LESMAPPEN BASISEDUCATIE.indd - De Dagen
LESMAPPEN BASISEDUCATIE.indd - De Dagen
LESMAPPEN BASISEDUCATIE.indd - De Dagen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
13 / lesmap annie100<br />
denker Immanuel Kant zich aan een mop. Leeft u zich even in, want<br />
moppen zijn snel gedateerd, zeker als ze uit de achttiende eeuw komen.<br />
Een Indiër zit aan tafel bij een Engelsman en kijkt verbaasd toe als bij<br />
een ontkurkt flesje bier het schuim eruit spuit. Op de vraag van de Engelsman<br />
wat er zo bijzonder is aan het schuim, antwoordt de Indiër:<br />
‘Het verbaast me niet dat het eruit komt, maar hoe jullie het erin hebben<br />
kunnen krijgen.’ Volgens Kant brengt het absurde verhaal van de<br />
mop in onze verbeelding een spel op gang van zintuiglijke voorstellingen<br />
– denk aan het beeld van de Indiër die met grote volhardendheid<br />
probeert schuim in een flesje te krijgen. Een spel dat het verstand tevergeefs<br />
probeert te volgen, en waardoor het lichaam zo vreemd reageert.<br />
Want de mens wil altijd kunnen handelen, maar zolang het verstand de<br />
samenhang tussen verschillende voorstellingen niet begrijpt, is er voor<br />
het lichaam niets waarnaar het grijpen kan.<br />
Dat zou in de meeste gevallen tot woede of verdriet leiden, ware het niet,<br />
schrijft Kant, dat de inhoud van deze voorstelling ons ‘koud laat’ – het<br />
verhaal van de Indiër en het flesje bier zal evident geen invloed hebben<br />
op de situatie van de toehoorder. ‘Het lachen is een affect dat voortkomt<br />
uit de plotselinge overgang van een gespannen verwachting in niets.’ En<br />
juist dit ‘ongevaarlijke’ niets, deze onsamenhangende geestelijke voorstelling,<br />
brengt een corresponderende lichamelijke beweging op gang:<br />
de plotselinge ‘verslapping in het lichaam door de golving van de organen’<br />
en de beweging van het middenrif. ‘Dus,’ concludeert Kant, ‘moet<br />
de oorzaak liggen in de invloed van de voorstelling op het lichaam en<br />
de invloed die dat lichaam dan weer uitoefent op de geest.’<br />
liCHaam<br />
En het is precies daar waar de Duitse filosoof en bioloog Helmuth Plessner<br />
veertig jaar na het essay van Bergson de oorzaak van de lach lokaliseert.<br />
Hoewel je het bij een onderzoek naar een bij uitstek lichamelijk<br />
fenomeen eerder had verwacht, is Plessners Lachen und weinen (1941)<br />
toch het eerste filosofische werk dat serieus studie maakt van de rol van<br />
het lichaam in het lachen. Net als bij Kant lacht ook bij Plessner de lacher<br />
om niets. In dit niets vindt de mens geen enkel aanknopingspunt<br />
om te handelen, waardoor het lichaam gefrustreerd en ontregeld op<br />
zichzelf wordt teruggeworpen.<br />
Terwijl we het schokkende lichaam het eerste moment als een menselijk<br />
falen ervaren, biedt in tweede instantie juist dit schokkende lichaam<br />
een uitkomst. <strong>De</strong> lichamelijke uiting ervaren we dan als het enige adequate<br />
antwoord op een moeilijk te duiden situatie. <strong>De</strong> mens heeft zijn<br />
handen vol aan het eigen schuddende lichaam en het terugwinnen van<br />
de controle over de situatie. En dat is nu niet bepaald een ideale uitgangspositie<br />
om een ander eens lekker uit te lachen. Want het eerste<br />
belachelijke object dat we aantreffen als we lachen is altijd ons eigen<br />
schuddende lichaam. En terwijl we herhaaldelijke pogingen doen van<br />
het niets toch nog iets te maken, is het pas in laatste instantie een toevallige<br />
Indiër, of welke toevallige passant dan ook, die het moet ontgelden.<br />
Met terugwerkende kracht projecteert de lachende mens zijn eigen onvermogen<br />
als een gebrek bij de ander. <strong>De</strong> oorzaak voor de lach ligt dus<br />
niet, zoals Hobbes en Bergson menen, in een superioriteitsgevoel, maar<br />
in een gevoel van minderwaardigheid omdat we niets met de situatie<br />
kunnen. Eerst komt het lachen, en soms volgt dan het uitlachen. En dan<br />
zien we dat wie het laatst lacht toch niet altijd het best lacht. •