10.09.2013 Views

KETTER AAN HET BINNENHOF Cornelis Hoen en zijn tractaat ...

KETTER AAN HET BINNENHOF Cornelis Hoen en zijn tractaat ...

KETTER AAN HET BINNENHOF Cornelis Hoen en zijn tractaat ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>KETTER</strong> <strong>AAN</strong> <strong>HET</strong> <strong>BINNENHOF</strong><br />

<strong>Cornelis</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> <strong>tractaat</strong> teg<strong>en</strong> de transsubstantiatieleer (1525)<br />

Door Dr. B.J. Spruyt<br />

STICHTING GIHONBRON<br />

MIDDELBURG<br />

2010<br />

1


TRANSPARANT REEKS<br />

De Transparant reeks is e<strong>en</strong> serie historische studies die als co-productie wordt<br />

uitgegev<strong>en</strong> door de Ver<strong>en</strong>iging van Christ<strong>en</strong>-Historici <strong>en</strong> Uitgeverij J.J. Gro<strong>en</strong> &<br />

Zoon. De verschijningsfrequ<strong>en</strong>tie is circa één deel per jaar. De Transparant reeks staat<br />

onder redactie van:<br />

Dr. R. Bisschop, doc<strong>en</strong>t geschied<strong>en</strong>is in het voortgezet onderwijs;<br />

Dr. G. Harinck, wet<strong>en</strong>schappelijk medewerker van het Historisch Docum<strong>en</strong>tatiec<strong>en</strong>trum<br />

voor het Nederlands Protestantisme (1800-hed<strong>en</strong>) te Amsterdam;<br />

Dr. R. Kuiper, directeur van de Marnix van Sint Aldegonde Stichting, het<br />

wet<strong>en</strong>schappelijk studiec<strong>en</strong>trum van de RPF.<br />

Reeds versch<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

Drs. J.L. van Ess<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> ziel van vuur: opstell<strong>en</strong> over Gro<strong>en</strong> van Prinsterer <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> omgeving<br />

Drs. J. Smelik<br />

„O Sangerige Keeltjes!‟: De liedcultuur <strong>en</strong> het muzieklev<strong>en</strong> in de Noordelijke<br />

Nederland<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 1550 <strong>en</strong> 1650<br />

Dr. R. Kuiper<br />

Her<strong>en</strong>muiterij: Vernieuwing <strong>en</strong> sociaal conflict in de antirevolutionaire beweging,<br />

1871-1894<br />

Willem L. Meijer<br />

Kleinood <strong>en</strong> aanstoot: De Honderdguld<strong>en</strong>pr<strong>en</strong>t <strong>en</strong> andere bijbelse historiën van<br />

Rembrandt<br />

Dr. B.J. Spruyt<br />

<strong>KETTER</strong> <strong>AAN</strong> <strong>HET</strong> <strong>BINNENHOF</strong><br />

<strong>Cornelis</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> <strong>tractaat</strong> teg<strong>en</strong> de transsubstantiatieleer (1525)<br />

UITGEVERIJ J.J.GROEN EN ZOON<br />

1997<br />

Heer<strong>en</strong>ve<strong>en</strong><br />

Digitale uitgave met toestemming van DR. B.J. Spruyt<br />

2


INHOUD<br />

Woord vooraf<br />

1. <strong>Cornelis</strong> H<strong>en</strong>ricxz. <strong>Ho<strong>en</strong></strong><br />

Zijn lev<strong>en</strong>, vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> proces<br />

2. <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s Avondmaalsbrief<br />

Inhoud, historische achtergrond <strong>en</strong> bronn<strong>en</strong><br />

3. Verspreiding <strong>en</strong> invloed van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s Avondmaalsbrief<br />

4. <strong>Cornelis</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s fortuna critica<br />

Epiloog<br />

Over de VCH<br />

Over de auteur<br />

3


WOORD VOORAF<br />

<strong>Cornelis</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> zogehet<strong>en</strong> Avondmaalsbrief uit 1525 g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong> nog altijd<br />

bek<strong>en</strong>dheid onder (kerk-)historici. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> geldt immers als één van de eerste<br />

repres<strong>en</strong>tant<strong>en</strong> van de Hervorming in de Nederland<strong>en</strong>, terwijl <strong>zijn</strong> bezwar<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de<br />

rooms-katholieke transsubstantiatieleer niemand minder dan de Zwitserse hervormer<br />

Ulrich Zwingli hebb<strong>en</strong> beïnvloed. Zijn ideeën, zo valt uit vrijwel alle<br />

kerkgeschied<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> op te mak<strong>en</strong>, vorm<strong>en</strong> één van de belangrijkste bronn<strong>en</strong> van de<br />

reformatorische avondmaalsleer.<br />

Er is de eeuw<strong>en</strong> door dan ook veel over <strong>Ho<strong>en</strong></strong> geschrev<strong>en</strong>. Daarbij valt echter op dat<br />

theolog<strong>en</strong> <strong>en</strong> kerkhistorici zich vaak tevred<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gesteld met het herhal<strong>en</strong> van het<br />

handjevol feit<strong>en</strong> dat al aan het begin van de zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw bek<strong>en</strong>d was. Zij zag<strong>en</strong><br />

het alle<strong>en</strong> als hun taak om die gegev<strong>en</strong>s in e<strong>en</strong> ander kader te plaats<strong>en</strong>, afhankelijk van<br />

de kerkelijke d<strong>en</strong>ominatie waartoe zij zelf behoord<strong>en</strong>.<br />

Met mijn proefschrift over <strong>Ho<strong>en</strong></strong>, dat ik in februari 1996 in Leid<strong>en</strong> heb verdedigd, heb<br />

ik in deze lacune will<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>, zoals S.P. Wolfs O.P. dat had gedaan voor de<br />

Disputatio Groningae habita <strong>en</strong> J. Trapman voor de Summa der goelijker scriftur<strong>en</strong>.<br />

Zij hadd<strong>en</strong> het bewijs geleverd dat het heel goed mogelijk is om e<strong>en</strong> heel boek over<br />

één korte zesti<strong>en</strong>de-eeuwse tekst te schrijv<strong>en</strong> (al bleef het woeker<strong>en</strong> met de feit<strong>en</strong>).<br />

Ook de wijze waarop zij dat hebb<strong>en</strong> gedaan is voor mij e<strong>en</strong> leidraad geweest.<br />

In di<strong>en</strong>st van de Nederlandse Organisatie voor Wet<strong>en</strong>schappelijk Onderzoek heb ik<br />

mijn proefschrift in de jar<strong>en</strong> 1991-1994 aan de theologische faculteit van Leid<strong>en</strong><br />

geschrev<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> bijzonder woord van dank wil ik richt<strong>en</strong> tot dr. J. Trapman (Leid<strong>en</strong>),<br />

die mij de jar<strong>en</strong> door het profijt van <strong>zijn</strong> eruditie, kritiek <strong>en</strong> belangstelling heeft<br />

gegund.<br />

De opzet van dit boekje spreekt haast voor zich. Eerst beschrijf ik <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s lev<strong>en</strong>sloop,<br />

vervolg<strong>en</strong>s de inhoud <strong>en</strong> historische achtergrond van <strong>zijn</strong> Avondmaalsbrief <strong>en</strong> de<br />

invloed ervan. Tot slot schets ik hoe theolog<strong>en</strong> <strong>en</strong> kerkhistorici <strong>Ho<strong>en</strong></strong> de eeuw<strong>en</strong> door<br />

hebb<strong>en</strong> beoordeeld.<br />

Het aanbod om e<strong>en</strong> populair-wet<strong>en</strong>schappelijke sam<strong>en</strong>vatting van de hoofdlijn van<br />

mijn dissertatie in de „Transparantreeks‟ te publicer<strong>en</strong>, heb ik met beide hand<strong>en</strong><br />

aangegrep<strong>en</strong>. In de eerste plaats, eerlijk gezegd, omdat de boekjes uit deze serie<br />

dankzij Stev<strong>en</strong> van der Gaauw zo' n fraaie vormgeving hebb<strong>en</strong>. Maar ook weg<strong>en</strong>s de<br />

doelstelling van de Ver<strong>en</strong>iging van Christ<strong>en</strong>-Historici.<br />

In principe moet het niets uitmak<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> boekje als dit door e<strong>en</strong> atheïst, e<strong>en</strong> roomskatholiek<br />

of e<strong>en</strong> protestant wordt geschrev<strong>en</strong>. Zij all<strong>en</strong> moet<strong>en</strong>, “naïef-realistisch”,<br />

feit<strong>en</strong> opspor<strong>en</strong> <strong>en</strong> die in e<strong>en</strong> aannemelijk verband met elkaar plaats<strong>en</strong>, liefst in e<strong>en</strong><br />

helder gecomponeerd, goed leesbaar betoog. Historici die tev<strong>en</strong>s het christelijk geloof<br />

belijd<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> zich tot nog toe vooral onderscheid<strong>en</strong> door de keuze van hun<br />

onderwerp<strong>en</strong>. Zij zoud<strong>en</strong> daarnaast ook e<strong>en</strong> nuttige bijdrage aan het vak kunn<strong>en</strong><br />

lever<strong>en</strong> door het beeld van veel beschrev<strong>en</strong> onderwerp<strong>en</strong> vanuit e<strong>en</strong> zekere<br />

cong<strong>en</strong>ialiteit met bepaalde aspect<strong>en</strong> aan te vull<strong>en</strong> of te corriger<strong>en</strong>.<br />

Vanuit het besef dat het putt<strong>en</strong> uit de bronn<strong>en</strong> van de traditie e<strong>en</strong> belangrijke<br />

reg<strong>en</strong>eratieve kracht kan <strong>zijn</strong> <strong>en</strong> dat wij ons eraan moet<strong>en</strong> w<strong>en</strong>n<strong>en</strong> de “frisse zeebries<br />

der eeuw<strong>en</strong> door onze geest te lat<strong>en</strong> waai<strong>en</strong>” (C.S. Lewis), zoud<strong>en</strong> zij het ook als hun<br />

taak kunn<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> om te herinner<strong>en</strong> aan elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> uit de katholieke traditie die in<br />

vergetelheid dreig<strong>en</strong> te rak<strong>en</strong>. Die geëngageerde herinnering vraagt om e<strong>en</strong><br />

afstandelijke methode, omdat eerst de „vreemde‟ feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> dan pas de vrag<strong>en</strong> aan de<br />

orde moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. De omgekeerde volgorde getuigt van gemakzucht. “Tradition<br />

4


cannot be inherited, and if you want it you must obtain it by great labour”, schreef<br />

T.S. Eliot. Met deze m<strong>en</strong>geling van koele distantie <strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>heid heb ik<br />

geprobeerd dit boekje te schrijv<strong>en</strong>.<br />

Bodegrav<strong>en</strong>, december 1996 Bart Jan Spruyt<br />

De bibliografische gegev<strong>en</strong>s van het proefschrift luid<strong>en</strong>: B.J. Spruyt, Cornelius<br />

H<strong>en</strong>rici <strong>Ho<strong>en</strong></strong> and His Epistle on the Eucharist (1525): Medieval Heresy,<br />

Erasmian Humanism and Reform in the Early Sixte<strong>en</strong>th-C<strong>en</strong>tury Low Countries<br />

(Hout<strong>en</strong>, 1996). De handelseditie verschijnt bij uitgeverij Brill in Leid<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong><br />

onderbouwing van wat in deze sam<strong>en</strong>vatting wordt beweerd verwijs ik naar deze<br />

uitgave.<br />

Voor het citaat van Lewis, zie C.S. Lewis, „On the Reading of Old Books‟, in<br />

Lewis, God in the Dock: Essays on Theology and Ethics, W. Hooper, ed. (Grand<br />

Rapids, 1970), p. 202; voor dat van Eliot, zie T.S. Eliot, „Tradition and the<br />

Individual Tal<strong>en</strong>t‟, in Selected Essays (3e dr.; London, 1951), p. 14.<br />

De twee g<strong>en</strong>oemde studies <strong>zijn</strong>: S.P. Wolfs, Das Groninger ‘Religionsgespräch’<br />

(1523) and xeine Hintergründe (Utrecht-Nijmeg<strong>en</strong>, 1959), <strong>en</strong> J. Trapman, De<br />

Summa der godliker scriftur<strong>en</strong> (1523) (Leid<strong>en</strong>, 1978).<br />

5


1. CORNELIS HENRICXZ. HOEN<br />

ZIJN LEVEN, VRIENDEN EN PROCES<br />

Lev<strong>en</strong><br />

Hier ligt in het graf, lezer, de bek<strong>en</strong>de <strong>Cornelis</strong>,<br />

de bek<strong>en</strong>de <strong>Ho<strong>en</strong></strong>, de grote roem van Hollands bodem.<br />

D<strong>en</strong> Haag, dat heet naar ‘s Grav<strong>en</strong> b<strong>en</strong>oemde naam,<br />

heeft hem voortgebracht, <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>zo koestert<br />

die plaats hem in haar schoot nu hij gestorv<strong>en</strong> is.<br />

De man di<strong>en</strong> deze plaats in haar schoot houdt,<br />

gestorv<strong>en</strong> <strong>en</strong> door het lot te gronde gericht,<br />

was het waard dat hij tot op de leeftijd van Nestor leefde.<br />

Want hij behaalde de hoogste prijs,<br />

namelijk de overwinningskrans,<br />

to<strong>en</strong> hij, Phoebus, als jong recruut Uw vaandel volgde.<br />

Maar to<strong>en</strong> <strong>zijn</strong> leeftijd die voor de studie had bereikt,<br />

combineerde hij recht<strong>en</strong> met theologie.<br />

Daardoor was hij als jurist van de hoogste reputatie<br />

met <strong>zijn</strong> welgeme<strong>en</strong>de adviez<strong>en</strong> zelfs <strong>zijn</strong> vaderland tot nut.<br />

Terwijl hij echter als vroom man hevig de studie der vroomheid beminde,<br />

<strong>en</strong> vrij van zonde leefde, <strong>en</strong> in liefde tot God,<br />

werd hij, naijverig als de afgunst nu e<strong>en</strong>maal is op de deugd,<br />

met valse beschuldiging<strong>en</strong> aangevall<strong>en</strong> <strong>en</strong> zeer zwaar belaagd.<br />

Want ook <strong>Ho<strong>en</strong></strong> troff<strong>en</strong> gesels <strong>en</strong> horzels, dat kwalijk volk,<br />

dat, naar m<strong>en</strong> zou zegg<strong>en</strong>, slechts gebor<strong>en</strong> is om als lijk<strong>en</strong> door rav<strong>en</strong><br />

weggepikt te word<strong>en</strong>.<br />

Maar de Almachtige Vader maakte de rav<strong>en</strong> tot hun verbazing te schande,<br />

door aan de voortreffelijke man in e<strong>en</strong> oogw<strong>en</strong>k e<strong>en</strong> beter lot te verl<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Dit oorspronkelijk Latijnse grafdicht voor “Mr. <strong>Cornelis</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong>, zeer geleerd jurist te<br />

D<strong>en</strong> Haag” stotterde in 1541 uit de p<strong>en</strong> van de humanist <strong>en</strong> hervormer Guilielmus<br />

Gnapheus (Willem Claesz. van de Voldersgraft). Hij had <strong>Ho<strong>en</strong></strong> goed gek<strong>en</strong>d <strong>en</strong><br />

twintig jaar eerder sam<strong>en</strong> met hem gevang<strong>en</strong> gezet<strong>en</strong>. Zijn in memoriam stelt de<br />

latinist teleur vanwege de vele stoplapp<strong>en</strong>, de historicus omdat het nauwelijks<br />

concrete feit<strong>en</strong> voor <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s biografie verstrekt. Dat is te meer te betreur<strong>en</strong> omdat ook<br />

de gegev<strong>en</strong>s uit andere bronn<strong>en</strong> niet meer dan e<strong>en</strong> bleke impressie van <strong>zijn</strong> lev<strong>en</strong>sloop<br />

bied<strong>en</strong>. Om <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s lotgevall<strong>en</strong> in <strong>en</strong>igszins vaste contour<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> schets<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t<br />

m<strong>en</strong> daarom ook de toevlucht tot e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong>ing van <strong>zijn</strong> professionele, sociale <strong>en</strong><br />

intellectuele milieu te nem<strong>en</strong>.<br />

Gnapheus‟ verz<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> wel als e<strong>en</strong> goede leidraad di<strong>en</strong><strong>en</strong>. Zij ler<strong>en</strong> ons in ieder<br />

geval dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> in D<strong>en</strong> Haag is gebor<strong>en</strong> <strong>en</strong> er als oude man ook is overled<strong>en</strong>. De<br />

vermoedelijke datum van <strong>zijn</strong> geboorte kunn<strong>en</strong> we afleid<strong>en</strong> uit <strong>zijn</strong> inschrijving aan de<br />

universiteit van Leuv<strong>en</strong>. Daar begon <strong>Cornelis</strong> H<strong>en</strong>ricxz. uit het bisdom Utrecht op 17<br />

oktober 1454 <strong>zijn</strong> studie. Hij moet daarom omstreeks 1440 <strong>zijn</strong> gebor<strong>en</strong>. Uit het<br />

vervolg zal duidelijk word<strong>en</strong> dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> in de winter van 1524/1525 overleed. Ge<strong>en</strong><br />

wonder dus dat Gnapheus schreef dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> de leeftijd van Nestor bereikte <strong>en</strong><br />

landvoogdes Margaretha van Oost<strong>en</strong>rijk hem in 1523 e<strong>en</strong> “oude man” (“homme<br />

eagié”) noemde.<br />

6


<strong>Ho<strong>en</strong></strong> stamde uit e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke familie van welgebor<strong>en</strong><strong>en</strong> uit het Westland. De<br />

naam komt daar vanaf de late derti<strong>en</strong>de eeuw voor. De famili<strong>en</strong>aam is waarschijnlijk<br />

e<strong>en</strong> patroniem, afgeleid van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>sz. (zoon van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>) of Antho<strong>en</strong>isz. (zoon van<br />

Antho<strong>en</strong>). In het licht van wat verderop in deze studie over de bronn<strong>en</strong> van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

avondmaalsopvatting naar vor<strong>en</strong> zal word<strong>en</strong> gebracht, is één gebeurt<strong>en</strong>is uit de<br />

familiegeschied<strong>en</strong>is te aardig om onvermeld te lat<strong>en</strong>. Rond 1300 werd één van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

voorvaders, Jan of Johan <strong>Ho<strong>en</strong></strong>, aangesteld tot executeur testam<strong>en</strong>tair van e<strong>en</strong> zekere<br />

Herman van Poelduin<strong>en</strong>. Deze liet e<strong>en</strong> stuk land na dat teg<strong>en</strong> de tijd van e<strong>en</strong> nieuwe<br />

kruistocht naar het Heilige Land moest word<strong>en</strong> verkocht. Van de opbr<strong>en</strong>gst di<strong>en</strong>de e<strong>en</strong><br />

kruisvaarder te word<strong>en</strong> uitgerust om de heid<strong>en</strong><strong>en</strong> in de naam van Herman van<br />

Poelduin<strong>en</strong> te bestrijd<strong>en</strong>. Pas in 1422 werd<strong>en</strong> de middel<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> kruistocht teg<strong>en</strong><br />

de Boheemse Hussiet<strong>en</strong> ingezet. H<strong>en</strong>drik <strong>Ho<strong>en</strong></strong> behoorde tot de kruisvaarders die<br />

dankzij Van Poelduin<strong>en</strong>s testam<strong>en</strong>t werd<strong>en</strong> uitgerust.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s vader H<strong>en</strong>rick overleed in 1502. In dat jaar erfde <strong>Ho<strong>en</strong></strong> het stuk grond in<br />

Beukelsdijk dat deze van de her<strong>en</strong> van Kraling<strong>en</strong> had gepacht. Tek<strong>en</strong><strong>en</strong>d voor <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

welstand is dat <strong>zijn</strong> naam verschill<strong>en</strong>de mal<strong>en</strong> voorkomt in de Haagse „Hofboek<strong>en</strong>‟<br />

van 1512, waarin de klerk<strong>en</strong> van de graaf nauwkeurig de hur<strong>en</strong> <strong>en</strong> opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> van de<br />

grond <strong>en</strong> huiz<strong>en</strong> in D<strong>en</strong> Haag <strong>en</strong> Haagambacht noteerd<strong>en</strong>. Daaruit blijkt dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong><br />

verschill<strong>en</strong>de stukk<strong>en</strong> land in D<strong>en</strong> Haag <strong>en</strong> Eyk<strong>en</strong>duyn<strong>en</strong> pachtte. Uit het totale<br />

bedrag aan belasting dat hij daarvoor betaalde wordt duidelijk dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> bepaald niet<br />

onbemiddeld was.<br />

Aangezi<strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong> klaarblijkelijk <strong>zijn</strong> lev<strong>en</strong> lang in D<strong>en</strong> Haag heeft gewoond, mag<br />

word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat hij daar ook de Latijnse school bezocht. De scholing daar<br />

was in <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s tijd nog volledig traditioneel. Pas in de jar<strong>en</strong> twintig van de zesti<strong>en</strong>de<br />

eeuw zou het humanisme de lesprogramma‟s van de Latijnse schol<strong>en</strong> in de<br />

Nederland<strong>en</strong> gaan dominer<strong>en</strong>. In D<strong>en</strong> Haag doceerd<strong>en</strong> vanaf die tijd geleerde<br />

Latinist<strong>en</strong> als Jacobus Volcardus <strong>en</strong> de reeds g<strong>en</strong>oemde Gnapheus, die in 1522 het<br />

rectoraat op zich nam. Tot de leerling<strong>en</strong> van Volcardus behoord<strong>en</strong> led<strong>en</strong> van de<br />

to<strong>en</strong>malige „jeunesse dorée‟ van de Hofstad: Viglius van Aytta (1507-1577), de latere<br />

diplomaat, <strong>en</strong> de drie beroemde zon<strong>en</strong> van Nicolaes Everardi, de gecultiveerde<br />

presid<strong>en</strong>t van het Hof van Holland.<br />

Volg<strong>en</strong>s Gnapheus zou <strong>Ho<strong>en</strong></strong> als “jong recruut” de banier van Phoebus, dat wil zegg<strong>en</strong><br />

van Apollo, de god van de poëzie, <strong>zijn</strong> gevolgd. Daaruit mog<strong>en</strong> we misschi<strong>en</strong><br />

afleid<strong>en</strong> dat de studie van de (klassieke?) letter<strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s speciale belangstelling had.<br />

Het vervolg van Gnapheus‟ mededeling - dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> het als volgeling van Apollo zo ver<br />

bracht dat hij zou <strong>zijn</strong> gelauwerd - di<strong>en</strong><strong>en</strong> we in ieder geval te lat<strong>en</strong> voor wat zij is.<br />

Vele neolatijnse dichters uit die tijd hadd<strong>en</strong> immers de gewoonte om elkaar met de<br />

titel van Poeta Laureatus te bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> gedicht van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s hand is niet<br />

overgeleverd <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> naam komt niet voor op de lijst van poët<strong>en</strong> die door keizer<br />

Maximiliaan <strong>zijn</strong> gekroond.<br />

Na <strong>zijn</strong> recht<strong>en</strong>studie in Leuv<strong>en</strong> trad <strong>Ho<strong>en</strong></strong> aan als advocaat bij het Hof van Holland,<br />

to<strong>en</strong>tertijd het hoogste provinciale rechtscollege. Het Hof is in 1428 bij de „Zo<strong>en</strong> van<br />

Delft‟ tuss<strong>en</strong> de Bourgondische hertog Filips de Goede <strong>en</strong> gravin Jacoba van Beier<strong>en</strong><br />

ontstaan. Vanaf 1434 kwam het Hof in de Rolzaal van het grafelijk kasteel aan het<br />

Binn<strong>en</strong>hof bije<strong>en</strong>. Daar het niet de gewoonte was dat iemand voor <strong>zijn</strong> dertigste in<br />

publieke di<strong>en</strong>st trad, kan <strong>Ho<strong>en</strong></strong> niet eerder als circa 1470 bij het Hof <strong>zijn</strong> gaan werk<strong>en</strong>.<br />

Hij bouwde e<strong>en</strong> indrukwekk<strong>en</strong>de staat van di<strong>en</strong>st op, want hij was in ieder geval nog<br />

7


in 1524 als advocaat actief.<br />

Zijn collega‟s vormd<strong>en</strong> zeker gedur<strong>en</strong>de de eerste dec<strong>en</strong>nia van de zesti<strong>en</strong>de eeuw e<strong>en</strong><br />

interessant gezelschap. Er is e<strong>en</strong> brief bewaard geblev<strong>en</strong> van de Leuv<strong>en</strong>se <strong>en</strong> to<strong>en</strong> nog<br />

op<strong>en</strong>lijk hervormingsgezinde hoogleraar Martinus Dorpius (1485-1525), waarin hij<br />

daarover het één <strong>en</strong> ander meedeelt. De brief is geadreseerd aan de prins der<br />

humanist<strong>en</strong>, Erasmus.<br />

Dorpius beschrijft e<strong>en</strong> verblijf in D<strong>en</strong> Haag, waar hij <strong>zijn</strong> oude vader bezoekt <strong>en</strong> zich<br />

in de bijzondere bescherming van Everardi mag verheug<strong>en</strong>. Dorpius betuigt <strong>zijn</strong><br />

welgeme<strong>en</strong>de loyaliteit aan Erasmus, die het - net als Dorpius zelf - met de vijandige<br />

houding van de traditionele Leuv<strong>en</strong>se hooglerar<strong>en</strong> te stell<strong>en</strong> had. Dorpius‟<br />

vernieuwingsgezinde oratie over de studie van de briev<strong>en</strong> van Paulus was juist, in<br />

september 1519, in Antwerp<strong>en</strong> in druk versch<strong>en</strong><strong>en</strong>. Pas na <strong>zijn</strong> terugkeer in Leuv<strong>en</strong>,<br />

waar hij opnieuw het doelwit van het daar viger<strong>en</strong>de obscurantisme werd, zou Dorpius<br />

zich wat <strong>zijn</strong> geleerde activiteit<strong>en</strong> betreft gaan inhoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich vermoeid van<br />

theologische disput<strong>en</strong> gaan afw<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />

In deze brief echter zet Dorpius nog <strong>en</strong>thousiast uite<strong>en</strong> dat verschill<strong>en</strong>de led<strong>en</strong> van het<br />

Hof van Holland Erasmus <strong>en</strong> Luther in hoge achting hield<strong>en</strong>. Everardi bijvoorbeeld,<br />

e<strong>en</strong> groot bewonderaar van Erasmus, was zeer te sprek<strong>en</strong> over Dorpius‟ oratie. Voor<br />

verschill<strong>en</strong>de jurist<strong>en</strong> van het Hof hield Dorpius e<strong>en</strong> helaas verlor<strong>en</strong> gegane toespraak<br />

over de navolging van Christus, die bij all<strong>en</strong> instemming vond. Als bewonderaars van<br />

Erasmus aan het Hof van Holland noemt Dorpius, behalve Everardi, Gerrit, heer van<br />

Ass<strong>en</strong>delft <strong>en</strong> Heemskerk, <strong>en</strong> Jacob Maurits zoon. Hij vermeldt ook Meinard Man, de<br />

abt van Egmond (als wi<strong>en</strong>s advocaat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> in 1521-1523 zou optred<strong>en</strong>), <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> eig<strong>en</strong><br />

vader, Bartolomeus (Mees) H<strong>en</strong>drikszoon van Dorp, als aanhangers van het bijbels<br />

humanisme.<br />

Dorpius noemt <strong>Ho<strong>en</strong></strong> niet, alhoewel hij hem moet hebb<strong>en</strong> gek<strong>en</strong>d. Dorpius‟ vader was<br />

vanaf 1510 raadsheer <strong>en</strong> schep<strong>en</strong> van D<strong>en</strong> Haag <strong>en</strong> maakte dus ev<strong>en</strong>als <strong>Ho<strong>en</strong></strong> deel uit<br />

van de sociale <strong>en</strong> culturele elite van het dorp dat D<strong>en</strong> Haag to<strong>en</strong> al was. (Het is van<br />

belang dit te noter<strong>en</strong> omdat Dorpius‟ naam in e<strong>en</strong> belangrijke, maar niet onomstred<strong>en</strong><br />

bron over <strong>Ho<strong>en</strong></strong> wordt g<strong>en</strong>oemd.) Dorpius heeft het in <strong>zijn</strong> brief overig<strong>en</strong>s wel over<br />

e<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d, begaafd <strong>en</strong> ijverig geleerde, die e<strong>en</strong>s in Leuv<strong>en</strong> had gewoond <strong>en</strong> daar om<br />

<strong>zijn</strong> k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schap was geroemd. Deze had e<strong>en</strong> geschrift ter verdediging van<br />

Luther opgesteld <strong>en</strong> daarin aangetoond dat Luthers stelling<strong>en</strong> op de Heilige Schrift<br />

berustt<strong>en</strong>. Dorpius voegt daar echter aan toe, dat deze man op dat mom<strong>en</strong>t in de kracht<br />

van <strong>zijn</strong> lev<strong>en</strong> was; de to<strong>en</strong> al oude <strong>Ho<strong>en</strong></strong> kan hij dus niet hebb<strong>en</strong> bedoeld.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> paste precies in dit groepje van jurist<strong>en</strong> dat op<strong>en</strong> stond voor de vernieuwing<strong>en</strong><br />

die Luther <strong>en</strong> Erasmus bepleitt<strong>en</strong>. <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s relatie tot Luther komt nog ter sprake. Het is<br />

hier wel de plaats om <strong>zijn</strong> verhouding tot Erasmus <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> interesse in de<br />

humanistische studiën te beschrijv<strong>en</strong>.<br />

Daaraan di<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> opmerking vooraf te gaan. Wanneer hier <strong>en</strong> elders van<br />

„humanisme‟ sprake is, wordt het woord steeds in <strong>zijn</strong> historische, contemporaine<br />

betek<strong>en</strong>is gebezigd. Teg<strong>en</strong>woordig wordt „humanisme‟ in verband gebracht met e<strong>en</strong><br />

op e<strong>en</strong> optimistisch m<strong>en</strong>sbeeld gebaseerd strev<strong>en</strong> naar tolerantie <strong>en</strong> vrijzinnigheid (of<br />

zoiets). T<strong>en</strong> tijde van de R<strong>en</strong>aissance was e<strong>en</strong> humanist („umanista‟) echter gewoon<br />

iemand die zich met de studia humanitatis onledig hield. Dat wil zegg<strong>en</strong>: hij legde<br />

zich toe op taalvaardigheid <strong>en</strong> d<strong>en</strong>k-hygiëne op basis van e<strong>en</strong> grondige studie van de<br />

klassieke (Griekse <strong>en</strong> Latijnse) taal- <strong>en</strong> letterkunde. Wanneer hier <strong>en</strong> elders van<br />

8


„bijbels‟ of „christelijk‟ humanisme sprake is, wordt daarmee bedoeld dat er humanistisch<br />

gevormd<strong>en</strong> war<strong>en</strong> die de grammaticale, filologische b<strong>en</strong>adering op de studie van<br />

de Bijbel toepast<strong>en</strong>. Zij wild<strong>en</strong> comm<strong>en</strong>tar<strong>en</strong> e.d. dus terzijde lat<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> <strong>en</strong> gewoon<br />

lez<strong>en</strong> wat er „letterlijk‟ in de evangeliën <strong>en</strong> de briev<strong>en</strong> van Paulus stond. Erasmus is de<br />

vader van deze belangrijke stroming, waartoe ook Luther <strong>en</strong> Calvijn, om slechts h<strong>en</strong> te<br />

noem<strong>en</strong>, behoord<strong>en</strong>. Die b<strong>en</strong>adering kon ertoe leid<strong>en</strong> dat deze bijbelse humanist<strong>en</strong> tot<br />

bepaalde inzicht<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong> die van de traditionele leer afwek<strong>en</strong>, waardoor zij met de<br />

kerkelijke autoriteit<strong>en</strong> in conflict kond <strong>en</strong> gerak<strong>en</strong>.<br />

Alhoewel <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> Erasmus elkaar waarschijnlijk niet persoonlijk hebb<strong>en</strong> gek<strong>en</strong>d,<br />

komt <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s naam gedur<strong>en</strong>de de jar<strong>en</strong> 1523-1525 e<strong>en</strong> aantal mal<strong>en</strong> in Erasmus‟<br />

correspond<strong>en</strong>tie voor. Erasmus k<strong>en</strong>de <strong>Ho<strong>en</strong></strong> al lang. Voor 1498 had hij <strong>Ho<strong>en</strong></strong> in e<strong>en</strong><br />

brief aan hun geme<strong>en</strong>schappelijke k<strong>en</strong>nis Cornelius Aurelius reeds geprez<strong>en</strong> om di<strong>en</strong>s<br />

verdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> in de publieke di<strong>en</strong>st. In 1523 blijkt Erasmus te hebb<strong>en</strong> gehoord dat de<br />

“excell<strong>en</strong>te” <strong>Ho<strong>en</strong></strong> in conflict met de inquisitie is gekom<strong>en</strong>. Hij spreekt daarbij de<br />

vrees uit dat de spanning<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> hervormingsgezind<strong>en</strong> <strong>en</strong> traditionele katholiek<strong>en</strong> in<br />

e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> conflict zoud<strong>en</strong> eindig<strong>en</strong>. Nog in april 1533 zou Erasmus zich <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s lot<br />

herinner<strong>en</strong>. Erasmus was overig<strong>en</strong>s niet volledig op de hoogte van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s do<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

lat<strong>en</strong>. Wanneer <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s <strong>tractaat</strong> over de eucharistie in 1525 anoniem in druk verschijnt,<br />

weet Erasmus niet dat hij de auteur is. Hij verwerpt dan ook de interpretatie die daarin<br />

wordt gebod<strong>en</strong>. Die doet hem teveel d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan de geschrift<strong>en</strong> van Zwingli <strong>en</strong><br />

Oecolampadius waarin ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s wordt betoogd dat in het Avondmaal slechts brood<br />

<strong>en</strong> wijn <strong>en</strong> niet het lichaam <strong>en</strong> bloed van Christus aanwezig <strong>zijn</strong>. Uit het vervolg zal<br />

nog duidelijk word<strong>en</strong> dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>zijn</strong> opvatting<strong>en</strong> met behulp van e<strong>en</strong> filologische<br />

aantek<strong>en</strong>ing van Erasmus had verwoord.<br />

Erasmus had in 1516 e<strong>en</strong> kritische editie van de Griekse tekst van het Nieuwe<br />

Testam<strong>en</strong>t het licht do<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. Nieuwe uitgav<strong>en</strong> versch<strong>en</strong><strong>en</strong> in 1519, 1522, 1527 <strong>en</strong><br />

1535. De Griekse tekst is overig<strong>en</strong>s secundair aan de Latijnse vertaling: Erasmus heeft<br />

zelf herhaaldelijk geschrev<strong>en</strong> dat hij in eerste instantie e<strong>en</strong> correctie of zuivering van<br />

de gangbare Latijnse vertaling, de Vulgaat, wilde bied<strong>en</strong>. De Griekse tekst had hij<br />

toegevoegd om <strong>zijn</strong> lezers in staat te stell<strong>en</strong> <strong>zijn</strong> nieuwe vertaling te verifiër<strong>en</strong>. In de<br />

annotaties bij de tekst gaf hij e<strong>en</strong> filologische rechtvaardiging van de keuzes die hij<br />

daarbij had gemaakt. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> verwees één maal expliciet naar deze aantek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>,<br />

namelijk naar de opmerking<strong>en</strong> van Erasmus bij 1 Korinthe 11: 24, die voer het eerst in<br />

de editie van 1519 <strong>zijn</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Erasmus zette daar uite<strong>en</strong> dat het preciese verloop<br />

van de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> rond het Laatste Avondmaal niet bek<strong>en</strong>d is <strong>en</strong> dat om die red<strong>en</strong><br />

ook de instellingswoord<strong>en</strong> van het Avonmaal niet nauwkeurig kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

bepaald. Die woord<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> daarom maar moeilijk als consecratieformule di<strong>en</strong>st<br />

do<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarom al helemaal ge<strong>en</strong> transsubstantiatie teweeg br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, concludeerde<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>, die daarmee verder ging dan Erasmus ooit durfde gaan.<br />

Alle<strong>en</strong> al op grond van deze verwijzing naar Erasmus kunn<strong>en</strong> we <strong>Ho<strong>en</strong></strong> dus<br />

rangschikk<strong>en</strong> onder de beweging van christelijke humanist<strong>en</strong> of humanistische<br />

christ<strong>en</strong><strong>en</strong>, die e<strong>en</strong> vernieuwing van kerk <strong>en</strong> theolgie door de filologische bestudering<br />

van de Bijbel wild<strong>en</strong> bewerkstellig<strong>en</strong>.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s reputatie op het gebied van de humanistische studies blijkt t<strong>en</strong> slotte ook uit de<br />

wijze waarop Margaretha van Oost<strong>en</strong>rijk hem in 1523 typeerde. Zij noemde <strong>Ho<strong>en</strong></strong> e<strong>en</strong><br />

geleerde <strong>en</strong> vrome man met e<strong>en</strong> onbesprok<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>swandel, die bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d<br />

stond om de vele aalmoez<strong>en</strong> die hij de arm<strong>en</strong> schonk.<br />

Dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> de humanistische methode aanhing is niet van invloed op <strong>zijn</strong> werk als jurist<br />

9


geweest. In de ongeveer dertig bewaard geblev<strong>en</strong> pleidooi<strong>en</strong> <strong>en</strong> adviez<strong>en</strong> van <strong>zijn</strong><br />

hand bleef <strong>Ho<strong>en</strong></strong> trouw aan de conv<strong>en</strong>tionele juridische argum<strong>en</strong>tatie. Verwijzing<strong>en</strong><br />

naar de feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> bepaalde privileges overheers<strong>en</strong> de allegaties naar het geleerde recht.<br />

In de meeste stukk<strong>en</strong> refereert hij niet direct aan het Romeinse <strong>en</strong> canonieke recht,<br />

maar naar comm<strong>en</strong>tar<strong>en</strong> daarop. Dit traditionalisme is minder vreemd dan het lijkt.<br />

T<strong>en</strong> noord<strong>en</strong> van de Alp<strong>en</strong> drong de humanistische aanpak pas in de jar<strong>en</strong> twintig <strong>en</strong><br />

dertig van de zesti<strong>en</strong>de eeuw door, to<strong>en</strong> jurist<strong>en</strong> als Andreas Alciatus <strong>en</strong> Pierre de<br />

l‟Estoille aan Zuidfranse universiteit<strong>en</strong> zich als woordvoerders van deze vernieuwing<br />

opwierp<strong>en</strong>.<br />

Vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>kring<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s humanisme leidde er wel toe dat hij onder meer op grond van e<strong>en</strong> grammaticale<br />

uitleg van bijbeltekst<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> standpunt over de eucharistie kwam dat in strijd was<br />

met het gangbare dogma van de transsubstantiatie. In <strong>zijn</strong> kritische houding stond<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> niet alle<strong>en</strong>. Integ<strong>en</strong>deel, hij maakte deel uit van e<strong>en</strong> kring van<br />

hervormingsgezinde dissid<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, die haar c<strong>en</strong>trum in D<strong>en</strong> Haag <strong>en</strong> Delft had. Andere<br />

led<strong>en</strong> van deze groep war<strong>en</strong> de priester Jan de Bakker van Woerd<strong>en</strong> (Ioannes<br />

Pistorius); Gnapheus, de reeds g<strong>en</strong>oemde rector van de Haagse Latijnse school;<br />

Frederik Hondebeke (Fredericus Canirivus), rector van de Latijnse school in Delft;<br />

Ioannes Sartorius, leraar aan de Latijnse school in Amsterdam, <strong>en</strong> Hinne Rode, rector<br />

van het Utrechtse fraterhuis.<br />

E<strong>en</strong> zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de-eeuwse bron, het Liber de bonis ecclesiasticis (1651) van Martinus<br />

Schoockius, verhaalt het ontstaan van deze groep. Uit primaire bronn<strong>en</strong> is af te leid<strong>en</strong><br />

dat de door Schoockius g<strong>en</strong>oemde person<strong>en</strong> all<strong>en</strong> in dezelfde periode in Delft <strong>en</strong> D<strong>en</strong><br />

Haag werd<strong>en</strong> gearresteerd, gezam<strong>en</strong>lijk gevang<strong>en</strong> zat<strong>en</strong>, over elkaars lotgevall<strong>en</strong><br />

schrev<strong>en</strong> of geschrift<strong>en</strong> aan elkaar opdroeg<strong>en</strong>. Gnapheus beschreef het proces <strong>en</strong> de<br />

dood op de brandstapel van Jan de Bakker. De Haagse rector droeg in 1529 <strong>zijn</strong><br />

toneelstuk over de verlor<strong>en</strong> zoon (Acolastus) aan Sartorius op <strong>en</strong> publiceerde in 1541,<br />

zoals we al hebb<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> grafschrift op <strong>Ho<strong>en</strong></strong>. Sartorius, t<strong>en</strong> slotte, voorzag <strong>zijn</strong><br />

Grammatica (1533) van e<strong>en</strong> dedicatie aan Gnapheus.<br />

In <strong>zijn</strong> overzicht van de vroege Hervorming in de Nederland<strong>en</strong> vermeldde Schoockius<br />

dat er in Delft reeds in het begin van de jar<strong>en</strong> twintig e<strong>en</strong> “kerkelijke geme<strong>en</strong>te”<br />

bestond. De karakterisering van deze kring als e<strong>en</strong> “geme<strong>en</strong>te” is onjuist, alle<strong>en</strong> al<br />

omdat dit e<strong>en</strong> organisatorische breuk met de rooms-katholieke kerk veronderstelt waar<br />

in deze tijd nog ge<strong>en</strong> sprake van was. Hoe regelmatig de kring bije<strong>en</strong>kwam <strong>en</strong> wat de<br />

led<strong>en</strong> precies met elkaar besprak<strong>en</strong>, onttrekt zich, bij gebrek aan bronn<strong>en</strong>, aan onze<br />

waarneming. Gevoegelijk kan echter word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat de onderwerp<strong>en</strong> die zij<br />

in de jar<strong>en</strong> 1520-1525 in hun geschrift<strong>en</strong> ter sprake bracht<strong>en</strong>, ook in hun onderlinge<br />

discussies c<strong>en</strong>traal zull<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gestaan. De led<strong>en</strong> maakt<strong>en</strong> deel uit van de sociale<br />

elite van Delft <strong>en</strong> D<strong>en</strong> Haag, maar hun overtuiging<strong>en</strong> vond<strong>en</strong> ook weerklank onder het<br />

gewone volk. Bij de vroege Hervorming in de Nederland<strong>en</strong> blijkt herhaaldelijk dat<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van de straat (vrouw<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong>) vooraanstaande dissid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in bescherming<br />

poogd<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong>. Zo ging ook de laatste arrestatie van Hondebeke met e<strong>en</strong><br />

oproer gepaard. <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s interessante relatie met de ongeletterd<strong>en</strong> komt nog aan de orde.<br />

Schoockius meldt dat de „Delfts-Haagse kring‟ is ontstaan uit de prediking van e<strong>en</strong><br />

voormalige dominikaner monnik uit Utrecht, Gualterus (Wouter), die al in 1510<br />

kerkelijke misstand<strong>en</strong> op<strong>en</strong>lijk had bekritiseerd. Nadat bisschop Frederik van Bad<strong>en</strong><br />

hem daarover ter verantwoording had geroep<strong>en</strong>, hield hij zich e<strong>en</strong> tijd lang rustig, tot<br />

10


Luther in 1517 met <strong>zijn</strong> protest in de op<strong>en</strong>baarheid trad. Ook Wouter durfde to<strong>en</strong> weer<br />

<strong>zijn</strong> ketterse opvatting<strong>en</strong> uit te drag<strong>en</strong>, wat hem de bijnaam de Luthersche monick<br />

opleverde. Na <strong>zijn</strong> verbanning in 1520 vluchtte hij naar Delft, vanwaar hij in 1528<br />

naar Straatsburg zou vertrekk<strong>en</strong>. In Delft legde hij <strong>zijn</strong> habijt af <strong>en</strong> hield hij <strong>zijn</strong><br />

gehoor in <strong>zijn</strong> prek<strong>en</strong> voor dat God de zond<strong>en</strong> niet voor geld vergeeft, want als dat wel<br />

het geval zou <strong>zijn</strong> geweest, dan had Hij <strong>zijn</strong> Zoon niet in het vlees gezond<strong>en</strong> om door<br />

Di<strong>en</strong>s bloed de dood <strong>en</strong> de zonde uit te delg<strong>en</strong>. Schoockius‟ vermelding van Wouters<br />

aanval op de aflaatpraktijk lijkt te word<strong>en</strong> bevestigd door archivalische bronn<strong>en</strong><br />

waarin sprake is van e<strong>en</strong> dominicaanse broeder Wouter ut<strong>en</strong> Hage die in de periode<br />

1515-1521 in de Delftse Oude kerk regelmatig <strong>en</strong> niet zonder indruk op <strong>zijn</strong> gehoor te<br />

mak<strong>en</strong>, over het lijd<strong>en</strong> van Christus preekte. Deze Wouter werd het slachtoffer van<br />

“de haat van de broeders uit D<strong>en</strong> Haag” <strong>en</strong> door e<strong>en</strong> franciscaan vervang<strong>en</strong>.<br />

Gnapheus is vooral bek<strong>en</strong>d om <strong>zijn</strong> Acolastus, dat de eeuw<strong>en</strong> door in 51 edities is<br />

versch<strong>en</strong><strong>en</strong>. Hij werd in 1493 in D<strong>en</strong> Haag gebor<strong>en</strong> <strong>en</strong> studeerde vanaf 1511 aan de<br />

universiteit van Keul<strong>en</strong>, waar hij in 1512 het baccalaureaat behaalde. Hij werd priester<br />

gewijd <strong>en</strong> wordt in 1522 voor het eerst g<strong>en</strong>oemd als rector van de Latijnse school in<br />

D<strong>en</strong> Haag. Al spoedig kwam hij echter in aanraking met de inquisitie. In de proloog<br />

op <strong>zijn</strong> geschrift Tobias <strong>en</strong>de Lazarus heeft Gnapheus <strong>zijn</strong> ervaring<strong>en</strong> in deze periode<br />

beschrev<strong>en</strong>. Sam<strong>en</strong> met <strong>Ho<strong>en</strong></strong> werd hij in 1523 gevang<strong>en</strong> gezet, om ge<strong>en</strong> andere red<strong>en</strong>,<br />

naar eig<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>, dan omdat hij had geweigerd zich te onderwerp<strong>en</strong> aan “het satanische<br />

rijk van ceremoniën <strong>en</strong> valse godsdi<strong>en</strong>st”. Beid<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> tot voorwaardelijke<br />

vrijheid binn<strong>en</strong> D<strong>en</strong> Haag veroordeeld.<br />

In 1525 kwam Gnapheus vrij, maar al spoedig kwam hij weer in hand<strong>en</strong> van de<br />

Leuv<strong>en</strong>se “sofist<strong>en</strong>”. De red<strong>en</strong> van deze hernieuwde arrestatie was e<strong>en</strong> troostbrief die<br />

Gnapheus had geschrev<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> arme weduwe wier zoon het klooster had verlat<strong>en</strong>.<br />

Gnapheus hield haar voor dat het koninkrijk van God niet in het uitw<strong>en</strong>dig nakom<strong>en</strong><br />

van bepaalde voorschrift<strong>en</strong> bestond, maar in liefde tot God <strong>en</strong> de naaste. E<strong>en</strong> lev<strong>en</strong><br />

van geloof <strong>en</strong> liefde kon net zo goed buit<strong>en</strong> als binn<strong>en</strong> het klooster word<strong>en</strong> geleefd.<br />

Om dit schrijv<strong>en</strong> werd hij in mei 1525 in de Haagse Voorpoort gevang<strong>en</strong> gezet. In<br />

oktober werd hij gedwong<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> verblijf van drie maand<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> klooster. Zijn<br />

medegevang<strong>en</strong><strong>en</strong> in D<strong>en</strong> Haag war<strong>en</strong> ditmaal Ioannes Sartorius <strong>en</strong> Jan de Bakker. Van<br />

het begin van 1526 tot de vast<strong>en</strong> van pas<strong>en</strong> 1528 kon hij <strong>zijn</strong> functie uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong>, maar<br />

nadat de inquisiteurs tijd<strong>en</strong>s de vast<strong>en</strong> in <strong>zijn</strong> huis e<strong>en</strong> stuk worst in e<strong>en</strong> pan soep<br />

hadd<strong>en</strong> aangetroff<strong>en</strong>, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> nieuwe veroordeling dreigde, vluchtte hij.<br />

In 1531 dook hij op in het Oostfriese Elbing, waar hij van 1535 tot 1541 rector was<br />

van de Latijnse school. Hij vestigde zich vervolg<strong>en</strong>s in Koningsberg<strong>en</strong>. Daar was hij<br />

raadsheer van hertog Albert van Brand<strong>en</strong>burg, inspecteur van de Domschool, rector<br />

van het Paedagogium <strong>en</strong> t<strong>en</strong> slotte buit<strong>en</strong>gewoon lector aan de universiteit. Onder<br />

invloed van de druk van <strong>zijn</strong> lutheraanse teg<strong>en</strong>standers, aangevoerd door (de later<br />

weer katholiek geword<strong>en</strong>) Fredericus Staphylus, werd hij geëxcommuniceerd.<br />

Gedur<strong>en</strong>de de laatste periode van <strong>zijn</strong> lev<strong>en</strong>, van 1547 tot 1568, verbleef hij weer in<br />

Oost- Friesland. In Emd<strong>en</strong> was hij secretaris van gravin Anna <strong>en</strong> leermeester van haar<br />

drie zoons. Hij speelde er ook e<strong>en</strong> actieve rol in de confiscatie van kerkelijke goeder<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> vervulde verschill<strong>en</strong>de diplomatieke missies; in 1560 werd hij aangesteld als<br />

r<strong>en</strong>tmeester. Hij overleed in Nord<strong>en</strong> op 29 september 1568.<br />

Om Gnapheus‟ opvatting<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de de periode dat hij deel uitmaakte van de Delfts-<br />

Haagse kring te ler<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, is <strong>zijn</strong> Troost <strong>en</strong>de spiegel der sieck<strong>en</strong> de aangewez<strong>en</strong><br />

bron, aangezi<strong>en</strong> deze dialoog in 1524-1525 is geschrev<strong>en</strong>. In de sam<strong>en</strong>spraak tuss<strong>en</strong><br />

Timotheus (Gnapheus), Tobias (<strong>zijn</strong> buurman) <strong>en</strong> Lazarus (e<strong>en</strong> zieke buurman) wordt<br />

11


het hebberige <strong>en</strong> liefdeloze ritualisme <strong>en</strong> formalisme van de geestelijkheid in de<br />

persoon van de plaatselijke pastoor g<strong>en</strong>adeloos gehekeld. Geestelijk<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong> wel<br />

over het Evangelie, maar hebb<strong>en</strong> het niet in hun hart<strong>en</strong> of hand<strong>en</strong>, zo luidt één van de<br />

punt<strong>en</strong> van kritiek. Als de pastoor ge<strong>en</strong> zin heeft om Lazarus te bezoek<strong>en</strong>, nem<strong>en</strong><br />

Timotheus <strong>en</strong> Tobias - lek<strong>en</strong> - deze taak op zich. Zij drukk<strong>en</strong> hem op het hart dat het<br />

christelijke lev<strong>en</strong> niet bestaat in gehoorzaamheid aan door m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> ingestelde<br />

ceremoniën, maar in e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> in liefde <strong>en</strong> g<strong>en</strong>ade. In het boek word<strong>en</strong> de<br />

beeld<strong>en</strong>verering, de mis, de aanbidding van heilig<strong>en</strong> <strong>en</strong> pelgrimages verworp<strong>en</strong>; op<br />

verontwaardigde toon wordt gesprok<strong>en</strong> over de gewoonte van de clerus om de ziel<strong>en</strong><br />

der parochian<strong>en</strong> te kwell<strong>en</strong> met de angst voor de hel. Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> verkondig<strong>en</strong> wi<br />

Euangelische lud<strong>en</strong> het woord van God dat van vrede <strong>en</strong> vergeving spreekt. Het gebed<br />

di<strong>en</strong>t in de landstaal te word<strong>en</strong> uitgesprok<strong>en</strong>; de lek<strong>en</strong> <strong>zijn</strong> in religieuze zak<strong>en</strong><br />

onafhankelijk <strong>en</strong> kerkelijke inkomst<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> besteed t<strong>en</strong> gunste van de<br />

arm<strong>en</strong> <strong>en</strong> het onderhoud van de schol<strong>en</strong>.<br />

Dergelijke ideeën <strong>zijn</strong> karakteristiek voor het evangelisch humanisme. Zijn<br />

opvatting<strong>en</strong> over de verlossing van de m<strong>en</strong>s lijk<strong>en</strong> geprononceerder: zo ontk<strong>en</strong>t<br />

Gnapheus de vrije wil, me<strong>en</strong>t hij dat het geloof e<strong>en</strong> gave van God is <strong>en</strong> omschrijft hij<br />

het als e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>de <strong>en</strong> zekere ervaring van het hart waardoor de gelovig<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> dat<br />

zij God behag<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat God h<strong>en</strong> door <strong>zijn</strong> Zoon g<strong>en</strong>adig is. In e<strong>en</strong> opmerkelijke<br />

passage klaarblijkelijk geïnspireerd door Luthers theologie van het kruis, zet<br />

Timotheus teg<strong>en</strong>over Lazarus uite<strong>en</strong> hoe hij <strong>zijn</strong> lijd<strong>en</strong> kan verdrag<strong>en</strong> door te<br />

bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong> hoe God met <strong>zijn</strong> schepsel<strong>en</strong> handelt. Lazarus di<strong>en</strong>t te wet<strong>en</strong> dat God van<br />

nature g<strong>en</strong>adig is, maar dat Hij, om die g<strong>en</strong>ade aan de gelovig<strong>en</strong> te ton<strong>en</strong>, eerst e<strong>en</strong><br />

aan Zijn natuur vreemd werk aan h<strong>en</strong> verricht. God straft <strong>en</strong> kastijdt h<strong>en</strong> eerst, <strong>en</strong> de<br />

gelovig<strong>en</strong> <strong>zijn</strong> g<strong>en</strong>eigd dit op te vatt<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> bewijs van Gods haat <strong>en</strong> toorn. Door<br />

Gods kastijding bevind<strong>en</strong> zij zich midd<strong>en</strong> int cruys <strong>en</strong> sterv<strong>en</strong> zij van de wereld af.<br />

Alle ding<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> op h<strong>en</strong> over alsof God hun vijand is. Maar het geloof dringt door<br />

tot zak<strong>en</strong> die voor het m<strong>en</strong>selijk oog niet waarneembaar <strong>zijn</strong>, namelijk tot het inzicht,<br />

dat God de <strong>zijn</strong><strong>en</strong> lev<strong>en</strong>d maakt door h<strong>en</strong> eerst te dod<strong>en</strong>, dat Hij h<strong>en</strong> naar de hemel<br />

leidt door h<strong>en</strong> eerst neer te stot<strong>en</strong> in de verlat<strong>en</strong>heid van de hel. Alle<strong>en</strong> voor het oog<br />

van het geloof is zichtbaar dat God <strong>zijn</strong> g<strong>en</strong>ade onder <strong>zijn</strong> toorn verbergt.<br />

Jan Jansz. de Bakker van Woerd<strong>en</strong>, de zoon van e<strong>en</strong> bakker die ook koster was, werd<br />

in 1499 in Woerd<strong>en</strong> gebor<strong>en</strong>. Als leerling van de door de Broeders des Gem<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

Lev<strong>en</strong>s geleide Utrechtse Hieronymusschool, werd Jan de Bakker beïnvloed door de<br />

rector van het fraterhuis, Hinne Rode. Zijn vader realiseerde zich dat <strong>zijn</strong> zoon zich in<br />

groot gevaar bevond <strong>en</strong> zond hem om die red<strong>en</strong> naar Leuv<strong>en</strong>, waar Jan de Bakker in<br />

1521 als stud<strong>en</strong>t werd ingeschrev<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> jaar later werd hij priester gewijd, weer twee<br />

jaar later huwde hij Jacoba Jansd. van Woerd<strong>en</strong>. Door <strong>zijn</strong> prek<strong>en</strong> laadde hij de<br />

verd<strong>en</strong>king van heterodoxie op zich. Hij weigerde zich echter te verantwoord<strong>en</strong>, niet<br />

als gevolg dat hij in 1523 in het kasteel van Woerd<strong>en</strong> gevang<strong>en</strong> werd gezet. Na <strong>zijn</strong><br />

vrijlating bezocht hij Witt<strong>en</strong>berg <strong>en</strong> reisde hij door het graafschap Holland. Hij zocht<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> Gnapheus op in de gevang<strong>en</strong>is om h<strong>en</strong> te troost<strong>en</strong>. Zijn verzet teg<strong>en</strong> de<br />

aflaatpraktijk <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> op<strong>en</strong>lijk beled<strong>en</strong> ongeloof in de geldigheid van m<strong>en</strong>selijke<br />

instelling<strong>en</strong> leidde in mei 1525 tot <strong>zijn</strong> arrestatie <strong>en</strong> gevang<strong>en</strong>zetting in de Haagse<br />

Voorpoort. Zijn proces duurde van 11 juli tot 7 september 1525. Hij werd schuldig<br />

bevond<strong>en</strong> <strong>en</strong> aan de seculiere arm overgeleverd om te word<strong>en</strong> verbrand. Op 25<br />

september stierf hij op de brandstapel, in het bij<strong>zijn</strong> van landvoogdes Margaretha van<br />

Oost<strong>en</strong>rijk.<br />

Waarvoor stierf deze eerste martelaar van de noordelijke Nederland<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>lijk? In<br />

12


<strong>zijn</strong> martyrologium schrijft Gnapheus dat Pistorius huwelijk als priester de aanleiding<br />

tot <strong>zijn</strong> arrestatie was. Om hem te verdedig<strong>en</strong> betoogde Gnapheus dat het huwelijk e<strong>en</strong><br />

bijbels voorschrift <strong>en</strong> het celibaat teg<strong>en</strong>natuurlijk is: het leidde slechts tot onzedelijkheid<br />

<strong>en</strong> veranderde kloosters in bordel<strong>en</strong>.<br />

Uit <strong>zijn</strong> verhoor wordt duidelijk dat Jan de Bakker alle<strong>en</strong> bijbelse argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als<br />

geldig accepteerde; alles wat van deze norm afweek verwierp hij nadrukkelijk als niet<br />

meer dan m<strong>en</strong>selijke instelling<strong>en</strong>. Zo verwierp hij het celibaat <strong>en</strong> verdedigde hij de<br />

notie van het priesterschap van alle gelovig<strong>en</strong>. Tijd<strong>en</strong>s <strong>zijn</strong> derde verhoor, op 12 juli,<br />

verzekerde hij echter schriftelijk dat hij alle kerkelijke instelling<strong>en</strong> die niet teg<strong>en</strong> de<br />

Bijbel war<strong>en</strong>, als noodzakelijk <strong>en</strong> prijz<strong>en</strong>swaardig aanvaardde. Dit was e<strong>en</strong> valstrik<br />

van de inquisiteurs, want nu kond<strong>en</strong> zij, blijkbaar niet van zins om hem alle<strong>en</strong> op<br />

grond van <strong>zijn</strong> huwelijk te veroordel<strong>en</strong>, hem precies vrag<strong>en</strong> welke instelling<strong>en</strong> naar<br />

<strong>zijn</strong> m<strong>en</strong>ing teg<strong>en</strong> de Bijbel inging<strong>en</strong> <strong>en</strong> welke niet. Uiteindelijk bleek Jan de Bakker<br />

de vast<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> aantal van de kerkelijke sacram<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> de sacram<strong>en</strong>tsleer volg<strong>en</strong>s<br />

welke het sacram<strong>en</strong>t ex opere operato (onafhankelijk van het geloof van de<br />

participant<strong>en</strong>) werkzaam is, als onbijbels te verwerp<strong>en</strong>. Hij weigerde zich te<br />

onderwerp<strong>en</strong> aan de autoriteit van de kerk <strong>en</strong> beriep zich daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> op het<br />

getuig<strong>en</strong>is van de Heilige Geest in <strong>zijn</strong> hart. Tijd<strong>en</strong>s het laatste dispuut op 7 september<br />

kreeg hij de geleg<strong>en</strong>heid te biecht<strong>en</strong>. In teg<strong>en</strong>stelling tot wat <strong>zijn</strong> ondervragers<br />

verwachtt<strong>en</strong>, begon hij niet aan e<strong>en</strong> lange opsomming van al <strong>zijn</strong> zond<strong>en</strong>, maar<br />

beperkte hij zich tot de belijd<strong>en</strong>is dat hij totaal verdorv<strong>en</strong> was, daaraan echter<br />

toevoeg<strong>en</strong>d dat hij zeker was van Gods goedheid jeg<strong>en</strong>s hem, aangezi<strong>en</strong> de Zoon van<br />

God met Zijn bloed al <strong>zijn</strong> zond<strong>en</strong> had weggewass<strong>en</strong>. Teg<strong>en</strong>over de priesterlijke<br />

absolutie stond hij dan ook onverschillig. Dit alles was g<strong>en</strong>oeg om de besehulding dat<br />

hij e<strong>en</strong> “lutheraan” was te schrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> rechtvaardigde <strong>zijn</strong> dood op de brandstapel.<br />

Frederik Hondebeke was in de vroege jar<strong>en</strong> twintig rector van de Delftse Latijnse<br />

school, Zijn biograaf, de voormalige stadsarchivaris van Delft, D.P. Oosterbaan,<br />

typeerde hem als “e<strong>en</strong> man van nobele allure die <strong>zijn</strong> omgeving besliss<strong>en</strong>d heeft<br />

beïnvloed”. Slechts één brief van <strong>zijn</strong> hand, geschrev<strong>en</strong> in 1522 <strong>en</strong> geadresseerd aan<br />

Kaspar Hedio in Mainz, is bewaard geblev<strong>en</strong>. Daarin klaagde hij over de vele<br />

Nicodemi in <strong>zijn</strong> woonplaats. “Nicodemuss<strong>en</strong>” , aanhangers van de Hervorming die<br />

daar niet op<strong>en</strong>lijk voor uit durfd<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Hondebeke was klaarblijkelijk e<strong>en</strong> bewuste<br />

oppon<strong>en</strong>t van de kerkelijke eredi<strong>en</strong>st, terwijl hij de geleg<strong>en</strong>heid had om <strong>zijn</strong><br />

opvatting<strong>en</strong> di<strong>en</strong>aangaande uit te drag<strong>en</strong> in de godsdi<strong>en</strong>stige toesprak<strong>en</strong> die hij op<br />

zon- <strong>en</strong> feestdag<strong>en</strong> voor <strong>zijn</strong> leerling<strong>en</strong> t<strong>en</strong> beste gaf. In g<strong>en</strong>oemde brief contrasteerde<br />

hij <strong>zijn</strong> eig<strong>en</strong> ijver <strong>en</strong> de weerklank die hij met <strong>zijn</strong> sermo<strong>en</strong><strong>en</strong> vond, scherp met de<br />

houding van Erasmus. Erasmus, zo schreef hij, schijnt iedere dag meer te verkoel<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

heimelijk te herroep<strong>en</strong> wat hij vroeger vrijuit verkondigde. Zowel de humanist als de<br />

Delftse Nicodemiet<strong>en</strong> durv<strong>en</strong> uit kinderlijke vrees niet te volhard<strong>en</strong> in de publieke<br />

belijd<strong>en</strong>is van hun innerlijke overtuiging<strong>en</strong>. Zij <strong>zijn</strong> meer bezorgd om de roem van<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> dan de eer van God.<br />

Hondebeke roept op tot geduld <strong>en</strong> volharding tot de tijd dat God de <strong>zijn</strong><strong>en</strong> zal bijstaan.<br />

Het lijkt dat God niet helpt, maar Hij zal <strong>zijn</strong> bijstand ton<strong>en</strong> op het mom<strong>en</strong>t dat alle<br />

m<strong>en</strong>selijke verwachting<strong>en</strong> tot niet <strong>zijn</strong> gebracht. Van de uitkomst is hij zeker: aan h<strong>en</strong><br />

die standvastig <strong>zijn</strong> zal het word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> om de heerlijkheid van Christus uit te<br />

drag<strong>en</strong>.<br />

In mei 1523 verblev<strong>en</strong> twee functionariss<strong>en</strong> van het Hof van Holland in Delft om<br />

informatie in te winn<strong>en</strong> over Hondebeke, de “schoolmeester, die hem vervordert<br />

hadde te spreeck<strong>en</strong> <strong>en</strong>de 1eer<strong>en</strong> diversche leeringh<strong>en</strong> smak<strong>en</strong>de heresie <strong>en</strong>de anders<br />

13


contrarie theylighe kerst<strong>en</strong> geloeve”. Hondebeke werd verhoord <strong>en</strong> de Delftse<br />

magistrat<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong> op hun lakse optred<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de ketters. In augustus<br />

verzett<strong>en</strong> de magistrat<strong>en</strong> zich teg<strong>en</strong> de poging<strong>en</strong> van de landvoogdes <strong>en</strong> inquisiteur<br />

Frans Vander Hulst om Hondebeke <strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong> naar Gorinchem te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> daar<br />

verder onderzoek te do<strong>en</strong> naar hun relatie tot de “lutherse secte”. In september zat<br />

Hondebeke in D<strong>en</strong> Haag gevang<strong>en</strong>. Na ruim e<strong>en</strong> jaar was hij weer in Delft waar hij<br />

voorwaardelijke vrijheid g<strong>en</strong>oot. Hij werd er niet met rust gelat<strong>en</strong>. Wederom steld<strong>en</strong><br />

twee functionariss<strong>en</strong> van het Hof e<strong>en</strong> onderzoek naar hem in. Ondanks de protectie<br />

van plaatselijke hoogwaardigheidsbekleders, werd hij in 1525 andermaal naar D<strong>en</strong><br />

Haag gebracht. Zijn arrestatie <strong>en</strong> wegvoering leidd<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> straatoproer van <strong>zijn</strong><br />

leerling<strong>en</strong>. Zijn gevang<strong>en</strong>schap duurde dit maal van 1 september tot 27 september;<br />

nadi<strong>en</strong> is ge<strong>en</strong> spoor van hem bewaard geblev<strong>en</strong>.<br />

Ioannes Sartorius g<strong>en</strong>iet nog altijd bek<strong>en</strong>dheid als e<strong>en</strong> erudiet taalkundige. Hij werd<br />

ongeveer in 1500 te Amsterdam gebor<strong>en</strong>. Zijn magistersgraad behaalde hij aan de<br />

universiteit van Leuv<strong>en</strong>. Vóór 1525 was hij rector van de Latijnse school in <strong>zijn</strong><br />

geboorteplaats. In de herfst van dat jaar werd hij gearresteerd als aanhanger van “die<br />

secte vand<strong>en</strong> Lutherian<strong>en</strong>” <strong>en</strong> in de Haagse Voorpoort gevang<strong>en</strong> gezet, sam<strong>en</strong> met<br />

Canirivus, Gnapheus <strong>en</strong> Jan de Bakker. Aan het eind van september werd hij naar<br />

Heusd<strong>en</strong> vervoerd, daarna via D<strong>en</strong> Haag naar ‟s-Hertog<strong>en</strong>bosch. In december werd hij<br />

in Amsterdam veroordeeld; hij herriep <strong>zijn</strong> ketterse opvatting<strong>en</strong>. Enige tijd later dook<br />

hij op als leraar in Noordwijk, maar in 1531 gaf hij weer les in Amsterdam, waar de<br />

conservatieve priester Cornelius Crocus <strong>zijn</strong> opvatting dat de m<strong>en</strong>s alle<strong>en</strong> door het<br />

geloof behoud<strong>en</strong> wordt, bestreed. In 1534 kwam hij weer in opspraak; uiteindelijk<br />

werd hij uit de stad verbann<strong>en</strong>. Met tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong> verbleef hij in Noordwijk, van<br />

waaruit hij verschill<strong>en</strong>de plaats<strong>en</strong> bezocht. Zo verbleef hij in Bazel, waar de bek<strong>en</strong>de<br />

drukker loannes Oporinus e<strong>en</strong> van <strong>zijn</strong> werk<strong>en</strong> uitgaf. Hij overleed in 1557 in Delft.<br />

Sartorius schreef vijf boek<strong>en</strong>; e<strong>en</strong> Grammatica, e<strong>en</strong> Syntaxis, de Exercitus (Latijnse<br />

spreuk<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> barbarism<strong>en</strong>), de Adagia met Nederlandse equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

Paraphrases van het Oude Testam<strong>en</strong>t, voorafgegaan door e<strong>en</strong> Isagoge. De Exercitus<br />

versche<strong>en</strong> voor het eerst in 1540, <strong>zijn</strong> Adagia <strong>en</strong> Paraphrases werd<strong>en</strong> pas in de late<br />

jar<strong>en</strong> veertig <strong>en</strong> vroege jar<strong>en</strong> vijftig geschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> eerst postuum gepubliceerd<br />

(respectievelijk in 1561 <strong>en</strong> 1558). Deze geschrift<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> dus ge<strong>en</strong> di<strong>en</strong>st do<strong>en</strong><br />

wanneer m<strong>en</strong> Sartorius‟ opvatting<strong>en</strong> in de vroege jar<strong>en</strong> twintig wil ler<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> <strong>zijn</strong> ideeën zich teg<strong>en</strong> het einde van <strong>zijn</strong> lev<strong>en</strong> geradicaliseerd te<br />

hebb<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> vermoeid spiritualisme, dat duidelijke verwantschap vertoont met het<br />

gedacht<strong>en</strong>goed van de notoire franc-tireur der Reformatie, Sebastian Franck. Zijn<br />

Grammatica echter, hoewel pas in 1533 gedrukt, moet reeds omstreeks 1527 <strong>zijn</strong><br />

sam<strong>en</strong>gesteld: het werk is opgedrag<strong>en</strong> aan Gnapheus, die hij „gymnasiarch‟ in D<strong>en</strong><br />

Haag noemt, terwijl Gnapheus in 1528 e<strong>en</strong> school in Geervliet leidde. De opdracht<br />

aan de Alkmaarse leraar Petrus Nannius van <strong>zijn</strong> Syntaxis, voor het eerst gepubliceerd<br />

in 1530, is in 1528 gedateerd. Beide werk<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> iets k<strong>en</strong>baar van Sartorius‟<br />

houding in die tijd <strong>en</strong> van de wijze waarop hij <strong>zijn</strong> opvatting<strong>en</strong> aan <strong>zijn</strong> leerling<strong>en</strong><br />

wilde overdrag<strong>en</strong>. Als voorbeeld van e<strong>en</strong> mannelijk <strong>en</strong> vrouwelijk zelfstandig<br />

naamwoord gaf Sartorius de woord<strong>en</strong> “homo” <strong>en</strong> “bulla”, e<strong>en</strong> duidelijke verwijzing<br />

naar Erasmus‟ adagium “homo bulia”; de m<strong>en</strong>s is e<strong>en</strong> luchtbel. En to<strong>en</strong> hij duidelijk<br />

wilde mak<strong>en</strong> dat woord<strong>en</strong> die in de accusatief op -im eindig<strong>en</strong> in de ablatief op -i<br />

eindig<strong>en</strong>, citeerde Sartorius de erasmiaanse zin: “vim vi repellere prohibet Christus”.<br />

In <strong>zijn</strong> onderwijs wist Sartorius grammatica aldus met de vroomheid te verbind<strong>en</strong>.<br />

Voor onderwijzers als Canirivus <strong>en</strong> Sartorius stond<strong>en</strong> dus twee weg<strong>en</strong> op<strong>en</strong> om hun<br />

14


opvatting<strong>en</strong> te propager<strong>en</strong>: door de sermo<strong>en</strong><strong>en</strong> die zij op zon- <strong>en</strong> feestdag<strong>en</strong> voor hun<br />

leerling<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> <strong>en</strong>, subtieler, door hun opvatting<strong>en</strong> onder de dekmantel<br />

van hun grammatica-onderwijs aan hun leerling<strong>en</strong> over te drag<strong>en</strong>.<br />

Vermoedelijk is binn<strong>en</strong> de Delfts-Haagse kring e<strong>en</strong> vertaling van het Nieuwe<br />

Testam<strong>en</strong>t ontstaan. In november 1524 realiseerde de drukker <strong>Cornelis</strong> Heynricz.<br />

Lettersnyder, won<strong>en</strong>d aan de Delftse Vismarckt, e<strong>en</strong> opmerkelijke uitgave. Op die<br />

datum kwam van <strong>zijn</strong> pers<strong>en</strong> e<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> sierlijke cursief gedrukte, Nederlandse<br />

vertaling van het Nieuwe Testam<strong>en</strong>t, gebaseerd op Erasmus‟ Nouum Testam<strong>en</strong>tum.<br />

<strong>Cornelis</strong> Heynricz. gaf aan het werk de volg<strong>en</strong>de titel mee:<br />

Dat niewe Testam<strong>en</strong>t, welt is dat leu<strong>en</strong>de woert Goods wtghesprok<strong>en</strong> doer ons<strong>en</strong><br />

salichmaker IESVS Christus, dye welcke was God <strong>en</strong>de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, beschrev<strong>en</strong> doer<br />

ingev<strong>en</strong> des heylig<strong>en</strong> geests vand<strong>en</strong> heylig<strong>en</strong> Apostel<strong>en</strong> <strong>en</strong>de Euangelist<strong>en</strong>, <strong>en</strong>de is dye<br />

wet der graci<strong>en</strong>, der liefd<strong>en</strong> <strong>en</strong>de des barmherticheyts, met grooter naersticheyt<br />

overgeset <strong>en</strong>de ghepr<strong>en</strong>t in goede platt<strong>en</strong> Duytsche.<br />

De titelpagina deelt verder nog het volg<strong>en</strong>de over de inhoud mee<br />

Hier is oec by gheset e<strong>en</strong> perfecte tafel om te vind<strong>en</strong> alle die Euangeli<strong>en</strong> <strong>en</strong>de dye<br />

Epistel<strong>en</strong> die wt d<strong>en</strong> niew<strong>en</strong> Testam<strong>en</strong>t int Ambacht der Miss<strong>en</strong> daghelyck gheles<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>.<br />

Dit niewe Testam<strong>en</strong>t dwelck (alst Gout alle Metal<strong>en</strong> te bou<strong>en</strong> gaet) alle bouck<strong>en</strong> te<br />

bou<strong>en</strong> gaet, is ghepr<strong>en</strong>t tot Delft in Hollant t<strong>en</strong> huyse van <strong>Cornelis</strong> Heynrickz.<br />

Lettersnyder, won<strong>en</strong>de by die Vismarckt.<br />

De vertalers van Erasmus‟ tekst van het Nieuwe Testam<strong>en</strong>t hebb<strong>en</strong> aan hun<br />

overzetting e<strong>en</strong> andere tekst van Erasmus in vertaling vooraf do<strong>en</strong> gaan: E<strong>en</strong><br />

cortevermaninge, verweck<strong>en</strong>de e<strong>en</strong><strong>en</strong> yegelijck<strong>en</strong> om naerstelick te overles<strong>en</strong> <strong>en</strong>de te<br />

belev<strong>en</strong> dat Heylich Evangelie Iesu Christi, e<strong>en</strong> vertaling van de Praefatio van<br />

Erasmus op <strong>zijn</strong> Nouum Testam<strong>en</strong>tum.<br />

Uit de Verclaringe van de drukker spreekt <strong>zijn</strong> vreugde over de tijd waarin hij leefde.<br />

Nu immers, zo schrijft hij, heeft het God behaagd om de hongerige schar<strong>en</strong> te voed<strong>en</strong><br />

met het hemelse brood van <strong>zijn</strong> woord, dat Hij hun heeft do<strong>en</strong> voorzett<strong>en</strong> door “d<strong>en</strong><br />

hoochgeleerd<strong>en</strong>, verstandig<strong>en</strong> beminnaer der waerheyt, de eer van Duytslant, Erasmus<br />

van Rotterdam”. <strong>Cornelis</strong> prijst Erasmus‟ Latijnse vertaling van de oorspronkelijke<br />

Griekse tekst; op die Latijnse vertaling is de vertaling “in goed<strong>en</strong> platt<strong>en</strong> Duytsche”<br />

gebaseerd. De vertalers hebb<strong>en</strong> zich echter niet beperkt tot alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vertaling. De<br />

vertaling is zo letterlijk mogelijk, maar woord<strong>en</strong> die vanwege het Nederlands moest<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> toegevoegd, <strong>zijn</strong> tuss<strong>en</strong> haakjes geplaatst. Erasmus‟ vertaling is bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

vergelek<strong>en</strong> met de Vulgaat. Wanneer Erasmus verschilt van deze traditionele vertaling<br />

is ook e<strong>en</strong> vertaling van de passage in de Vulgaat voorzi<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> kruisje in de<br />

marge van de tekst opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> of is dit verschil door spatiëring in de tekst<br />

aangegev<strong>en</strong>. De Leidse kerkhistoricus C.C. de Bruin typeerde de vertaling als het<br />

werk van “mann<strong>en</strong> van wet<strong>en</strong>schap [...], k<strong>en</strong>ners zoowel van d<strong>en</strong> grondtekst in het<br />

Latijn als van het „Duytsch‟, die nauwkeurig in hun vertolking d<strong>en</strong> voor h<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

tekst will<strong>en</strong> reproduceer<strong>en</strong> <strong>en</strong> angstvallig elke afwijking aangev<strong>en</strong>”.<br />

E<strong>en</strong> Filologische b<strong>en</strong>adering van de tekst gaat ook in het Delftse Nieuwe Testam<strong>en</strong>t<br />

gepaard met e<strong>en</strong> uitgesprok<strong>en</strong> sympathie voor e<strong>en</strong> reformatie van kerkelijke leer- <strong>en</strong><br />

instelling<strong>en</strong>. Die voorkeur spreekt met name uit de proloog (de <strong>en</strong>ige in deze<br />

15


vertaling) op het bijbelboek Romein<strong>en</strong>. In het spoor van Martin Luther wordt daarin<br />

gesteld, dat alle<strong>en</strong> het geloof in Christus van belang is, omdat de m<strong>en</strong>s alle<strong>en</strong> daardoor<br />

wordt gerechtvaardigd, niet door <strong>zijn</strong> goede werk<strong>en</strong>.<br />

De Verclaringe is in de eerste persoon meervoud gesteld. Uit de inhoud ervan <strong>en</strong> uit<br />

de proloog op Romein<strong>en</strong> wordt duidelijk dat de vertalers Erasmus bewonderd<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Luthers opvatting<strong>en</strong> over de rechtvaardiging deeld<strong>en</strong>. Er <strong>zijn</strong> drie argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die het<br />

aandeel van de „Delfts-Haagse kring‟ weliswaar niet onomstotelijk bevestig<strong>en</strong>, maar<br />

wel waarschijnlijk mak<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> eerste k<strong>en</strong>de <strong>Ho<strong>en</strong></strong> het werk van Erasmus <strong>en</strong> hing hij<br />

de opvatting<strong>en</strong> van Luther aan. Hetzelfde geldt voor Gnapheus. In de tweede plaats<br />

stond <strong>Ho<strong>en</strong></strong> bek<strong>en</strong>d om <strong>zijn</strong> contact<strong>en</strong> met <strong>zijn</strong> naamg<strong>en</strong>oot, de Delftse drukker. Teg<strong>en</strong><br />

het einde van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s lev<strong>en</strong> deed <strong>zijn</strong> humanistische vri<strong>en</strong>d <strong>Cornelis</strong> Aurelius hem,<br />

naar we nog nader zull<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> manuscript toekom<strong>en</strong> met het verzoek dit te <strong>zijn</strong>er<br />

tijd door Lettersnyder te lat<strong>en</strong> drukk<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> slotte lijkt de proloog op de Romein<strong>en</strong><br />

(waar Christus <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> weldad<strong>en</strong> aan elkaar gelijk gesteld word<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> typische<br />

gedachte van Luthers medewerker Philippus Melanchthon) naar Gnapheus te<br />

verwijz<strong>en</strong>, die de werk<strong>en</strong> van Melanchthon k<strong>en</strong>de, <strong>en</strong> in wi<strong>en</strong>s Troost <strong>en</strong>de spiegel der<br />

sieck<strong>en</strong> de gedachte ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s is verwoord. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> Gnapheus <strong>zijn</strong>, met andere<br />

woord<strong>en</strong>, de <strong>en</strong>ige bek<strong>en</strong>de person<strong>en</strong> die beantwoord<strong>en</strong> aan de karakteristiek<strong>en</strong> van de<br />

vertalers van het Delftse Nieuwe Testam<strong>en</strong>t. Maar alle<strong>en</strong> nieuwe bronn<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> op<br />

dit punt volledige zekerheid br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

Proces<br />

In het vroege voorjaar van 1522 bereikt<strong>en</strong> keizer Karel V bericht<strong>en</strong> dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> niet<br />

“heel <strong>en</strong>de al onbesmet vand<strong>en</strong> saicke vand<strong>en</strong> lutherian<strong>en</strong>” was. Hij ontbood <strong>Ho<strong>en</strong></strong><br />

voor <strong>zijn</strong> Geheime Raad in Brussel <strong>en</strong> droeg Harman Harmansz., e<strong>en</strong> gerechtsdi<strong>en</strong>aar<br />

van het Hof, op om e<strong>en</strong> inv<strong>en</strong>taris van <strong>zijn</strong> goeder<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> deze in beslag te<br />

nem<strong>en</strong>. De plaatsvervang<strong>en</strong>d procureur-g<strong>en</strong>eraal, Claes van Dam, gaf <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s zwager<br />

Willem Sonderdanck opdracht om di<strong>en</strong>s huis <strong>en</strong> bezitting<strong>en</strong> te bewak<strong>en</strong>. Ondanks de<br />

herhaalde „mandem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>‟ vanuit Brussel <strong>en</strong> de maatregel<strong>en</strong> van het Hof weigerde<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> voor de keizer te verschijn<strong>en</strong>. Frans vander Hulst, inmiddels door Karel als<br />

inquisiteur aangesteld, vaardigde daarop e<strong>en</strong> bevel uit dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> opriep om in Delft te<br />

verschijn<strong>en</strong>. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> negeerde ook deze sommering, omdat Huls ts eig<strong>en</strong> zegel <strong>en</strong> niet<br />

dat van het Hof van Holland aan de citatie was bevestigd. Om <strong>zijn</strong> verzet te brek<strong>en</strong><br />

begav<strong>en</strong> Hulst <strong>en</strong> de p<strong>en</strong>sionaris van Dordrecht, Floris Oem van Wyngaerd<strong>en</strong> (die<br />

tev<strong>en</strong>s raadsheer van het Hof was), zich in juni 1522 naar D<strong>en</strong> Haag. Zij ging<strong>en</strong> aan<br />

het begin van de avond eerst naar <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s ommuurde huis om zich ervan te<br />

vergewiss<strong>en</strong> dat <strong>zijn</strong> goeder<strong>en</strong> goed werd<strong>en</strong> bewaard. To<strong>en</strong> zij op de voorpoort<br />

klopt<strong>en</strong>, op<strong>en</strong>de de huishoudster, Anna Aelbrechtsdochter, e<strong>en</strong> klein raampje, maar<br />

sloeg het direct weer dicht to<strong>en</strong> zij beide her<strong>en</strong> zag staan <strong>en</strong> hield de poort voor h<strong>en</strong><br />

geslot<strong>en</strong>. Zij bleef halsstarrig, ook nadat Oem haar had toegeschreeuwd dat er e<strong>en</strong><br />

keizerlijk commissaris voor de deur stond <strong>en</strong> dat hij binn<strong>en</strong> wilde kom<strong>en</strong>. Met bruut<br />

geweld forceerde Oem daarop de poort, terwijl ander<strong>en</strong> ondertuss<strong>en</strong> over de mur<strong>en</strong><br />

klomm<strong>en</strong>. Anna sloeg van schrik op de vlucht. Willem Sonderdanck <strong>en</strong> di<strong>en</strong>s vrouw<br />

schot<strong>en</strong> Anna <strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s vrouw, Margriet Willemsdocher Hooichstraet, daarop te hulp.<br />

Maar Oem <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> gevolg ging<strong>en</strong> zo te keer dat mevrouw Sonderdanck e<strong>en</strong> spontane<br />

abortus kreeg.<br />

In de daarop volg<strong>en</strong>de rechtszaak voerde de advocaat van Oem <strong>en</strong> Hulst telk<strong>en</strong>s weer<br />

aan dat het Hof in deze zaak niet ontvankelijk was omdat deze onder de jurisdictie van<br />

de door Karel V aan Hulst verstrekte commissie viel. Daarom di<strong>en</strong>de <strong>Ho<strong>en</strong></strong> voor Hulst<br />

of voor de Geheime Raad van de Keizer te verschijn<strong>en</strong>. Adria<strong>en</strong> van Dam - de<br />

16


advocaat van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong>s vrouw - bracht daarteg<strong>en</strong> in, dat Oem deg<strong>en</strong>e was die<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s naam aan het keizerlijke hof in discrediet had gebracht, dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> vervolg<strong>en</strong>s<br />

inderdaad briev<strong>en</strong> van de Keizerlijke Majesteit had ontvang<strong>en</strong> maar dat hij deze<br />

„mandem<strong>en</strong>ts‟ naast zich neer had gelegd omdat zij niet in overe<strong>en</strong>stemming war<strong>en</strong><br />

met “het gem<strong>en</strong>e recht <strong>en</strong> de privileges van Holland”. Hij wilde alle<strong>en</strong> voor het Hof in<br />

D<strong>en</strong> Haag of voor de grote Raad van Mechel<strong>en</strong> terecht staan. Uit gehoorzaamheid had<br />

hij de Keizer uiteindelijk wel <strong>zijn</strong> excusatie <strong>en</strong>de exceptie toegestuurd, maar <strong>Ho<strong>en</strong></strong><br />

begreep dat dat zinloos was. Oem had <strong>zijn</strong> naam in zo‟n kwade reuk gebracht dat<br />

niemand <strong>Ho<strong>en</strong></strong> durfde te verdedig<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> Arndt van der Gout in e<strong>en</strong> vergadering van<br />

de Stat<strong>en</strong> van Holland <strong>Ho<strong>en</strong></strong> in bescherming had g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, had Oem di<strong>en</strong>s naam aan<br />

de biechtvader van de Keizer doorgegev<strong>en</strong>.<br />

Met <strong>zijn</strong> verwijzing naar “het gem<strong>en</strong>e recht <strong>en</strong> de privileges van Holland” doelde<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> op het ius de non evocando, het recht dat bepaalde dat alle inwoners van<br />

Holland niet buit<strong>en</strong> hun eig<strong>en</strong> graafschap mocht<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vervolgd. Filips van<br />

Bourgondië had dat recht in 1452 aan Holland toegek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> het was daarna in het<br />

grote Privilege van 1477 <strong>en</strong> in de voorrechtsbrief (1486) van Maximiliaan bevestigd.<br />

Alle<strong>en</strong> was de reikwijdte van het privilege niet duidelijk. Terwijl de Stat<strong>en</strong> van<br />

Holland van m<strong>en</strong>ing war<strong>en</strong> dat ook van ketterij verdachte person<strong>en</strong> dit recht g<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>,<br />

stelde de Keizer in <strong>zijn</strong> edict van 1521 dat ketterij majesteitssch<strong>en</strong>nis was (lèse<br />

majesté divine) <strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> beroep op het ius de non evocando <strong>en</strong> de normale<br />

gerechtelijke procedure in dat geval niet van kracht was.<br />

In <strong>zijn</strong> uitspraak koos het Hof in december 1522/januari 1523 de zijde van Oem. Het<br />

sprak uit quod curia non defert, dat het Hof niet ontvankelijk was. Hulst greep de<br />

geleg<strong>en</strong>heid direct aan om <strong>Ho<strong>en</strong></strong> hard aan te pakk<strong>en</strong>. Hij liet hem arrester<strong>en</strong>, op<br />

onzachtzinnige wijze naar Geertruid<strong>en</strong>berg, op de gr<strong>en</strong>s van Holland <strong>en</strong> Brabant,<br />

vervoer<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hem daar als crimineel in e<strong>en</strong> gevang<strong>en</strong>is opsluit<strong>en</strong>.<br />

Daarop grep<strong>en</strong> de verontwaardigde Stat<strong>en</strong> van Holland in. Zij drong<strong>en</strong> bij<br />

landvoogdes Margaretha op <strong>zijn</strong> onmiddellijke vrijlating aan. Ook al zou <strong>Ho<strong>en</strong></strong> door<br />

de lutherse secte besmet <strong>zijn</strong>, dan nog moest <strong>zijn</strong> zaak volg<strong>en</strong>s de privileges van het<br />

graafschap voor het Hof in D<strong>en</strong> Haag di<strong>en</strong><strong>en</strong>. Nota b<strong>en</strong>e op advies van de keizerlijke<br />

raadslied<strong>en</strong> voldeed zij aan het verzoek van de Stat<strong>en</strong>. In maart 1523 gaf zij bevel dat<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> direct moest word<strong>en</strong> vrijgelat<strong>en</strong> <strong>en</strong> onder veilige geleide naar D<strong>en</strong> Haag moest<br />

word<strong>en</strong> teruggebracht, waar hij e<strong>en</strong> onderkom<strong>en</strong> vond in de Voorpoort. Hulst <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

advocaat van het Hof di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> de zaak te herop<strong>en</strong><strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> nieuwe gerechtelijke<br />

procedure teg<strong>en</strong> van ketterij verdachte person<strong>en</strong>. De kwestie had veel commotie<br />

veroorzaakt, niet alle<strong>en</strong> bij de Stat<strong>en</strong> maar ook bij Erasmus, die verontwaardigd<br />

melding maakte van het lijd<strong>en</strong> waaraan <strong>Ho<strong>en</strong></strong> onderworp<strong>en</strong> was geweest <strong>en</strong> zich<br />

vrolijk maakte over de afgang van Hulst.<br />

Maand<strong>en</strong> lang gebeurde er niets. In juli di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> de belangrijkste sted<strong>en</strong> van Holland<br />

(Haarlem, Amsterdam, Delft <strong>en</strong> Gouda) e<strong>en</strong> petitie bij de landvoogdes in, waarin zij<br />

op voortgang van de zaak aandrong<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> maand later probeerde Hulst nog e<strong>en</strong>maal<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> uit D<strong>en</strong> Haag weg te krijg<strong>en</strong>. Die poging werd hem fataal.<br />

Zijn compagnon Oem koos opnieuw de weg van het geweld. Geassisteerd door<br />

di<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> van het Hof deed hij ‟s nachts e<strong>en</strong> poging om <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> Gnapheus uit de<br />

Voorpoort te schak<strong>en</strong> <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> wag<strong>en</strong> naar Gorinchem te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong><br />

Gnapheus riep<strong>en</strong> om hulp, waarna de bewaker Oem de toegang weigerde <strong>en</strong> hij van<br />

<strong>zijn</strong> plan moest afzi<strong>en</strong>.<br />

Oems ongecontroleerde actie deed opnieuw e<strong>en</strong> storm van protest in de Stat<strong>en</strong><br />

opstek<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> besloot het Hof nu dat de tijd was gekom<strong>en</strong> om de politiek van<br />

de Stat<strong>en</strong> te steun<strong>en</strong>. Tijd<strong>en</strong>s de vergadering van 14 augustus sprak Albert van Loo, de<br />

17


landsadvocaat, nam<strong>en</strong>s de Stat<strong>en</strong> uit dat de gehele procedure van het c<strong>en</strong>trale gezag<br />

teg<strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong> teg<strong>en</strong> de goede zed<strong>en</strong>, oude gebruik<strong>en</strong>, het gewoonterecht <strong>en</strong> het principe<br />

van hoor <strong>en</strong> wederhoor inging. Hulst beriep zich nog e<strong>en</strong>maal op <strong>zijn</strong> b<strong>en</strong>oeming tot<br />

gevolmachtigd inquisiteur (waartoe Karel hem in juni had b<strong>en</strong>oemd) <strong>en</strong> leidde daaruit<br />

af dat hij alle<strong>en</strong> aan de paus verantwoording verschuldigd was <strong>en</strong> dat alle uiting<strong>en</strong> van<br />

ketterij die na Luthers excommunicatie war<strong>en</strong> begaan onder <strong>zijn</strong> jurisdictie viel<strong>en</strong>.<br />

Maar het net begon zich nu om Hulst te sluit<strong>en</strong>. Margaretha bepaalde dat de<br />

inquisiteur alle<strong>en</strong> zak<strong>en</strong> van na juli 1522 mocht behandel<strong>en</strong>. En to<strong>en</strong> Hulst weigerde<br />

<strong>zijn</strong> activiteit<strong>en</strong> in D<strong>en</strong> Haag als het c<strong>en</strong>trum van de rechtspraak te conc<strong>en</strong>trer<strong>en</strong>,<br />

adviseerde zij haar broer <strong>en</strong> de paus naar e<strong>en</strong> nieuwe inquisiteur om te zi<strong>en</strong> - Hulst had<br />

zich onmogelijk gemaakt.<br />

Na de afzetting van Hulst volgde er al snel e<strong>en</strong> uitspraak in <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s zaak. Hij <strong>en</strong><br />

Gnapheus werd<strong>en</strong> in oktober 1523 tot voorwaardelijke vrijheid binn<strong>en</strong> D<strong>en</strong> Haag<br />

veroordeeld, op verbeurte van hun goeder<strong>en</strong>.<br />

Het proces teg<strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong> was al met al tot e<strong>en</strong> cause célèbre uitgegeroeid. Door de<br />

reg<strong>en</strong>tes te dwing<strong>en</strong> Hulst af te zett<strong>en</strong>, boekt<strong>en</strong> de Stat<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke overwinning,<br />

want Karel zou nadi<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> poging meer wag<strong>en</strong> e<strong>en</strong> tribunaal op te richt<strong>en</strong> dat zich<br />

speciaal met de vervolging van ketterij moest bezighoud<strong>en</strong>. Deze taak kwam nu bij de<br />

provinciale, seculiere gerechtshov<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij de kerkelijke autoriteit<strong>en</strong> te ligg<strong>en</strong>. In het<br />

vervolg zou de strijd gaan tuss<strong>en</strong> het Hof <strong>en</strong> de stadsbestur<strong>en</strong> die hun burgers teg<strong>en</strong><br />

onwettige vervolging wild<strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>. Minst<strong>en</strong>s zo belangrijk is dat het graafschap<br />

Holland zich had gepres<strong>en</strong>teerd als e<strong>en</strong> politieke e<strong>en</strong>heid die haar recht<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

privileges nauwgezet bewaakte. Van e<strong>en</strong> grondgebied bestuurd door e<strong>en</strong> prins begon<br />

het zich tot e<strong>en</strong> republiek te ontwikkel<strong>en</strong>, concludeert de Amerikaanse historicus<br />

James D. Tracy in <strong>zijn</strong> boek Holland under Habsburg Rule (1990).<br />

Had Jan de Bakker <strong>zijn</strong> vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> Gnapheus tijd<strong>en</strong>s hun gevang<strong>en</strong>schap<br />

opgezocht om h<strong>en</strong> te troost<strong>en</strong>, na <strong>zijn</strong> veroordeling ontving <strong>Ho<strong>en</strong></strong> e<strong>en</strong> verzameling<br />

<strong>tractaat</strong>jes, met drie begeleid<strong>en</strong>de briev<strong>en</strong>, van <strong>zijn</strong> al eerder g<strong>en</strong>oemde k<strong>en</strong>nis<br />

<strong>Cornelis</strong> Aurelius (ca. 1460-1531). De pati<strong>en</strong>tia, het geduld <strong>en</strong> de volharding,<br />

vormd<strong>en</strong> het thema van de z<strong>en</strong>ding.<br />

Aurelius, e<strong>en</strong> kanunnik van de congegratie van Windesheim die nog altijd <strong>en</strong>ige<br />

bek<strong>en</strong>dheid g<strong>en</strong>iet als auteur van de Divisiekroniek uit 1517, had kort daarvoor<br />

op<strong>en</strong>lijk <strong>en</strong> scherp kerkelijke misbruik<strong>en</strong> bekritiseerd in e<strong>en</strong> aan de Nederlandse paus<br />

Adriaan opgedrag<strong>en</strong> verhandeling. Zijn superieur<strong>en</strong> verdacht<strong>en</strong> hem van heterodoxe<br />

neiging<strong>en</strong> <strong>en</strong> isoleerd<strong>en</strong> hem in het klooster St. Maart<strong>en</strong>sdonk bij Schoonhov<strong>en</strong>.<br />

Vandaar stuurde hij <strong>Ho<strong>en</strong></strong> het pakketje met tekst<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> brief verzocht hij <strong>zijn</strong><br />

vri<strong>en</strong>d om de geschrift<strong>en</strong> door de Delftse drukker <strong>Cornelis</strong> Heynricz. Lettersnyder te<br />

do<strong>en</strong> uitgev<strong>en</strong>. Hij vroeg <strong>Ho<strong>en</strong></strong> met andere woord<strong>en</strong>, zoals hij het in de<br />

eerstebegeleid<strong>en</strong>de brief formuleerde, om hem de di<strong>en</strong>st te bewijz<strong>en</strong> die Lucinius e<strong>en</strong>s<br />

kerkvader Hieronymus had bewez<strong>en</strong>. Lucinius had zes notariss<strong>en</strong> naar Bethlehem<br />

gestuurd om Hieronymus‟ werk<strong>en</strong> af te schrijv<strong>en</strong>, zodat deze niet in vergetelheid<br />

zoud<strong>en</strong> rak<strong>en</strong>. Lucinius had daar goed aan gedaan, aldus Aurelius, want „ketters‟<br />

war<strong>en</strong>, voorzi<strong>en</strong> van keizerlijke briev<strong>en</strong>, de bibliotheek van de kerkvader<br />

binn<strong>en</strong>gedrong<strong>en</strong> <strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> er alle geschrift<strong>en</strong> vernietigd. Aurelius vreesde dat hem<br />

hetzelfde zou overkom<strong>en</strong>. Bescheid<strong>en</strong> als hij was, wilde hij zichzelf niet met<br />

Hieronymus <strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong> niet met de onderdanige Lucinius vergelijk<strong>en</strong>, maar zoals e<strong>en</strong><br />

aap van <strong>zijn</strong> kinder<strong>en</strong> houdt zo was hij aan <strong>zijn</strong> eig<strong>en</strong> geschrift<strong>en</strong> gehecht <strong>en</strong> om <strong>Ho<strong>en</strong></strong><br />

tegemoet te kom<strong>en</strong> wilde hij voor <strong>Ho<strong>en</strong></strong> wel de rol van zowel Hieronymus als<br />

18


Lucinius vervull<strong>en</strong>: de uit te gev<strong>en</strong> geschrift<strong>en</strong>, verzameld in één codex, war<strong>en</strong><br />

bijgeslot<strong>en</strong>.<br />

Aurelius k<strong>en</strong>de niemand die beter voor deze taak was berek<strong>en</strong>d dan de met vele<br />

morele <strong>en</strong> intellectuele deugd<strong>en</strong> begaafde <strong>Ho<strong>en</strong></strong>. Hij was e<strong>en</strong> advocaat van de arm<strong>en</strong><br />

die hij g<strong>en</strong>ereus van aalmoez<strong>en</strong> voorzag. Hij was welbespraakt, beschikte over e<strong>en</strong><br />

buit<strong>en</strong>gewone k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> was e<strong>en</strong> ijverig stud<strong>en</strong>t van de humaniora, want alle tijd die<br />

hij naast <strong>zijn</strong> drukke publieke werkzaamhed<strong>en</strong> kon vrijmak<strong>en</strong> besteedde hij daaraan.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> war<strong>en</strong> zij naamg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> <strong>en</strong> voelde Aurelius zich al voor de eerste<br />

persoonlijke k<strong>en</strong>nismaking tot <strong>Ho<strong>en</strong></strong> aangetrokk<strong>en</strong> vanwege di<strong>en</strong>s lijd<strong>en</strong> voor de zaak<br />

van Christus. Ze hadd<strong>en</strong> elkaar voor het eerst op 19 januari 1524 bij de Agniet<strong>en</strong>kapel<br />

in D<strong>en</strong> Haag ontmoet, zo bracht Aurelius in herinnering, <strong>en</strong> hun verhouding placht hij<br />

sindsdi<strong>en</strong> met de relatie tuss<strong>en</strong> David <strong>en</strong> Jonathan te vergelijk<strong>en</strong>. Hij hoopte dan ook<br />

dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong>, “het andere deel van mijn hart”, de <strong>tractaat</strong>jes tot nut van de kerk zou<br />

uitgev<strong>en</strong>, “de kerk die jij zo liefhebt <strong>en</strong> in hoog respect houdt <strong>en</strong> voor wie jij zo<br />

onwaardig hebt moet<strong>en</strong> lijd<strong>en</strong>”.<br />

Het <strong>tractaat</strong> De pati<strong>en</strong>tia is aan <strong>Ho<strong>en</strong></strong> opgedrag<strong>en</strong>. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> immers, zo schrijft Aurelius<br />

in de opdrachtbrief, wordt weliswaar wijd <strong>en</strong> zijd in hoge achting gehoud<strong>en</strong> vanwege<br />

<strong>zijn</strong> eruditie <strong>en</strong> bekwaamhed<strong>en</strong> als advocaat, maar het is <strong>zijn</strong> volharding (pati<strong>en</strong>tia)<br />

die hem beroemd heeft gemaakt. Ondanks alle ontbering<strong>en</strong> <strong>en</strong> het lijd<strong>en</strong> in de<br />

gevang<strong>en</strong>is, was <strong>Ho<strong>en</strong></strong> geduldig <strong>en</strong> lankmoedig geblev<strong>en</strong>, had hij kunn<strong>en</strong> volhard<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

was hij uiteindelijk in <strong>zijn</strong> waardighed<strong>en</strong> hersteld.<br />

Je kunt je oppon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> trouw<strong>en</strong>s ook met e<strong>en</strong> rake woordspeling van je afschudd<strong>en</strong>,<br />

weet Aurelius uit eig<strong>en</strong> ervaring. De dag na <strong>zijn</strong> ontmoeting met <strong>Ho<strong>en</strong></strong> had hij<br />

deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> feestelijk diner in Delft. Eén van de aanwezig<strong>en</strong> - “e<strong>en</strong> wolf in<br />

schaapskleder<strong>en</strong>” - had hem uitgedaagd frank <strong>en</strong> vrij <strong>zijn</strong> m<strong>en</strong>ing over Luther te<br />

gev<strong>en</strong>. Aurelius had daarop e<strong>en</strong> woordspeling op Luthers naam gemaakt: Luther was<br />

naar <strong>zijn</strong> m<strong>en</strong>ing de luter (het wasvat) dat de oud-testam<strong>en</strong>tische priesters gebruikt<strong>en</strong><br />

om hun bezoedelde kleding te reinig<strong>en</strong>. Zo wilde Luther nu, uit verlang<strong>en</strong> de kerk in<br />

haar oorspronkelijke, apostolische zuiverheid te herstell<strong>en</strong>, de bloedvlekk<strong>en</strong> van de<br />

kerkelijke geldgierigheid <strong>en</strong> simonie wegwass<strong>en</strong>. Alle aanwezig<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> hartelijk<br />

om dit woord<strong>en</strong>spel gelach<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> teg<strong>en</strong>stander was tot zwijg<strong>en</strong> gebracht. In <strong>zijn</strong><br />

verhandeling beschrijft Aurelius in ti<strong>en</strong> hoofdstukk<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de aspect<strong>en</strong> van de<br />

deugd van de pati<strong>en</strong>tia, zoals haar oorsprong <strong>en</strong> nut. Strijk-<strong>en</strong>-zet richt hij zich direct<br />

tot <strong>Ho<strong>en</strong></strong>, hem troost<strong>en</strong>d <strong>en</strong> aanmoedig<strong>en</strong>d om in de christelijke deugd<strong>en</strong> te volhard<strong>en</strong>.<br />

Zoals alle led<strong>en</strong> van het lichaam van Christus lijd<strong>en</strong> als één van h<strong>en</strong> lijdt, zo had<br />

Aurelius telk<strong>en</strong>s met <strong>Ho<strong>en</strong></strong> meegeleefd, verzekert hij. Christus had hem bijgestaan <strong>en</strong><br />

de gebed<strong>en</strong> der arm<strong>en</strong>, die <strong>Ho<strong>en</strong></strong> altijd vaderlijk had bijgestaan, verhoord. <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

vervolging was bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> door Christus voorzegd in Johannes 15: 20, waar Hij <strong>zijn</strong><br />

discipel<strong>en</strong> waarschuwt dat zij zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vervolgd zoals Hij zelf ook vervolgd<br />

werd. Teg<strong>en</strong>spoed is ge<strong>en</strong> tek<strong>en</strong> van iemands verworp<strong>en</strong>heid, maar e<strong>en</strong> beproeving.<br />

Het kwaad dat goddeloz<strong>en</strong> ons aando<strong>en</strong> komt ons t<strong>en</strong> goede want het br<strong>en</strong>gt de zonde<br />

er onder, bewijst iemands rechtvaardigheid <strong>en</strong> toont aan hoe ell<strong>en</strong>dig het aardse lev<strong>en</strong><br />

is.<br />

Ondanks <strong>zijn</strong> eerherstel <strong>en</strong> alle betuiging<strong>en</strong> van steun <strong>en</strong> troost is de oude <strong>Ho<strong>en</strong></strong> kort<br />

daarop overled<strong>en</strong>. Hij stierf waarschijnlijk in de winter van 1524-1525. Zijn vri<strong>en</strong>d <strong>en</strong><br />

medegevang<strong>en</strong>e Gnapheus schreef dat hun in oktober 1523 begonn<strong>en</strong> voorwaardelijke<br />

in vrijheidstelling zich over twee jaar uitstrekte <strong>en</strong> dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> in die periode is<br />

overled<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> de borgtocht<strong>en</strong> voor Gnapheus <strong>en</strong> Hondebeke in april 1525 werd<strong>en</strong><br />

vernieuwd, werd <strong>Ho<strong>en</strong></strong> al niet meer g<strong>en</strong>oemd.<br />

19


Als iemand die niet “heel <strong>en</strong>de al onbesmet vand<strong>en</strong> saicke vand<strong>en</strong> lutherian<strong>en</strong>” was, is<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> vervolgd <strong>en</strong> veroordeeld. Nerg<strong>en</strong>s wordt hij g<strong>en</strong>oemd als de auteur van e<strong>en</strong><br />

geschrift teg<strong>en</strong> het dogma van de transsubstantiatie, terwijl hij dat onderwerp met <strong>zijn</strong><br />

Haagse, Delftse <strong>en</strong> Utrechtse vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> moet hebb<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> van h<strong>en</strong> (Rode)<br />

met <strong>zijn</strong> geschrift vanaf 1521 op pad ging om het voor te legg<strong>en</strong> aan <strong>en</strong>ige<br />

buit<strong>en</strong>landse hervormers. Blijkbaar heeft <strong>Ho<strong>en</strong></strong> dit verborg<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> te houd<strong>en</strong> - dat hij<br />

daarnaar streefde komt ook naar vor<strong>en</strong> uit het feit dat Rode <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s naam als auteur van<br />

de verhandeling alle<strong>en</strong> aan Zwingli heeft onthuld.<br />

20


2. HOENS AVONDMAALSBRIEF<br />

INHOUD, HISTORISCHE ACHTERGROND EN BRONNEN<br />

Inhoud<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s verhandeling teg<strong>en</strong> de leer van de transsubstantiatie versche<strong>en</strong> postuum in de<br />

late zomer van 1525. Het is in feite één lange opsomming van argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> dit<br />

dogma, zonder dat e<strong>en</strong> poging is gedaan om die keur van argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> logisch<br />

dwing<strong>en</strong>d verband tot elkaar te plaats<strong>en</strong>. De rangschikking lijkt haphazard tot stand<br />

gekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> wordt telk<strong>en</strong>s onderbrok<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> refrein, het beroep op e<strong>en</strong> tekst uit<br />

het evangelie naar Mattheus, dat nog <strong>en</strong>ige structuur aan het betoog geeft.<br />

Aan <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s keur van argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het geloof in de verandering van brood <strong>en</strong> wijn<br />

in het lichaam <strong>en</strong> bloed van Christus, gaat e<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>zetting over de juiste interpretatie<br />

van de eucharistie vooraf. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> maakt daartoe gebruik van e<strong>en</strong> juridisch beeld,<br />

waarvan er in het vervolg van <strong>zijn</strong> betoog nog e<strong>en</strong> aantal terugker<strong>en</strong>. Wat betek<strong>en</strong>t het<br />

om het lichaam van Christus te et<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> bloed te drink<strong>en</strong>? Christus heeft volg<strong>en</strong>s<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> het avondmaal ingesteld om <strong>zijn</strong> discipel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zeker onderpand (pignus)van de<br />

vergeving van hun zond<strong>en</strong> te gev<strong>en</strong>. Die vergeving had Christus hun al vaak beloofd,<br />

maar bij het Laatste Avondmaal wilde hij e<strong>en</strong> onderpand aan <strong>zijn</strong> belofte toevoeg<strong>en</strong><br />

opdat zij niet meer zoud<strong>en</strong> twijfel<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> bruidegom (sponsus) geeft <strong>zijn</strong> bruid e<strong>en</strong> ring <strong>en</strong> zegt daarbij: “Ontvang deze<br />

ring, ik geef mijzelf aan jou”. De bruid weet dan dat de bruidegom de hare is <strong>en</strong> zij zal<br />

zich afw<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van alle andere vrijers om zich uitsluit<strong>en</strong>d op haar echtg<strong>en</strong>oot (maritus)<br />

te richt<strong>en</strong>. De viering van het avondmaal is e<strong>en</strong> vergelijkbare handeling. Hij die het<br />

sacram<strong>en</strong>t van de eucharistie (het onderpand van Christus) ontvangt, gelooft zeker dat<br />

Christus nu de <strong>zijn</strong>e is <strong>en</strong> dat Hij Zijn bloed voor hem heeft vergot<strong>en</strong>. Hij zal daarop<br />

<strong>zijn</strong> hart afw<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van alles wat hij vroeger liefhad <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> Christus aanhang<strong>en</strong>. De<br />

beeld<strong>en</strong> die <strong>Ho<strong>en</strong></strong> later gebruikt <strong>zijn</strong> van dezelfde aard. Zoals e<strong>en</strong> man die e<strong>en</strong> stuk<br />

land verkoopt de koper e<strong>en</strong> staf, wat stro of e<strong>en</strong> ste<strong>en</strong> geeft <strong>en</strong> daarbij zegt: “Met dit<br />

tek<strong>en</strong> geef ik jou het land”, <strong>en</strong> zoals het bezit van e<strong>en</strong> huis door de overhandiging van<br />

de sleutels wordt overgedrag<strong>en</strong>, zó geeft Christus zichzelf door het brood aan de<br />

participant<strong>en</strong> (sic etiam Dominus per panem se ipsum tradit nobis).<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s omschrijving van e<strong>en</strong> huwelijkssluiting stemt overe<strong>en</strong> met de to<strong>en</strong> gangbare<br />

praktijk. Het huwelijk werd als e<strong>en</strong> wederzijdse gift gezi<strong>en</strong>: de bruidegom geeft<br />

zichzelf aan de bruid <strong>en</strong> de bruid geeft zichzelf aan de bruidegom. Deze uitwisseling<br />

of tweezijdige overgave van de licham<strong>en</strong> - bezegeld door de ring als e<strong>en</strong><br />

verbondstek<strong>en</strong> - constitueerde het huwelijk. Het ritueel ging gewoonlijk gepaard met<br />

woord<strong>en</strong> van wederzijdse trouw, die door de theolog<strong>en</strong> als het wez<strong>en</strong> van het<br />

sacram<strong>en</strong>t werd<strong>en</strong> beschouwd. De meest gebruikelijke formule war<strong>en</strong> woord<strong>en</strong> als:<br />

“Ik neem jou als mijn vrouw”, maar ook spreuk<strong>en</strong> als: “Ik geef mijn lichaam aan jou<br />

t<strong>en</strong> huwelijk” war<strong>en</strong> gebruikelijk. <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s woord<strong>en</strong>: “Ik geef mijzelf aan jou” lijk<strong>en</strong><br />

daar veel op. Nadat deze woord<strong>en</strong> war<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong>, gaf de bruidegom <strong>zijn</strong> bruid<br />

gewoonlijk e<strong>en</strong> ring, waarbij hij e<strong>en</strong> zinsnede als: “Met deze ring huw ik jou”<br />

uitsprak.<br />

In het contemporaine recht stond<strong>en</strong> de andere twee door <strong>Ho<strong>en</strong></strong> g<strong>en</strong>oemde transacties<br />

bek<strong>en</strong>d als traditio symbolica: de verwerving van het recht van bezit zonder de<br />

feitelijke overgifte van de zaak. Het gebruik van deze beeld<strong>en</strong> impliceert dat, volg<strong>en</strong>s<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>, Christus zichzelf door het tek<strong>en</strong> van het brood aan de <strong>zijn</strong><strong>en</strong> geeft. Hij ziet het<br />

brood als e<strong>en</strong> effectief tek<strong>en</strong> van Christus‟ g<strong>en</strong>ade, zonder dat het tek<strong>en</strong> daadwerkelijk<br />

in het betek<strong>en</strong><strong>en</strong>de – Christus‟ lichaam - transsubstantieert, zoals e<strong>en</strong> ring ook niet in<br />

21


de bruidegom zelf verandert. Verderop in dit betoog zal nog blijk<strong>en</strong> dat de ring e<strong>en</strong><br />

veelvuldig gebruikt christelijk symbool is, ook met betrekking tot het avondmaal.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s gebruik ervan wijkt, onder invloed van de theologie van Luther, op <strong>en</strong>ige<br />

ess<strong>en</strong>tiële punt<strong>en</strong> echter duidelijk af van de traditie.<br />

Op deze positieve uite<strong>en</strong>zetting volg<strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s negatieve argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de<br />

transsubstantiatie. Deze staan in het kader van bepaalde uitgangspunt<strong>en</strong> <strong>en</strong> verzweg<strong>en</strong><br />

vooronderstelling<strong>en</strong>. Zijn voornaamste argum<strong>en</strong>t is het beroep op Mattheus 24: 23, de<br />

tekst die als e<strong>en</strong> refrein in <strong>zijn</strong> betoog terugkeert. Christus zegt daar tot Zijn discipel<strong>en</strong><br />

dat zij h<strong>en</strong> niet moet<strong>en</strong> gelov<strong>en</strong> die in het laatst der dag<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>: “Zie,<br />

Christus is hier of Christus is daar”. Volg<strong>en</strong>s <strong>Ho<strong>en</strong></strong> wordt hier duidelijk dat Christus<br />

niet aan e<strong>en</strong> bepaalde plaats gebond<strong>en</strong> is <strong>en</strong> om die red<strong>en</strong> niet in het brood van het<br />

avondmaal aanwezig kan <strong>zijn</strong>. Deze woord<strong>en</strong> van Christus behelz<strong>en</strong> naar <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

m<strong>en</strong>ing e<strong>en</strong> waarschuwing voor de gevar<strong>en</strong> van <strong>zijn</strong> eig<strong>en</strong> tijd.<br />

Dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> deze tekst op het avondmaal betrok is opmerkelijk. Augustinus <strong>en</strong><br />

middeleeuwse theolog<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> het vers gebruikt om aan te ton<strong>en</strong> dat de katholieke<br />

waarheid universeel is. Tijdg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> als Erasmus <strong>en</strong> Luther past<strong>en</strong> de woord<strong>en</strong> toe op<br />

de pret<strong>en</strong>ties van de verschill<strong>en</strong>de monnik<strong>en</strong>ord<strong>en</strong>. <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s interpretatie van Matth. 24:<br />

23 biedt, naar nog duidelijk zal word<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> belangrijke sleutel tot de bepaling van de<br />

historische achtergrond van <strong>zijn</strong> betoog.<br />

De periodisering die <strong>Ho<strong>en</strong></strong> in <strong>zijn</strong> <strong>tractaat</strong> aanbr<strong>en</strong>gt, <strong>en</strong> die nauw met <strong>zijn</strong> uitleg van<br />

Matth. 24: 23 sam<strong>en</strong>hangt, is ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s verrass<strong>en</strong>d. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> constateert namelijk dat het<br />

door hem bestred<strong>en</strong> dogma niet in de apostolische geloofsbelijd<strong>en</strong>is voorkomt <strong>en</strong> dat<br />

het eerst in 1215, t<strong>en</strong> tijde van paus Innoc<strong>en</strong>tius III, in de kerk is ingevoerd. Het<br />

dogma, concludeert <strong>Ho<strong>en</strong></strong>, is dus e<strong>en</strong> pauselijke vondst. Hij geeft er echter de<br />

voorkeur aan het als e<strong>en</strong> satanische trouvaille te beschouw<strong>en</strong>: de gehele pauselijke<br />

godsdi<strong>en</strong>st is sindsdi<strong>en</strong> gebaseerd op dit dogma van de satan, die alles te gronde wil<br />

richt<strong>en</strong> door m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van de lichamelijke teg<strong>en</strong>woordigheid van Christus te overtuig<strong>en</strong><br />

terwijl Christus juist tot Zijn discipel<strong>en</strong> had gezegd dat de onttrekking van <strong>zijn</strong><br />

lichamelijke teg<strong>en</strong>woordigheid hun nuttig was (Joh. 16: 7).<br />

De andere argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> kunn<strong>en</strong> als volgt word<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gevat:<br />

1. De leer van de transsubstantiatie veronderstelt de g<strong>en</strong>oegzaamheid van e<strong>en</strong> dood,<br />

historisch geloof.<br />

2. De aanbidding van de hostie verschilt niet van de heid<strong>en</strong>se verering van beeld<strong>en</strong>.<br />

3. De woord<strong>en</strong> “dit is mijn lichaam” (hoc est corpus meum) di<strong>en</strong><strong>en</strong> figuurlijk te<br />

werd<strong>en</strong> uitgelegd als “dit betek<strong>en</strong>t mijn lichaam” (hoc significat corpus meum).<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> voert vele bijbelplaats<strong>en</strong> aan waaruit blijkt dat “<strong>zijn</strong>” vaak in de zin van<br />

“betek<strong>en</strong><strong>en</strong>” moet word<strong>en</strong> geïnterpreteerd. (1 Cor.10: 16; Matth. 11: 14; Joh. 19:<br />

26; Matth.16: 18; 1 Cor.10: 4; Joh: 10: 7, 9; Joh. 14: 6; Matth. 21: 42; Joh. 15: 1;<br />

G<strong>en</strong>. 40 <strong>en</strong> 41).<br />

4. Voor e<strong>en</strong> juist zicht op de betek<strong>en</strong>is van het brood di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> het te vergelijk<strong>en</strong><br />

met het brood dat de Israëliet<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s hun zwerftocht door de woestijn uit de<br />

hemel ontving<strong>en</strong>. Zoals het manna e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong> was van Christus Die kom<strong>en</strong> zou, zo<br />

is het eucharistisch brood e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong> van het lev<strong>en</strong>de <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>gev<strong>en</strong>de Brood dat<br />

gekom<strong>en</strong> is (Joh. 6: 48-50). Slechts door het geloof dat door de liefde werkt<br />

hebb<strong>en</strong> de participant<strong>en</strong> deel aan de zaak die door de tek<strong>en</strong> wordt betek<strong>en</strong>d.<br />

Zonder dat geloof et<strong>en</strong> <strong>en</strong> drink<strong>en</strong> de participant<strong>en</strong> hun eig<strong>en</strong> oordeel.<br />

5. Volg<strong>en</strong>s de Bijbel is Christus slechts e<strong>en</strong>maal <strong>en</strong> dat in de baarmoeder van de<br />

maagd Maria vlees geword<strong>en</strong> (incarnatus). Volg<strong>en</strong>s de scholastieke theolog<strong>en</strong><br />

22


wordt Hij echter dagelijks brood (impanatus) in de hand<strong>en</strong> van iedere willekeurige<br />

priester.<br />

6. Volg<strong>en</strong>s Psalm 15 [16]: 10 zou Christus ge<strong>en</strong> verderving zi<strong>en</strong>. Het brood is echter<br />

wel aan bederf onderhevig, want het wordt door muiz<strong>en</strong> geget<strong>en</strong>. Het brood kan<br />

daarom het lichaam van Christus niet <strong>zijn</strong>.<br />

7. Allerlei red<strong>en</strong>ering<strong>en</strong> van de scholastieke theolog<strong>en</strong> ad absurdum doorvoer<strong>en</strong>d,<br />

wil <strong>Ho<strong>en</strong></strong> aanton<strong>en</strong> dat de traditionele exegese van de woord<strong>en</strong> waarmee Christus<br />

de eucharistie instelde, tot teg<strong>en</strong>sprak<strong>en</strong> of onzekerheid leidt. Christus Zelf heeft<br />

daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> in Matth.24: 23 klare taal gesprok<strong>en</strong>.<br />

8. „Ged<strong>en</strong>k<strong>en</strong>‟ impliceert de lichamelijke afwezigheid van het object waaraan wordt<br />

gedacht.<br />

9. De bijbelse wonder<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong> aan maatstav<strong>en</strong> waaraan het „wonder‟ van de<br />

transsubstantiatie niet beantwoordt. Te gelov<strong>en</strong> dat het brood in het lichaam van<br />

Christus is veranderd is in strijd met de experi<strong>en</strong>tia.<br />

Historische achtergrond<br />

E<strong>en</strong> speurtocht naar het antwoord op de vraag welke herkomst <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

verrad<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>t te beginn<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> poging om de historische achtergrond van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

vooronderstelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> distinctieve principes vast te stell<strong>en</strong>. Die nu <strong>zijn</strong> te vind<strong>en</strong> in<br />

e<strong>en</strong> aantal geschrift<strong>en</strong> van John Wyclif (ca. 1330-1384) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> theologisch <strong>tractaat</strong><br />

van Jan Hus (ca. 1370-1415). Wat Wyclif betreft, gaat het om <strong>zijn</strong> tractat<strong>en</strong> De<br />

apostasia <strong>en</strong> De eucharistie (beide uit 1380) <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> theologische summa, de Trialogus<br />

(1382-1383). Bij Hus betreft het <strong>zijn</strong> De sanguine Christi uit 1405-1406.<br />

Uitsluit<strong>en</strong>d het <strong>tractaat</strong> van Hus biedt e<strong>en</strong> preced<strong>en</strong>t van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s beroep op Matth. 24:<br />

23. Ook Hus schreef dat Christus‟ profetie in deze tekst in <strong>zijn</strong> eig<strong>en</strong> tijd werd vervuld<br />

in deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die het volk will<strong>en</strong> verleid<strong>en</strong> tot de verering van Christus op aarde, alsof<br />

Hij plaatselijk (localiter) in e<strong>en</strong> geconsacreerde hostie aanwezig zou <strong>zijn</strong>. In g<strong>en</strong>oemd<br />

geschrift vind<strong>en</strong> we ook het beroep op Ps. 15 [16]: 10 <strong>en</strong> Joh. 16 : 7.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> Wyclif verbindt hun protest teg<strong>en</strong> bepaalde theologische <strong>en</strong> kerkelijke<br />

ontwikkeling<strong>en</strong> die door Innoc<strong>en</strong>tius III (1198-1216) in gang war<strong>en</strong> gezet. Kort <strong>en</strong><br />

bondig geformuleerd, hadd<strong>en</strong> deze ontwikkeling<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> opheffing van het<br />

natuurlijke t<strong>en</strong> opzichte van het goddelijke geleid. Inzake de leer van de eucharistie<br />

had dit geresulteerd in de formulering van het dogma van de transsubstantiatie door<br />

het vierde Lateraanse concilie (1215). Voor Wyclif was deze ontwikkeling afdo<strong>en</strong>de<br />

bewijs dat de duivel <strong>en</strong> de antichrist de macht in de kerk hadd<strong>en</strong> gegrep<strong>en</strong>. Wyclif<br />

contrasteerde de decretal<strong>en</strong> van Innoc<strong>en</strong>tius III met de articuli fidei van de vroege<br />

kerk <strong>en</strong> beschouwde het prevaler<strong>en</strong>de dogma van de eucharistie ev<strong>en</strong>als <strong>Ho<strong>en</strong></strong> als e<strong>en</strong><br />

rec<strong>en</strong>te <strong>en</strong> verwerpelijke vondst. In gelijke bewoording<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> Wyclif <strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong><br />

hoe de duivel de kerk heeft verleid: zoals hij (<strong>en</strong> niet zozeer de paus) het volk doet<br />

gelov<strong>en</strong> dat het eucharistisch brood God is, zo kan hij ook andere wonder<strong>en</strong><br />

verricht<strong>en</strong>, zoals het verander<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> crimineel in e<strong>en</strong> heilige of e<strong>en</strong><br />

eerbiedwaardige bisschop. Alhoewel hun handeling<strong>en</strong> bewijz<strong>en</strong> dat zij alles behalve<br />

heilig <strong>zijn</strong>, wordt dat toch van h<strong>en</strong> geloofd - ook al getuig<strong>en</strong> de zintuig<strong>en</strong> dus (ev<strong>en</strong>als<br />

bij het eucharistisch brood) van het teg<strong>en</strong>deel. Zowel Wyclif als <strong>Ho<strong>en</strong></strong> beriep zich<br />

voorts op het zintuiglijk oordeel (experi<strong>en</strong>tia) door er - ev<strong>en</strong>als Hus - op te wijz<strong>en</strong> dat<br />

het eucharistisch brood verderft (het wordt immers door muiz<strong>en</strong> opgeget<strong>en</strong>), terwijl in<br />

Ps. 15 [16]:10 van Christus wordt gezegd dat hij ge<strong>en</strong> verderving zal zi<strong>en</strong>. Behalve<br />

nog <strong>en</strong>kele andere, tamelijk gecompliceerde argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, deelde <strong>Ho<strong>en</strong></strong> Wyclifs<br />

opvatting<strong>en</strong> over het metaforisch taalgebruik van de Bijbel. Op de vraag in welke zin<br />

23


het brood het lichaam van Christus is zonder daarmee id<strong>en</strong>tiek te <strong>zijn</strong>, antwoordde<br />

Wyclif dat e<strong>en</strong> predikaat op drie verschill<strong>en</strong>de wijz<strong>en</strong> aan iets kan word<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d.<br />

Wyclif onderscheidde e<strong>en</strong> predicatio formalis, ess<strong>en</strong>tialis <strong>en</strong> habitudinalis. Het is<br />

volg<strong>en</strong>s de predicatio habitudinalis (of de figuurlijke wijze van sprek<strong>en</strong>) dat Christus‟<br />

uitspraak hoc est corpus meum (“dit is mijn lichaam”) moet word<strong>en</strong> uitgelegd. E<strong>en</strong><br />

dergelijke wijze van uitdrukk<strong>en</strong> komt volg<strong>en</strong>s Wyclif in de Schrift vaak voor. Hij<br />

noemt de tekst<strong>en</strong> “Johannes is Elia” (Matth. 11), “de ste<strong>en</strong>rots was Christus” (2 Kor.<br />

10) <strong>en</strong> de uitsprak<strong>en</strong> in G<strong>en</strong>esis 41, waar de zev<strong>en</strong> kor<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> <strong>en</strong> de zev<strong>en</strong> vette koei<strong>en</strong><br />

zev<strong>en</strong> vruchtbare jar<strong>en</strong> „<strong>zijn</strong>‟. Op gelijke wijze wordt in de Schrift gezegd dat het<br />

eucharistisch brood het lichaam van Christus „is‟. Ook die uitspraak di<strong>en</strong>t figuurlijk te<br />

word<strong>en</strong> opgevat: “het brood is e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong> of figuur van het lichaam van Christus”<br />

(panis ipsum corpus sacram<strong>en</strong>taliter signat vel figurat).<br />

Wyclif <strong>en</strong> Hus war<strong>en</strong> niet de eerst<strong>en</strong> die deze argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> massieve<br />

interpretatie van de lichamelijke aanwezigheid van Christus in de eucharistie<br />

inbracht<strong>en</strong>. Zijn tijdg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> duidd<strong>en</strong> Wyclif wel aan als Ber<strong>en</strong>garius redivivus, de<br />

weer opgestane Ber<strong>en</strong>garius. Deze naam is onlosmakelijk verbond<strong>en</strong> aan de<br />

„avondmaalsstrijd‟ uit de elfde eeuw. On<strong>en</strong>igheid over het belangrijkste leerstuk van<br />

de kerk was twee eeuw<strong>en</strong> daarvoor al aan het licht gekom<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> Paschasius<br />

Radbertus <strong>en</strong> Ratramnus van Corbie de deg<strong>en</strong>s hadd<strong>en</strong> gekruist. Ber<strong>en</strong>garius deed de<br />

smeul<strong>en</strong>de as opnieuw tot e<strong>en</strong> vuur oplaai<strong>en</strong> to<strong>en</strong> hij het begripp<strong>en</strong>materiaal uit de<br />

logische geschrift<strong>en</strong> van Boethius op de leer van de eucharistie toepaste. Hij deed dat<br />

in e<strong>en</strong> geschrift waarin hij de aanval van Lanfranc van Bec pareerde. Ber<strong>en</strong>garius<br />

werd uiteindelijk veroordeeld <strong>en</strong> in 1059 tot e<strong>en</strong> herroeping van <strong>zijn</strong> opvatting<strong>en</strong><br />

gedwong<strong>en</strong> (Ego Ber<strong>en</strong>garius).<br />

In <strong>zijn</strong> polemiek teg<strong>en</strong> de realistische interpretatie van Christus‟ aanwezigheid in de<br />

eucharistie - zoals die onder meer door Paschasius was verdedigd <strong>en</strong> door Lanfrane<br />

was herhaald - stelde Ber<strong>en</strong>garius dat het brood niet wez<strong>en</strong>lijk in het lichaam van<br />

Christus kan verander<strong>en</strong>. De „accid<strong>en</strong>tele‟ eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van het brood, zoals de geur,<br />

kleur, smaak <strong>en</strong> vorm, blijv<strong>en</strong> immers voortbestaan, <strong>en</strong> dat kan niet zonder dat de<br />

materie van het brood ook blijft voortbestaan.<br />

Wanneer het brood dan niet het lichaam van Christus zelf is, wat is het dan? Het is<br />

volg<strong>en</strong>s Ber<strong>en</strong>garius e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong> (figura of pignus) van de goddelijke aanwezigheid. De<br />

priesterlijke consecratie voegt e<strong>en</strong> geestelijke realiteit aan de sacram<strong>en</strong>tele materie<br />

toe, waardoor het brood e<strong>en</strong> effectief instrum<strong>en</strong>t (signum efficax) van het heil wordt.<br />

De substantie van het brood wordt daarbij niet opgehev<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>als het manna is het<br />

e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong> van de zaak, het lichaam van Christus.<br />

Ber<strong>en</strong>garius was ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s van m<strong>en</strong>ing dat de woord<strong>en</strong> “dit is mijn lichaam”<br />

figuurlijk (tropisch) moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgelegd, zoals ook tekst<strong>en</strong> waarin Christus “de<br />

uiterste hoekste<strong>en</strong>”, “het lam”, “de leeuw” <strong>en</strong> “de ste<strong>en</strong>rots” heet te „<strong>zijn</strong>‟, zo<br />

geïnterpreteerd moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

Ber<strong>en</strong>garius, de scholasticus van de domschool <strong>en</strong> kanunnik van de St. Maart<strong>en</strong>sschool<br />

te Tours, beklemtoonde dat het opgestane lichaam van Christus nu aan de<br />

rechterhand van de Vader in de hemel is. Dat lichaam is aan ge<strong>en</strong> verandering of<br />

verderf meer onderhevig <strong>en</strong> kan onmogelijk op twee plaats<strong>en</strong> tegelijk <strong>zijn</strong>: het kan<br />

daarom niet in de hand<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> priester word<strong>en</strong> gebrok<strong>en</strong>, noch verscheurd word<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> de tand<strong>en</strong> van de gelovig<strong>en</strong>. In dit verband noemt ook Ber<strong>en</strong>garius het<br />

voorbeeld van de muiz<strong>en</strong> die aan de hostie knag<strong>en</strong> <strong>en</strong> citeert hij Ps.15 [16]: 10.<br />

Terwijl het lichaam van Christus volg<strong>en</strong>s de confessie van 1059 ook voor de zintuig<strong>en</strong><br />

in het eucharistisch brood aanwezig is, schreef Ber<strong>en</strong>garius in <strong>zijn</strong> polemiek met<br />

24


Lanfranc dat het getuig<strong>en</strong>is van de zintuig<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudig leert dat het brood brood <strong>en</strong> de<br />

wijn wijn blijft.<br />

De eerste erfg<strong>en</strong>am<strong>en</strong> van dit gedacht<strong>en</strong> goed war<strong>en</strong> de Kathar<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> ketterse<br />

stroming die in de twaalfde eeuw haar c<strong>en</strong>trum in Zuid-Frankrijk <strong>en</strong> Noord-Italië had.<br />

Zij hebb<strong>en</strong> nauwelijks theologische geschrift<strong>en</strong> nagelat<strong>en</strong>, maar hun argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

het sacram<strong>en</strong>t van het altaar kunn<strong>en</strong> aan de geschrift<strong>en</strong> van orthodoxe oppon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als<br />

Alain van Lille word<strong>en</strong> ontle<strong>en</strong>d. Daaruit blijkt dat ook zij de leer van de<br />

transsubstantiatie niet als e<strong>en</strong> geloofsartikel accepteerd<strong>en</strong> omdat het in de<br />

geloofsbelijd<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> van de vroege kerk nog niet voorkomt. De woord<strong>en</strong> “dit is mijn<br />

lichaam” <strong>zijn</strong> e<strong>en</strong> metafoor <strong>en</strong> betek<strong>en</strong><strong>en</strong> “dit betek<strong>en</strong>t mijn lichaam”. Christus‟<br />

onvergankelijk lichaam is in de hemel, maar de hostie wordt door muiz<strong>en</strong> geget<strong>en</strong>.<br />

Het brood kan daarom het lichaam van Christus niet <strong>zijn</strong>.<br />

Alain noemt e<strong>en</strong> heel curieuze teg<strong>en</strong>werping van de Kathar<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> Christus de<br />

woord<strong>en</strong> “dit is mijn lichaam” uitsprak, zou Hij niet naar het brood maar naar zichzelf<br />

hebb<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong> (demonstraverit seipsum). De zesti<strong>en</strong>de-eeuwse teg<strong>en</strong>stander van<br />

Luther, Andreas Karlstadt, gebruikte dit argum<strong>en</strong>t ook, overig<strong>en</strong>s nadat hij k<strong>en</strong>nis had<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> van het <strong>tractaat</strong> van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>, die Christus naar Zichzelf laat wijz<strong>en</strong> bij het<br />

uitsprek<strong>en</strong> van de woord<strong>en</strong> “op deze rots zal Ik Mijn geme<strong>en</strong>te bouw<strong>en</strong>” (Matth. 16:<br />

18).<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> dus al eeuw<strong>en</strong>oud. Zijn meest karakteristieke bezwar<strong>en</strong> <strong>zijn</strong><br />

al aanwijsbaar in de geschrift<strong>en</strong> van Ber<strong>en</strong>garius, Hus <strong>en</strong> Wyclif <strong>en</strong> in het<br />

gedacht<strong>en</strong>goed van de Kathar<strong>en</strong>. Maar wat zegt dat? Bedoelt het bov<strong>en</strong>staande te<br />

suggerer<strong>en</strong> dat de zesti<strong>en</strong>de-eeuwse avondmaalsstrijd slechts e<strong>en</strong> herhaling van<br />

eerdere discussies is geweest?<br />

Bov<strong>en</strong>staande voorlopige bepaling van de historische achtergrond van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

specifieke ideeën behoeft natuurlijk <strong>en</strong>ige verfijning. Het onderscheid tuss<strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong><br />

de Kathar<strong>en</strong> is geleg<strong>en</strong> in het feit dat deze middeleeuwse ketters e<strong>en</strong> volstrekt<br />

dualistisch wereldbeeld hanteerd<strong>en</strong>, waarbij brood <strong>en</strong> wijn onderdeel van e<strong>en</strong> kwade<br />

schepping uitmak<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarom nooit Christus‟ lichaam <strong>en</strong> bloed kunn<strong>en</strong> <strong>zijn</strong>. Van die<br />

gedacht<strong>en</strong>wereld is in <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s verhandeling ge<strong>en</strong> spoor terug te vind<strong>en</strong>.<br />

Er loopt ev<strong>en</strong>min e<strong>en</strong> ononderbrok<strong>en</strong> historische lijn van Ber<strong>en</strong>garius, via Wyclif <strong>en</strong><br />

Hus naar <strong>Ho<strong>en</strong></strong>. Wel gebruikte de zesti<strong>en</strong>de-eeuwse evangelische humanist inhoudelijk<br />

dezelfde argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als deze middeleeuwse theolog<strong>en</strong>, maar hij richtte ze teg<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> geheel ander front. Hus heeft in teg<strong>en</strong>stelling tot <strong>Ho<strong>en</strong></strong> nooit geleerd dat het<br />

eucharistisch brood <strong>en</strong> de wijn na de consecratie gewoon brood <strong>en</strong> wijn blijv<strong>en</strong>. De<br />

woord<strong>en</strong> van Matth.24: 23 gebruikte hij als argum<strong>en</strong>t teg<strong>en</strong> het volkse wondergeloof<br />

dat in de plaats Wilsnack in e<strong>en</strong> rood gekleurde hostie het bloed van Christus<br />

aanwezig achtte <strong>en</strong> vereerde. In <strong>zijn</strong> verhandeling zette Hus uite<strong>en</strong> dat Christus met<br />

<strong>zijn</strong> verheer!ijkt bloed nu zetelt aan de rechterhand van de Vader, maar dat Hij in de<br />

eucharistie “werkelijk <strong>en</strong> waarachtig” hier op aarde aanwezig is. Zo heeft God het<br />

verordineerd.<br />

Wyclif hanteerde g<strong>en</strong>oemde argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in <strong>zijn</strong> bestrijding van de leer van de<br />

annihilatio. In die opvatting wordt de realiteit van de geconverteerde substantie,<br />

namelijk het eucharistisch brood, opgehev<strong>en</strong>. De „accid<strong>en</strong>tele‟ eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van het<br />

brood (kleur, geur, smaak <strong>en</strong> vorm) zoud<strong>en</strong> daarbij zelfstandig, zonder de substantie<br />

van het brood, voortbestaan. Volg<strong>en</strong>s Wyclif, <strong>en</strong> Ber<strong>en</strong>garius, is Christus met het<br />

brood reëel in het sacram<strong>en</strong>t aanwezig, omdat het eucharistisch brood na de<br />

consecratie e<strong>en</strong> combinatie van twee „quidditeit<strong>en</strong>‟ blijft, zoals Christus zowel God als<br />

25


m<strong>en</strong>s was.<br />

De afwijk<strong>en</strong>de wijze waarop <strong>Ho<strong>en</strong></strong> g<strong>en</strong>oemde argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> hanteerde is echter ev<strong>en</strong>min<br />

zonder preced<strong>en</strong>t. De opvatting<strong>en</strong> van zowel Wyclif als Hus <strong>zijn</strong> na hun dood op grote<br />

schaal verspreid <strong>en</strong> in brede lag<strong>en</strong> van de bevolking gepopulariseerd. In die context<br />

viel<strong>en</strong> hun behoedzame formulering<strong>en</strong> weg <strong>en</strong> ging<strong>en</strong> hun argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, net als bij<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>, funger<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> polemiek teg<strong>en</strong> elke vorm van geloof in de lichamelijke<br />

aanwezigheid van Christus in het avondmaal, t<strong>en</strong> gunste van e<strong>en</strong> strikt symbolische<br />

interpretatie van de eucharistie. Die ontwikkeling heeft zich in Engeland <strong>en</strong> Bohem<strong>en</strong><br />

voorgedaan <strong>en</strong> ook, naar we nog zull<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>, in de vijfti<strong>en</strong>de- <strong>en</strong> vroeg-zesti<strong>en</strong>deeeuwse<br />

Nederland<strong>en</strong>. Via die traditie hebb<strong>en</strong> al deze argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong> bereikt. Zijn<br />

ideeën kunn<strong>en</strong> om die red<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> eind- <strong>en</strong> hoogtepuntvan die ontwikkeling word<strong>en</strong><br />

gezi<strong>en</strong>.<br />

In Engeland circuleerd<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de kring<strong>en</strong> van de Lollard<strong>en</strong> vele tekst<strong>en</strong> die in<br />

clandesti<strong>en</strong>e scriptoria geproduceerd <strong>en</strong> via geheime netwerk<strong>en</strong> gedistribueerd<br />

werd<strong>en</strong>. Eén van die tekst<strong>en</strong> was e<strong>en</strong> Engelstalige prek<strong>en</strong>bundel uit de veerti<strong>en</strong>de<br />

eeuw die de orde van het kerkelijk jaar volgt <strong>en</strong> waarin de werk<strong>en</strong> van Wyclif op e<strong>en</strong><br />

zelfstandige wijze <strong>zijn</strong> verwerkt. Eén van de sermo<strong>en</strong><strong>en</strong> behandelt de afdaling van de<br />

Heilige Geest in de gedaante van e<strong>en</strong> duif (Joh. 1: 29-34). De passage biedt de<br />

anonieme auteur aanleiding tot e<strong>en</strong> uitvoerige beschouwing over de kwestie in welk<br />

opzicht deze duif de Heilige Geest „was‟. Bij de beantwoording van die vraag gaat de<br />

schrijver van twee analogieën uit: in G<strong>en</strong>esis 41 heet het dat de zev<strong>en</strong> koei<strong>en</strong> uit de<br />

droom van Jozef zev<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> „<strong>zijn</strong>‟ <strong>en</strong> in 1 Korinthe 11 staat dat het heilige brood<br />

werkelijk “Godes body” „is‟. Uit deze voorbeeld<strong>en</strong> blijkt dat de duif God „betek<strong>en</strong>de‟<br />

(“signifieth”), zoals rook vuur „betek<strong>en</strong>t‟ <strong>en</strong> Paulus zegt dat Christus na de<br />

oordeelsdag alles in all<strong>en</strong> zal „<strong>zijn</strong>‟. Nog in 1520 gebruikte e<strong>en</strong> zekere John Harris uit<br />

Upton (Berkshire) het argum<strong>en</strong>t van de zev<strong>en</strong> koei<strong>en</strong> om <strong>zijn</strong> symbolische uitleg van<br />

het avondmaal te verdedig<strong>en</strong>. Het komt ook nog voor in het beroemde, in 1546<br />

gedrukte Wyclyffes Wycket.<br />

In Bohem<strong>en</strong> vond<strong>en</strong> Wyclifs geschrift<strong>en</strong> <strong>en</strong> opvatting<strong>en</strong> e<strong>en</strong> wijde verbreiding. Dat<br />

blijkt alle<strong>en</strong> al uit het feit dat de meeste handschrift<strong>en</strong> van Wyclifs werk<strong>en</strong> niet in<br />

Engeland, maar in Praag word<strong>en</strong> bewaard. Zijn beroemdste leerling was Hus, die<br />

Wyclifs opus magnum, de Trialogus in 1403 geheel of gedeeltelijk in het Tsjechisch<br />

vertaalde. Na de dood van Hus op de brandstapel van het concilie van Konstanz<br />

(1415) viel de door hem ontket<strong>en</strong>de beweging in twee vleugels uite<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> meer<br />

gematigde (de Utraquist<strong>en</strong>) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> meer radicale (de Taboriet<strong>en</strong>). Nicolaus Biskupec<br />

van Pilgram (ca. 1385-ca. 1460), bisschop van de Taboriet<strong>en</strong>, werd er door de<br />

utraquistische theoloog Peter Chelcicky van beschuldigd de reële aanwezigheid van<br />

Christus in de eucharistie te ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Biskupec verdedigde <strong>zijn</strong> standpunt met de<br />

opmerking dat het eucharistisch brood in dezelfde zin het lichaam van Christus „is‟ als<br />

Johannes Elia <strong>en</strong> Christus de rots „is‟. In deze gevall<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t „is‟ als „betek<strong>en</strong>t‟ te<br />

word<strong>en</strong> uitgelegd.<br />

Laat-middeleeuwse Nederland<strong>en</strong><br />

Deze popularisering <strong>en</strong> vergroving van de gesofisticeerde ideeën van geschoolde<br />

middeleeuwse theolog<strong>en</strong> weerspiegel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke verschuiving in de laatmiddeleeuwse<br />

cultuur. De to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de geletterdheid van lek<strong>en</strong> zorgde ervoor dat<br />

theologische tekst<strong>en</strong> (al dan niet in de landstaal) voor h<strong>en</strong> gemakkelijker toegankelijk<br />

26


werd<strong>en</strong>. Zij kond<strong>en</strong> die verhandeling<strong>en</strong> nu lez<strong>en</strong> of door ander<strong>en</strong> aan h<strong>en</strong> lat<strong>en</strong><br />

voorlez<strong>en</strong>. Aan de voorwaarde tot de verbreiding van dissid<strong>en</strong>te opvatting<strong>en</strong> onder het<br />

gewone volk was daarmee voldaan. De ontwikkeling verklaart tev<strong>en</strong>s dat die<br />

opvatting<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> meer radicale dan de oorspronkelijke context ging<strong>en</strong> functioner<strong>en</strong>.<br />

Geschrev<strong>en</strong> litteratuur speelde e<strong>en</strong> belangrijke rol bij de verspreiding van ketterse<br />

beweging<strong>en</strong> omdat ketterij <strong>en</strong> geletterdheid elkaar wederkerig beïnvloedd<strong>en</strong>. Ketterij<br />

bleek e<strong>en</strong> voedingsbodem voor alfabetisme. De voordel<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> religieus boek<br />

bov<strong>en</strong> die van e<strong>en</strong> prediker werd<strong>en</strong> al gauw duidelijk: het geschrev<strong>en</strong> woord bleef,<br />

wanneer e<strong>en</strong> vervolgde voorganger moest vlucht<strong>en</strong>; e<strong>en</strong> boek kon gemakkelijker<br />

word<strong>en</strong> verborg<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s; e<strong>en</strong> tekst was constant, het gesprok<strong>en</strong> woord<br />

vluchtig. Toegang tot het geschrev<strong>en</strong> woord, de bekwaamheid tot het lez<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

(clandesti<strong>en</strong>) verm<strong>en</strong>igvuldig<strong>en</strong> van tekst<strong>en</strong> is voor e<strong>en</strong> ketterse stroming daarom van<br />

lev<strong>en</strong>sbelang.<br />

De ontwikkeling van to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d alfabetisme heeft zich ook in de laat-middeleeuwse<br />

Nederland<strong>en</strong> voorgedaan. De hoge graad van urbanisatie was daar verantwoordelijk<br />

voor e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komstig hoge graad van geletterdheid die de wijde verbreiding van<br />

ketterse opvatting<strong>en</strong> mogelijk maakte. De verspreiding van de opvatting<strong>en</strong> van Wyclif<br />

<strong>en</strong> Hus wordt gewoonlijk met Engeland <strong>en</strong> Bohem<strong>en</strong> in verband gebracht, maar heeft<br />

zich ook in de Bourgondische Nederland<strong>en</strong> voorgedaan.<br />

Van die verbreiding getuig<strong>en</strong> vele processtukk<strong>en</strong> waaruit onomstotelijk vast te stell<strong>en</strong><br />

is dat er in de vijfti<strong>en</strong>de-eeuwse Nederland<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke, ondergronds lev<strong>en</strong>de<br />

stroming van dissid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> heeft bestaan waarvan het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> door de ideeën van Wyclif<br />

<strong>en</strong> Hus gestempeld was. Deze dissid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> war<strong>en</strong> niet zo maar verspreid lev<strong>en</strong>de<br />

individu<strong>en</strong>. Zij organiseerd<strong>en</strong> zich in groep<strong>en</strong> <strong>en</strong> belegd<strong>en</strong> bije<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die door<br />

geletterde voorgangers werd<strong>en</strong> geleid. In deze conv<strong>en</strong>tikels circuleerd<strong>en</strong> geschrift<strong>en</strong> in<br />

het Latijn of de volkstaal. De led<strong>en</strong> laz<strong>en</strong> deze tekst<strong>en</strong> of liet<strong>en</strong> zich door hun<br />

voorgangers voorlez<strong>en</strong>.<br />

Twee van die tekst<strong>en</strong> <strong>zijn</strong> gelukkig g<strong>en</strong>oeg bewaard geblev<strong>en</strong>. Beide <strong>zijn</strong> verbond<strong>en</strong><br />

aan de naam van e<strong>en</strong> markante bewoner van Doornik, Gilles Mersault, die in de eerste<br />

helft van de vijfti<strong>en</strong>de eeuw leefde. Mersault, die als klerk van e<strong>en</strong> gilde in <strong>zijn</strong><br />

onderhoud voorzag, bevestigde met de kerst van het jaar 1420 e<strong>en</strong> aantal ketterse<br />

tekst<strong>en</strong> aan de mur<strong>en</strong> van de kerk van St. Qu<strong>en</strong>tin. Hij ontvluchtte de stad <strong>en</strong> ging naar<br />

Bohem<strong>en</strong>, maar was in 1423 weer terug in Doornik om de bevolking van <strong>zijn</strong> oude<br />

woonplaats teg<strong>en</strong> de kruistocht teg<strong>en</strong> de Bohemers te waarschuw<strong>en</strong>. In de nacht van<br />

10 maart 1423 verspreidde hij ketterse <strong>tractaat</strong>jes <strong>en</strong> vroeg in e<strong>en</strong> daarvan toestemming<br />

om <strong>zijn</strong> opvatting<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> verhoog op het marktplein publiekelijk te<br />

verdedig<strong>en</strong>. Mersault werd echter verrad<strong>en</strong> <strong>en</strong> vond in juli van dat jaar de dood op de<br />

brandstapel.<br />

Het manifest van Mersault is e<strong>en</strong> verdediging <strong>en</strong> verklaring van de zogehet<strong>en</strong> Vier<br />

Praagse Artikel<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> confessie die verschill<strong>en</strong>de Hussitische groepering<strong>en</strong> in het<br />

voorjaar van 1420 in het vooruitzicht van keizerlijke <strong>en</strong> pauselijke maatregel<strong>en</strong><br />

hadd<strong>en</strong> opgesteld. In dit verband is het vooral interessant om te zi<strong>en</strong> hoe Mersault de<br />

mis als e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijke vondst afwijst. Hij pres<strong>en</strong>teert <strong>zijn</strong> argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> deze<br />

instelling in het kader van e<strong>en</strong> bijna volledige verleiding van de kerk door de priesters<br />

<strong>en</strong> andere klerk<strong>en</strong> in het laatst der dag<strong>en</strong>. Deze context, door Hus al in di<strong>en</strong>s <strong>tractaat</strong><br />

over het bloed van Christus verwoord, verbindt Mersaults manifest met <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

verhandeling.<br />

De parallell<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s ideeën <strong>en</strong> die van vijfti<strong>en</strong>de-eeuwse volgeling<strong>en</strong> van<br />

27


Wyclif <strong>en</strong> Hus in de laat-middeleeuwse Nederland<strong>en</strong> spreekt nog duidelijker uit e<strong>en</strong><br />

tweede <strong>tractaat</strong> dat in deze kring<strong>en</strong> is ontstaan <strong>en</strong> naar alle waarschijnlijkheid<br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s van de hand van Mersault is.<br />

In deze tekst -Puer bohemus (Boheemse discipel)- poogt de auteur de “roomse<br />

ketterij” te ontmasker<strong>en</strong>. Hij zet uite<strong>en</strong> dat het eucharistisch brood na de consecratie<br />

gewoon brood blijft <strong>en</strong> noch in Christus noch in het ware lichaam van Christus<br />

verandert. Het brood is e<strong>en</strong> schepsel, ge<strong>en</strong> schepper, <strong>en</strong> verdi<strong>en</strong>t daarom ge<strong>en</strong><br />

verering. De woord<strong>en</strong> “dit is mijn lichaam” moet<strong>en</strong> niet letterlijk word<strong>en</strong> uitgelegd,<br />

zoals vorm<strong>en</strong> van het werkwoord „<strong>zijn</strong>‟ in de Bijbel zo vaak e<strong>en</strong> symbolische<br />

interpretatie vrag<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> Christus Judas bijvoorbeeld e<strong>en</strong> duivel noemde, bedoelde<br />

Hij niet dat Judas de duivel was, maar dat hij duivels was geword<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> Christus de<br />

woord<strong>en</strong> “dit is mijn lichaam” uitsprak, wees hij naar zichzelf (demonstrans) <strong>en</strong> zei:<br />

“dit is het brood”. Dit argum<strong>en</strong>t gebruikt<strong>en</strong> de Kathar<strong>en</strong> al, zoals we gezi<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>,<br />

terwijl <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> Karlstadt het in de zesti<strong>en</strong>de eeuw ook zoud<strong>en</strong> b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>als<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> later vergelijkt puer bohemus het eucharistisch brood met het manna dat de<br />

vader<strong>en</strong> in de woestijn at<strong>en</strong>. Tuss<strong>en</strong> beide bestaat ge<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel verschil. De<br />

patriarch<strong>en</strong> in de woestijn at<strong>en</strong> hetzelfde geestelijke voedsel (Christus) als de<br />

nieuwtestam<strong>en</strong>tische gelovig<strong>en</strong>, alhoewel Christus tot de eerst<strong>en</strong> slechts was beloofd<br />

<strong>en</strong> aan de laatst<strong>en</strong> al was versch<strong>en</strong><strong>en</strong>. De auteur contrasteert dan ook de “roomse<br />

ketterij”, die stelt dat het brood <strong>en</strong> de wijn in de eucharistie slechts accid<strong>en</strong>teel<br />

aanwezig <strong>zijn</strong>, met de opvatting van de Bohemers, die van m<strong>en</strong>ing <strong>zijn</strong> dat Christus de<br />

<strong>zijn</strong><strong>en</strong> ouder het brood <strong>en</strong> de wijn e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong> van herinnering aan Hem heeft nagelat<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> Zichzelf geestelijk aan h<strong>en</strong> mededeelt. Het geloof van de rooms<strong>en</strong> is om dit alles<br />

niet meer dan e<strong>en</strong> diabolische toevoeging aan het apostolische geloof. Alle gelovig<strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> de kerk van Rome daarom te ontvlucht<strong>en</strong>.<br />

Dit radicale gedacht<strong>en</strong>goed dat wij in <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief hebb<strong>en</strong> hor<strong>en</strong> resoner<strong>en</strong>, vond in de<br />

vroege vijfti<strong>en</strong>de eeuw (ca. 1418-1430) zo'n wijde verbreiding dat ook hertog Filips<br />

de Goede zich gedwong<strong>en</strong> zag het met geweld te bestrijd<strong>en</strong>. Hij heeft zelfs serieus<br />

overwog<strong>en</strong> om in verband met de dreiging van diss<strong>en</strong>tisme <strong>en</strong> opstand in <strong>zijn</strong> eig<strong>en</strong><br />

land<strong>en</strong>, actief aan e<strong>en</strong> kruistocht teg<strong>en</strong> Bohem<strong>en</strong> deel te nem<strong>en</strong>. Zijn biechtvader<br />

Laur<strong>en</strong>s Pignon schreef zelfs twee tractat<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> deze “secte” <strong>en</strong> de bisschop van<br />

Atrecht, Hugues van Cay<strong>en</strong>, beklaagde zich over de snelle verspreiding van “dit<br />

onkruid” in e<strong>en</strong> brief aan het concilie van Bazel (1432).<br />

Na 1430 nem<strong>en</strong> dit soort getuig<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> sterk af. Dat betek<strong>en</strong>t echter niet dat de<br />

Wycliffitisch-Hussitische ketterij rond die tijd in de Nederland<strong>en</strong> ophield te bestaan.<br />

De vervolging van ketterij<strong>en</strong> weerspiegelt in de eerste plaats de zorg<strong>en</strong> <strong>en</strong> angst<strong>en</strong> van<br />

machthebbers; de verslag<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> dan ook ge<strong>en</strong> objectieve weergave van de<br />

aanwezigheid, of niet, van bepaalde religieuze groepering<strong>en</strong>.<br />

De seculiere autoriteit<strong>en</strong> nam<strong>en</strong> ook in de Nederland<strong>en</strong> repressieve maatregel<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

de Hussiet<strong>en</strong> omdat zij de sociale stabiliteit van hun land<strong>en</strong> door de aanwezigheid van<br />

ketters bedreigd achtt<strong>en</strong>. Na 1430 verdwe<strong>en</strong> de Hussitische dreiging echter van de<br />

politieke ag<strong>en</strong>da. Na de kruistocht<strong>en</strong> van de pauselijke <strong>en</strong> keizerlijke legers teg<strong>en</strong> de<br />

Hussiet<strong>en</strong>, leidd<strong>en</strong> onderhandeling<strong>en</strong> op het Concilie van Bazel tot e<strong>en</strong> akkoord<br />

(Compactata) dat beide partij<strong>en</strong> in november 1433 in Praag ondertek<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. In het<br />

volg<strong>en</strong>de jaar versloeg e<strong>en</strong> coalitie van rooms-katholiek<strong>en</strong> <strong>en</strong> gematigde Hussiet<strong>en</strong> de<br />

radicale Taboriet<strong>en</strong> bij Lipany. Het Hussitische gevaar was daarmee bezwor<strong>en</strong>; de<br />

overgeblev<strong>en</strong> volgeling<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> zich meer dan ooit verborg<strong>en</strong> houd<strong>en</strong>.<br />

Toch hebb<strong>en</strong> ook zij nog hun spor<strong>en</strong> nagelat<strong>en</strong>. Dat blijkt bijvoorbeeld uit wat wij<br />

wet<strong>en</strong> over de dominicaan Nicholas Jacquier uit Lille, die de “secte van de Bohemers”<br />

28


<strong>en</strong> in het bijzonder hun opvatting<strong>en</strong> over de eucharistie nog in 1465 in de zuidelijke<br />

Nederland<strong>en</strong> met woord <strong>en</strong> daad bestreed. In juli 1485, zo wet<strong>en</strong> we uit e<strong>en</strong><br />

contemporaine kroniek, werd<strong>en</strong> vier volgeling<strong>en</strong> van Wyclif in Brugge opgehang<strong>en</strong>,<br />

onder andere omdat zij halsstarrig hadd<strong>en</strong> volgehoud<strong>en</strong> dat Christus niet lichamelijk<br />

in het sacram<strong>en</strong>t van het altaar aanwezig was. Dat deze traditie tot in de vroege<br />

zesti<strong>en</strong>de eeuw is blijv<strong>en</strong> voortbestaan, wordt duidelijk uit e<strong>en</strong> brief van de pauselijke<br />

nuntius Hieronymus Aleander, die in 1521 rapporteerde dat in de omgeving van Lille<br />

<strong>en</strong> Artois “veel ketters ontdekt <strong>zijn</strong>, die m<strong>en</strong><strong>en</strong> dat het lichaam van Christus niet<br />

waarlijk, maar slechts in e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong> in het sacram<strong>en</strong>t van het altaar aanwezig is, naar de<br />

opvatting van Wyclif <strong>en</strong> Ber<strong>en</strong>garius”.<br />

Uit het voorafgaande is duidelijk geword<strong>en</strong> dat de kerngedacht<strong>en</strong> die <strong>Ho<strong>en</strong></strong> teg<strong>en</strong> de<br />

leer van de transsubstantiatie in stelling bracht, niet nieuw war<strong>en</strong>, maar e<strong>en</strong> herleving<br />

van eeuw<strong>en</strong>oude, ketterse argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Sommige dater<strong>en</strong> tot in de tijd van Ber<strong>en</strong>garius<br />

<strong>en</strong> de Kathar<strong>en</strong>, andere werd<strong>en</strong> in de late Middeleeuw<strong>en</strong> door Wyclif <strong>en</strong> Hus naar<br />

vor<strong>en</strong> gebracht. Deze <strong>en</strong> dergelijke argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>zijn</strong> blijkbaar door de eeuw<strong>en</strong> he<strong>en</strong> in<br />

geheime groep<strong>en</strong> van dissid<strong>en</strong>te ketters overgeleverd. Ze verschijn<strong>en</strong> daar vaak in e<strong>en</strong><br />

gepopulariseerde, meer radicale vorm, zonder de g<strong>en</strong>uanceerde terughoud<strong>en</strong>dheid van<br />

professionele theolog<strong>en</strong> als Ber<strong>en</strong>garius, Wyclif <strong>en</strong> Hus. Scholastieke auteurs noem<strong>en</strong><br />

deze red<strong>en</strong>ering<strong>en</strong> ook vaak om ze in hun verdediging<strong>en</strong> van de orthodoxie te<br />

weerlegg<strong>en</strong>.<br />

Teg<strong>en</strong> de achtergrond van deze stroming <strong>en</strong> stereotype argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s <strong>tractaat</strong><br />

dus ge<strong>en</strong> incid<strong>en</strong>t. Historici met gevoel voor decorum zoud<strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong> wellicht als puer<br />

bohemus redivivus will<strong>en</strong> typer<strong>en</strong>, omdat alle argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die deze vijfti<strong>en</strong>de-eeuwse<br />

volgeling van Hus uit de Lage Land<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de transsubstantiatie aanvoerde, in <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

brief e<strong>en</strong> echo vind<strong>en</strong>.<br />

Hoe hebb<strong>en</strong> deze ideeën <strong>Ho<strong>en</strong></strong> nu precies bereikt? Het antwoord daarop is moeilijk te<br />

gev<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> mogelijkheid is e<strong>en</strong> omstandigheid die in de historiografische traditie vaak<br />

wordt g<strong>en</strong>oemd, namelijk het feit dat vel<strong>en</strong> die op kruistocht naar Bohem<strong>en</strong> ging<strong>en</strong>,<br />

als bekeerling<strong>en</strong> tot het Hussitische geloof terugkeerd<strong>en</strong>. Eén van die<br />

kruistochtvaarders was <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s voorvader H<strong>en</strong>drik <strong>Ho<strong>en</strong></strong>. Zijn Hussitische argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

binn<strong>en</strong> de familie <strong>Ho<strong>en</strong></strong> van g<strong>en</strong>eratie tot g<strong>en</strong>eratie overgedrag<strong>en</strong>?<br />

E<strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> nog betere sleutel tot e<strong>en</strong> oplossing van deze kwestie is e<strong>en</strong> passage uit<br />

e<strong>en</strong> belangrijke zesti<strong>en</strong>de-eeuwse bron, het Latijnse Lev<strong>en</strong> van Wessel Gansfort (ca.<br />

1565) van de gereformeerde theoloog Albert Hard<strong>en</strong>berg (ca. 1510-1574). Onder<br />

andere op grond van informatie die hem via Hinne Rode heeft bereikt, schreef<br />

Hard<strong>en</strong>berg uitvoerig over de verspreiding van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief in buit<strong>en</strong>landse c<strong>en</strong>tra van<br />

de Reformatie. Hij vermeldt echter ook dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> in de<br />

nalat<strong>en</strong>schap van Jacobus Hoeck, de dek<strong>en</strong> van Naaldwijk, theologische<br />

verhandeling<strong>en</strong> vond<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> daarvan was e<strong>en</strong> “oud geschrift over het avondmaal”, dat<br />

het grove, „Capernaïtische‟ et<strong>en</strong> van het lichaam van Christus veroordeelde <strong>en</strong> het als<br />

e<strong>en</strong> geestelijke spijze verklaarde.<br />

Volg<strong>en</strong>s Hard<strong>en</strong>berg was dit <strong>tractaat</strong> al meer dan tweehonderd jaar oud <strong>en</strong> had het<br />

onder “vrome mann<strong>en</strong>” gecirculeerd. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> beschouwd<strong>en</strong> hun vondst<br />

als e<strong>en</strong> grote schat omdat zij er het gehele paapse bijgeloof mee kond<strong>en</strong> uitroei<strong>en</strong>.<br />

Hard<strong>en</strong>bergs datering van het stuk hoeft ons niet te vermoei<strong>en</strong>, omdat de techniek om<br />

de ouderdom van e<strong>en</strong> handschrift te bepal<strong>en</strong> in <strong>zijn</strong> tijd nog niet goed was ontwikkeld.<br />

Maar dit oude handschrift, dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> klaarblijkelijk van argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de transsubstantiatieleer<br />

voorzag, moet wel, gezi<strong>en</strong> de aard van de ideeën die <strong>Ho<strong>en</strong></strong> in <strong>zijn</strong><br />

uiteindelijke geschrift uitdraagt, e<strong>en</strong> ketterse tekst <strong>zijn</strong> geweest die <strong>Ho<strong>en</strong></strong> vervolg<strong>en</strong>s<br />

29


heeft bewerkt. Dat zo‟n geschrift zich in de bibliotheek van e<strong>en</strong> zo orthodoxe dek<strong>en</strong><br />

als Hoeck heeft bevond<strong>en</strong>, hoeft niemand te verwonder<strong>en</strong>. Hoeck verzamelde<br />

„ketterse‟ geschrift<strong>en</strong>, bijvoorbeeld die van Wessel Gansfort, <strong>en</strong> vroeg bijvoorbeeld<br />

Anthonius de Castro om de werk<strong>en</strong> van deze Groningse humanist te weerlegg<strong>en</strong>.<br />

Er <strong>zijn</strong> natuurlijk passages die <strong>Ho<strong>en</strong></strong> aan de door hem gevond<strong>en</strong> tekst heeft<br />

toegevoegd hij verwijst bijvoorbeeld op<strong>en</strong>lijk naar de Annotationes van Erasmus,<br />

gebruikt juridische beeld<strong>en</strong> die hij aan de dagelijkse praktijk van <strong>zijn</strong> beroep heeft<br />

ontle<strong>en</strong>d <strong>en</strong> nam ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> verborg<strong>en</strong> verwijzing naar e<strong>en</strong> andere tijdg<strong>en</strong>oot,<br />

Maart<strong>en</strong> Luther, op. (In de traditionele literatuur over <strong>Ho<strong>en</strong></strong> wordt stellig beweerd dat<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>zijn</strong> ideeën aan Wessel Gansfort heeft ontle<strong>en</strong>d, maar e<strong>en</strong> nauwkeurige<br />

vergelijking tuss<strong>en</strong> de werk<strong>en</strong> van beid<strong>en</strong> leert dat er eig<strong>en</strong>lijk ge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

<strong>zijn</strong>).<br />

Luther<br />

Aan het begin van <strong>zijn</strong> verhandeling voert <strong>Ho<strong>en</strong></strong> e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>stander sprek<strong>en</strong>d in, die<br />

opmerkt dat de Bijbel toch duidelijk zegt dat het eucharistisch brood het lichaam van<br />

Christus is omdat Christus zelf heeft gezegd: “Dit brood is mijn lichaam”. <strong>Ho<strong>en</strong></strong><br />

erk<strong>en</strong>t natuurlijk dat die woord<strong>en</strong> in de Bijbel staan, maar werpt teg<strong>en</strong> dat ook de tekst<br />

“Al wat gij bind<strong>en</strong> zult . . .” (Matth.16: 19) door Christus is uitgesprok<strong>en</strong>. Rome heeft<br />

zich altijd op die woord<strong>en</strong> beroep<strong>en</strong> om haar sleutelmacht te verdedig<strong>en</strong>. Maar e<strong>en</strong><br />

onderzoek naar de preciese betek<strong>en</strong>is van deze uitspraak van Christus heeft, schrijft<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>, aan het licht gebracht dat deze woord<strong>en</strong> de Roomse “tyrannie” in het geheel<br />

niet ondersteun<strong>en</strong>.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s woordkeus (“Roomse tyrannie”) laat ge<strong>en</strong> onduidelijkheid over <strong>zijn</strong> bron<br />

bestaan. Maart<strong>en</strong> Luther heeft in <strong>zijn</strong> <strong>tractaat</strong> over de Babylonische gevang<strong>en</strong>schap<br />

van de kerk (augustus-oktober 1520) veel argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het beroep op deze tekst<br />

ter verdediging van de pauselijke tyrannie aangevoerd. In plaats dat de priesters de<br />

beloft<strong>en</strong> van Christus in deze woord<strong>en</strong> (Matth. 16: 18 <strong>en</strong> Joh. 20: 23) <strong>en</strong> het geloof dat<br />

zij vrag<strong>en</strong>, verklar<strong>en</strong>, ontl<strong>en</strong><strong>en</strong> zij er de sleutel van hun goddeloze tyrannie aan.<br />

In hetzelfde hoofdstuk maakte de Witt<strong>en</strong>bergse hervormer e<strong>en</strong> vergelijking met het<br />

sacram<strong>en</strong>t van de eucharistie. Christus sprak ook de instellingswoord<strong>en</strong> van het<br />

avondmaal slechts uit om bij de deelnemers het geloof te wekk<strong>en</strong>. Door die woord<strong>en</strong><br />

mog<strong>en</strong> de gelovig<strong>en</strong> erop vertrouw<strong>en</strong> dat zij de vergeving der zond<strong>en</strong> ontvang<strong>en</strong>.<br />

Voor Luther is de mis e<strong>en</strong> testam<strong>en</strong>t dat de “ons door God gedane belofte van de<br />

vergeving der zond<strong>en</strong> bevat”. Van deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die het ontvang<strong>en</strong> wordt alle<strong>en</strong> geloof,<br />

ge<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> of verdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> gevraagd. Het is, aldus Luther, alsof Christus tot de <strong>zijn</strong><strong>en</strong><br />

zegt: “Zie hier, ik zeg je toe <strong>en</strong> verordineer je met deze woord<strong>en</strong> de vergeving van al<br />

je zond<strong>en</strong> <strong>en</strong> het eeuwige lev<strong>en</strong>. En opdat je daar zeker van b<strong>en</strong>t <strong>en</strong> weet dat deze<br />

belofte onherroepelijk bij je blijft, zo zal Ik daarop sterv<strong>en</strong> <strong>en</strong> Mijn lichaam <strong>en</strong> bloed<br />

daarvoor gev<strong>en</strong>. Beide zal Ik voor jou als e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong> <strong>en</strong> zegel achterlat<strong>en</strong>, opdat je<br />

daardoor aan mij zult d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>”.<br />

Deze opmerking<strong>en</strong> van Luther over het sacram<strong>en</strong>t als e<strong>en</strong> belofte van de vergeving der<br />

zond<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> onderpand <strong>zijn</strong> duidelijk de bron van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s positieve bepaling van de<br />

betek<strong>en</strong>is van de eucharistie (aan het begin van dit hoofdstuk sam<strong>en</strong>gevat<br />

weergegev<strong>en</strong>). Dezelfde combinatie van belofte, vergeving, onderpand <strong>en</strong> geloof<br />

treff<strong>en</strong> we immers aan het begin van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief aan.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief is dus in zekere zin e<strong>en</strong> echt „luthers‟ geschrift. Aan de andere kant<br />

ontbreekt bij <strong>Ho<strong>en</strong></strong> de voor Luther zo k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>de kritiek op de mis als e<strong>en</strong> herhaling<br />

van het unieke offer van Christus. Het kan zelfs <strong>zijn</strong> dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> bewust e<strong>en</strong> argum<strong>en</strong>t<br />

van Luther voor di<strong>en</strong>s zogehet<strong>en</strong> consubstantiatileer aan e<strong>en</strong> nader onderzoek heeft<br />

30


onderworp<strong>en</strong>. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> schrijft dat er ge<strong>en</strong> geloof moet word<strong>en</strong> gehecht aan de opvatting<br />

dat Christus in het eucharistisch brood is zoals vuur ijzer doordringt. Luther heeft dit<br />

beeld in De captivitate Babylonica gebruikt, zoals bek<strong>en</strong>d. Het beeld is echter al oud.<br />

We vind<strong>en</strong> het al bij Orig<strong>en</strong>es, bij Cyrillus van Alexandrië <strong>en</strong> Johannes Damasc<strong>en</strong>us.<br />

Ook Wyclif gebruikte het om <strong>zijn</strong> interpretatie van de eucharistie toe te licht<strong>en</strong>. Het<br />

kan dus <strong>zijn</strong> dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> het beeld elders heeft aangetroff<strong>en</strong>, maar omdat hij Luthers<br />

geschrift over de Babylonische gevang<strong>en</strong>schap van de kerk heeft gek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> verwerkt,<br />

lijkt dit reformatiegeschrift <strong>zijn</strong> meest waarschijnlijke bron.<br />

Aan het slot van dit hoofdstuk is het mogelijk om <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s geschrift vrij scherp te<br />

typer<strong>en</strong>. Het boekje biedt e<strong>en</strong> herhaling van eeuw<strong>en</strong>oude „ketterse‟ argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> realistische interpretatie van de aanwezigheid van Christus in het eucharistisch<br />

brood. De meeste specifieke argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>zijn</strong> in de elfde eeuw al door Ber<strong>en</strong>garius<br />

verwoord, <strong>en</strong> later door de Kathar<strong>en</strong>, door Wyclif <strong>en</strong> door Hus.<br />

Wanneer hier van e<strong>en</strong> “herhaling” wordt gesprok<strong>en</strong>, wordt daarmee niet bedoeld dat<br />

de door <strong>Ho<strong>en</strong></strong> gevoerde discussie niet meer zou <strong>zijn</strong> dan e<strong>en</strong> kopie van eerdere<br />

debatt<strong>en</strong> in de kerkgeschied<strong>en</strong>is. Ber<strong>en</strong>garius, Wyclif <strong>en</strong> Hus bezigd<strong>en</strong> id<strong>en</strong>tieke<br />

argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> geheel andere dogmatische context. Aan de reële aanwezigheid van<br />

Christus in het brood hebb<strong>en</strong> zij nooit getwijfeld; voor <strong>Ho<strong>en</strong></strong> echter was die gedachte<br />

e<strong>en</strong> verwerpelijke anomalie.<br />

De verbreiding <strong>en</strong> popularisering van het gedacht<strong>en</strong>goed van deze professionele<br />

theolog<strong>en</strong> biedt de beste verklaring voor de radicalisering van hun ideeën in e<strong>en</strong><br />

andere context. Dat verschijnsel, mogelijk gemaakt door e<strong>en</strong> hoge graad van<br />

alfabetisme in de laat-middeleeuwse Nederland<strong>en</strong>, weerspiegelt zich in de visie op het<br />

avondmaal zoals die onder wycliffitisch-hussitische groepering<strong>en</strong> in de Bourgondische<br />

Nederland<strong>en</strong> bestond. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> heeft hun argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> goeddeels herhaald, maar,<br />

geformuleerd in e<strong>en</strong> keurig Latijns <strong>tractaat</strong>, tev<strong>en</strong>s op e<strong>en</strong> hoger peil gebracht <strong>en</strong> zo in<br />

de contemporaine discussie will<strong>en</strong> introducer<strong>en</strong>.<br />

Die traditionele theologische argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>zijn</strong> bij <strong>Ho<strong>en</strong></strong> niet alle<strong>en</strong> in de<br />

gepopulariseerde vorm terug te vind<strong>en</strong>, maar staan tev<strong>en</strong>s in het nieuwe,<br />

contemporaine verband van Erasmus‟ humanistische kritiek <strong>en</strong> Luthers g<strong>en</strong>adeleer. De<br />

belangrijkste bronn<strong>en</strong> van de vroege Hervorming in de Nederland<strong>en</strong> (het laatmiddeleeuwse<br />

diss<strong>en</strong>tisme, het bijbels humanisme <strong>en</strong> Luther) kom<strong>en</strong> bij <strong>Ho<strong>en</strong></strong><br />

naadloos sam<strong>en</strong>.<br />

De constatering dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> oude argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in het contemporaine debat heeft will<strong>en</strong><br />

introducer<strong>en</strong>, roept de vraag op wie hij eig<strong>en</strong>lijk met <strong>zijn</strong> ideeën heeft will<strong>en</strong> bereik<strong>en</strong>.<br />

Die kwestie moet in e<strong>en</strong> hoofdstuk over de verspreidingsgeschied<strong>en</strong>is <strong>en</strong> doorwerking<br />

van <strong>zijn</strong> <strong>tractaat</strong> word<strong>en</strong> beantwoord.<br />

31


3. VERSPREIDING EN INVLOED VAN HOENS AVONDMAALSBRIEF<br />

Tekst- <strong>en</strong> drukgeschied<strong>en</strong>is<br />

In vrijwel alle bek<strong>en</strong>de kerkgeschied<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> heet het dat Ulrich Zwingli <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief<br />

heeft uitgegev<strong>en</strong>. De hervormer van Zürich zou daarom ook de man <strong>zijn</strong> geweest die<br />

voor de toevoeging<strong>en</strong> aan het slot van de brief heeft getek<strong>en</strong>d waarover in de titel<br />

wordt gesprok<strong>en</strong>. Deze toeschrijving gaat uiteindelijk terug op de achtti<strong>en</strong>de-eeuwse<br />

Nederlandse geleerde Daniel Gerdes <strong>en</strong> is vooral op gezag van de Duitse<br />

kerkhistoricus Walther Keller wijd verbreid geraakt. Het berustte ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s op di<strong>en</strong>s<br />

autoriteit dat kerkhistorici <strong>zijn</strong> gaan aannem<strong>en</strong> dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief niet aan Luther maar<br />

aan Erasmus was gericht. De wet<strong>en</strong>schappelijke editie van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s <strong>tractaat</strong> waarnaar<br />

dec<strong>en</strong>nia lang is verwez<strong>en</strong>, treff<strong>en</strong> we dan ook niet in de briefwisseling van Luther<br />

maar in de werk<strong>en</strong> van Zwingli aan.<br />

In dit hoofdstuk over de verspreiding <strong>en</strong> invloed van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s verhandeling zal onder<br />

meer duidelijk word<strong>en</strong> dat dit precies andersom had moet<strong>en</strong> <strong>zijn</strong> <strong>en</strong> dat Zwingli ge<strong>en</strong><br />

bemoei<strong>en</strong>is met de uitgave van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s <strong>tractaat</strong> heeft gehad. De invloed van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> op<br />

Zwingli is overig<strong>en</strong>s overschat, zoals uit het navolg<strong>en</strong>de ook duidelijk zal word<strong>en</strong>. De<br />

opvatting dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s ideeën de bron van de gereformeerde avondmaalsleer <strong>zijn</strong> behoeft<br />

daarom <strong>en</strong>ige nuancering.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s verhandeling is postuum gepubliceerd. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> overleed in de winter van 1524-<br />

1525, terwijl <strong>zijn</strong> brief voor het eerst in september 1525 wordt g<strong>en</strong>oemd. In die maand<br />

schrijft de Straatsburgse hervormer Martin Bucer e<strong>en</strong> uitvoerige brief aan e<strong>en</strong><br />

sympathiser<strong>en</strong>de priester uit Neckarsteinach, Jacob Otter, <strong>en</strong> noemt daarin zowel de<br />

Latijnse editie van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief als e<strong>en</strong> Duitse vertaling. In diezelfde maand noemt<br />

ook Pierre Toussain uit Metz het <strong>tractaat</strong> van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> in zeer lov<strong>en</strong>de zin in e<strong>en</strong> brief aan<br />

Guillaume Farel. Het boekje, dat dus in de late zomer van 1525 moet <strong>zijn</strong> versch<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />

draagt de titel :<br />

Zeer christelijke brief, vier jaar geled<strong>en</strong> aan iemand bij wie alle oordeel over de<br />

Heilige Schrift berustte uit de Nederland<strong>en</strong> gezond<strong>en</strong>, maar door hem verworp<strong>en</strong>, zeer<br />

anders over het avondmaal des Heer<strong>en</strong> handel<strong>en</strong>d dan tot nog toe gedaan is, met aan<br />

het eind <strong>en</strong>kele toevoeging<strong>en</strong> die vooral in deze gevaarlijke tijd<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> christ<strong>en</strong><br />

zeer nodig <strong>zijn</strong>.<br />

Tot nog toe is altijd aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat de eerste druk van deze brief bij Christoph<br />

Froschauer in Zürich versche<strong>en</strong>. Omdat uit e<strong>en</strong> aantal uitlating<strong>en</strong> van de hervormer<br />

van Zürich bek<strong>en</strong>d was dat deze <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief k<strong>en</strong>de <strong>en</strong> waardeerde is altijd, zonder dat<br />

naar nader bewijs is gevraagd, aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat Ulrich Zwingli de uitgever van de<br />

brief was. Rec<strong>en</strong>t bibliografisch onderzoek van Michael A. Pegg (Manchester) <strong>en</strong><br />

Helmut Claus (Gotha) heeft echter aan het licht gebracht dat Peter Schöffer, e<strong>en</strong><br />

drukker uit Worms, de eerste editie het licht heeft do<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. Deze Schöffer (ca. 1470-<br />

1547) had zich in 1518 in Worms gevestigd <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> pers<strong>en</strong> steeds meer in di<strong>en</strong>st van<br />

anabaptistische <strong>en</strong> spiritualistische kring<strong>en</strong> gesteld. Zijn beroemdste uitgave is de<br />

zogehet<strong>en</strong> Wormser Prophet<strong>en</strong>bibel (1527-1528), maar ook het Nieuwe Testam<strong>en</strong>t in<br />

de vertaling van William Tyndale (1525) <strong>en</strong> tractat<strong>en</strong> van Wyclif, Hans D<strong>en</strong>ck,<br />

Ludwig Hätzer, Jacob Kautz <strong>en</strong> Otto Brunfels maakt<strong>en</strong> deel uit van <strong>zijn</strong> boei<strong>en</strong>de<br />

fonds. Minst<strong>en</strong>s zo belangrijk is de vaststelling dat er nooit contact<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> Schöffer<br />

<strong>en</strong> Zwingli hebb<strong>en</strong> bestaan <strong>en</strong> dat er dus ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele red<strong>en</strong> is om aan te nem<strong>en</strong> dat<br />

Zwingli <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s tekst heeft uitgegev<strong>en</strong>.<br />

32


Kort daarop versche<strong>en</strong> er al e<strong>en</strong> tweede uitgave van de brief. Die versche<strong>en</strong> in<br />

Straatsburg bij de drukker Johann Knobloch. De tekst is cursief gedrukt. Terwijl<br />

Schöffers uitgave wel het jaar 1525 als jaar van verschijn<strong>en</strong> op de titelpagina<br />

vermeldt, heeft Knobloch dit nagelat<strong>en</strong>. De Straatsburger was e<strong>en</strong> notoire piraat die de<br />

<strong>en</strong>e roofdruk na de andere het licht deed zi<strong>en</strong>.<br />

De vraag welke van de twee edities de eerste was, heeft tot heel wat discussie<br />

aanleiding gegev<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> nauwkeurige vergelijking van beide tekst<strong>en</strong> - die slechts op<br />

e<strong>en</strong> klein aantal ondergeschikte punt<strong>en</strong> van elkaar verschill<strong>en</strong> - leeft dat zij beide<br />

afhankelijk <strong>zijn</strong> van e<strong>en</strong> onbek<strong>en</strong>de getuige, e<strong>en</strong> manuscript dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s autograaf kan<br />

<strong>zijn</strong> geweest. Zoals we nog zull<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> heeft <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s vri<strong>en</strong>d Hinne Rode de tekst op <strong>zijn</strong><br />

rondreis langs verschill<strong>en</strong>de c<strong>en</strong>tra van de Reformatie in Duitsland <strong>en</strong> Zwitserland<br />

meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> aan de aldaar werkzame hervormers ter beoordeling voorgelegd. Het<br />

is het meest aannemelijk dat er verschill<strong>en</strong>de afschrift<strong>en</strong> van die tekst <strong>zijn</strong> gemaakt <strong>en</strong><br />

dat twee van h<strong>en</strong> aan de Wormse <strong>en</strong> Straatsburgse drukk<strong>en</strong> t<strong>en</strong> grondslag hebb<strong>en</strong><br />

geleg<strong>en</strong>.<br />

De titel van de uiteindelijke tekst blijft raadselachtig. Die onthult dat de brief door de<br />

één of andere Bataaf is geschrev<strong>en</strong>, dat die Bataaf e<strong>en</strong> visie op het avondmaal had<br />

ontwikkeld die van de gangbare afweek <strong>en</strong> dat hij <strong>zijn</strong> tekst vervolg<strong>en</strong>s had gezond<strong>en</strong><br />

aan iemand “bij wie alle oordeel over de Heilige Schrift berustte”. Die man had <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

ideeën echter verworp<strong>en</strong>. Aan het slot van de tekst, zo meldt het titelblad, war<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kele passages toegevoegd die “vooral in deze gevaarlijke tijd<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> christ<strong>en</strong><br />

zeer nodig <strong>zijn</strong>”. Wie de auteur van die toevoeging<strong>en</strong> is wordt in het midd<strong>en</strong> gelat<strong>en</strong>.<br />

Wie die “Bataaf” was, is duidelijk. Maar wie was de uitgever van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief <strong>en</strong> wie<br />

de oorspronkelijke geadresseerde? En waar eindigde de oorspronkelijke brief <strong>en</strong><br />

begonn<strong>en</strong> de toevoeging<strong>en</strong>? Ook deze vrag<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> al heel wat p<strong>en</strong>n<strong>en</strong> in beweging<br />

gebracht. E<strong>en</strong> weergave van de gedetailleerde discussies tuss<strong>en</strong> geleerd<strong>en</strong> als J.G. de<br />

Hoop Scheffer <strong>en</strong> E.L. Enders, Walther Köhler <strong>en</strong> A. Eekhof zou ge<strong>en</strong> boei<strong>en</strong>de<br />

lectuur oplever<strong>en</strong> <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> vrij zinloos <strong>zijn</strong> omdat alle gegev<strong>en</strong> antwoord<strong>en</strong> op de<br />

foutieve veronderstelling gebaseerd war<strong>en</strong> dat Froschauer de drukker <strong>en</strong> Zwingli de<br />

uitgever van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief was.<br />

Het antwoord hoeft ook niet zo ingewikkeld te <strong>zijn</strong>, als we uitgaan van de juistheid<br />

van de inhoudelijke <strong>en</strong> filologische conclusies uit het voorafgaande. Als we namelijk<br />

inderdaad mog<strong>en</strong> aannem<strong>en</strong> dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> e<strong>en</strong> “oud geschrift” heeft gevond<strong>en</strong>, dat hij aan<br />

die tekst verschill<strong>en</strong>de passages heeft toegevoegd (zoals de verwijzing naar Erasmus<br />

<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele juridische beeld<strong>en</strong> <strong>en</strong> de verborg<strong>en</strong> refer<strong>en</strong>tie aan Luther) <strong>en</strong> dat Hinne<br />

Rode <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s autograaf (het “oude geschrift” met de interpolaties) naar verschill<strong>en</strong>de<br />

c<strong>en</strong>tra van de Reformatie heeft gebracht waar het aan onderling onafhankelijke<br />

transcripties t<strong>en</strong> grondslag heeft geleg<strong>en</strong>, dan moet de conclusie luid<strong>en</strong> dat ook de<br />

toevoeging<strong>en</strong> aan het slot - die in beide edities id<strong>en</strong>tiek <strong>zijn</strong> - onderdeel van het<br />

oorspronkelijke manuscript <strong>zijn</strong> geweest. Dan is <strong>Ho<strong>en</strong></strong> ook van die extrapolaties de<br />

auteur.<br />

Luther is de meest waarschijnlijke adressaat van de brief. Erasmus verdi<strong>en</strong>t ook<br />

overweging, al was het maar omdat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> instemm<strong>en</strong>d naar <strong>zijn</strong> Annotaties op het<br />

Nieuwe Testam<strong>en</strong>t verwees. De kring waartoe <strong>Ho<strong>en</strong></strong> behoorde, nam echter in<br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate e<strong>en</strong> kritische positie t<strong>en</strong> opzichte van Erasmus in, zoals duidelijk<br />

wordt uit de brief van Canirivus (zie hoofdstuk 1). <strong>Ho<strong>en</strong></strong> is radicaler dan Erasmus.<br />

Terwijl hij Luthers geschrift over de Babylonische gevang<strong>en</strong>schap van de kerk met<br />

33


instemming heeft verwerkt, nam Erasmus er direct afstand van. Na de publicatie van<br />

dat werk was het conflict tuss<strong>en</strong> Luther <strong>en</strong> „Rome‟ niet meer op te loss<strong>en</strong>, schreef<br />

Erasmus. Rode was vroeg in de jar<strong>en</strong> twintig in Witt<strong>en</strong>berg, zoals uit het vervolg nog<br />

zal blijk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ook dat is e<strong>en</strong> aanwijzing dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> vooral in Luthers oordeel<br />

geïnteresseerd was. <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s kritiek op de vergelijking tuss<strong>en</strong> Christus‟ aanwezigheid in<br />

het eucharistisch brood met heet ijzer, kan tég<strong>en</strong> Luther gericht <strong>zijn</strong> (maar dat hoeft<br />

niet want het beeld was al oud <strong>en</strong> kan <strong>Ho<strong>en</strong></strong> dus langs e<strong>en</strong> andere weg bereikt hebb<strong>en</strong>).<br />

Maar ook dan kan <strong>Ho<strong>en</strong></strong> nieuwsgierig <strong>zijn</strong> geweest naar Luthers m<strong>en</strong>ing over <strong>zijn</strong><br />

argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de vergelijking, waarvan de verwijzing naar Matth. 24: 23 <strong>zijn</strong>s<br />

inzi<strong>en</strong>s het sterkst was.<br />

Van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s tekst versch<strong>en</strong><strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> korte tijd twee Latijnse edities, maar<br />

ook twee Duitse vertaling<strong>en</strong>. De eerste versche<strong>en</strong> in september 1525 bij de<br />

Straatsburgse drukker Wolfgang Köpfel. Andreas Cratander uil Bazel herdrukte deze<br />

vertaling in 1526. De tweede vertaling rolde in augustus 1526 van de pers<strong>en</strong> van de<br />

Augsburgse drukker Philipp Ulhart. Ulhart propageerde ev<strong>en</strong>als Schöffer de<br />

d<strong>en</strong>kbeeld<strong>en</strong> van spiritualistische kring<strong>en</strong>. Hij drukte bijvoorbeeld geschrift<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

de Witt<strong>en</strong>bergse avondmaalsleer. Auteurs als Andreas Karlstadt, Michael Keller,<br />

Johannes Oecolampadius, Martin Reinhart <strong>en</strong> Melchior Hoffman maakt<strong>en</strong> deel uit van<br />

<strong>zijn</strong> fonds.<br />

Beide vertaling<strong>en</strong> <strong>zijn</strong> op de Straatsburgse Latijnse tekst gebaseerd <strong>en</strong> vrijwel<br />

id<strong>en</strong>tiek. Over de id<strong>en</strong>titeit van de vertalers kan slechts gespeculeerd word<strong>en</strong>.<br />

Opmerkelijk <strong>zijn</strong> de belangrijke verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de Latijnse tekst <strong>en</strong> de Duitse<br />

vertaling. In het algeme<strong>en</strong> is de vertaling radicaler. Het woord eucharistia is<br />

bijvoorbeeld consequ<strong>en</strong>t met Nachtmal of e<strong>en</strong> ander equival<strong>en</strong>t vertaald. Voor de<br />

vertaling van het woord ecclesia (kerk) is steeds voor gemain (geme<strong>en</strong>te) gekoz<strong>en</strong>.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> beschrijft in <strong>zijn</strong> op<strong>en</strong>ingszinn<strong>en</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> Christus de bruidegom <strong>en</strong><br />

Zijn bruid. Ook dan kiez<strong>en</strong> de vertalers voor gemain Gottes. <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s opvall<strong>en</strong>de<br />

exegese van Matth. 16: 18 is in de vertaling <strong>en</strong>igszins afgezwakt. Zijn controversiële<br />

toevoeging dat Christus de woord<strong>en</strong> “op deze rots” naar zichzelf wijz<strong>en</strong>d heeft<br />

uitgesprok<strong>en</strong>, <strong>zijn</strong> in de vertaling weggelat<strong>en</strong>. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> schreef dat de paus misschi<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

gedeelte van de straf vergaf in ruil voor geld, maar de vertaler is zekerder van di<strong>en</strong>s<br />

dubieuze motiev<strong>en</strong>: “und das thut er umbs gelt”.<br />

De Augsburgse druk bevat anders dan de Straatsburgse e<strong>en</strong> lange voorrede, waarin de<br />

anonieme auteur/vertaler uitlegt waarom het <strong>tractaat</strong> naamloos verschijnt. Anonimiteit,<br />

betoogt hij, heft drie grote kwad<strong>en</strong> op. Wanneer theologische werk<strong>en</strong> op naam<br />

van de auteur verschijn<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> zij vaak de status van Gods Woord, wat die<br />

schrijvers hoogmoedig maakt <strong>en</strong> tot het ontstaan van sect<strong>en</strong> leidt. De lectuur van de<br />

Bijbel raakt daardoor op de achtergrond. Dat is trouw<strong>en</strong>s ook één van de red<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

waarom de leer van de transsubstantiatie zo populair heeft kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Als de<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> gewoon Paulus zoud<strong>en</strong> lez<strong>en</strong>, zoud<strong>en</strong> zij wet<strong>en</strong> dat de apostel het brood<br />

nerg<strong>en</strong>s het lichaam van Christus heeft g<strong>en</strong>oemd.<br />

Theologische tractat<strong>en</strong> word<strong>en</strong> maar al te vaak om ge<strong>en</strong> andere red<strong>en</strong> verworp<strong>en</strong> dan<br />

omdat zij door suspecte auteurs <strong>zijn</strong> geschrev<strong>en</strong>. Ook daarmee wordt de Bijbel<br />

gelasterd, want ook person<strong>en</strong> die niet het volledige vertrouw<strong>en</strong> g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

boek<strong>en</strong> schrijv<strong>en</strong> die op de Bijbel gegrond <strong>zijn</strong>. De publicatie van boek<strong>en</strong> op naam<br />

van de auteur leidt er, t<strong>en</strong> derde, ook vaak toe dat zij al word<strong>en</strong> veroordeeld voordat<br />

zij <strong>zijn</strong> gelez<strong>en</strong>.<br />

Het is te opmerkelijk om hier niet nog e<strong>en</strong>s expliciet te vermeld<strong>en</strong>, dat dit uit de<br />

34


Nederland<strong>en</strong> afkomstig <strong>tractaat</strong> waarin niet alle<strong>en</strong> laat-middeleeuwse ketterij<strong>en</strong><br />

opnieuw tot lev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebracht <strong>en</strong> ideeën van Luther <strong>en</strong> Erasmus <strong>zijn</strong> verwerkt,<br />

maar waarin vooral ook zeer positief over de waarde van het sacram<strong>en</strong>t wordt<br />

gesprok<strong>en</strong>, vooral in anabaptistische kring<strong>en</strong> e<strong>en</strong> warm onthaal heeft gekreg<strong>en</strong>.<br />

Dat er binn<strong>en</strong> twee jaar vijf edities van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief versch<strong>en</strong><strong>en</strong>, biedt al e<strong>en</strong> indicatie<br />

van het belang <strong>en</strong> de invloed van de tekst. Behalve e<strong>en</strong> beschrijving van de<br />

drukgeschied<strong>en</strong>is van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief, bied<strong>en</strong> ook de reiz<strong>en</strong> van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s vri<strong>en</strong>d Hinne<br />

Rode de mogelijkheid om die receptie <strong>en</strong> invloed nog nauwkeuriger vast te stell<strong>en</strong>.<br />

De reiz<strong>en</strong> van Hinne Rode<br />

Hinne Rode is deg<strong>en</strong>e geweest die in de eerste helft van de jar<strong>en</strong> twintig met <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

verhandeling (<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele tractat<strong>en</strong> van Wessel Gansfort) op reis is gegaan. De<br />

verspreiding van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s ideeën is dus nauw met Rode‟s carrière verbond<strong>en</strong>. Ook <strong>zijn</strong><br />

lev<strong>en</strong>sloop kan overig<strong>en</strong>s niet met vaste contour<strong>en</strong> word<strong>en</strong> getek<strong>en</strong>d. Er is ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel<br />

werk op <strong>zijn</strong> naam overgeleverd. Zijn humanistische vri<strong>en</strong>d Gerard Geld<strong>en</strong>hauer<br />

noemde Rode wel onder de groep van geleerd<strong>en</strong> die “over de zaak van Luther hebb<strong>en</strong><br />

geschrev<strong>en</strong>”, Rode‟s naam komt ook voor op e<strong>en</strong> app<strong>en</strong>dix bij de Index van het<br />

concilie van Tr<strong>en</strong>te die Alva in 1570 uitvaardigde. Hij wordt daar echter gerangschikt<br />

onder de opzettelijke <strong>en</strong> bewuste ketters wier geschrift<strong>en</strong> niet word<strong>en</strong> opgesomd. Het<br />

eerste dat met zekerheid over Rode bek<strong>en</strong>d is, is dat hij rond 1520 rector van het huis<br />

van de Broeders des Gem<strong>en</strong><strong>en</strong> Lev<strong>en</strong>s in Utrecht was. Hij was van geboorte e<strong>en</strong><br />

Utrechter of Hollander <strong>en</strong> moet in het voorlaatste dec<strong>en</strong>nium van de vijfti<strong>en</strong>de eeuw<br />

ter wereld <strong>zijn</strong> gebracht. Zijn latere bek<strong>en</strong>dheid met verschill<strong>en</strong>de verteg<strong>en</strong>woordigers<br />

van e<strong>en</strong> kring van geletterd<strong>en</strong> in Dev<strong>en</strong>ter, zou er op kunn<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> dat hij de<br />

beroemde Latijnse school van deze stad bezocht. Die school stond in de periode tuss<strong>en</strong><br />

1481 <strong>en</strong> 1498 onder het rectoraat van humanistische geleerd<strong>en</strong> als Alexander Hegius<br />

<strong>en</strong> Johannes Oost<strong>en</strong>dorp, kannunik van de Lebuïnuskerk. Als dat zo is, moet Rode<br />

reeds voor <strong>zijn</strong> priesterwijding <strong>en</strong> vestiging in Utrecht met het gedacht<strong>en</strong>goed van de<br />

to<strong>en</strong> doorbrek<strong>en</strong>de humanistische beweging in aanraking <strong>zijn</strong> gekom<strong>en</strong>.<br />

In Utrecht bood het fraterhuis onderdak aan leerling<strong>en</strong> van de aan dit huis verbond<strong>en</strong><br />

Latijnse Hieronymusschool. De fratres zag<strong>en</strong> het hier zowel als elders als hun taak om<br />

deze jonge m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> geestelijk te begeleid<strong>en</strong> <strong>en</strong> te vorm<strong>en</strong>. Rode heeft zo dus invloed<br />

op leerling<strong>en</strong> van de Hieronymusschool kunn<strong>en</strong> uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong>. Hij deed dit in de geest<br />

van het evangelisch humanisme. <strong>zijn</strong> leerling Jan de Bakker is voor het eerst via Rode<br />

met “de nieuwe leer” in aanraking gekom<strong>en</strong>. In <strong>zijn</strong> lev<strong>en</strong>sbeschrijving van Jan de<br />

Bakker typeerde Gnapheus de Utrechtse rector als e<strong>en</strong> erudiet <strong>en</strong> vroom man, van wie<br />

hij wist dat hij Jan de Bakker zozeer in de hervormingsgezinde opvatting<strong>en</strong> had<br />

ingewijd dat Jans vader het nodig vond <strong>zijn</strong> zoon aan de invloed van Rode te<br />

onttrekk<strong>en</strong> <strong>en</strong> hem naar Leuv<strong>en</strong> te stur<strong>en</strong>. Het is mogelijk dat <strong>zijn</strong> humanistische<br />

vorming Rode tot e<strong>en</strong> kritische houding t<strong>en</strong> opzichte van bestaande kerkelijke<br />

instelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> dogma‟s heeft gebracht. De lectuur van geschrift<strong>en</strong> van Erasmus <strong>en</strong><br />

Luther kan dit diss<strong>en</strong>tisme hebb<strong>en</strong> versterkt. In Utrecht was bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> al eerder e<strong>en</strong><br />

geval van ketterij op<strong>en</strong>baar gekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> nog veel meer gevall<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> in de daarop<br />

volg<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong> voor onrust zorg<strong>en</strong>. Rode bewoog zich ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s aan het hof van<br />

Philips van Bourgondië, de bisschop van Utrecht (1517-1524). Di<strong>en</strong>s hofhumanist<br />

Gerardus Geld<strong>en</strong>hauer (1482-1542) zou zich weliswaar pas in de herfst van 1525 als<br />

e<strong>en</strong> overtuigd aanhanger van de Reformatie op<strong>en</strong>bar<strong>en</strong>, maar las al tijd<strong>en</strong>s <strong>zijn</strong> verblijf<br />

aan het hof de geschrift<strong>en</strong> van Luther <strong>en</strong> andere reformator<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ook die van hun<br />

35


teg<strong>en</strong>standers. Rode was met Geld<strong>en</strong>hauer bevri<strong>en</strong>d <strong>en</strong> e<strong>en</strong> graag gezi<strong>en</strong>e gast <strong>en</strong><br />

gesprekspartner in de bisschopshof of op het slot Duurstede. De letter<strong>en</strong> <strong>en</strong> de zaak<br />

van de hervorming war<strong>en</strong> het c<strong>en</strong>trale onderwerp van de onderlinge discussies.<br />

Rode werd in 1522 als rector van het Utrechtse fraterhuis ontslag<strong>en</strong>, “vanwege de<br />

ketterij van Luther”, zoals de kroniek van het fraterhuis te Doesburg meldt. Zijn van<br />

de officiële kerkleer afwijk<strong>en</strong>de opvatting<strong>en</strong> war<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> geheim geblev<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

reisde hij in deze tijd “om de zaak van het evangelie vaak naar Duitsland”<br />

(Gnapheus). Het was op verzoek van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong>s vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> dat Rode deze reiz<strong>en</strong><br />

ondernam om daar de werk<strong>en</strong> van Wessel Gansfort <strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s eig<strong>en</strong> verhandeling ter<br />

beoordeling voor te legg<strong>en</strong>. Misschi<strong>en</strong> dat broeder Wouter de Delfts-Haagse kring op<br />

Rode heeft geatt<strong>en</strong>deerd, misschi<strong>en</strong> heeft Jan de Bakker de naam van Rode in de<br />

vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>kring g<strong>en</strong>oemd.<br />

Rode fungeerde echter niet alle<strong>en</strong> als verbindingspersoon tuss<strong>en</strong> de Delfts-Haagse<br />

kring <strong>en</strong> het buit<strong>en</strong>land, maar hij ondernam ook missies voor de Zwolse drukkerij van<br />

Simon Corver. Deze drukkerij, die zich in de jar<strong>en</strong> 1519-1523 tot één van de meest<br />

actieve produc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van ketterse boek<strong>en</strong> ontwikkelde, werd geleid door e<strong>en</strong> belangrijk<br />

geleerde uit die tijd, Gerardus Listrius, die ook rector was van de Latijnse school in<br />

Zwolle. Luther noemt Rode in e<strong>en</strong> brief aan Listrius uit 1520 als boodschapper tuss<strong>en</strong><br />

Witt<strong>en</strong>berg <strong>en</strong> Zwolle.<br />

Listrius had in 1521/1522 e<strong>en</strong> uitgave van zes werk<strong>en</strong> van Wessel het licht do<strong>en</strong> zi<strong>en</strong><br />

onder de titel Farrago. Rode nam deze mee naar Witt<strong>en</strong>berg, waar Melchior Lotter ze<br />

herdrukte. Luther schreef later, in juli 1522, e<strong>en</strong> warme aanbeveling voor deze<br />

geschrift<strong>en</strong> van Wessel, waarbij hij zelfs zo ver ging om te zegg<strong>en</strong> dat hij nooit iets<br />

had hoev<strong>en</strong> te schrijv<strong>en</strong> wanneer Wessels werk<strong>en</strong> eerder aan het licht war<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong>.<br />

Die aanbeveling versche<strong>en</strong> voor het eerst in e<strong>en</strong> uitgave van Wessels briev<strong>en</strong>, die nog<br />

datzelfde jaar bij Corver versche<strong>en</strong>.<br />

Rode nam echter niet alle<strong>en</strong> de Farrago mee naar Witt<strong>en</strong>berg <strong>en</strong> Luthers aanbeveling<br />

weer mee terug naar Zwolle, maar maakte ook <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s ideeën in de universiteitsstad<br />

bek<strong>en</strong>d. Hij moet er in het vroege voorjaar van 1521 <strong>zijn</strong> geweest. Er <strong>zijn</strong> ge<strong>en</strong><br />

bronn<strong>en</strong> bewaard geblev<strong>en</strong> waarin Luther of Andreas Karlstadt <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> brief met<br />

zoveel woord<strong>en</strong> noem<strong>en</strong>. Maar er <strong>zijn</strong> wel tekst<strong>en</strong> waarin Luther <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

bestrijdt <strong>en</strong> Karlstadt ze met instemming citeert. Dat zij die argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> inderdaad aan<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief hebb<strong>en</strong> ontle<strong>en</strong>d, kan natuurlijk alle<strong>en</strong> met zekerheid word<strong>en</strong> vastgesteld<br />

wanneer die argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> specifiek voor <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>zijn</strong>.<br />

In november 1521, to<strong>en</strong> Karlstadt de “figurliche ausslegung” van de instellingswoord<strong>en</strong><br />

van het avondmaal nog bestreed, schreef hij in <strong>zijn</strong> boek Von beyd<strong>en</strong><br />

gestalt<strong>en</strong> der heylige Messze uitdrukkelijk dat de figuurlijke of tropische uitlegging<strong>en</strong><br />

“frembde exposition<strong>en</strong>” war<strong>en</strong> die Witt<strong>en</strong>berg onlangs hadd<strong>en</strong> bereikt. Luther<br />

bestreed de argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor die uitleg in april 1523 in <strong>zijn</strong> geschrift Von Anbet<strong>en</strong> des<br />

Sacram<strong>en</strong>ts des heilig<strong>en</strong> Leichnams Christi. Zij die van m<strong>en</strong>ing <strong>zijn</strong> dat het brood <strong>en</strong><br />

de wijn niet meer dan tek<strong>en</strong><strong>en</strong> van het lichaam van Christus <strong>zijn</strong>, beroep<strong>en</strong> zich<br />

volg<strong>en</strong>s Luther op tekst<strong>en</strong> als Matth. 16: 18 <strong>en</strong> 1 Kor. 10: 4. Daar wordt Petrus e<strong>en</strong><br />

rots g<strong>en</strong>oemd <strong>en</strong> Christus e<strong>en</strong> rotsste<strong>en</strong>. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> had deze tekst<strong>en</strong> inderdaad aangevoerd<br />

in <strong>zijn</strong> brief. Alhoewel Luther <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s uitleg uiteindelijk verwerpt, zou hij e<strong>en</strong> jaar later<br />

in <strong>zijn</strong> Brieff an die Christ<strong>en</strong> zu Straspurg schrijv<strong>en</strong> dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>zijn</strong> interpretatie<br />

“geschickter” verwoord had dan Karlstadt.<br />

Karlstadt was inmiddels e<strong>en</strong> aanhanger van e<strong>en</strong> strikt figuurlijke interpretatie van het<br />

avondmaal geword<strong>en</strong>. In <strong>zijn</strong> Dialogus oder gesprechsbüchlein (1524, dus nog<br />

voordat <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s <strong>tractaat</strong> in druk was versch<strong>en</strong><strong>en</strong>) beriep Karlstadt zich daartoe op<br />

36


Matth. 24: 23 - e<strong>en</strong> argum<strong>en</strong>t dat, zoals we hebb<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>, typer<strong>en</strong>d voor <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief<br />

is. Karlstadt “martelde” volg<strong>en</strong>s Luther, de woord<strong>en</strong> “dit is mijn lichaam” ook nog<br />

door e<strong>en</strong> ander distinctief argum<strong>en</strong>t van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> te gebruik<strong>en</strong>. Christus had deze<br />

woord<strong>en</strong> uitgesprok<strong>en</strong> terwijl Hij niet naar brood <strong>en</strong> wijn maar naar Zijn eig<strong>en</strong><br />

lichaam wees. Deze passage is e<strong>en</strong> duidelijke reminisc<strong>en</strong>tie aan <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s uitleg van<br />

Matth. 16: 18 waar Christus de woord<strong>en</strong> “op deze rots” naar zichzelf wijz<strong>en</strong>d uitsprak:<br />

Luther bestreed Karlstadts (<strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s) ideeën niet alle<strong>en</strong> in <strong>zijn</strong> brief aan de<br />

Straatsburgers maar in het daaropvolg<strong>en</strong>de jaar ook in <strong>zijn</strong> geschrift Wider die<br />

himmlisch<strong>en</strong> Prophet<strong>en</strong>.<br />

Karlstadts Dialogus was e<strong>en</strong> antwoord op e<strong>en</strong> uitdaging van Luther in e<strong>en</strong> herberg in<br />

J<strong>en</strong>a om <strong>zijn</strong> interpretatie van het avondmaal te bestrijd<strong>en</strong>. Het m<strong>en</strong>ingsverschil<br />

binn<strong>en</strong> het Witt<strong>en</strong>bergse kamp was daarmee voor het eerst aan het licht getred<strong>en</strong>. We<br />

zi<strong>en</strong> dus dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> met behulp van Luthers g<strong>en</strong>adeleer <strong>zijn</strong> visie op de eucharistie<br />

uite<strong>en</strong> heeft gezet <strong>en</strong> dat hij <strong>zijn</strong> interpretatie eerst aan de Witt<strong>en</strong>berger “bij wie alle<br />

oordeel over de Heilige Schrift berustte” heeft will<strong>en</strong> voorlegg<strong>en</strong>. Uit angst voor<br />

iedere profanatie van het avondmaal verwierp Luther <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Karlstadt<br />

greep daar echter op terug om Luther te bestrijd<strong>en</strong> - zoals na hem Zwingli <strong>en</strong> Bucer<br />

dat ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s zoud<strong>en</strong> do<strong>en</strong>.<br />

Rode was in januari 1523 bij Johannes Oecolampadius in Bazel. In e<strong>en</strong> brief aan<br />

Kaspar Hedio van 21 januari 1523 schreef Oecolampadius dat hij ‟s avonds kort met<br />

Rode had gesprok<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat hij hem de volg<strong>en</strong>de dag zou uitnodig<strong>en</strong> voor het<br />

middaget<strong>en</strong> bij de drukker Cratander. Oecolampadius werkte bij Cratander <strong>en</strong> woonde<br />

in di<strong>en</strong>s huis. De Bazelse drukker verklaarde zich bereid om geschrift<strong>en</strong> van Wessel te<br />

drukk<strong>en</strong>, als Rode dat wilde. Tot die uitgave is het echter niet gekom<strong>en</strong>. Zijn collega<br />

Adam Petri herdrukte die maand Wessels Farrago, die hij <strong>en</strong>ige maand<strong>en</strong> eerder, in<br />

september 1522, het licht had do<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. Om die red<strong>en</strong> zal Cratander er weinig heil in<br />

hebb<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> om zelf ook nog e<strong>en</strong> uitgave van Wessel op de markt te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

(Tuss<strong>en</strong> Petri <strong>en</strong> Listrius in Zwolle bestond<strong>en</strong> goede contact<strong>en</strong>: Listrius werkte er<br />

<strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> <strong>en</strong> Petri zou later in 1523 de Groningse disputatie herdrukk<strong>en</strong>, die Corver<br />

eerder had uitgegev<strong>en</strong>).<br />

Heeft Rode ook <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s <strong>tractaat</strong> aan <strong>zijn</strong> Bazelse gasther<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>? Oecolampadius<br />

gaf juist in jamiari 1523 <strong>zijn</strong> geloof in de lichamelijke aanwezigheid van Christus in<br />

het avondmaal op. Dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de gesprekk<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> Rode <strong>en</strong><br />

Oecolampadius ter sprake <strong>zijn</strong> gekom<strong>en</strong> lijkt onontkoombaar, maar toch is er ge<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kel bewijs voor aan te drag<strong>en</strong>. Cratander drukte weliswaar in 1526 e<strong>en</strong> Duitse<br />

vertaling van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief, maar die uitgave is niet meer dan e<strong>en</strong> herdruk van de<br />

Straatsburgse van 1525. In <strong>zijn</strong> verhandeling over de juiste interpretatie van de<br />

woord<strong>en</strong> “dit is mijn lichaam” (De g<strong>en</strong>uina verborum Domini: Hoc est corpus ureum,<br />

iuxta vetustissimos authores expositione liber) heeft Oecolampadius wel argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

aangevoerd die specifiek voor <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>zijn</strong>, zoals het beroep op Matth. 24: 23. Karlstadt<br />

had die gedachte inmiddels al in <strong>zijn</strong> Dialogus uit de herfst van 1524 overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>,<br />

zoals we hebb<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de red<strong>en</strong>ering zo wijder verbreid. Martin Bucer <strong>en</strong> <strong>zijn</strong><br />

Straatsburgse collega‟s hebb<strong>en</strong> ook met zoveel woord<strong>en</strong> gezegd dat zij het argum<strong>en</strong>t<br />

aan Karlstadts werk hebb<strong>en</strong> ontle<strong>en</strong>d. Dat kan zeer goed ook voor Oecolampadius<br />

geld<strong>en</strong>, al blijft het onmogelijk daar iets definitiefs over te zegg<strong>en</strong>. Maar <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

invloed op Oecolampadius is in ieder geval indirect.<br />

Aan het eind van 1524 heeft Rode nogmaals e<strong>en</strong> bezoek aan Bazel gebracht maar<br />

37


daarover <strong>zijn</strong> ge<strong>en</strong> verdere bijzonderhed<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d.<br />

Rode is eerst verder gereisd naar Zürich, de stad van de hervormers Ulrich Zwingli <strong>en</strong><br />

Leo Jud. Hij werd ditmaal begeleid door e<strong>en</strong> zekere Georgius Saganus. Over hem is<br />

verder niets bek<strong>en</strong>d - misschi<strong>en</strong> verwarde Zwingli hem met Gnapheus, van wie<br />

H<strong>en</strong>ricus Alting in <strong>en</strong>kele notities over di<strong>en</strong>s lev<strong>en</strong> schrijft dat hij <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief aan<br />

Zwingli heeft gestuurd (missit).<br />

Over de invloed van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> in Zürich <strong>zijn</strong> we veel beter geïnformeerd omdat Zwingli<br />

zelf zich herhaaldelijk over de brief heeft uitgelat<strong>en</strong>. Uit di<strong>en</strong>s eig<strong>en</strong> uitlating<strong>en</strong> blijkt<br />

dat Zwingli al geruime tijd aanvoelde dat de woord<strong>en</strong> hoc est corpus ureum (“dit is<br />

mijn lichaam”) “tropisch” (symbolisch) moest<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgelegd. Hij wist alle<strong>en</strong><br />

niet in welk woordje uit deze zin de troop verborg<strong>en</strong> was. To<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong> er twee<br />

“vrome <strong>en</strong> geleerde mann<strong>en</strong>” naar hem <strong>en</strong> Leo Jud toe om de juiste uitleg van de<br />

eucharistie te bediscussiër<strong>en</strong>. Nadat Zwingli <strong>zijn</strong> m<strong>en</strong>ing uite<strong>en</strong>gezet had, dankt<strong>en</strong> zij<br />

God maar hield<strong>en</strong> zij hun eig<strong>en</strong> visie nog voor zich omdat je daar to<strong>en</strong>tertijd, aldus<br />

Zwingli, erg voorzichtig mee moest <strong>zijn</strong>. Zij overhandigd<strong>en</strong> hem echter wel e<strong>en</strong> brief,<br />

geschrev<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> “vrome <strong>en</strong> erudiete Bataaf”, <strong>en</strong> daarin vond Zwingli de<br />

“waardevolle parel”, namelijk dat het woordje est (“is”) als significat, (“betek<strong>en</strong>t”)<br />

moet word<strong>en</strong> uitgelegd. Christus' woord<strong>en</strong> “dit is mijn lichaam” moet<strong>en</strong> dus word<strong>en</strong><br />

opgevat als “dit betek<strong>en</strong>t mijn lichaam”. Deze ontmoeting had plaats in de loop van<br />

1523 of 1524. In november 1524 ging hij in e<strong>en</strong> brief aan Matthäus Alber, e<strong>en</strong><br />

„lutherse‟ priester in Reutling<strong>en</strong>, nogmaals uitvoerig op de kwestie in. Deze Alber had<br />

hem gevraagd naar <strong>zijn</strong> m<strong>en</strong>ing over Karlstadts opvatting<strong>en</strong>. Zwingli is daar positief<br />

<strong>en</strong> vri<strong>en</strong>delijk over, vooral omdat Zwingli het belang van het geloof had beklemtoond.<br />

Wel nam hij afstand van di<strong>en</strong>s curieuze uitlegging van de woord<strong>en</strong> “dit is mijn<br />

lichaam”, waarbij Christus deze zin naar zichzelf wijz<strong>en</strong>d zou hebb<strong>en</strong> uitgesprok<strong>en</strong>.<br />

Uit <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief had hij immers geleerd dat de „troop‟ niet in het woordje “dit” (hoc)<br />

verborg<strong>en</strong> was, maar in het woordje “is” (est). Om dit te bewijz<strong>en</strong> voerde Zwingli e<strong>en</strong><br />

aantal bijbelplaats<strong>en</strong> aan waar het werkwoord “<strong>zijn</strong>” ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s als “betek<strong>en</strong><strong>en</strong>” moet<br />

word<strong>en</strong> uitgelegd. Ev<strong>en</strong>als <strong>Ho<strong>en</strong></strong> verwees Zwingli naar G<strong>en</strong>. 41: 26 <strong>en</strong> Joh. 15: 1, daar<br />

Luk. 8: 11 aan toevoeg<strong>en</strong>d.<br />

De brief aan Alber versche<strong>en</strong> in maart 1525 in druk, tegelijk met Zwingli‟s<br />

comm<strong>en</strong>taar over de ware <strong>en</strong> valse religie (De vera et falsa religione comm<strong>en</strong>tarius).<br />

Ook daarin zette hij uite<strong>en</strong> dat het woordje “is” e<strong>en</strong> „troop‟ of „figuur‟ is. Wyclif <strong>en</strong> de<br />

Wald<strong>en</strong>z<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> het zo ook al geleerd, zo heeft Zwingli gehoord. Maar hij weet niet<br />

wat voor bewijz<strong>en</strong> uit de Schrift zij daarvoor hebb<strong>en</strong> aangedrag<strong>en</strong>.<br />

In alle uitlating<strong>en</strong> over het onderwerp heeft Zwingli de naam van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> tot nog toe<br />

niet g<strong>en</strong>oemd. Hij deed dat voor het eerst in e<strong>en</strong> brief d.d. 1 maart 1526 aan Theobald<br />

Billicanus <strong>en</strong> Urbanus Rhegius. Hij plaatste “<strong>Ho<strong>en</strong></strong> de Bataaf” daar in het voorname<br />

gezelschap van Tertullianus <strong>en</strong> Oecolampadius, die precies e<strong>en</strong>der over de betek<strong>en</strong>is<br />

van het avondmaal hadd<strong>en</strong> gedacht. Meer dan e<strong>en</strong> jaar later wees hij <strong>Ho<strong>en</strong></strong> wederom<br />

als bron van de juiste uitleg van de instellingswoord<strong>en</strong> van het avondmaal aan. Die<br />

uitleg van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> was trouw<strong>en</strong>s vrij gewoon (trivialis), schrijft Zwingli aan Val<strong>en</strong>tin<br />

Krautwald, Kaspar Schw<strong>en</strong>ckfeld <strong>en</strong> de Silesische broeders. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> had haar aan het<br />

taalgebruik van het volk ontle<strong>en</strong>d, <strong>en</strong> daarna hadd<strong>en</strong> Zwingli <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> medestanders<br />

haar weer van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> werk teg<strong>en</strong> Johannis Bug<strong>en</strong>hag<strong>en</strong> uit<br />

oktober 1525 <strong>en</strong> in twee geschrift<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> Luther uit 1527 herinnert Zwingli aan het<br />

bezoek van “die lieb<strong>en</strong> brueder” Rode <strong>en</strong> „Saganus‟ die <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief hebb<strong>en</strong> gestuurd,<br />

“von dero du wol weist”.<br />

De door Zwingli zelf nadrukkelijk erk<strong>en</strong>de schatplichtigheid aan <strong>Ho<strong>en</strong></strong> blijkt wellicht<br />

38


ook nog uit <strong>zijn</strong> verwijzing<strong>en</strong> naar Matth. 24: 23 in <strong>zijn</strong> bestrijding van e<strong>en</strong> realistische<br />

interpretatie van de eucharistie. In e<strong>en</strong> geschrift teg<strong>en</strong> Johannes Eck uit mei 1526<br />

voerde Zwingli met e<strong>en</strong> beroep op deze tekst aan dat Christus naar <strong>zijn</strong> m<strong>en</strong>selijke<br />

natuur de wereld had verlat<strong>en</strong> <strong>en</strong> pas op de Laatste Dag lichamelijk op aarde zal<br />

terugker<strong>en</strong>. Zijn lichaam <strong>en</strong> bloed kunn<strong>en</strong> om die red<strong>en</strong> niet in het sacram<strong>en</strong>t van het<br />

altaar aanwezig <strong>zijn</strong>. Zwingli herhaalde het argum<strong>en</strong>t in e<strong>en</strong> preek over de<br />

apostolische geloofsbelijd<strong>en</strong>is die hij tijd<strong>en</strong>s de disputatie van Bern (januari 1528)<br />

heeft gehoud<strong>en</strong>. Sprek<strong>en</strong>d over Christus‟ hemelvaart <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> verblijf aan de<br />

rechterhand van de Vader, citeerde Zwingli Matth. 24: 23 om aan te ton<strong>en</strong> dat Christus<br />

nerg<strong>en</strong>s op aarde lichamelijk aanwezig is. Zoals dat voor Oecolampadius ook gold,<br />

kan Zwingli dit beroep echter aan Karlstadts geschrift uit de herfst van 1524 ontle<strong>en</strong>d<br />

hebb<strong>en</strong>. Of hij kan het in Oecolampadius‟ werk over de woord<strong>en</strong> “dit is mijn lichaam”<br />

hebb<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>. Ook hier geldt dus dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s invloed minimaal indirect geweest is.<br />

Alhoewel <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s invloed op Zwingli overduidelijk is, <strong>zijn</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s opvatting<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

<strong>zijn</strong>e niet id<strong>en</strong>tiek. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> beschouwde het sacram<strong>en</strong>t als e<strong>en</strong> onderpand (pignus), zoals<br />

we hebb<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>, maar dat ging Zwingli te ver. Voor hem was Christus Zelf <strong>en</strong> niet<br />

de eucharistie het onderpand van de verlossing. Zwingli geloofde ook niet dat het<br />

sacram<strong>en</strong>t het geloof bevestigt, versterkt of vermeerdert, terwijl die opvatting in<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s gebruik van het beeld van de ring ligt opgeslot<strong>en</strong>. Zwingli k<strong>en</strong>de de metafoor<br />

van de ring. Hij noemde haar zelfs “het symbool van alle symbol<strong>en</strong>”, <strong>en</strong> gebruikte<br />

haar ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s in verband met het avondmaal, maar deed dit op e<strong>en</strong> heel andere manier<br />

dan <strong>Ho<strong>en</strong></strong>. Zwingli schreef in 1526 <strong>en</strong> 1530 over de ring in verband met e<strong>en</strong> echtg<strong>en</strong>oot<br />

die op reis gaat naar het buit<strong>en</strong>land <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> vrouw bij <strong>zijn</strong> vertrek e<strong>en</strong> ring geeft<br />

waarop hij <strong>zijn</strong> portret heeft lat<strong>en</strong> aanbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Die ring herinnert de vrouw dus aan<br />

haar lichamelijk afwezige man. Dit gebruik is geheel in overe<strong>en</strong>stemming met<br />

Zwingli‟s opvatting dat het avondmaal primair e<strong>en</strong> herinneringsmaaltijd is waarbij<br />

Christus reëel afwezig is. Maar het is heel wal anders dan <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s overtuiging dat de<br />

ring e<strong>en</strong> onderpand is waarmee Christus Zichzelf aan de <strong>zijn</strong><strong>en</strong> geeft om hun geloof in<br />

de vergeving van hun zond<strong>en</strong> te versterk<strong>en</strong>.<br />

Na verblijv<strong>en</strong> in Mainz (bij Kaspar Hedio, aan wie de Delfste rector Canirivus <strong>zijn</strong><br />

brief had gericht) <strong>en</strong> Keul<strong>en</strong> (waarover ge<strong>en</strong> preciese informatie bewaard is geblev<strong>en</strong>),<br />

bracht Rode in november 1524 e<strong>en</strong> bezoek aan Martin Bucer in Straatsburg. Bucer<br />

heeft in e<strong>en</strong> uitvoerige brief rek<strong>en</strong>schap gegev<strong>en</strong> van de invloed die Rode <strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

brief op de ontwikkeling van <strong>zijn</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> over het avondmaal hebb<strong>en</strong> uitgeoef<strong>en</strong>d.<br />

Aanvankelijk, schreef Bucer aan Martinus Germanus, had hij Luther gevolgd <strong>en</strong> was<br />

hij van m<strong>en</strong>ing geweest dat Christus reëel in het avondmaal aanwezig was. Hij had<br />

overig<strong>en</strong>s ook steeds het belang van het geloof b<strong>en</strong>adrukt. To<strong>en</strong> Karlstadt in de herfst<br />

van 1524 <strong>zijn</strong> opvatting op<strong>en</strong>baar begon te mak<strong>en</strong>, had de twijfel echter toegeslag<strong>en</strong>.<br />

Aan die onzekerheid hadd<strong>en</strong> Bucer <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> Straatsburgse collega‟s in briev<strong>en</strong> aan<br />

Zwingli <strong>en</strong> Luther lucht gegev<strong>en</strong>. Zwingli had hun <strong>zijn</strong> brief aan Matthäus Alber<br />

gestuurd; Luther had hun dreig<strong>en</strong>de w<strong>en</strong>ding veroordeeld maar niet onvri<strong>en</strong>delijk<br />

gereageerd.<br />

Juist in deze periode van onzekerheid kwam Rode. “E<strong>en</strong> vroom man”, herinnert Bucer<br />

zich, geleerd ook; Rode k<strong>en</strong>de daarin nauwelijks <strong>zijn</strong> gelijke, zelfs Luther niet<br />

uitgezonderd. Zijn leermeesters war<strong>en</strong> Luther <strong>en</strong> vooral Wessel, aan wie hij nog meer<br />

dan aan de Witt<strong>en</strong>berger te dank<strong>en</strong> had.<br />

In hun discussie deed Bucer <strong>zijn</strong> uiterste best om Luthers positie te verdedig<strong>en</strong>, maar<br />

hij moest in Rode t<strong>en</strong> slotte <strong>zijn</strong> meerdere erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong> erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> dat de symbolische<br />

39


uitleg van het avondmaal de <strong>en</strong>ige juiste was. Kort daarna, in januari 1525, weerlegde<br />

ook Bucer - zoals Zwingli dat in <strong>zijn</strong> brief aan Alber deed - de merkwaardige opvatting<br />

van Karlstadt over de instellingswoord<strong>en</strong>. In <strong>zijn</strong> geschrift Grund und Ursach<br />

zette hij uitvoerig e<strong>en</strong> significatieve, cammemoratieve uitleg van het avondmaal<br />

uite<strong>en</strong>, waarbij hij, zoals te verwacht<strong>en</strong> was, argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> inbr<strong>en</strong>gt die <strong>Ho<strong>en</strong></strong> al had<br />

gebezigd.<br />

Bucer zette zich ook in voor de verspreiding van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s Epistola om vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

bek<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van <strong>zijn</strong>s inzi<strong>en</strong>s doorslaggev<strong>en</strong>de argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> realistische<br />

interpretatie van het avondmaal te voorzi<strong>en</strong>. In de herfst van 1525 stuurde hij zo de<br />

Latijnse tekst <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Duitse vertaling aan Jacob Otter, zoals we hebb<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>. Hij<br />

stuurde de Duitse tekst ook aan Johannes Landschad von Steinach. In de begeleid<strong>en</strong>de<br />

brief zette Bucer de bek<strong>en</strong>de argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, zoals het beroep op Matth. 24: 23, <strong>en</strong> ook<br />

het argum<strong>en</strong>t van de criteria van Bijbelse wonder<strong>en</strong> nog e<strong>en</strong>s uite<strong>en</strong>. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> betoogde<br />

dat wonder<strong>en</strong> in de bijbel altijd e<strong>en</strong> zichtbare uitwerking hadd<strong>en</strong>. Als Christus e<strong>en</strong><br />

kreupele man g<strong>en</strong>as, kon iedere<strong>en</strong> daarna zi<strong>en</strong> dat die man weer kon lop<strong>en</strong>. De<br />

rooms<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> dat het eucharistisch brood door e<strong>en</strong> wonder in het lichaam van<br />

Christus verandert, maar naar het getuig<strong>en</strong>is van ieders zintuig<strong>en</strong> blijft het brood<br />

gewoon brood. Ev<strong>en</strong>als <strong>Ho<strong>en</strong></strong> verzette Bucer zich teg<strong>en</strong> verme<strong>en</strong>de wonder<strong>en</strong> waarvan<br />

iedere<strong>en</strong> geacht werd ze als zodanig te aanvaard<strong>en</strong> terwijl de zintuig<strong>en</strong> <strong>en</strong> het gezonde<br />

verstand zich daarteg<strong>en</strong> verzett<strong>en</strong>.<br />

Zoveel is na het voorafgaande wel duidelijk, dat niet alle<strong>en</strong> de beschrijving van de<br />

herkomst van de argum<strong>en</strong>tatie in <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief (zie het slot van het tweede hoofdstuk)<br />

maar ook die van haar doorwerking zeer g<strong>en</strong>uanceerd moet <strong>zijn</strong>. De invloed van<br />

Luther is in <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s verhandeling duidelijk aanwijsbaar. Omdat Luther naar alle<br />

waarschijnlijkheid de man was die voor <strong>Ho<strong>en</strong></strong> de meeste autoriteit in geloofskwesties<br />

bezat, wilde hij <strong>zijn</strong> opvatting<strong>en</strong> eerst aan de Witt<strong>en</strong>berger voorlegg<strong>en</strong>. Terwijl Luther<br />

die uiteindelijk verwierp, voorzag de brief Karlstadt van de argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die tot <strong>zijn</strong><br />

breuk met Luther <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> verdrijving uit Saks<strong>en</strong> leidd<strong>en</strong>. De <strong>tractaat</strong>jes die Karlstadt<br />

daarna, in de herfst van 1524, schreef, riep<strong>en</strong> Luthers woede op, maar veroorzaakt<strong>en</strong><br />

zowel in Zürich als in Straatsburg twijfel over de juistheid van de Witt<strong>en</strong>bergse<br />

opvatting<strong>en</strong>. <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief <strong>en</strong> Karlstadts pamflett<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> hielp<strong>en</strong> de Straatsburgse <strong>en</strong><br />

Zwitserse hervormers om meer duidelijkheid te krijg<strong>en</strong> over hun symbolische,<br />

commemoratieve interpretatie van de eucharistie. <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief speelde zo, dankzij<br />

Rode‟s reiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> propaganda, in de eerste jar<strong>en</strong> van de Reformatie e<strong>en</strong> belangrijke rol<br />

in het ontstaan van e<strong>en</strong> breuk in het reformatorische kamp over de betek<strong>en</strong>is van het<br />

avondmaal. Zo bezi<strong>en</strong> behoort <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief tot één van de bronn<strong>en</strong> van<br />

reformatorische avondmaalsleer. De invloed <strong>en</strong> doorwerking van bepaalde<br />

argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> vall<strong>en</strong> echter niet naadloos sam<strong>en</strong> met de werkelijke inhoud van al <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

opvatting<strong>en</strong>. De ideeën van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> die van Karlstadt, Zwingli <strong>en</strong> Bucer <strong>zijn</strong> niet<br />

id<strong>en</strong>tiek. Die constatering moet ons ervan weerhoud<strong>en</strong> om, zoals in het verled<strong>en</strong> wel is<br />

gedaan, simpelweg te zegg<strong>en</strong> dat “de gereformeerde avondmaalsleer op Nederlandse<br />

bodem is opgewass<strong>en</strong>”.<br />

Rode‟s verdere carrière biedt e<strong>en</strong> goede illustratie van de radicalisering van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

ideeën. Na <strong>zijn</strong> reiz<strong>en</strong> naar Duitsland <strong>en</strong> Zwitserland vestigde hij zich aanvankelijk in<br />

Dev<strong>en</strong>ter. Daar maakte hij deel uit van e<strong>en</strong> groep promin<strong>en</strong>te, hervormingsgezinde<br />

person<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> die kring is in 1525 e<strong>en</strong> Nederlandse vertaling van Luthers<br />

septembertestam<strong>en</strong>t tot stand gekom<strong>en</strong>. Albert Pafraet drukte Dat gants Nyewe<br />

Testam<strong>en</strong>t recht grondelick verduytschet, met seer geleerd<strong>en</strong> <strong>en</strong>de richtig<strong>en</strong> voerred<strong>en</strong><br />

40


<strong>en</strong>der der swaerster plaets<strong>en</strong> korte, mer goede verklaring, dat op Adam Petri‟s uitgave<br />

van Luthers vertaling is gebaseerd.<br />

Al spoedig werd de Nederlandse grond te heet onder Rode‟s voet<strong>en</strong>. Hij wordt in 1526<br />

g<strong>en</strong>oemd als rondtrekk<strong>en</strong>d prediker die in verschill<strong>en</strong>de regio‟s in de Nederland<strong>en</strong><br />

actief was. In september van dat jaar dook hij echter in Oost-Friesland op, waar hij<br />

ook in het huwelijk trad. Rode werd predikant in het plaatsje Nord<strong>en</strong> <strong>en</strong> in Emd<strong>en</strong>. Hij<br />

bleef met Martin Bucer in contact staan <strong>en</strong> koos in het conflict tuss<strong>en</strong> (Luthers<br />

medestander) Johannes Bug<strong>en</strong>hag<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> Andreas Karlstadt <strong>en</strong> de doper<br />

Melchior Hoffman anderzijds voor laatstg<strong>en</strong>oemd<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> zij na de sam<strong>en</strong>spraak in<br />

Fl<strong>en</strong>sburg (april 1529) uit Holstein werd<strong>en</strong> verdrev<strong>en</strong>, vluchtt<strong>en</strong> ook zij naar Oost-<br />

Friesland, Zij vond<strong>en</strong> bij Rode onderdak.<br />

Rode raakte in Oost-Friesland actief betrokk<strong>en</strong> bij de herhaaldelijk oplaai<strong>en</strong>de<br />

conflict<strong>en</strong> daar tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> „lutherse‟ <strong>en</strong> „zwingliaanse‟ stroming. De laatste richting<br />

leek dominant te word<strong>en</strong>. De Oostfriese belijd<strong>en</strong>is van 1528 ademt e<strong>en</strong> „Zwitserse‟<br />

geest. De Oostfriese predikant<strong>en</strong> definieerd<strong>en</strong> het avondmaal bijvoorbeeld als e<strong>en</strong><br />

herinneringsmaaltijd aan Christus‟ lijd<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> geloofsbelijd<strong>en</strong>is van de deelnemers <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> oef<strong>en</strong>ing in broederlijke liefde. Dit spiritualisme heeft met <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s opvatting<strong>en</strong><br />

weinig meer te mak<strong>en</strong>. Toch hebb<strong>en</strong> vele kerkhistorici in het (rec<strong>en</strong>te) verled<strong>en</strong><br />

betoogd dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s ideeën e<strong>en</strong> van de bronn<strong>en</strong> van de Oostfriese leer is geweest. J.<br />

Trapman heeft dat in 1983 al weerlegd. In e<strong>en</strong> maatgev<strong>en</strong>d artikel over de<br />

zog<strong>en</strong>aamde sacram<strong>en</strong>tariërs concludeerde hij: “A vrai dire, le spiritualisme qui<br />

régnait làbas (nl. in Oost-Friesland - bjs) allait plus loin que <strong>Ho<strong>en</strong></strong> ne l‟aurait approuvé”.<br />

Met het aantred<strong>en</strong> van Enno (1505-1540) als graaf van Oost-Friesland in 1528 voltrok<br />

zich echter e<strong>en</strong> w<strong>en</strong>ding in de Oostfriese reformatiegeschied<strong>en</strong>is. Hij wilde e<strong>en</strong><br />

lutherse kerkorde in <strong>zijn</strong> graafschap oplegg<strong>en</strong> die door de Nederlandse predikers<br />

Johan Timan <strong>en</strong> Johannes Pelt (beid<strong>en</strong> uit Amsterdam afkomstig, maar nu in Brem<strong>en</strong><br />

werkzaam) was opgesteld. Om die door te voer<strong>en</strong> riep Enno in december 1530 alle<br />

predikant<strong>en</strong> uit <strong>zijn</strong> graafschap naar Emd<strong>en</strong>. De Zwitsers georiënteerde predikant<strong>en</strong><br />

onder leiding van Rode di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verdedigingsgeschrift in waarin zij zich teg<strong>en</strong>over<br />

Enno beriep<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> afspraak die e<strong>en</strong> jaar eerder op het beroemde godsdi<strong>en</strong>stgesprek<br />

van Marburg was gemaakt. Luther <strong>en</strong> Zwingli war<strong>en</strong> daar, onder meer in het bij<strong>zijn</strong><br />

van Rode, overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> dat tradities <strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijke instelling<strong>en</strong> vrij kond<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong><br />

voortbestaan zolang zij niet direct in teg<strong>en</strong>spraak met de Bijbel war<strong>en</strong>. Zolang beide<br />

partij<strong>en</strong> het over de ess<strong>en</strong>tiële geloofsartikel<strong>en</strong> e<strong>en</strong>s war<strong>en</strong>, moest<strong>en</strong> zij elkaar op<br />

bijkomstige kwesties niet als ketters veroordel<strong>en</strong>.<br />

Hun leer was met de Bijbel allerminst in strijd, zett<strong>en</strong> Rode <strong>en</strong> de <strong>zijn</strong><strong>en</strong> uite<strong>en</strong>. Zij<br />

schatt<strong>en</strong> de sacram<strong>en</strong>t<strong>en</strong> hoog als instelling<strong>en</strong> van God voor het wel<strong>zijn</strong> van de<br />

geme<strong>en</strong>te. Maar zij hadd<strong>en</strong> wel teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vals vertrouw<strong>en</strong> in de uitw<strong>en</strong>dige tek<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

zelf gewaarschuwd, alsof brood <strong>en</strong> wijn de g<strong>en</strong>ade zo maar zoud<strong>en</strong> mededel<strong>en</strong>. De<br />

uitw<strong>en</strong>dige deelname aan het avondmaal di<strong>en</strong>de vergezeld te gaan met het innerlijke,<br />

geestelijke nuttig<strong>en</strong> van Christus‟ vlees <strong>en</strong> bloed, zoals de uitw<strong>en</strong>dige doop van<br />

Johannes met de inw<strong>en</strong>dige van Christus <strong>en</strong> de bedi<strong>en</strong>ing van het Woord met de<br />

inw<strong>en</strong>dige bedi<strong>en</strong>ing van de Geest vergezeld moest<strong>en</strong> gaan. Die visie op het<br />

avondmaal was nooit als ketters veroordeeld.<br />

Het „zwingliaanse‟ kamp hoopte dat dat zo zou blijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat Enno niet in hun<br />

consciënties zou woel<strong>en</strong>. Maar hun hoop bleek ijdel. Enno hield vast aan de lutherse<br />

kerkorde <strong>en</strong> ontsloeg alle predikant<strong>en</strong> die zich daaraan weigerd<strong>en</strong> te conformer<strong>en</strong>.<br />

Rode was één van h<strong>en</strong>. Hij vestigde zich in het plaatsje Wolthus<strong>en</strong> bij Emd<strong>en</strong>. Later is<br />

hij toch weer in Nord<strong>en</strong> actief geword<strong>en</strong>, waar hij het in de jar<strong>en</strong> 1537-1539 opnieuw<br />

41


met de „lutheran<strong>en</strong>‟, dit maal in de persoon van Joachim Kük<strong>en</strong>bieter, aan de stok<br />

kreeg. Ook nu dolf Rode het onderspit. To<strong>en</strong> hij op last van de graaf opnieuw moest<br />

vertrekk<strong>en</strong>, is hij overled<strong>en</strong>. “Heel plotseling”, als e<strong>en</strong> klaarblijkelijk bewijs van Gods<br />

afkeuring over “de perverse leer van de sacram<strong>en</strong>tariërs”, schreef Kük<strong>en</strong>bieter twintig<br />

jaar later. De reformatorische predikant Martin Micron <strong>en</strong> Albert Hard<strong>en</strong>berg nam<strong>en</strong><br />

het voor Rode op. Zij bracht<strong>en</strong> in herinnering dat hij na e<strong>en</strong> kort ziekbed “vol van de<br />

christelijke hoop <strong>en</strong> gesteund door e<strong>en</strong> zeker geloof” was overled<strong>en</strong>, nadat hij <strong>zijn</strong><br />

vrouw, <strong>zijn</strong> geme<strong>en</strong>teled<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> collega Antonius Sle<strong>en</strong>busz. woord<strong>en</strong> van troost<br />

had toegesprok<strong>en</strong>. Zijn begraf<strong>en</strong>is was eervol, voegde Hard<strong>en</strong>berg daar voor de<br />

zekerheid nog aan toe.<br />

Alhoewel <strong>Ho<strong>en</strong></strong>sverhandeling in Duitsland <strong>en</strong> Zwitserland e<strong>en</strong> wijde verbreiding<br />

vond, is de brief in de Nederland<strong>en</strong> zelf gedur<strong>en</strong>de de eerste dec<strong>en</strong>nia van de zesti<strong>en</strong>de<br />

eeuw waarschijnlijk zo goed als onbek<strong>en</strong>d geblev<strong>en</strong>. Vast staat alle<strong>en</strong> dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>zijn</strong><br />

opvatting<strong>en</strong> met de andere led<strong>en</strong> van de „Delfts-Haagse kring‟ <strong>en</strong> met Hinne Rode<br />

moet hebb<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat hij hun de schriftelijke neerslag van <strong>zijn</strong> lectuur <strong>en</strong><br />

overd<strong>en</strong>king<strong>en</strong> moet hebb<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. Maar in contemporaine docum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>,<br />

bijvoorbeeld in processtukk<strong>en</strong>, wordt de brief niet g<strong>en</strong>oemd. De Index van paus Paulus<br />

IV uit 1559 maakt er voor het eerst melding van.<br />

Toch laat de invloed, <strong>en</strong> daarmee de bek<strong>en</strong>dheid van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s <strong>tractaat</strong> zich in beperkte<br />

mate wel vaststell<strong>en</strong>. De doorwerking van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s opvatting<strong>en</strong> is bijvoorbeeld<br />

aanwijsbaar in het gedacht<strong>en</strong>goed van de notoire doper Melchior Hoffman. In <strong>zijn</strong> Die<br />

Ordonnantie Godts uit 1530 zette Hoffman in navolging van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> uite<strong>en</strong> dat de<br />

bruidegom Christus bij het avondmaal tot Zijn bruid komt, het brood neemt - zoals<br />

e<strong>en</strong> bruidegom e<strong>en</strong> ring of e<strong>en</strong> goudstuk neemt - <strong>en</strong> Zichzelf aldus met het brood aan<br />

de bruid geeft, zoals e<strong>en</strong> bruidegom zichzelf met e<strong>en</strong> ring aan <strong>zijn</strong> bruid geeft. In <strong>zijn</strong><br />

bestrijding van de lutherse uitleg van het avondmaal beriep hij zich ev<strong>en</strong>als <strong>Ho<strong>en</strong></strong> op<br />

Matth. 24: 23.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s ideeën <strong>zijn</strong> waarschijnlijk ook bek<strong>en</strong>d geweest in Leuv<strong>en</strong>, waar e<strong>en</strong> uitgebreide<br />

kring van „sacram<strong>en</strong>tariërs‟ onder leiding van Paul de Rovere (kapelaan van de St.<br />

Pieter) in de jar<strong>en</strong> veertig werd vervolgd. To<strong>en</strong> één van h<strong>en</strong>, de later onthoofde Jean<br />

Beyaerts, in mei 1543 werd verhoord, bek<strong>en</strong>de hij De Rovere tijd<strong>en</strong>s de vast<strong>en</strong> van het<br />

voorafgaande jaar te hebb<strong>en</strong> hor<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> dat het heilig sacram<strong>en</strong>t “slechts e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong>”<br />

was <strong>en</strong> dat Christus het “ons als e<strong>en</strong> trouwring had achtergelat<strong>en</strong>”, zoals e<strong>en</strong> man deed<br />

die <strong>zijn</strong> vrouw trouwt.<br />

Het symbool van de ring wordt op e<strong>en</strong>zelfde wijze gebruikt in e<strong>en</strong> geschrift in de<br />

volkstaal over het avondmaal, waarin bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> Matth. 24: 23 als bewijs teg<strong>en</strong> de leer<br />

van de praes<strong>en</strong>tia realis wordt aangehaald. Van dit <strong>tractaat</strong> Dat Avontmael ons<br />

Heer<strong>en</strong> is voorhe<strong>en</strong> altijd aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat het zo rond 1540 binn<strong>en</strong> de kring van de<br />

Leuv<strong>en</strong>se dissid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> was ontstaan <strong>en</strong> de invloed van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> weerspiegelde. Rec<strong>en</strong>t<br />

bibliografisch onderzoek heeft echter aan het licht gebracht dat het boekje<br />

waarschijnlijk pas in de jar<strong>en</strong> vijftig in Kamp<strong>en</strong> is gedrukt. Rond die tijd war<strong>en</strong> deze<br />

<strong>en</strong> vergelijkbare argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waarschijnlijk al zo wijd verbreid dat de invloed van<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> niet meer direct of bewust hoeft te <strong>zijn</strong> geweest.<br />

Pas in de tweede helft van de zesti<strong>en</strong>de eeuw schreef Hard<strong>en</strong>berg in <strong>zijn</strong> Lev<strong>en</strong> van<br />

Wessel Gansfort <strong>zijn</strong> wat verwarde, maar in principe betrouwbare bericht over <strong>Ho<strong>en</strong></strong>,<br />

<strong>zijn</strong> vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, hun ontdekking van e<strong>en</strong> oud geschrift <strong>en</strong> Rode‟s reiz<strong>en</strong>. Daarmee betrad<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> de geschied<strong>en</strong>is. Hard<strong>en</strong>bergs gegev<strong>en</strong>s zoud<strong>en</strong> in de daaropvolg<strong>en</strong>de eeuw<strong>en</strong>,<br />

tot aan het moderne tijdvak van onthecht historisch onderzoek, niet werkelijk word<strong>en</strong><br />

42


aangevuld, maar slechts functioner<strong>en</strong> als polemisch wap<strong>en</strong>tuig in de debatt<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong>de kerkelijke d<strong>en</strong>ominaties.<br />

43


4. CORNELIS HOENS FORTUNA CRITICA<br />

“Wij war<strong>en</strong> er eerder dan gij”, moet de remonstrantse voorman Johannes Wt<strong>en</strong>bogaert<br />

<strong>zijn</strong> calvinistische tijdg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> e<strong>en</strong>s hebb<strong>en</strong> voorgehoud<strong>en</strong> (volg<strong>en</strong>s <strong>zijn</strong> twintigsteeeuwse<br />

geestverwant F. Pijper). Hij bedoelde daarmee dat de geest van de vroege<br />

Hervorming in de Lage Land<strong>en</strong> zich in de Remonstrant<strong>en</strong> had voortgezet <strong>en</strong> dat het<br />

calvinistische gedacht<strong>en</strong>goed er in flagrante teg<strong>en</strong>spraak mee was.<br />

Het is veelzegg<strong>en</strong>d g<strong>en</strong>oeg dat de eerste poging<strong>en</strong> om de vroege Reformatie in de<br />

Nederland<strong>en</strong> te beschrijv<strong>en</strong> uit de zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw dater<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> het karakter van die<br />

periode e<strong>en</strong> heikel punt van debat tuss<strong>en</strong> de remonstrant<strong>en</strong> <strong>en</strong> de contra-remonstrant<strong>en</strong><br />

werd. De controverse tuss<strong>en</strong> deze stroming<strong>en</strong> spitste zich weliswaar toe op bepaalde<br />

dogmatische thema‟s <strong>en</strong> op het gezag van belijd<strong>en</strong>isgeschrift<strong>en</strong>, maar achter die<br />

botsing ging e<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de visie op de reformatie van de kerk schuil.<br />

In de traditie van het ir<strong>en</strong>isme beschouwd<strong>en</strong> de remonstrant<strong>en</strong> „reformatie‟ als e<strong>en</strong><br />

hervorming van organisatorische <strong>en</strong> morele misstand<strong>en</strong>. De calvinist<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong><br />

ging het vooral om e<strong>en</strong> vernieuwing van de leer, die de vorm van e<strong>en</strong> gedetailleerd<br />

uitgewerkte definitie van de nieuwe geloofsvoorstelling<strong>en</strong> aannam. De remonstrant<strong>en</strong><br />

vond<strong>en</strong> de meeste kwesties slechts adiaphora, middelmatige zak<strong>en</strong> waarover je ge<strong>en</strong><br />

ruzie moest mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> die zeker ge<strong>en</strong> scheuring rechtvaardigd<strong>en</strong>. De calvinist<strong>en</strong><br />

hechtt<strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s aan e<strong>en</strong> hechtekerkelijke organisatie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> str<strong>en</strong>ge tucht; Arminius‟<br />

volgeling<strong>en</strong> verwierp<strong>en</strong> die als e<strong>en</strong> opnieuw invoer<strong>en</strong> van pauselijke tirannie.<br />

Het conflict is zoals bek<strong>en</strong>d op de Dordtse Synode in het voordeel van de calvinist<strong>en</strong><br />

beslecht. In het voorwoord op de Acta van die kerkvergadering vierd<strong>en</strong> de<br />

overwinnaars de uitkomst als de handhaving van het oorspronkelijke karakter van de<br />

Nederlandse Hervorming. Die opmerking is e<strong>en</strong> onschuldige prelude op e<strong>en</strong> kakofonie<br />

van stemm<strong>en</strong> die getuig<strong>en</strong> uit de vroege zesti<strong>en</strong>de eeuw selecteerd<strong>en</strong> om hun stelling<br />

te bewijz<strong>en</strong> dat zij de ware erfg<strong>en</strong>am<strong>en</strong> van de vroege Hervorming war<strong>en</strong>. De<br />

Amsterdamse burgemeester C.P. Hooft, Hugo de Groot <strong>en</strong> Wt<strong>en</strong>bogaert verdedigd<strong>en</strong><br />

de remonstrantse aansprak<strong>en</strong>; de briljante Jacobus Trigland die van de calvinist<strong>en</strong>.<br />

Ook <strong>Ho<strong>en</strong></strong> werd als infanterist t<strong>en</strong> tonele gevoerd in deze degradatie van<br />

kerkhistorische feit<strong>en</strong> tot polemisch wap<strong>en</strong>ars<strong>en</strong>aal. Deze historiser<strong>en</strong>de theolog<strong>en</strong><br />

ontle<strong>en</strong>d<strong>en</strong> hun k<strong>en</strong>nis van hem aan Hard<strong>en</strong>bergs Lev<strong>en</strong> van Wessel, aan <strong>en</strong>kele<br />

zesti<strong>en</strong>de-eeuwse geschied<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> van de avondmaalsstrijd (die van Ludovicus<br />

Lavater <strong>en</strong> Rudolphus Hospinianus) <strong>en</strong> de opmerkelijke verhal<strong>en</strong> van de Franeker<br />

hoogleraar H<strong>en</strong>ricus Antonides Nerd<strong>en</strong>us (1611) <strong>en</strong> Martinus Schoockius (1651).<br />

Wt<strong>en</strong>bogaert betoogde in <strong>zijn</strong> Kerckelicke historie uit 1646 dat de remonstrantse<br />

predestinatieleer uit de vroege zesti<strong>en</strong>de eeuw dateerde. Maar hij noemde slechts<br />

weinig nam<strong>en</strong> <strong>en</strong> deed ook ge<strong>en</strong> poging om e<strong>en</strong> autochtone Nederlandse Reformatie te<br />

beschrijv<strong>en</strong>. Hugo de Groot, als kerkhistoricus tegelijk advocaat, had zich daar in <strong>zijn</strong><br />

verdediging van de pietas van de Stat<strong>en</strong> van Holland <strong>en</strong> West-Friesland (1613) juist<br />

op toegelegd. Hij zette die stroming af teg<strong>en</strong> het uit buit<strong>en</strong>land geïmporteerde<br />

calvinisme. Geraerdt Brandt zette de “remonstrantse geschied<strong>en</strong>is” voort in e<strong>en</strong><br />

vierdelig standaardwerk (1671-1704) dat door e<strong>en</strong> elegante <strong>en</strong> ir<strong>en</strong>ische toon wordt<br />

gek<strong>en</strong>merkt. Hij noemt <strong>Ho<strong>en</strong></strong> onder de eerste aanhangers van de Hervorming, die,<br />

volg<strong>en</strong>s Brandt, in het algeme<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> radicaal standpunt innam<strong>en</strong>, maar het gematigde<br />

midd<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> twee extrem<strong>en</strong> zocht<strong>en</strong>.<br />

Voor Trigland stond ondertuss<strong>en</strong> vast “dat die vroome <strong>en</strong>de Godsalige Heere [<strong>Ho<strong>en</strong></strong>]<br />

niet <strong>en</strong> heeft gevoelt so nu de Remonstrant<strong>en</strong> gevoel<strong>en</strong>”. In <strong>zijn</strong> Kerckelijcke<br />

geschied<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> (1650) gaf Trigland met behulp van Hard<strong>en</strong>bergs Lev<strong>en</strong> van Wessel<br />

44


<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele andere bronn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> tamelijk uitvoerige beschrijving van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>zijn</strong><br />

vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>kring. Opmerkelijk is echter vooral de scherpzinnige passage waarin hij<br />

ingaat op de mogelijke relatie tuss<strong>en</strong> het door Hard<strong>en</strong>berg g<strong>en</strong>oemde “oude geschrift”<br />

<strong>en</strong> de in andere bronn<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde “brief”. Volg<strong>en</strong>s Trigland kond<strong>en</strong> beide werk<strong>en</strong><br />

niet id<strong>en</strong>tiek <strong>zijn</strong>, omdat 1) Hard<strong>en</strong>berg over e<strong>en</strong> “boeckj<strong>en</strong>” spreekt <strong>en</strong> Lavater het<br />

over e<strong>en</strong> “brief” (epistola) heeft; 2) het boekje tweehonderd jaar oud was <strong>en</strong> in de<br />

nalat<strong>en</strong>schap van Hoeck was gevond<strong>en</strong>, terwijl de brief door <strong>Ho<strong>en</strong></strong> zelf was<br />

geschrev<strong>en</strong>; 3) de Latijnse stijl van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief verschilt van het Latijn dat in het<br />

boekje is gebezigd wanneer dat inderdaad tweehonderd jaar eerder geschrev<strong>en</strong> is; 4)<br />

Hard<strong>en</strong>berg vertelt dat Rode het boekje met <strong>en</strong>kele werk<strong>en</strong> van Wessel naar Luther<br />

me<strong>en</strong>am, terwijl het elders heet dat Rode <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief aan Zwingli heeft lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>.<br />

Trigland concludeerde wel dat beide werk<strong>en</strong> in overe<strong>en</strong>stemming met elkaar moet<strong>en</strong><br />

<strong>zijn</strong> geweest <strong>en</strong> dat “de Heer Honius e<strong>en</strong>ich licht daer uyt heeft geschept gehadt”.<br />

Triglands intellig<strong>en</strong>te vrag<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> de kom<strong>en</strong>de eeuw<strong>en</strong> feitelijk onbeantwoord<br />

blijv<strong>en</strong>. De voorafgaande drie hoofdstukk<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>lijk duidelijk gemaakt dat al<br />

<strong>zijn</strong> opmerking<strong>en</strong> zowel terecht als juist <strong>zijn</strong> geweest.<br />

Trigland drukte bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> de gehele tekst van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief in Nederlandse vertaling in<br />

<strong>zijn</strong> tekst af. Hij leek op <strong>zijn</strong> hoede voor anachronism<strong>en</strong> to<strong>en</strong> hij terecht opmerkte dat<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief ge<strong>en</strong> uitsprak<strong>en</strong> doet over zak<strong>en</strong> die betrekking hebb<strong>en</strong> op de<br />

zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de-eeuwse controverses. Toch toont de inhoud <strong>zijn</strong>s inzi<strong>en</strong>s aan “hoe<br />

oprechtelijck <strong>en</strong>de e<strong>en</strong>voudelijck die g<strong>en</strong>e die de Reformatie eerst gevat hebb<strong>en</strong> in<br />

Nederlandt, <strong>en</strong>de specialijck in Hollandt, oock in ‟t stuck van ‟t Avondtmael des<br />

Heer<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gevoelt, hoe datse verre <strong>zijn</strong> geweest van het groove gevoel<strong>en</strong> der<br />

Luthersch<strong>en</strong>, mitsgaders met hoe grondige <strong>en</strong>de klare argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> sy dat rechtsinnighe<br />

ghevoel<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> vast ghemaeckt, dewelcke oock met d<strong>en</strong> Remonstrantsch<strong>en</strong> grondt<br />

niet over e<strong>en</strong> <strong>en</strong> kom<strong>en</strong>”.<br />

Voor <strong>zijn</strong> conclusie dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> niet aan de kant van de remonstrant<strong>en</strong> stond, voerde<br />

Trigland meer in het bijzonder het argum<strong>en</strong>t aan dat “die goede Heer heeft versta<strong>en</strong>,<br />

dat elck geloovigh m<strong>en</strong>sche hemselv<strong>en</strong>, door d<strong>en</strong> geloove, Christum sal toepass<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong>de verseeckert <strong>zijn</strong> dat Christus, met alle sijne werck<strong>en</strong> <strong>en</strong>de weldad<strong>en</strong> hem toekomt.<br />

Maer de remonstrant<strong>en</strong> ghevoel<strong>en</strong> <strong>en</strong>de leer<strong>en</strong> dat Christus niemand<strong>en</strong> toekomt<br />

dan die de nieuwe conditi<strong>en</strong> des nieuw<strong>en</strong> verbonts tot d<strong>en</strong> eynde <strong>zijn</strong>s lev<strong>en</strong>s toe<br />

volstandelijck heeft volbracht, <strong>en</strong>de van die Geestelijcke gemeynschap met Christo<br />

die alle<strong>en</strong> door d<strong>en</strong> geloove geschiet, ga<strong>en</strong>de voor onse plichtpleginge <strong>en</strong>de versegelt<br />

door het H. Avontmael, <strong>en</strong> wet<strong>en</strong> sy gantsch niet, ja spreeck<strong>en</strong> deselve directelijck<br />

teg<strong>en</strong>”.<br />

Triglands belangstelling voor <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief deed de herinnering aan hem voortlev<strong>en</strong><br />

binn<strong>en</strong> de publieke gereformeerde kerk. Zo voegde de Gorinchemse predikant<br />

Johannes Spiljardus de tekst van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief toe aan <strong>zijn</strong> uitgave van het populaire<br />

Schatboeck, de uitgebreide Nederlandse vertaling van Zacharias Ursinus‟ comm<strong>en</strong>taar<br />

op de Heidelbergse Catechismus. In <strong>zijn</strong> opdracht aan de magistraat van Amsterdam<br />

schreef Spiljardus dat de bijbelse leer van het avondmaal getuige <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief tijd<strong>en</strong>s<br />

de “eerste Reformatie” in de provincie Holland al bek<strong>en</strong>d was geweest. Over<br />

Spiljardus‟ bron behoeft ge<strong>en</strong> twijfel te bestaan, omdat hij in <strong>zijn</strong> verdere uite<strong>en</strong>zetting<br />

naar dezelfde schrijvers verwijst als Trigland had gedaan, terwijl ook <strong>zijn</strong> Nederlandse<br />

tekst vrijwel id<strong>en</strong>tiek aan die van Trigland is. Spiljardus‟ editie van het Schatboeck<br />

zag drie drukk<strong>en</strong> (1664, 1694, 1736), die dus ev<strong>en</strong>zovele herdrukk<strong>en</strong> van Triglands<br />

vertaling bevatt<strong>en</strong>. De afhankelijkheid van Trigland <strong>en</strong> de instemming met <strong>zijn</strong><br />

conclusies zi<strong>en</strong> we nog tot in deze eeuw bij de gereformeerde R. van Deemter (1943)<br />

45


<strong>en</strong> de vrijgemaakt-gereformeerde J. Kamphuis (1973).<br />

De <strong>en</strong>ige die zich in de achtti<strong>en</strong>de eeuw met <strong>Ho<strong>en</strong></strong> heeft bezig gehoud<strong>en</strong> was de<br />

erudiete kerkhistoricus Daniel Gerdes. Gedrev<strong>en</strong> door <strong>zijn</strong> antiquarische passie<br />

verzamelde hij talloze docum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die hij in de bijlag<strong>en</strong> van <strong>zijn</strong> vele werk<strong>en</strong> p!acht<br />

uit te gev<strong>en</strong>. Ook op e<strong>en</strong> apograaf van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief wist hij de hand te legg<strong>en</strong>. Die<br />

versche<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> app<strong>en</strong>dix bij het eerste deel van <strong>zijn</strong> Introductio in historiam<br />

Evangelii (1744). Kritische nauwkeurigheid is het k<strong>en</strong>merk van Gerdes‟ historische<br />

werk <strong>en</strong> daarom is het pijnlijk te moet<strong>en</strong> vaststell<strong>en</strong> dat twee details die hij in het<br />

onderzoek naar <strong>Ho<strong>en</strong></strong> introduceerde, juist incorrect war<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> lang lev<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

geleid.<br />

Gerdes meldde dat Zwingli <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief in 1525 in Zürich had uitgegev<strong>en</strong>. Dit voor<br />

die tijd nieuwe gegev<strong>en</strong> zei Gerdes te ontl<strong>en</strong><strong>en</strong> aan de Autographa Lutheri et<br />

coaetaneorum van Hermann von der Hardt (1623). Von der Hardt had <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

verhandeling inderdaad g<strong>en</strong>oemd onder de boek<strong>en</strong> die in 1525 war<strong>en</strong> versch<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />

maar hij vermeldde ge<strong>en</strong> uitgever, drukker of plaats van uitgave. Gerdes is dus alle<strong>en</strong><br />

verantwoordelijk voor deze foutieve toeschrijving die gedur<strong>en</strong>de ruim twee eeuw<strong>en</strong><br />

geaccepteerd is geweest.<br />

Zijn editie van de Latijnse tekst zou ook tot misverstand<strong>en</strong> aanleiding gev<strong>en</strong>. Het zou<br />

tot 1889 dur<strong>en</strong> voor er e<strong>en</strong> betere uitgave van de tekst versche<strong>en</strong>. Die van Gerdes is<br />

dus lange tijd standaard geweest. In de titel <strong>zijn</strong> in <strong>zijn</strong> uitgave echter de woord<strong>en</strong> per<br />

Honnium Batavum toegevoegd (“door de Bataaf <strong>Ho<strong>en</strong></strong>”). Die titel kon nu dus gelez<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> als “brief die vier jaar geled<strong>en</strong> door de Bataaf <strong>Ho<strong>en</strong></strong> was verstuurd”, wat<br />

ruimte bood voor de ontk<strong>en</strong>ning van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s auteurschap.<br />

Vele myth<strong>en</strong> die het beeld van het vaderlands verled<strong>en</strong> jar<strong>en</strong>lang hebb<strong>en</strong> bepaald, <strong>zijn</strong><br />

op ideologieën gebaseerde historische constructies uit de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw, de eeuw<br />

van romantiek <strong>en</strong> nationalisme. Die behoefte van volk<strong>en</strong>, sam<strong>en</strong>leving<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

bevolkingsgroep<strong>en</strong> aan de creatie van e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> verled<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee van e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong><br />

id<strong>en</strong>titeit heeft ook <strong>zijn</strong> weerslag op het beeld van de Hervorming gehad. De<br />

bezadigde her<strong>en</strong> van de “Groninger Richting” <strong>en</strong> hun voorlopers Annaeus Ypey <strong>en</strong><br />

Isaac Johannes Dermout wild<strong>en</strong> e<strong>en</strong> brede, vaderlandse kerk, die niet langer door het<br />

calvinisme zou word<strong>en</strong> gedomineerd. Zo ging<strong>en</strong> zij op zoek naar e<strong>en</strong> autochtone<br />

Nederlandse Reformatie, waarbij zij gedeeltelijk bij de vondst<strong>en</strong> <strong>en</strong> conclusies van de<br />

remonstrant<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> aansluit<strong>en</strong>.<br />

Ypey <strong>en</strong> Dermout hadd<strong>en</strong> in hun Geschied<strong>en</strong>is der Nederlandsche Hervormde Kerk<br />

(1819-1827) de gehele Reformatie al toegeschrev<strong>en</strong> aan “onze Nederlandsche natie”.<br />

De argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> lag<strong>en</strong> voor het opschepp<strong>en</strong>: de verbetering van het onderwijs was te<br />

dank<strong>en</strong> aan Geert Groote, de uitvinding van de boekdrukkunst aan Laur<strong>en</strong>s Jansz.<br />

Coster <strong>en</strong> de restauratie van de letter<strong>en</strong> <strong>en</strong> de theologie aan Erasmus <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> Groningse<br />

voorlopers Wessel Gansfort <strong>en</strong> Rudolf Agricola. Luther behoefde hun werk slechts te<br />

populariser<strong>en</strong>. Woordvoerders van de Groninger Richting als P. Hofstede de Groot,<br />

W. Muurling <strong>en</strong> C.P. Hofstede de Groot contrasteerd<strong>en</strong> deze autochtoon-Nederlandse<br />

hervorming met het on-Nederlandse calvinisme dat vanuit het buit<strong>en</strong>land in Nederland<br />

was geïmporteerd <strong>en</strong> daar de inheemse hervormingsbeweging had verdrong<strong>en</strong>. Wat<br />

gemakkelijk te voorspell<strong>en</strong> was gebeurde inderdaad in 1883 in e<strong>en</strong> publicatie van<br />

Hofstede de Groot jr. Hij voerde <strong>Ho<strong>en</strong></strong> als het paradepaardje van de inheemse<br />

Hervorming op. Had <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>zijn</strong> ideeën niet aan de vijfti<strong>en</strong>de-eeuwse Groninger<br />

Wessel Gansfort ontle<strong>en</strong>d? Had <strong>zijn</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> zich zo niet onafhankelijk van de<br />

Witt<strong>en</strong>bergse hervormer ontwikkeld? Liet de invloed van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief niet zi<strong>en</strong> dat de<br />

46


zogehet<strong>en</strong> Zwitserse avondmaalsleer “van Nederlandsch<strong>en</strong> bodem afkomstig” was?<br />

E<strong>en</strong> auteur die ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s poging<strong>en</strong> deed om e<strong>en</strong> Camera Obscura-theologie in de<br />

zesti<strong>en</strong>de eeuw te projecter<strong>en</strong> was N.C. Kist, redacteur van het (nog altijd florer<strong>en</strong>de)<br />

Nederlands archief voor kerkelijke geschied<strong>en</strong>is. Met behulp van de gegev<strong>en</strong>s die Carl<br />

Ullmann in <strong>zijn</strong> monografie over Wessel Gansfort (1834) <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> invloedrijke<br />

Reformator<strong>en</strong> vor der Reformation (1841-1842), <strong>en</strong> Carl Ludwig Gieseler in <strong>zijn</strong><br />

Lehrbuch der Kirch<strong>en</strong>geschichte (1840) hadd<strong>en</strong> aangedrag<strong>en</strong>, wijdde Kist in 1842 <strong>en</strong><br />

1843 twee artikel<strong>en</strong> speciaal aan “de Nederlandsche oorsprong der Zwingliaansche<br />

Avondmaalsleer”. De vraag of Wessel Gansfort <strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong> de bronn<strong>en</strong> van de<br />

Zwingliaanse, gereformeerde avondmaalsleer war<strong>en</strong> geweest, behoefde al ge<strong>en</strong> betoog<br />

meer. Van belang in verband met <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s fortuna critica is alle<strong>en</strong> nog dat Kist van<br />

m<strong>en</strong>ing was dat de brief over het avondmaal niet door <strong>Ho<strong>en</strong></strong> was geschrev<strong>en</strong>, maar e<strong>en</strong><br />

uitwerking door Wessel zelf van <strong>zijn</strong>. De sacram<strong>en</strong>to eucharistiae was. Hard<strong>en</strong>berg,<br />

zo red<strong>en</strong>eerde Kist, zegt immers nerg<strong>en</strong>s met zoveel woord<strong>en</strong> dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> zelf e<strong>en</strong><br />

verhandeling schreef <strong>en</strong> de titel vermeldt slechts dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> de tekst naar Luther had<br />

gezond<strong>en</strong>. Contemporaine passages <strong>zijn</strong> interpolaties van de uitgever, Zwingli, aldus<br />

Kist. Ev<strong>en</strong>min als aan Triglands scherpzinnige opmerking<strong>en</strong> is aan deze kritische<br />

overweging<strong>en</strong> van Kist in het latere onderzoek e<strong>en</strong> vervolg gegev<strong>en</strong>, ondanks het feit<br />

dat er in de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw e<strong>en</strong> school ontstond die de historisch-kritische methode<br />

in de kerkgeschiedschrijving, ook die over de vroege Hervorming, zou introducer<strong>en</strong>.<br />

De vader van deze “Nederlandsche historische school” - zoals één van haar<br />

belangrijkste verteg<strong>en</strong>woordigers, F. Pijper, haar zou dop<strong>en</strong> - was de Amsterdamse<br />

hoogleraar Willem Moll. Hij was e<strong>en</strong> leerling van Kist, maar brak met di<strong>en</strong>s Van<br />

Heusdiaanse vooronderstelling<strong>en</strong>. In plaats daarvan verbreidde hij onder <strong>zijn</strong><br />

leerling<strong>en</strong> de historisch-kritische methode. Strikt neutraal wilde hij de bronn<strong>en</strong><br />

bestuder<strong>en</strong>, de beekjes van de indirecte bronn<strong>en</strong> vermijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> boek<strong>en</strong> op de aldus<br />

verkreg<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s baser<strong>en</strong>. Zijn meest begaafde stud<strong>en</strong>t was J.G.R. Acquoy, die van<br />

1878 tot 1896 prof in Leid<strong>en</strong> was. Di<strong>en</strong>s opvolger Pijper zou zich diepgaand met de<br />

vroege Hervorming in de Nederland<strong>en</strong> bezighoud<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> prachtig voorbeeld van de richting die het onderzoek moest gaan nem<strong>en</strong>, leverde<br />

de doopsgezinde historicus J.G. de Hoop Scheffer. Zijn 600 pagina‟s tell<strong>en</strong>de<br />

Geschied<strong>en</strong>is der kerkhervorming in Nederland van haar ontstaan tot 1531 uit 1873 is<br />

nog altijd onovertroff<strong>en</strong>. Zijn bespreking van de Delfts-Haagse kring was uitgebreid<br />

<strong>en</strong> heel precies op e<strong>en</strong> aantal volledig nieuwe bronn<strong>en</strong> gebaseerd, zoals de<br />

correspond<strong>en</strong>tie van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> met Aurelius, briev<strong>en</strong> van Erasmus <strong>en</strong> archivalische<br />

docum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als het Memoriaelboek van Sandelijn <strong>en</strong> de Protocoll<strong>en</strong> van Andries<br />

Jacobsz. Op grond daarvan kon hij e<strong>en</strong> uitvoerige beschrijving van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s proces<br />

gev<strong>en</strong>.<br />

De Duitse vertaling uit 1886 van dit meesterwerk gaf overig<strong>en</strong>s aanleiding tot<br />

discussie. E<strong>en</strong> kritische bespreking door Theodor Kolde noopte e<strong>en</strong> jeugdig<br />

kerkhistoricus, Otto Clem<strong>en</strong>, tot e<strong>en</strong> nauwkeurig onderzoek naar de drukgeschied<strong>en</strong>is<br />

van Wessel Gansforts werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s avondmaalsbrief. Alhoewel Clem<strong>en</strong> dit artikel<br />

uit 1898 later als e<strong>en</strong> “Erstlingsaufsatz” zou verwerp<strong>en</strong>, heeft rec<strong>en</strong>t onderzoek van C.<br />

Augustijn de juistheid van de hoofdlijn van Clem<strong>en</strong>s betoog slechts bevestigd.<br />

Pijper legde zich ondertuss<strong>en</strong> toe op het opspor<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitgev<strong>en</strong> van vroeg-zesti<strong>en</strong>deeeuwse<br />

bronn<strong>en</strong>. Sam<strong>en</strong> met <strong>zijn</strong> doopsgezinde collega Cramer publiceerde hij in de<br />

jar<strong>en</strong> 1903-1914 de monum<strong>en</strong>tale, ti<strong>en</strong>delige Bibliotheca Reformatoria Neerlandica<br />

47


(BRN). Het historische detectivewerk van de Amsterdamse bibliograaf Valkema<br />

Blouw heeft weliswaar aangetoond dat vrijwel alle tekst<strong>en</strong> in de BRN te vroeg<br />

gedateerd <strong>zijn</strong>, maar de editie blijft e<strong>en</strong> standaardwerk. Wat Pijper uit al die tekst<strong>en</strong><br />

leerde, legde hij vast in twee artikel<strong>en</strong>, waarin hij e<strong>en</strong> “oorspronkelijke nationaal-<br />

Nederlandse hervormingsbeweging” beschreef waarvan <strong>Ho<strong>en</strong></strong> één van de voornaamste<br />

repres<strong>en</strong>tant<strong>en</strong> was. Ook <strong>zijn</strong> leerling J. Lindeboom, auteur van e<strong>en</strong> nog altijd<br />

gezaghebb<strong>en</strong>de studie over Het bijbels humanisme in Nederland (1913) vertolkte deze<br />

visie nog. Alhoewel er sinds de dag<strong>en</strong> van de Remonstrant<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>deeeuwse<br />

geestverwant<strong>en</strong> veel meer feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> bronn<strong>en</strong> beschikbaar war<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong>,<br />

kwam<strong>en</strong> Pijper <strong>en</strong> Lindeboom tot vergelijkbare conclusies, al verwoordd<strong>en</strong> zij die<br />

gesophisticeerder <strong>en</strong> gereserveerder. Ook naar hun m<strong>en</strong>ing had er in de zesti<strong>en</strong>de<br />

eeuw e<strong>en</strong> „erasmiaanse‟ midd<strong>en</strong>stroming bestaan, die in het remonstrantisme was<br />

uitgemond maar door het opkom<strong>en</strong>de <strong>en</strong> later dominer<strong>en</strong>de calvinisme was<br />

overschaduwd.<br />

Zoals de beschouwing<strong>en</strong> van Ypey <strong>en</strong> Dermout door Reveilman Carel Maria van der<br />

Kemp war<strong>en</strong> bestred<strong>en</strong>, zo werd de kritiek van orthodox-protestantse zijde op de<br />

constructies van Pijper <strong>en</strong> Lindeboom door de hervormde predikant G. Oorthuys <strong>en</strong> de<br />

Utrechtse hoogleraar M. van Rhijn verwoord. De aandacht van gereformeerd<strong>en</strong> als A.<br />

Kuyper, F.L. Rutgers <strong>en</strong> H.H. Kuyper betrof vooral de periode vanaf de opkomst van<br />

het Calvinisme in de Nederland<strong>en</strong>.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief is niet in de BRN opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Albert Eekhof, van 1914-1933 hoogleraar<br />

in Leid<strong>en</strong>, vond in 1917 e<strong>en</strong> zesti<strong>en</strong>de-eeuwse Latijnse editie van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief, die hij<br />

in facsimile <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> uitvoerige historische inleiding uitgaf. Zijn collega Laur<strong>en</strong>tius<br />

Knappert muntte in <strong>zijn</strong> boek<strong>en</strong> over de vroege Hervorming in de Nederland<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

nieuwe b<strong>en</strong>aming voor de stroming waartoe hij ook <strong>Ho<strong>en</strong></strong> rek<strong>en</strong>de: die van de<br />

“sacram<strong>en</strong>tariërs”. Hij betitelde de gehele periode zelfs als “het tijdperk der<br />

sacram<strong>en</strong>tariërs”, omdat kritiek op de rooms-realistische interpretatie van de<br />

eucharistie voor alle repres<strong>en</strong>tant<strong>en</strong> typer<strong>en</strong>d zou <strong>zijn</strong>. Die b<strong>en</strong>aming is inmiddels<br />

achterhaald, dankzij het onderzoek van J.J. Woltjer <strong>en</strong> J. Trapman. Laatstg<strong>en</strong>oemde<br />

zette in 1983 uite<strong>en</strong> dat kritiek op de mis slechts e<strong>en</strong> aspect van de hervormingsbeweging<br />

was <strong>en</strong> dat sommige verteg<strong>en</strong>woordigers van deze brede, dogmatisch<br />

ongediffer<strong>en</strong>tieerde stroming in het geheel ge<strong>en</strong> kritiek op het sacram<strong>en</strong>t van het altaar<br />

hadd<strong>en</strong>. Ook <strong>Ho<strong>en</strong></strong> kan m<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> sacram<strong>en</strong>tariër noem<strong>en</strong>: “Pour <strong>Ho<strong>en</strong></strong> le sacrem<strong>en</strong>t<br />

est le gage (pignus) de la promesse divine, qui consiste <strong>en</strong> la remission des péchés.<br />

Het vage, onbelijnde karakter van de vroege Reformatie in de Nederland<strong>en</strong> is in de<br />

rec<strong>en</strong>te litteratuur over deze periode sterk b<strong>en</strong>adrukt. In <strong>zijn</strong> proefschrift over de<br />

Summa der godliker scriftur<strong>en</strong> uit 1978 concludeerde J. Trapman na e<strong>en</strong> zorgvuldige<br />

analyse van verschill<strong>en</strong>de geschrift<strong>en</strong> uit die tijd, dat het “geme<strong>en</strong>schappelijk k<strong>en</strong>merk<br />

van de nieuwgezind<strong>en</strong> [...] e<strong>en</strong> door de evangeliën <strong>en</strong> de briev<strong>en</strong> van Paulus gewekt<br />

verlang<strong>en</strong> naar christelijke vrijheid [is]”. De hervormingsgezind<strong>en</strong> beschouwd<strong>en</strong><br />

Luther <strong>en</strong> Erasmus als bondg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>. “De invloed van Luther [...] ging niet t<strong>en</strong> koste<br />

van die van Erasmus”. Binn<strong>en</strong> die brede beweging verteg<strong>en</strong>woordigt <strong>Ho<strong>en</strong></strong> de t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s<br />

die tot felle kritiek op de bestaande kerk kwam, want hij betitelde de teg<strong>en</strong>partij als<br />

tyrannis Romana. InTrapmans proefschrift vind<strong>en</strong> we ook de suggestie dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s<br />

brief misschi<strong>en</strong> niets anders was dan e<strong>en</strong> bewerking van het 200 jaar oude geschrift<br />

dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> de <strong>zijn</strong><strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Hard<strong>en</strong>berg hadd<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>.<br />

C. Augustijn heeft in dezelfde geest over de vroege Hervorming in de Nederland<strong>en</strong><br />

geschrev<strong>en</strong>. Ook hij b<strong>en</strong>adrukt het ongediffer<strong>en</strong>tieerde karakter van de beweging. De<br />

48


verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de Reformatie <strong>en</strong> de bonae litterae war<strong>en</strong> de hervormingsgezind<strong>en</strong><br />

nog niet duidelijk, al kunn<strong>en</strong> wij achteraf wel vaststell<strong>en</strong> of iemand meer door<br />

Erasmus of door Luther is beïnvloed.<br />

Vernieuw<strong>en</strong>d <strong>zijn</strong> vooral de studies van de Engelse historicus Alastair C. Duke. De<br />

vroege Hervorming was volg<strong>en</strong>s Duke eclectisch van karakter. In de jar<strong>en</strong> twintig van<br />

de zesti<strong>en</strong>de eeuw drong<strong>en</strong> Luthers opvatting<strong>en</strong> in de Nederland<strong>en</strong> door, nadat het<br />

christelijk humanisme zich er al had gevestigd <strong>en</strong> ook laat-middeleeuws diss<strong>en</strong>tisme<br />

nog <strong>zijn</strong> invloed uitoef<strong>en</strong>de. De overlevering van oudere heretische tradities was vaak<br />

oraal. Volg<strong>en</strong>s Duke ontle<strong>en</strong>de het volk <strong>zijn</strong> argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> middeleeuwse orale<br />

traditie van ongeloof <strong>en</strong> scepsis. Ketters die terecht stond<strong>en</strong> viel<strong>en</strong> vaak terug op “a<br />

common stock of images and metaphors” die aan het idioom van de Engelse<br />

Lollard<strong>en</strong>, de Wald<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>en</strong> de Hussitische Taboriet<strong>en</strong> doet d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>.<br />

Duke gelooft niet dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> de bron van het verzet teg<strong>en</strong> de reële pres<strong>en</strong>tie van<br />

Christus in de eucharistie is geweest. Na 1525 raakte het protest teg<strong>en</strong> die voorstelling<br />

onder het volk wijd verbreid: het was één van de meest aangeleg<strong>en</strong> punt<strong>en</strong> in het<br />

populaire diss<strong>en</strong>tisme uit deze tijd. Maar <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s verhandeling versche<strong>en</strong> pas in 1525 in<br />

druk, <strong>en</strong> de “waardige toon” van <strong>zijn</strong> brief verschilt volg<strong>en</strong>s Duke ook teveel van het<br />

barbaarse idioom <strong>en</strong> de “plattelands-theologie” (“country divinity”) van het volkse<br />

geloof om er de bron van te kunn<strong>en</strong> <strong>zijn</strong>.<br />

Uit de historiografie tot <strong>en</strong> met de Tweede Wereldoorlog kan de conclusie word<strong>en</strong><br />

getrokk<strong>en</strong> dat de behoefte het beeld heeft bepaald: de vroege Hervorming werd als in<br />

e<strong>en</strong> spiegel gezi<strong>en</strong> <strong>en</strong> werd zo e<strong>en</strong> vlekkeloze reflectie van de persoon die in de<br />

spiegel keek. Pas in de laatste dec<strong>en</strong>nia is aan deze orkestratie van historische<br />

zelflegitimatie rondom <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>zijn</strong> vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> e<strong>en</strong> einde gekom<strong>en</strong>. Onthecht <strong>en</strong><br />

kritisch onderzoek heeft de gegev<strong>en</strong>s opgeleverd waarop deze studie over <strong>Ho<strong>en</strong></strong> verder<br />

kon word<strong>en</strong> opgetrokk<strong>en</strong>. Het hoofdstuk over <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s bronn<strong>en</strong> is in feite niet meer dan<br />

e<strong>en</strong> vervolg op de door Trapman geformuleerde suggestie, waarbij vooral het<br />

onderzoek van Duke de richting deed vermoed<strong>en</strong> waarin het antwoord moest word<strong>en</strong><br />

gezocht.<br />

49


EPILOOG<br />

Het portret van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> dat ik hierbov<strong>en</strong> heb prober<strong>en</strong> te schets<strong>en</strong>, verkrijgt duidelijke<br />

contour<strong>en</strong> wanneer wij het plaats<strong>en</strong> in het landschap van <strong>zijn</strong> tijd <strong>en</strong> van de culturele<br />

omw<strong>en</strong>teling die zich to<strong>en</strong> voltrok. <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s lev<strong>en</strong>sloop <strong>en</strong> de inhoud van <strong>zijn</strong> <strong>tractaat</strong><br />

weerspiegel<strong>en</strong> de teloorgang van de religieuze ideal<strong>en</strong> van de late Middeleeuw<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de doorbraak van e<strong>en</strong> nieuwe m<strong>en</strong>taliteit. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> was e<strong>en</strong> zelfbewuste patriciër uit het<br />

graafschap Holland die goed op de hoogte van de ontwikkeling<strong>en</strong> van <strong>zijn</strong> tijd was.<br />

Zoals alle andere led<strong>en</strong> van het Hof van Holland was hij als jurist e<strong>en</strong> aanhanger van<br />

de mos italicus. Aan de andere kant was hij vertrouwd met de werk<strong>en</strong> van Erasmus <strong>en</strong><br />

verwerkte hij als humanistisch christ<strong>en</strong> één van <strong>zijn</strong> filologische annotaties in <strong>zijn</strong><br />

Epistola.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s <strong>tractaat</strong> is e<strong>en</strong> aanval op het dogma van de transsubstantiatie, maar keert zich<br />

tegelijkertijd teg<strong>en</strong> andere kerkelijke instelling<strong>en</strong>, zoals de aflaat <strong>en</strong> het vagevuur.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> vertolkte daarmee e<strong>en</strong> stemming die in de Nederland<strong>en</strong> van de vroege jar<strong>en</strong><br />

twintig van de zesti<strong>en</strong>de eeuw wijd verbreid was. Rec<strong>en</strong>te publicaties hebb<strong>en</strong><br />

bijvoorbeeld aan het licht gebracht dat de kerkelijke inkomst<strong>en</strong> rond 1520 onverwacht<br />

<strong>en</strong> dramatisch daald<strong>en</strong>. <strong>Ho<strong>en</strong></strong> heeft deze t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s geregistreerd <strong>en</strong> verwelkomd:<br />

Christus moest <strong>zijn</strong>s inzi<strong>en</strong>s naar de geest word<strong>en</strong> gedi<strong>en</strong>d <strong>en</strong> de naaste (<strong>en</strong> niet de<br />

kerk) met materiële middel<strong>en</strong>.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s vroege proces maakte hem één van de eerste slachtoffers van de repressie van<br />

de Hervorming in de Nederland<strong>en</strong>. Zijn zaak dwong het Hof van Holland er onder<br />

druk van de Stat<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> toe, om <strong>zijn</strong> politiek te verander<strong>en</strong> <strong>en</strong> aan het privilege<br />

de non euocando vast te houd<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>over h<strong>en</strong> die van m<strong>en</strong>ing war<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> zaak als<br />

die van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> onder de jurisdictie van e<strong>en</strong> keizerlijke commissie viel die speciaal voor<br />

de vervolging van ketters was opgericht. Nadat de Stat<strong>en</strong> de reg<strong>en</strong>tes hadd<strong>en</strong><br />

gedwong<strong>en</strong> om Vander Hulst te verwijder<strong>en</strong>, zou Karel V nooit meer prober<strong>en</strong> zo‟n<br />

specifiek tribunaal te creër<strong>en</strong>.<br />

In <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s gedacht<strong>en</strong>wereld kom<strong>en</strong> de drie stroming<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de vroege Hervorming<br />

sam<strong>en</strong>: het Bijbels humanisme, de invloed van Maart<strong>en</strong> Luther <strong>en</strong> het laatmiddeleeuwse<br />

diss<strong>en</strong>tisme. Niet alle<strong>en</strong> Erasmus maar ook Luther beïnvloedde <strong>Ho<strong>en</strong></strong>.<br />

Zijn afhankelijkheid van de grote Hervormer blijkt ook uit het feit dat Rode - naar alle<br />

waarschijnlijkheid - eerst naar Witt<strong>en</strong>berg reisde om <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s inzicht<strong>en</strong> daar voor te<br />

legg<strong>en</strong>.<br />

Zijn meest karakteristieke opvatting<strong>en</strong> ontle<strong>en</strong>de He<strong>en</strong> aan middeleeuwse heretische<br />

tradities. E<strong>en</strong> groot aantal van <strong>zijn</strong> argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> was al geformuleerd door Ber<strong>en</strong>garius,<br />

de Kathar<strong>en</strong>, <strong>en</strong> later door Wyclif, Hus <strong>en</strong> hun radicale volgeling<strong>en</strong>. Ook scholastieke<br />

theolog<strong>en</strong> gav<strong>en</strong> deze argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> uitvoerig weer in hun verhandeling<strong>en</strong>, maar dan om<br />

ze te weerlegg<strong>en</strong>. Bij <strong>Ho<strong>en</strong></strong> functioneerd<strong>en</strong> deze argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> totaal andere<br />

context dan bij Wyclif <strong>en</strong> Hus. Zij hebb<strong>en</strong> Christus‟ werkelijke aanwezigheid in het<br />

avondmaal nooit ontk<strong>en</strong>d <strong>en</strong> bracht<strong>en</strong> de argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> bepaalde misstand<strong>en</strong> in.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong> gebruikte dezelfde red<strong>en</strong>ering<strong>en</strong> om zich te ker<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de opvatting dat<br />

Christus in het eucharistisch brood aanwezig was. Christus‟ waarschuwing om h<strong>en</strong><br />

niet te gelov<strong>en</strong> die zoud<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>: “Christus is hier of daar” (Matth. 24: 23)<br />

weerlegde deze interpretatie volg<strong>en</strong>s <strong>Ho<strong>en</strong></strong> afdo<strong>en</strong>de.<br />

Het verschill<strong>en</strong>de gebruik van dezelfde argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> weerspiegelt e<strong>en</strong> belangrijke<br />

transformatie in het laat-middeleeuwse geestelijk lev<strong>en</strong>. Na de dood van Wyclif <strong>en</strong><br />

Hus raakt<strong>en</strong> hun ideeën wijd verbreid <strong>en</strong> in dit proces van horizontale <strong>en</strong> verticale<br />

verspreiding werd<strong>en</strong> zij gepopulariseerd <strong>en</strong> geradicaliseerd. Deze verbreiding hangt<br />

50


nauw sam<strong>en</strong> met de to<strong>en</strong>ame van de geletterdheid in deze periode: lek<strong>en</strong> kreg<strong>en</strong> nu<br />

toegang tot geschrev<strong>en</strong> tekst<strong>en</strong> (die zij zelf laz<strong>en</strong> of zich door geletterde voorgangers<br />

liet<strong>en</strong> voorlez<strong>en</strong>).<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s opvatting<strong>en</strong> <strong>en</strong> populaire noties uit die tijd stemm<strong>en</strong> merkwaardig g<strong>en</strong>oeg heel<br />

precies overe<strong>en</strong>. Verhelder<strong>en</strong>d is de opmerking van Zwingli dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> <strong>zijn</strong> uitleg van<br />

de woord<strong>en</strong> “dit is mijn lichaam” als “dit betek<strong>en</strong>t mijn lichaam” aan het populaire<br />

taalgebruik had ontle<strong>en</strong>d (sermo de vulgo sumptus). Alastair Duke heeft opgemerkt<br />

dat <strong>Ho<strong>en</strong></strong> niet de bron kan <strong>zijn</strong> van het sacram<strong>en</strong>tarisme dat in deze periode in de Lage<br />

Land<strong>en</strong> welig tierde, <strong>en</strong> dat de grove verwerping van de werkelijke aanwezigheid van<br />

Christus door deze dissid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zich niet gemakkelijk met “<strong>Ho<strong>en</strong></strong>‟s dignified statem<strong>en</strong>t<br />

of the eucharist” in verband laat br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Maar de feit<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> eerder e<strong>en</strong> uitnodiging<br />

te behelz<strong>en</strong> om aan te nem<strong>en</strong> dat die grove verwerping van de praes<strong>en</strong>tia realis door<br />

lek<strong>en</strong> uit die tijd één van <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s bronn<strong>en</strong> is geweest <strong>en</strong> dat hij geprobeerd heeft hun<br />

argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> hoger niveau te till<strong>en</strong> <strong>en</strong> ze zo e<strong>en</strong> stem in het contemporaine<br />

debat over het belangrijkste sacram<strong>en</strong>t van de kerk te gev<strong>en</strong>.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s verhandeling oef<strong>en</strong>de bij het aanbrek<strong>en</strong> van de Reformatie in Duitsland <strong>en</strong><br />

Zwitserland invloed uit. In 1525-1526 versch<strong>en</strong><strong>en</strong> er twee Latijnse edities <strong>en</strong> twee<br />

Duitse vertaling<strong>en</strong>. Alhoewel <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in hoge mate traditioneel war<strong>en</strong>,<br />

veroorzaakte de tekst veel onrust bij hervormers als Zwingli <strong>en</strong> Bucer, die de indruk<br />

wekk<strong>en</strong> dat ze via <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief voor het eerst met deze noties werd<strong>en</strong> geconfronteerd.<br />

<strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief spoorde h<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> symbolische opvatting over het avondmaal te<br />

ontwikkel<strong>en</strong> die van Luthers interpretatie verschilde. Gezi<strong>en</strong> de herhaling van <strong>en</strong>kele<br />

belangrijke argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van <strong>Ho<strong>en</strong></strong> (het beroep op Matth. 24: 23 <strong>en</strong> het beeld van de<br />

ring) in het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> van Melchior Hoffman, toont <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s brief niet alle<strong>en</strong> de continuïteit<br />

tuss<strong>en</strong> laat-middeleeuws diss<strong>en</strong>tisme <strong>en</strong> de vroege Reformatie aan, maar ook<br />

die tuss<strong>en</strong> de vroege <strong>en</strong> de radicale Reformatie. <strong>Ho<strong>en</strong></strong>s gedacht<strong>en</strong>goed is dus e<strong>en</strong><br />

klassiek voorbeeld van de “continuity-in-mutability” die volg<strong>en</strong>s de Oxfordse don<br />

C.S. Lewis de “mode of all life” is.<br />

51


DE VERENIGING VAN CHRISTEN-HISTORICI (VCH)<br />

De VCH is opgericht in 1989 met als doel de geschiedbeoef<strong>en</strong>ing in de protestantschristelijke<br />

traditie te bevorder<strong>en</strong>. Iedere<strong>en</strong> die aan dit doel wil meewerk<strong>en</strong> is welkom<br />

als lid of donateur van de VCH óf als abonnee van het ver<strong>en</strong>igingsblad Transparant<br />

dat elk kwartaal verschijnt.<br />

Naast Transparant verzorgt de VCH de Transparant reeks, waarin ook deze uitgave<br />

van dr. B.J. Spruyt verschijnt. De reeks heeft als oogmerk voor e<strong>en</strong> breed publiek<br />

aandacht te bested<strong>en</strong> aan cultuur-historische aspect<strong>en</strong> van het protestantse lev<strong>en</strong>.<br />

Daarnaast k<strong>en</strong>t de VCH sinds 1989 de VCH-Repro reeks, bedoeld voor de heruitgave<br />

van moeilijk toegankelijke <strong>en</strong> minder bek<strong>en</strong>de publikaties van (overled<strong>en</strong>) christ<strong>en</strong>historici.<br />

Verder k<strong>en</strong>t de VCH e<strong>en</strong> voor de bov<strong>en</strong>bouw van het voortgezet onderwijs<br />

bestemde Katern<strong>en</strong> reeks die in sam<strong>en</strong>werking met Uitgeverij Gro<strong>en</strong> wordt uitgegev<strong>en</strong>.<br />

Jaarlijks vindt e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e led<strong>en</strong>vergadering (voorjaar) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> studieconfer<strong>en</strong>tie<br />

(najaar) plaats. In sam<strong>en</strong>werking met verwante organisaties, zoals het Christelijk<br />

Studiec<strong>en</strong>trum (ICS) te Amsterdam, vind<strong>en</strong> cursuss<strong>en</strong> plaats, met name voor<br />

stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, maar ook voor andere belangstell<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Voorts heeft de VCH e<strong>en</strong><br />

onderwijscommissie, die zich zowel op het basisonderwijs als op het voortgezet<br />

geschied<strong>en</strong>isonderwijs richt. De VCH onderhoudt tev<strong>en</strong>s internationale contact<strong>en</strong>.<br />

Adres<br />

De VCH is te bereik<strong>en</strong> via het secretariaat:<br />

Postbus 97682<br />

2509 GB ‟s-Grav<strong>en</strong>hage<br />

OVER DE AUTEUR<br />

Dr. Bart Jan Spruyt (1964) studeerde recht<strong>en</strong> <strong>en</strong> geschied<strong>en</strong>is in Leid<strong>en</strong> <strong>en</strong> Utrecht.<br />

Als „onderzoeker in opleiding‟ in di<strong>en</strong>st van de Nederlandse Organisatie voor Wet<strong>en</strong>schappelijk<br />

Onderzoek was hij van 1991 tot 1994 werkzaam aan de theologische<br />

faculteit te Leid<strong>en</strong>. Sinds 1994 werkt hij bij het Reformatorisch Dagblad te<br />

Apeldoorn; eerst als redacteur op de buit<strong>en</strong>landredactie, mom<strong>en</strong>teel als parlem<strong>en</strong>tair<br />

journalist aan het Binn<strong>en</strong>hof.<br />

52

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!