Archeobrief 2009-2 - Platform Bodemonderzoek WO2
Archeobrief 2009-2 - Platform Bodemonderzoek WO2
Archeobrief 2009-2 - Platform Bodemonderzoek WO2
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
uurd kok<br />
Archeologisch bestel 13<br />
al te makkelijk en gaat bovendien voorbij aan de Nederlandse<br />
situatie. Voor ons land is de Monumentenwet<br />
1988 een goed uitgangspunt voor het beantwoorden<br />
van deze vraag. Sinds 1995 zijn sporen uit de Tweede<br />
Wereldoorlog ouder dan vijftig jaar en kunnen ze tot<br />
monument worden verklaard. Het begrip ‘monument’<br />
wordt in de Monumentenwet (Artikel 1b) gedefinieerd<br />
als: ‘Alle vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken ><br />
ARCHEObrief<br />
Oorlogsverleden op de schop<br />
De noodzaak van archeologie<br />
van de Tweede Wereldoorlog<br />
‘Lijk gevonden na bekentenis verzetsman’ en ‘Oude<br />
bom in bos tot ontploffing gebracht’, twee berichten<br />
in dezelfde week in het nieuws, die duidelijk maken<br />
dat de Tweede Wereldoorlog vele sporen in de bodem<br />
heeft nagelaten. Naast stoffelijke resten en niet<br />
ontplofte munitie ligt nog veel meer oorlogsmateriaal<br />
verborgen onder de grond: patroon- en granaathulzen,<br />
uitrustingsstukken, persoonlijke bezittingen<br />
en wrakstukken van vliegtuigen en voertuigen. Sporen<br />
van de oorlog zijn op veel plekken zelfs nog<br />
zichtbaar in het landschap, zoals loopgraven, schuttersputten,<br />
geschutstellingen, anti-tankgrachten,<br />
bomkraters en onderduikholen. Al deze resten en<br />
sporen kunnen worden gezien als de materiële<br />
neerslag van de oorlog.<br />
Diverse instanties houden zich hiermee bezig: civiele<br />
explosievenopsporingsbedrijven, de Explosieven Opruimingsdienst<br />
Defensie (eodd) en de Gravendienst van<br />
de Koninklijke Landmacht (bidkl). Daarnaast zoeken<br />
verzamelaars van militaria met een metaaldetector naar<br />
materiaal uit de oorlog. Nederlandse archeologen besteden<br />
vooralsnog nauwelijks systematisch aandacht aan<br />
het archeologisch erfgoed uit deze belangrijke periode<br />
van de vaderlandse geschiedenis. Vermoedelijk vinden<br />
velen de vondsten te jong en niet belangrijk genoeg in<br />
vergelijking met oudere vindplaatsen. Dit artikel betoogt<br />
dat archeologen ook aandacht zouden moeten besteden<br />
aan deze vondsten en daarmee bovendien niet<br />
te lang moeten wachten.<br />
Nieuwe kennis<br />
Waarom zouden Nederlandse archeologen zich serieus<br />
bezig houden met vondsten en sporen uit de Tweede<br />
Wereldoorlog? De constatering dat in landen als Engeland<br />
en Duitsland al jarenlang archeologisch onderzoek<br />
wordt gedaan naar oorlogssporen, is wellicht wat<br />
1<br />
1 Een Canadees amfibievoertuig, een zogenaamde Weasel, wordt in<br />
november 1994 uitgegraven op het strand bij Westkapelle.
14 Archeologisch bestel<br />
ARCHEObrief<br />
welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid,<br />
hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische<br />
waarde.’ Schoonheid is zeer persoonlijk<br />
en lastig te definiëren; zo zal niet iedereen de schoonheid<br />
ervaren van bunkers in het landschap. Betekenis<br />
voor de wetenschap en cultuurhistorische waarde zijn<br />
wel te bepalen.<br />
Betekenis voor de wetenschap houdt in dat archeologisch<br />
onderzoek nieuwe kennis moet kunnen opleveren<br />
over de Tweede Wereldoorlog. Juist dit aspect wordt<br />
vaak betwijfeld: wat kan de archeologie nog toevoegen<br />
2<br />
3<br />
aan alle documenten uit de oorlog en aan de onophoudelijke<br />
stroom historische publicaties? De Tweede<br />
Wereldoorlog is inderdaad een van de best gedocumenteerde<br />
perioden van onze geschiedenis. Dat geldt echter<br />
niet voor ieder aspect van de oorlog. Officiële verslagen<br />
doen over het algemeen slechts beknopt verslag<br />
van gevechtshandelingen en zijn bovendien geschreven<br />
vanuit een bepaald perspectief, ooggetuigenverslagen<br />
zijn vaak gekleurd en missen het detail om handelingen<br />
te kunnen lokaliseren, terwijl foto’s van feitelijke<br />
gevechtshandelingen zeer zeldzaam zijn. Bovendien<br />
zijn veel Duitse archieven tijdens de oorlog verloren<br />
gegaan. De fysieke sporen van de oorlog zijn in veel<br />
gevallen de enige nauwkeurige en objectieve bron van<br />
informatie over wat zich op een bepaalde plek heeft afgespeeld.<br />
Bodemvondsten kunnen dus een aanvulling<br />
vormen op historische bronnen en in sommige gevallen<br />
die bronnen zelfs corrigeren.<br />
Critici zullen opmerken dat archeologisch onderzoek<br />
hooguit marginale nieuwe informatie kan opleveren<br />
over de Tweede Wereldoorlog. Die indruk kan inderdaad<br />
ontstaan op basis van onderzoeksrapporten waarin<br />
vondsten en sporen uit de oorlog worden beschreven.<br />
Deze rapporten doen echter zelden verslag van gericht<br />
onderzoek naar vindplaatsen uit de oorlog, maar<br />
doorgaans van sporen die bij toeval worden aangetroffen,<br />
als ‘bijvangst’ bij onderzoek naar oudere vindplaatsen.<br />
Ook al worden de toevallig blootgelegde sporen<br />
tegenwoordig meestal wel gedocumenteerd, bij de uitwerking<br />
krijgen ze toch vaak minder aandacht. Als dergelijke<br />
toevalsvondsten wel worden gepubliceerd, dan<br />
wordt de vraag naar de betekenis van deze sporen en<br />
vondsten nog zelden gesteld.<br />
Gericht onderzoek blijkt zeker nieuwe inzichten te<br />
kunnen opleveren. Vanwege de aanleg van een fietspad<br />
is in 2008 in opdracht van de provincie Utrecht onderzoek<br />
gedaan naar sporen uit de Tweede Wereldoorlog<br />
op de Grebbeberg bij Rhenen. Daarbij zijn sporen<br />
blootgelegd van een niet-verwachte structuur die is geinterpreteerd<br />
als anti-tankversperring. De versperring<br />
is waarschijnlijk aangelegd als onderdeel van de Pantherstellung,<br />
de Duitse aanpassing van de Grebbelinie<br />
aan het eind van de oorlog. Deze versperring was (nog)<br />
niet bekend, ondanks de grote hoeveelheid goed ontsloten<br />
bronnen over de Grebbeberg. Dit voorbeeld toont<br />
dat gericht archeologisch onderzoek informatie kan opleveren<br />
over nog onbekende aspecten van de Tweede<br />
Wereldoorlog. Het onderzoek kan inzicht geven in constructie,<br />
gebruik en verlaten van stellingen en in de organisatie<br />
en het verloop van de strijd. Onderzoek naar<br />
sporen en vondsten in het landschap maakt het mogelijk<br />
om gebeurtenissen die uit historische bronnen bekend<br />
zijn te lokaliseren en te analyseren. Bestudering<br />
van het vondstmateriaal kan verder gegevens opleveren<br />
over de uitrusting van de soldaat en over de wapens die
werden ingezet. Uiteraard is bekend welke uitrustingsstukken<br />
en wapens in de oorlogsjaren zijn geproduceerd,<br />
maar hoe die door de soldaat werden gebruikt,<br />
gecombineerd of aangepast blijkt vooral uit bodemvondsten.<br />
Illustratief daarvoor zijn het gebruik van een<br />
Spaans pistool door de Duitsers in Oosterbeek en de<br />
tot een kachel aan elkaar gelaste geallieerde munitiekisten<br />
die bij Malden zijn gevonden.<br />
Erfgoed van de oorlog<br />
Over de cultuurhistorische waarde van sporen uit de<br />
oorlog valt meer te zeggen. Afgelopen jaren is sprake<br />
van toenemende aandacht voor erfgoed uit de Tweede<br />
Wereldoorlog. Dit is ongetwijfeld mede het gevolg van<br />
het besef, dat de generatie die de oorlog zelf heeft meegemaakt<br />
langzaam verdwijnt. Er is een aantal trends te<br />
bespeuren, om te beginnen een toegenomen zorg voor<br />
bronnen over de oorlog. Het Ministerie van vws stelt<br />
met het programma Erfgoed van de Oorlog (2007-<br />
<strong>2009</strong>) ruim 21 miljoen euro beschikbaar voor behoud<br />
en digitaal toegankelijk maken van materiaal uit de<br />
Tweede Wereldoorlog. Een goed voorbeeld is de digitale<br />
Beeldbank wo2 (www.beeldbankwo2.nl), een databank<br />
met afbeeldingen uit de Tweede Wereldoorlog uit de<br />
collecties van de Nederlandse oorlogs- en verzetsmusea,<br />
herinneringscentra en het Nederlands Instituut<br />
voor Oorlogsdocumentatie (niod). Een van de meest<br />
recente initiatieven die met steun van dit programma<br />
is gerealiseerd, is de website www.wo2online.nl; die<br />
zegt het antwoord te zijn op de vraag: ‘Alle betrouwbare<br />
informatie over de Tweede Wereldoorlog in één klik<br />
vindbaar?’ De website is ontwikkeld door het Nationaal<br />
Comité 4 en 5 mei met als doel ‘het gedachtegoed<br />
rondom de Tweede Wereldoorlog levend te houden en<br />
tegelijk het hoofd te kunnen bieden aan de wildgroei<br />
van onbetrouwbare “historische” informatie op internet’.<br />
Dergelijke initiatieven komen voort uit de wens<br />
2 Bij proefsleuvenonderzoek op de Grebberg werd een spoor blootgelegd<br />
dat is geïnterpreteerd als anti-tankversperring; de donkere<br />
baan vormt de rand van een serie aaneengesloten, rechthoekige<br />
sporen.<br />
3 De fragmenten van ontplofte Mills handgranaten die werden aangetroffen<br />
bij Heeswijk-Dinther vormen een aanwijzing voor close<br />
combat strijd.<br />
4 Een kei op het Polenplein te Driel markeert een van de<br />
‘Luisterplekken’ in de Liberation Route; op de achtergrond het<br />
Nationaal Monument voor de Eerste Onafhankelijke Poolse<br />
Parachutisten Brigade.<br />
4<br />
Archeologisch bestel 15<br />
om bronnen over de Tweede Wereldoorlog veilig te stellen<br />
en om ze toegankelijk te maken voor het publiek.<br />
De website wo2online.nl laat bezoekers ook de Duitse<br />
inval interactief beleven. Dit sluit aan bij een tweede<br />
trend, om de geschiedenis beleefbaar te maken. Een<br />
kleine greep uit initiatieven in Arnhem en omgeving:<br />
men kan de Freedom Trail lopen, ‘langs markante Arnhemse<br />
locaties uit 1940-1945’. De route komt ook<br />
langs het in september 2007 geopende Informatiecentrum<br />
Slag om Arnhem, waar 52 getuigen in beeld, geluid<br />
en tekst vertellen wat zij in september 1944 hebben<br />
gezien, gehoord en meegemaakt. Vorig najaar is de<br />
Liberation Route geopend, waarlangs op 23 historische<br />
plekken in de regio Arnhem-Nijmegen in het voetspoor<br />
van de bevrijders kan worden geluisterd naar ooggetuigenverslagen<br />
(www.liberationroute.com). Daarnaast<br />
worden ook historische plekken gevisualiseerd. Zo zijn<br />
in april 2008 op de Veluwe de contouren van het onderduikershol<br />
bij Drie met palen gemarkeerd en voorzien<br />
van informatie.<br />
Een laatste trend betreft de toenemende zorg om behoud<br />
van onroerend erfgoed uit de oorlog. De website<br />
wo2online.nl wijst erop dat het landschap van Nederland<br />
nog veel verborgen sporen van de oorlog bevat,<br />
met als voorbeeld de website Sporen van de Oorlog in<br />
Drenthe (www.sporenvandeoorlog.nl), een initiatief van<br />
Drents Plateau en het Herinneringscentrum Kamp<br />
Westerbork. Deze website is een van de weinige initiatieven<br />
die zich nadrukkelijk richten op sporen in het<br />
landschap, van loopgraven tot bomkraters. De meeste<br />
aandacht gaat uit naar gebouwd militair erfgoed. De<br />
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (voorheen racm)<br />
heeft bijvoorbeeld in januari 2007 het in de oorlog<br />
door de Duitsers aangelegde vliegveld Deelen aangewezen<br />
als wettelijk beschermd monument. De bescherming<br />
beperkt zich tot de diverse gebouwencomplexen<br />
en enkele sporen in het landschap, zoals resten van rolbanen<br />
en van opstelplaatsen. Ook wordt steeds meer<br />
gebouwd militair erfgoed opengesteld. Afgelopen jaar<br />
zijn bijvoorbeeld nieuwe plannen gepresenteerd voor<br />
bunkermusea in Zandvoort en op Ameland, naast de<br />
diverse stichtingen die zich al inzetten voor openstelling<br />
van bunkers in de Atlantikwall. ><br />
ARCHEObrief
16 Archeologisch bestel<br />
ARCHEObrief<br />
Bijdrage archeologie<br />
Uit al deze ontwikkelingen blijkt een toegenomen zorg<br />
voor het behouden en toegankelijk maken van erfgoed<br />
van de Tweede Wereldoorlog. Veel aandacht gaat uit<br />
naar het veiligstellen van roerend erfgoed als bron van<br />
kennis over de oorlog. Een van de grootste bronnen<br />
krijgt daarbij echter vrijwel geen aandacht: het bodemarchief.<br />
Bodemvondsten kunnen niet alleen informatie<br />
opleveren over nog onbekende aspecten uit de oorlog,<br />
maar kunnen ook een belangrijke rol spelen bij het vertellen<br />
van het historische verhaal. Naarmate het aantal<br />
ooggetuigen van de Tweede Wereldoorlog minder<br />
wordt, lijkt de betekenis van stille getuigen toe te nemen.<br />
Zoals een verbrand geldkistje met enkele honderden<br />
deels gesmolten munten erin, dat samen met<br />
ander huisraad is opgegraven in de kelder van een in<br />
september 1944 afgebrand huis in Nijmegen. Het kistje<br />
was te zien in een kleine expositie van oorlogsvondsten<br />
met als titel ‘Stille getuigen’, die door de gemeentelijk<br />
archeologen was ingericht ter gelegenheid van de<br />
65 ste herdenking van het Amerikaanse bombardement<br />
op de Nijmeegse binnenstad van 22 februari 1944. Een<br />
van de archeologen merkte over deze vondst op: ‘Eigenlijk<br />
imposanter dan de doorgaans onaangetaste mobilia<br />
die je in musea te zien krijgt.’<br />
5<br />
6<br />
Bodemvondsten en sporen in het landschap hebben als<br />
authentieke relicten een grote zeggingskracht. Juist de<br />
kleine, persoonlijke voorwerpen kunnen ingrijpende<br />
en onvoorstelbare gebeurtenissen uit de oorlog terugbrengen<br />
naar een menselijke, herkenbare schaal. Soms<br />
‘spreken’ dergelijke vondsten voor zich, maar meestal<br />
is zorgvuldige documentatie van de archeologische<br />
context essentieel voor het verhaal van het object.<br />
Sporen in het landschap kunnen bekende historische<br />
verhalen een plek geven in de eigen, vertrouwde omgeving.<br />
Door het in kaart brengen, conserveren en presenteren<br />
van sporen kan archeologisch onderzoek een<br />
belangrijke bijdrage leveren aan de beleving van voormalige<br />
slagvelden of andere betekenisvolle plekken uit<br />
de oorlog. Tastbare overblijfselen kunnen bovendien<br />
worden gebruikt bij het markeren van historische plekken.<br />
Op de bodem van de Lek bij Jaarsveld werden in<br />
najaar van 1983 door een duiker van de Landelijke<br />
Werkgroep Archeologie Onder Water (lwaow) de wrakstukken<br />
gelokaliseerd van een op 22 juni 1943 neergestorte<br />
Halifax-bommenwerper. Een van de vier motoren,<br />
die een jaar later werd geborgen, kreeg een prominente<br />
plek in het monument op de dijk ter hoogte van<br />
plaats waar de resten van het vliegtuig nog op de bodem<br />
van de Lek liggen.<br />
5 Enkele bodemvondsten uit de Tweede Wereldoorlog op de expositie<br />
‘Stille getuigen’ in het Nijmeegse gemeentehuis.<br />
6 In Oosterbeek gevonden ring met gravering ‘Tunis 1943’, als souvenir<br />
uit Tunesië meegenomen door een lid van 1st Border<br />
Battalion en in Oosterbeek verloren tijdens de Slag om Arnhem.<br />
7 Een opgedoken motor van de bij Jaarsveld neergestorte Halifaxbommenwerper<br />
staat centraal in het monument aan de Lekdijk<br />
bij de crash-locatie.<br />
8 Resten van een Duitse luchtafweerstelling op de Hoge Veluwe in<br />
mei 2006.
Archeologisch onderzoek kan informatie opleveren die<br />
van belang is voor behoud van onroerend militair erfgoed.<br />
Vooralsnog krijgt ondergrondse militair erfgoed<br />
weinig aandacht. Dat is opmerkelijk, omdat onder- en<br />
bovengrondse oorlogsrelicten in veel gevallen onlosmakelijk<br />
met elkaar zijn verbonden. Zo bestaat het<br />
Sporen in landschap en bodem<br />
dienen als erfgoed van de oorlog<br />
te worden behandeld<br />
ensemble van historische relicten op en rond vliegveld<br />
Deelen niet alleen uit de wettelijk beschermde gebouwencomplexen,<br />
maar ook uit diverse sporen in de omgeving,<br />
zoals terreinen met resten van luchtafweerstellingen<br />
en heideterreinen met opmerkelijke greppelpatronen<br />
die zijn aangelegd als maatregel tegen geallieerde<br />
vliegtuiglandingen. Zowel luchtafweerstellingen<br />
als anti-vliegtuiggreppels vormden een essentieel onderdeel<br />
van de verdediging van het grootste Duitse vliegveld<br />
in Nederland. De resten ervan zijn nog zichtbaar,<br />
maar vallen buiten de bescherming. Een van de luchtafweerstellingen<br />
wordt leeg gegraven door detectorzoekers<br />
en de greppelpatronen dreigen te verdwijnen door<br />
afplaggen. Het beeld van dergelijke cultuurhistorische<br />
complexen is dan ook niet volledig zonder archeologisch<br />
onderzoek.<br />
De zichtbare en onzichtbare sporen in het landschap<br />
en in de bodem kunnen worden gerekend tot het erfgoed<br />
van de oorlog en dienen ook als zodanig te worden<br />
behandeld. 1 Daarbij gaat het niet alleen om onder-<br />
8<br />
7<br />
zoek en behoud van authentieke sporen, maar ook om<br />
het vertellen van het juiste en volledige verhaal achter<br />
deze sporen. Hiervoor zijn specialisten nodig op het<br />
gebied van het opsporen, onderzoeken en interpreteren<br />
van in de bodem bewaard gebleven materiële resten:<br />
archeologen.<br />
Morele verplichting<br />
Archeologisch bestel 17<br />
Naast de historische waarde kunnen bodemvondsten<br />
uit de oorlog ook een emotionele waarde hebben. Een<br />
treffend voorbeeld komt van een opgraving in Mook, ><br />
ARCHEObrief
18 Archeologisch bestel<br />
ARCHEObrief<br />
waarbij enkele afvalkuilen zijn gevonden met materiaal<br />
dat moet zijn gedumpt door militairen die in december<br />
1944 en in maart 1945 hier waren gelegerd. Uit de<br />
vondst van een baret met embleem bleek dat dit Canadese<br />
eenheden waren. Bij de baret werden ook aluminium<br />
messtins aangetroffen, waarop de eigenaar zijn<br />
naam had aangebracht. De Canadese soldaat kon via<br />
archieven worden getraceerd, maar bleek in 2001 te<br />
zijn overleden. Zijn vrouw en kinderen waren zeer blij<br />
dat tastbaar bewijs was gevonden van zijn verblijf in<br />
Holland, een periode waarover hij vrijwel niet sprak.<br />
De bedoeling is de etensblikjes over te dragen aan de<br />
nabestaanden, omdat ‘de emotionele waarde voor de<br />
nabestaanden groter is dan de waarde van de blikjes als<br />
archeologisch bewijsmateriaal’, aldus de archeologen<br />
op hun website. 2 De blikjes zelf mogen dan geen archeologische<br />
waarde hebben, alleen dankzij zorgvuldig<br />
archeologisch onderzoek kunnen ze aan de nabestaanden<br />
worden overgedragen.<br />
Een dergelijke vondst roept de vraag op of archeologen<br />
ook niet een morele verplichting hebben om zich serieus<br />
bezig te houden met deze vondsten. In de Nederlandse<br />
bodem liggen nog de stoffelijke resten van circa<br />
vierduizend tot 4500 militairen en van ongeveer zeshonderd<br />
burgerslachtoffers die nog altijd worden vermist<br />
en gemist. Menselijke resten worden met de<br />
grootst mogelijke zorg geborgen door de Gravendienst,<br />
die daartoe al in januari 1945 in het bevrijde Eindhoven<br />
is opgericht. Behalve de stoffelijke resten zelf kunnen<br />
persoonlijke bezittingen en uitrustingsstukken informatie<br />
geven over het lot van een vermiste. Zou om die<br />
reden niet evenzeer zorgvuldig moeten worden omgegaan<br />
met de materiële nalatenschap van (gesneuvelde)<br />
strijders en (omgekomen) burgers en met de plekken<br />
waar ze hebben gestreden en geleden? Die materiële<br />
erfenis zou toch niet alleen mogen worden overgelaten<br />
aan explosievenruimers en detectorzoekers?<br />
9<br />
Urgentie<br />
Het bodemarchief is als een van de grootste bronnen<br />
over de Tweede Wereldoorlog ook een van de meest<br />
kwetsbare. Op dit moment verdwijnen veel oorlogssporen<br />
ongezien bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij graafwerkzaamheden<br />
voor de Zeeuwse Sloelijn zijn in 2008<br />
door de aannemer diverse vondsten uit de Tweede<br />
Wereldoorlog aangetroffen. Hier lag de Sloedam, waarop<br />
eind 1944 hevige strijd is geleverd tijdens de bevrijding<br />
van Walcheren, omdat de dam vanuit Zuid-Beveland<br />
de enige toegang was naar Walcheren. Zo zou in<br />
een bomkrater een Duits Kettenkrad zijn aangetroffen,<br />
een soort motorfiets met rupsbanden, die door een<br />
Duits bergingsbedrijf zou zijn meegenomen. Een aantal<br />
vondsten was te zien in een bouwkeet. Volgens berichten<br />
zouden mooiere bodemvondsten zijn meegenomen<br />
door een Belgische ruimingsploeg en verkocht<br />
zijn via internet.<br />
Dit blijkt helaas geen incident. Ook op andere voormalige<br />
slagvelden vinden grote ruimtelijke ontwikkelingen<br />
plaats. Tussen Arnhem en Nijmegen is zwaar gevochten<br />
tijdens en na de operatie Market Garden, beter<br />
bekend als de Slag om Arnhem. Zowel Arnhem als<br />
Nijmegen realiseren juist in dit gebied grote uitbreidingswijken,<br />
respectievelijk Schuytgraaf en de Waalsprong.<br />
In Schuytgraaf is bij de explosievenruiming<br />
veel materiaal gevonden van de gevechten: hier zijn<br />
onder andere resten geborgen van een Duits jachtvliegtuig,<br />
een Focke Wulf 190, kleine en grotere wapens,<br />
vliegtuigraketten, zo’n vijfduizend granaten, maar ook<br />
persoonlijke bezittingen en uitrustingsstukken als bevoorradingscontainers,<br />
diverse helmen en een veldtelefoon.<br />
Een deel van dit materiaal is in het Airborne-mu-<br />
10
seum terecht gekomen, maar de context is niet gedocumenteerd.<br />
Bovendien is dit een zeer beperkt deel van<br />
de aangetroffen vondsten. De Gravendienst heeft daarnaast<br />
veertien veldgraven gedocumenteerd en geborgen.<br />
In Schuytgraaf was er zoveel belangstelling van illegale<br />
zoekers, dat een beveiligingsbedrijf verschillende<br />
keren de politie moest waarschuwen en zoekers heeft<br />
laten aanhouden. Enig overzicht van wat er waar en<br />
Sporen uit de oorlog verdwijnen<br />
in hoog tempo, zonder dat veel<br />
archeologen zich daar druk om<br />
maken<br />
door wie is gevonden, ontbreekt volledig; laat staan dat<br />
is gekeken naar de historische betekenis van al deze<br />
vondsten. Voorafgaand aan de nieuwbouw is in Schuytgraaf<br />
weliswaar grootschalige archeologisch onderzoek<br />
uitgevoerd, maar dat was gericht op oudere vindplaatsen<br />
en het aantal gedocumenteerde vondsten uit de<br />
oorlog is niet veel meer dan een kuil met Duitse uitrustingsstukken.<br />
De Waalsprong laat helaas een vergelijkbaar<br />
beeld zien: het jarenlange onderzoek heeft<br />
niet meer opgeleverd dan een Britse geschutstelling,<br />
een kuil met Duits materiaal en een mogelijke loopgraaf.<br />
In beide uitbreidingswijken moeten veel sporen<br />
uit de oorlog zonder documentatie zijn vergraven en is<br />
veel materiaal verspreid geraakt over diverse personen<br />
en instanties.<br />
Het is niet overdreven te stellen dat sporen uit de oorlog<br />
in hoog tempo verdwijnen, zonder dat veel archeologen<br />
zich er druk om maken. Graven worden zorgvuldig<br />
geborgen, slagvelden worden afgegraven op zoek<br />
naar explosieven en voor de rest kunnen verzamelaars<br />
van militaria vaak ongestoord hun gang gaan. De herinnering<br />
aan de oorlogsgeschiedenis van de betreffen-<br />
9 Door schatgravers opgegraven en achtergelaten vondsten op het<br />
terrein van de grootste luchtafweerstelling van vliegveld Deelen,<br />
juni 2005.<br />
10 Oproep van nabestaanden op de Canadese Oorlogsbegraafplaats<br />
Groesbeek, mei 2008.<br />
11 Bij archeologisch onderzoek in de Waalsprong is in Oosterhout<br />
een kring granaathulzen van een 25 ponder kanon blootgelegd,<br />
die is geïnterpreteerd als geschutsstelling; de jalon is 2 meter<br />
lang.<br />
11<br />
Archeologisch bestel 19<br />
de locatie wordt levend gehouden door naamgeving of<br />
nieuwe monumenten. Zo is het Sloelijnviaduct officieel<br />
herdoopt tot Mallardviaduct, een verwijzing naar de gelijknamige<br />
operatie tijdens de bevrijding van Walcheren.<br />
Wat is echter de betekenis hiervan als de resten uit<br />
de oorlog op die plek door de aannemer zijn vergraven<br />
en vondsten grotendeels zijn verdwenen? In Schuytgraaf<br />
kun je wonen in de ‘Laan v/d parachutisten’.<br />
Daarnaast is een wedstrijd uitgeschreven voor de inrichting<br />
van een wettelijk beschermd archeologisch terrein<br />
midden in de nieuwe wijk. Het winnende ontwerp<br />
maakt de Poolse luchtlandingen op deze plek zichtbaar<br />
met gestileerde parachutes. De informatie die over<br />
deze acties uit de bodem had kunnen worden gehaald,<br />
is echter vrijwel geheel verloren gegaan. Zo verdwijnen<br />
authentieke sporen in het landschap, terwijl nieuwe<br />
monumenten worden opgericht ter herinnering aan<br />
de oorlog.<br />
Nauwkeurige informatie over de (verwachte) aanwezigheid<br />
van sporen uit de oorlog is een eerste vereiste om<br />
te voorkomen dat resten ongezien verdwijnen. Door de<br />
beschikbaarheid van zeer veel historische informatie<br />
zijn hierover goede uitspraken te doen. In het kader<br />
van ruimtelijke ontwikkelingen in ‘risicogebieden’<br />
wordt standaard historisch onderzoek uitgevoerd met<br />
het oog op het lokaliseren van niet ontplofte explosieven,<br />
zoals bestudering van luchtfoto’s en ooggetuigenverslagen.<br />
Zo heeft de gemeente Middelburg, zwaar getroffen<br />
in 1940 en 1944, voor de hele gemeente (potentiële)<br />
locaties met munitie digitaal in kaart laten brengen.<br />
Dergelijke gegevens worden echter niet gebruikt<br />
bij de voorbereiding van archeologisch onderzoek.<br />
Waarschijnlijk omdat slechts weinig archeologen bekend<br />
zijn met historische bronnen over de oorlog. Deze<br />
kennis is wel volop aanwezig bij de velen die zich – al<br />
dan niet in hun vrije tijd – bezig houden met onderzoek<br />
naar de Tweede Wereldoorlog, soms in georganiseerd<br />
verband, maar vaak op individuele basis. Het is essentieel<br />
dat relevante kennis van (amateur)historici over de<br />
ligging van oorlogssporen beschikbaar komt aan plannenmakers,<br />
terreinbeheerders en onderzoekers. ><br />
ARCHEObrief
20 Archeologisch bestel<br />
ARCHEObrief<br />
Belangen<br />
Het is begrijpelijk dat archeologen zich nog weinig betrokken<br />
voelen bij resten uit de Tweede Wereldoorlog.<br />
Deze resten zijn namelijk het domein van diverse instanties<br />
die opereren vanuit diverse wet- en regelgeving.<br />
De Monumentenwet is hierbij echter volledig<br />
buiten beeld.<br />
De Gravendienst handelt op basis van de Verdragen<br />
van Genève van 1929 en 1949 en de Wet op de lijkbezorging.<br />
Bij niet ontplofte munitie is de openbare orde<br />
en veiligheid in het geding en dat is conform de Gemeentewet<br />
een verantwoordelijkheid van de burgemeester.<br />
Om ongelukken met explosieven te voorkomen,<br />
heeft de gemeente Renkum sinds 1979 bijvoorbeeld<br />
een detectorverbod opgenomen in de Algemene<br />
Plaatselijke Verordening (apv). Op het bergen van<br />
vliegtuigwrakken zijn ook nog de Circulaire Wrakkenberging<br />
(van de Ministers van Defensie en bzk) en de<br />
Wet wapens en munitie van toepassing. Bij het aantreffen<br />
van radioactief materiaal is ook de Kernenergiewet<br />
aan de orde. De duikers die bij Jaarsveld de Halifaxmotor<br />
boven water haalden, waren daartoe feitelijk niet<br />
bevoegd. Daarnaast zijn particuliere partijen actief. De<br />
opsporing van explosieven is sinds 1998 geprivatiseerd.<br />
Het onschadelijk maken gebeurt door de Explosieven<br />
Opruimingsdienst Defensie (eodd). Al deze instanties<br />
graven naar materiaal dat ouder is dan vijftig jaar. Toch<br />
zijn deze graafwerkzaamheden niet in strijd met de<br />
Monumentenwet, aangezien niet wordt gegraven met<br />
als doel opgravingen te doen, maar om munitie en stoffelijke<br />
resten te bergen. Detector-zoekers die gericht op<br />
zoek gaan naar militaria zijn formeel wel in overtre-<br />
12<br />
ding van de Monumentenwet. Zolang hier niet op<br />
wordt gehandhaafd, kunnen zoekers echter ongestoord<br />
hun gang gaan. Er is slecht een korte speurtocht op<br />
internet voor nodig, om te ontdekken dat vele lieden<br />
– zowel goed- als kwaadwillend – vele uren aan deze<br />
hobby besteden.<br />
Goedwillende zoekers die door zorgvuldig onderzoek<br />
een belangrijke pioniersfunctie vervullen op gebied van<br />
archeologie van de Tweede Wereldoorlog, worden ontmoedigd<br />
door de vele regels. Dit geldt helaas ook voor<br />
de leden van de Onderzoeksgroep historisch terreinonderzoek<br />
Wereldoorlog II. De groep doet met ondersteuning<br />
van de gemeente Renkum sinds 1994 onderzoek naar<br />
de vele vermiste soldaten van wie de resten zich nog in<br />
deze gemeente moeten bevinden. Er is namelijk geen<br />
instantie die gericht veldonderzoek doet naar resten<br />
van vermisten. De Gravendienst komt doorgaans pas in<br />
actie als bij graafwerkzaamheden resten worden aangetroffen.<br />
De Zoekgroep heeft vorig jaar op de Westerbouwing<br />
bij Oosterbeek nog de resten van een Duitse<br />
militair gevonden die vervolgens door de Gravendienst<br />
zijn geborgen. Ook als geen vermisten zijn gevonden,<br />
worden overige vondsten en bevindingen vastgelegd<br />
in onderzoeksrapporten, die een waardevolle bron van<br />
informatie vormen over de strijd in de gemeente Renkum.<br />
De Zoekgroep heeft ontheffing van het detectorverbod<br />
in de apv, maar op dit moment bezint de gemeente<br />
zich op het continueren van deze ontheffing<br />
vanwege het risico op het aantreffen van explosieven.<br />
Hiermee zou een eind komen aan het zeer nuttige<br />
werk van de Zoekgroep. Het frustrerende is dat minder<br />
goedwillende zoekers intussen ongestoord hun gang<br />
kunnen blijven gaan.<br />
Ook voor professionele archeologen, die op grond van<br />
de Monumentenwet opgravingen mogen doen, is het<br />
gezien de huidige regels niet mogelijk onderzoek te<br />
doen naar bepaalde resten uit de oorlog. Archeologen<br />
mogen geen vliegtuigwrak opgraven, terwijl een dergelijk<br />
onderzoek niet wezenlijk zal verschillen van de opgraving<br />
van een scheepswrak in de polder. Ook stoffelijk<br />
resten uit de oorlog mogen niet door archeologen<br />
worden blootgelegd, terwijl archeologen met de grootste<br />
zorgvuldigheid en deskundigheid oudere skeletresten<br />
opgraven en documenteren. Explosievenruimers<br />
mogen wel hele terreinen afgraven die archeologisch<br />
van belang kunnen zijn. Archeologen mogen in derge-<br />
12 De Gravendienst legt in februari 2006 in de spoordijk bij<br />
Schuytgraaf het veldgraf bloot van een Duitse soldaat.<br />
13 Restant van een Duitse loopgraaf in de omgeving van Leersum.<br />
De kale, grijze plekken rechts van de loopgraaf zijn bomkraters.<br />
De foto werd juli 2006 gemaakt.
lijke gevallen ‘meelopen’, om vondsten te documenteren.<br />
Uiteraard is veiligheid een groter belang dan de<br />
wetenschappelijke waarde van archeologisch materiaal.<br />
Beide belangen hoeven elkaar echter niet uit te sluiten.<br />
Hier kan een parallel worden getrokken met een andere<br />
‘gevaarlijke’ situatie: terreinen met een zware bodemverontreiniging.<br />
Inmiddels zijn er vele geslaagde<br />
voorbeelden van het gelijktijdig en integraal uitvoeren<br />
van archeologisch onderzoek en bodemsanering. Begrip<br />
voor elkaars belangen en kennis van elkaars werkwijze<br />
blijken hierbij essentieel. Op een zelfde manier<br />
zouden archeologen ook moeten kunnen samenwerken<br />
met explosievenopsporingsbedrijven, Opruimingsdienst<br />
en Gravendienst. Dit betekent in de eerste plaats<br />
dat de diverse partijen de historische betekenis moeten<br />
zien van oorlogsresten en ook het belang van deze resten<br />
moeten erkennen als onderdeel van erfgoed van de<br />
oorlog.<br />
Waardering en behoud<br />
De archeologische monumentenzorg streeft naar behoud<br />
van archeologische resten in de bodem (in situ).<br />
Wanneer sporen uit de Tweede Wereldoorlog worden<br />
gewaardeerd volgens de gangbare waarderingssystematiek<br />
van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie<br />
(kna), dan kunnen veel sporen vrijwel direct als behoudenswaardig<br />
worden aangemerkt op grond van de criteria<br />
zichtbaarheid en herinneringswaarde. 3 Denk aan<br />
een in het landschap zichtbare loopgraaf of aan een<br />
loopgraaf waarvan ooggetuigen zich de aanleg nog<br />
kunnen herinneren. Uiteraard zijn niet alle resten uit<br />
de Tweede Wereldoorlog de moeite van het behouden<br />
dan wel onderzoeken waard. Een selectie kan echter<br />
pas worden gemaakt, als de resten in kaart zijn gebracht<br />
en de waarde ervan is bepaald. Sporen uit de<br />
Tweede Wereldoorlog zouden dus vanzelfsprekend deel<br />
uit moeten maken van het gangbare proces van inventarisatie-waardering-selectie,<br />
zodat een weloverwogen<br />
keuze kan worden gemaakt voor behoud, onderzoek of<br />
verloren laten gaan. Een dergelijk afweging kan alleen<br />
worden gemaakt in interdisciplinair verband, met inbreng<br />
van historische kennis over context en belang<br />
van de sporen.<br />
Hierbij moet worden bedacht dat bodemvondsten uit<br />
de oorlog vaak deel uit maken van een groter geheel<br />
aan relicten, zoals gebouwde objecten, sporen in het<br />
landschap, schade aan bomen en niet te vergeten een<br />
strooiing aan vondsten die informatie kan geven over<br />
het verloop van de strijd, zoals granaatscherven en patroonhulzen.<br />
Feitelijk gaat het om een militair landschap<br />
– of gemilitariseerd landschap – waarin onderen<br />
bovengrondse resten onlosmakelijk met elkaar zijn<br />
verbonden. Bij de waardering van dergelijke terreinen<br />
moet worden gekeken naar de onderlinge relatie tussen<br />
de verschillende relicten. Zodoende kunnen representatieve<br />
delen van de belangrijkste slagvelden en militaire<br />
terreinen in Nederland op duurzame wijze worden<br />
behouden en beleefbaar gemaakt.<br />
Zover is het helaas nog niet; terwijl archeologen nadenken<br />
over het belang van Tweede Wereldoorlog-archeologie,<br />
gaat de aantasting van het ondergronds militair<br />
erfgoed gewoon door. 4<br />
Archeologisch bestel 21<br />
Noten<br />
1 Het programma Erfgoed van de Oorlog richt zich weliswaar ook op ‘sporen<br />
in het landschap die aan gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog herinneren’,<br />
maar inventarisatie en onderzoek van deze sporen blijkt helaas niet<br />
subsidiabel.<br />
2 Zie www.baac.nl/project8/oorlogssporen+uit+mook. In principe is de provincie<br />
eigenaar van alle archeologische vondsten die tijdens een opgraving<br />
worden gedaan. In artikel 50 van de Monumentenwet wordt een uitzondering<br />
gemaakt voor zaken waarvan de eigenaar (of erfgenamen) nog<br />
bekend is.<br />
3 De kna stelt: ‘Visueel waarneembare monumenten vormen een zichtbare<br />
herinnering aan het verleden en dienen daarom zoveel mogelijk behouden<br />
te blijven, zelfs al is de wetenschappelijke betekenis in bepaalde gevallen<br />
gering.’ Als nadere toelichting wordt gegeven: ‘In Nederland zijn zichtbare<br />
archeologische monumenten, zowel in de vorm van ‘positief’ (boven de<br />
grond) als ‘negatief’ (uitgegraven) reliëf, relatief schaars.’ Bij het aspect<br />
‘herinneringswaarde’ wordt onder andere gekeken naar de verbondenheid<br />
met een feitelijke historische gebeurtenis.<br />
4 Voor het beschikbaar stellen van gegevens en/of commentaar op eerdere versies<br />
van dit artikel gaat mijn hartelijke dank uit naar: Stijn Arnoldussen<br />
(Apeldoorn), Peter van den Broeke (Bureau Archeologie gemeente Nijmegen),<br />
David van Buggenum (Arnhem), Piet Deelen (Landelijke Werkgroep Archeologie<br />
Onder Water), Paul van der Heijden (Nijmegen), Hans Jongepier (Stichting<br />
Cultureel Erfgoed Zeeland), Adjudant Geert Jonker (Hoofd Gravendienst Koninklijke<br />
Landmacht), Ivar Schute (raap Archeologisch Adviesbureau), Hans<br />
Timmerman (Arnhem), Kees Traas (Stichting Zeeland 1940-1945 Infatuate) en<br />
Jobbe Wijnen (Wageningen). <<br />
13<br />
ARCHEObrief