09.09.2013 Views

nothing ever ends - Crbd.eu

nothing ever ends - Crbd.eu

nothing ever ends - Crbd.eu

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

‘NOTHING ‘NOTHING EVER EVER EVER ENDS ENDS…’ ENDS …’<br />

Het et et verleggen verleggen van van grenzen grenzen in in strip strip en en film film: film : eeen<br />

e en analyse van<br />

Watchmen Watchmen Watchmen Watchmen met met behulp behulp van van van remediatie, remediatie, techniek techniek en en receptie.<br />

receptie.<br />

M.D. de Boer


‘Nothing <strong>ever</strong> <strong>ends</strong>…’<br />

Het verleggen van grenzen in strip en film: een analyse van Watchmen met<br />

behulp van remediatie, techniek en receptie.<br />

M.D. de Boer<br />

S 1387642<br />

Dr. A.M.A. van den O<strong>ever</strong><br />

Dr. S.I. Aasman<br />

Masterscriptie Kunsten, Cultuur en Media, Rijksuniversiteit Groningen<br />

Afstudeerrichting Filmwetenschap<br />

Groningen, 25 juni 2010<br />

1


VOORWOORD<br />

VOORWOORD<br />

‘Just because some people wear a mask, doesn’t mean that they did something’.<br />

Danger Doom – ‘Basket Case’ (The Mouse and the Mask, 2005).<br />

In een scriptie over de verfilming van een graphic novel waarvan wordt gezegd dat het het<br />

stripmedium volwassen maakte, waar filosofie en geweld - hoe ironisch ook - vredig naast<br />

elkaar bestaan en waarin niet alleen de grenzen van het medium werden verlegd maar er ook<br />

juist binnen deze grenzen werd gewerkt – in zo’n samenkomst van high en low culture lijkt<br />

het niet meer dan verantwoord om mijn voorwoord te beginnen met een citaat van Danger<br />

Doom. Daarbij lijkt dit citaat ontzettend van toepassing te zijn op Watchmen. Het geeft in één<br />

zin de paradox aan van het jezelf verbergen achter een masker om naast onschuldige burgers<br />

ook je identiteit te kunnen beschermen en de staat van vogelvrijheid waarin je dan belandt.<br />

Who watches the Watchmen is niet voor niets de kern van Moore en Gibbons werk.<br />

Misschien is het echter ook zo, dat naarmate deze scriptie meer en meer deel van mij<br />

begon uit te maken, ik ook steeds meer alles met hem ging verbinden. Zo ook het geciteerde<br />

nummer. Het is namelijk een langdurige haatliefdesrelatie geweest tussen de scriptie en mij.<br />

Het steeds opni<strong>eu</strong>w lezen van de comic die zo’n onuitwisbare eerste indruk had gemaakt, het<br />

steeds weer bekijken van de film die me op het puntje van mijn stoel deed zitten. Soms was<br />

het iets teveel. Maar daarentegen heeft dit onderzoek mij dichterbij Watchmen gebracht en<br />

dichterbij de redenen waaróm de comic en de film zo’n indruk op mij hebben gemaakt. Mijn<br />

allereerste ni<strong>eu</strong>wsgierigheid naar het waarom wat deze film en deze comic zo anders maakten<br />

is niet onbevredigd gebleven en daarmee de reden om aan dit onderzoek te beginnen ook niet.<br />

Het loslaten van deze periode, waarin de scriptie en ik onlosmakelijk met elkaar<br />

verbonden zijn, zal vermoedelijk sneller gaan dan ik op dit moment kan verwachten. Ik wil<br />

dan ook op deze plek iedereen bedanken die mijn eindeloze stroom aan ideeën, omgooien van<br />

ideeën, planningen, theorieën en vooral een iets meer dan gezonde hoeveelheid stress, heeft<br />

willen aanhoren en voor onderst<strong>eu</strong>ning heeft gezorgd wanneer dat nodig was (en soms<br />

wanneer het eigenlijk niet zo handig uitkwam). De Doomsday Clock ging de laatste paar<br />

maanden voor mij steeds sneller tikken, tot het dan echt twee voor twaalf was. Als laatste wil<br />

ik natuurlijk mijn begeleiders bedanken. Annie, omdat je me door moeilijke perioden heen<br />

hebt geholpen met je zinvolle commentaar en kritiek, en Susan, omdat je tijd hebt kunnen<br />

vrijmaken om als mijn tweede corrector te fungeren.<br />

Ik hoop met deze scriptie een waardevol einde aan mijn studietijd te hebben gegeven,<br />

en ik wil je dan ook veel plezier wensen met lezen.<br />

2


IN INHOUDSOPGAVE<br />

IN<br />

HOUDSOPGAVE<br />

Voorwoord…………………………………………………………….……………………………..2<br />

Inleiding…………………………………………………………………………………………..….4<br />

Hoofdstuk 1 - Theorie<br />

1.1 Remediation…………………………………………………………………………………………7<br />

1.2 Attracties…………………………………………………………………………………………...17<br />

1.3 Media en technologie………………………………………………………………………………21<br />

Hoofdstuk 2 - Momentanalyse<br />

2.1 Watchmen………………………………………………………………………………………….29<br />

2.2 Momentbeschrijving………..……………………………………………………………………...32<br />

2.3 Mediale vergelijking en - analyse………………………………………………………………….34<br />

2.4 Beoogde impact…………..………………………………………………………………………..38<br />

Hoofdstuk 3 – Receptie en impact<br />

3.1 Receptie Nederland....................…..………………………………………………………………43<br />

3.2 Receptie Verenigde Staten………………….……………………..………………………………47<br />

3.3 Receptieanalyse Nederland en Verenigde Staten…………………………………………………51<br />

3.4 Vergelijking beoogde en daadwerkelijke impact………………………………………………….54<br />

3.5 Impactanalyse……………………………………………………………………………………...56<br />

Conclusie………………………………………………..…………………………………………59<br />

Bibliografie…………………………………………………………………..…………….……….64<br />

Bijlagen………………………………………………………………………………….…………..66<br />

3


INLEIDING<br />

INLEIDING<br />

‘Everything we know will change.’<br />

- Watchmen, trailer, 2009<br />

Een donkere, bewolkte achtergrond waarop in de zo kenmerkende gele Watchmenkl<strong>eu</strong>r logo’s<br />

verschijnen markeert de allereerste kennismaking met de verfilming van het alom geprezen<br />

Watchmen, een graphic novel die tussen 1986 en 1987 in twaalf delen verscheen en is<br />

geschreven door Alan Moore en geïllustreerd door Dave Gibbons. De officiële trailer, want<br />

daar gaat het hier om, gaat na het weergeven van de logo’s van Paramount, Warner Bros,<br />

Legendary en DC Comics vervolgens verder met elkaar snel opeenvolgende shots, waarin<br />

filmische technieken elkaar even snel afwisselen als de gepresenteerde personages en<br />

situaties. De trailer van Watchmen legt, tegen de verwachting in, niet veel nadruk op het feit<br />

dat het de verfilming is van ‘the most celebrated graphic novel of all time’. Dit wordt slechts<br />

enkele seconden in beeld gebracht. Veel meer ligt de nadruk op ‘<strong>ever</strong>ything we know will<br />

change’, de eerste zin die in de trailer in beeld wordt gebracht. Om dit statement kracht bij te<br />

zetten wordt er veel gebruik gemaakt van filmische technieken als slow motion, fast motion,<br />

snelle zooms en close ups. Vooral het gebruik van versnelling en verstilling in de actieshots<br />

die in de trailer zijn geplaatst, worden geacht het onverwachte aspect van de beelden kracht<br />

bij te zetten. Deze technieken, samen met het introduceren van de personages, die allemaal net<br />

anders zijn dan superhelden waar veel filmkijkers aan gewend zijn, maken dat de trailer er<br />

voornamelijk op gericht is om aan te tonen dat deze film anders zal zijn dan de kijker<br />

verwacht. Het feit dat het gebaseerd is op een graphic novel wordt er niet als duidelijkst in<br />

uiteengezet, maar verduidelijkt de trailer wel voor een groot gedeelte, juist omdat het niet als<br />

eerste wordt gebracht, maar tegen het einde als een soort verklaring fungeert voor de<br />

‘ni<strong>eu</strong>we’, stripachtige beelden die we als kijker hebben gezien.<br />

Is de trailer door de kijker inderdaad als verni<strong>eu</strong>wend of verrassend ontvangen? Over<br />

het algemeen is er een duidelijke tweedeling terug te vinden in de receptie van de trailer. Er<br />

bestaat een groep kijkers die reeds bekend was met de graphic novel en die de beelden uit de<br />

trailer voornamelijk zijn gaan opzoeken in hun versie van het boek, vooral omdat de shots uit<br />

de trailer voor het grootste gedeelte precieze verfilmingen zijn van panels uit de graphic<br />

novel. Daarnaast is er natuurlijk de groep kijkers die nog niet bekend is of was met de graphic<br />

novel. De trailer heeft er in ieder geval voor gezorgd dat er zoveel exemplaren van Watchmen<br />

4


werden verkocht, dat het boek op nummer twee van Amazons verkooplijst kwam. ‘In the past<br />

week, DC ordered up a new 200,000-copy print run of the "Watchmen" trade paperback<br />

because of a flurry of consumer interest after the trailer. “Its all very exciting,” Levitz said. “A<br />

graphic novel went to No. 2 on Amazon because of a movie trailer. That’s not something<br />

we’ve seen before.”’ 1 Naast hoge verwachtingen heeft de trailer dus ook een behoorlijke groei<br />

in de interesse in het bronmateriaal van de film teweeggebracht. Wanneer naar dit fenomeen<br />

wordt gekeken met Bolter en Grusins Remediation, waarin zij stellen dat elk medium zijn<br />

voorgangers belooft te verbeteren door een meer authentieke of onmiddellijke ervaring te<br />

brengen, wordt theoretisch gezien het een en ander verduidelijkt. Onder hypermediatie<br />

verstaan Bolter en Grusin de gewaarwording van het ni<strong>eu</strong>we medium, wat onvermijdelijk<br />

optreedt bij de belofte van verbetering die elk ni<strong>eu</strong>w medium in zich draagt. De trailer geeft<br />

weer dat de Watchmenfilm goed op de hoogte is van zijn bronmateriaal, door shots te maken<br />

die vrijwel gelijk zijn aan de panels uit de graphic novel, maar laat tegelijkertijd ook zien dat<br />

de film iets is wat we nog nooit gezien hebben: een meer authentieke of onmiddellijke<br />

ervaring van het verhaal en de beelden zoals we die kennen – of waar we ni<strong>eu</strong>wsgierig naar<br />

worden – uit het boek.<br />

Everything we know will change. Heeft de verfilming van Watchmen inderdaad iets<br />

veranderd, behalve bewijzen dat het boek wél verfilmd kon worden, in tegenstelling tot wat<br />

bijvoorbeeld Terry Gilliam (één van de regiss<strong>eu</strong>rs die de verfilming eerder op zich probeerden<br />

te nemen) dacht? Wat maakt Watchmen anders? Is het de manier van filmen, de manier<br />

waarop het bronmateriaal een rol speelt bij de beleving van de film door de kijker of toch ook<br />

hoe deze film toch niet helemaal lijkt te passen in het superheldengenre wat Hollywood in de<br />

loop der jaren gecreëerd heeft? Of past hij juist in wat een ni<strong>eu</strong>we traditie van donkere<br />

superheldenfilms, met Robert Rodriguez’ Sin City en Christopher Nolans Batman, lijkt te<br />

zijn? In mijn onderzoek naar Watchmen wil ik me gaan beperken tot het analyseren van<br />

visuele technieken en aspecten en me daarnaast bezig houden met Watchmens invloeden op<br />

en plaats binnen mediageschiedenis en mediaverandering. Door deze nadruk op<br />

remediatietechnieken en culturele impact zal ik het narratief, hoe indrukwekkend ook, niet<br />

meer dan kort behandelen. Het kader waarbinnen ik mijn onderzoek wil verrichten zal ik in<br />

het volgende hoofdstuk verder uitwerken en zal bestaan uit het weergeven van het voor mij<br />

relevante werk van Bolter en Grusin en daarnaast hoe hun Remediation in het mediadebat is<br />

ontvangen en hoe hier verder op is doorgebouwd door onder andere Irina Rajewsky. Tom<br />

1 Geoff Boucher, ‘Comic-Con: DC characters will be meeting on screen’ in Los Angeles Times, 25 juli 2008.<br />

5


Gunnings werk over technologie en zijn bekende werk over de cinema of attractions ga ik ook<br />

in dit eerste hoofdstuk uiteenzetten, om de weg vrij te maken voor een analyse van Watchmen<br />

in het kader van mediaverandering en culturele impact. Hierbij zal ik ook Gunnings relevante<br />

artikel uit Rethinking Media Change weergeven, teneinde een goed beeld te kunnen geven<br />

van de huidige stand van zaken in het debat over mediaverandering en te zien hoe Watchmen<br />

hier in past.<br />

In mijn tweede hoofdstuk zal ik vervolgens, na een korte bespreking van Watchmen,<br />

het verhaal van de comic en ontwikkeling naar film, de hier ter inleiding gegeven analyse van<br />

de trailer uitvergroten een moment uit de film te beschrijven en vervolgens te analyseren,<br />

waarbij ik de genoemde werken uit mijn kader zal inzetten om een beter begrip te creëren van<br />

wat het is wat we nu eigenlijk zien in de film en hoe dit tot stand is gebracht. Scènes uit de<br />

graphic novel zal ik hiermee gaan vergelijken om te kunnen uitzoeken in ho<strong>ever</strong>re zij op<br />

eenzelfde manier in beeld zijn gebracht in de film. Met behulp van Gunnings werk over<br />

(ni<strong>eu</strong>we) technologieën kan ik Watchmens werking op de kijker en zijn rol in het debat over<br />

mediaverandering plaatsen, waarbij ik ook rekening houd met hoe de achtergrondkennis van<br />

de novel de kijkervaring zou kunnen beïnvloeden. Hieruit zal een beoogde impact van<br />

Watchmen komen.<br />

Deze beoogde impact, of hypothese, wil ik vervolgens gaan toetsen aan<br />

daadwerkelijke impact van de film op de kijker door middel van de receptie van de film.<br />

Hierbij komen zowel zij die bekend zijn met de graphic novel als ‘onbevangen’ kijkers aan<br />

bod, in de in twee categorieën opgedeelde Nederlandse en Amerikaanse recensies. Uit deze<br />

recensies zal vervolgens een beeld ontstaan van de film, die ik kan gaan vergelijken met de<br />

beoogde impact die door de gebruikte technieken bij de kijker bewerkstelligd is. De in het<br />

vorige hoofdstuk gedane analyse van receptie kan ik derhalve in een dit derde hoofdstuk<br />

verder doortrekken naar een analyse vanuit de in mijn kader geïntroduceerde theorieën. In<br />

ho<strong>ever</strong>re bewijzen of ontkrachten de recensies van mijn case de hypotheses en bevindingen<br />

uit Bolter en Grusin en Gunnings werk? Is er met deze film sprake van een totale verandering<br />

of moeten we de invloed kleiner zien en de film inpassen in een ontwikkeling? Welke<br />

ontwikkeling is dit?<br />

Everything we know will change?<br />

6


HOOFDSTUK HOOFDSTUK 1 1 - Theorie Theorie<br />

Theorie<br />

‘Every change in film history implies a change in its address to the spectator, and each period<br />

constructs its spectator in a new way.’<br />

1.1 1.1 Remediation<br />

- Tom Gunning 2<br />

Bij de adaptatie van een graphic novel naar film is het noodzakelijk aandacht te besteden aan<br />

de manier waarop dit is geb<strong>eu</strong>rd om te kunnen begrijpen hoe de mediumspecifieke kwaliteiten<br />

van beide media andere technieken gebruiken om eenzelfde effect te kunnen bewerkstelligen.<br />

Jay David Bolter en Richard Grusin geven in hun werk Remediation. Understanding New<br />

Media (2000) een aantal relevante termen waarmee het fenomeen van de omzetting van een<br />

medium naar een andere beter kan worden onderzocht en begrepen. Een van hun belangrijkste<br />

benamingen is natuurlijk remediatie, waaronder zij de logica verstaan waarmee ni<strong>eu</strong>we media<br />

eerdere mediavormen een ni<strong>eu</strong>we vorm geven. In hun genealogie van ni<strong>eu</strong>we media vormt<br />

remediatie het derde punt dat ontstaat uit hypermediatie (hypermediacy) en transparante<br />

onmiddellijkheid (transparent immediacy). 3 Volgens Bolter en Grusin belooft elk medium<br />

zijn voorgangers te verbeteren door een meer authentieke of onmiddellijke ervaring te<br />

brengen. Deze belofte van verbetering leidt echter onvermijdelijk tot het gewaarworden van<br />

het ni<strong>eu</strong>we medium, wat zij benoemen als hypermediatie. 4 Daarentegen is transparante<br />

onmiddellijkheid een stijl van visuele representatie die als doel heeft de kijker de<br />

aanwezigheid van het medium te doen laten vergeten 5 en ons alleen in de aanwezigheid te<br />

laten zijn van wat gerepresenteerd wordt. 6 Daarbij komt dat een medium, datgene wat<br />

remedieert, zich de technieken, vormen en sociale significantie van andere media toe-eigent<br />

en probeert hen te doen herleven of een ni<strong>eu</strong>we vorm te geven in naam van de werkelijkheid.<br />

Een medium in onze cultuur kan nooit in isolatie opereren, omdat het relaties van respect en<br />

rivaliteit met andere media aangaat. 7<br />

2 Tom Gunning, ‘The Cinema of Attraction[s], Early Film, Its Spectator and the Avant-Garde’ in Wanda<br />

Strauven ed., The Cinema of Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam University Press 2006) 381-388<br />

aldaar 387.<br />

3 Jay David Bolter en Richard Grusin, Remediation. Understanding New Media (Cambridge, MA en Londen:<br />

The MIT Press 2000) 273.<br />

4<br />

Ibid., 19.<br />

5<br />

Ibid., 272.<br />

6<br />

Ibid., 6.<br />

7<br />

Ibid., 65.<br />

7


Deze dubbele logica van remediatie (hypermediatie en transparante onmiddellijkheid vinden,<br />

hoe contradictoir ook, altijd tegelijkertijd plaats) kan volgens Bolter en Grusin plaatsvinden<br />

op drie verschillende manieren. Onze cultuur wil haar media zowel vermeerderen als alle<br />

sporen van mediatie uitwissen: idealiter wil zij haar media wissen terwijl zij hen vermeerdert. 8<br />

Als eerste manier waarop de dubbele logica van remediatie kan plaatsvinden noemen Bolter<br />

en Grusin remediatie als de mediatie van mediatie. Elke handeling van mediatie hangt af van<br />

andere handelingen van mediatie. Media zijn elkaar continu aan het becommentariëren,<br />

reproduceren elkaar en nemen elkaars plek in. Zij hebben elkaar nodig om überhaupt als<br />

media te kunnen functioneren. Als tweede noemen zij remediatie als de onafscheidelijkheid<br />

van mediatie en werkelijkheid. Hoewel Baudrillards notie van simulatie en simulacra wellicht<br />

iets anders suggereert, zijn alle mediaties in zichzelf echt. Zij zijn echt als artefacten in onze<br />

gemedieerde cultuur. Ondanks het feit dat alle media bouwen op andere media in cycli van<br />

remediatie, moet onze cultuur volgens Bolter en Grusin nog steeds accepteren dat alle media<br />

de werkelijkheid remediëren. Net zoals er geen mogelijkheid is om van mediatie af te komen,<br />

kan dit ook niet met de werkelijkheid. Als derde en laatste punt noemen Bolter en Grusin<br />

remediatie als hervorming. Het doel van remediatie is om andere media opni<strong>eu</strong>w vorm te<br />

geven of te rehabiliteren. Hierbij komt dat alle mediaties zowel in zichzelf echt zijn als<br />

mediaties van de werkelijkheid vormen, derhalve kan remediatie ook worden begrepen als een<br />

proces van het hervormen van de werkelijkheid. 9<br />

Hoewel Bolter en Grusin in hun werk veel aandacht besteden aan digitale (ni<strong>eu</strong>we)<br />

media, geven zij aan dat remediatie niet begon met de introductie van digitale media.<br />

Hetzelfde proces kan namelijk gevonden worden op verschillende manieren in de laatste paar<br />

honderd jaar geschiedenis van Westerse visuele representatie. Zeventiende-e<strong>eu</strong>wse<br />

schilderijen, fotografie en een computersysteem voor virtual reality zijn allen zeer<br />

verschillend, maar allemaal te zien als pogingen om onmiddellijkheid te bereiken door de<br />

aanwezigheid van het medium of de handeling van mediatie te negeren of ontkennen.<br />

Allemaal proberen zij de kijker in dezelfde ruimte te plaatsen als de objecten waarnaar<br />

gekeken wordt. 10 Evenals onmiddellijkheid heeft ook hypermediatie een geschiedenis. Zowel<br />

middele<strong>eu</strong>wse manuscripten, schilderijen uit de Verlichting en een multimedia-applicatie op<br />

de computer zijn een uitdrukking van een fascinatie met media. Zowel nu als in het verleden<br />

vragen ontwerpers van hypermediale vormen ons om plezier te halen uit de handeling van<br />

8 Bolter en Grusin, Remediation, 5.<br />

9 Ibid., 55-56.<br />

10 Ibid., 11.<br />

8


mediatie, zo als vaak geb<strong>eu</strong>rt in de hedendaagse populaire cultuur. Als voorbeeld halen Bolter<br />

en Grusin de uitgebreide podiumproducties van popsterren aan, die naast nog zoveel andere<br />

voorbeelden, kunnen worden genoemd als hypermediale geb<strong>eu</strong>rtenissen die miljoenen<br />

mensen aanspreken. 11<br />

Digitale media vormen desalniettemin wel het belangrijkste aandeel in Remediation.<br />

Bolter en Grusin beargumenteren in hun werk dat deze ni<strong>eu</strong>we media precies doen wat hun<br />

voorgangers eerder hebben gedaan: zichzelf presenteren als een ni<strong>eu</strong>we vorm van of een<br />

verbeterde versie van andere media. Digitale visuele media kunnen volgens Bolter en Grusin<br />

het best worden begrepen door de manier waarop zij schilderen, fotografie, film, televisie en<br />

geprinte media eren, met hen wedijveren of herzien. Volgens hen is er geen medium vandaag<br />

de dag, en zeker geen enkele mediale geb<strong>eu</strong>rtenis, die zijn culturele werk doet in isolatie van<br />

andere sociale en economische krachten. Wat ni<strong>eu</strong>w is aan ni<strong>eu</strong>we media, is de manier<br />

waarop zij oudere media van een ni<strong>eu</strong>we vorm voorzien en de manier waarop oudere media<br />

zichzelf een ni<strong>eu</strong>we vorm geven om aan de uitdagingen van ni<strong>eu</strong>we media te voldoen. 12<br />

Bolter en Grusins werk wordt door Irina Rajewsky genoemd in haar essay ‘Intermediality,<br />

Intertextuality, and Remediation: A Literary Perspective on Intermediality’. 13 Na het kort<br />

weergeven van de lijn van haar essay, zal ik dieper ingaan op de manier waarop zij Bolter en<br />

Grusins opvatting van remediatie ziet en plaatst in een breder perspectief. In haar essay heeft<br />

Rajewsky tot doel haar eigen begrip van intermedialiteit preciezer te omschrijven en binnen<br />

een breder spectrum te plaatsen. Zij roept dan ook op tot een conceptuele en terminologische<br />

draai naar intermedialiteit, vooral in het ‘interart studies’-gebied, waar het concept van<br />

intermedialiteit lang verwaarloosd is. De term intermedialiteit kwam volgens Rajewsky in de<br />

jaren negentig op. Veel van wat onder deze naam werd behandeld was echter niet ni<strong>eu</strong>w. Wel<br />

zijn er ni<strong>eu</strong>we aspecten en problemen ontstaan, vooral met betrekking tot elektronische en<br />

digitale media, maar intermediale relaties en processen op zichzelf zijn fenomenen die al<br />

langere tijd erkend zijn. De groeiende erkenning wijst derhalve meer naar ni<strong>eu</strong>we manieren<br />

om problemen op te lossen, ni<strong>eu</strong>we mogelijkheden om hen te presenteren en erover te denken<br />

en ni<strong>eu</strong>we kijken op mediale grensvervagers en hybridisering. Dit betekent volgens haar een<br />

verhoogde bewustheid van het materiële aspect en de medialiteit van de artistieke en culturele<br />

11<br />

Bolter en Grusin, Remediation., 14.<br />

12<br />

Ibid., 14-15.<br />

13<br />

Irina Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation: A Literary Perspective on Intermediality’ in<br />

Intermédialités, nr. 6, herfst 2005, 34-64.<br />

9


praktijk. Er bestaat echter niet één uniforme term van intermedialiteit of één intermediaal<br />

perspectief. Vanaf het begin heeft intermedialiteit als parapluterm gefunctioneerd. 14<br />

Op dit moment bestaat er dan ook een proliferatie van heterogene concepten van<br />

intermedialiteit en heterogene manieren waarop de term wordt gebruikt. Daarom wil<br />

Rajewsky met haar essay de h<strong>eu</strong>ristische en praktische waarde van een beter gedefinieerde<br />

term identificeren. Volgens haar is intermedialiteit een term voor alle fenomenen die ontstaan<br />

tussen media. Intermediaal bepaalt de configuraties die te maken hebben met een<br />

grensoverschrijding tussen media, en die daardoor gescheiden kunnen worden van<br />

intramediale fenomenen en transmediale fenomenen (de verschijning van een motief,<br />

esthetiek of discours over een verscheidenheid van verschillende media). 15 Rajewsky’s<br />

benadering richt zich op intermedialiteit als categorie voor de concrete analyse van teksten en<br />

andere mediaproducten. Zij concentreert zich op concrete mediale configuraties en hun<br />

specifieke intermediale kwaliteiten. Deze kwaliteiten variëren per groep fenomeen en vragen<br />

derhalve om een enger concept van intermedialiteit dan het concept dat Rajwesky eerder<br />

aanhaalde (alle fenomenen die ontstaan tussen media). Hiervoor trekt Rajewsky scheidslijnen<br />

tussen individuele subcategorieën van intermedialiteit en ontwikkelt ze een uniforme theorie<br />

voor elk van hen. 16 Zij onderscheidt drie categorieën:<br />

1. Intermedialiteit in de enge zin van mediale transpositie (onder andere<br />

filmadaptaties). De intermediale kwaliteit ligt in de manier waarop een<br />

mediaproduct tot stand komt: met de transformatie van een gegeven mediaproduct<br />

of met zijn grondslag in een ander medium. Deze categorie is een<br />

productiegeoriënteerde ‘genetische’ opvatting van intermedialiteit: de ‘originele’<br />

tekst, film of ander mediaproduct is de ‘bron’ voor het ni<strong>eu</strong>w gevormde<br />

mediaproduct, van welke de formatie gebaseerd is op een mediumspecifieke en<br />

verplicht intermediaal transformatieproces. 17<br />

2. Intermedialiteit in de enge zin van mediacombinatie (waaronder opera, film en<br />

comics), multimedia, mixed media en intermedia. De intermediale kwaliteit van<br />

deze categorie wordt gedetermineerd door de mediale constellatie die een gegeven<br />

mediaproduct vormt, welke het resultaat is van het proces van combineren van op<br />

zijn minst twee conventioneel verschillende media of mediale uitingsvormen. Deze<br />

twee media of mediale uitingsvormen zijn aanwezing in hun eigen materialiteit en<br />

14 Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation’, 43-44.<br />

15 Ibid., 46.<br />

16 Ibid., 51.<br />

17 Ibid., 51.<br />

10


dragen bij aan de constitutie en significantie van het gehele product op hun eigen<br />

specifieke manier. Voor deze categorie is intermedialiteit een communicatief-<br />

semiotisch concept, gebaseerd op de combinatie van op zijn minst twee mediale<br />

uitingsvormen. De reikwijdte van deze categorie gaat van een nabijheid van twee<br />

of meer materiële manifestaties van verschillende media naar een ‘echte’ integratie<br />

die in zijn meest pure vorm geen van zijn afzonderlijke delen bevoorrecht. De<br />

opvatting dat film of opera aparte genres zijn, maakt duidelijk dat de combinatie<br />

van verschillende mediale uitingsvormen kunnen leiden tot het ontstaan van<br />

ni<strong>eu</strong>we, onafhankelijke kunst- of mediagenres, een formatie waarin de<br />

plurimediale grondslag van het genre juist zijn specificiteit wordt. Vanuit<br />

historisch perspectief benadrukt deze tweede categorie van intermedialiteit een<br />

dynamisch, evolutionair proces. 18<br />

3. Intermedialiteit in de enge zin van intermediale verwijzingen (zoals verwijzingen<br />

in een literaire tekst naar een film door middel van evocatie of imitatie van<br />

bepaalde filmtechnieken als zoom, fade, dissolve en montage). Andere termen voor<br />

deze categorie zijn ook wel ekphrasis en transposition d’art. Intermediale<br />

verwijzingen moeten dus worden begrepen als betekenisgevende (constitutionele)<br />

strategieën die bijdragen aan de algehele significatie van het mediaproduct: het<br />

mediaproduct gebruikt namelijk zijn eigen mediaspecifieke middelen om te<br />

refereren aan een specifiek, individueel werk dat is geproduceerd in een ander<br />

medium (Einzelreferenz) of om te refereren aan een specifiek mediaal subsysteem<br />

(filmgenre), of aan een ander medium als systeem (Systemreferenz). Het gegeven<br />

product constitueert zichzelf gedeeltelijk of geheel in relatie tot het werk,<br />

subsysteem of systeem waaraan het refereert. In deze derde categorie, zoals bij<br />

mediacombinaties, wijst intermedialiteit op een communicatief-semiotisch<br />

concept, maar hier is het per definitie maar één medium, het refererende medium<br />

(in tegenstelling tot het medium waaraan gerefereerd wordt), dat materieel<br />

aanwezig is. Eerder dan het combineren van verschillende vormen van media-<br />

uitingen, thematiseert, evoceert of imiteert het gegeven mediaproduct elementen of<br />

structuren van een ander, conventioneel gescheiden medium door het gebruik van<br />

zijn eigen mediumspecifieke eigenschappen. 19<br />

18 Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation’, 52.<br />

19 Ibid., 53.<br />

11


Eén mediale configuratie kan gemakkelijk voldoen aan twee of drie van de intermediale<br />

categorieën. Een filmadaptatie kan worden geclassificeerd in categorie mediacombinatie, als<br />

adaptatie van literaire werken kunnen zij gezien worden als mediale transpositie en als er in<br />

de film specifieke, concrete verwijzingen naar een eerdere literaire tekst worden gemaakt,<br />

kunnen deze strategieën worden gezien als intermediale verwijzingen. Het product wat<br />

ontstaat uit een gegeven mediale transpositie kan, naast het verplichte mediale<br />

transformatieproces, immers (terug)verwijzingen naar het originele werk tentoonspreiden. In<br />

het geval van filmadaptatie ontvangt de kijker de originele literaire tekst naast het kijken van<br />

de film en ontvangt hij deze in zijn verschil of overeenkomst met de film. Deze ontvangst<br />

verschijnt niet (alleen) op basis van eerdere kennis of culturele achtergrond die de kijker<br />

heeft, maar op basis van de films eigen specifieke constitutie. Het opent lagen van betekenis<br />

die specifiek geproduceerd zijn door deze verwijzing naar of in relatie plaatsen van film en<br />

tekst. Eerder dan simpelweg gebaseerd te zijn op een al bestaand, origineel literair werk, kan<br />

een filmadaptatie geconstitueerd zijn in relatie tot het literaire werk en dus vallen in de<br />

categorie van intermediale verwijzingen. 20<br />

Rajewsky neemt Bolter en Grusins Remediation als testcase van een bepaald soort<br />

intermediale relatie waarin, door processen van mediale vervorming, zowel ni<strong>eu</strong>were als<br />

oudere (media)vormen betrokken zijn in een strijd voor culturele erkenning. Bolter en Grusin<br />

focussen volgens Rajewksy op digitale media wanneer zij stellen dat ‘alle huidige media<br />

remediëren’, en dus zowel een eerbetoon geven aan als wel rivaliseren met eerdere media<br />

door ‘deze oudere vormen aan te nemen en te vervormen’. Ook eerdere media hebben veelal<br />

ni<strong>eu</strong>we media en elkaar geremedieerd. Derhalve is ‘remediatie een definiërend karakteristiek<br />

van de ni<strong>eu</strong>we digitale media’ en meer algemeen een fundamenteel kenmerk van huidige<br />

mediapraktijken. Om deze conclusies te rechtvaardigen geven Bolter en Grusin een overzicht<br />

van hoe ni<strong>eu</strong>w ontstane media altijd eerdere mediatechnieken en –kenmerken hebben<br />

geremedieerd. Bolter en Grusins voorbeelden kunnen volgens Rajewksy inderdaad worden<br />

gezien als voorbeelden van een wijd verspreide en groeiende of fundamentele correlatie<br />

tussen ni<strong>eu</strong>were en eerdere media. Bolter en Grusin: ‘geen enkel medium doet zijn culturele<br />

werk in isolatie van andere media, niet meer dan dat het werkt in isolatie van andere sociale<br />

en economische krachten’. 21<br />

Vanuit een andere hoek zijn er significante verschillen te vinden in de voorbeelden of<br />

groepen voorbeelden die Bolter en Grusin noemen. Fundamentele verschillen in de twee<br />

20 Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation’, 53.<br />

21 Ibid., 61.<br />

12


groepen voorbeelden die zij aanhalen: aan de ene kant zijn er remediatiepraktijken die worden<br />

toegeschreven aan (ni<strong>eu</strong>w ontstane) media (bijvoorbeeld film als een algemene remediatie van<br />

fotografie en theater), aan de andere kant zijn er concrete voorbeelden van remediatie in<br />

aparte mediaproducten (bijvoorbeeld een film die refereert aan én dus zichzelf constitueert in<br />

relatie tot fotografie en theater. Alleen in dit geval is er een betekenisgevende strategie aan het<br />

werk die relevant is voor de algehele significatie van de gegeven film). 22<br />

Wanneer we ons concentereren op de concrete voorbeelden van remediatiestrategieën<br />

en terugkeren naar bovenstaande opmerkingen over de driedeling van intermediale<br />

subcategorieën, zijn er grote verschillen tussen bijvoorbeeld een film die gebruikmaakt van<br />

digitale technologie en een schilderij dat een fotografische kwaliteit imiteert. In dit laatste<br />

geval – een intermediale verwijzing met een sterke metamediale functie en interessante<br />

implicaties voor de verwijzende functie van het artefact, verschijnt het verschil tussen de<br />

media op een manier die significant verschilt van het eerste voorbeeld, wat een voorbeeld van<br />

mediacombinatie was. 23 De illusie van schilderkwaliteiten, die hierboven is beschreven, moet<br />

worden gescheiden van het per se plurimediale karakter van bijvoorbeeld<br />

danstheaterproducties: het eerste is bereikt door intermediaal refereren en niet, zoals bij de<br />

tweede, door een combinatie van verschillende mediale uitingsvormen die elk aanwezig zijn<br />

in hun eigen materialiteit. Dit heeft belangrijke implicaties voor het theoretiseren van het<br />

betreffende fenomeen alsook voor de concrete analyse van een gegeven mediaproduct en zijn<br />

algehele significatie. 24<br />

Een uniforme behandeling van remediatiepraktijken vergeet een kenmerk van digitale<br />

media in tegenstelling tot elk niet-digitaal medium. Computertechnologie past immers niet in<br />

een divisie van verschillende intermediale subcategorieën en daagt elke definitie van<br />

intermedialiteit, die gebaseerd is op mediale verschillen, uit. Digitale media kunnen elk<br />

mediaal verschil uitwissen in hun simulatieproces. Wanneer een mediaal verschil niet langer<br />

een gegeven is, niet langer te ontwaren is, wordt elke discussie over intermediale praktijken in<br />

gegeven mediale configuraties nutteloos. Derhalve worden digitale media gedwongen om in<br />

hun simulatieproces niet alleen de simulatie van mediaspecifieke eigenschappen van een<br />

ander medium mee te nemen (vormen en structureren) maar ook de simulatie van een<br />

zichtbaar mediaal verschil, om een te ontwaren effect van intermedialiteit te creëren. Dus<br />

opent digitale technologie een veld van gesimuleerde of virtuele intermedialiteit (virtualiseren<br />

22 Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation’, 61.<br />

23 Ibid.<br />

24 Ibid.<br />

13


en dematerialiseren van de realiteit van intermediale culturele praktijken), een veld dat eerder<br />

bezet was door digitale media. 25<br />

Hierop volgt, volgens Rajewsky, dat concepten als mediacombinatie en intermediale<br />

verwijzingen en elk begrip van intermedialiteit als categorie voor de concrete analyse van<br />

gegeven mediale configuraties, hun eigen interne grenzen tegenkomen wanneer er sprake is<br />

van digitale media en hun simulatieprocessen. Wanneer we deze benaderingen van<br />

intermedialiteit echter in ogenschouw nemen, ontstaat er een ander begrip van intermediale<br />

relaties: de belangrijkste focus ligt niet op de specifieke manieren waarin intermediale<br />

praktijken worden gerealiseerd máár meer algemeen op de fundamentele intergerelateerdheid<br />

van eerdere en ni<strong>eu</strong>were media. En dus, vanuit dit soort onderzoeksperspectief, zijn de<br />

afzonderlijke verschillen tussen digitale en niet-digitale media slechts relatief van belang:<br />

zelfs wanneer er in computergegenereerde foto’s niet langer een mediaal verschil te ontwaren<br />

is en het derhalve problematisch wordt om een intermediale kwaliteit toe te schrijven aan het<br />

beeld zelf, dan demonstreert hetzelfde beeld, vanuit een genealogisch gezichtspunt, nog steeds<br />

zijn (intermediale) relatie met een ander medium, in dit geval fotografie. 26<br />

Het is op deze manier dat Bolter en Grusin remediatie definiëren als een bepaald soort<br />

intermediale relatie en dat het concept remediatie volgens Rajewksy inderdaad passend kan<br />

zijn om het gehele bereik van heterogene voorbeelden die Bolter en Grusin noemden, te<br />

verklaren. Digitale media remediëren eerdere, al bestaande, mediavormen via simulatie, toe-<br />

eigening en herzien van hun specifieke kwaliteiten, structuren, technieken of representationele<br />

praktijken, inclusief hun respectievelijke remediatestrategieën. Verschillende niet-digitale<br />

media doen ook aan remediatie, omdat zij aangeven dat mediale praktijken niet onstaan in<br />

isolatie van, maar in een constante dialectiek met andere media. Derhalve kan remediatie<br />

worden geclassificeerd als een bepaald soort van intermediale relatie en als subcategorie van<br />

intermedialiteit. Toch is het lastig verzoenbaar met opvattingen van intermediale<br />

subcategorieën als mediale transpositie, mediacombinatie of intermediale verwijzingen. 27<br />

Net als ‘intermedialiteit’ staat ‘remediatie’ het toe om wijdverspreide culturele<br />

fenomenen te classificeren onder één naam. Hierdoor kan het de nadruk leggen op een<br />

fundamenteel, transhistorisch en transmediaal relevante ‘double logic’ van<br />

remediatieprocessen, die zich bevinden binnen ‘our culture’s contradictory imperatives for<br />

25 Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation’, 62.<br />

26 Ibid., 63.<br />

27 Ibid., 64.<br />

14


immediacy en hypermediacy’ 28 Het remediatieconcept heeft echter de neiging om significante<br />

verschillen tussen zowel individuele fenomenen en verschillende media met hun<br />

respectievelijke materialiteit gelijk te maken: verschillen die te voorschijn komen zodra<br />

gedetailleerde analyses van specifieke mediale configuraties, hun respectievelijk<br />

betekenisgevende strategieën en hun algehele significatie op het spel staan. Waar het volgens<br />

Rajewsky om gaat is niet een potentiële tekortkoming van een individuele benadering van<br />

intermedialiteit. Het is juist het belang van het specificeren van elk begrip van intermedialiteit<br />

(in enge zin) en verhelderen met betrekking tot welke objecten en met welke<br />

epistemologische bezwaren het h<strong>eu</strong>ristische en praktische waarde verkrijgt. 29<br />

Door de door Bolter en Grusin uitgelegde termen en Rajewsky’s kanttekeningen<br />

hierbij als mijn kader te gebruiken, kan het mediumtechnische aspect van de omzetting van de<br />

graphic novel naar film geanalyseerd worden, zonder daarbij de intertekstuele verwijzingen<br />

en contexten in het verhaal uit het oog te verliezen. De mediumspecifieke technieken en<br />

vragen omtrent de omzetting hiervan in film, vormen de basis waarop ik wil verder bouwen<br />

door de vraag naar het effect op de kijker - en later de rol van achtergrondkennis - te<br />

betrekken bij mijn onderwerp. Hierbij is het openingscitaat van het essay van Dick Tomasovic<br />

in Wanda Strauvens The Cinema of Attractions Reloaded erg bruikbaar. Hij stelt namelijk dat,<br />

‘wanneer de analyse van […] extreem populaire, big budget entertainmentfilms, geproduceerd<br />

in het hart van ni<strong>eu</strong>we intermedialiteit, gebaseerd kan worden op voornamelijk vragen van<br />

intertekstualiteit, kan het ook, ver van elke definitieve definitie, gevoed worden door een rijk<br />

en complex netwerk van noties die worden meegebracht door de term attractie.’ 30 Daarbij<br />

komt ook dat ‘Gunning’s concept of attraction liberates the analysis of film from the<br />

hegemony of narratology, which is dominated by its focus on genre, character, and the<br />

structural development of a story.’ 31 Dit citaat van Eivind Røssaak laat in één zin zien hoe<br />

groot de invloed van Tom Gunnings essay ‘The Cinema of Attraction[s]: Early Film, Its<br />

Spectator and the Avant-Garde’ (1986), en dan voornamelijk zijn notie van ‘attractie’ op<br />

filmtheorie, is geweest en welke invloed het nog altijd heeft.<br />

28 Bolter en Grusin, Remediation, 5.<br />

29 Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation’, 64.<br />

30 Dick Tomasovic, ‘The Hollywood Cobweb: New Laws of Attraction’ in Wanda Strauven ed., The Cinema of<br />

Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam University Press 2006) 309-320 aldaar 309.<br />

31 Eivind Røssaak, ‘Figures of Sensation: Between Still and Moving Images’ in Wanda Strauven ed., The<br />

Cinema of Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam University Press 2006) 321-336 aldaar 322.<br />

15


1.2 1.2 Attracties<br />

Attracties<br />

Bijna gelijktijdig vonden er eind negentiende e<strong>eu</strong>w visuele ontwikkelingen plaats die elkaar<br />

meer en meer zouden gaan beïnvloeden. Deze ontwikkelingen zijn goed te bezien als<br />

onderdeel van een grotere golf van geb<strong>eu</strong>rtenissen die de ontstaansgeschiedenis van de<br />

hedendaagse populaire cultuur kenmerken. Zowel film als strip, want daar gaat het hier om,<br />

kregen vlak voor het fin de siècle een steeds uitgebreidere verspreiding en een grotere invloed<br />

in het culturele leven van mensen, tot het nu, begin 21 e e<strong>eu</strong>w, op geen enkele manier meer<br />

weg te denken is. Beide ontstaan in een tijdperk van circussen, freak shows,<br />

amusementparken en variététheaters 32 , boden zowel strips als film een manier om goedkoper<br />

en eenvoudiger entertainment aan de massa’s aan te bieden in de late industriële periode. Het<br />

is juist deze periode die Tom Gunning inspireerde tot het schrijven van ‘The Cinema of<br />

Attraction[s]: Early Film, Its Spectator and the Avant-Garde’ (1986). Gunning formuleerde in<br />

dit stuk het idee dat de zogenaamde cinema of attractions de vroege cinema van 1895 tot<br />

ongeveer 1906-1907 domineerde. 33 Deze cinema of attractions verdween daarna, met de<br />

komst van de dominantie van het narratief in film, niet, maar manifesteerde zich meer<br />

ondergronds in zowel bepaalde avant-gardepraktijken en als component van narratieve films,<br />

waarbij het in bepaalde genres meer evident aanwezig was dan in andere. 34 Onder cinema of<br />

attractions verstaat Gunning een cinema die gebaseerd is op de door Fernand Léger zo<br />

gevierde kwaliteit van cinema, namelijk ‘its ability to show something.’ 35 In contrast met het<br />

voy<strong>eu</strong>ristische aspect van narratieve cinema, dat Christian Metz analyseerde, is het een<br />

exhibitionistische cinema. Het concept attracties kan ook uitstekend worden toegepast op<br />

strips. Is er in de stripverfilming dan sprake van een perfecte samenkomst van twee media die<br />

werken op attracties? Gunning heeft op een geloofwaardige manier aangetoond dat er een<br />

verschil zit in hoe attracties zijn gebruikt voor de komst van de narratieve film en daarna, als<br />

geïntegreerd in het verhaal en als, wat hij cinema of effects noemt.<br />

Tom Gunning leende de term attractions van de welbekende Russische regiss<strong>eu</strong>r<br />

Sergei Eisenstein. Eisenstein was op zoek naar een ni<strong>eu</strong>w model en manier van analyse voor<br />

theater, en vond de term ‘attraction’. Een attraction onderwierp de toeschouwer op een<br />

agressieve manier aan sensuele of psychologische impact. Volgens Eisenstein zou theater<br />

32 Kristin Thompson en David Bordwell, Film History. An Introduction (New York: McGraw-Hill 2003) 13.<br />

33 Tom Gunning, ‘The Cinema of Attraction[s]: Early Film, Its Spectator and the Avant-Garde’ in Wanda<br />

Strauven ed., The Cinema of Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam University Press 2006) 381-388<br />

aldaar 382.<br />

34 Ibid.<br />

35 Ibid.<br />

16


moeten bestaan uit een montage van zulke attracties. Hierdoor zou een totaal andere relatie<br />

met de toeschouwer bewerkstelligd worden dan een absorptie in ‘illusoire voorstellingen’. 36<br />

Onder de montage van attracties verstaat Eisenstein de constructieprincipes van theater, die<br />

hij zelf ook weer toepaste in film. Deze constructieprincipes staan nadrukkelijk in dienst van<br />

de revolutie. Eisenstein zag expressiviteit als het hoofdonderdeel om een kijker te bewegen tot<br />

het ervaren van zintuiglijke en emotionele schokeffecten. Attracties zijn agressieve<br />

expressieve momenten die met andere woorden specifieke reacties bij de percipiënt teweeg<br />

moet brengen. Dit kan hij doen door middel van de act<strong>eu</strong>r, maar ook door belichting, setting<br />

en geluidseffecten. Zijn doel hiermee is de ongeconditioneerde lichamelijke reflexen bij het<br />

publiek aanspreken bij specifieke momenten in het verhaal van de film. Door het monteren<br />

van attracties stelt Eisenstein zichzelf (volgens zijn theorie) in staat om het zenuwstelsel<br />

zowel op cognitief, affectief als zintuiglijk vlak te manipuleren. Dit alles wordt gebruikt om<br />

de kijker te conditioneren, leiden zo men wil, om tot de juiste ideologische conclusies te<br />

komen, wanneer zij de gehele film hebben gezien. De term attractie zelf is afkomstig uit de<br />

kermiswereld: Voor Eisenstein en zijn vriend Yutkevich representeerde de term hun favoriete<br />

kermisattractie: de achtbaan. 37<br />

De cinema of attractions construeert volgens Gunning een geheel andere relatie met<br />

zijn toeschouwer dan narratieve cinema dat doet. Zo is er in vroege cinema bijvoorbeeld<br />

herhaaldelijk sprake van het kijken in de camera door act<strong>eu</strong>rs, waardoor de welbekende<br />

realistische illusie die cinema ons biedt, ruw verstoord wordt voor direct contact met de<br />

toeschouwer. 38 De cinema of attractions vraagt direct om de aandacht van de toeschouwer,<br />

wekt visuele ni<strong>eu</strong>wsgierigheid op en l<strong>ever</strong>t genot door middel van een opwindend spektakel,<br />

een unieke geb<strong>eu</strong>rtenis, fictief of non-fictief, dat belang in zichzelf heeft. De weergegeven<br />

attractie kan van een cinematografische natuur zijn, zoals close-ups. Theatrale vertoningen<br />

domineren boven narratieve absorptie en leggen de nadruk op de directe stimulatie van shock<br />

of verrassing, ten koste van het ontplooien van een verhaal of het creëren van een diëgetisch<br />

universum. De cinema of attractions besteedt weinig energie aan het creëren van personages<br />

met psychologische motivatie of een individuele persoonlijkheid. Door gebruik te maken van<br />

zowel fictieve als non-fictieve attracties, is zijn energie meer naar buiten gericht, naar de<br />

36 Gunning, ‘The Cinema of Attraction[s]’, 384.<br />

37 Ibid., 385.<br />

38 Ibid.<br />

17


erkende toeschouwer toe, dan naar binnen gericht op de op personages gebaseerde situaties<br />

die essentieel zijn voor het klassieke narratief. 39<br />

Volgens Gunning heeft de recentere spektakelcinema in een bepaald opzicht zijn<br />

wortels herbevestigd in wat hij noemt de ‘Spielberg-Lucas-Coppola cinema of effects’. 40 Dick<br />

Tomasovic gaat hier in zijn essay ‘The Hollywood Cobweb: New Laws of Attraction’ op<br />

verder. Volgens hem vergat een groep jonge filmregiss<strong>eu</strong>rs de filmgeschiedenis in de jaren<br />

tachtig - toen het concept van de cinema of attractions de academische wereld bereikte om de<br />

vroege cinema te herdefiniëren - en creëerden zij hun eigen stijl van visueel agressieve films,<br />

om hun rolmodellen Steven Spielberg en George Lucas, de godfathers van het ni<strong>eu</strong>we<br />

Hollywood, voorbij te streven en om een puur speelse, bijna kermisachtige cinema voor te<br />

stellen, die volledig gebaseerd was op het genot van choquerende beelden. 41 De regiss<strong>eu</strong>rs die<br />

Tomasovic bedoelt, Sam Raimi, Peter Jackson en James Cameron, bereiken een enorme<br />

exploitatie door in hun cinema een marginaal universum, wat zij goed kennen, te integreren.<br />

Voor Sam Raimi zijn dit bijvoorbeeld strips. Maar bovenal hebben deze filmmakers de<br />

cinema van het permanent spectaculaire, van alle attractie, achtergelaten om, in de stijl van<br />

Spielberg en Lucas, meer verbinding met het narratief, de personages en serieel schrijven te<br />

vinden. Ondanks wat vaak is geschreven, helpt het exhibitionisme of monstratie volgens<br />

Tomasovic niet langer het narratief te revitaliseren, zoals bij Spielberg en Lucas wel het geval<br />

was. Daarentegen gebruikt het juist het verhaal als een springplank om op de juiste tijd te<br />

springen en zijn briljante kracht te versterken. Derhalve kan de geschiedenis van cinema en<br />

voornamelijk het concept cinema of attractions helpen om sommige karakteristieken van dit<br />

ni<strong>eu</strong>we type blockbuster te verhelderen. 42<br />

Interessant is dat ook Bolter en Grusin Tom Gunnings ‘Cinema of Attractions’<br />

behandelen in hun Remediation, waardoor nogmaals wordt bewezen dat deze twee<br />

verschillende benaderingen elkaar uitstekend aanvullen en elkaar zeker niet uitsluiten. Bolter<br />

en Grusin zien het verhaal van het publiek wat in paniek zou zijn geraakt tijdens het zien van<br />

Lumières The Arrival of a Train at the La Ciotat Station (1895) als iets wat lijkt op een<br />

perfect voorbeeld van film als transparant medium, maar ook als een voorbeeld dat ons de<br />

subtiele manieren waarop de logica van transparantie kan functioneren, beter kan laten<br />

39<br />

Gunning, ‘The Cinema of Attraction[s]’, 384.<br />

40<br />

Ibid., 387.<br />

41<br />

Dick Tomasovic, ‘The Hollywood Cobweb: New Laws of Attraction’ in Wanda Strauven ed., The Cinema of<br />

Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam University Press 2006) 309-320 aldaar 309.<br />

42<br />

Ibid., 310.<br />

18


egrijpen. 43 Gunning gaat er namelijk vanuit dat het filmpubliek in 1895 wel met ontzag<br />

vervuld was, maar niet zo naïef om te denken dat er daadwerkelijk een trein op het punt stond<br />

binnen te rijden. Wat het publiek deed verbazen, volgens hem, is het hiaat tussen wat zij<br />

wisten wat waar was en wat hun ogen hen vertelden. Zij bewonderden de capaciteit van film<br />

om zo’n authentieke illusie te creëren ondanks wat zij wisten wat de werkelijkheid was.<br />

Gunning beargumenteert in zijn stuk dan ook dat de vroege film een ‘cinema of attractions’<br />

was die precies inspeelde op dit hiaat. Hij claimt dat de ‘cinema of attractions’ vooraf ging<br />

aan narratieve cinema, die zich uiteindelijk in de Verenigde Staten ontwikkelde tot de<br />

klassieke Hollywoodstijl. Van het alledaagse (de Lumièretrein) tot het groteske (de<br />

elektrocutie van een olifant) – deze vroege films presenteerden zichzelf niet als fictionele<br />

narratieven, maar brachten het publiek simpelweg het wonder van realistische bewegende<br />

beelden. Deze functie van vroege cinema past in de laat-negentiende e<strong>eu</strong>wse voork<strong>eu</strong>r voor<br />

magische theaters en vormen van trompe l’oeil (gezichtsbedrog). 44<br />

Gunnings cinema of attractions illustreert hoe de logica van hypermediatie zichzelf<br />

kan handhaven binnen de logica van onmiddellijkheid. De film van de gebroeders Lumière<br />

had duidelijk tot doel een onmiddellijke en transparante ervaring te brengen, maar het publiek<br />

tijdens de e<strong>eu</strong>wwisseling werd zich bewust van het hiaat wat zich bevond tussen wat zij<br />

wisten en wat zij zagen. Derhalve menen Bolter en Grusin met dit voorbeeld aan te kunnen<br />

tonen dat het publiek zich bewust werd van haar eigen hang naar onmiddellijkheid. Voor deze<br />

kijkers was de ‘cinema of attractions’ onmiddellijk en hypergemediëerd op hetzelfde moment.<br />

Mensen uit het publiek werden heen en weer geslingerd tussen een gevoel van<br />

onmiddellijkheid en een bewustheid van dat gevoel; zij ervoeren dezelfde dualiteit van het<br />

kijken naar en doorheenkijken wat als kenmerk kan worden gezien van collages,<br />

fotomontages en veel moderne kunst in het algemeen. Het lijkt dan ook aannemelijk dat de<br />

verschillende leden van het publiek varieerden in de manier waarop zij bewust waren en deze<br />

bewustheid konden uiten. 45<br />

Toen narratieve film en de Hollywoodstijl de cinema of attractions uiteindelijk<br />

verdrongen, werden de termen waarin de logica’s van transparantheid en hypermedialiteit<br />

opereerden veranderd. Zo werden narratieve films minder onmiddellijk dan de vroege cinema<br />

of attractions, daar het bekend was dat de verhalen die zij vertelden fictioneel waren. De<br />

cinema of attractions leek afhankelijk te zijn van het laten zien van iets wat echt was geb<strong>eu</strong>rd,<br />

43 Bolter en Grusin, Remediation, 155.<br />

44 Ibid.<br />

45 Ibid., 156.<br />

19


waarbij het wonder was dat de camera de geb<strong>eu</strong>rtenis kon vastleggen. Daarentegen legt de<br />

camera bij narratieve film act<strong>eu</strong>rs vast die een verhaal spelen, waarbij er niet van het publiek<br />

wordt verwacht dat zij aandacht schenken aan de realiteit van het acteren (als in dat het plaats<br />

vond in de fysieke wereld op een bepaalde dag). Het realiteitseffect wordt in plaats hiervan<br />

door het narratief zelf veroorzaakt. Het is ‘echt’ op dezelfde manier als geschreven verhalen<br />

in onze cultuur als echt worden gezien: levensecht, emotioneel authentiek etcetera.<br />

Hypermediatie op zijn b<strong>eu</strong>rt verschijnt door het gebruik van stylistische technieken die de<br />

Hollywoodconventies geweld aan doen (de 180-graden regel, driepuntsverlichting etc.,<br />

conventies die als ‘natuurlijk’ worden gezien). 46<br />

De cinema of attractions verdween echter nooit helemaal, zelfs niet tijdens de<br />

dominantie van de klassieke Hollywoodstijl. Zelfs binnen de narratieve Hollywoodfilm waren<br />

er sporen te herkennen van de cinema of attractions. Gunning vergelijkt de cinema of<br />

attractions met ander spannend (thrilling) populair entertainment aan het begin van de<br />

twintigste e<strong>eu</strong>w, vooral de achtbaan – waarvan het effect visceraal is en het de toeschouwer<br />

(deelnemer) fysiek duizelig maakt. Vroege film zocht ernaar iets te produceren wat leek op<br />

deze duizeligheid: ‘This vertiginous experience of the frailty of our knowledge of the world<br />

before the power of visual illusion produced that mixture of pleasure and anxiety which the<br />

purveyors of popular art had labelled sensations and thrills and o which they founded a new<br />

aesthetic of attractions’. 47<br />

In zijn narratieve jaren verbond de Hollywoodfilm de duizelingwekkende ervaring met<br />

het plot en bood dit zowel aan aan de personages als aan het publiek. In de stomme<br />

filmperiode zaten films vol sprongen, vallen en ritjes in auto’s, vliegtuigen en treinen. De<br />

cliffhanger was niet alleen een techniek om spanning (suspense) vast te houden van afl<strong>ever</strong>ing<br />

tot afl<strong>ever</strong>ing, maar ook een herinnering aan de duizeling van vroege film. In latere perioden<br />

van Hollywoodcinema waren de herinneringen of verwijzingen wellicht subtieler, maar op de<br />

duizelingwekkende ervaring werd nog altijd gezinspeeld. 48 De hedendaagse 35 of 70mm film<br />

zit in geest dichterbij de cinema of attractions dan het in decennia is geweest. In veel<br />

Hollywoodblockbusters kan de zwakke narratieve lijn vaak gezien worden als het draadje dat<br />

een serie van achtervolgingen, vuurgevechten of ontmoetingen met monsters aan elkaar<br />

verbindt. Zo veroorzaken de aanvallen van dinosaurussen in Jurassic Park (Steven Spielberg,<br />

1993) een gevoel van verbazing (wonder) bij het hedendaagse publiek, wat te vergelijken is<br />

46<br />

Bolter en Grusin, Remediation, 156.<br />

47<br />

Ibid.<br />

48<br />

Ibid., 156-157.<br />

20


met de ervaring die het Franse publiek in 1895 had. Het publiek weet dat deze dinosaurussen<br />

nep zijn en vaak geheel computer gegenereerd, de verbazing zit in het feit dat deze zo<br />

levensecht lijken en in wisselwerking staan met de menselijke act<strong>eu</strong>rs. Deze verbazing werkt<br />

tegen de transparantie van het verhaal zelf. Wanneer we een vrouwelijk personage zien<br />

binnen een paar meter van de ogen van een tyrannosaurus, gaan we – volgens Bolter en<br />

Grusin – nadenken over de fysieke aanwezigheid van de actrice en hoe het gefilmde beeld het<br />

doet lijken alsof de dinosaurus echt naast haar staat. Wij, als toeschouwers, gaan volgens<br />

Bolter en Grusin dan ook voornamelijk naar zulke films om het hiaat tussen onmiddellijkheid<br />

en hypermedialiteit – geproduceerd door special effects – te ervaren. In tegenstelling tot de<br />

vroege film zijn de effecten in contemporaine films, zoals de meeste toeschouwers begrijpen,<br />

computer gegenereerde remediaties van traditionele film. 49<br />

De verwondering of verbazing vereist een bewustheid van het medium. Wanneer het<br />

medium daadwerkelijk zou verdwijnen, zoals het schijnbare doel is van de logica van<br />

transparantie, zou de kijker niet verwonderd zijn omdat hij niet zou weten van de<br />

aanwezigheid van het medium. Hij zou een trompe l’oeil-ervaring hebben vóór de realisatie<br />

dat het een trompe l’oeil is. De verbazing komt het moment daarna, wanneer de kijker begrijpt<br />

dat hij voor de gek is gehouden. Deze verbazing vereist hypermediatie, wat de dubbele logica<br />

van remediatie compleet maakt. 50<br />

1.3 1.3 Media Media Media en en technologie<br />

technologie<br />

Tom Gunnings werk over attracties is niet zijn enige werk dat mijn analyse van Watchmen<br />

verder helpt. Omdat ik de adaptatie wil plaatsen in een grotere ontwikkeling van film-/genre-<br />

en mediaveranderingen en culturele impact hiervan, is ook Gunnings ‘Re-newing old<br />

Technologies. Astonishment, Second Nature and the Uncanny in Technology from the<br />

previous turn-of-the-century’ 51 van groot belang voor mijn kader, naast andere essays die<br />

Watchmen een plek kunnen geven in het huidige wetenschappelijke debat over<br />

mediaverandering.<br />

In zijn bijdrage aan Rethinking Media Change vraagt Gunning zich af wat we kunnen<br />

leren van de tijd toen oude technologieën ni<strong>eu</strong>w waren. Door je een oude technologie als<br />

ni<strong>eu</strong>w voor te stellen, probeer je de kwaliteiten en kenmerken te zien die het verloren heeft en<br />

49<br />

Bolter en Grusin, Remediation, 157.<br />

50<br />

Ibid., 158.<br />

51<br />

Tom Gunning, ‘Re-newing old Technologies. Astonishment, Second Nature and the Uncanny in Technology<br />

from the previous turn-of-the-century’ in David Thornburn en Henry Jenkins ed., Rethinking Media Change. The<br />

Aesthetics of Transition (Cambridge: MIT Press 2003) 39-50.<br />

21


onderzoek je de technologie tijdens zijn introductie en vóór het onderdeel is geworden van het<br />

dagelijkse leven van gewoonte en routine. Deze transformatie moet volgens Gunning worden<br />

onderzocht om de culturele mythen van moderniteit die het veronderstelt en creëert te kunnen<br />

zien. 52 Ni<strong>eu</strong>wigheden in de moderniteit geven een consistent scenario met initiële reacties als<br />

verbazing (astonishment), die langzaam overgaan in een acceptatie van de ni<strong>eu</strong>we technologie<br />

als tweede natuur, zowel in de alledaagse betekenis van de term als wel in de zin van de<br />

Frankfurter Schüle: een door mensen gemaakte omgeving die door de mensheid wordt<br />

benaderd als buitenaardse identiteit. 53 Verbazing en vertrouwdheid contrasteren sterk, maar<br />

vormen opeenvolgende stadia binnen de moderne ervaring en staan derhalve met elkaar in<br />

verband. Verbazing is een onstabiele en tijdelijke ervaring en geeft de ruimte aan<br />

vertrouwdheid door een soort drempelervaring. Na deze drempel wordt verbazing vervangen<br />

door ni<strong>eu</strong>wsgierigheid en onderzoek en vertrouwdheid. Volgens John Onian bestaan er vier<br />

stadia van verbazing naar leren: ten eerste een buitengewone ervaring (visueel of auraal), dan<br />

een consequente fysieke verlamming, daarna een mentale reactie die resulteert in iets dat<br />

geleerd wordt en kan worden gevold door een ni<strong>eu</strong>we actie - wat dan ook het laatste stadium<br />

is. 54<br />

Gunning meent dat er in de zestiende en zeventiende e<strong>eu</strong>w grote perioden van<br />

‘wonder’ waren (verbazing), die na 1870 werd gevolgd door een golf van uitleg en<br />

classificatie. Hij vraagt zich daarom af wat er in de moderniteit geb<strong>eu</strong>rt met de initiële<br />

verbazing voor een ni<strong>eu</strong>we technologie, wanneer de ni<strong>eu</strong>wigheid is verdwenen in het banale<br />

alledaagse. Verbazing wordt opgenomen in actie, dan in gewone actie en uiteindelijk in de<br />

diametrische oppositie van verbazing: automatisme. Dit creëert een wereld van desillusie.<br />

Effecten die miracul<strong>eu</strong>s of wonderlijk leken worden door hun rationele interpretatie banaal en<br />

zelfs het verbazingwekkende wordt gewoon. Dit verklaart volgens Gunning echter nog niet de<br />

moderne alteratie tussen verbazing en vertrouwdheid zoals die bijvoorbeeld bij<br />

wereldtentoonstellingen te zien was. Het contrast tussen Onians cognitieve beschrijving van<br />

individuele verbazing en een sociaal of geschiedkundig concept geeft geen onmiddellijke<br />

verklaring voor de rol van verbazing in moderniteit of de fascinatie met ‘ni<strong>eu</strong>we’<br />

technologie. 55 Verbazing en ni<strong>eu</strong>wsgierigheid zijn universele menselijke eigenschappen en<br />

hun onderzoek geeft inzicht in hun historische manifestatie. Maar hier is niet slechts sprake<br />

van individuele ervaringen maar ook van sociale praktijken in de vorm van mediatie: het<br />

52 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 39.<br />

53 Ibid., 40.<br />

54 Ibid. 41.<br />

55 Ibid., 42.<br />

22


natuurlijke komt binnen op onverwachte manieren. Als historische fenomenen zijn menselijke<br />

ervaringen altijd gevangen in het net van sociale discoursen. Gunning gelooft dat de<br />

ni<strong>eu</strong>wigheid van ni<strong>eu</strong>we technologieën altijd op een bepaalde manier het product is van<br />

discoursen eromheen. Het discours van moderniteit is er niet alleen een van innovatie, maar<br />

precies een van ni<strong>eu</strong>wigheid, omdat het de overdonderende ervaring van het ni<strong>eu</strong>we<br />

maximaliseert. 56<br />

Om de vraag wat het ni<strong>eu</strong>we ni<strong>eu</strong>w maakt te kunnen beantwoorden, gaat Gunning in<br />

op Russisch formalist Sjklovsij, die de functie van de retorica van het ni<strong>eu</strong>we ontdekte. Het<br />

ni<strong>eu</strong>we arriveert volgens Sjklovskij altijd onopgemerkt. Verrassing is aangeleerd, wordt<br />

gevoed en uitgedrukt door discursieve praktijken waarvan de implementatie van het ni<strong>eu</strong>we<br />

voordeel biedt voor iemand. Moderniteit moet volgens hem dan ook worden begrepen als het<br />

leren van verrast worden door bepaalde innovaties, een discours dat waardeert en onze<br />

aandacht stuurt naar zulke veranderingen en de opwinding die zij teweegbrengen. De fase van<br />

gewoonte en automatisme indiceert minder een groei van kennis dan een verlies van<br />

levendige ervaring. Eerder dan kennis is de uitkomst van deze gewenning ons onbewust te<br />

maken van onze ervaring. 57<br />

Gunning vraagt zich af of de afzakking naar onzichtbaarheid van het ni<strong>eu</strong>we van oude<br />

technologieën onomkeerbaar en onweerstaanbaar is. Krijgt technologie ooit iets terug van zijn<br />

originele vreemdheid, wanneer het wordt begrepen? Sjklovskij meent dat dit mogelijk is door<br />

middel van ostranenie, het proces van defamiliarisatie of vreemd maken. Dit gaat echter om<br />

perceptie en niet om kennis. Volgens Gunning is het onmogelijk om te denken dat we<br />

technologie volledig begrijpen door middel van een wetenschappelijke beschrijving van hoe<br />

het werkt. Hier haalt hij Heidegger aan, die meent dat wanneer een voorwerp werkt zoals het<br />

zou moeten doen, we er geen aandacht aan besteden en het lijkt te verdwijnen. Pas als het niet<br />

functioneert vinden we het verdacht. Gunning stelt daarom een meer complexe cyclus voor de<br />

culturele introductie van technologie voor dan Onian dat doet. Gunning meent dat een<br />

discours van verbazing onze aandacht naar ni<strong>eu</strong>we technologie trekt, niet alleen als instrument<br />

maar vooral als spektakel, minder als iets wat een handige taak kan verrichten maar meer als<br />

iets dat ons versteld doet staan op een manier die eerder onmogelijk of magisch leek. Deze<br />

verbazing intrigeert ons en trekt ons aan (attraction), geeft ni<strong>eu</strong>wsgierigheid de ruimte voor<br />

onderzoek en educatie en wordt gewoonlijk voorzichtig gestuurd door sociale discoursen.<br />

Gewenning vermindert onze aandacht voor technologie, maar Sjklovskij en Heidegger menen<br />

56 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 43.<br />

57 Ibid., 44.<br />

23


dat verbazing herni<strong>eu</strong>wd kan worden door middel van respectievelijk ostranenie of het kapot<br />

gaan van een uitrusting die het ons opni<strong>eu</strong>w laat ervaren. 58<br />

Deze stadia relateren dialectisch aan elkaar en noch verrassing noch gewenning komen<br />

voort uit een individuele waarneming van objecten, maar worden getriggerd door<br />

veranderende relaties in de wereld. Gunning wil daarom de term ‘uncanny’ (Sigmund Fr<strong>eu</strong>d<br />

1919; ‘das Unheimliche’, te vertalen als mysteri<strong>eu</strong>s of bovennatuurlijk) introduceren om te<br />

mediëren tussen de extremen van verrassing en automatisme. Laura Mulvey, in Ostranennie.<br />

The Key Debates. 59 , meent dat Fr<strong>eu</strong>ds discussie van het Unheimliche draait om de reactie van<br />

de menselijke geest op bepaalde soorten shocks die voornamelijk plotseling en<br />

onvoorspelbaar zijn. Het Unheimliche wordt dan verondersteld als een verstoring van<br />

normale, continue en gewone ervaringen die veranderen in iets wat vreemd en angstaanjagend<br />

is. Fr<strong>eu</strong>d herhaalt de onmiddellijkheid van een bepaalde ervaring, als een verschuiving in<br />

perceptie die een verlies van controle over eigenwaarde met zich meebrengt. 60 Fr<strong>eu</strong>d<br />

beschrijft in zijn werk een vervreemdende ervaring, een gedefamiliariseerde sensatie. Er is<br />

niet langer sprake van gewoonte in deze situaties. Hier legt Mulvey de link met Sklovskijs<br />

concept van vervreemding. Om de noodzakelijke impact te kunnen verkrijgen, is het voor het<br />

poëtische effect noodzakelijk om de lezer [of kijker] te desoriënteren, weg te halen uit<br />

normale of gewende esthetische verwachtingen en hem achter te laten in een staat van<br />

kwetsbaarheid. 61<br />

Het fenomeen van het Unheimliche bevat minder een ni<strong>eu</strong>we perceptie als wel een<br />

doorslaggevende onzekerheid. Het Unheimliche doordringt de gehele cyclus. Het specifieke<br />

effect van het Unheimliche wordt veroorzaakt door de opkomst van een gevoel van<br />

ongewoonheid in het schijnbaar gewone. Volgens Fr<strong>eu</strong>d signaleert het Unheimliche de<br />

opkomst van onbewust materiaal uit repressie en kan het vele vormen aannemen. Een<br />

Unheimliche ervaring treedt op wanneer infantiele complexen die verdrukt zijn opni<strong>eu</strong>w<br />

herleven door impressies, of wanneer meer primitieve geloven weer bevestigd worden. Dit<br />

doet denken aan de discours van verbazing die de introductie van ni<strong>eu</strong>we technologie<br />

markeert, door hen af te schilderen als magische creaties en elementale wezens. 62<br />

58<br />

Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 45.<br />

59<br />

Annie van den O<strong>ever</strong>, ‘Conversation with Laura Mulvey’ in Annie van den O<strong>ever</strong> ed., Ostranennie. The Key<br />

Debates. Mutations and Appropriations in European Film Studies I (Amsterdam: Amsterdam University Press<br />

2010).<br />

60<br />

Ibid., 4 [eigen nummering].<br />

61<br />

Ibid., 5.<br />

62<br />

Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 47.<br />

24


Ni<strong>eu</strong>we technologieën veroorzaken niet alleen een korte ervaring die gebaseerd is op<br />

onvertrouwdheid – dat kan worden overwonnen door een grotere en meer constante<br />

blootstelling – maar ook een mogelijk minder dramatisch maar langduriger gevoel van het<br />

Unheimliche, een gevoel dat er magische operaties aan het werk zijn die grotere<br />

vertrouwdheid of gewenning kunnen afdekken, maar niet geheel vernietigen. Het<br />

Unheimliche blijft aanwezig. De receptie van technologie laat herbetovering toe door<br />

esthetische defamiliarisatie, het traumatisch aan de oppervlakte komen van verminderde<br />

angsten en bezorgdheden, als wel als de Unheimliche heropkomst van eerdere stadia van<br />

magisch denken. Dit geeft volgens Gunning een relevant model voor een culturele<br />

geschiedenis van de receptie van technologie in de moderne tijd. Niet alle technologie wordt<br />

echter op dezelfde manier ontvangen. Gunning wil zich daarom beperken tot het onderzoeken<br />

van de aspecten van technologieën van reproductie die Unheimliche effecten<br />

teweegbrengen. 63<br />

Bepaalde associaties veroorzaken het technologisch Unheimliche. Uitdagingen van<br />

basiscategorieën van ervaring – zoals de annihilatie van tijd/ruimte door de trein en de<br />

verstoring van aanwezig en afwezig door de telefoon – veroorzaken Unheimliche reacties.<br />

Hetzelfde geldt voor opnametechnologieën die ontologische statussen lijken te veranderen,<br />

zoals film en fotografie. Het Unheimliche aspect van deze technologieën vindt niet simpelweg<br />

plaats in hun blijkbaar miracul<strong>eu</strong>ze overwinnen van de fatale vergetelheid: een diepe<br />

ambivalentie markeert deze manieren van reproductie. Elk l<strong>ever</strong>t namelijk een Unheimlich<br />

voorproefje van de dood. Over fotografie: ‘The proclaimed technological defense against<br />

death became death’s image’. 64 Barthes schreef over film dat een deel van de connectie die<br />

fotografie met de dood heeft afstamt van zijn uitgestelde temporaliteit: ‘it is death in the<br />

future that still photographs convey’. 65 Bewegende beelden lijken animatie op te roepen en<br />

daarmee een categorische verwarring van leven en dood. Deze asymtotische benadering van<br />

de reproductie van leven produceert het effect van het Unheimliche en het fantasmatische. De<br />

opname van geluid en beeld deelt eenzelfde ambivalentie in het aanzien van de dood. 66<br />

Francis Barrauds schilderij His Master’s Voice geeft volgens Gunning nog een<br />

illustratie van Onians natuurlijke geschiedenis van verrassing. Verbazing is een natuurlijke<br />

reactie op een onnatuurlijk object. De verbijstering van de hond die is afgebeeld op het<br />

schilderij en zijn onwetendheid over technologie fungeert als een contrast met onze groeiende<br />

63 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 47.<br />

64 Ibid., 48.<br />

65 Ibid., 49.<br />

66 Ibid.<br />

25


vertrouwdheid met deze tweede natuur. De originele afbeelding van His Master’s Voice is<br />

beroemd gemaakt als advertentie en trademark, een discours om consumenten zich te kunnen<br />

laten oriënteren op de phonograph door het tegelijkertijd oproepen en ontkennen van een<br />

primaire verbijstering. Daarnaast bezit dit beeld van een meester-slaaf-discours een<br />

Unheimliche dimensie. Barraud bedoelde zijn schilderij als memorial image: the canine<br />

uncanny. Het ultieme Unheimliche van moderne technologieën van reproductie ligt in de<br />

beneveling van de grens tussen leven en dood en de lijn tussen leven en niet-leven. Deze<br />

triomf van een eindeloze stroom van discourse klinkt als een basisdefinitie van<br />

postmoderniteit volgens Gunning. Hij gelooft namelijk dat technologieën en culturele<br />

discoursen interpenetreren: discoursen vormen hoe we technologieën ontvangen en gebruiken,<br />

terwijl technologieën niet alleen functioneren als handige gereedschappen maar ook onze<br />

ervaring van tijd, ruimte, en mens filteren door middel van onze kunst, dromen en fantasieën.<br />

Volgens Gunning zijn er daarom veel overeenkomsten te vinden tussen pre- en<br />

postmodernisme. 67<br />

Het vragen naar het verenigd object is een van de pijlers van het postmodernisme<br />

volgens Gunning. Dit thema kwam echter voor het eerst voor in de periode 1871-begin<br />

twintigste e<strong>eu</strong>w (Rimbaud, Fr<strong>eu</strong>d). Fr<strong>eu</strong>ds scheiding tussen bewust en onbewust geeft ruimte<br />

aan speculatie over de natuur van het subject, Rimbauds ‘I am an other’ geeft het motief voor<br />

esthetische praktijken die zowel bedwinging als tevredenheid uitdagen. Het is de avantgarde<br />

traditie die het meest samenhangend de vraag van technologie vanuit het gezichtspunt van het<br />

Unheimliche en defamiliarisatie aan de orde stelt. Dit is niet slechts een aangelegenheid van<br />

een trage relatie tussen esthetische techniek en technologie als thema, maar een wederzijdse<br />

beïnvloeding. 68<br />

Levin, in een essay over Adorno’s appreciatie van de phonograph, liet volgens<br />

Gunning zien dat een inscriptie van geluid andere esthetische mogelijkheden in zich droeg<br />

dan de onmiddellijke gelijkenis met de werkelijkheid die fotografie en film brachten. Zonder<br />

films illusie van een onmiddellijke realiteit te brengen, bood de phonograph record ‘the last<br />

remaining universal language since the construction of the tower [Babel]’ (Walter<br />

Benjamin). 69 Het is de transcriptie van geluid, eerder dan de truc van de reproductie van de<br />

stem, die Adorno fascineerde. Hij zag de plaat als voorbode van de Apocalyps, bedreigd door<br />

67 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 50.<br />

68 Ibid., 52.<br />

69 Ibid., 54.<br />

26


technologie, met het potentieel om de wereld van de tweede natuur te vernietigen door zijn<br />

eigen middelen:<br />

‘What may be announcing itself here, how<strong>ever</strong>, is the shock at the transfiguration of all truth<br />

of artworks that iridescently discloses itself in the catastrophic technological progress.<br />

Ultimately the phonograph records are not artworks but black seals on the missives that are<br />

rushing towards us from all sides in the traffic with technology; missives whose formulations<br />

capture the sounds of creation, the first and last sounds, judgment upon life and message<br />

about that which may come thereafter.’ 70<br />

In Adorno vinden we volgens Gunning de meest gesofisticeerde en enigmatische formulering<br />

van het Unheimliche aspect van technologie. De shock van verbazing getransformeerd in de<br />

nog steeds gesloten boodschap van de toekomst. Opgenomen geluid overstemt of impliceert<br />

eerste en laatste dingen, en echoot vanuit het hiernamaals. Zo’n opvatting verbrijzelt het<br />

kitsche imago van His Master’s Voice met een dieper gevoel van catastrofe waarin wij allen<br />

geïmpliceerd zijn. De technologische ambitie om de mysteries van de natuur open te breken<br />

produceert niet alleen kennis, maar een fundamentele transformatie van de mens en van<br />

representatie en roept glimpen van een ‘brave new world’ op, verder dan Barrauds schilderij<br />

dat deed. 71<br />

Een deel van de verbazing komt niet alleen voort uit onvertrouwdheid, een ervaring<br />

die gemakkelijk overwonnen kan worden, maar van de profetische natuur van ni<strong>eu</strong>we<br />

technologieën, hun aanspreken van een eerder onvoorstelbare toekomst. Elke ni<strong>eu</strong>we<br />

technologie heeft een utopische dimensie die een toekomst bedenkt die radicaal wordt<br />

getransformeerd door de implicaties van het voorwerp of de praktijk waar het om gaat. Het<br />

‘inzinken’ van technologie in een geconcretiseerde tweede natuur indiceert de relatieve<br />

mislukking van de transformatie, het ervan inpassen in de gevestigde ordes van macht en<br />

exploitatie. Hierin ligt de waarde van de culturele archeologie van technologie volgens<br />

Gunning: het opni<strong>eu</strong>w voelen van de ni<strong>eu</strong>wigheid van oude technieken. Deze bedachte<br />

toekomst, catastrofisch of utopisch of beide, kan nooit volledig verdwijnen – alleen tot op<br />

zekere hoogte worden vergeten in een wereld waar het opnemen van het kortstondige een<br />

obsessie is geworden. Zelfs midden in vertrouwdheid, in de praktijk van het alledaagse leven,<br />

worden kloven geopend en verschijnt de vergeten toekomst opni<strong>eu</strong>w, met een Unheimlich<br />

effect. 72<br />

Deze conclusie van Gunnings essay sluit erg goed aan bij waar de kijker in Watchmen<br />

mee wordt geconfronteerd, wanneer we de laatste zin van de vorige alinea letterlijk nemen.<br />

70 Adorno, “Form of the Phonograph Record,” 61, geciteerd in Tom Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 54.<br />

71 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 55.<br />

72 Ibid., 56.<br />

27


Omdat de film (en de graphic novel) zich immers in (een andere versie van) de jaren tachtig<br />

afspeelt, ‘verschijnt de vergeten toekomst opni<strong>eu</strong>w’. We zien, als kijker, geen wereld die<br />

totaal onherkenbaar is, maar een wereld vol verwijzingen en herinneringen aan een voorbij<br />

decennium en vooral ‘herinneringen’ die net niet helemaal kloppen – door het effect wat het<br />

bestaan van superhelden in de echte wereld met zich mee brengt. Dit is voornamelijk goed<br />

voelbaar bij de door Zach Snyder toegevoegde introductiesequentie van de film, die een<br />

gevoel opwekt dat zeker als Unheimliche beschreven kan worden. Daar in deze sequentie ook<br />

duidelijk sprake is van het proberen te evenaren en verbeteren van het lezen van een<br />

stripverhaal, zal ik deze sequentie behandelen in mijn volgende hoofdstuk, waarbij ik de<br />

nadruk zal leggen op momenten die duidelijk naar een comic-evenbeeld zijn geremedieerd of<br />

waar duidelijk sprake is van een poging tot verbeteren van de comic-ervaring door een meer<br />

directe ervaring te geven en waarin we duidelijk hypermediatie kunnen vinden.<br />

28


HO HOOFDSTUK HO<br />

OFDSTUK 2 2 - Momentanalyses<br />

Momentanalyses<br />

‘Even as “Watchmen” adheres to superhero formulas, it is dismantling many traditions of the<br />

medium.’<br />

2.1 2.1 Watchmen Watchmen Watchmen Watchmen<br />

- Dave Itzkoff, The New York Times, 30 januari 2009<br />

In zijn artikel ‘Deconstructing the Hero’ (in Jeff McLaughlin ed., Comics as Philosophy<br />

(Jackson: University Press of Mississippi 2005) 100-129) toont Iain Thomson aan dat de,<br />

tussen 1986 en 1987 uitgebrachte, graphic novel Watchmen (Alan Moore en Dave Gibbons)<br />

als hét postmoderne comic book moet worden gezien waarmee het stripgenre volwassen<br />

werd. 73 Een element hiervan is het omgaan met de held zelf. In Watchmen worden helden zo<br />

ontwikkeld dat het eigenlijke idee van de held wordt gedeconstrueerd. Binnen het comic, of<br />

graphic novel, genre bestaan hiervan meer voorbeelden, waarbij Frank Millers Sin City-serie<br />

en zijn Batman: The Dark Knight Returns als erg invloedrijk gezien worden. In deze werken,<br />

die stammen uit de late jaren tachtig en begin jaren negentig, is de held niet langer los van<br />

morele vragen over goed en kwaad en maakt hij niet langer automatisch de juiste k<strong>eu</strong>ze om de<br />

wereld te redden. Watchmen speelt zich af in een alternatieve werkelijkheid die sterk lijkt op<br />

de contemporaine wereld in de jaren tachtig, met als groot verschil de aanwezigheid van<br />

superhelden. Het punt waar de divergentie tussen de jaren tachtig zoals wij die kennen en de<br />

jaren tachtig uit de comic ontstaat is het jaar 1938. Het bestaan van superhelden in deze versie<br />

van Amerika heeft dramatische effecten tot gevolg gehad en heeft een andere uitkomst<br />

gegeven aan geb<strong>eu</strong>rtenissen als de Vietnamoorlog en het presidentschap van Richard Nixon.<br />

Daar Watchmen zich erg realistisch presenteert, is er slechts één tussen alle ‘superhelden’ die<br />

daadwerkelijk bovenmenselijke krachten bezig: Dr. Manhattan. Het bestaan van dr.<br />

Manhattan heeft de Verenigde Staten een strategisch voordeel bezorgd boven de Sovjet Unie,<br />

waardoor de spanning tussen deze twee naties verder is opgelopen. Uiteindelijk werden de<br />

superhelden onpopulair bij zowel politie als burgers, wat leidde tot de Keene-act in 1977, die<br />

hen buiten de wet stelde. Hierna hielden veel van de zogenaamde Minutemen ermee op,<br />

gingen dr. Manhattan en de Comedian aan de slag voor Nixon en bleef Rorschach buiten de<br />

wet opereren. Naast het plaatsen van superhelden in de realiteit, is Watchmen vooral zo<br />

bijzonder door de personages, die gedurende de hoofdstukken meer en meer gewoon mensen<br />

73 Iain Thomson, ‘Deconstructing the Hero’ in Jeff McLaughlin ed., Comics as Philosophy (Jackson: University<br />

Press of Mississippi 2005) 100-129.<br />

29


zijn met problemen, dilemma’s en relaties als iedereen. Samen met Frank Millers Batman:<br />

The Dark Knight Returns (1986) en Art Spiegelmans Maus (1986) markeerde Watchmen een<br />

punt in de jaren tachtig waarin zowel de term graphic novel, als het concept van graphic<br />

novels bij het grote publiek werd gevestigd. Deze, en andere werken, werden veelvuldig<br />

gerecenseerd in kranten en magazines, zelfs zoveel dat de kop ‘Comics aren’t just for kids<br />

anymore’ door velen als mainstream perscliché gezien werd. 74 Cliché of niet, de overvloedige<br />

berichtgeving heeft vrijwel zeker een rol gespeeld bij sterk groeiende verkoopcijfers en heeft<br />

de term graphic novel voor eens en altijd bij een groter publiek bekend gemaakt.<br />

Om het moment dat ik gekozen heb voor mijn analyse beter in te kunnen passen in<br />

Watchmens narratief zal ik op deze plek een korte weergave geven van het plot. In oktober<br />

1985 onderzoekt de politie de moord op Edward Blake. Daar zij geen aanwijzigen vinden,<br />

gaat Rorschach verder met zoeken en ontdekt hij dat Blake de Comedian was. Hierop meent<br />

Rorschach een plot tegen zijn gepensioneerde mede-superhelden te hebben gevonden, en<br />

waarschuwt hen: Dan Dreiberg (Nite Owl II), dr. Manhattan (Jon Osterman) en Laurie<br />

Juspeczyk (Silk Spectre II) en Adrian Veidt (Ozymandias). Na Blakes begrafenis wordt dr.<br />

Manhatten op televisie beschuldigd van het veroorzaken van kanker bij vrienden en collega’s.<br />

Als de regering van de Verenigde Staten deze beschuldigingen seri<strong>eu</strong>s neemt, verbant dr.<br />

Manhattan zichzelf naar Mars. Hierdoor laat hij Amerika in verwarring achter, met de Sovjet<br />

Unie die Aghanistan binnenvalt om te profiteren van de vermeende Amerikaanse zwakte.<br />

Rorschachs paranoïde verdenkingen worden sterker wanneer Adrian Veidt op het nippertje<br />

een poging tot moord overleefd en Rorschach zelf in de val wordt gelokt met een<br />

beschuldiging dat hij Moloch zou hebben vermoord, een van zijn voormalig tegenstanders.<br />

Nadat dr. Manhattan naar Mars is vertrokken, groeien Juspeczyk en Dreiberg dichter naar<br />

elkaar toe naarmate zij hun superheldenwerk weer oppakken. Wanneer Dreiberg aspecten van<br />

Rorschachs samenzweringstheorie gaat geloven, bevrijdden Juspeczyk en Dreiberg hem uit de<br />

gevangenis. Dr. Manhattan kijkt op Mars terug op zijn persoonlijke geschiedenis en plaatst<br />

dan zijn eventuele invloed met menselijke geb<strong>eu</strong>rtenissen in Juspeczyks handen, door haar<br />

naar Mars te teleporteren. Tijdens het gesprek wat hier plaatsvindt, wordt ze gedwongen zich<br />

te herinneren dat Blake, die haar moeder ooit probeerde te verkrachten, haar biologische vader<br />

is. Deze ontdekking, die de complexiteit van menselijke emoties en relaties reflecteert, geeft<br />

dr. Manhattan zijn interesse in de menselijkheid terug.<br />

74 J.M. DeMatteis in ‘Caught in The Nexus: J.M. DeMatteis’ in The Nexus, 9 februari 2005.<br />

30


Op aarde ontdekken Nite Owl en Rorschach steeds meer over de dood van de Comedian en de<br />

beschuldigingen die dr. Manhattan naar Mars dreven. Ze ontdekken bewijs dat Adrian Veidt<br />

achter het plan zit. Rorschach schrijft over zijn verdenkingen in zijn dagboek en stuurt het op<br />

naar de New Frontiersman, een kleine, rechtse krant in New York. Het duo gaat dan naar<br />

Veidts toevluchtsoort op Antarctica om hem te confronteren. Veidt legt uit dat zijn<br />

onderliggende plan inhoudt dat hij de menselijkheid wil redden van de op de loer liggende<br />

atoomoorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet Unie, door een buitenaardse invasie te<br />

creëren in New York, die voor veel slachtoffers zal zorgen. Hij hoopt dat dit de mensen zal<br />

doen laten verenigen tegen een gezamenlijke vijand, zodat een onderlingen atoomoorlog van<br />

de baan wordt geschoven. Ook geeft hij toe de Comedian te hebben vermoord, achter de<br />

beschuldigingen op dr. Manhtattan en Rorschach zat en de aanslag op zijn eigen leven in<br />

scène had gezet om zichzelf buiten verdenkingen te plaatsen. Dit alles om te voorkomen dat<br />

zijn plan werd ontrafeld. Dreiberg en Rorschach vinden deze logica harteloos en<br />

weerzinwekkend en doen alles om Veidt te stoppen, om er dan achter te komen dat zijn plan<br />

al in werking is gezet. Wanneer dr. Manhattan en Juspeczyk terugkeren op aarde, worden zij<br />

geconfronteerd met een massale vernietiging en vele doden in New York. Dr. Manhattan<br />

merkt dat zijn krachten verminderen door de aanwezigheid van tachyonen vanuit Antarctica,<br />

en ze teleporteren daarheen. Ook zij ontdekken Veidts betrokkenheid en confronteren hem.<br />

Veidt laat iedereen ni<strong>eu</strong>wsuitzendingen zien die bevestigen dat de globale vijandigheid plaats<br />

heeft gemaakt voor een samenwerking tegen een ni<strong>eu</strong>we dreiging. Dit leidt ervoor dat bijna<br />

iedereen het met Veidt eens wordt dat het in het belang van de wereld is dat zijn plan niet naar<br />

buiten komt. Rorschach weigert een compromis te sluiten en is vastbesloten het ni<strong>eu</strong>ws<br />

wereldkundig te maken. Onderweg terug wordt hij tegengehouden door dr. Manhattan.<br />

Rorschach vertelt hem dat de enige manier om hem te stoppen is, hem te vermoorden.<br />

Manhattan laat hem verdampen. Manhattan vindt Veidt, die hem vraagt of hij vindt of hij<br />

uiteindelijk het goede heeft gedaan. Manhattan reageert met ‘Nothing <strong>ever</strong> <strong>ends</strong>’, voor hij de<br />

aarde verlaat. Dreiberg en Juspeczyc nemen ni<strong>eu</strong>we identiteiten aan en gaan verder met hun<br />

relatie.<br />

Terug in New York, klaagt de hoofdredact<strong>eu</strong>r van New Frontiersman over het rustige<br />

politieke klimaat en vraagt zijn assistent om een onderwerp voor een artikel te zoeken in de<br />

‘crank file’, een verzameling van afgewezen ingestuurde onderwerpen voor de krant. De<br />

novel eindigt met de assistent die zijn hand uitstrekt naar de stapel, waar Rorschachs dagboek<br />

bovenop ligt.<br />

31


2.2 2.2 Moment Momentbeschrijving<br />

Moment beschrijving<br />

Voor de analyse van de remediatie van graphic novel naar film, heb ik een moment<br />

uitgekozen dat niet in de novel terug te vinden is. Het gaat om een door regiss<strong>eu</strong>r Zach Snyder<br />

toegevoegde introducerende titelsequentie, na de openingssequentie van de film waarin de<br />

Comedian wordt vermoord. Deze openingssequentie volgt precies de lijn van het boek, door<br />

de kijker (evenals bij het boek de lezer) met het verhaal van Watchmen te introduceren met de<br />

dood van de Comedian. Het enige verschil is dat de novel deze geb<strong>eu</strong>rtenis niet direct laat<br />

zien, maar het politieonderzoek laat volgen op regels uit Rorschachs dagboek, waar de film de<br />

moord op de Comedian wel direct in beeld brengt. Snyders extra sequentie volgt hier in de<br />

film meteen na, en is een voor de kijker vrij noodzakelijke toevoeging, daar alle personages<br />

en problematiek van Watchmen snel en op een stripwaardige manier worden geïntroduceerd.<br />

Niet alleen is het voor de kijker zonder achtergrondkennis hierdoor beter mogelijk de film te<br />

begrijpen of te plaatsen, omdat niet alles uit de novel in de film is geplaatst, ook is het een<br />

sequentie die qua stijl misschien wel de beste toevoeging in de film is. Met dit fragment zal ik<br />

mijn beschrijving dan ook starten.<br />

In deze voor film toegevoegde introductiescène, die 5 minuten en 40 seconden duurt,<br />

wordt er veel gebruik gemaakt van slow motion en verstillen van beeld, om zo een<br />

stripachtige kijkervaring te creëren. Deze vertragingen en verstillingen van het beeld vinden<br />

voornamelijk plaats op de hoogtepunten van de sequenties, om zo met nadruk aan te kunnen<br />

geven wat belangrijk is voor de kijker. De scène begint met de overbekende smiley, waar<br />

steeds verder op wordt ingezoomd, tot we ‘door’ het oog gaan en Bob Dylans The Times They<br />

Are A-Changin’ van start gaat. Dan zien we een eerste verstild beeld dat langzaam overgaat in<br />

een slow motion beeld, waar één van de Minutemen (voorlopers van de Watchmen), een<br />

cliché uitgedoste bankovervaller in de kraag vat (zie afbeelding 1 in de bijlage).<br />

Boven in het beeld verschijnen de, in Watchmenfont weergegeven, credits voor<br />

Warner Bros. en Paramount Pictures. Nadat het pistool van de overvaller, ook in slow motion,<br />

is afgegaan, verschijnen ook de credits voor Legendary Pictures. Dan wordt het beeld<br />

langzaam zwart door middel van een fade out, om vervolgens met een fade in over te gaan op<br />

Silk Spectre die wordt omringd door politieagenten en poseert voor een foto. Na meer credits<br />

wordt ook dit beeld langzaam donker en gaat over op de Comedian, die heel stripverantwoord<br />

met door hem zojuist gevangen en in streepjeskleding en het bekende masker voor de ogen<br />

gestoken overvaller voor een foto poseert. Na vermelding van Zach Snyder onderin het beeld<br />

wordt ook hier weer overgegaan op een donker beeld, dat hierna plaatsmaakt voor de<br />

32


Minutemen die samen poseren voor een foto, met een grote banier met Minutemen op de<br />

achtergrond. De filmtitel verschijnt hierover in beeld. Weer wordt het beeld zwart en<br />

verschijnt vervolgens een vliegtuig, waar onder de vl<strong>eu</strong>gel de eerste act<strong>eu</strong>rscredits in beeld<br />

komen, die meebewegen met de beweging die het vliegtuig maakt. Op het vliegtuig staat een<br />

afbeelding van Silk Spectre. Na weer een fade verschijnt een krant in beeld waarop ‘Japan<br />

Surrenders’ staat. De camera pant naar links en zoomt langzaam uit, waardoor we een ander<br />

lid van de Minutemen, Silhouette, zien, veel blije mensen en slingers. Silhouette zoent een<br />

andere vrouw en wordt gefotografeerd, waarna het beeld weer donker wordt. Dan zien we<br />

Captain Metropolis bewusteloos tegen een gordijn aanzitten en gefotografeerd worden.<br />

Na weer een fade out zien we een zwangere Silk Spectre in een Laatste<br />

Avondmaalopzetting in het midden van haar collega’s achter een tafel (afbeelding 2). Op de<br />

achtergrond hangt een spandoek waarop ‘Happy Retirement Sally’ staat. Ook hier wordt<br />

gebruik gemaakt van slow motion en zijn er weer de fotografen die het einde van de sequentie<br />

inluiden, voor het beeld weer zwart wordt. Hierna zien we Mothman met geweld een<br />

ouderwetse ambulance in gesleept worden. Omdat alle stukjes over personages altijd worden<br />

beëindigd met fotografen en een fade naar zwart beeld, zal ik dat vanaf nu niet meer noemen.<br />

Het volgende beeld zoomt langzaam uit op een bed waarop de vermoordde Silhouette<br />

en een vriendin liggen, een beeld dat wordt opgelicht door het maken van een foto. De tekst<br />

‘lesbian whores’ staat in bloed geschreven boven het bed. Daarna zien we weer een<br />

krantenkop, ‘Russ have a-bomb’, waar op dezelfde manier als bij de eerdere krant vandaan<br />

wordt gepant en gezoomd. Een heel jonge Rorschach wordt door zijn haar geaaid door een<br />

man die net bij zijn moeder vandaan komt. De man met de krant wacht tot hij naar binnen<br />

kan. Dan zien we dr. Manhattan president Kennedy de hand schudden, omringt door pers en<br />

beveiliging. In het volgende shot wordt in een nabootsing van een beruchte geb<strong>eu</strong>rtenis,<br />

Kennedy in slow motion neergeschoten. De camera beweegt mee met de auto die doorrijdt, en<br />

pant dan naar rechts, waar we de Comedian met een geweer zien zitten. Vervolgens zien we<br />

een vrouw en een man ruzie maken. Een meisje kijkt toe. Door de uitzoomende<br />

camerabeweging en een pan naar links zien we het kostuum van Silk Spectre. Hierdoor wordt<br />

duidelijk wie de ruziënde vrouw is. De camera beweegt verder naar links en vestigt de<br />

aandacht van de kijker op een televisie, waarop het beroemde beeld te zien is van de monnik<br />

die zichzelf in brand heeft gestoken; ‘Vietnam war escalates’. In het volgende shot zien we<br />

twee vastgebonden mannen op de grond zitten, die door een agent met een zaklamp worden<br />

beschenen. De camera zoomt in en tilt vervolgens naar beneden, om een briefje te laten zien<br />

met tekens die doen denken aan de psychologische Rorschachtest. Vervolgens zien we in<br />

33


Moskou Nikita Chroesjtsjov met Fidel Castro kijken naar overvliegende straaljagers (jaren<br />

zestig). Dan is er een beeld waar links soldaten staan met geweren, tegenover rechts een<br />

demonstratie tegen Nixon. Een hippiemeisje stopt een bloem in de loop van het geweer, waar<br />

steeds meer op wordt ingezoomd. Als alle geweren afgaan zien we de bloemblaadjes vallen.<br />

Vervolgens laat Andy Warhol zijn beeltenis van Nite Owl zien tijdens wat de opening<br />

van een tentoonstelling lijkt (afbeelding 3). Wanneer de camera uitzoomt zien we steeds meer<br />

pers en zien we dat Warhol over zijn schilderij vertelt voor een camera. Dan zien we Neil<br />

Armstrong op de maan (1969), wanneer hij zich omdraait verschijnt er een blauw figuur in de<br />

spiegeling van zijn helm. Wanneer de camera hierop inzoomt zien we dat het dr. Manhattan<br />

is. Hierna zien we Ozymandias voor Studio 54 staan.<br />

Dan is het tijd voor de Watchmen-groepsfoto, waarop de Comedian, Silk Spectre, dr.<br />

Manhattan, Ozymandias, Nite Owl en Rorschach staan (afbeelding 4). Hierna zoomt de<br />

camera uit vanaf een televisiescherm waarop staat ‘Nixon elected for third term’. Deze<br />

televisie blijkt in een etalage te staan, wanneer de camera genoeg afstand heeft genomen zien<br />

we rechts van het Nixon-scherm een televisie waarop wetenschappers de Doomsdayklok<br />

verder vooruit zetten, en links ervan schermen waarop staat ‘Vigilantes outlawed’. De camera<br />

zoomt nog verder uit en we zien iemand ‘Who watches the watchmen’ op de etalageruit<br />

spuiten, omringt door een protesterende menigte. Wanneer dan een demonstrant een<br />

molotovcocktail door de ruit gooit, is de film begonnen.<br />

2.3 2.3 Mediale vergelijking en en - analyse<br />

analyse<br />

Een mediale vergelijking gaat bij de door mij gekozen titelsequentie niet zo direct op als bij<br />

een willek<strong>eu</strong>rige andere scène die wel direct geadapteerd is naar film. Toch zijn er in deze<br />

scène veel cinematografische en picturale technieken gebruikt om de kijker een stripachtige<br />

kijkervaring mee te kunnen geven en zijn bepaalde panels uit de strip opgenomen. De<br />

filmversie van Watchmen presenteert zichzelf op deze manier als een ni<strong>eu</strong>we vorm of een<br />

verbeterde versie van de graphic novel, zoals alle ‘ni<strong>eu</strong>we’ media dit, volgens Bolter en<br />

Grusin, proberen te doen. Het gebruik van slow motion en verstilling is een goed voorbeeld<br />

van het creëren van een stripachtige ervaring. Door de camera langzaam te laten in- of<br />

uitzoomen of bewegen, krijgt de kijker, net als de lezer bij het lezen van de graphic novel,<br />

langer de kans om alle details in zich op te nemen. Daarnaast wordt er in deze scène getracht<br />

een panel-achtige weergave van de geb<strong>eu</strong>rtenissen te tonen, binnen shots door langzaam met<br />

de camera te bewegen, waardoor je je goed kunt voorstellen dat dezelfde informatie in het<br />

34


stripmedium in elkaar opvolgende panels zou worden getoond, en binnen de gehele scène<br />

door gebruik te maken van de in de vorige paragraaf genoemde montagetechniek fade in en<br />

fade out. Het kl<strong>eu</strong>rgebruik in deze titelsequentie, en de gehele film, is fel van kl<strong>eu</strong>r en donker<br />

qua sfeer tegelijkertijd. Daarnaast worden shots in deze sequentie bijna allemaal pas geheel<br />

belicht vlak voor het shot wordt beëindigd door een fade out, waardoor je als kijker voldoende<br />

tijd krijgt om alle details in je op te kunnen nemen, net als in de strip, terwijl de overmatige<br />

belichting aan het einde (door de fotografen) maakt dat het belangrijkste aspect van shot, de<br />

hoogtepunt van de actie, net als in de strip wordt verstild. Hier zal ik enkele voorbeelden<br />

geven van stills uit de film en de panels uit de strip waarnaar gerefereerd wordt uit de graphic<br />

novel, teneinde een goed beeld te krijgen van de nauwk<strong>eu</strong>rige manier waarop Snyder te werk<br />

is gegaan.. Zo is er het shot van de smiley, waar de novel mee begint, dat herkenbaar<br />

geremedieerd is naar film (afbeelding 5 – links comic, rechts film). Daarnaast is ook het<br />

portret van de Watchmen, zoals in afbeelding 4 weergegeven, in de strip terug te vinden. Dan<br />

gaat het alleen om Rorschach die het portret vindt (afbeelding 6). Afbeelding 8 laat de<br />

omgezette versie van afbeelding 7 zien, waarbij duidelijk te zien is dat dezelfde kadrering is<br />

aangehouden, dezelfde positionering van de jonge Rorschach in de gang, en hetzelfde<br />

perspectief van de gang met de d<strong>eu</strong>r op de achtergrond.<br />

Wanneer we nu Bolter en Grusins remediatie – de manier waarop ni<strong>eu</strong>we media<br />

eerdere mediavormen een ni<strong>eu</strong>we vorm geven – toepassen, wordt duidelijk dat er in de<br />

introductiesequentie absoluut sprake is van hypermediatie – de gewaarwording van het<br />

ni<strong>eu</strong>we medium. Deze hypermediatie hangt uiteraard ook in dit voorbeeld direct samen met<br />

transparante onmiddellijkheid, daar de film ons als kijker nu eenmaal een meer authentieke of<br />

onmiddellijke ervaring van (het verhaal van) Watchmen wil brengen. Deze dubbele logica kan<br />

volgens Bolter en Grusin op drie verschillende manieren plaatsvinden, waarvan de eerste<br />

manier de mediatie van mediatie is. Hiermee bedoelen zij dat media continu commentaar op<br />

elkaar l<strong>ever</strong>en, elkaar reproduceren en elkaars plek in nemen. Dit komt omdat zij elkaar nodig<br />

hebben om als media te kunnen functioneren. Bij Watchmen zien we dat de graphic novel<br />

filmische technieken reproduceerde om narratologische handelingen zo goed mogelijk weer te<br />

kunnen geven. Andersom becommentarieert de film de novel op zijn b<strong>eu</strong>rt weer, alleen al<br />

door een meer directe ervaring van Watchmen bij het publiek te bepleiten. Film en comic zijn<br />

in dit geval dus onlosmakelijk met elkaar verbonden en hebben elkaar nodig (gehad) om<br />

zichzelf te kunnen manifesteren.<br />

Volgens Bolter en Grusin eigent een medium zich ook de technieken, vormen en<br />

sociale significantie toe van hetgeen wat hij remedieert, en probeert het medium deze te laten<br />

35


herleven of een ni<strong>eu</strong>we vorm te geven in naam van de werkelijkheid. 75 Alle mediaties zijn<br />

immers echt als artefacten in onze zeer gemedieerde cultuur (het tweede punt van de dubbele<br />

logica van remediatie volgens Bolter en Grusin). Juist doordat regiss<strong>eu</strong>r Snyder<br />

striptechnieken – technieken van een eerdere mediavorm - gebruikt in zijn film, brengt hij ons<br />

niet alleen een meer authentieke of directere ervaring, maar wordt het voor de kijker erg<br />

duidelijk dat de film hierdoor poogt zich de vormen en sociale significantie van de graphic<br />

novel toe te eigenen en te laten herleven. De sociale significantie van de novel is, zoals eerder<br />

aangegeven, erg groot geweest door de grote invloed die het heeft gehad op de ontwikkeling<br />

van meer ‘volwassen’ comics en het introduceren van het concept graphic novel bij het grote<br />

publiek. Daar een adaptatie naar film niet alleen aan deze hoge verwachtingen moet voldoen,<br />

maar zelfs overtreffen – door door middel van het rehabiliteren van het andere, ‘oude’<br />

medium een meer onmiddellijke ervaring aan de kijker te bieden en tegelijkertijd het<br />

geremedieerde medium in ere te houden, is het niet vreemd dat zoveel regiss<strong>eu</strong>rs van de<br />

verfilming afzagen. Het derde punt in de dubbele logica van remediatie is immers remediatie<br />

als hervorming. Mediaties zijn volgens Bolter en Grusin zowel in zichzelf echt als mediaties<br />

van de werkelijkheid. 76 Hierdoor kan remediatie worden begrepen als een proces van het<br />

hervormen van deze werkelijkheid. Door de graphic novel te verfilmen is er sprake van een<br />

hervorming van de mediatie van de werkelijkheid die de novel ons bracht en daarmee een<br />

hervorming van de sociale significantie van Watchmen in beide mediale vormen.<br />

Als we remediatie, evenals Rajewsky dat doet, zien als een bepaald soort van<br />

intermediale relatie, kunnen we Watchmen inpassen in haar drie individuele subcategorieën<br />

van intermedialiteit (mediale transpositie, mediacombinatie en intermediale verwijzingen).<br />

Zoals aangegeven in hoofdstuk 1, kan een mediale configuratie gemakkelijk voldoen aan<br />

meerdere subcategorieën. Zo ook Watchmen. Daar het een adaptatie betreft van een graphic<br />

novel, is de film te zien als een mediale transpositie. De originele tekst vormt de bron voor de<br />

film als het ni<strong>eu</strong>w gevormde mediaproduct, waarvan de formatie gebaseerd is op een<br />

mediumspecifiek transformatieproces. Daarnaast is Watchmen uitstekend te zien als<br />

mediacombinatie, alleen al omdat film an sich een overduidelijk medium is dat andere<br />

mediale uitingsvormen combineert tot een onafhankelijk genre dat juist l<strong>eu</strong>nt op zijn<br />

plurimediale grondslag. Daarnaast verwijst Watchmen ook (terug) naar het originele werk.<br />

Zoals Rajewsky aangeeft, kan de kijker de originele tekst ontvangen in zijn verschil of<br />

overeenkomst met de film. Deze ontvangst verschijnt niet alleen op basis van eerder opgedane<br />

75 Bolter en Grusin, Remediation, 65.<br />

76 Ibid., 55-56.<br />

36


kennis of de culturele achtergrond van de kijker, maar verschijnt juist op basis van de eigen<br />

specifieke constitutie van de film. 77 Eerder dan het combineren van verschillende vormen en<br />

media-uitingen, thematiseert, evoceert of imiteert het gegeven mediaproduct, Watchmen,<br />

elementen of structuren van een ander, conventioneel gescheiden medium, door het gebruik<br />

van zijn eigen mediumspecifieke eigenschappen. 78 Watchmen refereert aan de graphic novel<br />

door zijn filmische imitatie van structuren uit het stripmedium en constitueert zichzelf op deze<br />

manier in relatie tot zijn bronmateriaal.<br />

Rajewksy meent in haar essay dat er grote verschillen zijn tussen bijvoorbeeld een<br />

film die gebruik maakt van digitale technologie en een schilderij dat een fotografische<br />

kwaliteit imiteert. Bij het schilderij, wat zij ziet als een intermediale verwijzing met een sterk<br />

metamediale functie en interessante implicaties voor de verwijzende functie van het artefact,<br />

verschijnt het verschil tussen de media op een manier die significant verschilt van een film die<br />

gebruik maakt van digitale technologie (een voorbeeld van mediacombinatie). De illusie van,<br />

in dit geval, schilderkwaliteiten wordt bereikt door intermediaal refereren en niet, zoals bij de<br />

in haar voorbeeld aangehaalde film, door een combinatie van verschillende mediale<br />

uitingsvormen die elk aanwezig zijn in hun eigen materialiteit. Dit punt van Rajewsky is<br />

interessant omdat, in het geval van Watchmen, er wellicht sprake is van een tussenvorm. In<br />

Watchmen is er niet alleen sprake van een film die gebruik maakt van digitale technologie,<br />

maar van een film die van deze technieken gebruik maakt juist om een kwaliteit van een ander<br />

medium te imiteren. Er is sprake van intermediaal refereren juist dóór de combinatie van<br />

verschillende mediale uitingsvormen. Rajewsky meent in haar essay echter ook dat elk begrip<br />

van intermedialiteit als categorie voor de concrete analyse van een gegeven mediale<br />

configuratie (Watchmen) zijn eigen interne grenzen tegenkomt wanneer er sprake is van<br />

digitale media en hun simulatieprocessen. De belangrijkste focus van intermediale relaties ligt<br />

dan ook niet op de specifieke manieren waarin intermediale prakijken worden gerealiseerd<br />

maar op de fundamentele intergerelateerdheid van eerdere en ni<strong>eu</strong>were media.<br />

In de graphic novel Watchmen is er al sprake van het imiteren van filmische<br />

technieken. Alan Moore heeft aangegeven dat een goede striptekenaar altijd gebruik maakt<br />

van film - wat niet betekent dat hij verfilmingen van strips een goed idee vindt:<br />

‘When<strong>ever</strong> anybody talks about comics they usually make a great deal of the similarities<br />

between comics and film. And while I agree that a comic creator who understands cinematic<br />

techniques will probably be a better creator than one who doesn’t, I feel that if we only see<br />

77 Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation’, 53.<br />

78 Ibid.<br />

37


comics in relationship to movies then the best that they will <strong>ever</strong> be are films that do not<br />

move.’ 79<br />

Technisch gezien geb<strong>eu</strong>rt er dus iets interessants wanneer een strip, die gebruik maakt van<br />

andere mediumspecifieke technieken, op zijn b<strong>eu</strong>rt naar film wordt omgezet. Aan de ene kant<br />

zou het dan wellicht zo moeten zijn dat scènes gemakkelijker verfilmd kunnen worden – het<br />

filmische zit er immers al in verweven. Aan de andere kant misschien juist moeilijker – daar<br />

Snyder juist het stripelement wil benadrukken in zijn film. Het aan de kijker willen meegeven<br />

van een meer directere ervaring, een transparante onmiddellijkheid, wordt paradoxaal genoeg<br />

juist vermindert door het remediëren van de comic. Wat de titelsequentie vooral duidelijk<br />

maakt is dat een meer directe ervaring van Watchmen in filmvorm, juist de nadruk legt op de<br />

mediale eigenschappen die het imiteert en derhalve hypermedieert.<br />

In de titelsequentie is zichtbaar sprake van het thematiseren, evoceren of imiteren van<br />

elementen of structuren van een ander, conventioneel gescheiden medium. Snyder gebruikt<br />

films mediumspecifieke technieken als fade, zoom en montage om een kijkervaring te creëren<br />

die de kijker zonder achtergrondervaring waarschijnlijk doet denken aan strips (zoals panels<br />

en stille beelden die het hoogtepunt van de actie laten zien), en de kijker met<br />

achtergrondervaring een meer directe beleving van waar Watchmen voor staat en over gaat<br />

meegeeft. In zijn toegevoegde introductiescène vat hij op deze manier veel<br />

achtergrondinformatie over de personages, geschiedenis, sfeer etc. samen, waarbij er niet<br />

alleen sprake is van directe verwijzingen naar de graphic novel, maar ook van verwijzingen<br />

naar culturele en historische iconen. Het in beeld brengen van Andy Warhol bijvoorbeeld,<br />

naast het spelen met intertekstuele verwijzingen naar onder andere Da Vinci’s Het Laatste<br />

Avondmaal, en het verwijzen naar diverse echte historische geb<strong>eu</strong>rtenissen, die door de<br />

invloed van de Watchmen echter net allemaal iets ander zijn veroorzaakt of afgelopen,<br />

veroorzaakt bij de kijker een gevoel dat er iets niet helemaal klopt met hun kennis, een gevoel<br />

dat wellicht unheimlich genoemd kan worden. Deze mogelijke ervaring zal ik in de volgende<br />

paragraaf behandelen.<br />

2.4 2.4 Beoogde impact<br />

‘Its ability to show something’, dat was de kwailiteit van cinema die Fernand Léger het meest<br />

waardeerde, en dit vormt ook de basis van Tom Gunnings cinema of attractions. Deze cinema<br />

construeert een geheel andere relatie met zijn toeschouwer dan narratieve cinema, door direct<br />

79 Dez Vylenz, The Mindscape of Alan Moore (2003).<br />

38


om aandacht te vragen, visuele ni<strong>eu</strong>wsgierigheid op te wekken of genot te l<strong>ever</strong>en door<br />

middel van een spektakel of unieke geb<strong>eu</strong>rtenis. Deze attractie kan van cinematografische<br />

natuur zijn, zoals de close up, maar altijd is zijn energie meer naar buiten gericht – naar de<br />

toeschouwer, dan naar binnen – de personages. 80 Uit de hierboven gegeven beschrijving van<br />

de toegevoegde introductiescène is al duidelijk geworden dat er veelvuldig gebruik is gemaakt<br />

van in- en uitzoomen en de daarbij behorende close-ups, die de nadruk leggen op voor de<br />

kijker belangrijke elementen uit het shot. Deze cinematografische technieken wekken onder<br />

andere visuele ni<strong>eu</strong>wsgierigheid op omdat de kijker tijdens het kijken van deze scène een<br />

gevoel van verwarring kan ervaren. Hij weet immers dat hij naar een film kijkt, maar zietop<br />

het scherm duidelijk de media-eigenschappen van strip terug. Waar Watchmen als anders in<br />

kan worden gezien dan veel andere contemporaine superheldenfilms, is het feit dat deze<br />

attracties niet per se ten koste gaan van narratieve absorptie, het ontplooien van een verhaal of<br />

het creëren van een diëgetisch universum. De attracties in Watchmen, en bovenal die in deze<br />

scène zorgen er juist voor dat de kijker weet zich in een diëtegische wereld te bevinden die<br />

sterke raakvlakken vertoond met die van strip, maar dan hypergemedieerd naar film. Wanneer<br />

de kijker dit accepteert, kan er dus absoluut nog sprake zijn van narratieve absorptie in het<br />

verhaal dat zich na deze openingsscène alleen maar duidelijker kan ontplooien.<br />

Deze acceptatie wordt echter moeilijk gemaakt door het creëren van een onbekende<br />

versie van het verleden. Naast het gebruik van cinematografische technieken om de strip te<br />

evoceren, speelt namelijk ook het refereren aan belangrijke publieke figuren, historische<br />

geb<strong>eu</strong>rtenissen of klassieke beelden mee met het creëren van een gevoel van verbazing of<br />

Unheimlichkeit bij het publiek. In de graphic novel is hier voornamelijk sprake van wanneer<br />

tijdens het lezen van het boek duidelijk wordt welke divergenties zich begeven tussen de jaren<br />

tachtig zoals wij die kennen en de jaren tachtig uit Wachtmen, die sterk veranderd zijn door de<br />

aanwezigheid van superhelden. In de extra scène zit deze verwondering opeengepakt in 5<br />

minuten, een verwondering die niet alleen in film sterker is door de kortere tijdspanne waarin<br />

de kijker dit in zich moet opnemen, maar die ook wordt veroorzaakt door het feit dat de<br />

superhelden op een zeer werkelijke manier zijn toegevoegd aan de voor ons zo bekende<br />

geb<strong>eu</strong>rtenissen in de jaren tachtig. Evenals bij het door Bolter en Grusin eerder aangehaalde<br />

voorbeeld van Jurassic Park, is het ook in Watchmen het geval dat het publiek uiteraard weet<br />

dat deze superhelden niet werkelijk bestaan, maar het feit dat zij zo duidelijk in wisselwerking<br />

staan met de ons zo bekende historische personages in deze alternatieve tijdslijn maakt de<br />

80 Gunning, ‘The Cinema of Attraction[s]’, 384.<br />

39


verwondering zo groot. Het is deze comic versie van de werkelijkheid die ons vervreemd.<br />

Deze, door hypermediatie veroorzaakte verbazing, werkt tegen de transparantie van het<br />

verhaal; er wordt immers een bewustheid van het filmmedium aan de toeschouwer gevraagd.<br />

Deze verbazing vereist dus juist hypermediatie, die samen met de meer directere stripervaring<br />

die de film wil geven door middel van transparante onmiddellijkheid, de dubbele logica van<br />

remediatie ook Watchmen compleet maakt.<br />

De film raakt hier aan datgene wat Gunning de profetische natuur van ni<strong>eu</strong>we<br />

technologieën noemt, een aanspreken van een eerder onvoorstelbare toekomst. Hij schrijft dat<br />

elke ni<strong>eu</strong>we technologie een utopische dimensie heeft die een toekomst bedenkt die radicaal<br />

wordt getransformeerd door de implicaties van het voorwerp of de praktijk waar het om<br />

gaat. 81 Wanneer deze technologie wordt ingepast in de tweede natuur wordt de utopische<br />

dimensie min of meer vergeten en kan deze als mislukt worden beschouwd. Toch kan deze<br />

bedachte toekomst volgens Gunning nooit geheel verdwijnen en kan de kloof midden in<br />

vertrouwdheid opni<strong>eu</strong>w worden geopend: het herverschijnen van ‘a forgotten future’. 82 Nu is<br />

er met Watchmen niet alleen sprake van het opni<strong>eu</strong>w tonen van de mogelijkheden van het<br />

filmmedium, door er technieken van een ander medium in te corporeren, zoals eerder<br />

aangegeven, maar ook ín de diëgetische wereld van Watchmen kan Gunnings utopische of<br />

distopische dimensie worden gevonden. Watchmen behandelt namelijk een alternatieve<br />

geschiedenis, die ontzettend veel raakvlakken heeft met de werkelijk geb<strong>eu</strong>rde geschiedenis,<br />

maar die is getransformeerd door de implicaties die de aanwezigheid van superhelden met<br />

zich mee brengt. De talloze verwijzingen naar de voor de meeste kijkers zo herkenbare<br />

figuren als Nixon, Warhol en Kennedy, en intertekstuele verwijzingen naar Da Vinci’s Het<br />

Laatste Avondmaal en het gebruik van Dylans The Times They Are A-Changin’, dat weer<br />

ni<strong>eu</strong>we lagen van betekenis opent, maakt dat er geen vergeten toekomst wordt heropend door<br />

middel van cinematografische technieken, maar een verleden dat al jaren achter ons ligt. De<br />

mengeling tussen wat wij weten wat echt is en wat het bestaan van superhelden hieraan<br />

verandert, maakt het vertrouwde onvertrouwd en hierdoor zorgt deze scène van de film ook<br />

op dit niveau voor het creëren van een Unheimlich gevoel bij de kijker, meer direct en meer<br />

attractief dan de strip dit doet.<br />

In ‘Re-newing old Technologies […]’ meent Gunning dat de verbazing die je ervaart<br />

bij het in aanraking komen met ni<strong>eu</strong>wigheden langzaam overgaat in vertrouwdheid, in een<br />

acceptatie van de ni<strong>eu</strong>we technologie als tweede natuur. Hij vraagt zich in zijn artikel af of<br />

81 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 55.<br />

82 Ibid., 56.<br />

40


technologie ooit iets terug kan krijgen van zijn originele vreemdheid, wanneer het al zodanig<br />

is ingesleten dat het een automatisme is geworden. Russisch Formalist Sjklovskij meent van<br />

wel, door middel van ostranenie, het proces van defamiliarisatie of vreemd maken. 83 Wanneer<br />

we met deze kennis naar de filmadaptatie van Watchmen kijken, kunnen we stellen dat de<br />

film, door zijn mediumspecifieke technieken te gebruiken, de ‘oude’ technologie van de<br />

manier waarop het stripmedium verhalen vertelt, voor ons als kijker defamiliariseert, en<br />

daarnaast ook ‘ni<strong>eu</strong>we’, filmische technieken vreemd maakt - juist door de kijker een meer<br />

directere ervaring van het stripmedium te willen geven. Het verlies van de levendige ervaring<br />

die volgens Gunning optreedt in de fase waarin gewenning en automatisme hoogtij vieren,<br />

wordt op deze manier ongedaan gemaakt door het gebruik van attractions, die het gewone<br />

ongewoon maken (ostranenie, Sklovskij) en verbazing en verwondering bij de kijker<br />

opwekken. Volgens Gunning relateren de stadia van verrassing en gewenning dialectisch aan<br />

elkaar, en komen noch verrassing noch gewenning voort uit een individuele waarneming van<br />

objecten, maar worden zij getriggerd door veranderende relaties in de wereld. Om te kunnen<br />

mediëren tussen de extremen van verrassing en automatisme introduceert Gunning Fr<strong>eu</strong>ds<br />

Unheimliche, een gevoel van ongewoonheid in het schijnbaar gewone wat altijd aanwezig<br />

blijft door een verstoring van normale ervaringen in iets wat vreemd en angstaanjagend is. 84<br />

In de hierboven beschreven scène zijn er verschillende aspecten te benoemen die het<br />

Unheimliche tot gevolg kunnen hebben. Zo zorgt het gebruik van cinematografisch<br />

technieken als slow motion en fade in film, het schijnbaar gewone in dit geval, voor een<br />

gevoel van ongewoonheid door het effect dat we hypermediatie noemen. Het gebruik van<br />

comictechnieken in film maakt dat de kijker zich bewust wordt van het filmmedium én van<br />

het medium waarnaar gerefereerd wordt. Hierdoor wordt de beoogde transparante<br />

onmiddellijkheid van remediatie ontwricht (disrupt) en is er sprake van een technologisch<br />

Unheimlich gevoel waarbij twee media tegelijkertijd worden waargenomen. De<br />

onmiddellijkheid van de kijkervaring zorgt hierdoor voor een verschuiving in perceptie en<br />

derhalve voor een verlies van eigenwaarde aangezien hetgeen wat de toeschouwer weet, of<br />

waar hij aan gewend is, niet overeenkomt met dat wat hij ziet. Volgens Gunning laat de<br />

receptie van technologie herbetovering toe door esthetische defamiliarisatie en dat is precies<br />

wat er in de titelsequentie plaatsvindt.<br />

Deze mogelijke, en wellicht beoogde, impact van de film op de kijker wil ik gaan<br />

toetsen aan de hand van de receptie van Watchmen in zowel Nederlandse als Amerikaanse<br />

83 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 45.<br />

84 Ibid., 47.<br />

41


kranten. Door deze twee landen te nemen, kan er gelijk worden gelet op de rol van eventuele<br />

(populaire) culturele verschillen bij de ontvangst van de film, naast de rol die<br />

achtergrondkennis van de graphic novel speelt. Wordt Watchmen anders ontvangen dan<br />

andere recente superheldenfilms en hoezeer wordt dit veroorzaakt door de manier waarop<br />

Snyder de comic heeft geadapteerd naar film? Bewijzen of ontkrachten de recensies de door<br />

gevonden beoogde impact van de film en is er met Watchmen inderdaad sprake van<br />

‘<strong>ever</strong>ything we know will change’, zoals de trailer ons wil laten geloven, of kunnen we de<br />

invloed van de film inpassen in een al bestaande ontwikkeling van mediale verandering?<br />

42


HOOFDSTUK HOOFDSTUK 3 3 – Receptie Receptie en impact<br />

‘The film is more curiosity than provocation, an artifact of a faded world brought to zombie half-life<br />

by the cinematic technology of the present.’<br />

3.1 3.1 Receptie Receptie Nederland<br />

Nederland<br />

- A.O. Scott in The New York Times, 6 maart 2009<br />

In mijn analyse van de receptie van Watchmen heb ik er ten eerste voor gekozen een<br />

scheiding aan te brengen tussen Nederlandse en Amerikaanse recensies. In Amerika is er<br />

immers een veel duidelijker aanwezigheid van het stripfenomeen, de strip maakt daar sinds<br />

jaar en dag duidelijk deel uit van de populaire cultuur. Daarnaast heb ik geprobeerd de<br />

recensenten die kennis hadden van Watchmen als strip te scheiden van hen die Watchmen<br />

voor het eerst via de film meemaakten. Deze scheiding is in de Nederlandse recensies over het<br />

algemeen iets gemakkelijker te vinden dan in de Amerikaanse, wat mijn punt over de<br />

alomtegenwoordigheid van strips in de Amerikaanse cultuur bevestigd. Binnen de<br />

Nederlandse recensies was duidelijker zichtbaar wanneer een recensent, die uiteraard het<br />

bronmateriaal wel noemde, zijn overige kennis over de strip als het ware van Wikipedia had<br />

gehaald en niet verder ging dan het noemen van achtergrondkennis die zelfs bij de grootste<br />

striphater wel bekend moet zijn. Toch hebben de meeste recensenten die ik hieronder ga<br />

aanhalen hun huiswerk goed gedaan en zijn er weinig die echt hebben nagelaten onderzoek<br />

naar het bronmateriaal te doen. Ik heb me bij het kiezen van recensies vooral gericht op<br />

uitgebreidere recensies in grotere kranten en tijdschriften.<br />

Bij Nederlandse recensies waarbij er duidelijk sprake was van feitenkennis over de<br />

graphic novel, wordt veel ingegaan op in ho<strong>ever</strong>re de film lijkt op het boek. Voor Coen van<br />

Zwol (NRC Handelsblad, 4 maart) is de sfeer van de film belangrijk: noir. Daarnaast vindt hij<br />

dat het ‘geen kwaad’ kan dat veel dialogen en beelden rechtstreeks uit het stripalbum komen<br />

en noemt hierbij dat het beeld dan vaak even in slow motion gaat. Ook is Van Zwol een van<br />

meerdere recensenten die de link legt met The Dark Knight (Christopher Nolan, 2009), waar<br />

Watchmen volgens hem op wil lijken (‘een grimmige, morele fabel’), maar hierin faalt door<br />

het gemis aan ‘intensiteit en focus’: Snyder heeft volgens hem teveel direct overgenomen en<br />

43


zijn eigen visie in gebreke gelaten. Van Zwol vindt de film dan ook een ‘knap, soms virtuoos<br />

spektakel, maar geen meesterwerk’. 85<br />

Remke de Lang (Trouw, 5 maart), schrijft dat Snyder ‘een esthetische traktatie [afl<strong>ever</strong>t] met<br />

strakke lijnen, primaire kl<strong>eu</strong>ren en stilistisch effectieve trucs als slow motion en verstilling die<br />

mooi verwijzen naar de getekende bron’. 86 De Lang noemt ook een mogelijke invloed op<br />

kijkers die het zonder bronkennis moeten doen. ‘Watchmen-fans kunnen hun lol op. Maar<br />

voor wie de stripboeken niet kent is deze lange actiefilm vooral een stampvolle kakofonie van<br />

geweld en geluid (…) die je met een nog somberder gevoel achterlaat dan waarmee je aan het<br />

begin al was opgezadeld’. 87<br />

Gawie Keyser heeft in De Groene Amsterdammer een prachtig stuk geschreven over<br />

de film die is ‘gebaseerd op een twaalfdelige comics-serie die midden jaren tachtig als een<br />

bom insloeg’. 88 Keyser noemt Watchmen ‘een droom van een film, een liefdesgedicht over de<br />

jaren tachtig, op het oog Hollywood ten top, maar wie goed kijkt ziet Art Spiegelman en<br />

Robert Crumb. En Alan Moore.’ 89 Keyser denkt dat de film verreikende gevolgen zal hebben.<br />

‘Watchmen, de film, herschrijft in een klap een e<strong>eu</strong>w aan superheldenmythologie. Op een<br />

kleinere schaal deed de comic hetzelfde, wat paste in tijdsgeest waarin Moore zijn magnum<br />

opus creëerde. (…) En hierin volgt regiss<strong>eu</strong>r Snyder hem potloodstreepje voor<br />

potloodstreepje.’ 90 Hier noemt Keyser ‘een cinematografische seksscène die ongetwijfeld<br />

klassieke status zal krijgen: op de maat van Hallelujah van Leonard Cohen bedrijven Nite<br />

Owl en Silk Spectre II de liefde in Archie, het luchtschip van Owl. Je mond valt open: onze<br />

eigen Tijuana Bible anno 2009 uit Hollywood.’ 91 Ook analyseert Keyser een interessant stuk<br />

uit de comic dat ook in de film zit: ‘De eerste pagina van de voorlaatste Watchmen-comic is<br />

een schitterend commentaar op de conventies van de kunst van de comic, de sequential art,<br />

een term van Will Eisner. Veidt, de slechterik (of niet?), zit in Antarctica voor een muur vol<br />

televisieschermen. Zijn mijmering vult de tekstballonnen. De zeven panelen op de pagina<br />

tonen: niets (wit), kl<strong>eu</strong>r (iets wat lijkt op een vlinder en bloemen), zwart-witstrepen in een<br />

sne<strong>eu</strong>wstorm, bomen, meer sne<strong>eu</strong>w en een koepel met daarin een exotisch oerwoud. De tekst:<br />

Veidt vergelijkt het kijken naar vele schermen tegelijk met Burroughs beroemde knip-en-<br />

85<br />

Coen van Zwol, ‘Superantihelden in dienst van Richard Nixon. In verfilming van cultstrip 'Watchmen'<br />

demonteert regiss<strong>eu</strong>r Zack Snyder de gemaskerde wreker en de superman’ in NRC Handelsblad, 4 maart 2009.<br />

86<br />

Remke de Lang, ‘Wie waakt over superhelden?’ in Trouw, 5 maart 2009.<br />

87<br />

Remke de Lang, Trouw.<br />

88<br />

Gawie Keyser, ‘Het leven als grap. De verfilming van een onverfilmbare comic’ in De Groene<br />

Amsterdammer, 4 maart 2009.<br />

89 Ibid.<br />

90 Ibid.<br />

91 Ibid.<br />

44


plakliteratuur, waarbij het idee was de toekomst subliminaal te laten doorschemeren door het<br />

loslaten van het rationele in de vorm van normaal geconstrueerde zinnen. Veidt ziet een<br />

impressionist painting en denkt: Phosphor-dot swirls juxtapose meaning coalesces from<br />

semiotic chaos before r<strong>ever</strong>ting into incoherence. De subtekst: Veidt praat over hoe beeld en<br />

tekst in de comic worden gecombineerd om betekenis te vormen. Hij doet dat in termen van<br />

hogeschoolsemiologie. Het verbaast dan ook niet dat opeenvolgende regiss<strong>eu</strong>rs al jaren<br />

probeerden de comic om te vormen tot film. Onmogelijk! verzuchtte een van hen een paar<br />

jaar geleden. Dat was de grote Terry Gilliam.’ 92 Daarnaast is er de sequentie in de comic waar<br />

Moore speelt met verschillende tijdlijnen naast elkaar. Keyser: ‘Snyder kopieert deze<br />

vertelstijl exact, tot aan de prachtige, pijnlijke scène aan toe waarin Manhattan zijn Janey<br />

verlaat voor de veel jongere Laurie, wat ironisch is, want later zal Laurie hem op precies<br />

dezelfde wijze bedriegen.’ En: ‘De finale betekenis is angstwekkend eenvoudig: het leven als<br />

grap. Deze gedrukte en verfilmde rode draad is vervat in de hoofdmetafoor van Watchmen:<br />

een gele smiley met het spatje bloed, die samen een klok voorstellen met de lange wijzer even<br />

voor twaalven, de tijd waarop Doomsday werkelijkheid wordt.’ ‘Het beeld, het teken, is leeg.<br />

Dat vertelt de bloederige smiley met de zwarte, holle ogen ons. De mens is het gevolg van een<br />

toevallige geb<strong>eu</strong>rtenis. Een ongeluk, een echo in de chaos. Wie maakt dan de wereld? De<br />

kunstenaar maakt de wereld. Alan Moore.’ 93<br />

Spits noemt Watchmen een ‘uitermate duistere stripverfilming’ en noemt de<br />

verwachtingen van distribut<strong>eu</strong>r Universal desalniettemin hoog. ‘De marketeer van de<br />

maatschappij put vooral uit het succes van Dark Knight goede hoop. Ook dat was een zeer<br />

donker verhaal en bleek een groot succes.’ 94 Natuurlijk zijn er narratief gezien duidelijk<br />

verschillen aan te wijzen in beide films, die in Spits dan ook genoemd worden. Maar<br />

daarnaast wordt de dubbelzinnigheid van het einde van Watchmen in een groter kader<br />

geplaatst. ‘Time Magazine signaleerde recent dat zwart zowel in de filmwereld als in de mode<br />

aan een comeback bezig is. Het opinieblad concludeerde dat we in tijden van crisis blijkbaar<br />

geen hoop zoeken in kl<strong>eu</strong>rrijke sprookjes maar juist in de confrontatie met de nachtmerrie. Nu<br />

gaat het in Nederland de laatste maanden nergens anders over dan het spookbeeld van de jaren<br />

tachtig dat door deze crisis zou terugkeren. Watchmen laat die no future-jaren zien in zijn<br />

meest geperverteerde versie denkbaar. Of dat echt troostrijk is? Het valt te betwijfelen.<br />

Fascinerend is het zeker wel.’<br />

92<br />

Gawie Keyser, ‘Het leven als grap.’<br />

93<br />

Ibid.<br />

94<br />

‘Het perspectief van de psychopaat. Onverfilmbare strip Watchmen komt op juiste moment’ in Spits, 4 maart<br />

2009.<br />

45


De Volkskrant vraagt zich af hoe je een strip verfilmd die al door velen onverfilmbaar<br />

is verklaard. ‘Plaatje voor plaatje, moet regiss<strong>eu</strong>r Zach Snyder hebben gedacht. Zijn<br />

Watchmen is een grotendeels letterlijke vertaling van de klassieker onder de graphic novels.<br />

Net als bij zijn eerdere stripverfilming, 300, valt er visueel weinig te klagen. De fans kunnen<br />

de strip spectaculair tot leven zien komen, inclusief bloederig geweld en oogverblindende<br />

technische gimmicks. Vaak gefilmd met een stilstaande camera en een kadrering die direct uit<br />

het boek is overgenomen.’ 95 Ook vindt De Volkskrant dat Snyder Watchmens alternatieve<br />

historie heeft samengevat in een ‘prachtige, zelfbedachte openingssequentie.’ 96 Maar wanneer<br />

hij letterlijk de strip volgt ‘gaat het mis: de mooi opgebouwde dreiging verdampt in de<br />

hoeveelheid flashbacks en - forwards, beeldrijm en vertelperspectieven. Dat is bedoeld om de<br />

karakters en het verhaal te verdiepen, maar maken de plot nodeloos ingewikkeld. Erger nog:<br />

de filosofische gesprekken klinken opeens irritant pomp<strong>eu</strong>s. De ingewikkelde balans tussen<br />

hommage aan en knipoog naar het genre pakt soms dramatisch verkeerd uit en symboliek<br />

heeft op zo'n scherm een andere uitwerking.’ 97<br />

In Vrij Nederland schrijft Jeroen Vullings dat de ‘overdonderende openingssequentie<br />

van Watchmen (…) een beeld verhaal op zich [is].’ 98 Hij bespreekt deze sequentie dan ook<br />

uitvoerig: ‘In die indrukwekkende openingsbeelden, die het zonder gesproken tekst afkunnen,<br />

zien we méér geschiedenis voorbijtrekken: van 1938 tot 1985, het jaar waarin Watchmen<br />

speelt. Maar de sfeer is die van de jaren tachtig, met de dolgedraaide wapenwedloop, de<br />

gepolariseerde politieke verhoudingen, het linkse idealisme, de covert operations, de massale<br />

demonstraties, de economische malaise, het vertoon van militaire macht, het apocalyptische<br />

doemdenken, het alomtegenwoordige besef van het kwaad in een moralistische wereld, de<br />

paranoia, het geprofeteerde einde van de geschiedenis. Het raffinement van de<br />

openingssequentie zit hem in de verstrengeling van de toenmalige realiteit met een<br />

alternatieve geschiedenis, zodat de kijker zowel het verleden herkent als opveert bij de ni<strong>eu</strong>we<br />

interpretatie daarvan. Zo bevond Doctor Manhattan zich ook op de maan toen daar de eerste<br />

landing plaatsvond; kennelijk heeft hij daarin een hand gehad.’ 99 Daarbij noemt hij dat de film<br />

de strip hoogst getrouw volgt, wat een verfilming heeft doen ontstaan die ‘onbegrijpelijk<br />

genoeg helemaal tot zijn recht komt in de verfilming, met veel behoud van details,<br />

sfeerbeelden, symbolen, karaktertekeningen en verwijzingen.’ ‘Schitterend verbeeld door<br />

95<br />

F.S., ‘Dreiging verdampt in verfilming Watchmen’ in De Volkskrant, 5 maart 2009.<br />

96<br />

Ibid.<br />

97<br />

Ibid.<br />

98<br />

Jeroen Vullings, ‘Beschadigde superhelden. Watchmen, de film’ in Vrij Nederland, 14 maart 2009.<br />

99 Ibid.<br />

46


twee regelmatig weerkerende, uiterlijk op elkaar lijkende symbolen: een met bloed bespatte<br />

smiley (zelfs een krater op Mars oogt vanuit de ruimte als een smiley) én het beeld van een<br />

klok waarbij de wijzers op vijf voor twaalf staan - zo weinig tijd rest de mensheid nog.’<br />

‘Beduidend krachtiger is het ijkpunt Watchmen dan ook als strip over strips, als commentaar<br />

op de eerdere superhelden, die het superheldenlandschap finaal veranderde. De strip<br />

verscheen ongeveer tezelfdertijd met een ander baanbrekende graphic novel: Frank Millers<br />

inktzwarte Batman: The Dark Knight Returns (1986), waarin de op middelbare leeftijd<br />

gekomen vleermuisman hardboiled en al te menselijk herrees. Maar Watchmen reikt verder.<br />

Moore verleent zijn superhelden, in wie vroegere helden als Batman, Superman en Iron Man<br />

vaak herkenbaar zijn, psychologische, vaak seksuele motieven voor hun hang naar<br />

gekostumeerd gedrag.’ 100<br />

Uit de aangehaalde en geciteerde Nederlandse recensies vallen een aantal aspecten op.<br />

De vergelijking van de film met de strip is veelvuldig gedaan, evenals het leggen van een link<br />

tussen die andere ‘donkere’ superheldenfilm: The Dark Knight. Het linken van deze twee<br />

comics is daarentegen iets wat niet in elke recensie terug te vinden is, maar wat voor mijn<br />

onderzoek toch zeker van groot belang is. Is deze connectie duidelijker terug te vinden in de<br />

Amerikaanse recensies, waarbij de recensenten hun leven lang te maken hebben gehad met<br />

een andere plaats voor comics in de populaire cultuur? Het herschrijven van<br />

superheldenmythologie wat Keyser noemt is ook interessant, daar dit niet alleen betrekking<br />

heeft op het verhaal, maar makkelijk kan worden doorgetrokken naar de gebruikte<br />

cinematografische technieken in de film en het effect daarvan op de kijker. Daarnaast wordt<br />

de door Snyder toegevoegde openingsscene veelvuldig besproken, inclusief hoe de kijker<br />

hierop kan reageren: herkenning van het verleden gemengd met een ‘opveren’ door het zien<br />

van de ni<strong>eu</strong>we interpretatie hiervan.<br />

3.2 3.2 Receptie Receptie Verenigde Verenigde Staten<br />

Staten<br />

Dave Itzkoff in The New York Times schreef dat regiss<strong>eu</strong>r Snyder geloofde dat zijn grootste<br />

uitdaging was de hooggespannen verwachtingen van de fans van het boek waar te maken, fans<br />

die het, net als hijzelf, zien als een exemplarisch werk van postmodern verhaalvertellen en die<br />

sterk naar hem zouden uithalen wanneer hij te ver van de originele comics zou blijven. En hij<br />

geloofde dat de enige manier om de ze kijkers tevreden te stellen was door zich los te maken<br />

van het bronmateriaal. De twee introductiescènes zijn hier een voorbeeld van. Volgens Itzkoff<br />

100 Vullings, ‘Beschadigde superhelden.’<br />

47


zijn dit concessies aan het publiek dat nog nooit van Watchmen gehoord had, ‘so that they will<br />

swallow the bitter pill of the next 20 minutes of the movie and listen to a bunch of<br />

superheroes rap it out for a while, before anything else happens.’ 101 Itzkoff vindt daarnaast dat<br />

de film geen moment níet zelfbewust is. Zelfs als Watchmen voldoet aan<br />

superheldenformules, ontmantelt het tegelijkertijd vele tradities van het medium. De uitdaging<br />

om de film aan bioscoopbezoekers te verkopen die geen kennis hebben met de graphic novel<br />

is erg groot, daar de stripverhalen geen duidelijke protagonist hebben en geen personages met<br />

wereldwijde herkenning. Toch heeft Warner Brothers geprobeerd een ‘early buzz’ te creëren<br />

voor de oningewijde kijker, door een campagne te starten die voornamelijk gebouwd was<br />

rondom gladde en hum<strong>eu</strong>rige trailers. Daarnaast heeft DC Comics volgens Itzkoff 900 000<br />

extra versies van de graphic novel laten drukken sinds de eerste Watchmentrailer werd<br />

uitgebracht in de zomer van 2008. Snyder heeft daarbij gewezen op het feit dat<br />

stripverfilmingen zulke transcendente popculturele geb<strong>eu</strong>rtenissen zijn geworden dat zelfs<br />

mainstream-filmliefhebbers weten dat ze deze films absoluut moeten zien. Volgens Snyder<br />

heeft de kijker die films als Superman, Spider-Man en X-Men heeft gezien dan ook genoeg<br />

context om Watchmen én de cinematografische clichés waarmee het speelt, te begrijpen. Deze<br />

positie werd voor hem zeer versterkt door het succes van Christopher Nolans Dark Knight, die<br />

zo’n miljard dollar wereldwijd heeft opgebracht sinds de release in juli 2008. ‘”It's as serious<br />

as, like, brain surgery on a baby,” Mr. Snyder said of ''The Dark Knight,'' adding that he<br />

meant this as a compliment.’ 102 Itzkoff schrijft verder dat Snyder tijdens het maken van<br />

Watchmen erg zijn best heeft gedaan om te laten merken dat hij de graphic novel net zo<br />

waardeert als de fans doen. Zo liet hij Dave Gibbons en de originele colorist van de comic,<br />

John Higgins, een poster voor de film maken, evenals storyboards voor het veranderde einde<br />

van de film. Ook heeft Snyder veel visuele aspecten en dialogen rechtstreeks uit de comics<br />

overgenomen. Hij hoopt dan ook dat de film de machtsbalans tussen filmstudio’s en<br />

stripmakers laat verschuiven: ‘ “The attitude toward comic books, they show their hand a little<br />

bit,” Mr. Snyder said. “They would n<strong>ever</strong> say that about a real novelist, but they would about<br />

a comic book. ‘They just crank those out, right? It's like no big deal.’ “In the end,” he said,<br />

''all I would hope is that this movie gives geek culture a little bit of cred.”’ 103<br />

A.O. Scott in The New York Times bespreekt de ideale kijker of recensent (viewer or<br />

reviewer). Volgens Scott is dit een ‘mid-'80s college sophomore with a smattering of<br />

101 Dave Itzkoff, ‘Watchmen. Skulk To the Screen’ in The New York Times, 1 februari 2009.<br />

102 Ibid.<br />

103 Ibid.<br />

48


Nietzsche, an extensive record collection and a comic-book nerd for a roommate. The film's<br />

carefully preserved themes of apocalypse and decay might have proved powerfully unsettling<br />

to that anxious undergraduate sitting in his dorm room, listening to “99 Luftballons” and<br />

waiting for the world to end or the Berlin Wall to come down.’ 104 Hij denkt echt er wel dat<br />

zelfs deze imaginaire student iets om over na te denken heeft in Snyders ‘grandiose,<br />

meticulously art-directed vision of blood, cruelty and metaphysical dread.’ 105 Scott vindt dat<br />

de film meer ni<strong>eu</strong>wsgierig dan provocerend is, een artifact van een verdwenen wereld die tot<br />

zombie half-leven teruggebracht is door de cinematografische technologie van het heden. 106<br />

Ook Scott beschrijft de titelsequentie, waarin Alan Moore niet verschijnt en waardoor<br />

Dave Gibbons als solitaire co-creator van de graphic novel wordt getoond. Dit lijkt volgens<br />

hem de anachronistische en nostalgische oriëntatie van het project te erkennen. Onder Bob<br />

Dylans ‘The Times They Are A-Changin’’ verschijnen bekende beelden uit het verleden die<br />

zowel subtiel als buitensporig zijn aangepast. Tableaus die Andy Warhol, de Zapruder film en<br />

Studio 54 laten zien worden gemengd met beelden van de levens van verschillende generaties<br />

van gekostumeerde kruisvaarders. Er is een gevatte popgevoeligheid aanwezig in deze<br />

beelden, die de film een veelbelovende start laten maken, ook al lijkt deze vlotheid de<br />

omsluitende gloed van het bronmateriaal te ondermijnen. 107<br />

Naast de titelsequentie gaat Scott in op het weergeven van seks en geweld in de film.<br />

De toediening van pijn wordt gebracht in intieme en precieze aurale en visuele details, van het<br />

geluid van brekende botten en stromen van bloed tot de deconstructie van hele lichamen.<br />

Wreedheid is echter niet alleen een deel van Snyders repertoir van effecten, het is meer een<br />

oorzaak, een principe, een ideologie. En zijn betrokkenheid bij geweld brengt het<br />

oppervlakkige nihilisme, wat altijd onder de intellectuele pretenties van Watchmen heeft<br />

gelegen, volgens Scott naar boven. De enige actie die er toe doet in deze wereld, de enige<br />

zekere basis voor ethiek of politiek, de enige expressie van liefde of loyaliteit of overtuiging,<br />

is moorden. 108<br />

Sonny Bunch in The Washington Times meent dat we ons bevinden in een gouden<br />

e<strong>eu</strong>w van stripverfilmingen ‘that wow audiences en critics alike’. 109 In dit klimaat is het niet<br />

verwonderlijk dat ‘the most acclaimed graphic novel of all time’ op het grote scherm te zien<br />

was. Bunch omschrijft de film als een noir met globale consequenties en vindt dat de<br />

104<br />

A.O. Scott, ‘For a Cold War, a Blue Superhero (and Fri<strong>ends</strong>)’ in The New York Times, 6 maart 2009.<br />

105<br />

Ibid.<br />

106<br />

Ibid.<br />

107<br />

Ibid.<br />

108<br />

Ibid.<br />

109<br />

Sonny Bunch, ‘’Watchmen’ leap into action’ in The Washington Times, 5 maart 2009.<br />

49


whiplash die ontstaat door verschuivingen in toon en perspectief haast te veel is om over heen<br />

te komen, waardoor de kijker elke 20 minuten uit de film wordt getrokken. Dit vindt hij<br />

onnodig en een probleem dat gemakkelijk te verhelpen is door het televisiemedium te<br />

gebruiken in plaats van film. Wel noemt hij Snyders regie zowel ontzettend mooi, ‘he and his<br />

crew obviously went to great pains to re-create the incredible art from the graphic novel’, als<br />

ontzettend wreed. 110<br />

Philip Kennicott schrijft in The Washington Post dat de film zinkt onder zijn<br />

referenties naar het origineel. 111 De film reproduceert zelfs het tempo, de dubbelzinnige<br />

visuele taal, de welhaast subliminale symbolen en exacte perspectieven van het originele<br />

tekenwerk dat de novel zo scherp maakte. Wanneer de regen valt op de kist van de Comedian<br />

tijdens zijn begrafenis wordt hetzelfde, duizelingwekkende perspectief – de druppels lijken te<br />

vallen van achter de camera, meteen naar de desolate aarde – gereproduceerd op film. 112<br />

Kennicott meent daarnaast dat de strip dezelfde vorm die het vierde, aan deflatie onderwierp.<br />

De novel was ‘The novel was cultlike in its appeal, a little illicit, always alluding to its own<br />

profundity, hinting at secrets, drawing you deeper into its self-consciously metaphysical<br />

world.’ 113 Hij vindt dan ook dat Watchmen niet onverfilmbaar is, in tegenstelling tot veel<br />

andere kijkers en recensenten. Watchmen was al een parodie op het cinematografische, van<br />

zijn snelle cuts en met elkaar verweven korte scènes tot de camerahoeken die gesuggereerd<br />

worden door Gibbons vaak surrealistische perspectief. Het grootste verschil tussen de film en<br />

de novel is volgens hem dan ook de dichtheid en onmiddellijkheid (immediacy) van het<br />

geweld. Kennicott vindt de openingsscènes een briljante, snelle tour door Moores alternatieve<br />

versie van de Amerikaanse geschiedenis. Dit was de grote sterkte was van de novel – een<br />

verzonnen wereld, rijk van detail, herkenbaar (familiar) maar vreemd (alien) op hetzelfde<br />

moment. Waar de film op dit gebied tekortschiet, vermaakt hij wel.<br />

Een andere interessante recensie is die van Tiffany Lynch in University Wire. Zij vindt<br />

de ‘opening superhero montage’ de beste sequentie uit de film. 114 Een gemeenschappelijk<br />

thema van interpretatie en perceptie wordt weergegeven in de fantasie versus nachtmerriefilm.<br />

Het is een gruwelijke, levensechte representatie van de graphic novel. Toegewijde fans van de<br />

comic kunnen volgens haar wellicht vinden dat de film tekortschiet in 23 jaar van anticipatie,<br />

maar zij denkt dat – hoewel de film extreem gewelddadig is, iedereen ten minste een aspect<br />

110 Bunch, ‘’Watchmen’ leap into action’.<br />

111 Philip Kennicott, ‘Blight 'Watchmen'. Graphic Novel's Edge Is Dulled in Adaptation’ in The Washington<br />

Times, 5 maart 2009.<br />

112 Ibid.<br />

113 Ibid.<br />

114 Tiffany Lynch, ‘Film Review: Who watches the 'Watchmen'’ in University Wire, 16 maart 2009.<br />

50


van de film kan waarderen, dankzij het hoognodige persoonlijke eigen maken van het thema.<br />

Ze vindt dan ook dat iedereen Watchmen zou moeten kijken, ook al is het omdat je New York<br />

nog niet vaak genoeg opgeblazen hebt zien worden. Het fantasierijke gebruik van chiaroscuro<br />

helpt de angstaanjagende straten weer te geven en het mysterie dat in hen leeft. De volop<br />

aanwezige vechtsequenties en CGI (computer generated imagery) maken dat je bezoek aan de<br />

bioscoop voelt als het stappen in de bladzijden van een stripboek. ‘The use of character color<br />

coding draws your eyes to all corners of the screen. I cannot recall a time when the<br />

apocalypse looked more beautiful.’ 115<br />

Nick Hunt van CNN schreef dat 1986 een definiërend jaar was voor het medium, naast<br />

het Pulitzerprijs-winnende Maus van Art Spiegelman en Frank Millers The Dark Knight<br />

Returns verscheen ook Watchmen in dat jaar. Ook het seizoen waarin Watchmen in de<br />

bioscopen werd vertoond lijkt zorgvuldig gekozen, de lente lijkt een traditioneel seizoen te<br />

worden voor het uitbrengen van de scherpere stripverfilmingen zoals 300 en Sin City. 116 Hunt<br />

noemt daarnaast de sterke gelijkenis van de film met het boek en de verwachtingen die de<br />

trailers hebben geschept: 'Trailers and early footage have drawn praise, with s<strong>ever</strong>al scenes<br />

playing like detailed frames from the original artwork. 117 ’<br />

Het ontmantelen van superheldenformules lijkt een belangrijk thema te zijn in de<br />

Amerikaanse receptie van de film, evenals aandacht voor de toegevoegde titelsequentie, die<br />

onder meer veelbelovend en briljant wordt genoemd. Daarnaast wordt er de link gelegd met<br />

The Dark Knight, zowel Frank Millers comic uit de jaren tachtig als de filmversie van<br />

Christopher Nolan. 1986 was een definiërend jaar voor het stripmedium, en het eind van het<br />

eerste decennium van het ni<strong>eu</strong>we millennium lijkt een definiërende periode te worden voor de<br />

stripverfilming.<br />

3.3 3.3 Receptieanalyse Receptieanalyse Nederland Nederland en en VVerenigde<br />

V erenigde Staten taten<br />

In de Amerikaanse recensies lijkt inderdaad veel aandacht te zijn voor het inpassen van<br />

Watchmen in een cultuur van strips en stripverfilmingen, met specifieke aandacht voor The<br />

Dark Knight. Zo schrijft Itzkoff over het succes van The Dark Knight, wat voor Snyder een<br />

bevestiging was van het idee dat de kijker zonder achtergrondkennis toch genoeg context zou<br />

hebben om seri<strong>eu</strong>zere stripverfilmingen te kunnen waarderen. Bunch meent daarbij dat we<br />

ons bevinden in een gouden e<strong>eu</strong>w van stripverfilmingen en Hunt linkt de comic met Millers<br />

115 Lynch, ‘Film review’.<br />

116 Nick Hunt, ‘'Watchmen' finally ticks towards the big-screen’ op www.cnn.com, 28 januari 2009.<br />

117 Ibid.<br />

51


The Dark Knight door 1986 als hét jaar te zien waarin het stripmedium zichzelf<br />

herdefinieerde. Toch is dit niet iets wat per se veel meer terug te vinden is in de recensies uit<br />

dit land. Ook in de Nederlandse recensies wordt er gesproken over The Dark Knight. Van<br />

Zwol beschrijft Watchmen als een film die evenals Nolans film een ‘grimmige, morele fabel’<br />

wil zijn, maar hierin faalt, en Spits noemt slechts de verwachtingen van Universal, die met<br />

Watchmen een even groot succes wilde creëren als het succes wat The Dark Knight behaalde.<br />

Jeroen Vullings haalt de stripversie van The Dark Knight aan, en stelt dat Watchmen verder<br />

reikt dan Millers strip, door het kunnen herkennen van bekende stripfiguren in de personages<br />

van Watchmen en door het verlenen van psychologische motieven voor het dragen van een<br />

kostuum. Keyser meent zelfs dat Watchmen, de film, een e<strong>eu</strong>w aan superheldenmythologie<br />

herschrijft, zoals de comic dat deed op kleinere schaal. Vullings gaat hierin mee en ziet het<br />

ijkpunt van Watchmen als strip over strips als zeer krachtig, als commentaar op eerdere<br />

superhelden en als strip die het superheldenlandschap finaal veranderde.<br />

Naast het plaatsen van de film in een ontwikkeling van andere films, is ook de<br />

aandacht voor de door Snyder toegevoegde openingssequentie bij recensenten groot. Van het<br />

samenvatten van Watchmens alternatieve historie in een ‘prachtige, zelfbedachte<br />

openingssequentie’ (De Volkskrant), tot ‘de overdonderende openingssequentie van<br />

Watchmen [is] … een beeldverhaal op zich’ (Vrij Nederland), waarbij Vullings vindt dat het<br />

raffinement van de openingssequentie hem zit in de verstrengeling van de toenmalige realiteit<br />

met een alternatieve geschiedenis zodat de kijker zowel het verleden herkent als opveert bij de<br />

ni<strong>eu</strong>we interpretatie daarvan. Itzkoff meent dat Snyder het losmaken van het bronmateriaal als<br />

enige mogelijkheid zag om kijkers tevreden te stellen, waarvan de introductiesequentie een<br />

voorbeeld is. Scott (The New York Times) ziet de film als een artefact van een verdwenen<br />

wereld die tot zombie half-leven is teruggebracht door de cinematografische technologie van<br />

het heden en vindt de film daarom meer ni<strong>eu</strong>wsgierig dan provocerend. De titelsequentie ziet<br />

hij als de erkenning van de anachronistische en nostalgische oriëntatie van het project.<br />

Kennicott ziet de openingsscènes als briljante, snelle tour door Moores alternatieve versie van<br />

de Amerikaanse geschiedenis. Dit was volgens hem de grote sterkte van de novel: een<br />

verzonnen wereld, rijk van detail, herkenbaar (familiar), maar vreemd (alien) op hetzelfde<br />

moment. Deze mengeling van herkenbaarheid met defamiliarisatie zal ik in de volgende<br />

paragraaf gaan vergelijken met de beoogde impact van de film. Lynch vindt de<br />

openingssequentie het beste stuk uit de film, een levensechte representatie van de graphic<br />

novel. Hoewel niet iedereen noemt dat de introductiesequentie eventueel is toegevoegd om de<br />

kijker zonder bronkennis tegemoet te komen en tegelijkertijd ook een poging om aan de<br />

52


hooggespannen verwachtingen van de fans te voldoen, zijn alle recensenten die deze<br />

sequentie noemen niet anders dan positief. De vermenging van een eerdere realiteit met een<br />

ni<strong>eu</strong>we interpretatie van dit verleden, heeft bij de kijker gezorgd voor een dubbel gevoel van<br />

herkenning en verrassing (‘opveren’). Uit de woorden die Scott gebruikt (‘zombie half-leven’)<br />

is ook te begrijpen dat hij de titelsequentie als ongewoon of vervreemdend heeft ervaren, daar<br />

het de cinematografische techniek is die een verdwenen wereld terug op het beeld brengt,<br />

maar dan net anders dan in je herinnering.<br />

Over cinematografische technieken om de mediumspecifieke eigenschappen van de<br />

strip te kunnen nabootsen, is in de recensies ook veel gezegd. Zo noemt De Lang (Trouw) de<br />

strakke lijnen, primaire kl<strong>eu</strong>ren en stilistisch effectieve trucs als slow motion en verstilling,<br />

die volgens hem mooi verwijzen naar de getekende bron. Keyser (De Groene Amsterdammer)<br />

meent dat Snyder Moore potloodstreepje voor potloodstreepje heeft gevolgd in zijn<br />

verfilming. Door het feit dat personage Veidt op de laatste pagina’s van de comic praat over<br />

hoe beeld en tekst worden gecombineerd om betekenis te vormen, verbaast het Keyser niet dat<br />

vele opeenvolgende regiss<strong>eu</strong>rs trachtten de comic te verfilmen en dit als onmogelijk zagen.<br />

De Volkskrant meent dat de strip plaatje voor plaatje is verfilmd door Snyder om dit probleem<br />

op te kunnen lossen. Volgens deze krant is er vaak gefilmd met stilstaande camera en een<br />

kadrering die rechtstreeks vanuit het boek afkomstig is. Toch gaat het volgens De Volkskrant<br />

mis wanneer Snyder letterlijk de strip volgt. Dan verdwijnt de opgebouwde spanning in een<br />

grote hoeveelheid flashbacks en –forwards, beeldrijm en vertelperspectieven, wat de balans<br />

tussen hommage aan en knipoog naar het superheldengenre soms teniet doet. Vullings vindt<br />

Watchmen een verfilming die bestaat uit veel behoud van details, sfeerbeelden,<br />

karaktertekeningen en verwijzingen. Itzkoff meent dat Snyder veel visuele aspecten en<br />

dialogen rechtstreeks uit de comic heeft overgenomen. Bunch (The Washington Times) vindt<br />

dat er een soort whiplash ontstaat door verschuivingen in toon en perspectief in de film. Deze<br />

whiplash vindt hij bijna teveel om overheen te komen en ziet hij als reden waardoor de kijker<br />

elke twintig minuten uit de film wordt getrokken. Kennicott (The Washington Post) schrijft<br />

dat de film het tempo, de dubbelzinnige visuele taal, subliminale symbolen en exacte<br />

perspectieven van het tekenwerk reproduceert en noemt hierbij een interessant voorbeeld, dat<br />

van de begrafenis van de Comedian. Hierbij wordt een cameraperspectief gebruikt dat Dave<br />

Gibbons manier van tekenen in de strip evoceert. Volgens Kennicott was Watchmen al een<br />

parodie op het cinematografische, van zijn snelle cuts en korte scènes tot camerahoeken,<br />

gesuggereerd door Gibbons perspectieven. Hij noemt als grootste verschil met de comic de<br />

dichtheid en onmiddellijkheid van geweld.<br />

53


Amerikaanse recensenten lijken sowieso meer in te gaan op het getoonde geweld in de film<br />

dan Nederlandse recensenten, die het helemaal niet of veel minder noemen. Alleen De Lang<br />

noemt het geweld. Hij denkt dat, voor wie geen kennis heeft van de strip, de film zal voelen<br />

als een stampvolle kakofonie van geweld en geluid. Amerikaanse recensent Scott geeft het<br />

geweld in de film een grote rol. Volgens hem is de enige actie die er toe doet in de wereld van<br />

Watchmen, de enige zekere basis voor ethiek of politiek, de enige expressie van liefde,<br />

loyaliteit of overtuiging, moorden. De weergave van geweld in de film geb<strong>eu</strong>rt met precieze<br />

aurale en visuele details. Snyders betrokkenheid bij geweld brengt volgens Scott dan ook het<br />

onderliggende nihilisme van Watchmen naar boven. Dit komt overeen met het verschil dat<br />

Kennicott ziet in de weergave en gebruik van geweld tussen de film en de comic.<br />

3.4 3.4 Vergelijking Vergelijking beoogde beoogde en en daadwerkelijke daadwerkelijke impact impact<br />

impact<br />

In ho<strong>ever</strong>re komt de impact die de film op de (professionele) filmkijker had overeen met de<br />

impact die de film zou kunnen bewerkstelligen op de kijker, als we naar Bolter en Grusin en<br />

Gunning kijken? Volgens Gunning construeert de cinema of attractions een relatie met de<br />

toeschouwer door direct om aandacht te vragen, visuele ni<strong>eu</strong>wsgierigheid om te wekken of<br />

genot te l<strong>ever</strong>en door middel van een spektakel of unieke geb<strong>eu</strong>rtenis. Deze ‘visuele<br />

ni<strong>eu</strong>wsgierigheid’ is bijna letterlijk terug te vinden in Scotts recensie, die de film eerder<br />

ni<strong>eu</strong>wsgierig dan provocerend vindt. Ook het woord ‘spektakel’ wordt letterlijk genoemd<br />

(Van Zwol). Hoewel ik in mijn paragraaf over de beoogde impact van de film sprak over<br />

redenen waardoor Watchmen als anders kan worden gezien dan andere superheldenfilms – het<br />

niet ten koste gaan van narratieve absorptie door attracties – denkt Bunch hier anders over.<br />

Hij spreekt over een whiplash die bij de kijker ontstaat door de verschuivingen in toon en<br />

perspectief. Hij is echter de enige recensent die op deze – negatieve - manier over de invloed<br />

van cinematografische attractieve technieken op het verhaal spreekt, waaruit blijkt dat over<br />

het algemeen de gebruikte attracties inderdaad geen negatieve invloed hebben op het creëren<br />

van een diëgetisch universum. Een diëgetische wereld die ‘potloodstreepje voor<br />

potloodstreepje’ overeenkomt met hoe de kijker die kent uit de graphic novel, of een wereld<br />

die raakvlakken vertoont met of speelt met de genreregels van andere superheldenfilms die zij<br />

kennen.<br />

Uit de beschrijvingen van de introductiesequentie uit de weergegeven recensies<br />

kunnen we concluderen dat deze sequentie over het algemeen als een zeer goede representatie<br />

van de graphic novel wordt gezien en als Snyders beste toevoeging op de film. Door<br />

54


ecensenten wordt gesproken van een geraffineerde openingssequentie, waarbij het<br />

raffinement hem zit in de verstrengeling van de realiteit van de jaren tachtig met een<br />

alternatieve geschiedenis. Deze verstrengeling van herkenning en opvering of verrassing die<br />

hier bij de kijker optreedt, heb ik eerder met Bolter en Grusin gezien als iets wat veroorzaakt<br />

wordt door hypermediatie. Aan de ene kant is er immers sprake van een herkenbare<br />

gemedieerde versie van de werkelijkheid zoals velen zich de jaren tachtig herinneren, aan de<br />

andere kant zijn er grote verschillen met wat de kijker zich herinnert: een ni<strong>eu</strong>we interpretatie<br />

van diezelfde geschiedenis. De transparantere en onmiddellijker ervaring die de film ons mee<br />

wil geven, wordt doorbroken door de bewustheid van het filmmedium dat de kijker ervaart<br />

door de discontinuïteiten in wat hij zich herinnert en wat hij op het beeld ziet, in deze<br />

remediatie. Op het beeld ziet de kijker immers een ‘artefact van een verdwenen wereld […]<br />

tot zombie half-leven teruggebracht door de cinematografische technologie van het heden.’<br />

Dit citaat van Scott geeft een prachtige bevestiging van de juistheid van het gebruik<br />

van de term Unheimlich bij het bespreken van Watchmen, evenals het citaat van Kennicott<br />

over de grote sterkte van de novel: een verzonnen wereld, rijk van detail, herkenbaar<br />

(familiar), maar vreemd (alien) op hetzelfde moment. Volgens Kennicott veroorzaakt<br />

Watchmen zowel herkenbaarheid als vervreemding bij de lezer van de comic, en omdat we dit<br />

gemakkelijk kunnen doortrekken naar de film, geb<strong>eu</strong>rt dit ook bij de kijker. Dit is<br />

bijvoorbeeld te zien aan Scotts citaat. Het Unheimliche is volgens Gunnings interpretatie van<br />

Fr<strong>eu</strong>d te definiëren als een gevoel van ongewoonheid in het schijnbaar gewone. Dit gevoel<br />

blijft altijd aanwezig door een verstoring van normale ervaringen in iets wat vreemd en<br />

angstaanjagend is, daar je als kijker of lezer niet meer kunt vertrouwen op je zintuigen in<br />

combinatie met je geh<strong>eu</strong>gen – in het geval van Watchmens alternatieve jaren tachtig. Gunning<br />

gebruikt het Unheimliche om te kunnen mediëren tussen de extremen van verrassing en<br />

automatisme. Niet geheel toevallig zijn deze termen synoniemen van de woorden die<br />

Kennicott kiest: herkenbaarheid en vreemdheid – automatisme en verrassing. Hier is sprake<br />

van een esthetische defamiliarisatie, en wel juist door het ‘tot zombie half-leven’<br />

terugbrengen van een vergeten wereld.<br />

Het noemen van een ‘artefact van een verdwenen wereld’ vertoont daarnaast ook<br />

sterke raakvlakken met wat Gunning schrijft over de profetische natuur van ni<strong>eu</strong>we<br />

technologieën. Eerder schreef ik al dat de creatie van een alternatieve geschiedenis,<br />

samengepakt in de 5 minuten die de openingssequentie lang is, waarschijnlijk kon zorgen<br />

voor een Unheimlich gevoel bij de kijker. Juist door de korte tijdsduur van deze sequentie in<br />

vergelijking tot de strip – waar de kijker deze informatie min of meer zelf moet destilleren uit<br />

55


meerdere hoofdstukken – verschijnt het Unheimliche meer direct en meer attractief dan in de<br />

strip.<br />

Hoewel ik er eerder vanuit ging dat de alomtegenwoordigheid van strips in Amerika<br />

eventueel een andere receptie van de film tot gevolg kon hebben dan in Nederland, blijkt dit<br />

in de praktijk toch niet een tot een zichtbaar andere mening over de film te leiden. De comic<br />

die het stripmedium veranderde is bekender in Nederland dan ik in eerste instantie<br />

veronderstelde. In de recensies uit beide landen wordt summier gesproken over de kijker<br />

zonder achtergrondkennis van de novel. Er wordt geconcludeerd dat Snyders toegevoegde<br />

openingssequentie een concessie aan dit publiek is, een k<strong>eu</strong>ze om de uitdaging die het<br />

verkopen van de film aan de kijker zonder achtergrondkennis vormt, minder groot te maken.<br />

Tegelijkertijd wordt deze sequentie gezien als misschien wel de beste eigen toevoeging van<br />

Snyder, daar hij voor de rest de comic vrijwel beeld voor beeld heeft geadapteerd naar film,<br />

zonder veel eigen inbreng. Dat Watchmen anders is dan andere superheldenfilms, wordt door<br />

elke recensent opgepikt. De graphic novel speelde al met superheldenformules, met de regels<br />

van het stripmedium, en in de film is dit niet anders. Snyders versie voldoet aan veel regels<br />

van het superheldengenre, onder meer door het gebruik van geweld, de kostuums, de snelle<br />

actie, maar ontmantelt tegelijkertijd veel tradities. Hij laat de kijker precies zien waar hij naar<br />

kijkt: een film over superheldenfilms, door het overduidelijk en soms misschien zelfs<br />

overdreven gebruik van verstilling, slow motion en het echoën van panels die rechtstreeks uit<br />

het stripboek komen. Zo geeft Snyder zijn kijkers aan de ene kant een meer directe ervaring<br />

van Watchmen, maar maakt hij de kijker aan de andere kant bewust van het feit dat hij naar<br />

een verfilming kijkt – juist door het overduidelijke gebruik van cinematografische technieken<br />

die tegen de transparantie van het verhaal werken (hypermediatie).<br />

3.5 3.5 Impactana Impactanalyse<br />

Impactana lyse<br />

In de vorige paragraaf is gebleken dat de door beoogde impact van de film op de kijker, die<br />

ontstond door de theorieën van Bolter en Grusin en Gunning toe te passen, vrijwel naadloos<br />

aansluit met de daadwerkelijke impact zoals die te zien is in de weergegeven recensies. Het<br />

gebruik van cinematografische technieken om de kijker een directere comicervaring mee te<br />

geven, heeft inderdaad tot gevolg dat de kijker uit zijn geautomatiseerde, tweede natuur wordt<br />

gehaald en wordt verrast door hetgeen wat hij op het grote scherm ziet. Dit geb<strong>eu</strong>rt inderdaad<br />

niet alleen door het (zichtbare) gebruik van techniek, maar ook door wat dit gebruik van<br />

techniek bewerkstelligd (een alternatieve geschiedenis).<br />

56


De rol van attracties is groot bij het creëren van verrassing in een voor de kijker herkenbare<br />

situatie. Hierbij kunnen we teruggrijpen op Dick Tomasovics essay ‘The Hollywood Cobweb:<br />

New Laws of Attraction’ 118 . Tomasovic schrijft hierin over een aantal filmmakers in de jaren<br />

tachtig die de cinema van het permanent spectaculaire hebben achtergelaten om in de stijl van<br />

Steven Spielberg en George Lucas meer verbinding met het narratief en personages te vinden,<br />

alleen nu niet meer alleen om het narratief te revitaliseren. Deze filmmakers (Sam Raimi,<br />

Peter Jackson en James Cameron) gebruiken het verhaal als springplank om op de juiste tijd te<br />

springen en de briljante kracht van attracties te versterken. Hiermee creëerden zij een stijl van<br />

visueel agressieve films, een speelse, kermisachtige cinema die gebaseerd was op het genot<br />

van choquerende beelden. 119 Watchmen kan hierop weer als logisch gevolg worden gezien,<br />

een film waar attracties een grote rol spelen, daar zij het verhaal versterken en het niet slechts<br />

als springplank gebruiken. Bolter en Grusin menen verder over de cinema of attractions dat<br />

het onmiddellijk en hypergemedieerd op hetzelfde moment is. 120 Kijkers ervaren immers<br />

eenzelfde dualiteit bij attracties als de ervaring van kijken naar en doorheenkijken, wat wordt<br />

ervaren bij veel moderne kunst. Dit hiaat tussen onmiddellijkheid en hypermedialiteit wekt<br />

verbazing op bij de kijker, en hiervoor is een bewustheid van het medium nodig. Pas als de<br />

kijker doorheeft dat er iets geb<strong>eu</strong>rd wat niet kan, weet hij dat dit wordt veroorzaakt door<br />

hypermediatie in de vorm van stylistische technieken of computeranimatie. Dan is de dubbele<br />

logica van remediatie compleet, ook in het geval van attracties.<br />

Door het werk van Bolter, Grusin en Gunning te toetsen aan de case van Watchmen, is<br />

duidelijk geworden dat er met Watchmen zeker iets bijzonders aan de hand is. De vraag is nu<br />

alleen of deze film als uitzondering moet worden gezien op het superheldenfilmgenre, of in<br />

een ontwikkeling kan worden gepast met andere, uitzonderlijke superheldenfilms. Dit laatste<br />

lijkt het geval te zijn, als we kijken naar wat de recensenten hebben aangehaald in hun werk.<br />

De vergelijkingen met Frank Millers graphic novel The Dark Knight Returns en Christopher<br />

Nolans film The Dark Knight zijn immers veelvuldig aanwezig. Alan Moore’s Watchmen uit<br />

de jaren tachtig wordt in een adem genoemd met Millers werk en Art Spiegelmans Maus.<br />

Deze drie werken staan voor een periode waarin de strip zichzelf opni<strong>eu</strong>w uitvond, seri<strong>eu</strong>zer<br />

en kunstzinniger dan ooit. Strips waren niet meer alleen voor kinderen, het medium liet zien<br />

volwassen te zijn geworden. Het kon reflecteren op zijn geschiedenis, op zijn beperkingen,<br />

spelen met zijn grenzen en deze verleggen. De eerste tien jaren van de 21 e e<strong>eu</strong>w lijken<br />

118<br />

Tomasovic, ‘The Hollywood Cobweb’.<br />

119<br />

Ibid.<br />

120<br />

Bolter en Grusin, Remediation, 156.<br />

57


inderdaad een soortgelijke ontwikkeling met zich mee te brengen voor de superheldenfilm, en<br />

in een prachtig soort herhaling van de geschiedenis gaat het om vrijwel dezelfde titels die nu<br />

zijn verfilmd.<br />

Net als de graphic novels vanaf de jaren tachtig deden, zijn het nu de verfilmingen van<br />

deze werken die reflecteren op decennia van stripverfilmingen. Personages zijn menselijker<br />

geworden, met hun eigen problemen en overpeinzingen, hun rol in de wereld is niet langer<br />

alleen die van het consequentieloos redden van diezelfde wereld. De aanwezigheid van<br />

superhelden in deze verhalen beïnvloeden handelingen, structuren en geschiedenis op een<br />

realistische manier. Tegelijkertijd reflecteren zij niet alleen op ontwikkelingen in hun eigen<br />

medium of het stripmedium, maar ook op ontwikkelingen in de werkelijkheid. Veranderende<br />

relaties in de wereld brengen ook veranderingen in de strip- en filmwereld met zich mee. Zo<br />

werd in de recensie van Spits gesproken over ‘het spookbeeld van de jaren tachtig’ 121 dat door<br />

de huidige economische crisis zijn herintrede zou doen en dat in Watchmen op ‘de meest<br />

geperverteerde manier mogelijk’ wordt weergegeven. Misschien is het juist daarom nú de tijd<br />

voor deze verfilmde herlevingen van de grote strips uit de jaren tachtig. Door de huidige<br />

(economische) omstandigheden lijken deze jaren immers dichterbij dan ooit of lijken zij zelfs<br />

te herleven. Gunning schreef al dat technologieën en culturele discoursen interpenetreren. 122<br />

Deze discoursen vormen hoe we technologieën ontvangen, terwijl tegelijkertijd deze<br />

technologieën onze ervaringen beïnvloeden door middel van onze kunst, dromen en<br />

fantasieën. In het geval van Watchmen kunnen we dan stellen dat deze film juist in het huidige<br />

culturele discours de juiste snaar bij de kijker kan raken, omdat het de donkere sfeer van een<br />

voorbij maar toch zeer herkenbaar tijdperk oproept, terwijl de cinematografische technieken<br />

die gebruikt zijn (slow motion, verstilling, stripachtige kadrering, kl<strong>eu</strong>rgebruik etc.) deze<br />

ervaring beïnvloedt, door het tot een vervreemdende ervaring te maken. Op die manier kan<br />

kunst, door middel van techniek, de ervaring beïnvloeden en maakt inderdaad, zoals Gawie<br />

Keyser zei, de kunstenaar de wereld. 123<br />

121 Spits.<br />

122 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 50.<br />

123 Keyser, ‘Het leven als grap.’<br />

58


CONCLUSIE ONCLUSIE - Everything we know will change?<br />

‘Our need now is to understand the formal character of print, comic and cartoon, both as challenging<br />

and changing the consumer-culture of film, photo, and press. There is no single approach to this task,<br />

and no single observation or idea that can solve so complex a problem in changing human perception.’<br />

- Marshall McLuhan 124<br />

In deze scriptie heb ik onderzocht of de verfilming van Watchmen inderdaad, zoals de trailer<br />

bepleit, een verandering teweeg heeft gebracht en kan worden gezien als een uitzondering op<br />

andere stripverfilmingen, of toch moet worden ingepast in een ontwikkeling die plaatsvond in<br />

de eerste tien jaren van het ni<strong>eu</strong>we millennium: de opkomst van seri<strong>eu</strong>zere, donkere<br />

stripverfilmingen. Hierbij heb ik mij gefocust op de remediatie van graphic novel naar film en<br />

de technieken waarmee dit is bewerkstelligd, de beoogde impact van deze technieken op de<br />

kijker -met behulp van het werk van Jay David Bolter en Richard Grusin, Irina Rajewsky en<br />

Tom Gunnings werk over zowel attractions en technologie en mediaverandering – en de<br />

daadwerkelijke impact op de kijker aan de hand van Nederlandse en Amerikaanse recensies.<br />

In mijn eerste hoofdstuk heb ik mijn theoretisch kader uiteengezet. Jay David Bolter<br />

en Richard Grusins term remediatie was hierbij van groot belang. Hieronder verstaan zij de<br />

logica waarmee ni<strong>eu</strong>we media eerdere mediavormen opni<strong>eu</strong>w vormgeven. Bij remediatie is<br />

altijd tegelijkertijd sprake van hypermediatie (de gewaarwording van het ni<strong>eu</strong>we medium) en<br />

transparante onmiddellijkheid (de belofte van ni<strong>eu</strong>we media om een meer authentieke of<br />

onmiddellijke ervaring te brengen). Daarnaast eigent het remediërende medium zich de<br />

technieken, vormen en sociale significantie van het oude medium toe, doordat het ni<strong>eu</strong>we<br />

medium probeert het oude medium te doen laten herleven of hervormen, in naam van de<br />

werkelijkheid. Irina Rajewsky heeft het werk van Bolter en Grusin gebruikt als testcase in<br />

haar essay over intermedialiteit. Volgens haar is remediatie een definiërend karakteristiek van<br />

ni<strong>eu</strong>we digitale media en meer algemeen te zien als een fundamenteel kenmerk van huidige<br />

mediapraktijken. Het concept remediatie kan volgens haar dan ook passend zijn om de vele<br />

heterogene voorbeelden die Bolter en Grusin aanhalen, te verklaren.<br />

Tom Gunnings cinema of attractions was daarnaast van belang om een goede analyse van<br />

Watchmen te kunnen maken. Volgens Gunning construeert de cinema of attractions een<br />

124 Marshall McLuhan, Understanding Media: The Extensions of Man (New York: New American Library 1964)<br />

169.<br />

59


geheel andere reltatie met zijn toeschouwer dan bij narratieve cinema het geval is. Er wordt<br />

direct om aandacht van de toeschouwer gevraagd, visuele ni<strong>eu</strong>wsgierigheid opgewekt en<br />

genot gel<strong>ever</strong>d door middel van een opwindend spektakel of een unieke geb<strong>eu</strong>rtenis die<br />

belang in zichzelf heeft. De link tussen attracties en remediaties is snel gelegd. Gunnings<br />

cinema of attractions illustreert volgens Bolter en Grusin namelijk hoe de logica van<br />

hypermediatie zichzelf kan handhaven binnen de logica van onmiddellijkheid. De beruchte<br />

film The Arrival of a Train at the La Ciotat Station (1895) van de gebroeders Lumière had<br />

volgens hen tot doel een onmiddellijke en transparante ervaring aan zijn toeschouwers te<br />

geven. Het publiek werd zich echter bewust van het hiaat tussen wat zij zagen en wat zij<br />

wisten – tussen hypermedialiteit en transparantie en ervoeren daarmee dezelfde dualiteit van<br />

het kijken naar en doorheen kijken, waardoor veel moderne kunst gekenmerkt wordt. Bij<br />

contemporaine (Hollywood-)films verschijnt deze dualiteit door het realiteitseffect wat door<br />

het narratief wordt veroorzaakt, in samenwerking met het gebruik van stylistische technieken<br />

die de voor de kijker natuurlijk aandoende Hollywoodconventies doorbreken. De<br />

verwondering of verbazing die wordt opgewekt door deze dualiteit, vereist een bewustheid<br />

van het medium. Alleen dan begrijpt de kijker dat hij ‘voor de gek’ gehouden is. De dubbele<br />

logica van remediatie wordt zo gecompletiseerd door de hypermediatie die door verbazing<br />

wordt vereist.<br />

Om de adaptatie van strip naar film in een grotere ontwikkeling van<br />

mediaveranderingen en hun culturele impact te plaatsen, heb ik ook Gunnings ‘Re-newing old<br />

Technologies. Astonishment, Second Nature and the Uncanny in Technology from the<br />

previous turn-of-the-century’ in dit hoofdstuk uiteengezet. Hierin vraagt Gunning zich af wat<br />

we kunnen leren van de tijd toen oude technologieën ni<strong>eu</strong>w waren, hoe verbazing verdwijnt in<br />

vertrouwdheid en vooral of deze fase van verbazing kan worden teruggehaald. Volgens<br />

Russisch Formalist Sjklovskij is het mogelijk om een technologie iets van zijn oude<br />

vreemdheid terug te geven, en wel door middel van ostranenie – het proces van<br />

defamiliarisatie of vreemd maken. De stadia van verrassing en gewenning relateren echter<br />

dialectisch aan elkaar en worden getriggerd door veranderende relaties in de wereld. Om<br />

tussen deze stadia te mediëren herintroduceert Gunning Sigmund Fr<strong>eu</strong>ds Unheimliche. Het<br />

Unheimliche wordt veronderstelt als een verstoring van normale, continue en gewone<br />

ervaringen die veranderen in iets wat vreemd en angstaanjagend is en die een verlies van<br />

controle over eigenwaarde met zich mee brengt, een staat van kwetsbaarheid. Volgens<br />

Gunning ontstaat een deel van de verbazing over ni<strong>eu</strong>we technologieën door de profetische<br />

natuur van deze technologieën, hun aanspreken van een eerder onvoorstelbare toekomst. Door<br />

60


het ‘inzinken’ van de technologieën in een tweede natuur mislukt deze transformatie en wordt<br />

de technologie ingepast in gevestigde ordes van macht. Toch kan deze bedachte toekomst<br />

volgens Gunning nooit geheel verdwijnen, kunnen kloven worden heropend en verschijnt de<br />

vergeten toekomst opni<strong>eu</strong>w, met Unheimlich effect. Ook in Watchmen zien we een vergeten<br />

tijdsbeeld opni<strong>eu</strong>w verschijnen, maar dan net anders dan we ons herinneren.<br />

In het tweede hoofdstuk heb ik de plot van Watchmen, één van de meest invloedrijke<br />

publicaties binnen het stripmedium – de comic die maakte dat strips niet langer alleen voor<br />

kinderen waren en de term graphic novel introduceerde bij een groter publiek - weergegeven.<br />

Daarnaast heb ik het door mij tot testcase uitgeroepen fragment, de door regiss<strong>eu</strong>r Zach<br />

Snyder toegevoegde introducerende titelsequentie, beschreven. Deze scène valt op omdat hij<br />

een van de weinige eigen toevoegingen van Snyder op Watchmens (beeld-)verhaal is, waarin<br />

een grote hoeveelheid informatie uit de strip op een bijzondere manier is geremedieerd naar<br />

een sequentie van slechts 5 minuten en 40 seconden. Er wordt veelvuldig gebruik gemaakt<br />

van cinematografische technieken die de kijker een meer directe of onmiddellijke ervaring<br />

van Watchmen kunnen meegeven, waaronder slow motion, verstilling, fades, eenzelfde<br />

kadrering als tekenaar Dave Gibbons gebruikte in de strip, hard, contrasterend kl<strong>eu</strong>rgebruik,<br />

langzame zooms en felle belichting. Op deze manier krijgt de kijker de kans om, net als in de<br />

comic, alle details in zich op te nemen, wordt de actie verstild en ontstaat er dezelfde panel-<br />

achtige weergave als in de strip.<br />

Deze meer directe ervaring van Watchmen heeft hypermediatie tot gevolg. De kijker<br />

wordt zich – juist door het gebruik van cinematografische technieken om de comic te<br />

remediëren, bewust van het ni<strong>eu</strong>we medium. De film verwijst daarnaast ook terug naar het<br />

originele werk. Door zijn filmische imitatie van structuren uit het stripmedium constitueert de<br />

film zichzelf in relatie tot zijn bronmateriaal. De gebruikte cinematografische technieken<br />

roepen derhalve visuele ni<strong>eu</strong>wsgierigheid bij de kijker op. Deze weet immers dat hij naar een<br />

film kijkt, maar ziet op het scherm duidelijk de mediale eigenschappen van strip terug.<br />

Wanneer we de gebruikte technieken zien als attractions, zien we dat zij – in tegenstelling tot<br />

in veel andere contemporaine superheldenfilms – niet ten koste gaan van narratieve absorptie<br />

of het creëren van een diëgetisch universum. De attracties in deze sequentie van Watchmen<br />

zorgen er juist voor dat de kijker weet zich in een diëgetische wereld te bevinden die sterke<br />

raakvlakken vertoond met die van strip, maar dan hypergemedieerd naar film. Een<br />

moeilijkheid bij deze narratieve absorptie ontstaat echter doordat Watchmen een onbekende<br />

versie van het verleden creëert. Het refereren aan publieke figuren en historische<br />

geb<strong>eu</strong>rtenissen, die allemaal veranderd zijn door de aanwezigheid van superhelden, helpt mee<br />

61


met het creëren van een gevoel van verbazing bij het publiek. De jaren tachtig die zij zich<br />

herinneren worden in deze vijf minuten namelijk in een wat andere versie weergegeven, wat<br />

ervoor zorgt dat de kijker niet meer kan vertrouwen op wat hij weet. Er ontstaat een hiaat<br />

tussen wat hij weet en wat hij ziet, waarbij het gewone ongewoon wordt.<br />

Het opni<strong>eu</strong>w tonen van de mogelijkheden van het filmmedium, door er technieken van<br />

een ander medium in te corporeren, heeft esthetische defamiliarisatie bij de kijker tot gevolg<br />

en kan derhalve een Unheimlich gevoel opwekken. Dit kan echter ook worden veroorzaakt<br />

door de alternatieve geschiedenis die in Watchmen wordt weergegeven. De film opent geen<br />

vergeten toekomst – wat Gunning ziet als implicatie van de introductie van ni<strong>eu</strong>we technieken<br />

– maar een verleden dat al jaren achter ons ligt. Deze weergegeven comic versie van de<br />

werkelijkheid vervreemd ons, in theorie. Met behulp van zowel Nederlandse als Amerikaanse<br />

recensies heb ik vervolgens bekeken of dit in de praktijk ook het geval is. Is de film anders<br />

ontvangen dan andere films uit het superheldengenre en daarmee onze kijk op dit genre<br />

veranderd? Of passen de recensenten de film ook in in een bestaande ontwikkeling van<br />

mediale verandering?<br />

De in hoofdstuk drie gebruikte recensies brachten een interessant beeld van de film<br />

naar voren. Zo wordt de film door veel recensenten, Nederlands en Amerikaans, in verband<br />

gebracht met die andere donkere stripverfilming: Christopher Nolans The Dark Knight<br />

(2008). Daarnaast is de aandacht voor de openingssequentie van de film groot. Er wordt<br />

gesproken over een geraffineerde openingssequentie, waarbij het raffinement hem vooral zit<br />

in de verstrengeling van de toenmalige realiteit (jaren tachtig) met een alternatieve<br />

geschiedenis, zodat de kijker zowel het verleden herkent als opveert bij de ni<strong>eu</strong>we<br />

interpretatie daarvan. Ook wordt de film gezien als een artefact van een verdwenen wereld die<br />

tot zombie half-leven is teruggebracht door de cinematografische technologie van het heden.<br />

De grote sterkte van de novel, en door de getrouwe remediatie ook de film, is de verzonnen<br />

wereld: herkenbaar maar vreemd op hetzelfde moment. De remediatie naar film wordt over<br />

het algemeen geprezen door de nauwk<strong>eu</strong>rig overgenomen kadrering, flashbacks en<br />

flashforwards, visuele aspecten en sfeerbeelden. Wel spreekt een enkele recensent erover dat<br />

de kijker door de verschuivingen van perspectief elke twintig minuten uit de film wordt<br />

getrokken. Het enige grote verschil tussen Amerikaanse en Nederlandse recensies wat ik heb<br />

gevonden, is dat er in de Verenigde Staten meer aandacht lijkt te zijn voor het getoonde<br />

geweld in de film.<br />

Vervolgens heb ik gekeken naar in ho<strong>ever</strong>re de door mij gevonden beoogde impact<br />

van de film overeenkomt met hoe de kijker de film heeft ervaren. Deze impact blijkt vrijwel<br />

62


naadloos aan te sluiten met de daadwerkelijke impact. De gebruikte cinematografische<br />

technieken hebben de kijker inderdaad een meer directe ervaring van Watchmen weten te<br />

geven, met als gevolg dat de kijker uit zijn geautomatiseerde, tweede natuur wordt getrokken<br />

en verrast wordt door wat hij op het grote scherm ziet. Niet alleen de techniek en attracties<br />

zelf zijn hier debet aan, vooral dat wat door deze technieken te zien is: de creatie van een<br />

alternatief verleden. Het motto van de trailer, <strong>ever</strong>ything we know will change, blijkt echter<br />

wat te hoog gegrepen. Uit mijn onderzoek is gebleken dat er met Watchmen zeker iets<br />

bijzonders aan de hand is, de film kenmerkt een belangrijk punt in de ontwikkeling van een<br />

filmgenre en het gebruik van cinematografische technieken an sich, maar de film heeft niet<br />

zoveel veranderd als bepleit werd. Net als de comic zo’n dertig jaar geleden deed, heeft de<br />

filmversie van Watchmen, samen met tijdgenoten (toen en nu) als The Dark Knight (Returns)<br />

en Sin City gezorgd voor het begin van een ontwikkeling waarin het medium of genre zijn<br />

eigen grenzen leerde kennen en hier een ni<strong>eu</strong>we richting aan wist te geven. En we staan nog<br />

maar aan het begin van deze ontwikkeling in de filmgeschiedenis. Zoals dr. Manhattan aan<br />

het eind van Watchmen zegt: ‘Nothing <strong>ever</strong> <strong>ends</strong>…’.<br />

63


BIBLIOGRAFIE<br />

BIBLIOGRAFIE<br />

Bolter, J.D. en Grusin, R., Remediation. Understanding New Media (Cambridge, MA en<br />

Londen: The MIT Press 2000).<br />

Boucher, B., ‘Comic-Con: DC characters will be meeting on screen’ in Los Angeles Times, 25<br />

juli 2008.<br />

Bunch, S., ‘’Watchmen’ leap into action’ in The Washington Times, 5 maart 2009.<br />

DeMatteis, J.M. in ‘Caught in The Nexus: J.M. DeMatteis’ in The Nexus, 9 februari 2005.<br />

Gunning, T., ‘The Cinema of Attraction[s], Early Film, Its Spectator and the Avant-Garde’ in<br />

Wanda Strauven ed., The Cinema of Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam<br />

University Press 2006) 381-388.<br />

Gunning, T., ‘Re-newing old Technologies. Astonishment, Second Nature and the<br />

Unheimliche in Technology from the previous turn-of-the-century’ in David Thornburn en<br />

Henry Jenkins ed., Rethinking Media Change. The Aesthetics of Transition (Cambridge: MIT<br />

Press 2003) 39-50.<br />

Hunt, N., ‘'Watchmen' finally ticks towards the big-screen’ op www.cnn.com, 28 januari 2009.<br />

Itzkoff, D., ‘Watchmen. Skulk To the Screen’ in The New York Times, 1 februari 2009.<br />

Kennicott, Ph., ‘Blight 'Watchmen'. Graphic Novel's Edge Is Dulled in Adaptation’ in The<br />

Washington Times, 5 maart 2009.<br />

Keyser, G., ‘Het leven als grap. De verfilming van een onverfilmbare comic’ in De Groene<br />

Amsterdammer, 4 maart 2009.<br />

De Lang, R., ‘Wie waakt over superhelden?’ in Trouw, 5 maart 2009.<br />

Lynch, T., ‘Film Review: Who watches the 'Watchmen'’ in University Wire, 16 maart 2009.<br />

McLuhan, M., Understanding Media: The Extensions of Man (New York: New American<br />

Library 1964).<br />

Moore, A. en Gibbons, D., Watchmen (New York: DC Comics1986-1987).<br />

Van den O<strong>ever</strong>, A.M.A. ‘Conversation with Laura Mulvey’ in Annie van den O<strong>ever</strong> ed.,<br />

Ostranennie. The Key Debates. Mutations and Appropriations in European Film Studies I<br />

(Amsterdam: Amsterdam University Press 2010).<br />

Rajewsky, I., ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation: A Literary Perspective on<br />

Intermediality’ in Intermédialités, nr. 6, herfst 2005, 34-64.<br />

Røssaak, E., ‘Figures of Sensation: Between Still and Moving Images’ in Wanda Strauven<br />

ed., The Cinema of Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam University Press 2006)<br />

321-336.<br />

Scott, A.O., ‘For a Cold War, a Blue Superhero (and Fri<strong>ends</strong>)’ in The New York Times, 6<br />

maart 2009.<br />

F.S., ‘Dreiging verdampt in verfilming Watchmen’ in De Volkskrant, 5 maart 2009.<br />

Snyder, Z., Watchmen (2009).<br />

64


Thomson, I., ‘Deconstructing the Hero’ in Jeff McLaughlin ed., Comics as Philosophy<br />

(Jackson: University Press of Mississippi 2005) 100-129.<br />

Thompson K., en Bordwell, D., Film History. An Introduction (New York: McGraw-Hill<br />

2003).<br />

Tomasovic, D., ‘The Hollywood Cobweb: New Laws of Attraction’ in Wanda Strauven ed.,<br />

The Cinema of Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam University Press 2006) 309-<br />

320.<br />

Vullings, J., ‘Beschadigde superhelden. Watchmen, de film’ in Vrij Nederland, 14 maart<br />

2009.<br />

Van Zwol, C., ‘Superantihelden in dienst van Richard Nixon. In verfilming van cultstrip<br />

'Watchmen' demonteert regiss<strong>eu</strong>r Zack Snyder de gemaskerde wreker en de superman’ in<br />

NRC Handelsblad, 4 maart 2009.<br />

Vylenz, D., The Mindscape of Alan Moore (2003).<br />

Z.n.,‘Het perspectief van de psychopaat. Onverfilmbare strip Watchmen komt op juiste<br />

moment’ in Spits, 4 maart 2009.<br />

65


BIJLAGEN<br />

BIJLAGEN<br />

Afbeelding 1.<br />

Afbeelding 2.<br />

66


Afbeelding 3.<br />

Afbeelding 4.<br />

Afbeelding 5a (graphic novel) en 5b (film).<br />

67


Afbeelding 6.<br />

Afbeelding 7.<br />

Afbeelding 8.<br />

68

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!