse<br />

verzekeraars. 21<br />

Advisering door tussenpersoon aan (ex-)echtelieden<br />

De Raad heeft geoordeeld dat uitgangspunt moet zijn dat een tussenpersoon<br />

niet alleen het belang behartigt van de opdrachtgever (de<br />

verzekeringnemer), maar ook van de gezinsleden van de verzekeringnemer<br />

als belanghebbende verzekerden. Een zorgvuldige belangenbehartiging<br />

brengt mee dat de tussenpersoon zowel de verzekeringnemer<br />

als de belanghebbenden informatie met betrekking tot hun<br />

18 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/01 WA.<br />

19 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/04 WA.<br />

20 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/14 WA.<br />

21 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/07 Mo.


verzekering(en) verstrekt. Dit geldt ook als de tussenpersoon ervan<br />

op de hoogte is dat om een overzicht van lopende verzekeringen<br />

wordt gevraagd in het kader van een echtscheiding. Toestemming<br />

van de verzekeringnemer is niet vereist. De Raad oordeelde verder<br />

dat in het licht van dit uitgangspunt niet kan worden gezegd dat de<br />

tussenpersoon de goede naam van het verzekeringsbedrijf heeft<br />

geschaad door een niet met de hypotheek verbonden levensverzekering<br />

te vermelden in het overzicht dat hij zowel aan klager als aan<br />

diens vrouw heeft verstrekt. 22<br />

In een andere zaak heeft de Raad geoordeeld dat een tussenpersoon<br />

die optreedt als verzekeringsadviseur van echtgenoten en door wiens<br />

tussenkomst in beider belang verzekeringen zijn gesloten, de<br />

belangen van beide echtgenoten op gelijke wijze moet behartigen.<br />

Zorgvuldige belangenbehartiging brengt mee dat hij in een situatie<br />

waarin hij bekend is met een voorgenomen echtscheiding, voldoet<br />

aan verzoeken om inlichtingen van elk der beide echtgenoten<br />

betreffende de verzekeringen en leningen, met dien verstande dat het<br />

aanbeveling verdient steeds bij de verstrekking van die inlichtingen<br />

mee te delen dat hij dezelfde informatie tegelijkertijd aan de andere<br />

echtgenoot toezendt. Aldus waarborgt hij de onpartijdigheid die<br />

beiden onder dergelijke omstandigheden van hem mogen verwachten.<br />

Een tussenpersoon had aan klaagster gegevens onthouden, die<br />

hij wel aan de (advocaat van de) echtgenoot van klaagster heeft<br />

verstrekt. Hierdoor heeft de tussenpersoon de goede naam van het<br />

verzekeringsbedrijf geschaad. In een brief aan klaagsters echtgenoot<br />

heeft de tussenpersoon zijn opinie gegeven over de fiscale haalbaarheid<br />

van klaagsters onderneming, die erop neerkomt dat hij deze<br />

slechts als een hobby zag en dat investeringen daarin vanuit economisch<br />

standpunt weggegooid geld zouden zijn. De tussenpersoon,<br />

die als financieel adviseur van klaagsters echtgenoot zich mocht<br />

uitspreken over de te verwachten winstgevendheid van klaagsters<br />

onderneming, heeft zich daarbij echter bediend van kwalificaties, die<br />

als partijdig kunnen worden aangemerkt en daarom achterwege<br />

hadden moeten blijven. 23<br />

Advisering door tussenpersoon over<br />

arbeidsongeschiktheidsverzekering<br />

Klagers arbeidsongeschiktheidsverzekering voorziet in een uitkering<br />

raad van toezicht verzekeringen 42<br />

van 109.500 gulden per jaar bij volledige arbeidsongeschiktheid.<br />

Volgens de tussenpersoon is dit bedrag niet te hoog in verhouding<br />

tot de voor het eerste jaar (1998) begrote opbrengst van 84.690<br />

gulden van de door klager overgenomen dierenartsenpraktijk. Een<br />

uitkering van 300 gulden per dag is volgens de tussenpersoon niet<br />

ongebruikelijk en nodig om te voorzien in klagers levensonderhoud<br />

bij volledige arbeidsongeschiktheid. Een jonge dierenarts zal volgens<br />

hem in het algemeen een hogere omzet weten te genereren dan zijn<br />

voorganger. De Raad achtte verdedigbaar dat de tussenpersoon deze<br />

overwegingen heeft betrokken bij zijn advies met betrekking tot de<br />

hoogte van de te verzekeren som. Dat het advies ertoe leidde dat de<br />

verzekerde som hoger was dan het voor 1998 begrote inkomen doet<br />

aan de redelijkheid van het advies niet af, nu het verschil niet disproportioneel<br />

is. Voorts behoefde de omstandigheid dat het werkelijke<br />

resultaat over 1998 18.000 gulden lager bleek dan het eerder begrote<br />

bedrag van 84.690 gulden voor de tussenpersoon geen aanleiding te<br />

zijn de hiervoor vermelde uitgangspunten aanstonds te herzien. 24<br />

Schademelding door het reparatiebedrijf<br />

Weliswaar hebben de omstandigheden dat klaagster aanvankelijk<br />

niet reageerde op de mededeling van de verzekeraar dat hij de schade<br />

had vergoed, maar pas later - nadat de verzekeraar had verzocht om<br />

een schriftelijke schadeaangifte wegens onduidelijkheid omtrent het<br />

schadevoorval - het uitgekeerde bedrag aan de verzekeraar terugbetaalde,<br />

de indruk gewekt dat zij niet van het begin af aan de schade<br />

voor eigen rekening wilde nemen. Uit het formulier ‘aangifte eenzijdige<br />

schade’ blijkt echter onvoldoende dat door of namens klaagster<br />

schadeaangifte is gedaan. Het gaat om een telefonische aangifte<br />

die derhalve niet door de aangever is ondertekend. De verzekeraar<br />

heeft niet een kopie van de fax overgelegd waarmee hij de reparateur,<br />

op grond van het tussen de verzekeraar en de reparateur bestaande<br />

samenwerkingsverband, in het onderhavige geval om expertise heeft<br />

verzocht. Verder komt uit de briefwisseling tussen klaagsters advocaat<br />

en de reparateur niet ondubbelzinnig naar voren wat (precies) de rol<br />

van de reparateur in dezen is geweest. Derhalve kan niet worden<br />

22 Uitspraak Nr.<strong>2003</strong>/09 Le.T.<br />

23 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/10 Le.T.<br />

24 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/39 Med.T.


uitgesloten dat de reparateur per abuis namens klaagster schadeaangifte<br />

heeft gedaan. Daarom kan niet worden gezegd dat hetgeen<br />

waarop de verzekeraar zich beroept, voldoende grond oplevert voor<br />

het standpunt dat klaagster een onjuiste voorstelling van zaken heeft<br />

gegeven bij het doen van schadeaangifte. Dit klemt temeer waar de<br />

gevolgen van registratie in het Systeem Vertrouwelijke Mededelingen<br />

en Malusregistratie voor haar ingrijpend zijn. 25<br />

Verzekeraar voert een verzekeringsproduct niet meer<br />

De verzekeraar heeft klager medegedeeld dat hij geen nieuwe spaarhypotheek<br />

met hem kon sluiten, omdat hij dit product niet meer<br />

voerde. Hij heeft aangeboden klager in contact te brengen met een<br />

aan hem gelieerde geldverstrekker. Klager is daarop ingegaan en heeft<br />

een offerte geaccepteerd. De Raad oordeelde dat verdedigbaar is dat<br />

de verzekeraar zo uitvoering heeft gegeven aan de overeengekomen<br />

clausule. 26<br />

Opzegging door de verzekeraar<br />

Een verzekeraar mag een verzekering op de in de verzekeringsvoorwaarden<br />

voorziene wijze tussentijds of op de contractvervaldatum<br />

beëindigen wegens het schadeverloop, mits hij die bevoegdheid op<br />

zorgvuldige wijze gebruikt. Daartoe is onder meer vereist dat een<br />

dergelijke beëindiging in het algemeen wordt voorafgegaan door een<br />

waarschuwing. Verdedigbaar is dat als zodanig wordt aangemerkt een<br />

eerdere opzegging wegens het schadeverloop over de jaren 1997 tot<br />

en met 2000. In de brief waarbij hij de verzekering voor de tweede<br />

maal opzegde, heeft verzekeraar klager medegedeeld dat hij na een<br />

voor verzekeraar positief jaar 2001, in de periode van 1 januari tot 16<br />

augustus 2002 werd geconfronteerd met schades tot een bedrag van<br />

28.014 euro tegen een premie van 1.913 euro. Klager heeft niet<br />

betwist dat het overzicht van premie, schade en resultaat over de<br />

periode 1 januari 1997 tot 16 augustus 2002 voor verzekeraar<br />

negatief is. Verzekeraar heeft aan klager zijn standpunt toegelicht dat<br />

bij het schadeverloop ook schades waarvan het exacte bedrag nog<br />

niet bekend is, in aanmerking moeten worden genomen. Tegen de<br />

achtergrond van het in 2002 (wederom) toegenomen aantal claims<br />

achtte de Raad verdedigbaar dat de verzekeraar de verzekering niet<br />

opzegde tegen de contractvervaldatum 31 december 2002, maar -<br />

met inachtneming van de in de verzekeringsvoorwaarden vermelde<br />

raad van toezicht verzekeringen 43<br />

opzegtermijn - tegen 30 september 2002, waartoe hij op grond van<br />

de verzekeringsvoorwaarden bevoegd was. 27<br />

Deskundige verzekerde<br />

De makelaar kon in redelijkheid ervan uitgaan dat klaagster deskundig<br />

was ten aanzien van het produceren van reclamefilms als de<br />

onderhavige en dus in staat was in te schatten of een draaidag van 24<br />

uur voldoende zou zijn. Hij behoefde niet zelf te onderzoeken of de<br />

door haar opgegeven verzekeringstermijn toereikend zou zijn. De<br />

verzekeraar kon uitgaan van de hem door de makelaar, die optrad in<br />

opdracht van klaagster, opgegeven draaidag. 28<br />

Uitlating van expert<br />

Gelet op de gemotiveerde betwisting van de diefstal van de aangegeven<br />

zaken door de verzekeraar en mede omdat de expert heeft<br />

meegedeeld dat deze zaken niet passen in klagers woninginrichting<br />

en levensstijl, is verdedigbaar dat klager de schade niet aannemelijk<br />

heeft gemaakt en dat de verzekeraar schade-uitkering heeft<br />

geweigerd. De voormelde mededeling van de expert is in neutrale<br />

bewoordingen gesteld en daarmee niet nodeloos kwetsend. 29<br />

Rente wegens trage uitkering?<br />

Een aantal kapitaalverzekeringen had als expiratiedatum 1 juni 2002.<br />

Nadat de verzekeraar de vertraging van de uitkering van de verzekerde<br />

kapitalen had ontdekt, heeft hij op 12 juni 2002 telefonisch de uitkeringen<br />

op klagers rekening laten bijboeken. De Raad vond de duur<br />

van de vertraging niet zodanig dat de verzekeraar door het afwijzen<br />

van de door klager wegens de vertraging gevraagde rentevergoeding<br />

de goede naam van het verzekeringsbedrijf heeft geschaad. 30<br />

25 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/18 Mo.<br />

26 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/21 Le.<br />

27 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/26 Rbs.<br />

28 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/27 Div.T en <strong>2003</strong>/28 Div.<br />

29 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/30 Br.<br />

30 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/31 Le.


Rechtsbijstandverzekering en advocaatkosten<br />

In 2002 heeft de Raad geoordeeld: ‘(…) dat voorzover uit de<br />

verzekeringsvoorwaarden voortvloeit dat het aan de verzekerde<br />

krachtens de verzekering toekomende recht op vergoeding van de<br />

aan een wenselijke of noodzakelijke procedure verbonden kosten<br />

vervalt als gevolg van het belasten van een ander met de behandeling<br />

van de zaak, dit alleen het geval kan zijn indien deze gedraging het<br />

verval van dit recht rechtvaardigt. Nu de stellingname van klager<br />

bezwaarlijk anders kan worden opgevat dan dat het geven van<br />

opdracht aan de advocaat van klager niet rechtvaardigt dat het recht<br />

van klager op vergoeding door verzekeraar van de aan een noodzakelijke<br />

procedure verbonden kosten vervalt, lag het op de weg van<br />

verzekeraar feiten en omstandigheden te vermelden die het standpunt<br />

rechtvaardigen dat de genoemde gedraging van klager het<br />

verval van bedoeld recht wel rechtvaardigde.’ 31 In de aan de Raad<br />

thans voorgelegde zaak diende klager met spoed conservatoir beslag<br />

te leggen. Vervolgens diende namens hem een met dit beslag samenhangende<br />

dagvaarding te worden uitgebracht. Voor beide is de<br />

bijstand van een procureur voorgeschreven. De Raad oordeelde dat<br />

door de verzekeraar geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd<br />

en deze ook niet zijn gebleken die het standpunt rechtvaardigen dat<br />

door de inschakeling van een advocaat door klager de verzekeringsdekking<br />

kwam te vervallen. Voorts verwierp de Raad het beroep door<br />

de verzekeraar op te late melding door klager omdat het om een<br />

spoedeisende zaak ging. Wat betreft het verdere verloop van de<br />

procedure in eerste instantie en in hoger beroep vond de Raad, nu<br />

het argument van de spoedeisendheid hier niet geldt, niet onverdedigbaar<br />

het standpunt van de verzekeraar dat hem door de niet<br />

tijdige melding de kans is ontnomen zich een mening te vormen<br />

over de haalbaarheid van de zaak. Indien dat had geleid tot de visie<br />

dat de zaak kansloos was, had in dat stadium de geschillenregeling<br />

toegepast kunnen worden. Daarmee zijn door de verzekeraar feiten<br />

en omstandigheden gesteld als bedoeld in uitspraak Nr. 2002/19 Rbs,<br />

die het verval van het recht op dekking rechtvaardigen. 32<br />

Medische informatie<br />

De functionaris van de verzekeraar die een schade behandelde, heeft<br />

medische stukken in strijd met de Gedragscode verwerking persoonsgegevens<br />

verzekeringsbedrijf aan de door de verzekeraar aan-<br />

raad van toezicht verzekeringen 44<br />

gestelde externe schaderegelaar toegezonden. De verzekeraar heeft<br />

aangevoerd dat het toezenden van medische informatie aan de<br />

schaderegelaar is geschied in strijd met de door hem te dier zake<br />

gegeven instructies en dat het in dit geval om een incidentele<br />

afwijking van deze instructies gaat. Voorts heeft hij aangevoerd dat<br />

de aan de schaderegelaar toegezonden medische stukken zijn<br />

vernietigd. Door het aan de schaderegelaar toezenden van medische<br />

informatie betreffende klager, zonder klagers toestemming, heeft de<br />

verzekeraar de goede naam van het verzekeringsbedrijf geschaad.<br />

Hetgeen de verzekeraar heeft aangevoerd doet aannemelijk zijn dat<br />

hij als regel met de vereiste zorg met medische gegevens omgaat en<br />

dat het in het onderhavige geval gaat om een incidentele, als een<br />

vergissing aan te merken, onzorgvuldigheid. 33<br />

Wijziging en bloc van de verzekeringsvoorwaarden<br />

Klaagster stelt de mededeling van de verzekeraar dat hij de voorwaarden<br />

van haar arbeidsongeschiktheidsverzekering per 1 januari<br />

2000 wilde wijzigen, niet te hebben ontvangen. Zoals de Raad eerder<br />

heeft geoordeeld, 34 zal een verzekeraar dan moeten bewijzen dat zijn<br />

mededeling de verzekerde heeft bereikt. De verzekeraar heeft in de<br />

thans voorgelegde zaak aangevoerd dat hij op uitdrukkelijk verzoek<br />

van de tussenpersoon aan deze heeft overgelaten aan klaagster mee te<br />

delen dat de voorwaarden per 1 januari 2000 werden gewijzigd. Dit<br />

ontsloeg hem niet ook zelf daarvan mededeling te doen nu het gaat<br />

om ingrijpende wijzigingen. De verzekeraar heeft niet aangetoond<br />

dat de mededeling klaagster heeft bereikt. Het moet er dan ook voor<br />

worden gehouden dat dit niet het geval is geweest. Derhalve kan de<br />

verzekeraar niet in redelijkheid het standpunt innemen dat de<br />

voorwaarden model 2000/01 klaagsters verzekering in 2000 hebben<br />

beheerst. Ervan moet worden uitgegaan dat op de verzekering de per<br />

1 januari 1996 van kracht geworden voorwaarden van toepassing<br />

bleven. Bericht van voorwaardenwijziging per 1 januari 2001 heeft<br />

klaagster wel ontvangen. Aldus moet worden beoordeeld of het<br />

standpunt van de verzekeraar dat in de verhouding tussen klaagster<br />

31 Uitspraak Nr. 2002/19 Rbs.<br />

32 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/32 Rbs.<br />

33 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/36 Mo.<br />

34 Uitspraak Nr. 2001/29 Med.


en de verzekeraar de door de verzekeraar gewenste wijziging van de<br />

bepalingen betreffende het begrip arbeidsongeschiktheid slechts van<br />

tekstuele aard zijn, verdedigbaar is. In de voorwaarden per 1 januari<br />

1996 is van arbeidsongeschiktheid sprake als ‘objectief medisch vast<br />

te stellen stoornissen bestaan’. Volgens de voorwaarden per 1 januari<br />

2001 is van medisch vast te stellen stoornissen geen sprake als<br />

‘medisch geen oorzakelijke factor is aangetoond of aannemelijk<br />

gemaakt’. In redelijkheid is niet verdedigbaar dat dit een uitsluitend<br />

tekstuele wijziging is. Zeer wel denkbaar is immers dat iemand naar<br />

objectief medisch vast te stellen maatstaven lijdt aan een stoornis,<br />

terwijl artsen daarvoor geen oorzaak kunnen aanwijzen. Volgens de<br />

per 1 januari 1996 geldende voorwaarden zou dan dekking bestaan,<br />

volgens de per 1 januari 2001 geldende voorwaarden niet. Wel<br />

verdedigbaar is het standpunt van de verzekeraar dat de wijziging<br />

van art. 2.3.2 van de voorwaarden per 1 januari 2001 louter tekstueel<br />

is. Klaagsters verzekering biedt dekking tegen de gevolgen van<br />

arbeidsongeschiktheid die de gevolgen zijn van de onzekere voorvallen:<br />

ziekte of ongeval. In redelijkheid verdedigbaar is dat, waar in<br />

art. 2.3.2 sprake is van gebreken en persoonlijkheidsstoornissen,<br />

daarmee wordt gedoeld op - mogelijk bij de aanvang van de verzekering<br />

al bestaande - aspecten van de persoon van de verzekerde die<br />

niet als - psychiatrische - ziekte kunnen worden gekwalificeerd.<br />

Aldus beschouwd is art. 2.3.2 een verduidelijking van het begrip<br />

medische stoornissen. 35<br />

Rekening houden met de no-claimkorting<br />

Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden moet klaagster de regeling<br />

van een WA-schade overlaten aan haar verzekeraar. Voorts behoort<br />

het tot de beleidsvrijheid van een verzekeraar dat hij zelfstandig<br />

beslist over de inhoud van de instructie aan de expert. Dit neemt<br />

echter niet weg dat een zorgvuldige uitvoering van de verzekeringsovereenkomst<br />

meebrengt dat de verzekeraar bij de schadeafwikkeling<br />

rekening houdt met klaagsters no-claimkorting. De verzekeraar heeft<br />

een expert opdracht gegeven de door de tegenpartij gemelde schade<br />

vast te stellen zonder de expert op de hoogte te stellen van de lezing<br />

van klaagster met betrekking tot de schade aan de auto van de<br />

tegenpartij en van de omstandigheid dat de tegenpartij in een latere,<br />

afwijkende aangifte melding maakte van een ‘kras en deuk’.<br />

Daarom kan er niet in redelijkheid van worden uitgegaan dat de<br />

raad van toezicht verzekeringen 45<br />

(professioneel kritische) expert zich een afgewogen oordeel heeft<br />

kunnen vormen over de vraag of en in hoeverre de getoonde schade<br />

door de aanrijding is veroorzaakt. Veeleer aannemelijk is dat de<br />

expertise beperkt bleef tot het vaststellen van de door de tegenpartij<br />

geclaimde aanrijdingsschade zonder dat daarbij rekening is<br />

gehouden met de voldoende gemotiveerde betwisting van de schade<br />

door klaagster. Door de ten tijde van de aanrijding bestaande noclaimkorting<br />

van klaagster te verminderen, zonder dat is komen vast<br />

te staan dat dit op goede grond is geschied, heeft verzekeraar de<br />

goede naam van het verzekeringsbedrijf geschaad. 36<br />

Opzichtclausule<br />

Een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren sluit van<br />

dekking uit schade aan motorrijtuigen die een verzekerde onder zich<br />

heeft. Een verzekerde maakte tijdens een tankstop, toen zijn vriendin<br />

afrekende, als vriendelijk gebaar de glazen ruit van de kuip van de<br />

door haar bereden motorfiets schoon, waarbij de ruit is beschadigd.<br />

De Raad is van oordeel dat een redelijke uitleg van de onderhavige<br />

opzichtclausule in gevallen als de onderhavige waarin de klager<br />

slechts zeer incidenteel en kortstondig de betreffende zaak onder zijn<br />

hoede had, meebrengt dat de opzichtclausule niet van toepassing is<br />

en dat de polisvoorwaarden geen argumenten voor een ander<br />

oordeel bevatten. 37<br />

Het belang van een goede polisredactie<br />

Driemaal gaf de Raad de verzekeraar in overweging de polisredactie<br />

kritisch te heroverwegen. Eenmaal ter zake van een aansprakelijkheidsverzekering<br />

voor particulieren waar enerzijds sprake was van<br />

een dekkingsbeperking tot schade aan personen in het geval van<br />

aansprakelijkheid van verzekerden onderling, en anderzijds sprake<br />

was van een dekking van de aansprakelijkheid voor schade aan een<br />

bij joyriding gebruikte auto. Door de polisredactie was niet duidelijk<br />

of de eerstgenoemde dekkingsbeperking laatstgenoemde dekking<br />

uitsloot. 38<br />

35 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/42 Med.<br />

36 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/43 Mo.<br />

37 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/57 WA.<br />

38 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/45 WA.


Een doorlopende reis- en annuleringsverzekering verleende dekking<br />

voor schade aan bagage. In de verzekeringsvoorwaarden was bepaald<br />

dat geld tot de bagage wordt gerekend. Het aan klager afgegeven<br />

polisblad vermeldde echter met zoveel woorden dat geld niet is<br />

verzekerd. Voorts vermeldden de verzekeringsvoorwaarden met<br />

betrekking tot geld: ‘Indien (…) apart (…) meeverzekerd’. Het in de<br />

verzekeringsvoorwaarden opgenomen ‘Dekkingsoverzicht’ ten slotte,<br />

vermeldde met betrekking tot geld: ‘Indien de extra premie is<br />

betaald’. De Raad achtte verdedigbaar dat het van klager gestolen geld<br />

niet onder de verzekering is gedekt. De Raad gaf de verzekeraar<br />

evenwel in overweging kritisch te bezien of de redactie van de<br />

verzekeringsvoorwaarden verbetering behoeft. 39<br />

Een artikel van de voorwaarden van een motorrijtuigenverzekering<br />

maakt een onderscheid in de dekking tijdens openingstijd van klaagsters<br />

bedrijf (artikel 2.5.1) en na sluitingstijd van het bedrijf (artikel<br />

2.5.2). Beide artikelen bevatten bepalingen betreffende het beheer<br />

van de (contact)sleutels en de bij het motorrijtuig behorende<br />

bescheiden. De laatste zin van artikel 2.5 - het slot van artikel 2.5.2.2<br />

- luidt: ‘Indien de (contact)sleutels of de genoemde bescheiden na de<br />

gebeurtenis niet kunnen worden overgelegd, wordt voor de werking<br />

van 2.5 aangenomen dat de (contact)sleutels en de genoemde<br />

bescheiden niet op een veilige plaats waren opgeborgen’. In zijn<br />

uitspraak vermeldt de Raad dat als deze zin geldt voor geheel artikel<br />

2.5 zoals de verzekeraar stelt en de bewoordingen ervan aangeven,<br />

het van een even vreemde als onduidelijke systematiek getuigt dat hij<br />

is opgenomen in een bepaling - art. 2.5.2.2 - die gelet op de opbouw<br />

van artikel 2.5 slechts betrekking heeft op de dekking ná sluitingstijd<br />

van het bedrijf. Wellicht is deze zin bedoeld als afzonderlijke zin<br />

direct na artikel 2.5.2.2 en aldus duidelijker betrekking hebbend op<br />

geheel artikel 2.5. In dit laatste geval zou vermelding van deze zin<br />

onder een afzonderlijk nummer voor de hand hebben gelegen. De<br />

gebrekkige lay-out lijkt voor verbetering vatbaar. Dit geeft de Raad<br />

aanleiding om aan verzekeraar in overweging te geven de lay-out van<br />

artikel 2.5 kritisch te heroverwegen. 40<br />

Voorafgaande schade-expertise/mondelinge mededelingen<br />

schriftelijk bevestigen<br />

Een verzekeraar stelde dat de klager telefonisch wel is meegedeeld dat<br />

raad van toezicht verzekeringen 46<br />

hij de schade kon herstellen en vrij was in de keuze van de aannemer,<br />

maar ook dat hem is meegedeeld dat de schade niet gedekt was als<br />

gevolg van achterstallig onderhoud. De Raad was van oordeel dat de<br />

verzekeraar door de telefonische schadeafwijzing niet aanstonds<br />

schriftelijk te bevestigen - en door klager mee te delen dat hij de<br />

schade kon laten herstellen - bij de klager onduidelijkheid heeft<br />

geschapen. Naar de klager stelt, heeft hij uit dat telefoongesprek<br />

afgeleid dat de verzekeraar dekking gaf, nu deze geen bezwaar had<br />

dat hij de schade herstelde. Verder had de verzekeraar de schade<br />

afgewezen zonder onderzoek door een expert, op grond van mededelingen<br />

van een door hem ingeschakeld aannemersbedrijf. Pas<br />

nadat de klager de herstelnota had toegezonden, heeft de verzekeraar<br />

een expert de schade laten onderzoeken. Vervolgens heeft de verzekeraar<br />

de klager bericht dat hij de schade afwees wegens slecht<br />

onderhoud, hoewel de expert toen niet meer de precieze schade en<br />

de oorzaak ervan had kunnen vaststellen. De klacht werd gegrond<br />

bevonden en de verzekeraar diende de schade alsnog in behandeling<br />

te nemen. 41<br />

Verzekerde hoedanigheid in een<br />

arbeidsongeschiktheidsverzekering<br />

Een arbeidsongeschiktheidspolis vermeldde als beroep van de klager<br />

‘accountant a.a.’. Er was voor de klager geen reden uit de polis af te<br />

leiden dat de verzekeraar hem slechts wilde verzekeren als zelfstandige.<br />

De klager mocht ervan uitgaan dat hij belang behield bij de<br />

verzekering toen hij in dienst trad bij een ander, maar zijn werkzaamheden<br />

als accountant bleef uitoefenen. Volgens de verzekeringsvoorwaarden<br />

had de verzekeraar in een aantal gevallen het recht<br />

andere voorwaarden te stellen of de verzekering onmiddellijk te<br />

beëindigen. Daaruit volgt echter niet dat de verzekeraar dan bevoegd<br />

zou zijn naar eigen goeddunken de verzekering te beëindigen. De<br />

verzekeraar moet dan beoordelen en gemotiveerd beslissen of een<br />

hogere premie of een lager verzekerd bedrag moet worden aangenomen<br />

dan wel of van hem, gelet op de wijziging van het risico, naar<br />

redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij de verzekering voortzet.<br />

39 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/49 Re.<br />

40 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/50 Mo.<br />

41 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/58 Br.


Denkbaar is dat de verzekeraar bevoegd moet worden geacht met<br />

ingang van het op grond van de sociale verzekeringswetten verzekerd<br />

worden van de klager, de verzekerde som te verlagen, zulks met<br />

aanpassing van de premie, om te voorkomen dat de klager door een<br />

uitkering zowel krachtens de sociale verzekeringswetten als krachtens<br />

de arbeidsongeschiktheidsverzekering, een hoger bedrag zou ontvangen<br />

dan de oorspronkelijk verzekerde som. 42<br />

Communicatie met de verzekeringnemer/verzekerde<br />

Ook als een verzekeraar goede reden meent te hebben om het<br />

intermediair te betrekken in de communicatie met de verzekeringnemer/verzekerde,<br />

moet hij laatstgenoemde duidelijk maken dat het<br />

door verzekeraar te geven antwoord niet aan hem, maar aan het<br />

intermediair zal worden gericht. Anders wordt de verzekeringnemer/<br />

verzekerde de gelegenheid ontnomen zich erover uit te spreken of hij<br />

inschakeling van het intermediair wenst, en loopt de verzekeraar het<br />

risico dat het bericht het intermediair of de verzekeringnemer/<br />

verzekerde niet bereikt. Ook kan het ertoe leiden dat de verzekeringnemer/verzekerde<br />

enige tijd in onzekerheid verkeert over de beantwoording<br />

van zijn aan verzekeraar gerichte vraag. Een zorgvuldige<br />

uitvoering van de verzekeringsovereenkomst brengt mee dat een<br />

verzekeraar een voor de verzekeringnemer/verzekerde belangrijke<br />

mededeling rechtstreeks aan deze moet zenden, zonder tussenkomst<br />

van het intermediair (uitspraak II-89/23, laatstelijk bevestigd in<br />

uitspraak 2001/29 Med). De opgave van de afkoopwaarde en de<br />

premievrije waarde, waarom door een verzekeringnemer/verzekerde<br />

wordt gevraagd, is een zodanige belangrijke mededeling. Ook uit<br />

dien hoofde had de verzekeraar de opgave ook rechtstreeks aan de<br />

klaagster moeten zenden. Door dat na te laten en door haar ook niet<br />

mee te delen dat de gevraagde opgaven aan de tussenpersoon waren<br />

gezonden, heeft de verzekeraar de goede naam van het verzekeringsbedrijf<br />

geschaad. 43<br />

42 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/65 Med.<br />

43 Uitspraak Nr. <strong>2003</strong>/70 Le.<br />

raad van toezicht verzekeringen 47


Bijlage 1<br />

Reglement Ombudsman Verzekeringen<br />

Reglement inzake taak en werkwijze van de Ombudsman Verzekeringen,<br />

gebaseerd op artikel 12 lid 5 van de statuten van de Stichting<br />

Klachteninstituut Verzekeringen.<br />

Artikel 1 Begripsomschrijvingen<br />

De Stichting<br />

De Stichting Klachteninstituut Verzekeringen.<br />

Bestuur<br />

Het bestuur van de Stichting Klachteninstituut Verzekeringen<br />

Ombudsman<br />

De door het Bestuur van de Stichting benoemde Ombudsman(nen) als<br />

bedoeld in artikelen 2 en 12 van de statuten van de Stichting.<br />

Raad<br />

De Raad van Toezicht als bedoeld in het reglement ‘Raad van Toezicht<br />

Verzekeringen’ van de Stichting.<br />

Consument<br />

De verzekeringnemer, de verzekerde en elke andere bij de verzekeringsovereenkomst<br />

onmiddellijk en middellijk belanghebbende, met uitzondering<br />

van de verzekeringnemer, de verzekerde en de belanghebbende als ondernemer<br />

of instelling wiens/wier (bedrijfs-)activiteiten naar het oordeel van de<br />

Ombudsman van zodanige omvang zijn dat de klacht of het geschil zich niet<br />

leent voor bemiddeling door de Ombudsman.<br />

Aangeslotene<br />

Een bedrijf dat lid is van de in de bijlage genoemde beroeps- of bedrijfsorganisatie,<br />

dan wel het bedrijf, geen lid zijnde van de in de bijlage genoemde<br />

organisatie(s), dat zich vrijwillig heeft aangesloten bij de Stichting.<br />

Bedrijf<br />

Het bedrijf vallende onder een categorie als omschreven in de bijlage.<br />

Artikel 2 Plaats van vestiging<br />

De Ombudsman houdt kantoor te ’s-Gravenhage.<br />

Artikel 3 Samenstelling<br />

Er is tenminste één Ombudsman. De Ombudsman(nen) is/zijn werkzaam op<br />

de terreinen Levensverzekering en Schadeverzekering.<br />

Onder Levensverzekering is mede begrepen de Spaarkasverzekering en<br />

Natura-uitvaartverzekering.<br />

Artikel 4 Benoeming<br />

a. De benoeming tot Ombudsman geldt voor onbepaalde tijd, met dien<br />

bijlage 49<br />

verstande dat de zittingsperiode van de Ombudsman eindigt op 31<br />

december van het kalenderjaar waarin hij de leeftijd van zeventig jaar<br />

heeft bereikt.<br />

b. In tussentijdse vacatures wordt door het bestuur steeds zo spoedig<br />

mogelijk voorzien, doch in ieder geval binnen een termijn van zes<br />

kalendermaanden na het ontstaan van een vacature. Het bestuur van de<br />

Stichting is in bijzondere omstandigheden bevoegd om in afwachting van<br />

een nieuwe Ombudsman, een tijdelijke Ombudsman aan te stellen, die<br />

zijn functie overeenkomstig dit reglement zal uitoefenen.<br />

c. De Ombudsman en de medewerkers van het secretariaat van de Stichting<br />

mogen op generlei wijze werkzaam zijn of een functie bekleden in de<br />

verzekeringsbedrijfstak.<br />

Artikel 5 Taak<br />

a. De Ombudsman heeft, behoudens bijzondere omstandigheden die zich<br />

naar het oordeel van de Ombudsman, na overleg met<br />

het Bestuur van de Stichting kunnen voordoen, tot taak om te bemiddelen<br />

tussen consumenten enerzijds en aangeslotenen anderzijds bij klachten en<br />

geschillen die betrekking hebben op de bemiddeling, totstandkoming en<br />

uitvoering van verzekeringsovereenkomsten waarop het Nederlands recht<br />

van toepassing is.<br />

b. De Ombudsman behandelt tevens verzoeken om inlichtingen met<br />

betrekking tot de bemiddeling, totstandkoming en uitvoering van verzekeringsovereenkomsten<br />

waarop het Nederlands recht van toepassing is.<br />

c. De Ombudsman behandelt geen klachten of geschillen die betrekking<br />

hebben op een bij de rechter of bij een andere, ter beslechting van<br />

geschillen in de verzekeringsovereenkomst aangewezen instantie,<br />

aanhangige klacht of geschil, dan wel wanneer de rechter of een hiervoor<br />

bedoelde instantie reeds over de klacht of het geschil heeft geoordeeld.<br />

Artikel 6 Uitoefening functie<br />

a. De Ombudsman oefent zijn functie onafhankelijk en naar eigen inzicht<br />

uit. Hij zal geen instructies van wie dan ook aangaande de uitoefening van<br />

zijn functie aanvaarden.<br />

b. De Ombudsman laat zich bij de beoordeling van een klacht o.m. leiden<br />

door hetgeen is bepaald in de wet, de verzekeringsovereenkomst, de<br />

geldende jurisprudentie, de redelijkheid en billijkheid, zijn rechtsgevoel en<br />

de toepasselijke gedragscodes en/of ereregelen.<br />

c. De Ombudsman wordt bij de uitoefening van zijn functie ondersteund<br />

door het secretariaat van de Stichting.<br />

Artikel 7 Procedure en vervaltermijn<br />

a. Klachten en geschillen, nadat zij ter kennis zijn gebracht van de betrokken<br />

aangeslotene en deze zijn niet naar tevredenheid van de consument<br />

behandeld, dan wel aangeslotene heeft niet binnen een redelijke termijn<br />

gereageerd, alsmede verzoeken om informatie kunnen zowel mondeling<br />

als schriftelijk aan de Ombudsman worden voorgelegd.<br />

b. De indiening van klachten en geschillen moet geschieden binnen een jaar<br />

nadat de betrokken aangeslotene zijn definitieve standpunt aan klager<br />

kenbaar heeft gemaakt, dan wel binnen een jaar na het verstrijken van een


periode van een maand waarbinnen de aangeslotene door klager in de<br />

gelegenheid is gesteld op de betreffende klacht te reageren.<br />

c. Indien degene die een klacht of geschil aan de Ombudsman voorlegt niet<br />

binnen de daartoe gestelde termijn voldoet aan het verzoek (nadere)<br />

informatie aan de Ombudsman te verstrekken, wordt hij geacht zijn<br />

verzoek tot behandeling te hebben ingetrokken en wordt de klacht of het<br />

geschil niet (verder) in behandeling genomen.<br />

d. De Ombudsman handelt een klacht of geschil of een verzoek om<br />

informatie af door:<br />

1. het verstrekken van relevante informatie aan klager;<br />

2. de gemotiveerde mededeling aan klager dat de klacht of het geschil<br />

niet voor bemiddeling in aanmerking komt omdat de klacht of het<br />

geschil naar zijn mening onredelijk dan wel ongegrond is;<br />

3. het tot stand brengen van een, voor betrokken partijen aanvaardbare<br />

oplossing van de klacht of het geschil;<br />

4. de constatering dat partijen inmiddels zelf een oplossing voor de<br />

gerezen klacht of geschil hebben bereikt;<br />

5. door het geven van een gemotiveerd, schriftelijk advies dat hij<br />

uitsluitend aan betrokkenen ter kennis brengt.<br />

e. De Ombudsman kan te allen tijde deskundigen raadplegen met<br />

betrekking tot bij hem ingediende klachten en geschillen of verzoeken tot<br />

informatie.<br />

Artikel 8 Verzoek tot instellen van een onderzoek door<br />

de Raad<br />

De Ombudsman zal de Raad verzoeken een onderzoek in te stellen in een<br />

geval waarin de betrokken aangeslotene weigert een door de Ombudsman<br />

aan hem gegeven schriftelijk advies na te leven of niet binnen een door de<br />

Ombudsman gestelde termijn van ten minste veertien dagen heeft verklaard<br />

een door de Ombudsman gegeven schriftelijk advies te zullen naleven.<br />

Artikel 9 Doorzending klachten<br />

a. De Ombudsman kan klachten ter behandeling doorzenden aan de Raad.<br />

Zodanig doorzenden vindt - met inachtneming van de bevoegdheden van<br />

de Raad - plaats wanneer:<br />

1. de Ombudsman van oordeel is dat de klacht zich niet leent voor<br />

bemiddeling omdat de klacht uitsluitend tuchtrechtelijke aspecten<br />

heeft;<br />

2. de Ombudsman het wenselijk acht dat de Raad zich over de klacht<br />

uitspreekt.<br />

b. Van een doorzenden als bedoeld in het voorgaande lid worden<br />

betrokkenen door de Ombudsman op de hoogte gesteld.<br />

Artikel 10 Geheimhoudingsplicht<br />

a. De Ombudsman is gehouden geheimhouding in acht te nemen omtrent<br />

de identiteit van de betrokkenen, behoudens voorzover de laatsten hem<br />

van de geheimhoudingsplicht hebben ontslagen of uit de uitoefening van<br />

zijn functie krachtens artikel 7 lid e, artikel 8 en artikel 9 de noodzaak tot<br />

bekendmaking van de identiteit voortvloeit.<br />

b. De geheimhoudingsplicht is van overeenkomstige toepassing op de<br />

bijlage 50<br />

medewerkers van het secretariaat en op deskundigen aan wie de identiteit<br />

van betrokkenen is meegedeeld.<br />

Deskundigen dienen vooraf een verklaring te ondertekenen waarin zij te<br />

kennen geven de geheimhoudingsplicht te aanvaarden.<br />

Artikel 11 Verslag van werkzaamheden en ervaringen<br />

De Ombudsman doet eenmaal per kalenderjaar en wel binnen zes maanden<br />

na afloop daarvan openbare mededelingen over zijn werkzaamheden en<br />

ervaringen.<br />

Artikel 12 Slotbepaling<br />

Ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer is de verwerking van<br />

persoonlijke gegevens aangemeld bij de Registratiekamer en beschreven in<br />

een privacyreglement.<br />

Dit reglement Ombudsman Verzekeringen omvat tevens een bijlage en treedt in<br />

werking op 5 maart 1999. Dit reglement kan worden aangehaald als ‘Reglement<br />

Ombudsman Verzekeringen’.<br />

BIJLAGE bij het Reglement<br />

Ombudsman Verzekeringen<br />

Beroeps- of bedrijfsorganisatie<br />

De in het reglement Ombudsman Verzekeringen bedoelde beroeps- of<br />

bedrijfsorganisatie(s) is (zijn):<br />

• Verbond van Verzekeraars, gevestigd te Den Haag.<br />

• Nederlandse Vereniging van Makelaars in Assurantiën en<br />

Assurantieadviseurs NVA, gevestigd te Amersfoort.<br />

• Vereniging van onafhankelijke financiële en assurantieadviseurs NBVA,<br />

gevestigd te Tiel.<br />

• Federatie van Onderlinge Verzekeringmaatschappijen in Nederland FOV,<br />

gevestigd te Bunnik.<br />

Bedrijf<br />

Het in het reglement Ombudsman Verzekeringen bedoelde bedrijf<br />

(bedrijven) is (zijn):<br />

• Het verzekeringsbedrijf.<br />

Deze bijlage maakt onderdeel uit van het reglement Ombudsman Verzekeringen<br />

en treedt in werking per 1 juli 2000.


Bijlage 2<br />

Reglement Raad van Toezicht Verzekeringen<br />

Reglement inzake samenstelling, taak en werkwijze van de Raad van Toezicht<br />

Verzekeringen, gebaseerd op artikel 13 lid 5 van de statuten van de Stichting<br />

Klachteninstituut Verzekeringen<br />

Artikel 1 Begripsomschrijvingen<br />

Stichting<br />

De Stichting Klachteninstituut Verzekeringen.<br />

Bestuur<br />

Het bestuur van de Stichting Klachteninstituut Verzekeringen.<br />

Raad<br />

De Raad van Toezicht Verzekeringen als bedoeld in artikelen 2 en 13 van de<br />

statuten van de Stichting.<br />

Ombudsman<br />

De Ombudsman als bedoeld in het ‘Reglement Ombudsman Verzekeringen’<br />

van de Stichting.<br />

Consument<br />

De verzekeringnemer, de verzekerde en elke andere, bij de verzekeringsovereenkomst<br />

onmiddellijk en middellijk belanghebbende, met uitzondering<br />

van de verzekeringnemer, de verzekerde en de belanghebbende als ondernemer<br />

of instelling wiens/wier (bedrijfs-)activiteiten naar het oordeel van de<br />

Raad van zodanige omvang zijn dat de klacht zich niet leent voor een onderzoek<br />

door<br />

de Raad.<br />

Aangeslotene<br />

Een bedrijf dat lid is van de in de bijlage genoemde beroeps- of bedrijfsorganisatie,<br />

dan wel het bedrijf, geen lid zijnde van de in de bijlage genoemde<br />

organisatie(s), dat zich vrijwillig heeft aangesloten bij de Stichting.<br />

Bedrijf<br />

Het bedrijf vallende onder een categorie als omschreven in de bijlage.<br />

Artikel 2 Plaats van vestiging<br />

De Raad is gevestigd te ’s-Gravenhage.<br />

Artikel 3 Samenstelling<br />

De Raad bestaat uit ten minste vijf leden, waaronder een voorzitter en ten<br />

minste een vice-voorzitter.<br />

Artikel 4 Benoeming<br />

a. De benoeming van de leden van de Raad geschiedt voor onbepaalde tijd,<br />

met dien verstande dat de zittingsperiode van een lid eindigt op uiterlijk<br />

bijlage 51<br />

31 december van het kalenderjaar waarin hij de leeftijd van zeventig jaar<br />

heeft bereikt.<br />

b. De leden van de Raad en de medewerkers van het secretariaat van de<br />

Stichting mogen op generlei wijze werkzaam zijn of een functie bekleden<br />

in de verzekeringsbedrijfstak.<br />

c. De voorzitter en (de) vice-voorzitter(s) moeten met goed gevolg aan een<br />

Nederlandse universiteit het doctoraal examen in de rechtsgeleerdheid<br />

hebben afgelegd.<br />

d. In tussentijdse vacatures wordt door het Bestuur steeds zo spoedig<br />

mogelijk voorzien, doch in ieder geval binnen een termijn van zes<br />

kalendermaanden na het ontstaan van een vacature.<br />

e. De alsdan benoemde neemt, voor wat zijn zittingstermijn betreft, de<br />

plaats in van zijn voorganger.<br />

Artikel 5 Taak<br />

a. De Raad heeft tot taak erop toe te zien dat de aangeslotene bij het<br />

bemiddelen, het tot stand brengen en uitvoeren van overeenkomsten van<br />

verzekering met consumenten en in het bijzonder ten aanzien van het<br />

zorgvuldig en voortvarend optreden in het verkeer met consumenten, de<br />

goede naam c.q. het aanzien van en het vertrouwen in het bedrijf in stand<br />

houden. Bij de uitoefening van haar taak toetst de Raad het handelen<br />

en/of nalaten van de aangeslotenen ook aan binnen de in de bijlage<br />

genoemde organisaties totstandgekomen gedragscodes en/of ereregelen.<br />

b. Bij de uitvoering van de in lid 1 van dit artikel bedoelde taak treedt de<br />

Raad niet in de plaats van de bevoegde rechter, noch ook van een ter<br />

beslechting van geschillen in de verzekerings- c.q.<br />

bemiddelingsovereenkomst aangewezen instantie.<br />

c. De Raad behandelt geen klachten die betrekking hebben op een bij de<br />

rechter of bij een andere, ter beslechting van geschillen in de<br />

verzekeringsovereenkomst of bemiddelingsovereenkomst aangewezen<br />

instantie aanhangige klacht of geschil, dan wel wanneer de rechter of een<br />

hiervoor bedoelde instantie reeds over de klacht heeft geoordeeld.<br />

d. De Raad wordt bij de uitoefening van zijn taak ondersteund door het<br />

secretariaat van de Stichting.<br />

Artikel 6 Procedure<br />

a. De Raad beraadslaagt en beslist over elke aan haar oordeel onderworpen<br />

zaak steeds met ten minste drie leden.<br />

b. Een door de Raad in te stellen onderzoek geschiedt:<br />

1. hetzij op schriftelijk verzoek van de consument;<br />

2. hetzij op verzoek van de Ombudsman in het geval als bedoeld artikel 8<br />

of 9 van het ‘Reglement Ombudsman Verzekeringen’;<br />

3. hetzij ambtshalve.<br />

c. Een verzoek tot het instellen van een onderzoek wordt bij de Raad<br />

ingediend onder opgave van de naam van de aangeslotene te wiens aanzien<br />

een onderzoek wordt verlangd, met vermelding voorts van alle aan<br />

verzoeker bekende bijzonderheden en onder overlegging van al die<br />

bescheiden welke voor de behandeling van het onderzoek dienstig kunnen<br />

zijn. Met name houdt het verzoek in de feiten en omstandigheden op


grond waarvan de verzoeker meent dat de betrokken aangeslotene de<br />

goede naam van c.q. het aanzien en het vertrouwen in het bedrijf niet in<br />

stand heeft gehouden.<br />

d. Een verzoek tot het instellen van een onderzoek als bedoeld in het voorgaande<br />

lid wordt slechts in behandeling genomen indien de consument<br />

zijn klacht aan de aangeslotene heeft voorgelegd en deze daarop afwijzend<br />

dan wel niet binnen een redelijke termijn heeft gereageerd. Indien een<br />

klacht met voorbijgaan aan de aangeslotene rechtstreeks wordt ingediend<br />

bij de Raad van Toezicht, zal de Raad klager adviseren zijn klacht voor te<br />

leggen aan de betrokken aangeslotene.<br />

e. Een verzoek om inlichtingen alsmede een klacht die of een geschil dat zich<br />

leent om langs de weg van bemiddeling afgehandeld te worden, wordt<br />

altijd aan de Ombudsman doorgezonden. Van een dergelijke doorzending<br />

worden betrokkenen op de hoogte gesteld.<br />

Indien een klacht geen tuchtrechtelijke aspecten bevat verklaart de Raad<br />

de klager niet ontvankelijk.<br />

f. Verzoekt de Ombudsman op grond van artikel 8 Reglement Ombudsman<br />

Verzekeringen aan de Raad een onderzoek in te stellen, dan spreekt de<br />

Raad uit dat de aangeslotene door dat advies niet na te leven, de goede<br />

naam c.q. het aanzien en het vertrouwen in het bedrijf schaadt.<br />

Het in de vorige zin bepaalde lijdt uitzondering indien de Raad van<br />

oordeel is dat het advies van de Ombudsman, in verband met inhoud of<br />

wijze van totstandkoming, in de gegeven omstandigheden niet voldoet<br />

aan hetgeen redelijkheid en billijkheid eisen.<br />

g. In geval van gehele of gedeeltelijke gegrondverklaring vermeldt de Raad in<br />

zijn uitspraak hetgeen waartoe de aangeslotene ten opzichte van klager is<br />

gehouden.<br />

Artikel 7 Verplichtingen aangeslotene<br />

a. De Raad doet geen uitspraak zonder de aangeslotene te wiens aanzien de<br />

Raad een onderzoek instelt, te hebben verzocht zich schriftelijk en/of<br />

mondeling tegenover de Raad te verantwoorden. In het geval de<br />

aangeslotene een onderlinge waarborgmaatschappij, een naamloze dan<br />

wel besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid betreft, dient<br />

bedoelde verantwoording door een bestuurder te geschieden. In de<br />

overige gevallen dient de aangeslotene zich tegenover de Raad steeds zelf,<br />

dan wel door een vennoot te verantwoorden.<br />

b. Indien een aangeslotene een dergelijk verzoek ontvangt, is hij verplicht<br />

daaraan binnen de door de Raad gestelde termijn te voldoen.<br />

c. De volledige inhoud van de schriftelijke verantwoording, met inbegrip<br />

van alle eventuele bijlagen, wordt door de Raad ter kennis gebracht van<br />

degene op wiens verzoek het onderzoek wordt ingesteld.<br />

d. De aangeslotene te wiens aanzien de Raad een onderzoek instelt, is<br />

verplicht aan de Raad alle beschikbare gegevens en inlichtingen te<br />

verschaffen welke deze mocht verlangen en een onderzoek op zijn kantoor<br />

(kantoren) door of vanwege de Raad te gedogen en daartoe zijn volle<br />

medewerking te verlenen.<br />

e. Zo de Raad het ten aanzien van zijn onderzoek dienstig acht schriftelijk of<br />

mondeling gegevens of inlichtingen te verkrijgen van functionarissen uit<br />

buiten- of binnendienst van de aangeslotene te wiens aanzien de Raad een<br />

bijlage 52<br />

onderzoek instelt, dient aangeslotene daartoe zijn volle medewerking te<br />

verlenen.<br />

f. De Raad is bevoegd zich door deskundigen schriftelijk of mondeling te<br />

doen voorlichten. Indien een aangeslotene daartoe een verzoek of<br />

oproeping ontvangt, is deze verplicht daaraan te voldoen.<br />

Artikel 8 Kennisgeving uitspraak aan betrokkenen<br />

De Raad doet zijn gemotiveerde uitspraak aan klager en de betrokken<br />

aangeslotene toekomen, tenzij het onderzoek ambtshalve is geschied. In het<br />

laatste geval zendt de Raad zijn uitspraak alleen aan de betrokken<br />

aangeslotene toe.<br />

Artikel 9 Kennisgeving uitspraak aan anderen<br />

De Raad brengt tevens iedere uitspraak die betrekking heeft op een<br />

aangeslotene die lid is van een beroeps- of bedrijfsorganisatie als genoemd in<br />

de bijlage ter kennis van de voorzitter van die organisatie. Iedere uitspraak die<br />

betrekking heeft op een aangeslotene die geen lid is van een der in de bijlage<br />

genoemde organisaties wordt door de Raad ter kennis gebracht van de<br />

Voorzitter van de Stichting.<br />

Artikel 10 Slotbepaling<br />

Ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer is de verwerking van<br />

persoonlijke gegevens aangemeld bij de Registratiekamer en beschreven in<br />

een privacyreglement.<br />

Dit reglement Raad van Toezicht Verzekeringen omvat tevens een bijlage en<br />

treedt in werking op 5 maart 1999. Dit reglement kan worden aangehaald als<br />

‘Reglement Raad van Toezicht Verzekeringen’.


BIJLAGE bij het Reglement<br />

Raad van Toezicht Verzekeringen<br />

Beroeps- of bedrijfsorganisatie<br />

De in het reglement Raad van Toezicht Verzekeringen bedoelde beroeps- of<br />

bedrijfsorganisatie(s) is (zijn):<br />

• Verbond van Verzekeraars, gevestigd te Den Haag.<br />

• Nederlandse Vereniging van Makelaars in Assurantiën en<br />

Assurantieadviseurs NVA, gevestigd te Amersfoort.<br />

• Vereniging van onafhankelijke financiële en assurantieadviseurs NBVA,<br />

gevestigd te Tiel.<br />

• Federatie van Onderlinge Verzekeringmaatschappijen in Nederland FOV,<br />

gevestigd te Bunnik.<br />

Bedrijf<br />

Het in het reglement Raad van Toezicht Verzekeringen bedoelde bedrijf<br />

(bedrijven) is (zijn):<br />

• Het verzekeringsbedrijf.<br />

Deze bijlage maakt onderdeel uit van het reglement Raad van Toezicht<br />

Verzekeringen en treedt in werking per 1 juli 2000.<br />

bijlage 53


Bijlage 3<br />

Personalia<br />

Bestuursleden per 31 december <strong>2003</strong><br />

Voorzitter<br />

mr. A. Kosto<br />

Benoemd door het Verbond van Verzekeraars<br />

drs. C.A. Bol (secretaris-penningmeester)<br />

drs. H. Debets<br />

mr. W. van Es<br />

drs. N.W. Hoek (vice-voorzitter)<br />

mr. A.J. de Jonge<br />

Benoemd op voordracht van de Consumentenbond<br />

mevr. mr. C.J. Meerburg-Noteboom<br />

D.M. Westendorp<br />

Benoemd door NBVA<br />

mr. A.R. Groenemeijer<br />

Benoemd door NVA<br />

mr. N.A. Mourits<br />

Ombudsman Verzekeringen<br />

mr. J.W. Wabeke<br />

Raad van Toezicht Verzekeringen<br />

mr. D.H. Beukenhorst<br />

mr. H.C. Bitter<br />

mr. J. Borgesius<br />

drs. C.W.L. de Bouter<br />

mr.R.Cleton<br />

mevr. mr. E.M. Dil-Stork (voor-zitter)<br />

prof. mr. J.G.C. Kamphuisen<br />

prof. mr. M.M. Mendel (vice-voorzitter)<br />

prof. mr. F.H.J. Mijnssen (vice-voorzitter)<br />

mr. D.H.M. Peeperkorn (vice-voorzitter)<br />

drs. D.F. Rijkels<br />

mr. J.R. Schaafsma<br />

prof. mr. B. Sluijters<br />

dr. B.C. de Vries<br />

mevr. mr. E.M. Wesseling-van Gent<br />

bijlagen 54<br />

Secretarissen Ombudsman<br />

drs. P.P. Alvers<br />

mr. G.M.P. Biever<br />

mr. A.G.J.M. Bos<br />

mr. R.A.F. Coenraad, sectorcoördinator leven<br />

mr. P.N. Hiep<br />

mr. S.W.A. Kelterman, sectorcoördinator schade<br />

R. Matthijssen, register-arbeidsdeskundige<br />

mevr. mr. M. Meijer-Zaalberg<br />

mevr. mr. drs. D.J. Olthoff<br />

mr. M. Schaap<br />

W.Th.M. van der Velden<br />

mr. G.A. van de Watering<br />

mevr. mr. A. Westerveld<br />

Adviseurs Ombudsman<br />

W.G. Fontein, arts, register geneeskundig adviseur<br />

mevr. drs. J.W. Janse, actuaris AG<br />

R. Matthijssen, register-arbeidsdeskundige<br />

J. van der Starre, actuaris AG, Hon FIA<br />

R.M. Wiersma, arts, register geneeskundig adviseur<br />

Secretarissen Raad van Toezicht Verzekeringen<br />

mr. S.N.W. Karreman, sectorcoördinator<br />

mr. C.A.M. Splinter<br />

Chef de Bureau<br />

F.K. Kallan<br />

Secretariaat<br />

mevr. A.L. Blok-Hol<br />

mevr. M.J.C. van den Ende-Ulenberg<br />

mevr. drs. G.S. Goli<br />

mevr. V. Keuzenkamp-Keijzer<br />

mevr. H.P. van der Linden<br />

mevr. drs. N.M. Martina-van Est, management-assistente<br />

mevr. M.J. Zebeda<br />

Zie voor actuele informatie: www.klachteninstituut.nl


Redactionele bewerking van het jaarverslag van de<br />

Ombudsman Verzekeringen: Peter van Steen, Geldermalsen<br />

Ontwerp: Artmark BNO, Rijswijk<br />

Druk: Drukkerij de Croon van Heerbeek, Oirschot


Stichting Klachteninstituut<br />

Verzekeringen<br />

Bordewijklaan 10<br />

Postbus 93560<br />

2509 AN Den Haag<br />

Tel.: 070 333 89 99<br />

Fax: 070 333 89 00<br />

De jaarverslagen van het Klachteninstituut<br />

Verzekeringen en ook de reglementen van de Ombudsman<br />

Verzekeringen en van de Raad van Toezicht Verzekeringen zijn<br />

op de website van het Klachteninstituut te raadplegen.<br />

www.klachteninstituut.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!