Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
‘NOTHING ‘NOTHING EVER EVER EVER ENDS ENDS…’ ENDS …’<br />
Het et et verleggen verleggen van van grenzen grenzen in in strip strip en en film film: film : eeen<br />
e en analyse van<br />
Watchmen Watchmen Watchmen Watchmen met met behulp behulp van van van remediatie, remediatie, techniek techniek en en receptie.<br />
receptie.<br />
M.D. de Boer
‘Nothing <strong>ever</strong> <strong>ends</strong>…’<br />
Het verleggen van grenzen in strip en film: een analyse van Watchmen met<br />
behulp van remediatie, techniek en receptie.<br />
M.D. de Boer<br />
S 1387642<br />
Dr. A.M.A. van den O<strong>ever</strong><br />
Dr. S.I. Aasman<br />
Masterscriptie Kunsten, Cultuur en Media, Rijksuniversiteit Groningen<br />
Afstudeerrichting Filmwetenschap<br />
Groningen, 25 juni 2010<br />
1
VOORWOORD<br />
VOORWOORD<br />
‘Just because some people wear a mask, doesn’t mean that they did something’.<br />
Danger Doom – ‘Basket Case’ (The Mouse and the Mask, 2005).<br />
In een scriptie over de verfilming van een graphic novel waarvan wordt gezegd dat het het<br />
stripmedium volwassen maakte, waar filosofie en geweld - hoe ironisch ook - vredig naast<br />
elkaar bestaan en waarin niet alleen de grenzen van het medium werden verlegd maar er ook<br />
juist binnen deze grenzen werd gewerkt – in zo’n samenkomst van high en low culture lijkt<br />
het niet meer dan verantwoord om mijn voorwoord te beginnen met een citaat van Danger<br />
Doom. Daarbij lijkt dit citaat ontzettend van toepassing te zijn op Watchmen. Het geeft in één<br />
zin de paradox aan van het jezelf verbergen achter een masker om naast onschuldige burgers<br />
ook je identiteit te kunnen beschermen en de staat van vogelvrijheid waarin je dan belandt.<br />
Who watches the Watchmen is niet voor niets de kern van Moore en Gibbons werk.<br />
Misschien is het echter ook zo, dat naarmate deze scriptie meer en meer deel van mij<br />
begon uit te maken, ik ook steeds meer alles met hem ging verbinden. Zo ook het geciteerde<br />
nummer. Het is namelijk een langdurige haatliefdesrelatie geweest tussen de scriptie en mij.<br />
Het steeds opni<strong>eu</strong>w lezen van de comic die zo’n onuitwisbare eerste indruk had gemaakt, het<br />
steeds weer bekijken van de film die me op het puntje van mijn stoel deed zitten. Soms was<br />
het iets teveel. Maar daarentegen heeft dit onderzoek mij dichterbij Watchmen gebracht en<br />
dichterbij de redenen waaróm de comic en de film zo’n indruk op mij hebben gemaakt. Mijn<br />
allereerste ni<strong>eu</strong>wsgierigheid naar het waarom wat deze film en deze comic zo anders maakten<br />
is niet onbevredigd gebleven en daarmee de reden om aan dit onderzoek te beginnen ook niet.<br />
Het loslaten van deze periode, waarin de scriptie en ik onlosmakelijk met elkaar<br />
verbonden zijn, zal vermoedelijk sneller gaan dan ik op dit moment kan verwachten. Ik wil<br />
dan ook op deze plek iedereen bedanken die mijn eindeloze stroom aan ideeën, omgooien van<br />
ideeën, planningen, theorieën en vooral een iets meer dan gezonde hoeveelheid stress, heeft<br />
willen aanhoren en voor onderst<strong>eu</strong>ning heeft gezorgd wanneer dat nodig was (en soms<br />
wanneer het eigenlijk niet zo handig uitkwam). De Doomsday Clock ging de laatste paar<br />
maanden voor mij steeds sneller tikken, tot het dan echt twee voor twaalf was. Als laatste wil<br />
ik natuurlijk mijn begeleiders bedanken. Annie, omdat je me door moeilijke perioden heen<br />
hebt geholpen met je zinvolle commentaar en kritiek, en Susan, omdat je tijd hebt kunnen<br />
vrijmaken om als mijn tweede corrector te fungeren.<br />
Ik hoop met deze scriptie een waardevol einde aan mijn studietijd te hebben gegeven,<br />
en ik wil je dan ook veel plezier wensen met lezen.<br />
2
IN INHOUDSOPGAVE<br />
IN<br />
HOUDSOPGAVE<br />
Voorwoord…………………………………………………………….……………………………..2<br />
Inleiding…………………………………………………………………………………………..….4<br />
Hoofdstuk 1 - Theorie<br />
1.1 Remediation…………………………………………………………………………………………7<br />
1.2 Attracties…………………………………………………………………………………………...17<br />
1.3 Media en technologie………………………………………………………………………………21<br />
Hoofdstuk 2 - Momentanalyse<br />
2.1 Watchmen………………………………………………………………………………………….29<br />
2.2 Momentbeschrijving………..……………………………………………………………………...32<br />
2.3 Mediale vergelijking en - analyse………………………………………………………………….34<br />
2.4 Beoogde impact…………..………………………………………………………………………..38<br />
Hoofdstuk 3 – Receptie en impact<br />
3.1 Receptie Nederland....................…..………………………………………………………………43<br />
3.2 Receptie Verenigde Staten………………….……………………..………………………………47<br />
3.3 Receptieanalyse Nederland en Verenigde Staten…………………………………………………51<br />
3.4 Vergelijking beoogde en daadwerkelijke impact………………………………………………….54<br />
3.5 Impactanalyse……………………………………………………………………………………...56<br />
Conclusie………………………………………………..…………………………………………59<br />
Bibliografie…………………………………………………………………..…………….……….64<br />
Bijlagen………………………………………………………………………………….…………..66<br />
3
INLEIDING<br />
INLEIDING<br />
‘Everything we know will change.’<br />
- Watchmen, trailer, 2009<br />
Een donkere, bewolkte achtergrond waarop in de zo kenmerkende gele Watchmenkl<strong>eu</strong>r logo’s<br />
verschijnen markeert de allereerste kennismaking met de verfilming van het alom geprezen<br />
Watchmen, een graphic novel die tussen 1986 en 1987 in twaalf delen verscheen en is<br />
geschreven door Alan Moore en geïllustreerd door Dave Gibbons. De officiële trailer, want<br />
daar gaat het hier om, gaat na het weergeven van de logo’s van Paramount, Warner Bros,<br />
Legendary en DC Comics vervolgens verder met elkaar snel opeenvolgende shots, waarin<br />
filmische technieken elkaar even snel afwisselen als de gepresenteerde personages en<br />
situaties. De trailer van Watchmen legt, tegen de verwachting in, niet veel nadruk op het feit<br />
dat het de verfilming is van ‘the most celebrated graphic novel of all time’. Dit wordt slechts<br />
enkele seconden in beeld gebracht. Veel meer ligt de nadruk op ‘<strong>ever</strong>ything we know will<br />
change’, de eerste zin die in de trailer in beeld wordt gebracht. Om dit statement kracht bij te<br />
zetten wordt er veel gebruik gemaakt van filmische technieken als slow motion, fast motion,<br />
snelle zooms en close ups. Vooral het gebruik van versnelling en verstilling in de actieshots<br />
die in de trailer zijn geplaatst, worden geacht het onverwachte aspect van de beelden kracht<br />
bij te zetten. Deze technieken, samen met het introduceren van de personages, die allemaal net<br />
anders zijn dan superhelden waar veel filmkijkers aan gewend zijn, maken dat de trailer er<br />
voornamelijk op gericht is om aan te tonen dat deze film anders zal zijn dan de kijker<br />
verwacht. Het feit dat het gebaseerd is op een graphic novel wordt er niet als duidelijkst in<br />
uiteengezet, maar verduidelijkt de trailer wel voor een groot gedeelte, juist omdat het niet als<br />
eerste wordt gebracht, maar tegen het einde als een soort verklaring fungeert voor de<br />
‘ni<strong>eu</strong>we’, stripachtige beelden die we als kijker hebben gezien.<br />
Is de trailer door de kijker inderdaad als verni<strong>eu</strong>wend of verrassend ontvangen? Over<br />
het algemeen is er een duidelijke tweedeling terug te vinden in de receptie van de trailer. Er<br />
bestaat een groep kijkers die reeds bekend was met de graphic novel en die de beelden uit de<br />
trailer voornamelijk zijn gaan opzoeken in hun versie van het boek, vooral omdat de shots uit<br />
de trailer voor het grootste gedeelte precieze verfilmingen zijn van panels uit de graphic<br />
novel. Daarnaast is er natuurlijk de groep kijkers die nog niet bekend is of was met de graphic<br />
novel. De trailer heeft er in ieder geval voor gezorgd dat er zoveel exemplaren van Watchmen<br />
4
werden verkocht, dat het boek op nummer twee van Amazons verkooplijst kwam. ‘In the past<br />
week, DC ordered up a new 200,000-copy print run of the "Watchmen" trade paperback<br />
because of a flurry of consumer interest after the trailer. “Its all very exciting,” Levitz said. “A<br />
graphic novel went to No. 2 on Amazon because of a movie trailer. That’s not something<br />
we’ve seen before.”’ 1 Naast hoge verwachtingen heeft de trailer dus ook een behoorlijke groei<br />
in de interesse in het bronmateriaal van de film teweeggebracht. Wanneer naar dit fenomeen<br />
wordt gekeken met Bolter en Grusins Remediation, waarin zij stellen dat elk medium zijn<br />
voorgangers belooft te verbeteren door een meer authentieke of onmiddellijke ervaring te<br />
brengen, wordt theoretisch gezien het een en ander verduidelijkt. Onder hypermediatie<br />
verstaan Bolter en Grusin de gewaarwording van het ni<strong>eu</strong>we medium, wat onvermijdelijk<br />
optreedt bij de belofte van verbetering die elk ni<strong>eu</strong>w medium in zich draagt. De trailer geeft<br />
weer dat de Watchmenfilm goed op de hoogte is van zijn bronmateriaal, door shots te maken<br />
die vrijwel gelijk zijn aan de panels uit de graphic novel, maar laat tegelijkertijd ook zien dat<br />
de film iets is wat we nog nooit gezien hebben: een meer authentieke of onmiddellijke<br />
ervaring van het verhaal en de beelden zoals we die kennen – of waar we ni<strong>eu</strong>wsgierig naar<br />
worden – uit het boek.<br />
Everything we know will change. Heeft de verfilming van Watchmen inderdaad iets<br />
veranderd, behalve bewijzen dat het boek wél verfilmd kon worden, in tegenstelling tot wat<br />
bijvoorbeeld Terry Gilliam (één van de regiss<strong>eu</strong>rs die de verfilming eerder op zich probeerden<br />
te nemen) dacht? Wat maakt Watchmen anders? Is het de manier van filmen, de manier<br />
waarop het bronmateriaal een rol speelt bij de beleving van de film door de kijker of toch ook<br />
hoe deze film toch niet helemaal lijkt te passen in het superheldengenre wat Hollywood in de<br />
loop der jaren gecreëerd heeft? Of past hij juist in wat een ni<strong>eu</strong>we traditie van donkere<br />
superheldenfilms, met Robert Rodriguez’ Sin City en Christopher Nolans Batman, lijkt te<br />
zijn? In mijn onderzoek naar Watchmen wil ik me gaan beperken tot het analyseren van<br />
visuele technieken en aspecten en me daarnaast bezig houden met Watchmens invloeden op<br />
en plaats binnen mediageschiedenis en mediaverandering. Door deze nadruk op<br />
remediatietechnieken en culturele impact zal ik het narratief, hoe indrukwekkend ook, niet<br />
meer dan kort behandelen. Het kader waarbinnen ik mijn onderzoek wil verrichten zal ik in<br />
het volgende hoofdstuk verder uitwerken en zal bestaan uit het weergeven van het voor mij<br />
relevante werk van Bolter en Grusin en daarnaast hoe hun Remediation in het mediadebat is<br />
ontvangen en hoe hier verder op is doorgebouwd door onder andere Irina Rajewsky. Tom<br />
1 Geoff Boucher, ‘Comic-Con: DC characters will be meeting on screen’ in Los Angeles Times, 25 juli 2008.<br />
5
Gunnings werk over technologie en zijn bekende werk over de cinema of attractions ga ik ook<br />
in dit eerste hoofdstuk uiteenzetten, om de weg vrij te maken voor een analyse van Watchmen<br />
in het kader van mediaverandering en culturele impact. Hierbij zal ik ook Gunnings relevante<br />
artikel uit Rethinking Media Change weergeven, teneinde een goed beeld te kunnen geven<br />
van de huidige stand van zaken in het debat over mediaverandering en te zien hoe Watchmen<br />
hier in past.<br />
In mijn tweede hoofdstuk zal ik vervolgens, na een korte bespreking van Watchmen,<br />
het verhaal van de comic en ontwikkeling naar film, de hier ter inleiding gegeven analyse van<br />
de trailer uitvergroten een moment uit de film te beschrijven en vervolgens te analyseren,<br />
waarbij ik de genoemde werken uit mijn kader zal inzetten om een beter begrip te creëren van<br />
wat het is wat we nu eigenlijk zien in de film en hoe dit tot stand is gebracht. Scènes uit de<br />
graphic novel zal ik hiermee gaan vergelijken om te kunnen uitzoeken in ho<strong>ever</strong>re zij op<br />
eenzelfde manier in beeld zijn gebracht in de film. Met behulp van Gunnings werk over<br />
(ni<strong>eu</strong>we) technologieën kan ik Watchmens werking op de kijker en zijn rol in het debat over<br />
mediaverandering plaatsen, waarbij ik ook rekening houd met hoe de achtergrondkennis van<br />
de novel de kijkervaring zou kunnen beïnvloeden. Hieruit zal een beoogde impact van<br />
Watchmen komen.<br />
Deze beoogde impact, of hypothese, wil ik vervolgens gaan toetsen aan<br />
daadwerkelijke impact van de film op de kijker door middel van de receptie van de film.<br />
Hierbij komen zowel zij die bekend zijn met de graphic novel als ‘onbevangen’ kijkers aan<br />
bod, in de in twee categorieën opgedeelde Nederlandse en Amerikaanse recensies. Uit deze<br />
recensies zal vervolgens een beeld ontstaan van de film, die ik kan gaan vergelijken met de<br />
beoogde impact die door de gebruikte technieken bij de kijker bewerkstelligd is. De in het<br />
vorige hoofdstuk gedane analyse van receptie kan ik derhalve in een dit derde hoofdstuk<br />
verder doortrekken naar een analyse vanuit de in mijn kader geïntroduceerde theorieën. In<br />
ho<strong>ever</strong>re bewijzen of ontkrachten de recensies van mijn case de hypotheses en bevindingen<br />
uit Bolter en Grusin en Gunnings werk? Is er met deze film sprake van een totale verandering<br />
of moeten we de invloed kleiner zien en de film inpassen in een ontwikkeling? Welke<br />
ontwikkeling is dit?<br />
Everything we know will change?<br />
6
HOOFDSTUK HOOFDSTUK 1 1 - Theorie Theorie<br />
Theorie<br />
‘Every change in film history implies a change in its address to the spectator, and each period<br />
constructs its spectator in a new way.’<br />
1.1 1.1 Remediation<br />
- Tom Gunning 2<br />
Bij de adaptatie van een graphic novel naar film is het noodzakelijk aandacht te besteden aan<br />
de manier waarop dit is geb<strong>eu</strong>rd om te kunnen begrijpen hoe de mediumspecifieke kwaliteiten<br />
van beide media andere technieken gebruiken om eenzelfde effect te kunnen bewerkstelligen.<br />
Jay David Bolter en Richard Grusin geven in hun werk Remediation. Understanding New<br />
Media (2000) een aantal relevante termen waarmee het fenomeen van de omzetting van een<br />
medium naar een andere beter kan worden onderzocht en begrepen. Een van hun belangrijkste<br />
benamingen is natuurlijk remediatie, waaronder zij de logica verstaan waarmee ni<strong>eu</strong>we media<br />
eerdere mediavormen een ni<strong>eu</strong>we vorm geven. In hun genealogie van ni<strong>eu</strong>we media vormt<br />
remediatie het derde punt dat ontstaat uit hypermediatie (hypermediacy) en transparante<br />
onmiddellijkheid (transparent immediacy). 3 Volgens Bolter en Grusin belooft elk medium<br />
zijn voorgangers te verbeteren door een meer authentieke of onmiddellijke ervaring te<br />
brengen. Deze belofte van verbetering leidt echter onvermijdelijk tot het gewaarworden van<br />
het ni<strong>eu</strong>we medium, wat zij benoemen als hypermediatie. 4 Daarentegen is transparante<br />
onmiddellijkheid een stijl van visuele representatie die als doel heeft de kijker de<br />
aanwezigheid van het medium te doen laten vergeten 5 en ons alleen in de aanwezigheid te<br />
laten zijn van wat gerepresenteerd wordt. 6 Daarbij komt dat een medium, datgene wat<br />
remedieert, zich de technieken, vormen en sociale significantie van andere media toe-eigent<br />
en probeert hen te doen herleven of een ni<strong>eu</strong>we vorm te geven in naam van de werkelijkheid.<br />
Een medium in onze cultuur kan nooit in isolatie opereren, omdat het relaties van respect en<br />
rivaliteit met andere media aangaat. 7<br />
2 Tom Gunning, ‘The Cinema of Attraction[s], Early Film, Its Spectator and the Avant-Garde’ in Wanda<br />
Strauven ed., The Cinema of Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam University Press 2006) 381-388<br />
aldaar 387.<br />
3 Jay David Bolter en Richard Grusin, Remediation. Understanding New Media (Cambridge, MA en Londen:<br />
The MIT Press 2000) 273.<br />
4<br />
Ibid., 19.<br />
5<br />
Ibid., 272.<br />
6<br />
Ibid., 6.<br />
7<br />
Ibid., 65.<br />
7
Deze dubbele logica van remediatie (hypermediatie en transparante onmiddellijkheid vinden,<br />
hoe contradictoir ook, altijd tegelijkertijd plaats) kan volgens Bolter en Grusin plaatsvinden<br />
op drie verschillende manieren. Onze cultuur wil haar media zowel vermeerderen als alle<br />
sporen van mediatie uitwissen: idealiter wil zij haar media wissen terwijl zij hen vermeerdert. 8<br />
Als eerste manier waarop de dubbele logica van remediatie kan plaatsvinden noemen Bolter<br />
en Grusin remediatie als de mediatie van mediatie. Elke handeling van mediatie hangt af van<br />
andere handelingen van mediatie. Media zijn elkaar continu aan het becommentariëren,<br />
reproduceren elkaar en nemen elkaars plek in. Zij hebben elkaar nodig om überhaupt als<br />
media te kunnen functioneren. Als tweede noemen zij remediatie als de onafscheidelijkheid<br />
van mediatie en werkelijkheid. Hoewel Baudrillards notie van simulatie en simulacra wellicht<br />
iets anders suggereert, zijn alle mediaties in zichzelf echt. Zij zijn echt als artefacten in onze<br />
gemedieerde cultuur. Ondanks het feit dat alle media bouwen op andere media in cycli van<br />
remediatie, moet onze cultuur volgens Bolter en Grusin nog steeds accepteren dat alle media<br />
de werkelijkheid remediëren. Net zoals er geen mogelijkheid is om van mediatie af te komen,<br />
kan dit ook niet met de werkelijkheid. Als derde en laatste punt noemen Bolter en Grusin<br />
remediatie als hervorming. Het doel van remediatie is om andere media opni<strong>eu</strong>w vorm te<br />
geven of te rehabiliteren. Hierbij komt dat alle mediaties zowel in zichzelf echt zijn als<br />
mediaties van de werkelijkheid vormen, derhalve kan remediatie ook worden begrepen als een<br />
proces van het hervormen van de werkelijkheid. 9<br />
Hoewel Bolter en Grusin in hun werk veel aandacht besteden aan digitale (ni<strong>eu</strong>we)<br />
media, geven zij aan dat remediatie niet begon met de introductie van digitale media.<br />
Hetzelfde proces kan namelijk gevonden worden op verschillende manieren in de laatste paar<br />
honderd jaar geschiedenis van Westerse visuele representatie. Zeventiende-e<strong>eu</strong>wse<br />
schilderijen, fotografie en een computersysteem voor virtual reality zijn allen zeer<br />
verschillend, maar allemaal te zien als pogingen om onmiddellijkheid te bereiken door de<br />
aanwezigheid van het medium of de handeling van mediatie te negeren of ontkennen.<br />
Allemaal proberen zij de kijker in dezelfde ruimte te plaatsen als de objecten waarnaar<br />
gekeken wordt. 10 Evenals onmiddellijkheid heeft ook hypermediatie een geschiedenis. Zowel<br />
middele<strong>eu</strong>wse manuscripten, schilderijen uit de Verlichting en een multimedia-applicatie op<br />
de computer zijn een uitdrukking van een fascinatie met media. Zowel nu als in het verleden<br />
vragen ontwerpers van hypermediale vormen ons om plezier te halen uit de handeling van<br />
8 Bolter en Grusin, Remediation, 5.<br />
9 Ibid., 55-56.<br />
10 Ibid., 11.<br />
8
mediatie, zo als vaak geb<strong>eu</strong>rt in de hedendaagse populaire cultuur. Als voorbeeld halen Bolter<br />
en Grusin de uitgebreide podiumproducties van popsterren aan, die naast nog zoveel andere<br />
voorbeelden, kunnen worden genoemd als hypermediale geb<strong>eu</strong>rtenissen die miljoenen<br />
mensen aanspreken. 11<br />
Digitale media vormen desalniettemin wel het belangrijkste aandeel in Remediation.<br />
Bolter en Grusin beargumenteren in hun werk dat deze ni<strong>eu</strong>we media precies doen wat hun<br />
voorgangers eerder hebben gedaan: zichzelf presenteren als een ni<strong>eu</strong>we vorm van of een<br />
verbeterde versie van andere media. Digitale visuele media kunnen volgens Bolter en Grusin<br />
het best worden begrepen door de manier waarop zij schilderen, fotografie, film, televisie en<br />
geprinte media eren, met hen wedijveren of herzien. Volgens hen is er geen medium vandaag<br />
de dag, en zeker geen enkele mediale geb<strong>eu</strong>rtenis, die zijn culturele werk doet in isolatie van<br />
andere sociale en economische krachten. Wat ni<strong>eu</strong>w is aan ni<strong>eu</strong>we media, is de manier<br />
waarop zij oudere media van een ni<strong>eu</strong>we vorm voorzien en de manier waarop oudere media<br />
zichzelf een ni<strong>eu</strong>we vorm geven om aan de uitdagingen van ni<strong>eu</strong>we media te voldoen. 12<br />
Bolter en Grusins werk wordt door Irina Rajewsky genoemd in haar essay ‘Intermediality,<br />
Intertextuality, and Remediation: A Literary Perspective on Intermediality’. 13 Na het kort<br />
weergeven van de lijn van haar essay, zal ik dieper ingaan op de manier waarop zij Bolter en<br />
Grusins opvatting van remediatie ziet en plaatst in een breder perspectief. In haar essay heeft<br />
Rajewsky tot doel haar eigen begrip van intermedialiteit preciezer te omschrijven en binnen<br />
een breder spectrum te plaatsen. Zij roept dan ook op tot een conceptuele en terminologische<br />
draai naar intermedialiteit, vooral in het ‘interart studies’-gebied, waar het concept van<br />
intermedialiteit lang verwaarloosd is. De term intermedialiteit kwam volgens Rajewsky in de<br />
jaren negentig op. Veel van wat onder deze naam werd behandeld was echter niet ni<strong>eu</strong>w. Wel<br />
zijn er ni<strong>eu</strong>we aspecten en problemen ontstaan, vooral met betrekking tot elektronische en<br />
digitale media, maar intermediale relaties en processen op zichzelf zijn fenomenen die al<br />
langere tijd erkend zijn. De groeiende erkenning wijst derhalve meer naar ni<strong>eu</strong>we manieren<br />
om problemen op te lossen, ni<strong>eu</strong>we mogelijkheden om hen te presenteren en erover te denken<br />
en ni<strong>eu</strong>we kijken op mediale grensvervagers en hybridisering. Dit betekent volgens haar een<br />
verhoogde bewustheid van het materiële aspect en de medialiteit van de artistieke en culturele<br />
11<br />
Bolter en Grusin, Remediation., 14.<br />
12<br />
Ibid., 14-15.<br />
13<br />
Irina Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation: A Literary Perspective on Intermediality’ in<br />
Intermédialités, nr. 6, herfst 2005, 34-64.<br />
9
praktijk. Er bestaat echter niet één uniforme term van intermedialiteit of één intermediaal<br />
perspectief. Vanaf het begin heeft intermedialiteit als parapluterm gefunctioneerd. 14<br />
Op dit moment bestaat er dan ook een proliferatie van heterogene concepten van<br />
intermedialiteit en heterogene manieren waarop de term wordt gebruikt. Daarom wil<br />
Rajewsky met haar essay de h<strong>eu</strong>ristische en praktische waarde van een beter gedefinieerde<br />
term identificeren. Volgens haar is intermedialiteit een term voor alle fenomenen die ontstaan<br />
tussen media. Intermediaal bepaalt de configuraties die te maken hebben met een<br />
grensoverschrijding tussen media, en die daardoor gescheiden kunnen worden van<br />
intramediale fenomenen en transmediale fenomenen (de verschijning van een motief,<br />
esthetiek of discours over een verscheidenheid van verschillende media). 15 Rajewsky’s<br />
benadering richt zich op intermedialiteit als categorie voor de concrete analyse van teksten en<br />
andere mediaproducten. Zij concentreert zich op concrete mediale configuraties en hun<br />
specifieke intermediale kwaliteiten. Deze kwaliteiten variëren per groep fenomeen en vragen<br />
derhalve om een enger concept van intermedialiteit dan het concept dat Rajwesky eerder<br />
aanhaalde (alle fenomenen die ontstaan tussen media). Hiervoor trekt Rajewsky scheidslijnen<br />
tussen individuele subcategorieën van intermedialiteit en ontwikkelt ze een uniforme theorie<br />
voor elk van hen. 16 Zij onderscheidt drie categorieën:<br />
1. Intermedialiteit in de enge zin van mediale transpositie (onder andere<br />
filmadaptaties). De intermediale kwaliteit ligt in de manier waarop een<br />
mediaproduct tot stand komt: met de transformatie van een gegeven mediaproduct<br />
of met zijn grondslag in een ander medium. Deze categorie is een<br />
productiegeoriënteerde ‘genetische’ opvatting van intermedialiteit: de ‘originele’<br />
tekst, film of ander mediaproduct is de ‘bron’ voor het ni<strong>eu</strong>w gevormde<br />
mediaproduct, van welke de formatie gebaseerd is op een mediumspecifieke en<br />
verplicht intermediaal transformatieproces. 17<br />
2. Intermedialiteit in de enge zin van mediacombinatie (waaronder opera, film en<br />
comics), multimedia, mixed media en intermedia. De intermediale kwaliteit van<br />
deze categorie wordt gedetermineerd door de mediale constellatie die een gegeven<br />
mediaproduct vormt, welke het resultaat is van het proces van combineren van op<br />
zijn minst twee conventioneel verschillende media of mediale uitingsvormen. Deze<br />
twee media of mediale uitingsvormen zijn aanwezing in hun eigen materialiteit en<br />
14 Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation’, 43-44.<br />
15 Ibid., 46.<br />
16 Ibid., 51.<br />
17 Ibid., 51.<br />
10
dragen bij aan de constitutie en significantie van het gehele product op hun eigen<br />
specifieke manier. Voor deze categorie is intermedialiteit een communicatief-<br />
semiotisch concept, gebaseerd op de combinatie van op zijn minst twee mediale<br />
uitingsvormen. De reikwijdte van deze categorie gaat van een nabijheid van twee<br />
of meer materiële manifestaties van verschillende media naar een ‘echte’ integratie<br />
die in zijn meest pure vorm geen van zijn afzonderlijke delen bevoorrecht. De<br />
opvatting dat film of opera aparte genres zijn, maakt duidelijk dat de combinatie<br />
van verschillende mediale uitingsvormen kunnen leiden tot het ontstaan van<br />
ni<strong>eu</strong>we, onafhankelijke kunst- of mediagenres, een formatie waarin de<br />
plurimediale grondslag van het genre juist zijn specificiteit wordt. Vanuit<br />
historisch perspectief benadrukt deze tweede categorie van intermedialiteit een<br />
dynamisch, evolutionair proces. 18<br />
3. Intermedialiteit in de enge zin van intermediale verwijzingen (zoals verwijzingen<br />
in een literaire tekst naar een film door middel van evocatie of imitatie van<br />
bepaalde filmtechnieken als zoom, fade, dissolve en montage). Andere termen voor<br />
deze categorie zijn ook wel ekphrasis en transposition d’art. Intermediale<br />
verwijzingen moeten dus worden begrepen als betekenisgevende (constitutionele)<br />
strategieën die bijdragen aan de algehele significatie van het mediaproduct: het<br />
mediaproduct gebruikt namelijk zijn eigen mediaspecifieke middelen om te<br />
refereren aan een specifiek, individueel werk dat is geproduceerd in een ander<br />
medium (Einzelreferenz) of om te refereren aan een specifiek mediaal subsysteem<br />
(filmgenre), of aan een ander medium als systeem (Systemreferenz). Het gegeven<br />
product constitueert zichzelf gedeeltelijk of geheel in relatie tot het werk,<br />
subsysteem of systeem waaraan het refereert. In deze derde categorie, zoals bij<br />
mediacombinaties, wijst intermedialiteit op een communicatief-semiotisch<br />
concept, maar hier is het per definitie maar één medium, het refererende medium<br />
(in tegenstelling tot het medium waaraan gerefereerd wordt), dat materieel<br />
aanwezig is. Eerder dan het combineren van verschillende vormen van media-<br />
uitingen, thematiseert, evoceert of imiteert het gegeven mediaproduct elementen of<br />
structuren van een ander, conventioneel gescheiden medium door het gebruik van<br />
zijn eigen mediumspecifieke eigenschappen. 19<br />
18 Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation’, 52.<br />
19 Ibid., 53.<br />
11
Eén mediale configuratie kan gemakkelijk voldoen aan twee of drie van de intermediale<br />
categorieën. Een filmadaptatie kan worden geclassificeerd in categorie mediacombinatie, als<br />
adaptatie van literaire werken kunnen zij gezien worden als mediale transpositie en als er in<br />
de film specifieke, concrete verwijzingen naar een eerdere literaire tekst worden gemaakt,<br />
kunnen deze strategieën worden gezien als intermediale verwijzingen. Het product wat<br />
ontstaat uit een gegeven mediale transpositie kan, naast het verplichte mediale<br />
transformatieproces, immers (terug)verwijzingen naar het originele werk tentoonspreiden. In<br />
het geval van filmadaptatie ontvangt de kijker de originele literaire tekst naast het kijken van<br />
de film en ontvangt hij deze in zijn verschil of overeenkomst met de film. Deze ontvangst<br />
verschijnt niet (alleen) op basis van eerdere kennis of culturele achtergrond die de kijker<br />
heeft, maar op basis van de films eigen specifieke constitutie. Het opent lagen van betekenis<br />
die specifiek geproduceerd zijn door deze verwijzing naar of in relatie plaatsen van film en<br />
tekst. Eerder dan simpelweg gebaseerd te zijn op een al bestaand, origineel literair werk, kan<br />
een filmadaptatie geconstitueerd zijn in relatie tot het literaire werk en dus vallen in de<br />
categorie van intermediale verwijzingen. 20<br />
Rajewsky neemt Bolter en Grusins Remediation als testcase van een bepaald soort<br />
intermediale relatie waarin, door processen van mediale vervorming, zowel ni<strong>eu</strong>were als<br />
oudere (media)vormen betrokken zijn in een strijd voor culturele erkenning. Bolter en Grusin<br />
focussen volgens Rajewksy op digitale media wanneer zij stellen dat ‘alle huidige media<br />
remediëren’, en dus zowel een eerbetoon geven aan als wel rivaliseren met eerdere media<br />
door ‘deze oudere vormen aan te nemen en te vervormen’. Ook eerdere media hebben veelal<br />
ni<strong>eu</strong>we media en elkaar geremedieerd. Derhalve is ‘remediatie een definiërend karakteristiek<br />
van de ni<strong>eu</strong>we digitale media’ en meer algemeen een fundamenteel kenmerk van huidige<br />
mediapraktijken. Om deze conclusies te rechtvaardigen geven Bolter en Grusin een overzicht<br />
van hoe ni<strong>eu</strong>w ontstane media altijd eerdere mediatechnieken en –kenmerken hebben<br />
geremedieerd. Bolter en Grusins voorbeelden kunnen volgens Rajewksy inderdaad worden<br />
gezien als voorbeelden van een wijd verspreide en groeiende of fundamentele correlatie<br />
tussen ni<strong>eu</strong>were en eerdere media. Bolter en Grusin: ‘geen enkel medium doet zijn culturele<br />
werk in isolatie van andere media, niet meer dan dat het werkt in isolatie van andere sociale<br />
en economische krachten’. 21<br />
Vanuit een andere hoek zijn er significante verschillen te vinden in de voorbeelden of<br />
groepen voorbeelden die Bolter en Grusin noemen. Fundamentele verschillen in de twee<br />
20 Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation’, 53.<br />
21 Ibid., 61.<br />
12
groepen voorbeelden die zij aanhalen: aan de ene kant zijn er remediatiepraktijken die worden<br />
toegeschreven aan (ni<strong>eu</strong>w ontstane) media (bijvoorbeeld film als een algemene remediatie van<br />
fotografie en theater), aan de andere kant zijn er concrete voorbeelden van remediatie in<br />
aparte mediaproducten (bijvoorbeeld een film die refereert aan én dus zichzelf constitueert in<br />
relatie tot fotografie en theater. Alleen in dit geval is er een betekenisgevende strategie aan het<br />
werk die relevant is voor de algehele significatie van de gegeven film). 22<br />
Wanneer we ons concentereren op de concrete voorbeelden van remediatiestrategieën<br />
en terugkeren naar bovenstaande opmerkingen over de driedeling van intermediale<br />
subcategorieën, zijn er grote verschillen tussen bijvoorbeeld een film die gebruikmaakt van<br />
digitale technologie en een schilderij dat een fotografische kwaliteit imiteert. In dit laatste<br />
geval – een intermediale verwijzing met een sterke metamediale functie en interessante<br />
implicaties voor de verwijzende functie van het artefact, verschijnt het verschil tussen de<br />
media op een manier die significant verschilt van het eerste voorbeeld, wat een voorbeeld van<br />
mediacombinatie was. 23 De illusie van schilderkwaliteiten, die hierboven is beschreven, moet<br />
worden gescheiden van het per se plurimediale karakter van bijvoorbeeld<br />
danstheaterproducties: het eerste is bereikt door intermediaal refereren en niet, zoals bij de<br />
tweede, door een combinatie van verschillende mediale uitingsvormen die elk aanwezig zijn<br />
in hun eigen materialiteit. Dit heeft belangrijke implicaties voor het theoretiseren van het<br />
betreffende fenomeen alsook voor de concrete analyse van een gegeven mediaproduct en zijn<br />
algehele significatie. 24<br />
Een uniforme behandeling van remediatiepraktijken vergeet een kenmerk van digitale<br />
media in tegenstelling tot elk niet-digitaal medium. Computertechnologie past immers niet in<br />
een divisie van verschillende intermediale subcategorieën en daagt elke definitie van<br />
intermedialiteit, die gebaseerd is op mediale verschillen, uit. Digitale media kunnen elk<br />
mediaal verschil uitwissen in hun simulatieproces. Wanneer een mediaal verschil niet langer<br />
een gegeven is, niet langer te ontwaren is, wordt elke discussie over intermediale praktijken in<br />
gegeven mediale configuraties nutteloos. Derhalve worden digitale media gedwongen om in<br />
hun simulatieproces niet alleen de simulatie van mediaspecifieke eigenschappen van een<br />
ander medium mee te nemen (vormen en structureren) maar ook de simulatie van een<br />
zichtbaar mediaal verschil, om een te ontwaren effect van intermedialiteit te creëren. Dus<br />
opent digitale technologie een veld van gesimuleerde of virtuele intermedialiteit (virtualiseren<br />
22 Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation’, 61.<br />
23 Ibid.<br />
24 Ibid.<br />
13
en dematerialiseren van de realiteit van intermediale culturele praktijken), een veld dat eerder<br />
bezet was door digitale media. 25<br />
Hierop volgt, volgens Rajewsky, dat concepten als mediacombinatie en intermediale<br />
verwijzingen en elk begrip van intermedialiteit als categorie voor de concrete analyse van<br />
gegeven mediale configuraties, hun eigen interne grenzen tegenkomen wanneer er sprake is<br />
van digitale media en hun simulatieprocessen. Wanneer we deze benaderingen van<br />
intermedialiteit echter in ogenschouw nemen, ontstaat er een ander begrip van intermediale<br />
relaties: de belangrijkste focus ligt niet op de specifieke manieren waarin intermediale<br />
praktijken worden gerealiseerd máár meer algemeen op de fundamentele intergerelateerdheid<br />
van eerdere en ni<strong>eu</strong>were media. En dus, vanuit dit soort onderzoeksperspectief, zijn de<br />
afzonderlijke verschillen tussen digitale en niet-digitale media slechts relatief van belang:<br />
zelfs wanneer er in computergegenereerde foto’s niet langer een mediaal verschil te ontwaren<br />
is en het derhalve problematisch wordt om een intermediale kwaliteit toe te schrijven aan het<br />
beeld zelf, dan demonstreert hetzelfde beeld, vanuit een genealogisch gezichtspunt, nog steeds<br />
zijn (intermediale) relatie met een ander medium, in dit geval fotografie. 26<br />
Het is op deze manier dat Bolter en Grusin remediatie definiëren als een bepaald soort<br />
intermediale relatie en dat het concept remediatie volgens Rajewksy inderdaad passend kan<br />
zijn om het gehele bereik van heterogene voorbeelden die Bolter en Grusin noemden, te<br />
verklaren. Digitale media remediëren eerdere, al bestaande, mediavormen via simulatie, toe-<br />
eigening en herzien van hun specifieke kwaliteiten, structuren, technieken of representationele<br />
praktijken, inclusief hun respectievelijke remediatestrategieën. Verschillende niet-digitale<br />
media doen ook aan remediatie, omdat zij aangeven dat mediale praktijken niet onstaan in<br />
isolatie van, maar in een constante dialectiek met andere media. Derhalve kan remediatie<br />
worden geclassificeerd als een bepaald soort van intermediale relatie en als subcategorie van<br />
intermedialiteit. Toch is het lastig verzoenbaar met opvattingen van intermediale<br />
subcategorieën als mediale transpositie, mediacombinatie of intermediale verwijzingen. 27<br />
Net als ‘intermedialiteit’ staat ‘remediatie’ het toe om wijdverspreide culturele<br />
fenomenen te classificeren onder één naam. Hierdoor kan het de nadruk leggen op een<br />
fundamenteel, transhistorisch en transmediaal relevante ‘double logic’ van<br />
remediatieprocessen, die zich bevinden binnen ‘our culture’s contradictory imperatives for<br />
25 Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation’, 62.<br />
26 Ibid., 63.<br />
27 Ibid., 64.<br />
14
immediacy en hypermediacy’ 28 Het remediatieconcept heeft echter de neiging om significante<br />
verschillen tussen zowel individuele fenomenen en verschillende media met hun<br />
respectievelijke materialiteit gelijk te maken: verschillen die te voorschijn komen zodra<br />
gedetailleerde analyses van specifieke mediale configuraties, hun respectievelijk<br />
betekenisgevende strategieën en hun algehele significatie op het spel staan. Waar het volgens<br />
Rajewsky om gaat is niet een potentiële tekortkoming van een individuele benadering van<br />
intermedialiteit. Het is juist het belang van het specificeren van elk begrip van intermedialiteit<br />
(in enge zin) en verhelderen met betrekking tot welke objecten en met welke<br />
epistemologische bezwaren het h<strong>eu</strong>ristische en praktische waarde verkrijgt. 29<br />
Door de door Bolter en Grusin uitgelegde termen en Rajewsky’s kanttekeningen<br />
hierbij als mijn kader te gebruiken, kan het mediumtechnische aspect van de omzetting van de<br />
graphic novel naar film geanalyseerd worden, zonder daarbij de intertekstuele verwijzingen<br />
en contexten in het verhaal uit het oog te verliezen. De mediumspecifieke technieken en<br />
vragen omtrent de omzetting hiervan in film, vormen de basis waarop ik wil verder bouwen<br />
door de vraag naar het effect op de kijker - en later de rol van achtergrondkennis - te<br />
betrekken bij mijn onderwerp. Hierbij is het openingscitaat van het essay van Dick Tomasovic<br />
in Wanda Strauvens The Cinema of Attractions Reloaded erg bruikbaar. Hij stelt namelijk dat,<br />
‘wanneer de analyse van […] extreem populaire, big budget entertainmentfilms, geproduceerd<br />
in het hart van ni<strong>eu</strong>we intermedialiteit, gebaseerd kan worden op voornamelijk vragen van<br />
intertekstualiteit, kan het ook, ver van elke definitieve definitie, gevoed worden door een rijk<br />
en complex netwerk van noties die worden meegebracht door de term attractie.’ 30 Daarbij<br />
komt ook dat ‘Gunning’s concept of attraction liberates the analysis of film from the<br />
hegemony of narratology, which is dominated by its focus on genre, character, and the<br />
structural development of a story.’ 31 Dit citaat van Eivind Røssaak laat in één zin zien hoe<br />
groot de invloed van Tom Gunnings essay ‘The Cinema of Attraction[s]: Early Film, Its<br />
Spectator and the Avant-Garde’ (1986), en dan voornamelijk zijn notie van ‘attractie’ op<br />
filmtheorie, is geweest en welke invloed het nog altijd heeft.<br />
28 Bolter en Grusin, Remediation, 5.<br />
29 Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation’, 64.<br />
30 Dick Tomasovic, ‘The Hollywood Cobweb: New Laws of Attraction’ in Wanda Strauven ed., The Cinema of<br />
Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam University Press 2006) 309-320 aldaar 309.<br />
31 Eivind Røssaak, ‘Figures of Sensation: Between Still and Moving Images’ in Wanda Strauven ed., The<br />
Cinema of Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam University Press 2006) 321-336 aldaar 322.<br />
15
1.2 1.2 Attracties<br />
Attracties<br />
Bijna gelijktijdig vonden er eind negentiende e<strong>eu</strong>w visuele ontwikkelingen plaats die elkaar<br />
meer en meer zouden gaan beïnvloeden. Deze ontwikkelingen zijn goed te bezien als<br />
onderdeel van een grotere golf van geb<strong>eu</strong>rtenissen die de ontstaansgeschiedenis van de<br />
hedendaagse populaire cultuur kenmerken. Zowel film als strip, want daar gaat het hier om,<br />
kregen vlak voor het fin de siècle een steeds uitgebreidere verspreiding en een grotere invloed<br />
in het culturele leven van mensen, tot het nu, begin 21 e e<strong>eu</strong>w, op geen enkele manier meer<br />
weg te denken is. Beide ontstaan in een tijdperk van circussen, freak shows,<br />
amusementparken en variététheaters 32 , boden zowel strips als film een manier om goedkoper<br />
en eenvoudiger entertainment aan de massa’s aan te bieden in de late industriële periode. Het<br />
is juist deze periode die Tom Gunning inspireerde tot het schrijven van ‘The Cinema of<br />
Attraction[s]: Early Film, Its Spectator and the Avant-Garde’ (1986). Gunning formuleerde in<br />
dit stuk het idee dat de zogenaamde cinema of attractions de vroege cinema van 1895 tot<br />
ongeveer 1906-1907 domineerde. 33 Deze cinema of attractions verdween daarna, met de<br />
komst van de dominantie van het narratief in film, niet, maar manifesteerde zich meer<br />
ondergronds in zowel bepaalde avant-gardepraktijken en als component van narratieve films,<br />
waarbij het in bepaalde genres meer evident aanwezig was dan in andere. 34 Onder cinema of<br />
attractions verstaat Gunning een cinema die gebaseerd is op de door Fernand Léger zo<br />
gevierde kwaliteit van cinema, namelijk ‘its ability to show something.’ 35 In contrast met het<br />
voy<strong>eu</strong>ristische aspect van narratieve cinema, dat Christian Metz analyseerde, is het een<br />
exhibitionistische cinema. Het concept attracties kan ook uitstekend worden toegepast op<br />
strips. Is er in de stripverfilming dan sprake van een perfecte samenkomst van twee media die<br />
werken op attracties? Gunning heeft op een geloofwaardige manier aangetoond dat er een<br />
verschil zit in hoe attracties zijn gebruikt voor de komst van de narratieve film en daarna, als<br />
geïntegreerd in het verhaal en als, wat hij cinema of effects noemt.<br />
Tom Gunning leende de term attractions van de welbekende Russische regiss<strong>eu</strong>r<br />
Sergei Eisenstein. Eisenstein was op zoek naar een ni<strong>eu</strong>w model en manier van analyse voor<br />
theater, en vond de term ‘attraction’. Een attraction onderwierp de toeschouwer op een<br />
agressieve manier aan sensuele of psychologische impact. Volgens Eisenstein zou theater<br />
32 Kristin Thompson en David Bordwell, Film History. An Introduction (New York: McGraw-Hill 2003) 13.<br />
33 Tom Gunning, ‘The Cinema of Attraction[s]: Early Film, Its Spectator and the Avant-Garde’ in Wanda<br />
Strauven ed., The Cinema of Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam University Press 2006) 381-388<br />
aldaar 382.<br />
34 Ibid.<br />
35 Ibid.<br />
16
moeten bestaan uit een montage van zulke attracties. Hierdoor zou een totaal andere relatie<br />
met de toeschouwer bewerkstelligd worden dan een absorptie in ‘illusoire voorstellingen’. 36<br />
Onder de montage van attracties verstaat Eisenstein de constructieprincipes van theater, die<br />
hij zelf ook weer toepaste in film. Deze constructieprincipes staan nadrukkelijk in dienst van<br />
de revolutie. Eisenstein zag expressiviteit als het hoofdonderdeel om een kijker te bewegen tot<br />
het ervaren van zintuiglijke en emotionele schokeffecten. Attracties zijn agressieve<br />
expressieve momenten die met andere woorden specifieke reacties bij de percipiënt teweeg<br />
moet brengen. Dit kan hij doen door middel van de act<strong>eu</strong>r, maar ook door belichting, setting<br />
en geluidseffecten. Zijn doel hiermee is de ongeconditioneerde lichamelijke reflexen bij het<br />
publiek aanspreken bij specifieke momenten in het verhaal van de film. Door het monteren<br />
van attracties stelt Eisenstein zichzelf (volgens zijn theorie) in staat om het zenuwstelsel<br />
zowel op cognitief, affectief als zintuiglijk vlak te manipuleren. Dit alles wordt gebruikt om<br />
de kijker te conditioneren, leiden zo men wil, om tot de juiste ideologische conclusies te<br />
komen, wanneer zij de gehele film hebben gezien. De term attractie zelf is afkomstig uit de<br />
kermiswereld: Voor Eisenstein en zijn vriend Yutkevich representeerde de term hun favoriete<br />
kermisattractie: de achtbaan. 37<br />
De cinema of attractions construeert volgens Gunning een geheel andere relatie met<br />
zijn toeschouwer dan narratieve cinema dat doet. Zo is er in vroege cinema bijvoorbeeld<br />
herhaaldelijk sprake van het kijken in de camera door act<strong>eu</strong>rs, waardoor de welbekende<br />
realistische illusie die cinema ons biedt, ruw verstoord wordt voor direct contact met de<br />
toeschouwer. 38 De cinema of attractions vraagt direct om de aandacht van de toeschouwer,<br />
wekt visuele ni<strong>eu</strong>wsgierigheid op en l<strong>ever</strong>t genot door middel van een opwindend spektakel,<br />
een unieke geb<strong>eu</strong>rtenis, fictief of non-fictief, dat belang in zichzelf heeft. De weergegeven<br />
attractie kan van een cinematografische natuur zijn, zoals close-ups. Theatrale vertoningen<br />
domineren boven narratieve absorptie en leggen de nadruk op de directe stimulatie van shock<br />
of verrassing, ten koste van het ontplooien van een verhaal of het creëren van een diëgetisch<br />
universum. De cinema of attractions besteedt weinig energie aan het creëren van personages<br />
met psychologische motivatie of een individuele persoonlijkheid. Door gebruik te maken van<br />
zowel fictieve als non-fictieve attracties, is zijn energie meer naar buiten gericht, naar de<br />
36 Gunning, ‘The Cinema of Attraction[s]’, 384.<br />
37 Ibid., 385.<br />
38 Ibid.<br />
17
erkende toeschouwer toe, dan naar binnen gericht op de op personages gebaseerde situaties<br />
die essentieel zijn voor het klassieke narratief. 39<br />
Volgens Gunning heeft de recentere spektakelcinema in een bepaald opzicht zijn<br />
wortels herbevestigd in wat hij noemt de ‘Spielberg-Lucas-Coppola cinema of effects’. 40 Dick<br />
Tomasovic gaat hier in zijn essay ‘The Hollywood Cobweb: New Laws of Attraction’ op<br />
verder. Volgens hem vergat een groep jonge filmregiss<strong>eu</strong>rs de filmgeschiedenis in de jaren<br />
tachtig - toen het concept van de cinema of attractions de academische wereld bereikte om de<br />
vroege cinema te herdefiniëren - en creëerden zij hun eigen stijl van visueel agressieve films,<br />
om hun rolmodellen Steven Spielberg en George Lucas, de godfathers van het ni<strong>eu</strong>we<br />
Hollywood, voorbij te streven en om een puur speelse, bijna kermisachtige cinema voor te<br />
stellen, die volledig gebaseerd was op het genot van choquerende beelden. 41 De regiss<strong>eu</strong>rs die<br />
Tomasovic bedoelt, Sam Raimi, Peter Jackson en James Cameron, bereiken een enorme<br />
exploitatie door in hun cinema een marginaal universum, wat zij goed kennen, te integreren.<br />
Voor Sam Raimi zijn dit bijvoorbeeld strips. Maar bovenal hebben deze filmmakers de<br />
cinema van het permanent spectaculaire, van alle attractie, achtergelaten om, in de stijl van<br />
Spielberg en Lucas, meer verbinding met het narratief, de personages en serieel schrijven te<br />
vinden. Ondanks wat vaak is geschreven, helpt het exhibitionisme of monstratie volgens<br />
Tomasovic niet langer het narratief te revitaliseren, zoals bij Spielberg en Lucas wel het geval<br />
was. Daarentegen gebruikt het juist het verhaal als een springplank om op de juiste tijd te<br />
springen en zijn briljante kracht te versterken. Derhalve kan de geschiedenis van cinema en<br />
voornamelijk het concept cinema of attractions helpen om sommige karakteristieken van dit<br />
ni<strong>eu</strong>we type blockbuster te verhelderen. 42<br />
Interessant is dat ook Bolter en Grusin Tom Gunnings ‘Cinema of Attractions’<br />
behandelen in hun Remediation, waardoor nogmaals wordt bewezen dat deze twee<br />
verschillende benaderingen elkaar uitstekend aanvullen en elkaar zeker niet uitsluiten. Bolter<br />
en Grusin zien het verhaal van het publiek wat in paniek zou zijn geraakt tijdens het zien van<br />
Lumières The Arrival of a Train at the La Ciotat Station (1895) als iets wat lijkt op een<br />
perfect voorbeeld van film als transparant medium, maar ook als een voorbeeld dat ons de<br />
subtiele manieren waarop de logica van transparantie kan functioneren, beter kan laten<br />
39<br />
Gunning, ‘The Cinema of Attraction[s]’, 384.<br />
40<br />
Ibid., 387.<br />
41<br />
Dick Tomasovic, ‘The Hollywood Cobweb: New Laws of Attraction’ in Wanda Strauven ed., The Cinema of<br />
Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam University Press 2006) 309-320 aldaar 309.<br />
42<br />
Ibid., 310.<br />
18
egrijpen. 43 Gunning gaat er namelijk vanuit dat het filmpubliek in 1895 wel met ontzag<br />
vervuld was, maar niet zo naïef om te denken dat er daadwerkelijk een trein op het punt stond<br />
binnen te rijden. Wat het publiek deed verbazen, volgens hem, is het hiaat tussen wat zij<br />
wisten wat waar was en wat hun ogen hen vertelden. Zij bewonderden de capaciteit van film<br />
om zo’n authentieke illusie te creëren ondanks wat zij wisten wat de werkelijkheid was.<br />
Gunning beargumenteert in zijn stuk dan ook dat de vroege film een ‘cinema of attractions’<br />
was die precies inspeelde op dit hiaat. Hij claimt dat de ‘cinema of attractions’ vooraf ging<br />
aan narratieve cinema, die zich uiteindelijk in de Verenigde Staten ontwikkelde tot de<br />
klassieke Hollywoodstijl. Van het alledaagse (de Lumièretrein) tot het groteske (de<br />
elektrocutie van een olifant) – deze vroege films presenteerden zichzelf niet als fictionele<br />
narratieven, maar brachten het publiek simpelweg het wonder van realistische bewegende<br />
beelden. Deze functie van vroege cinema past in de laat-negentiende e<strong>eu</strong>wse voork<strong>eu</strong>r voor<br />
magische theaters en vormen van trompe l’oeil (gezichtsbedrog). 44<br />
Gunnings cinema of attractions illustreert hoe de logica van hypermediatie zichzelf<br />
kan handhaven binnen de logica van onmiddellijkheid. De film van de gebroeders Lumière<br />
had duidelijk tot doel een onmiddellijke en transparante ervaring te brengen, maar het publiek<br />
tijdens de e<strong>eu</strong>wwisseling werd zich bewust van het hiaat wat zich bevond tussen wat zij<br />
wisten en wat zij zagen. Derhalve menen Bolter en Grusin met dit voorbeeld aan te kunnen<br />
tonen dat het publiek zich bewust werd van haar eigen hang naar onmiddellijkheid. Voor deze<br />
kijkers was de ‘cinema of attractions’ onmiddellijk en hypergemediëerd op hetzelfde moment.<br />
Mensen uit het publiek werden heen en weer geslingerd tussen een gevoel van<br />
onmiddellijkheid en een bewustheid van dat gevoel; zij ervoeren dezelfde dualiteit van het<br />
kijken naar en doorheenkijken wat als kenmerk kan worden gezien van collages,<br />
fotomontages en veel moderne kunst in het algemeen. Het lijkt dan ook aannemelijk dat de<br />
verschillende leden van het publiek varieerden in de manier waarop zij bewust waren en deze<br />
bewustheid konden uiten. 45<br />
Toen narratieve film en de Hollywoodstijl de cinema of attractions uiteindelijk<br />
verdrongen, werden de termen waarin de logica’s van transparantheid en hypermedialiteit<br />
opereerden veranderd. Zo werden narratieve films minder onmiddellijk dan de vroege cinema<br />
of attractions, daar het bekend was dat de verhalen die zij vertelden fictioneel waren. De<br />
cinema of attractions leek afhankelijk te zijn van het laten zien van iets wat echt was geb<strong>eu</strong>rd,<br />
43 Bolter en Grusin, Remediation, 155.<br />
44 Ibid.<br />
45 Ibid., 156.<br />
19
waarbij het wonder was dat de camera de geb<strong>eu</strong>rtenis kon vastleggen. Daarentegen legt de<br />
camera bij narratieve film act<strong>eu</strong>rs vast die een verhaal spelen, waarbij er niet van het publiek<br />
wordt verwacht dat zij aandacht schenken aan de realiteit van het acteren (als in dat het plaats<br />
vond in de fysieke wereld op een bepaalde dag). Het realiteitseffect wordt in plaats hiervan<br />
door het narratief zelf veroorzaakt. Het is ‘echt’ op dezelfde manier als geschreven verhalen<br />
in onze cultuur als echt worden gezien: levensecht, emotioneel authentiek etcetera.<br />
Hypermediatie op zijn b<strong>eu</strong>rt verschijnt door het gebruik van stylistische technieken die de<br />
Hollywoodconventies geweld aan doen (de 180-graden regel, driepuntsverlichting etc.,<br />
conventies die als ‘natuurlijk’ worden gezien). 46<br />
De cinema of attractions verdween echter nooit helemaal, zelfs niet tijdens de<br />
dominantie van de klassieke Hollywoodstijl. Zelfs binnen de narratieve Hollywoodfilm waren<br />
er sporen te herkennen van de cinema of attractions. Gunning vergelijkt de cinema of<br />
attractions met ander spannend (thrilling) populair entertainment aan het begin van de<br />
twintigste e<strong>eu</strong>w, vooral de achtbaan – waarvan het effect visceraal is en het de toeschouwer<br />
(deelnemer) fysiek duizelig maakt. Vroege film zocht ernaar iets te produceren wat leek op<br />
deze duizeligheid: ‘This vertiginous experience of the frailty of our knowledge of the world<br />
before the power of visual illusion produced that mixture of pleasure and anxiety which the<br />
purveyors of popular art had labelled sensations and thrills and o which they founded a new<br />
aesthetic of attractions’. 47<br />
In zijn narratieve jaren verbond de Hollywoodfilm de duizelingwekkende ervaring met<br />
het plot en bood dit zowel aan aan de personages als aan het publiek. In de stomme<br />
filmperiode zaten films vol sprongen, vallen en ritjes in auto’s, vliegtuigen en treinen. De<br />
cliffhanger was niet alleen een techniek om spanning (suspense) vast te houden van afl<strong>ever</strong>ing<br />
tot afl<strong>ever</strong>ing, maar ook een herinnering aan de duizeling van vroege film. In latere perioden<br />
van Hollywoodcinema waren de herinneringen of verwijzingen wellicht subtieler, maar op de<br />
duizelingwekkende ervaring werd nog altijd gezinspeeld. 48 De hedendaagse 35 of 70mm film<br />
zit in geest dichterbij de cinema of attractions dan het in decennia is geweest. In veel<br />
Hollywoodblockbusters kan de zwakke narratieve lijn vaak gezien worden als het draadje dat<br />
een serie van achtervolgingen, vuurgevechten of ontmoetingen met monsters aan elkaar<br />
verbindt. Zo veroorzaken de aanvallen van dinosaurussen in Jurassic Park (Steven Spielberg,<br />
1993) een gevoel van verbazing (wonder) bij het hedendaagse publiek, wat te vergelijken is<br />
46<br />
Bolter en Grusin, Remediation, 156.<br />
47<br />
Ibid.<br />
48<br />
Ibid., 156-157.<br />
20
met de ervaring die het Franse publiek in 1895 had. Het publiek weet dat deze dinosaurussen<br />
nep zijn en vaak geheel computer gegenereerd, de verbazing zit in het feit dat deze zo<br />
levensecht lijken en in wisselwerking staan met de menselijke act<strong>eu</strong>rs. Deze verbazing werkt<br />
tegen de transparantie van het verhaal zelf. Wanneer we een vrouwelijk personage zien<br />
binnen een paar meter van de ogen van een tyrannosaurus, gaan we – volgens Bolter en<br />
Grusin – nadenken over de fysieke aanwezigheid van de actrice en hoe het gefilmde beeld het<br />
doet lijken alsof de dinosaurus echt naast haar staat. Wij, als toeschouwers, gaan volgens<br />
Bolter en Grusin dan ook voornamelijk naar zulke films om het hiaat tussen onmiddellijkheid<br />
en hypermedialiteit – geproduceerd door special effects – te ervaren. In tegenstelling tot de<br />
vroege film zijn de effecten in contemporaine films, zoals de meeste toeschouwers begrijpen,<br />
computer gegenereerde remediaties van traditionele film. 49<br />
De verwondering of verbazing vereist een bewustheid van het medium. Wanneer het<br />
medium daadwerkelijk zou verdwijnen, zoals het schijnbare doel is van de logica van<br />
transparantie, zou de kijker niet verwonderd zijn omdat hij niet zou weten van de<br />
aanwezigheid van het medium. Hij zou een trompe l’oeil-ervaring hebben vóór de realisatie<br />
dat het een trompe l’oeil is. De verbazing komt het moment daarna, wanneer de kijker begrijpt<br />
dat hij voor de gek is gehouden. Deze verbazing vereist hypermediatie, wat de dubbele logica<br />
van remediatie compleet maakt. 50<br />
1.3 1.3 Media Media Media en en technologie<br />
technologie<br />
Tom Gunnings werk over attracties is niet zijn enige werk dat mijn analyse van Watchmen<br />
verder helpt. Omdat ik de adaptatie wil plaatsen in een grotere ontwikkeling van film-/genre-<br />
en mediaveranderingen en culturele impact hiervan, is ook Gunnings ‘Re-newing old<br />
Technologies. Astonishment, Second Nature and the Uncanny in Technology from the<br />
previous turn-of-the-century’ 51 van groot belang voor mijn kader, naast andere essays die<br />
Watchmen een plek kunnen geven in het huidige wetenschappelijke debat over<br />
mediaverandering.<br />
In zijn bijdrage aan Rethinking Media Change vraagt Gunning zich af wat we kunnen<br />
leren van de tijd toen oude technologieën ni<strong>eu</strong>w waren. Door je een oude technologie als<br />
ni<strong>eu</strong>w voor te stellen, probeer je de kwaliteiten en kenmerken te zien die het verloren heeft en<br />
49<br />
Bolter en Grusin, Remediation, 157.<br />
50<br />
Ibid., 158.<br />
51<br />
Tom Gunning, ‘Re-newing old Technologies. Astonishment, Second Nature and the Uncanny in Technology<br />
from the previous turn-of-the-century’ in David Thornburn en Henry Jenkins ed., Rethinking Media Change. The<br />
Aesthetics of Transition (Cambridge: MIT Press 2003) 39-50.<br />
21
onderzoek je de technologie tijdens zijn introductie en vóór het onderdeel is geworden van het<br />
dagelijkse leven van gewoonte en routine. Deze transformatie moet volgens Gunning worden<br />
onderzocht om de culturele mythen van moderniteit die het veronderstelt en creëert te kunnen<br />
zien. 52 Ni<strong>eu</strong>wigheden in de moderniteit geven een consistent scenario met initiële reacties als<br />
verbazing (astonishment), die langzaam overgaan in een acceptatie van de ni<strong>eu</strong>we technologie<br />
als tweede natuur, zowel in de alledaagse betekenis van de term als wel in de zin van de<br />
Frankfurter Schüle: een door mensen gemaakte omgeving die door de mensheid wordt<br />
benaderd als buitenaardse identiteit. 53 Verbazing en vertrouwdheid contrasteren sterk, maar<br />
vormen opeenvolgende stadia binnen de moderne ervaring en staan derhalve met elkaar in<br />
verband. Verbazing is een onstabiele en tijdelijke ervaring en geeft de ruimte aan<br />
vertrouwdheid door een soort drempelervaring. Na deze drempel wordt verbazing vervangen<br />
door ni<strong>eu</strong>wsgierigheid en onderzoek en vertrouwdheid. Volgens John Onian bestaan er vier<br />
stadia van verbazing naar leren: ten eerste een buitengewone ervaring (visueel of auraal), dan<br />
een consequente fysieke verlamming, daarna een mentale reactie die resulteert in iets dat<br />
geleerd wordt en kan worden gevold door een ni<strong>eu</strong>we actie - wat dan ook het laatste stadium<br />
is. 54<br />
Gunning meent dat er in de zestiende en zeventiende e<strong>eu</strong>w grote perioden van<br />
‘wonder’ waren (verbazing), die na 1870 werd gevolgd door een golf van uitleg en<br />
classificatie. Hij vraagt zich daarom af wat er in de moderniteit geb<strong>eu</strong>rt met de initiële<br />
verbazing voor een ni<strong>eu</strong>we technologie, wanneer de ni<strong>eu</strong>wigheid is verdwenen in het banale<br />
alledaagse. Verbazing wordt opgenomen in actie, dan in gewone actie en uiteindelijk in de<br />
diametrische oppositie van verbazing: automatisme. Dit creëert een wereld van desillusie.<br />
Effecten die miracul<strong>eu</strong>s of wonderlijk leken worden door hun rationele interpretatie banaal en<br />
zelfs het verbazingwekkende wordt gewoon. Dit verklaart volgens Gunning echter nog niet de<br />
moderne alteratie tussen verbazing en vertrouwdheid zoals die bijvoorbeeld bij<br />
wereldtentoonstellingen te zien was. Het contrast tussen Onians cognitieve beschrijving van<br />
individuele verbazing en een sociaal of geschiedkundig concept geeft geen onmiddellijke<br />
verklaring voor de rol van verbazing in moderniteit of de fascinatie met ‘ni<strong>eu</strong>we’<br />
technologie. 55 Verbazing en ni<strong>eu</strong>wsgierigheid zijn universele menselijke eigenschappen en<br />
hun onderzoek geeft inzicht in hun historische manifestatie. Maar hier is niet slechts sprake<br />
van individuele ervaringen maar ook van sociale praktijken in de vorm van mediatie: het<br />
52 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 39.<br />
53 Ibid., 40.<br />
54 Ibid. 41.<br />
55 Ibid., 42.<br />
22
natuurlijke komt binnen op onverwachte manieren. Als historische fenomenen zijn menselijke<br />
ervaringen altijd gevangen in het net van sociale discoursen. Gunning gelooft dat de<br />
ni<strong>eu</strong>wigheid van ni<strong>eu</strong>we technologieën altijd op een bepaalde manier het product is van<br />
discoursen eromheen. Het discours van moderniteit is er niet alleen een van innovatie, maar<br />
precies een van ni<strong>eu</strong>wigheid, omdat het de overdonderende ervaring van het ni<strong>eu</strong>we<br />
maximaliseert. 56<br />
Om de vraag wat het ni<strong>eu</strong>we ni<strong>eu</strong>w maakt te kunnen beantwoorden, gaat Gunning in<br />
op Russisch formalist Sjklovsij, die de functie van de retorica van het ni<strong>eu</strong>we ontdekte. Het<br />
ni<strong>eu</strong>we arriveert volgens Sjklovskij altijd onopgemerkt. Verrassing is aangeleerd, wordt<br />
gevoed en uitgedrukt door discursieve praktijken waarvan de implementatie van het ni<strong>eu</strong>we<br />
voordeel biedt voor iemand. Moderniteit moet volgens hem dan ook worden begrepen als het<br />
leren van verrast worden door bepaalde innovaties, een discours dat waardeert en onze<br />
aandacht stuurt naar zulke veranderingen en de opwinding die zij teweegbrengen. De fase van<br />
gewoonte en automatisme indiceert minder een groei van kennis dan een verlies van<br />
levendige ervaring. Eerder dan kennis is de uitkomst van deze gewenning ons onbewust te<br />
maken van onze ervaring. 57<br />
Gunning vraagt zich af of de afzakking naar onzichtbaarheid van het ni<strong>eu</strong>we van oude<br />
technologieën onomkeerbaar en onweerstaanbaar is. Krijgt technologie ooit iets terug van zijn<br />
originele vreemdheid, wanneer het wordt begrepen? Sjklovskij meent dat dit mogelijk is door<br />
middel van ostranenie, het proces van defamiliarisatie of vreemd maken. Dit gaat echter om<br />
perceptie en niet om kennis. Volgens Gunning is het onmogelijk om te denken dat we<br />
technologie volledig begrijpen door middel van een wetenschappelijke beschrijving van hoe<br />
het werkt. Hier haalt hij Heidegger aan, die meent dat wanneer een voorwerp werkt zoals het<br />
zou moeten doen, we er geen aandacht aan besteden en het lijkt te verdwijnen. Pas als het niet<br />
functioneert vinden we het verdacht. Gunning stelt daarom een meer complexe cyclus voor de<br />
culturele introductie van technologie voor dan Onian dat doet. Gunning meent dat een<br />
discours van verbazing onze aandacht naar ni<strong>eu</strong>we technologie trekt, niet alleen als instrument<br />
maar vooral als spektakel, minder als iets wat een handige taak kan verrichten maar meer als<br />
iets dat ons versteld doet staan op een manier die eerder onmogelijk of magisch leek. Deze<br />
verbazing intrigeert ons en trekt ons aan (attraction), geeft ni<strong>eu</strong>wsgierigheid de ruimte voor<br />
onderzoek en educatie en wordt gewoonlijk voorzichtig gestuurd door sociale discoursen.<br />
Gewenning vermindert onze aandacht voor technologie, maar Sjklovskij en Heidegger menen<br />
56 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 43.<br />
57 Ibid., 44.<br />
23
dat verbazing herni<strong>eu</strong>wd kan worden door middel van respectievelijk ostranenie of het kapot<br />
gaan van een uitrusting die het ons opni<strong>eu</strong>w laat ervaren. 58<br />
Deze stadia relateren dialectisch aan elkaar en noch verrassing noch gewenning komen<br />
voort uit een individuele waarneming van objecten, maar worden getriggerd door<br />
veranderende relaties in de wereld. Gunning wil daarom de term ‘uncanny’ (Sigmund Fr<strong>eu</strong>d<br />
1919; ‘das Unheimliche’, te vertalen als mysteri<strong>eu</strong>s of bovennatuurlijk) introduceren om te<br />
mediëren tussen de extremen van verrassing en automatisme. Laura Mulvey, in Ostranennie.<br />
The Key Debates. 59 , meent dat Fr<strong>eu</strong>ds discussie van het Unheimliche draait om de reactie van<br />
de menselijke geest op bepaalde soorten shocks die voornamelijk plotseling en<br />
onvoorspelbaar zijn. Het Unheimliche wordt dan verondersteld als een verstoring van<br />
normale, continue en gewone ervaringen die veranderen in iets wat vreemd en angstaanjagend<br />
is. Fr<strong>eu</strong>d herhaalt de onmiddellijkheid van een bepaalde ervaring, als een verschuiving in<br />
perceptie die een verlies van controle over eigenwaarde met zich meebrengt. 60 Fr<strong>eu</strong>d<br />
beschrijft in zijn werk een vervreemdende ervaring, een gedefamiliariseerde sensatie. Er is<br />
niet langer sprake van gewoonte in deze situaties. Hier legt Mulvey de link met Sklovskijs<br />
concept van vervreemding. Om de noodzakelijke impact te kunnen verkrijgen, is het voor het<br />
poëtische effect noodzakelijk om de lezer [of kijker] te desoriënteren, weg te halen uit<br />
normale of gewende esthetische verwachtingen en hem achter te laten in een staat van<br />
kwetsbaarheid. 61<br />
Het fenomeen van het Unheimliche bevat minder een ni<strong>eu</strong>we perceptie als wel een<br />
doorslaggevende onzekerheid. Het Unheimliche doordringt de gehele cyclus. Het specifieke<br />
effect van het Unheimliche wordt veroorzaakt door de opkomst van een gevoel van<br />
ongewoonheid in het schijnbaar gewone. Volgens Fr<strong>eu</strong>d signaleert het Unheimliche de<br />
opkomst van onbewust materiaal uit repressie en kan het vele vormen aannemen. Een<br />
Unheimliche ervaring treedt op wanneer infantiele complexen die verdrukt zijn opni<strong>eu</strong>w<br />
herleven door impressies, of wanneer meer primitieve geloven weer bevestigd worden. Dit<br />
doet denken aan de discours van verbazing die de introductie van ni<strong>eu</strong>we technologie<br />
markeert, door hen af te schilderen als magische creaties en elementale wezens. 62<br />
58<br />
Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 45.<br />
59<br />
Annie van den O<strong>ever</strong>, ‘Conversation with Laura Mulvey’ in Annie van den O<strong>ever</strong> ed., Ostranennie. The Key<br />
Debates. Mutations and Appropriations in European Film Studies I (Amsterdam: Amsterdam University Press<br />
2010).<br />
60<br />
Ibid., 4 [eigen nummering].<br />
61<br />
Ibid., 5.<br />
62<br />
Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 47.<br />
24
Ni<strong>eu</strong>we technologieën veroorzaken niet alleen een korte ervaring die gebaseerd is op<br />
onvertrouwdheid – dat kan worden overwonnen door een grotere en meer constante<br />
blootstelling – maar ook een mogelijk minder dramatisch maar langduriger gevoel van het<br />
Unheimliche, een gevoel dat er magische operaties aan het werk zijn die grotere<br />
vertrouwdheid of gewenning kunnen afdekken, maar niet geheel vernietigen. Het<br />
Unheimliche blijft aanwezig. De receptie van technologie laat herbetovering toe door<br />
esthetische defamiliarisatie, het traumatisch aan de oppervlakte komen van verminderde<br />
angsten en bezorgdheden, als wel als de Unheimliche heropkomst van eerdere stadia van<br />
magisch denken. Dit geeft volgens Gunning een relevant model voor een culturele<br />
geschiedenis van de receptie van technologie in de moderne tijd. Niet alle technologie wordt<br />
echter op dezelfde manier ontvangen. Gunning wil zich daarom beperken tot het onderzoeken<br />
van de aspecten van technologieën van reproductie die Unheimliche effecten<br />
teweegbrengen. 63<br />
Bepaalde associaties veroorzaken het technologisch Unheimliche. Uitdagingen van<br />
basiscategorieën van ervaring – zoals de annihilatie van tijd/ruimte door de trein en de<br />
verstoring van aanwezig en afwezig door de telefoon – veroorzaken Unheimliche reacties.<br />
Hetzelfde geldt voor opnametechnologieën die ontologische statussen lijken te veranderen,<br />
zoals film en fotografie. Het Unheimliche aspect van deze technologieën vindt niet simpelweg<br />
plaats in hun blijkbaar miracul<strong>eu</strong>ze overwinnen van de fatale vergetelheid: een diepe<br />
ambivalentie markeert deze manieren van reproductie. Elk l<strong>ever</strong>t namelijk een Unheimlich<br />
voorproefje van de dood. Over fotografie: ‘The proclaimed technological defense against<br />
death became death’s image’. 64 Barthes schreef over film dat een deel van de connectie die<br />
fotografie met de dood heeft afstamt van zijn uitgestelde temporaliteit: ‘it is death in the<br />
future that still photographs convey’. 65 Bewegende beelden lijken animatie op te roepen en<br />
daarmee een categorische verwarring van leven en dood. Deze asymtotische benadering van<br />
de reproductie van leven produceert het effect van het Unheimliche en het fantasmatische. De<br />
opname van geluid en beeld deelt eenzelfde ambivalentie in het aanzien van de dood. 66<br />
Francis Barrauds schilderij His Master’s Voice geeft volgens Gunning nog een<br />
illustratie van Onians natuurlijke geschiedenis van verrassing. Verbazing is een natuurlijke<br />
reactie op een onnatuurlijk object. De verbijstering van de hond die is afgebeeld op het<br />
schilderij en zijn onwetendheid over technologie fungeert als een contrast met onze groeiende<br />
63 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 47.<br />
64 Ibid., 48.<br />
65 Ibid., 49.<br />
66 Ibid.<br />
25
vertrouwdheid met deze tweede natuur. De originele afbeelding van His Master’s Voice is<br />
beroemd gemaakt als advertentie en trademark, een discours om consumenten zich te kunnen<br />
laten oriënteren op de phonograph door het tegelijkertijd oproepen en ontkennen van een<br />
primaire verbijstering. Daarnaast bezit dit beeld van een meester-slaaf-discours een<br />
Unheimliche dimensie. Barraud bedoelde zijn schilderij als memorial image: the canine<br />
uncanny. Het ultieme Unheimliche van moderne technologieën van reproductie ligt in de<br />
beneveling van de grens tussen leven en dood en de lijn tussen leven en niet-leven. Deze<br />
triomf van een eindeloze stroom van discourse klinkt als een basisdefinitie van<br />
postmoderniteit volgens Gunning. Hij gelooft namelijk dat technologieën en culturele<br />
discoursen interpenetreren: discoursen vormen hoe we technologieën ontvangen en gebruiken,<br />
terwijl technologieën niet alleen functioneren als handige gereedschappen maar ook onze<br />
ervaring van tijd, ruimte, en mens filteren door middel van onze kunst, dromen en fantasieën.<br />
Volgens Gunning zijn er daarom veel overeenkomsten te vinden tussen pre- en<br />
postmodernisme. 67<br />
Het vragen naar het verenigd object is een van de pijlers van het postmodernisme<br />
volgens Gunning. Dit thema kwam echter voor het eerst voor in de periode 1871-begin<br />
twintigste e<strong>eu</strong>w (Rimbaud, Fr<strong>eu</strong>d). Fr<strong>eu</strong>ds scheiding tussen bewust en onbewust geeft ruimte<br />
aan speculatie over de natuur van het subject, Rimbauds ‘I am an other’ geeft het motief voor<br />
esthetische praktijken die zowel bedwinging als tevredenheid uitdagen. Het is de avantgarde<br />
traditie die het meest samenhangend de vraag van technologie vanuit het gezichtspunt van het<br />
Unheimliche en defamiliarisatie aan de orde stelt. Dit is niet slechts een aangelegenheid van<br />
een trage relatie tussen esthetische techniek en technologie als thema, maar een wederzijdse<br />
beïnvloeding. 68<br />
Levin, in een essay over Adorno’s appreciatie van de phonograph, liet volgens<br />
Gunning zien dat een inscriptie van geluid andere esthetische mogelijkheden in zich droeg<br />
dan de onmiddellijke gelijkenis met de werkelijkheid die fotografie en film brachten. Zonder<br />
films illusie van een onmiddellijke realiteit te brengen, bood de phonograph record ‘the last<br />
remaining universal language since the construction of the tower [Babel]’ (Walter<br />
Benjamin). 69 Het is de transcriptie van geluid, eerder dan de truc van de reproductie van de<br />
stem, die Adorno fascineerde. Hij zag de plaat als voorbode van de Apocalyps, bedreigd door<br />
67 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 50.<br />
68 Ibid., 52.<br />
69 Ibid., 54.<br />
26
technologie, met het potentieel om de wereld van de tweede natuur te vernietigen door zijn<br />
eigen middelen:<br />
‘What may be announcing itself here, how<strong>ever</strong>, is the shock at the transfiguration of all truth<br />
of artworks that iridescently discloses itself in the catastrophic technological progress.<br />
Ultimately the phonograph records are not artworks but black seals on the missives that are<br />
rushing towards us from all sides in the traffic with technology; missives whose formulations<br />
capture the sounds of creation, the first and last sounds, judgment upon life and message<br />
about that which may come thereafter.’ 70<br />
In Adorno vinden we volgens Gunning de meest gesofisticeerde en enigmatische formulering<br />
van het Unheimliche aspect van technologie. De shock van verbazing getransformeerd in de<br />
nog steeds gesloten boodschap van de toekomst. Opgenomen geluid overstemt of impliceert<br />
eerste en laatste dingen, en echoot vanuit het hiernamaals. Zo’n opvatting verbrijzelt het<br />
kitsche imago van His Master’s Voice met een dieper gevoel van catastrofe waarin wij allen<br />
geïmpliceerd zijn. De technologische ambitie om de mysteries van de natuur open te breken<br />
produceert niet alleen kennis, maar een fundamentele transformatie van de mens en van<br />
representatie en roept glimpen van een ‘brave new world’ op, verder dan Barrauds schilderij<br />
dat deed. 71<br />
Een deel van de verbazing komt niet alleen voort uit onvertrouwdheid, een ervaring<br />
die gemakkelijk overwonnen kan worden, maar van de profetische natuur van ni<strong>eu</strong>we<br />
technologieën, hun aanspreken van een eerder onvoorstelbare toekomst. Elke ni<strong>eu</strong>we<br />
technologie heeft een utopische dimensie die een toekomst bedenkt die radicaal wordt<br />
getransformeerd door de implicaties van het voorwerp of de praktijk waar het om gaat. Het<br />
‘inzinken’ van technologie in een geconcretiseerde tweede natuur indiceert de relatieve<br />
mislukking van de transformatie, het ervan inpassen in de gevestigde ordes van macht en<br />
exploitatie. Hierin ligt de waarde van de culturele archeologie van technologie volgens<br />
Gunning: het opni<strong>eu</strong>w voelen van de ni<strong>eu</strong>wigheid van oude technieken. Deze bedachte<br />
toekomst, catastrofisch of utopisch of beide, kan nooit volledig verdwijnen – alleen tot op<br />
zekere hoogte worden vergeten in een wereld waar het opnemen van het kortstondige een<br />
obsessie is geworden. Zelfs midden in vertrouwdheid, in de praktijk van het alledaagse leven,<br />
worden kloven geopend en verschijnt de vergeten toekomst opni<strong>eu</strong>w, met een Unheimlich<br />
effect. 72<br />
Deze conclusie van Gunnings essay sluit erg goed aan bij waar de kijker in Watchmen<br />
mee wordt geconfronteerd, wanneer we de laatste zin van de vorige alinea letterlijk nemen.<br />
70 Adorno, “Form of the Phonograph Record,” 61, geciteerd in Tom Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 54.<br />
71 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 55.<br />
72 Ibid., 56.<br />
27
Omdat de film (en de graphic novel) zich immers in (een andere versie van) de jaren tachtig<br />
afspeelt, ‘verschijnt de vergeten toekomst opni<strong>eu</strong>w’. We zien, als kijker, geen wereld die<br />
totaal onherkenbaar is, maar een wereld vol verwijzingen en herinneringen aan een voorbij<br />
decennium en vooral ‘herinneringen’ die net niet helemaal kloppen – door het effect wat het<br />
bestaan van superhelden in de echte wereld met zich mee brengt. Dit is voornamelijk goed<br />
voelbaar bij de door Zach Snyder toegevoegde introductiesequentie van de film, die een<br />
gevoel opwekt dat zeker als Unheimliche beschreven kan worden. Daar in deze sequentie ook<br />
duidelijk sprake is van het proberen te evenaren en verbeteren van het lezen van een<br />
stripverhaal, zal ik deze sequentie behandelen in mijn volgende hoofdstuk, waarbij ik de<br />
nadruk zal leggen op momenten die duidelijk naar een comic-evenbeeld zijn geremedieerd of<br />
waar duidelijk sprake is van een poging tot verbeteren van de comic-ervaring door een meer<br />
directe ervaring te geven en waarin we duidelijk hypermediatie kunnen vinden.<br />
28
HO HOOFDSTUK HO<br />
OFDSTUK 2 2 - Momentanalyses<br />
Momentanalyses<br />
‘Even as “Watchmen” adheres to superhero formulas, it is dismantling many traditions of the<br />
medium.’<br />
2.1 2.1 Watchmen Watchmen Watchmen Watchmen<br />
- Dave Itzkoff, The New York Times, 30 januari 2009<br />
In zijn artikel ‘Deconstructing the Hero’ (in Jeff McLaughlin ed., Comics as Philosophy<br />
(Jackson: University Press of Mississippi 2005) 100-129) toont Iain Thomson aan dat de,<br />
tussen 1986 en 1987 uitgebrachte, graphic novel Watchmen (Alan Moore en Dave Gibbons)<br />
als hét postmoderne comic book moet worden gezien waarmee het stripgenre volwassen<br />
werd. 73 Een element hiervan is het omgaan met de held zelf. In Watchmen worden helden zo<br />
ontwikkeld dat het eigenlijke idee van de held wordt gedeconstrueerd. Binnen het comic, of<br />
graphic novel, genre bestaan hiervan meer voorbeelden, waarbij Frank Millers Sin City-serie<br />
en zijn Batman: The Dark Knight Returns als erg invloedrijk gezien worden. In deze werken,<br />
die stammen uit de late jaren tachtig en begin jaren negentig, is de held niet langer los van<br />
morele vragen over goed en kwaad en maakt hij niet langer automatisch de juiste k<strong>eu</strong>ze om de<br />
wereld te redden. Watchmen speelt zich af in een alternatieve werkelijkheid die sterk lijkt op<br />
de contemporaine wereld in de jaren tachtig, met als groot verschil de aanwezigheid van<br />
superhelden. Het punt waar de divergentie tussen de jaren tachtig zoals wij die kennen en de<br />
jaren tachtig uit de comic ontstaat is het jaar 1938. Het bestaan van superhelden in deze versie<br />
van Amerika heeft dramatische effecten tot gevolg gehad en heeft een andere uitkomst<br />
gegeven aan geb<strong>eu</strong>rtenissen als de Vietnamoorlog en het presidentschap van Richard Nixon.<br />
Daar Watchmen zich erg realistisch presenteert, is er slechts één tussen alle ‘superhelden’ die<br />
daadwerkelijk bovenmenselijke krachten bezig: Dr. Manhattan. Het bestaan van dr.<br />
Manhattan heeft de Verenigde Staten een strategisch voordeel bezorgd boven de Sovjet Unie,<br />
waardoor de spanning tussen deze twee naties verder is opgelopen. Uiteindelijk werden de<br />
superhelden onpopulair bij zowel politie als burgers, wat leidde tot de Keene-act in 1977, die<br />
hen buiten de wet stelde. Hierna hielden veel van de zogenaamde Minutemen ermee op,<br />
gingen dr. Manhattan en de Comedian aan de slag voor Nixon en bleef Rorschach buiten de<br />
wet opereren. Naast het plaatsen van superhelden in de realiteit, is Watchmen vooral zo<br />
bijzonder door de personages, die gedurende de hoofdstukken meer en meer gewoon mensen<br />
73 Iain Thomson, ‘Deconstructing the Hero’ in Jeff McLaughlin ed., Comics as Philosophy (Jackson: University<br />
Press of Mississippi 2005) 100-129.<br />
29
zijn met problemen, dilemma’s en relaties als iedereen. Samen met Frank Millers Batman:<br />
The Dark Knight Returns (1986) en Art Spiegelmans Maus (1986) markeerde Watchmen een<br />
punt in de jaren tachtig waarin zowel de term graphic novel, als het concept van graphic<br />
novels bij het grote publiek werd gevestigd. Deze, en andere werken, werden veelvuldig<br />
gerecenseerd in kranten en magazines, zelfs zoveel dat de kop ‘Comics aren’t just for kids<br />
anymore’ door velen als mainstream perscliché gezien werd. 74 Cliché of niet, de overvloedige<br />
berichtgeving heeft vrijwel zeker een rol gespeeld bij sterk groeiende verkoopcijfers en heeft<br />
de term graphic novel voor eens en altijd bij een groter publiek bekend gemaakt.<br />
Om het moment dat ik gekozen heb voor mijn analyse beter in te kunnen passen in<br />
Watchmens narratief zal ik op deze plek een korte weergave geven van het plot. In oktober<br />
1985 onderzoekt de politie de moord op Edward Blake. Daar zij geen aanwijzigen vinden,<br />
gaat Rorschach verder met zoeken en ontdekt hij dat Blake de Comedian was. Hierop meent<br />
Rorschach een plot tegen zijn gepensioneerde mede-superhelden te hebben gevonden, en<br />
waarschuwt hen: Dan Dreiberg (Nite Owl II), dr. Manhattan (Jon Osterman) en Laurie<br />
Juspeczyk (Silk Spectre II) en Adrian Veidt (Ozymandias). Na Blakes begrafenis wordt dr.<br />
Manhatten op televisie beschuldigd van het veroorzaken van kanker bij vrienden en collega’s.<br />
Als de regering van de Verenigde Staten deze beschuldigingen seri<strong>eu</strong>s neemt, verbant dr.<br />
Manhattan zichzelf naar Mars. Hierdoor laat hij Amerika in verwarring achter, met de Sovjet<br />
Unie die Aghanistan binnenvalt om te profiteren van de vermeende Amerikaanse zwakte.<br />
Rorschachs paranoïde verdenkingen worden sterker wanneer Adrian Veidt op het nippertje<br />
een poging tot moord overleefd en Rorschach zelf in de val wordt gelokt met een<br />
beschuldiging dat hij Moloch zou hebben vermoord, een van zijn voormalig tegenstanders.<br />
Nadat dr. Manhattan naar Mars is vertrokken, groeien Juspeczyk en Dreiberg dichter naar<br />
elkaar toe naarmate zij hun superheldenwerk weer oppakken. Wanneer Dreiberg aspecten van<br />
Rorschachs samenzweringstheorie gaat geloven, bevrijdden Juspeczyk en Dreiberg hem uit de<br />
gevangenis. Dr. Manhattan kijkt op Mars terug op zijn persoonlijke geschiedenis en plaatst<br />
dan zijn eventuele invloed met menselijke geb<strong>eu</strong>rtenissen in Juspeczyks handen, door haar<br />
naar Mars te teleporteren. Tijdens het gesprek wat hier plaatsvindt, wordt ze gedwongen zich<br />
te herinneren dat Blake, die haar moeder ooit probeerde te verkrachten, haar biologische vader<br />
is. Deze ontdekking, die de complexiteit van menselijke emoties en relaties reflecteert, geeft<br />
dr. Manhattan zijn interesse in de menselijkheid terug.<br />
74 J.M. DeMatteis in ‘Caught in The Nexus: J.M. DeMatteis’ in The Nexus, 9 februari 2005.<br />
30
Op aarde ontdekken Nite Owl en Rorschach steeds meer over de dood van de Comedian en de<br />
beschuldigingen die dr. Manhattan naar Mars dreven. Ze ontdekken bewijs dat Adrian Veidt<br />
achter het plan zit. Rorschach schrijft over zijn verdenkingen in zijn dagboek en stuurt het op<br />
naar de New Frontiersman, een kleine, rechtse krant in New York. Het duo gaat dan naar<br />
Veidts toevluchtsoort op Antarctica om hem te confronteren. Veidt legt uit dat zijn<br />
onderliggende plan inhoudt dat hij de menselijkheid wil redden van de op de loer liggende<br />
atoomoorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet Unie, door een buitenaardse invasie te<br />
creëren in New York, die voor veel slachtoffers zal zorgen. Hij hoopt dat dit de mensen zal<br />
doen laten verenigen tegen een gezamenlijke vijand, zodat een onderlingen atoomoorlog van<br />
de baan wordt geschoven. Ook geeft hij toe de Comedian te hebben vermoord, achter de<br />
beschuldigingen op dr. Manhtattan en Rorschach zat en de aanslag op zijn eigen leven in<br />
scène had gezet om zichzelf buiten verdenkingen te plaatsen. Dit alles om te voorkomen dat<br />
zijn plan werd ontrafeld. Dreiberg en Rorschach vinden deze logica harteloos en<br />
weerzinwekkend en doen alles om Veidt te stoppen, om er dan achter te komen dat zijn plan<br />
al in werking is gezet. Wanneer dr. Manhattan en Juspeczyk terugkeren op aarde, worden zij<br />
geconfronteerd met een massale vernietiging en vele doden in New York. Dr. Manhattan<br />
merkt dat zijn krachten verminderen door de aanwezigheid van tachyonen vanuit Antarctica,<br />
en ze teleporteren daarheen. Ook zij ontdekken Veidts betrokkenheid en confronteren hem.<br />
Veidt laat iedereen ni<strong>eu</strong>wsuitzendingen zien die bevestigen dat de globale vijandigheid plaats<br />
heeft gemaakt voor een samenwerking tegen een ni<strong>eu</strong>we dreiging. Dit leidt ervoor dat bijna<br />
iedereen het met Veidt eens wordt dat het in het belang van de wereld is dat zijn plan niet naar<br />
buiten komt. Rorschach weigert een compromis te sluiten en is vastbesloten het ni<strong>eu</strong>ws<br />
wereldkundig te maken. Onderweg terug wordt hij tegengehouden door dr. Manhattan.<br />
Rorschach vertelt hem dat de enige manier om hem te stoppen is, hem te vermoorden.<br />
Manhattan laat hem verdampen. Manhattan vindt Veidt, die hem vraagt of hij vindt of hij<br />
uiteindelijk het goede heeft gedaan. Manhattan reageert met ‘Nothing <strong>ever</strong> <strong>ends</strong>’, voor hij de<br />
aarde verlaat. Dreiberg en Juspeczyc nemen ni<strong>eu</strong>we identiteiten aan en gaan verder met hun<br />
relatie.<br />
Terug in New York, klaagt de hoofdredact<strong>eu</strong>r van New Frontiersman over het rustige<br />
politieke klimaat en vraagt zijn assistent om een onderwerp voor een artikel te zoeken in de<br />
‘crank file’, een verzameling van afgewezen ingestuurde onderwerpen voor de krant. De<br />
novel eindigt met de assistent die zijn hand uitstrekt naar de stapel, waar Rorschachs dagboek<br />
bovenop ligt.<br />
31
2.2 2.2 Moment Momentbeschrijving<br />
Moment beschrijving<br />
Voor de analyse van de remediatie van graphic novel naar film, heb ik een moment<br />
uitgekozen dat niet in de novel terug te vinden is. Het gaat om een door regiss<strong>eu</strong>r Zach Snyder<br />
toegevoegde introducerende titelsequentie, na de openingssequentie van de film waarin de<br />
Comedian wordt vermoord. Deze openingssequentie volgt precies de lijn van het boek, door<br />
de kijker (evenals bij het boek de lezer) met het verhaal van Watchmen te introduceren met de<br />
dood van de Comedian. Het enige verschil is dat de novel deze geb<strong>eu</strong>rtenis niet direct laat<br />
zien, maar het politieonderzoek laat volgen op regels uit Rorschachs dagboek, waar de film de<br />
moord op de Comedian wel direct in beeld brengt. Snyders extra sequentie volgt hier in de<br />
film meteen na, en is een voor de kijker vrij noodzakelijke toevoeging, daar alle personages<br />
en problematiek van Watchmen snel en op een stripwaardige manier worden geïntroduceerd.<br />
Niet alleen is het voor de kijker zonder achtergrondkennis hierdoor beter mogelijk de film te<br />
begrijpen of te plaatsen, omdat niet alles uit de novel in de film is geplaatst, ook is het een<br />
sequentie die qua stijl misschien wel de beste toevoeging in de film is. Met dit fragment zal ik<br />
mijn beschrijving dan ook starten.<br />
In deze voor film toegevoegde introductiescène, die 5 minuten en 40 seconden duurt,<br />
wordt er veel gebruik gemaakt van slow motion en verstillen van beeld, om zo een<br />
stripachtige kijkervaring te creëren. Deze vertragingen en verstillingen van het beeld vinden<br />
voornamelijk plaats op de hoogtepunten van de sequenties, om zo met nadruk aan te kunnen<br />
geven wat belangrijk is voor de kijker. De scène begint met de overbekende smiley, waar<br />
steeds verder op wordt ingezoomd, tot we ‘door’ het oog gaan en Bob Dylans The Times They<br />
Are A-Changin’ van start gaat. Dan zien we een eerste verstild beeld dat langzaam overgaat in<br />
een slow motion beeld, waar één van de Minutemen (voorlopers van de Watchmen), een<br />
cliché uitgedoste bankovervaller in de kraag vat (zie afbeelding 1 in de bijlage).<br />
Boven in het beeld verschijnen de, in Watchmenfont weergegeven, credits voor<br />
Warner Bros. en Paramount Pictures. Nadat het pistool van de overvaller, ook in slow motion,<br />
is afgegaan, verschijnen ook de credits voor Legendary Pictures. Dan wordt het beeld<br />
langzaam zwart door middel van een fade out, om vervolgens met een fade in over te gaan op<br />
Silk Spectre die wordt omringd door politieagenten en poseert voor een foto. Na meer credits<br />
wordt ook dit beeld langzaam donker en gaat over op de Comedian, die heel stripverantwoord<br />
met door hem zojuist gevangen en in streepjeskleding en het bekende masker voor de ogen<br />
gestoken overvaller voor een foto poseert. Na vermelding van Zach Snyder onderin het beeld<br />
wordt ook hier weer overgegaan op een donker beeld, dat hierna plaatsmaakt voor de<br />
32
Minutemen die samen poseren voor een foto, met een grote banier met Minutemen op de<br />
achtergrond. De filmtitel verschijnt hierover in beeld. Weer wordt het beeld zwart en<br />
verschijnt vervolgens een vliegtuig, waar onder de vl<strong>eu</strong>gel de eerste act<strong>eu</strong>rscredits in beeld<br />
komen, die meebewegen met de beweging die het vliegtuig maakt. Op het vliegtuig staat een<br />
afbeelding van Silk Spectre. Na weer een fade verschijnt een krant in beeld waarop ‘Japan<br />
Surrenders’ staat. De camera pant naar links en zoomt langzaam uit, waardoor we een ander<br />
lid van de Minutemen, Silhouette, zien, veel blije mensen en slingers. Silhouette zoent een<br />
andere vrouw en wordt gefotografeerd, waarna het beeld weer donker wordt. Dan zien we<br />
Captain Metropolis bewusteloos tegen een gordijn aanzitten en gefotografeerd worden.<br />
Na weer een fade out zien we een zwangere Silk Spectre in een Laatste<br />
Avondmaalopzetting in het midden van haar collega’s achter een tafel (afbeelding 2). Op de<br />
achtergrond hangt een spandoek waarop ‘Happy Retirement Sally’ staat. Ook hier wordt<br />
gebruik gemaakt van slow motion en zijn er weer de fotografen die het einde van de sequentie<br />
inluiden, voor het beeld weer zwart wordt. Hierna zien we Mothman met geweld een<br />
ouderwetse ambulance in gesleept worden. Omdat alle stukjes over personages altijd worden<br />
beëindigd met fotografen en een fade naar zwart beeld, zal ik dat vanaf nu niet meer noemen.<br />
Het volgende beeld zoomt langzaam uit op een bed waarop de vermoordde Silhouette<br />
en een vriendin liggen, een beeld dat wordt opgelicht door het maken van een foto. De tekst<br />
‘lesbian whores’ staat in bloed geschreven boven het bed. Daarna zien we weer een<br />
krantenkop, ‘Russ have a-bomb’, waar op dezelfde manier als bij de eerdere krant vandaan<br />
wordt gepant en gezoomd. Een heel jonge Rorschach wordt door zijn haar geaaid door een<br />
man die net bij zijn moeder vandaan komt. De man met de krant wacht tot hij naar binnen<br />
kan. Dan zien we dr. Manhattan president Kennedy de hand schudden, omringt door pers en<br />
beveiliging. In het volgende shot wordt in een nabootsing van een beruchte geb<strong>eu</strong>rtenis,<br />
Kennedy in slow motion neergeschoten. De camera beweegt mee met de auto die doorrijdt, en<br />
pant dan naar rechts, waar we de Comedian met een geweer zien zitten. Vervolgens zien we<br />
een vrouw en een man ruzie maken. Een meisje kijkt toe. Door de uitzoomende<br />
camerabeweging en een pan naar links zien we het kostuum van Silk Spectre. Hierdoor wordt<br />
duidelijk wie de ruziënde vrouw is. De camera beweegt verder naar links en vestigt de<br />
aandacht van de kijker op een televisie, waarop het beroemde beeld te zien is van de monnik<br />
die zichzelf in brand heeft gestoken; ‘Vietnam war escalates’. In het volgende shot zien we<br />
twee vastgebonden mannen op de grond zitten, die door een agent met een zaklamp worden<br />
beschenen. De camera zoomt in en tilt vervolgens naar beneden, om een briefje te laten zien<br />
met tekens die doen denken aan de psychologische Rorschachtest. Vervolgens zien we in<br />
33
Moskou Nikita Chroesjtsjov met Fidel Castro kijken naar overvliegende straaljagers (jaren<br />
zestig). Dan is er een beeld waar links soldaten staan met geweren, tegenover rechts een<br />
demonstratie tegen Nixon. Een hippiemeisje stopt een bloem in de loop van het geweer, waar<br />
steeds meer op wordt ingezoomd. Als alle geweren afgaan zien we de bloemblaadjes vallen.<br />
Vervolgens laat Andy Warhol zijn beeltenis van Nite Owl zien tijdens wat de opening<br />
van een tentoonstelling lijkt (afbeelding 3). Wanneer de camera uitzoomt zien we steeds meer<br />
pers en zien we dat Warhol over zijn schilderij vertelt voor een camera. Dan zien we Neil<br />
Armstrong op de maan (1969), wanneer hij zich omdraait verschijnt er een blauw figuur in de<br />
spiegeling van zijn helm. Wanneer de camera hierop inzoomt zien we dat het dr. Manhattan<br />
is. Hierna zien we Ozymandias voor Studio 54 staan.<br />
Dan is het tijd voor de Watchmen-groepsfoto, waarop de Comedian, Silk Spectre, dr.<br />
Manhattan, Ozymandias, Nite Owl en Rorschach staan (afbeelding 4). Hierna zoomt de<br />
camera uit vanaf een televisiescherm waarop staat ‘Nixon elected for third term’. Deze<br />
televisie blijkt in een etalage te staan, wanneer de camera genoeg afstand heeft genomen zien<br />
we rechts van het Nixon-scherm een televisie waarop wetenschappers de Doomsdayklok<br />
verder vooruit zetten, en links ervan schermen waarop staat ‘Vigilantes outlawed’. De camera<br />
zoomt nog verder uit en we zien iemand ‘Who watches the watchmen’ op de etalageruit<br />
spuiten, omringt door een protesterende menigte. Wanneer dan een demonstrant een<br />
molotovcocktail door de ruit gooit, is de film begonnen.<br />
2.3 2.3 Mediale vergelijking en en - analyse<br />
analyse<br />
Een mediale vergelijking gaat bij de door mij gekozen titelsequentie niet zo direct op als bij<br />
een willek<strong>eu</strong>rige andere scène die wel direct geadapteerd is naar film. Toch zijn er in deze<br />
scène veel cinematografische en picturale technieken gebruikt om de kijker een stripachtige<br />
kijkervaring mee te kunnen geven en zijn bepaalde panels uit de strip opgenomen. De<br />
filmversie van Watchmen presenteert zichzelf op deze manier als een ni<strong>eu</strong>we vorm of een<br />
verbeterde versie van de graphic novel, zoals alle ‘ni<strong>eu</strong>we’ media dit, volgens Bolter en<br />
Grusin, proberen te doen. Het gebruik van slow motion en verstilling is een goed voorbeeld<br />
van het creëren van een stripachtige ervaring. Door de camera langzaam te laten in- of<br />
uitzoomen of bewegen, krijgt de kijker, net als de lezer bij het lezen van de graphic novel,<br />
langer de kans om alle details in zich op te nemen. Daarnaast wordt er in deze scène getracht<br />
een panel-achtige weergave van de geb<strong>eu</strong>rtenissen te tonen, binnen shots door langzaam met<br />
de camera te bewegen, waardoor je je goed kunt voorstellen dat dezelfde informatie in het<br />
34
stripmedium in elkaar opvolgende panels zou worden getoond, en binnen de gehele scène<br />
door gebruik te maken van de in de vorige paragraaf genoemde montagetechniek fade in en<br />
fade out. Het kl<strong>eu</strong>rgebruik in deze titelsequentie, en de gehele film, is fel van kl<strong>eu</strong>r en donker<br />
qua sfeer tegelijkertijd. Daarnaast worden shots in deze sequentie bijna allemaal pas geheel<br />
belicht vlak voor het shot wordt beëindigd door een fade out, waardoor je als kijker voldoende<br />
tijd krijgt om alle details in je op te kunnen nemen, net als in de strip, terwijl de overmatige<br />
belichting aan het einde (door de fotografen) maakt dat het belangrijkste aspect van shot, de<br />
hoogtepunt van de actie, net als in de strip wordt verstild. Hier zal ik enkele voorbeelden<br />
geven van stills uit de film en de panels uit de strip waarnaar gerefereerd wordt uit de graphic<br />
novel, teneinde een goed beeld te krijgen van de nauwk<strong>eu</strong>rige manier waarop Snyder te werk<br />
is gegaan.. Zo is er het shot van de smiley, waar de novel mee begint, dat herkenbaar<br />
geremedieerd is naar film (afbeelding 5 – links comic, rechts film). Daarnaast is ook het<br />
portret van de Watchmen, zoals in afbeelding 4 weergegeven, in de strip terug te vinden. Dan<br />
gaat het alleen om Rorschach die het portret vindt (afbeelding 6). Afbeelding 8 laat de<br />
omgezette versie van afbeelding 7 zien, waarbij duidelijk te zien is dat dezelfde kadrering is<br />
aangehouden, dezelfde positionering van de jonge Rorschach in de gang, en hetzelfde<br />
perspectief van de gang met de d<strong>eu</strong>r op de achtergrond.<br />
Wanneer we nu Bolter en Grusins remediatie – de manier waarop ni<strong>eu</strong>we media<br />
eerdere mediavormen een ni<strong>eu</strong>we vorm geven – toepassen, wordt duidelijk dat er in de<br />
introductiesequentie absoluut sprake is van hypermediatie – de gewaarwording van het<br />
ni<strong>eu</strong>we medium. Deze hypermediatie hangt uiteraard ook in dit voorbeeld direct samen met<br />
transparante onmiddellijkheid, daar de film ons als kijker nu eenmaal een meer authentieke of<br />
onmiddellijke ervaring van (het verhaal van) Watchmen wil brengen. Deze dubbele logica kan<br />
volgens Bolter en Grusin op drie verschillende manieren plaatsvinden, waarvan de eerste<br />
manier de mediatie van mediatie is. Hiermee bedoelen zij dat media continu commentaar op<br />
elkaar l<strong>ever</strong>en, elkaar reproduceren en elkaars plek in nemen. Dit komt omdat zij elkaar nodig<br />
hebben om als media te kunnen functioneren. Bij Watchmen zien we dat de graphic novel<br />
filmische technieken reproduceerde om narratologische handelingen zo goed mogelijk weer te<br />
kunnen geven. Andersom becommentarieert de film de novel op zijn b<strong>eu</strong>rt weer, alleen al<br />
door een meer directe ervaring van Watchmen bij het publiek te bepleiten. Film en comic zijn<br />
in dit geval dus onlosmakelijk met elkaar verbonden en hebben elkaar nodig (gehad) om<br />
zichzelf te kunnen manifesteren.<br />
Volgens Bolter en Grusin eigent een medium zich ook de technieken, vormen en<br />
sociale significantie toe van hetgeen wat hij remedieert, en probeert het medium deze te laten<br />
35
herleven of een ni<strong>eu</strong>we vorm te geven in naam van de werkelijkheid. 75 Alle mediaties zijn<br />
immers echt als artefacten in onze zeer gemedieerde cultuur (het tweede punt van de dubbele<br />
logica van remediatie volgens Bolter en Grusin). Juist doordat regiss<strong>eu</strong>r Snyder<br />
striptechnieken – technieken van een eerdere mediavorm - gebruikt in zijn film, brengt hij ons<br />
niet alleen een meer authentieke of directere ervaring, maar wordt het voor de kijker erg<br />
duidelijk dat de film hierdoor poogt zich de vormen en sociale significantie van de graphic<br />
novel toe te eigenen en te laten herleven. De sociale significantie van de novel is, zoals eerder<br />
aangegeven, erg groot geweest door de grote invloed die het heeft gehad op de ontwikkeling<br />
van meer ‘volwassen’ comics en het introduceren van het concept graphic novel bij het grote<br />
publiek. Daar een adaptatie naar film niet alleen aan deze hoge verwachtingen moet voldoen,<br />
maar zelfs overtreffen – door door middel van het rehabiliteren van het andere, ‘oude’<br />
medium een meer onmiddellijke ervaring aan de kijker te bieden en tegelijkertijd het<br />
geremedieerde medium in ere te houden, is het niet vreemd dat zoveel regiss<strong>eu</strong>rs van de<br />
verfilming afzagen. Het derde punt in de dubbele logica van remediatie is immers remediatie<br />
als hervorming. Mediaties zijn volgens Bolter en Grusin zowel in zichzelf echt als mediaties<br />
van de werkelijkheid. 76 Hierdoor kan remediatie worden begrepen als een proces van het<br />
hervormen van deze werkelijkheid. Door de graphic novel te verfilmen is er sprake van een<br />
hervorming van de mediatie van de werkelijkheid die de novel ons bracht en daarmee een<br />
hervorming van de sociale significantie van Watchmen in beide mediale vormen.<br />
Als we remediatie, evenals Rajewsky dat doet, zien als een bepaald soort van<br />
intermediale relatie, kunnen we Watchmen inpassen in haar drie individuele subcategorieën<br />
van intermedialiteit (mediale transpositie, mediacombinatie en intermediale verwijzingen).<br />
Zoals aangegeven in hoofdstuk 1, kan een mediale configuratie gemakkelijk voldoen aan<br />
meerdere subcategorieën. Zo ook Watchmen. Daar het een adaptatie betreft van een graphic<br />
novel, is de film te zien als een mediale transpositie. De originele tekst vormt de bron voor de<br />
film als het ni<strong>eu</strong>w gevormde mediaproduct, waarvan de formatie gebaseerd is op een<br />
mediumspecifiek transformatieproces. Daarnaast is Watchmen uitstekend te zien als<br />
mediacombinatie, alleen al omdat film an sich een overduidelijk medium is dat andere<br />
mediale uitingsvormen combineert tot een onafhankelijk genre dat juist l<strong>eu</strong>nt op zijn<br />
plurimediale grondslag. Daarnaast verwijst Watchmen ook (terug) naar het originele werk.<br />
Zoals Rajewsky aangeeft, kan de kijker de originele tekst ontvangen in zijn verschil of<br />
overeenkomst met de film. Deze ontvangst verschijnt niet alleen op basis van eerder opgedane<br />
75 Bolter en Grusin, Remediation, 65.<br />
76 Ibid., 55-56.<br />
36
kennis of de culturele achtergrond van de kijker, maar verschijnt juist op basis van de eigen<br />
specifieke constitutie van de film. 77 Eerder dan het combineren van verschillende vormen en<br />
media-uitingen, thematiseert, evoceert of imiteert het gegeven mediaproduct, Watchmen,<br />
elementen of structuren van een ander, conventioneel gescheiden medium, door het gebruik<br />
van zijn eigen mediumspecifieke eigenschappen. 78 Watchmen refereert aan de graphic novel<br />
door zijn filmische imitatie van structuren uit het stripmedium en constitueert zichzelf op deze<br />
manier in relatie tot zijn bronmateriaal.<br />
Rajewksy meent in haar essay dat er grote verschillen zijn tussen bijvoorbeeld een<br />
film die gebruik maakt van digitale technologie en een schilderij dat een fotografische<br />
kwaliteit imiteert. Bij het schilderij, wat zij ziet als een intermediale verwijzing met een sterk<br />
metamediale functie en interessante implicaties voor de verwijzende functie van het artefact,<br />
verschijnt het verschil tussen de media op een manier die significant verschilt van een film die<br />
gebruik maakt van digitale technologie (een voorbeeld van mediacombinatie). De illusie van,<br />
in dit geval, schilderkwaliteiten wordt bereikt door intermediaal refereren en niet, zoals bij de<br />
in haar voorbeeld aangehaalde film, door een combinatie van verschillende mediale<br />
uitingsvormen die elk aanwezig zijn in hun eigen materialiteit. Dit punt van Rajewsky is<br />
interessant omdat, in het geval van Watchmen, er wellicht sprake is van een tussenvorm. In<br />
Watchmen is er niet alleen sprake van een film die gebruik maakt van digitale technologie,<br />
maar van een film die van deze technieken gebruik maakt juist om een kwaliteit van een ander<br />
medium te imiteren. Er is sprake van intermediaal refereren juist dóór de combinatie van<br />
verschillende mediale uitingsvormen. Rajewsky meent in haar essay echter ook dat elk begrip<br />
van intermedialiteit als categorie voor de concrete analyse van een gegeven mediale<br />
configuratie (Watchmen) zijn eigen interne grenzen tegenkomt wanneer er sprake is van<br />
digitale media en hun simulatieprocessen. De belangrijkste focus van intermediale relaties ligt<br />
dan ook niet op de specifieke manieren waarin intermediale prakijken worden gerealiseerd<br />
maar op de fundamentele intergerelateerdheid van eerdere en ni<strong>eu</strong>were media.<br />
In de graphic novel Watchmen is er al sprake van het imiteren van filmische<br />
technieken. Alan Moore heeft aangegeven dat een goede striptekenaar altijd gebruik maakt<br />
van film - wat niet betekent dat hij verfilmingen van strips een goed idee vindt:<br />
‘When<strong>ever</strong> anybody talks about comics they usually make a great deal of the similarities<br />
between comics and film. And while I agree that a comic creator who understands cinematic<br />
techniques will probably be a better creator than one who doesn’t, I feel that if we only see<br />
77 Rajewsky, ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation’, 53.<br />
78 Ibid.<br />
37
comics in relationship to movies then the best that they will <strong>ever</strong> be are films that do not<br />
move.’ 79<br />
Technisch gezien geb<strong>eu</strong>rt er dus iets interessants wanneer een strip, die gebruik maakt van<br />
andere mediumspecifieke technieken, op zijn b<strong>eu</strong>rt naar film wordt omgezet. Aan de ene kant<br />
zou het dan wellicht zo moeten zijn dat scènes gemakkelijker verfilmd kunnen worden – het<br />
filmische zit er immers al in verweven. Aan de andere kant misschien juist moeilijker – daar<br />
Snyder juist het stripelement wil benadrukken in zijn film. Het aan de kijker willen meegeven<br />
van een meer directere ervaring, een transparante onmiddellijkheid, wordt paradoxaal genoeg<br />
juist vermindert door het remediëren van de comic. Wat de titelsequentie vooral duidelijk<br />
maakt is dat een meer directe ervaring van Watchmen in filmvorm, juist de nadruk legt op de<br />
mediale eigenschappen die het imiteert en derhalve hypermedieert.<br />
In de titelsequentie is zichtbaar sprake van het thematiseren, evoceren of imiteren van<br />
elementen of structuren van een ander, conventioneel gescheiden medium. Snyder gebruikt<br />
films mediumspecifieke technieken als fade, zoom en montage om een kijkervaring te creëren<br />
die de kijker zonder achtergrondervaring waarschijnlijk doet denken aan strips (zoals panels<br />
en stille beelden die het hoogtepunt van de actie laten zien), en de kijker met<br />
achtergrondervaring een meer directe beleving van waar Watchmen voor staat en over gaat<br />
meegeeft. In zijn toegevoegde introductiescène vat hij op deze manier veel<br />
achtergrondinformatie over de personages, geschiedenis, sfeer etc. samen, waarbij er niet<br />
alleen sprake is van directe verwijzingen naar de graphic novel, maar ook van verwijzingen<br />
naar culturele en historische iconen. Het in beeld brengen van Andy Warhol bijvoorbeeld,<br />
naast het spelen met intertekstuele verwijzingen naar onder andere Da Vinci’s Het Laatste<br />
Avondmaal, en het verwijzen naar diverse echte historische geb<strong>eu</strong>rtenissen, die door de<br />
invloed van de Watchmen echter net allemaal iets ander zijn veroorzaakt of afgelopen,<br />
veroorzaakt bij de kijker een gevoel dat er iets niet helemaal klopt met hun kennis, een gevoel<br />
dat wellicht unheimlich genoemd kan worden. Deze mogelijke ervaring zal ik in de volgende<br />
paragraaf behandelen.<br />
2.4 2.4 Beoogde impact<br />
‘Its ability to show something’, dat was de kwailiteit van cinema die Fernand Léger het meest<br />
waardeerde, en dit vormt ook de basis van Tom Gunnings cinema of attractions. Deze cinema<br />
construeert een geheel andere relatie met zijn toeschouwer dan narratieve cinema, door direct<br />
79 Dez Vylenz, The Mindscape of Alan Moore (2003).<br />
38
om aandacht te vragen, visuele ni<strong>eu</strong>wsgierigheid op te wekken of genot te l<strong>ever</strong>en door<br />
middel van een spektakel of unieke geb<strong>eu</strong>rtenis. Deze attractie kan van cinematografische<br />
natuur zijn, zoals de close up, maar altijd is zijn energie meer naar buiten gericht – naar de<br />
toeschouwer, dan naar binnen – de personages. 80 Uit de hierboven gegeven beschrijving van<br />
de toegevoegde introductiescène is al duidelijk geworden dat er veelvuldig gebruik is gemaakt<br />
van in- en uitzoomen en de daarbij behorende close-ups, die de nadruk leggen op voor de<br />
kijker belangrijke elementen uit het shot. Deze cinematografische technieken wekken onder<br />
andere visuele ni<strong>eu</strong>wsgierigheid op omdat de kijker tijdens het kijken van deze scène een<br />
gevoel van verwarring kan ervaren. Hij weet immers dat hij naar een film kijkt, maar zietop<br />
het scherm duidelijk de media-eigenschappen van strip terug. Waar Watchmen als anders in<br />
kan worden gezien dan veel andere contemporaine superheldenfilms, is het feit dat deze<br />
attracties niet per se ten koste gaan van narratieve absorptie, het ontplooien van een verhaal of<br />
het creëren van een diëgetisch universum. De attracties in Watchmen, en bovenal die in deze<br />
scène zorgen er juist voor dat de kijker weet zich in een diëtegische wereld te bevinden die<br />
sterke raakvlakken vertoond met die van strip, maar dan hypergemedieerd naar film. Wanneer<br />
de kijker dit accepteert, kan er dus absoluut nog sprake zijn van narratieve absorptie in het<br />
verhaal dat zich na deze openingsscène alleen maar duidelijker kan ontplooien.<br />
Deze acceptatie wordt echter moeilijk gemaakt door het creëren van een onbekende<br />
versie van het verleden. Naast het gebruik van cinematografische technieken om de strip te<br />
evoceren, speelt namelijk ook het refereren aan belangrijke publieke figuren, historische<br />
geb<strong>eu</strong>rtenissen of klassieke beelden mee met het creëren van een gevoel van verbazing of<br />
Unheimlichkeit bij het publiek. In de graphic novel is hier voornamelijk sprake van wanneer<br />
tijdens het lezen van het boek duidelijk wordt welke divergenties zich begeven tussen de jaren<br />
tachtig zoals wij die kennen en de jaren tachtig uit Wachtmen, die sterk veranderd zijn door de<br />
aanwezigheid van superhelden. In de extra scène zit deze verwondering opeengepakt in 5<br />
minuten, een verwondering die niet alleen in film sterker is door de kortere tijdspanne waarin<br />
de kijker dit in zich moet opnemen, maar die ook wordt veroorzaakt door het feit dat de<br />
superhelden op een zeer werkelijke manier zijn toegevoegd aan de voor ons zo bekende<br />
geb<strong>eu</strong>rtenissen in de jaren tachtig. Evenals bij het door Bolter en Grusin eerder aangehaalde<br />
voorbeeld van Jurassic Park, is het ook in Watchmen het geval dat het publiek uiteraard weet<br />
dat deze superhelden niet werkelijk bestaan, maar het feit dat zij zo duidelijk in wisselwerking<br />
staan met de ons zo bekende historische personages in deze alternatieve tijdslijn maakt de<br />
80 Gunning, ‘The Cinema of Attraction[s]’, 384.<br />
39
verwondering zo groot. Het is deze comic versie van de werkelijkheid die ons vervreemd.<br />
Deze, door hypermediatie veroorzaakte verbazing, werkt tegen de transparantie van het<br />
verhaal; er wordt immers een bewustheid van het filmmedium aan de toeschouwer gevraagd.<br />
Deze verbazing vereist dus juist hypermediatie, die samen met de meer directere stripervaring<br />
die de film wil geven door middel van transparante onmiddellijkheid, de dubbele logica van<br />
remediatie ook Watchmen compleet maakt.<br />
De film raakt hier aan datgene wat Gunning de profetische natuur van ni<strong>eu</strong>we<br />
technologieën noemt, een aanspreken van een eerder onvoorstelbare toekomst. Hij schrijft dat<br />
elke ni<strong>eu</strong>we technologie een utopische dimensie heeft die een toekomst bedenkt die radicaal<br />
wordt getransformeerd door de implicaties van het voorwerp of de praktijk waar het om<br />
gaat. 81 Wanneer deze technologie wordt ingepast in de tweede natuur wordt de utopische<br />
dimensie min of meer vergeten en kan deze als mislukt worden beschouwd. Toch kan deze<br />
bedachte toekomst volgens Gunning nooit geheel verdwijnen en kan de kloof midden in<br />
vertrouwdheid opni<strong>eu</strong>w worden geopend: het herverschijnen van ‘a forgotten future’. 82 Nu is<br />
er met Watchmen niet alleen sprake van het opni<strong>eu</strong>w tonen van de mogelijkheden van het<br />
filmmedium, door er technieken van een ander medium in te corporeren, zoals eerder<br />
aangegeven, maar ook ín de diëgetische wereld van Watchmen kan Gunnings utopische of<br />
distopische dimensie worden gevonden. Watchmen behandelt namelijk een alternatieve<br />
geschiedenis, die ontzettend veel raakvlakken heeft met de werkelijk geb<strong>eu</strong>rde geschiedenis,<br />
maar die is getransformeerd door de implicaties die de aanwezigheid van superhelden met<br />
zich mee brengt. De talloze verwijzingen naar de voor de meeste kijkers zo herkenbare<br />
figuren als Nixon, Warhol en Kennedy, en intertekstuele verwijzingen naar Da Vinci’s Het<br />
Laatste Avondmaal en het gebruik van Dylans The Times They Are A-Changin’, dat weer<br />
ni<strong>eu</strong>we lagen van betekenis opent, maakt dat er geen vergeten toekomst wordt heropend door<br />
middel van cinematografische technieken, maar een verleden dat al jaren achter ons ligt. De<br />
mengeling tussen wat wij weten wat echt is en wat het bestaan van superhelden hieraan<br />
verandert, maakt het vertrouwde onvertrouwd en hierdoor zorgt deze scène van de film ook<br />
op dit niveau voor het creëren van een Unheimlich gevoel bij de kijker, meer direct en meer<br />
attractief dan de strip dit doet.<br />
In ‘Re-newing old Technologies […]’ meent Gunning dat de verbazing die je ervaart<br />
bij het in aanraking komen met ni<strong>eu</strong>wigheden langzaam overgaat in vertrouwdheid, in een<br />
acceptatie van de ni<strong>eu</strong>we technologie als tweede natuur. Hij vraagt zich in zijn artikel af of<br />
81 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 55.<br />
82 Ibid., 56.<br />
40
technologie ooit iets terug kan krijgen van zijn originele vreemdheid, wanneer het al zodanig<br />
is ingesleten dat het een automatisme is geworden. Russisch Formalist Sjklovskij meent van<br />
wel, door middel van ostranenie, het proces van defamiliarisatie of vreemd maken. 83 Wanneer<br />
we met deze kennis naar de filmadaptatie van Watchmen kijken, kunnen we stellen dat de<br />
film, door zijn mediumspecifieke technieken te gebruiken, de ‘oude’ technologie van de<br />
manier waarop het stripmedium verhalen vertelt, voor ons als kijker defamiliariseert, en<br />
daarnaast ook ‘ni<strong>eu</strong>we’, filmische technieken vreemd maakt - juist door de kijker een meer<br />
directere ervaring van het stripmedium te willen geven. Het verlies van de levendige ervaring<br />
die volgens Gunning optreedt in de fase waarin gewenning en automatisme hoogtij vieren,<br />
wordt op deze manier ongedaan gemaakt door het gebruik van attractions, die het gewone<br />
ongewoon maken (ostranenie, Sklovskij) en verbazing en verwondering bij de kijker<br />
opwekken. Volgens Gunning relateren de stadia van verrassing en gewenning dialectisch aan<br />
elkaar, en komen noch verrassing noch gewenning voort uit een individuele waarneming van<br />
objecten, maar worden zij getriggerd door veranderende relaties in de wereld. Om te kunnen<br />
mediëren tussen de extremen van verrassing en automatisme introduceert Gunning Fr<strong>eu</strong>ds<br />
Unheimliche, een gevoel van ongewoonheid in het schijnbaar gewone wat altijd aanwezig<br />
blijft door een verstoring van normale ervaringen in iets wat vreemd en angstaanjagend is. 84<br />
In de hierboven beschreven scène zijn er verschillende aspecten te benoemen die het<br />
Unheimliche tot gevolg kunnen hebben. Zo zorgt het gebruik van cinematografisch<br />
technieken als slow motion en fade in film, het schijnbaar gewone in dit geval, voor een<br />
gevoel van ongewoonheid door het effect dat we hypermediatie noemen. Het gebruik van<br />
comictechnieken in film maakt dat de kijker zich bewust wordt van het filmmedium én van<br />
het medium waarnaar gerefereerd wordt. Hierdoor wordt de beoogde transparante<br />
onmiddellijkheid van remediatie ontwricht (disrupt) en is er sprake van een technologisch<br />
Unheimlich gevoel waarbij twee media tegelijkertijd worden waargenomen. De<br />
onmiddellijkheid van de kijkervaring zorgt hierdoor voor een verschuiving in perceptie en<br />
derhalve voor een verlies van eigenwaarde aangezien hetgeen wat de toeschouwer weet, of<br />
waar hij aan gewend is, niet overeenkomt met dat wat hij ziet. Volgens Gunning laat de<br />
receptie van technologie herbetovering toe door esthetische defamiliarisatie en dat is precies<br />
wat er in de titelsequentie plaatsvindt.<br />
Deze mogelijke, en wellicht beoogde, impact van de film op de kijker wil ik gaan<br />
toetsen aan de hand van de receptie van Watchmen in zowel Nederlandse als Amerikaanse<br />
83 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 45.<br />
84 Ibid., 47.<br />
41
kranten. Door deze twee landen te nemen, kan er gelijk worden gelet op de rol van eventuele<br />
(populaire) culturele verschillen bij de ontvangst van de film, naast de rol die<br />
achtergrondkennis van de graphic novel speelt. Wordt Watchmen anders ontvangen dan<br />
andere recente superheldenfilms en hoezeer wordt dit veroorzaakt door de manier waarop<br />
Snyder de comic heeft geadapteerd naar film? Bewijzen of ontkrachten de recensies de door<br />
gevonden beoogde impact van de film en is er met Watchmen inderdaad sprake van<br />
‘<strong>ever</strong>ything we know will change’, zoals de trailer ons wil laten geloven, of kunnen we de<br />
invloed van de film inpassen in een al bestaande ontwikkeling van mediale verandering?<br />
42
HOOFDSTUK HOOFDSTUK 3 3 – Receptie Receptie en impact<br />
‘The film is more curiosity than provocation, an artifact of a faded world brought to zombie half-life<br />
by the cinematic technology of the present.’<br />
3.1 3.1 Receptie Receptie Nederland<br />
Nederland<br />
- A.O. Scott in The New York Times, 6 maart 2009<br />
In mijn analyse van de receptie van Watchmen heb ik er ten eerste voor gekozen een<br />
scheiding aan te brengen tussen Nederlandse en Amerikaanse recensies. In Amerika is er<br />
immers een veel duidelijker aanwezigheid van het stripfenomeen, de strip maakt daar sinds<br />
jaar en dag duidelijk deel uit van de populaire cultuur. Daarnaast heb ik geprobeerd de<br />
recensenten die kennis hadden van Watchmen als strip te scheiden van hen die Watchmen<br />
voor het eerst via de film meemaakten. Deze scheiding is in de Nederlandse recensies over het<br />
algemeen iets gemakkelijker te vinden dan in de Amerikaanse, wat mijn punt over de<br />
alomtegenwoordigheid van strips in de Amerikaanse cultuur bevestigd. Binnen de<br />
Nederlandse recensies was duidelijker zichtbaar wanneer een recensent, die uiteraard het<br />
bronmateriaal wel noemde, zijn overige kennis over de strip als het ware van Wikipedia had<br />
gehaald en niet verder ging dan het noemen van achtergrondkennis die zelfs bij de grootste<br />
striphater wel bekend moet zijn. Toch hebben de meeste recensenten die ik hieronder ga<br />
aanhalen hun huiswerk goed gedaan en zijn er weinig die echt hebben nagelaten onderzoek<br />
naar het bronmateriaal te doen. Ik heb me bij het kiezen van recensies vooral gericht op<br />
uitgebreidere recensies in grotere kranten en tijdschriften.<br />
Bij Nederlandse recensies waarbij er duidelijk sprake was van feitenkennis over de<br />
graphic novel, wordt veel ingegaan op in ho<strong>ever</strong>re de film lijkt op het boek. Voor Coen van<br />
Zwol (NRC Handelsblad, 4 maart) is de sfeer van de film belangrijk: noir. Daarnaast vindt hij<br />
dat het ‘geen kwaad’ kan dat veel dialogen en beelden rechtstreeks uit het stripalbum komen<br />
en noemt hierbij dat het beeld dan vaak even in slow motion gaat. Ook is Van Zwol een van<br />
meerdere recensenten die de link legt met The Dark Knight (Christopher Nolan, 2009), waar<br />
Watchmen volgens hem op wil lijken (‘een grimmige, morele fabel’), maar hierin faalt door<br />
het gemis aan ‘intensiteit en focus’: Snyder heeft volgens hem teveel direct overgenomen en<br />
43
zijn eigen visie in gebreke gelaten. Van Zwol vindt de film dan ook een ‘knap, soms virtuoos<br />
spektakel, maar geen meesterwerk’. 85<br />
Remke de Lang (Trouw, 5 maart), schrijft dat Snyder ‘een esthetische traktatie [afl<strong>ever</strong>t] met<br />
strakke lijnen, primaire kl<strong>eu</strong>ren en stilistisch effectieve trucs als slow motion en verstilling die<br />
mooi verwijzen naar de getekende bron’. 86 De Lang noemt ook een mogelijke invloed op<br />
kijkers die het zonder bronkennis moeten doen. ‘Watchmen-fans kunnen hun lol op. Maar<br />
voor wie de stripboeken niet kent is deze lange actiefilm vooral een stampvolle kakofonie van<br />
geweld en geluid (…) die je met een nog somberder gevoel achterlaat dan waarmee je aan het<br />
begin al was opgezadeld’. 87<br />
Gawie Keyser heeft in De Groene Amsterdammer een prachtig stuk geschreven over<br />
de film die is ‘gebaseerd op een twaalfdelige comics-serie die midden jaren tachtig als een<br />
bom insloeg’. 88 Keyser noemt Watchmen ‘een droom van een film, een liefdesgedicht over de<br />
jaren tachtig, op het oog Hollywood ten top, maar wie goed kijkt ziet Art Spiegelman en<br />
Robert Crumb. En Alan Moore.’ 89 Keyser denkt dat de film verreikende gevolgen zal hebben.<br />
‘Watchmen, de film, herschrijft in een klap een e<strong>eu</strong>w aan superheldenmythologie. Op een<br />
kleinere schaal deed de comic hetzelfde, wat paste in tijdsgeest waarin Moore zijn magnum<br />
opus creëerde. (…) En hierin volgt regiss<strong>eu</strong>r Snyder hem potloodstreepje voor<br />
potloodstreepje.’ 90 Hier noemt Keyser ‘een cinematografische seksscène die ongetwijfeld<br />
klassieke status zal krijgen: op de maat van Hallelujah van Leonard Cohen bedrijven Nite<br />
Owl en Silk Spectre II de liefde in Archie, het luchtschip van Owl. Je mond valt open: onze<br />
eigen Tijuana Bible anno 2009 uit Hollywood.’ 91 Ook analyseert Keyser een interessant stuk<br />
uit de comic dat ook in de film zit: ‘De eerste pagina van de voorlaatste Watchmen-comic is<br />
een schitterend commentaar op de conventies van de kunst van de comic, de sequential art,<br />
een term van Will Eisner. Veidt, de slechterik (of niet?), zit in Antarctica voor een muur vol<br />
televisieschermen. Zijn mijmering vult de tekstballonnen. De zeven panelen op de pagina<br />
tonen: niets (wit), kl<strong>eu</strong>r (iets wat lijkt op een vlinder en bloemen), zwart-witstrepen in een<br />
sne<strong>eu</strong>wstorm, bomen, meer sne<strong>eu</strong>w en een koepel met daarin een exotisch oerwoud. De tekst:<br />
Veidt vergelijkt het kijken naar vele schermen tegelijk met Burroughs beroemde knip-en-<br />
85<br />
Coen van Zwol, ‘Superantihelden in dienst van Richard Nixon. In verfilming van cultstrip 'Watchmen'<br />
demonteert regiss<strong>eu</strong>r Zack Snyder de gemaskerde wreker en de superman’ in NRC Handelsblad, 4 maart 2009.<br />
86<br />
Remke de Lang, ‘Wie waakt over superhelden?’ in Trouw, 5 maart 2009.<br />
87<br />
Remke de Lang, Trouw.<br />
88<br />
Gawie Keyser, ‘Het leven als grap. De verfilming van een onverfilmbare comic’ in De Groene<br />
Amsterdammer, 4 maart 2009.<br />
89 Ibid.<br />
90 Ibid.<br />
91 Ibid.<br />
44
plakliteratuur, waarbij het idee was de toekomst subliminaal te laten doorschemeren door het<br />
loslaten van het rationele in de vorm van normaal geconstrueerde zinnen. Veidt ziet een<br />
impressionist painting en denkt: Phosphor-dot swirls juxtapose meaning coalesces from<br />
semiotic chaos before r<strong>ever</strong>ting into incoherence. De subtekst: Veidt praat over hoe beeld en<br />
tekst in de comic worden gecombineerd om betekenis te vormen. Hij doet dat in termen van<br />
hogeschoolsemiologie. Het verbaast dan ook niet dat opeenvolgende regiss<strong>eu</strong>rs al jaren<br />
probeerden de comic om te vormen tot film. Onmogelijk! verzuchtte een van hen een paar<br />
jaar geleden. Dat was de grote Terry Gilliam.’ 92 Daarnaast is er de sequentie in de comic waar<br />
Moore speelt met verschillende tijdlijnen naast elkaar. Keyser: ‘Snyder kopieert deze<br />
vertelstijl exact, tot aan de prachtige, pijnlijke scène aan toe waarin Manhattan zijn Janey<br />
verlaat voor de veel jongere Laurie, wat ironisch is, want later zal Laurie hem op precies<br />
dezelfde wijze bedriegen.’ En: ‘De finale betekenis is angstwekkend eenvoudig: het leven als<br />
grap. Deze gedrukte en verfilmde rode draad is vervat in de hoofdmetafoor van Watchmen:<br />
een gele smiley met het spatje bloed, die samen een klok voorstellen met de lange wijzer even<br />
voor twaalven, de tijd waarop Doomsday werkelijkheid wordt.’ ‘Het beeld, het teken, is leeg.<br />
Dat vertelt de bloederige smiley met de zwarte, holle ogen ons. De mens is het gevolg van een<br />
toevallige geb<strong>eu</strong>rtenis. Een ongeluk, een echo in de chaos. Wie maakt dan de wereld? De<br />
kunstenaar maakt de wereld. Alan Moore.’ 93<br />
Spits noemt Watchmen een ‘uitermate duistere stripverfilming’ en noemt de<br />
verwachtingen van distribut<strong>eu</strong>r Universal desalniettemin hoog. ‘De marketeer van de<br />
maatschappij put vooral uit het succes van Dark Knight goede hoop. Ook dat was een zeer<br />
donker verhaal en bleek een groot succes.’ 94 Natuurlijk zijn er narratief gezien duidelijk<br />
verschillen aan te wijzen in beide films, die in Spits dan ook genoemd worden. Maar<br />
daarnaast wordt de dubbelzinnigheid van het einde van Watchmen in een groter kader<br />
geplaatst. ‘Time Magazine signaleerde recent dat zwart zowel in de filmwereld als in de mode<br />
aan een comeback bezig is. Het opinieblad concludeerde dat we in tijden van crisis blijkbaar<br />
geen hoop zoeken in kl<strong>eu</strong>rrijke sprookjes maar juist in de confrontatie met de nachtmerrie. Nu<br />
gaat het in Nederland de laatste maanden nergens anders over dan het spookbeeld van de jaren<br />
tachtig dat door deze crisis zou terugkeren. Watchmen laat die no future-jaren zien in zijn<br />
meest geperverteerde versie denkbaar. Of dat echt troostrijk is? Het valt te betwijfelen.<br />
Fascinerend is het zeker wel.’<br />
92<br />
Gawie Keyser, ‘Het leven als grap.’<br />
93<br />
Ibid.<br />
94<br />
‘Het perspectief van de psychopaat. Onverfilmbare strip Watchmen komt op juiste moment’ in Spits, 4 maart<br />
2009.<br />
45
De Volkskrant vraagt zich af hoe je een strip verfilmd die al door velen onverfilmbaar<br />
is verklaard. ‘Plaatje voor plaatje, moet regiss<strong>eu</strong>r Zach Snyder hebben gedacht. Zijn<br />
Watchmen is een grotendeels letterlijke vertaling van de klassieker onder de graphic novels.<br />
Net als bij zijn eerdere stripverfilming, 300, valt er visueel weinig te klagen. De fans kunnen<br />
de strip spectaculair tot leven zien komen, inclusief bloederig geweld en oogverblindende<br />
technische gimmicks. Vaak gefilmd met een stilstaande camera en een kadrering die direct uit<br />
het boek is overgenomen.’ 95 Ook vindt De Volkskrant dat Snyder Watchmens alternatieve<br />
historie heeft samengevat in een ‘prachtige, zelfbedachte openingssequentie.’ 96 Maar wanneer<br />
hij letterlijk de strip volgt ‘gaat het mis: de mooi opgebouwde dreiging verdampt in de<br />
hoeveelheid flashbacks en - forwards, beeldrijm en vertelperspectieven. Dat is bedoeld om de<br />
karakters en het verhaal te verdiepen, maar maken de plot nodeloos ingewikkeld. Erger nog:<br />
de filosofische gesprekken klinken opeens irritant pomp<strong>eu</strong>s. De ingewikkelde balans tussen<br />
hommage aan en knipoog naar het genre pakt soms dramatisch verkeerd uit en symboliek<br />
heeft op zo'n scherm een andere uitwerking.’ 97<br />
In Vrij Nederland schrijft Jeroen Vullings dat de ‘overdonderende openingssequentie<br />
van Watchmen (…) een beeld verhaal op zich [is].’ 98 Hij bespreekt deze sequentie dan ook<br />
uitvoerig: ‘In die indrukwekkende openingsbeelden, die het zonder gesproken tekst afkunnen,<br />
zien we méér geschiedenis voorbijtrekken: van 1938 tot 1985, het jaar waarin Watchmen<br />
speelt. Maar de sfeer is die van de jaren tachtig, met de dolgedraaide wapenwedloop, de<br />
gepolariseerde politieke verhoudingen, het linkse idealisme, de covert operations, de massale<br />
demonstraties, de economische malaise, het vertoon van militaire macht, het apocalyptische<br />
doemdenken, het alomtegenwoordige besef van het kwaad in een moralistische wereld, de<br />
paranoia, het geprofeteerde einde van de geschiedenis. Het raffinement van de<br />
openingssequentie zit hem in de verstrengeling van de toenmalige realiteit met een<br />
alternatieve geschiedenis, zodat de kijker zowel het verleden herkent als opveert bij de ni<strong>eu</strong>we<br />
interpretatie daarvan. Zo bevond Doctor Manhattan zich ook op de maan toen daar de eerste<br />
landing plaatsvond; kennelijk heeft hij daarin een hand gehad.’ 99 Daarbij noemt hij dat de film<br />
de strip hoogst getrouw volgt, wat een verfilming heeft doen ontstaan die ‘onbegrijpelijk<br />
genoeg helemaal tot zijn recht komt in de verfilming, met veel behoud van details,<br />
sfeerbeelden, symbolen, karaktertekeningen en verwijzingen.’ ‘Schitterend verbeeld door<br />
95<br />
F.S., ‘Dreiging verdampt in verfilming Watchmen’ in De Volkskrant, 5 maart 2009.<br />
96<br />
Ibid.<br />
97<br />
Ibid.<br />
98<br />
Jeroen Vullings, ‘Beschadigde superhelden. Watchmen, de film’ in Vrij Nederland, 14 maart 2009.<br />
99 Ibid.<br />
46
twee regelmatig weerkerende, uiterlijk op elkaar lijkende symbolen: een met bloed bespatte<br />
smiley (zelfs een krater op Mars oogt vanuit de ruimte als een smiley) én het beeld van een<br />
klok waarbij de wijzers op vijf voor twaalf staan - zo weinig tijd rest de mensheid nog.’<br />
‘Beduidend krachtiger is het ijkpunt Watchmen dan ook als strip over strips, als commentaar<br />
op de eerdere superhelden, die het superheldenlandschap finaal veranderde. De strip<br />
verscheen ongeveer tezelfdertijd met een ander baanbrekende graphic novel: Frank Millers<br />
inktzwarte Batman: The Dark Knight Returns (1986), waarin de op middelbare leeftijd<br />
gekomen vleermuisman hardboiled en al te menselijk herrees. Maar Watchmen reikt verder.<br />
Moore verleent zijn superhelden, in wie vroegere helden als Batman, Superman en Iron Man<br />
vaak herkenbaar zijn, psychologische, vaak seksuele motieven voor hun hang naar<br />
gekostumeerd gedrag.’ 100<br />
Uit de aangehaalde en geciteerde Nederlandse recensies vallen een aantal aspecten op.<br />
De vergelijking van de film met de strip is veelvuldig gedaan, evenals het leggen van een link<br />
tussen die andere ‘donkere’ superheldenfilm: The Dark Knight. Het linken van deze twee<br />
comics is daarentegen iets wat niet in elke recensie terug te vinden is, maar wat voor mijn<br />
onderzoek toch zeker van groot belang is. Is deze connectie duidelijker terug te vinden in de<br />
Amerikaanse recensies, waarbij de recensenten hun leven lang te maken hebben gehad met<br />
een andere plaats voor comics in de populaire cultuur? Het herschrijven van<br />
superheldenmythologie wat Keyser noemt is ook interessant, daar dit niet alleen betrekking<br />
heeft op het verhaal, maar makkelijk kan worden doorgetrokken naar de gebruikte<br />
cinematografische technieken in de film en het effect daarvan op de kijker. Daarnaast wordt<br />
de door Snyder toegevoegde openingsscene veelvuldig besproken, inclusief hoe de kijker<br />
hierop kan reageren: herkenning van het verleden gemengd met een ‘opveren’ door het zien<br />
van de ni<strong>eu</strong>we interpretatie hiervan.<br />
3.2 3.2 Receptie Receptie Verenigde Verenigde Staten<br />
Staten<br />
Dave Itzkoff in The New York Times schreef dat regiss<strong>eu</strong>r Snyder geloofde dat zijn grootste<br />
uitdaging was de hooggespannen verwachtingen van de fans van het boek waar te maken, fans<br />
die het, net als hijzelf, zien als een exemplarisch werk van postmodern verhaalvertellen en die<br />
sterk naar hem zouden uithalen wanneer hij te ver van de originele comics zou blijven. En hij<br />
geloofde dat de enige manier om de ze kijkers tevreden te stellen was door zich los te maken<br />
van het bronmateriaal. De twee introductiescènes zijn hier een voorbeeld van. Volgens Itzkoff<br />
100 Vullings, ‘Beschadigde superhelden.’<br />
47
zijn dit concessies aan het publiek dat nog nooit van Watchmen gehoord had, ‘so that they will<br />
swallow the bitter pill of the next 20 minutes of the movie and listen to a bunch of<br />
superheroes rap it out for a while, before anything else happens.’ 101 Itzkoff vindt daarnaast dat<br />
de film geen moment níet zelfbewust is. Zelfs als Watchmen voldoet aan<br />
superheldenformules, ontmantelt het tegelijkertijd vele tradities van het medium. De uitdaging<br />
om de film aan bioscoopbezoekers te verkopen die geen kennis hebben met de graphic novel<br />
is erg groot, daar de stripverhalen geen duidelijke protagonist hebben en geen personages met<br />
wereldwijde herkenning. Toch heeft Warner Brothers geprobeerd een ‘early buzz’ te creëren<br />
voor de oningewijde kijker, door een campagne te starten die voornamelijk gebouwd was<br />
rondom gladde en hum<strong>eu</strong>rige trailers. Daarnaast heeft DC Comics volgens Itzkoff 900 000<br />
extra versies van de graphic novel laten drukken sinds de eerste Watchmentrailer werd<br />
uitgebracht in de zomer van 2008. Snyder heeft daarbij gewezen op het feit dat<br />
stripverfilmingen zulke transcendente popculturele geb<strong>eu</strong>rtenissen zijn geworden dat zelfs<br />
mainstream-filmliefhebbers weten dat ze deze films absoluut moeten zien. Volgens Snyder<br />
heeft de kijker die films als Superman, Spider-Man en X-Men heeft gezien dan ook genoeg<br />
context om Watchmen én de cinematografische clichés waarmee het speelt, te begrijpen. Deze<br />
positie werd voor hem zeer versterkt door het succes van Christopher Nolans Dark Knight, die<br />
zo’n miljard dollar wereldwijd heeft opgebracht sinds de release in juli 2008. ‘”It's as serious<br />
as, like, brain surgery on a baby,” Mr. Snyder said of ''The Dark Knight,'' adding that he<br />
meant this as a compliment.’ 102 Itzkoff schrijft verder dat Snyder tijdens het maken van<br />
Watchmen erg zijn best heeft gedaan om te laten merken dat hij de graphic novel net zo<br />
waardeert als de fans doen. Zo liet hij Dave Gibbons en de originele colorist van de comic,<br />
John Higgins, een poster voor de film maken, evenals storyboards voor het veranderde einde<br />
van de film. Ook heeft Snyder veel visuele aspecten en dialogen rechtstreeks uit de comics<br />
overgenomen. Hij hoopt dan ook dat de film de machtsbalans tussen filmstudio’s en<br />
stripmakers laat verschuiven: ‘ “The attitude toward comic books, they show their hand a little<br />
bit,” Mr. Snyder said. “They would n<strong>ever</strong> say that about a real novelist, but they would about<br />
a comic book. ‘They just crank those out, right? It's like no big deal.’ “In the end,” he said,<br />
''all I would hope is that this movie gives geek culture a little bit of cred.”’ 103<br />
A.O. Scott in The New York Times bespreekt de ideale kijker of recensent (viewer or<br />
reviewer). Volgens Scott is dit een ‘mid-'80s college sophomore with a smattering of<br />
101 Dave Itzkoff, ‘Watchmen. Skulk To the Screen’ in The New York Times, 1 februari 2009.<br />
102 Ibid.<br />
103 Ibid.<br />
48
Nietzsche, an extensive record collection and a comic-book nerd for a roommate. The film's<br />
carefully preserved themes of apocalypse and decay might have proved powerfully unsettling<br />
to that anxious undergraduate sitting in his dorm room, listening to “99 Luftballons” and<br />
waiting for the world to end or the Berlin Wall to come down.’ 104 Hij denkt echt er wel dat<br />
zelfs deze imaginaire student iets om over na te denken heeft in Snyders ‘grandiose,<br />
meticulously art-directed vision of blood, cruelty and metaphysical dread.’ 105 Scott vindt dat<br />
de film meer ni<strong>eu</strong>wsgierig dan provocerend is, een artifact van een verdwenen wereld die tot<br />
zombie half-leven teruggebracht is door de cinematografische technologie van het heden. 106<br />
Ook Scott beschrijft de titelsequentie, waarin Alan Moore niet verschijnt en waardoor<br />
Dave Gibbons als solitaire co-creator van de graphic novel wordt getoond. Dit lijkt volgens<br />
hem de anachronistische en nostalgische oriëntatie van het project te erkennen. Onder Bob<br />
Dylans ‘The Times They Are A-Changin’’ verschijnen bekende beelden uit het verleden die<br />
zowel subtiel als buitensporig zijn aangepast. Tableaus die Andy Warhol, de Zapruder film en<br />
Studio 54 laten zien worden gemengd met beelden van de levens van verschillende generaties<br />
van gekostumeerde kruisvaarders. Er is een gevatte popgevoeligheid aanwezig in deze<br />
beelden, die de film een veelbelovende start laten maken, ook al lijkt deze vlotheid de<br />
omsluitende gloed van het bronmateriaal te ondermijnen. 107<br />
Naast de titelsequentie gaat Scott in op het weergeven van seks en geweld in de film.<br />
De toediening van pijn wordt gebracht in intieme en precieze aurale en visuele details, van het<br />
geluid van brekende botten en stromen van bloed tot de deconstructie van hele lichamen.<br />
Wreedheid is echter niet alleen een deel van Snyders repertoir van effecten, het is meer een<br />
oorzaak, een principe, een ideologie. En zijn betrokkenheid bij geweld brengt het<br />
oppervlakkige nihilisme, wat altijd onder de intellectuele pretenties van Watchmen heeft<br />
gelegen, volgens Scott naar boven. De enige actie die er toe doet in deze wereld, de enige<br />
zekere basis voor ethiek of politiek, de enige expressie van liefde of loyaliteit of overtuiging,<br />
is moorden. 108<br />
Sonny Bunch in The Washington Times meent dat we ons bevinden in een gouden<br />
e<strong>eu</strong>w van stripverfilmingen ‘that wow audiences en critics alike’. 109 In dit klimaat is het niet<br />
verwonderlijk dat ‘the most acclaimed graphic novel of all time’ op het grote scherm te zien<br />
was. Bunch omschrijft de film als een noir met globale consequenties en vindt dat de<br />
104<br />
A.O. Scott, ‘For a Cold War, a Blue Superhero (and Fri<strong>ends</strong>)’ in The New York Times, 6 maart 2009.<br />
105<br />
Ibid.<br />
106<br />
Ibid.<br />
107<br />
Ibid.<br />
108<br />
Ibid.<br />
109<br />
Sonny Bunch, ‘’Watchmen’ leap into action’ in The Washington Times, 5 maart 2009.<br />
49
whiplash die ontstaat door verschuivingen in toon en perspectief haast te veel is om over heen<br />
te komen, waardoor de kijker elke 20 minuten uit de film wordt getrokken. Dit vindt hij<br />
onnodig en een probleem dat gemakkelijk te verhelpen is door het televisiemedium te<br />
gebruiken in plaats van film. Wel noemt hij Snyders regie zowel ontzettend mooi, ‘he and his<br />
crew obviously went to great pains to re-create the incredible art from the graphic novel’, als<br />
ontzettend wreed. 110<br />
Philip Kennicott schrijft in The Washington Post dat de film zinkt onder zijn<br />
referenties naar het origineel. 111 De film reproduceert zelfs het tempo, de dubbelzinnige<br />
visuele taal, de welhaast subliminale symbolen en exacte perspectieven van het originele<br />
tekenwerk dat de novel zo scherp maakte. Wanneer de regen valt op de kist van de Comedian<br />
tijdens zijn begrafenis wordt hetzelfde, duizelingwekkende perspectief – de druppels lijken te<br />
vallen van achter de camera, meteen naar de desolate aarde – gereproduceerd op film. 112<br />
Kennicott meent daarnaast dat de strip dezelfde vorm die het vierde, aan deflatie onderwierp.<br />
De novel was ‘The novel was cultlike in its appeal, a little illicit, always alluding to its own<br />
profundity, hinting at secrets, drawing you deeper into its self-consciously metaphysical<br />
world.’ 113 Hij vindt dan ook dat Watchmen niet onverfilmbaar is, in tegenstelling tot veel<br />
andere kijkers en recensenten. Watchmen was al een parodie op het cinematografische, van<br />
zijn snelle cuts en met elkaar verweven korte scènes tot de camerahoeken die gesuggereerd<br />
worden door Gibbons vaak surrealistische perspectief. Het grootste verschil tussen de film en<br />
de novel is volgens hem dan ook de dichtheid en onmiddellijkheid (immediacy) van het<br />
geweld. Kennicott vindt de openingsscènes een briljante, snelle tour door Moores alternatieve<br />
versie van de Amerikaanse geschiedenis. Dit was de grote sterkte was van de novel – een<br />
verzonnen wereld, rijk van detail, herkenbaar (familiar) maar vreemd (alien) op hetzelfde<br />
moment. Waar de film op dit gebied tekortschiet, vermaakt hij wel.<br />
Een andere interessante recensie is die van Tiffany Lynch in University Wire. Zij vindt<br />
de ‘opening superhero montage’ de beste sequentie uit de film. 114 Een gemeenschappelijk<br />
thema van interpretatie en perceptie wordt weergegeven in de fantasie versus nachtmerriefilm.<br />
Het is een gruwelijke, levensechte representatie van de graphic novel. Toegewijde fans van de<br />
comic kunnen volgens haar wellicht vinden dat de film tekortschiet in 23 jaar van anticipatie,<br />
maar zij denkt dat – hoewel de film extreem gewelddadig is, iedereen ten minste een aspect<br />
110 Bunch, ‘’Watchmen’ leap into action’.<br />
111 Philip Kennicott, ‘Blight 'Watchmen'. Graphic Novel's Edge Is Dulled in Adaptation’ in The Washington<br />
Times, 5 maart 2009.<br />
112 Ibid.<br />
113 Ibid.<br />
114 Tiffany Lynch, ‘Film Review: Who watches the 'Watchmen'’ in University Wire, 16 maart 2009.<br />
50
van de film kan waarderen, dankzij het hoognodige persoonlijke eigen maken van het thema.<br />
Ze vindt dan ook dat iedereen Watchmen zou moeten kijken, ook al is het omdat je New York<br />
nog niet vaak genoeg opgeblazen hebt zien worden. Het fantasierijke gebruik van chiaroscuro<br />
helpt de angstaanjagende straten weer te geven en het mysterie dat in hen leeft. De volop<br />
aanwezige vechtsequenties en CGI (computer generated imagery) maken dat je bezoek aan de<br />
bioscoop voelt als het stappen in de bladzijden van een stripboek. ‘The use of character color<br />
coding draws your eyes to all corners of the screen. I cannot recall a time when the<br />
apocalypse looked more beautiful.’ 115<br />
Nick Hunt van CNN schreef dat 1986 een definiërend jaar was voor het medium, naast<br />
het Pulitzerprijs-winnende Maus van Art Spiegelman en Frank Millers The Dark Knight<br />
Returns verscheen ook Watchmen in dat jaar. Ook het seizoen waarin Watchmen in de<br />
bioscopen werd vertoond lijkt zorgvuldig gekozen, de lente lijkt een traditioneel seizoen te<br />
worden voor het uitbrengen van de scherpere stripverfilmingen zoals 300 en Sin City. 116 Hunt<br />
noemt daarnaast de sterke gelijkenis van de film met het boek en de verwachtingen die de<br />
trailers hebben geschept: 'Trailers and early footage have drawn praise, with s<strong>ever</strong>al scenes<br />
playing like detailed frames from the original artwork. 117 ’<br />
Het ontmantelen van superheldenformules lijkt een belangrijk thema te zijn in de<br />
Amerikaanse receptie van de film, evenals aandacht voor de toegevoegde titelsequentie, die<br />
onder meer veelbelovend en briljant wordt genoemd. Daarnaast wordt er de link gelegd met<br />
The Dark Knight, zowel Frank Millers comic uit de jaren tachtig als de filmversie van<br />
Christopher Nolan. 1986 was een definiërend jaar voor het stripmedium, en het eind van het<br />
eerste decennium van het ni<strong>eu</strong>we millennium lijkt een definiërende periode te worden voor de<br />
stripverfilming.<br />
3.3 3.3 Receptieanalyse Receptieanalyse Nederland Nederland en en VVerenigde<br />
V erenigde Staten taten<br />
In de Amerikaanse recensies lijkt inderdaad veel aandacht te zijn voor het inpassen van<br />
Watchmen in een cultuur van strips en stripverfilmingen, met specifieke aandacht voor The<br />
Dark Knight. Zo schrijft Itzkoff over het succes van The Dark Knight, wat voor Snyder een<br />
bevestiging was van het idee dat de kijker zonder achtergrondkennis toch genoeg context zou<br />
hebben om seri<strong>eu</strong>zere stripverfilmingen te kunnen waarderen. Bunch meent daarbij dat we<br />
ons bevinden in een gouden e<strong>eu</strong>w van stripverfilmingen en Hunt linkt de comic met Millers<br />
115 Lynch, ‘Film review’.<br />
116 Nick Hunt, ‘'Watchmen' finally ticks towards the big-screen’ op www.cnn.com, 28 januari 2009.<br />
117 Ibid.<br />
51
The Dark Knight door 1986 als hét jaar te zien waarin het stripmedium zichzelf<br />
herdefinieerde. Toch is dit niet iets wat per se veel meer terug te vinden is in de recensies uit<br />
dit land. Ook in de Nederlandse recensies wordt er gesproken over The Dark Knight. Van<br />
Zwol beschrijft Watchmen als een film die evenals Nolans film een ‘grimmige, morele fabel’<br />
wil zijn, maar hierin faalt, en Spits noemt slechts de verwachtingen van Universal, die met<br />
Watchmen een even groot succes wilde creëren als het succes wat The Dark Knight behaalde.<br />
Jeroen Vullings haalt de stripversie van The Dark Knight aan, en stelt dat Watchmen verder<br />
reikt dan Millers strip, door het kunnen herkennen van bekende stripfiguren in de personages<br />
van Watchmen en door het verlenen van psychologische motieven voor het dragen van een<br />
kostuum. Keyser meent zelfs dat Watchmen, de film, een e<strong>eu</strong>w aan superheldenmythologie<br />
herschrijft, zoals de comic dat deed op kleinere schaal. Vullings gaat hierin mee en ziet het<br />
ijkpunt van Watchmen als strip over strips als zeer krachtig, als commentaar op eerdere<br />
superhelden en als strip die het superheldenlandschap finaal veranderde.<br />
Naast het plaatsen van de film in een ontwikkeling van andere films, is ook de<br />
aandacht voor de door Snyder toegevoegde openingssequentie bij recensenten groot. Van het<br />
samenvatten van Watchmens alternatieve historie in een ‘prachtige, zelfbedachte<br />
openingssequentie’ (De Volkskrant), tot ‘de overdonderende openingssequentie van<br />
Watchmen [is] … een beeldverhaal op zich’ (Vrij Nederland), waarbij Vullings vindt dat het<br />
raffinement van de openingssequentie hem zit in de verstrengeling van de toenmalige realiteit<br />
met een alternatieve geschiedenis zodat de kijker zowel het verleden herkent als opveert bij de<br />
ni<strong>eu</strong>we interpretatie daarvan. Itzkoff meent dat Snyder het losmaken van het bronmateriaal als<br />
enige mogelijkheid zag om kijkers tevreden te stellen, waarvan de introductiesequentie een<br />
voorbeeld is. Scott (The New York Times) ziet de film als een artefact van een verdwenen<br />
wereld die tot zombie half-leven is teruggebracht door de cinematografische technologie van<br />
het heden en vindt de film daarom meer ni<strong>eu</strong>wsgierig dan provocerend. De titelsequentie ziet<br />
hij als de erkenning van de anachronistische en nostalgische oriëntatie van het project.<br />
Kennicott ziet de openingsscènes als briljante, snelle tour door Moores alternatieve versie van<br />
de Amerikaanse geschiedenis. Dit was volgens hem de grote sterkte van de novel: een<br />
verzonnen wereld, rijk van detail, herkenbaar (familiar), maar vreemd (alien) op hetzelfde<br />
moment. Deze mengeling van herkenbaarheid met defamiliarisatie zal ik in de volgende<br />
paragraaf gaan vergelijken met de beoogde impact van de film. Lynch vindt de<br />
openingssequentie het beste stuk uit de film, een levensechte representatie van de graphic<br />
novel. Hoewel niet iedereen noemt dat de introductiesequentie eventueel is toegevoegd om de<br />
kijker zonder bronkennis tegemoet te komen en tegelijkertijd ook een poging om aan de<br />
52
hooggespannen verwachtingen van de fans te voldoen, zijn alle recensenten die deze<br />
sequentie noemen niet anders dan positief. De vermenging van een eerdere realiteit met een<br />
ni<strong>eu</strong>we interpretatie van dit verleden, heeft bij de kijker gezorgd voor een dubbel gevoel van<br />
herkenning en verrassing (‘opveren’). Uit de woorden die Scott gebruikt (‘zombie half-leven’)<br />
is ook te begrijpen dat hij de titelsequentie als ongewoon of vervreemdend heeft ervaren, daar<br />
het de cinematografische techniek is die een verdwenen wereld terug op het beeld brengt,<br />
maar dan net anders dan in je herinnering.<br />
Over cinematografische technieken om de mediumspecifieke eigenschappen van de<br />
strip te kunnen nabootsen, is in de recensies ook veel gezegd. Zo noemt De Lang (Trouw) de<br />
strakke lijnen, primaire kl<strong>eu</strong>ren en stilistisch effectieve trucs als slow motion en verstilling,<br />
die volgens hem mooi verwijzen naar de getekende bron. Keyser (De Groene Amsterdammer)<br />
meent dat Snyder Moore potloodstreepje voor potloodstreepje heeft gevolgd in zijn<br />
verfilming. Door het feit dat personage Veidt op de laatste pagina’s van de comic praat over<br />
hoe beeld en tekst worden gecombineerd om betekenis te vormen, verbaast het Keyser niet dat<br />
vele opeenvolgende regiss<strong>eu</strong>rs trachtten de comic te verfilmen en dit als onmogelijk zagen.<br />
De Volkskrant meent dat de strip plaatje voor plaatje is verfilmd door Snyder om dit probleem<br />
op te kunnen lossen. Volgens deze krant is er vaak gefilmd met stilstaande camera en een<br />
kadrering die rechtstreeks vanuit het boek afkomstig is. Toch gaat het volgens De Volkskrant<br />
mis wanneer Snyder letterlijk de strip volgt. Dan verdwijnt de opgebouwde spanning in een<br />
grote hoeveelheid flashbacks en –forwards, beeldrijm en vertelperspectieven, wat de balans<br />
tussen hommage aan en knipoog naar het superheldengenre soms teniet doet. Vullings vindt<br />
Watchmen een verfilming die bestaat uit veel behoud van details, sfeerbeelden,<br />
karaktertekeningen en verwijzingen. Itzkoff meent dat Snyder veel visuele aspecten en<br />
dialogen rechtstreeks uit de comic heeft overgenomen. Bunch (The Washington Times) vindt<br />
dat er een soort whiplash ontstaat door verschuivingen in toon en perspectief in de film. Deze<br />
whiplash vindt hij bijna teveel om overheen te komen en ziet hij als reden waardoor de kijker<br />
elke twintig minuten uit de film wordt getrokken. Kennicott (The Washington Post) schrijft<br />
dat de film het tempo, de dubbelzinnige visuele taal, subliminale symbolen en exacte<br />
perspectieven van het tekenwerk reproduceert en noemt hierbij een interessant voorbeeld, dat<br />
van de begrafenis van de Comedian. Hierbij wordt een cameraperspectief gebruikt dat Dave<br />
Gibbons manier van tekenen in de strip evoceert. Volgens Kennicott was Watchmen al een<br />
parodie op het cinematografische, van zijn snelle cuts en korte scènes tot camerahoeken,<br />
gesuggereerd door Gibbons perspectieven. Hij noemt als grootste verschil met de comic de<br />
dichtheid en onmiddellijkheid van geweld.<br />
53
Amerikaanse recensenten lijken sowieso meer in te gaan op het getoonde geweld in de film<br />
dan Nederlandse recensenten, die het helemaal niet of veel minder noemen. Alleen De Lang<br />
noemt het geweld. Hij denkt dat, voor wie geen kennis heeft van de strip, de film zal voelen<br />
als een stampvolle kakofonie van geweld en geluid. Amerikaanse recensent Scott geeft het<br />
geweld in de film een grote rol. Volgens hem is de enige actie die er toe doet in de wereld van<br />
Watchmen, de enige zekere basis voor ethiek of politiek, de enige expressie van liefde,<br />
loyaliteit of overtuiging, moorden. De weergave van geweld in de film geb<strong>eu</strong>rt met precieze<br />
aurale en visuele details. Snyders betrokkenheid bij geweld brengt volgens Scott dan ook het<br />
onderliggende nihilisme van Watchmen naar boven. Dit komt overeen met het verschil dat<br />
Kennicott ziet in de weergave en gebruik van geweld tussen de film en de comic.<br />
3.4 3.4 Vergelijking Vergelijking beoogde beoogde en en daadwerkelijke daadwerkelijke impact impact<br />
impact<br />
In ho<strong>ever</strong>re komt de impact die de film op de (professionele) filmkijker had overeen met de<br />
impact die de film zou kunnen bewerkstelligen op de kijker, als we naar Bolter en Grusin en<br />
Gunning kijken? Volgens Gunning construeert de cinema of attractions een relatie met de<br />
toeschouwer door direct om aandacht te vragen, visuele ni<strong>eu</strong>wsgierigheid om te wekken of<br />
genot te l<strong>ever</strong>en door middel van een spektakel of unieke geb<strong>eu</strong>rtenis. Deze ‘visuele<br />
ni<strong>eu</strong>wsgierigheid’ is bijna letterlijk terug te vinden in Scotts recensie, die de film eerder<br />
ni<strong>eu</strong>wsgierig dan provocerend vindt. Ook het woord ‘spektakel’ wordt letterlijk genoemd<br />
(Van Zwol). Hoewel ik in mijn paragraaf over de beoogde impact van de film sprak over<br />
redenen waardoor Watchmen als anders kan worden gezien dan andere superheldenfilms – het<br />
niet ten koste gaan van narratieve absorptie door attracties – denkt Bunch hier anders over.<br />
Hij spreekt over een whiplash die bij de kijker ontstaat door de verschuivingen in toon en<br />
perspectief. Hij is echter de enige recensent die op deze – negatieve - manier over de invloed<br />
van cinematografische attractieve technieken op het verhaal spreekt, waaruit blijkt dat over<br />
het algemeen de gebruikte attracties inderdaad geen negatieve invloed hebben op het creëren<br />
van een diëgetisch universum. Een diëgetische wereld die ‘potloodstreepje voor<br />
potloodstreepje’ overeenkomt met hoe de kijker die kent uit de graphic novel, of een wereld<br />
die raakvlakken vertoont met of speelt met de genreregels van andere superheldenfilms die zij<br />
kennen.<br />
Uit de beschrijvingen van de introductiesequentie uit de weergegeven recensies<br />
kunnen we concluderen dat deze sequentie over het algemeen als een zeer goede representatie<br />
van de graphic novel wordt gezien en als Snyders beste toevoeging op de film. Door<br />
54
ecensenten wordt gesproken van een geraffineerde openingssequentie, waarbij het<br />
raffinement hem zit in de verstrengeling van de realiteit van de jaren tachtig met een<br />
alternatieve geschiedenis. Deze verstrengeling van herkenning en opvering of verrassing die<br />
hier bij de kijker optreedt, heb ik eerder met Bolter en Grusin gezien als iets wat veroorzaakt<br />
wordt door hypermediatie. Aan de ene kant is er immers sprake van een herkenbare<br />
gemedieerde versie van de werkelijkheid zoals velen zich de jaren tachtig herinneren, aan de<br />
andere kant zijn er grote verschillen met wat de kijker zich herinnert: een ni<strong>eu</strong>we interpretatie<br />
van diezelfde geschiedenis. De transparantere en onmiddellijker ervaring die de film ons mee<br />
wil geven, wordt doorbroken door de bewustheid van het filmmedium dat de kijker ervaart<br />
door de discontinuïteiten in wat hij zich herinnert en wat hij op het beeld ziet, in deze<br />
remediatie. Op het beeld ziet de kijker immers een ‘artefact van een verdwenen wereld […]<br />
tot zombie half-leven teruggebracht door de cinematografische technologie van het heden.’<br />
Dit citaat van Scott geeft een prachtige bevestiging van de juistheid van het gebruik<br />
van de term Unheimlich bij het bespreken van Watchmen, evenals het citaat van Kennicott<br />
over de grote sterkte van de novel: een verzonnen wereld, rijk van detail, herkenbaar<br />
(familiar), maar vreemd (alien) op hetzelfde moment. Volgens Kennicott veroorzaakt<br />
Watchmen zowel herkenbaarheid als vervreemding bij de lezer van de comic, en omdat we dit<br />
gemakkelijk kunnen doortrekken naar de film, geb<strong>eu</strong>rt dit ook bij de kijker. Dit is<br />
bijvoorbeeld te zien aan Scotts citaat. Het Unheimliche is volgens Gunnings interpretatie van<br />
Fr<strong>eu</strong>d te definiëren als een gevoel van ongewoonheid in het schijnbaar gewone. Dit gevoel<br />
blijft altijd aanwezig door een verstoring van normale ervaringen in iets wat vreemd en<br />
angstaanjagend is, daar je als kijker of lezer niet meer kunt vertrouwen op je zintuigen in<br />
combinatie met je geh<strong>eu</strong>gen – in het geval van Watchmens alternatieve jaren tachtig. Gunning<br />
gebruikt het Unheimliche om te kunnen mediëren tussen de extremen van verrassing en<br />
automatisme. Niet geheel toevallig zijn deze termen synoniemen van de woorden die<br />
Kennicott kiest: herkenbaarheid en vreemdheid – automatisme en verrassing. Hier is sprake<br />
van een esthetische defamiliarisatie, en wel juist door het ‘tot zombie half-leven’<br />
terugbrengen van een vergeten wereld.<br />
Het noemen van een ‘artefact van een verdwenen wereld’ vertoont daarnaast ook<br />
sterke raakvlakken met wat Gunning schrijft over de profetische natuur van ni<strong>eu</strong>we<br />
technologieën. Eerder schreef ik al dat de creatie van een alternatieve geschiedenis,<br />
samengepakt in de 5 minuten die de openingssequentie lang is, waarschijnlijk kon zorgen<br />
voor een Unheimlich gevoel bij de kijker. Juist door de korte tijdsduur van deze sequentie in<br />
vergelijking tot de strip – waar de kijker deze informatie min of meer zelf moet destilleren uit<br />
55
meerdere hoofdstukken – verschijnt het Unheimliche meer direct en meer attractief dan in de<br />
strip.<br />
Hoewel ik er eerder vanuit ging dat de alomtegenwoordigheid van strips in Amerika<br />
eventueel een andere receptie van de film tot gevolg kon hebben dan in Nederland, blijkt dit<br />
in de praktijk toch niet een tot een zichtbaar andere mening over de film te leiden. De comic<br />
die het stripmedium veranderde is bekender in Nederland dan ik in eerste instantie<br />
veronderstelde. In de recensies uit beide landen wordt summier gesproken over de kijker<br />
zonder achtergrondkennis van de novel. Er wordt geconcludeerd dat Snyders toegevoegde<br />
openingssequentie een concessie aan dit publiek is, een k<strong>eu</strong>ze om de uitdaging die het<br />
verkopen van de film aan de kijker zonder achtergrondkennis vormt, minder groot te maken.<br />
Tegelijkertijd wordt deze sequentie gezien als misschien wel de beste eigen toevoeging van<br />
Snyder, daar hij voor de rest de comic vrijwel beeld voor beeld heeft geadapteerd naar film,<br />
zonder veel eigen inbreng. Dat Watchmen anders is dan andere superheldenfilms, wordt door<br />
elke recensent opgepikt. De graphic novel speelde al met superheldenformules, met de regels<br />
van het stripmedium, en in de film is dit niet anders. Snyders versie voldoet aan veel regels<br />
van het superheldengenre, onder meer door het gebruik van geweld, de kostuums, de snelle<br />
actie, maar ontmantelt tegelijkertijd veel tradities. Hij laat de kijker precies zien waar hij naar<br />
kijkt: een film over superheldenfilms, door het overduidelijk en soms misschien zelfs<br />
overdreven gebruik van verstilling, slow motion en het echoën van panels die rechtstreeks uit<br />
het stripboek komen. Zo geeft Snyder zijn kijkers aan de ene kant een meer directe ervaring<br />
van Watchmen, maar maakt hij de kijker aan de andere kant bewust van het feit dat hij naar<br />
een verfilming kijkt – juist door het overduidelijke gebruik van cinematografische technieken<br />
die tegen de transparantie van het verhaal werken (hypermediatie).<br />
3.5 3.5 Impactana Impactanalyse<br />
Impactana lyse<br />
In de vorige paragraaf is gebleken dat de door beoogde impact van de film op de kijker, die<br />
ontstond door de theorieën van Bolter en Grusin en Gunning toe te passen, vrijwel naadloos<br />
aansluit met de daadwerkelijke impact zoals die te zien is in de weergegeven recensies. Het<br />
gebruik van cinematografische technieken om de kijker een directere comicervaring mee te<br />
geven, heeft inderdaad tot gevolg dat de kijker uit zijn geautomatiseerde, tweede natuur wordt<br />
gehaald en wordt verrast door hetgeen wat hij op het grote scherm ziet. Dit geb<strong>eu</strong>rt inderdaad<br />
niet alleen door het (zichtbare) gebruik van techniek, maar ook door wat dit gebruik van<br />
techniek bewerkstelligd (een alternatieve geschiedenis).<br />
56
De rol van attracties is groot bij het creëren van verrassing in een voor de kijker herkenbare<br />
situatie. Hierbij kunnen we teruggrijpen op Dick Tomasovics essay ‘The Hollywood Cobweb:<br />
New Laws of Attraction’ 118 . Tomasovic schrijft hierin over een aantal filmmakers in de jaren<br />
tachtig die de cinema van het permanent spectaculaire hebben achtergelaten om in de stijl van<br />
Steven Spielberg en George Lucas meer verbinding met het narratief en personages te vinden,<br />
alleen nu niet meer alleen om het narratief te revitaliseren. Deze filmmakers (Sam Raimi,<br />
Peter Jackson en James Cameron) gebruiken het verhaal als springplank om op de juiste tijd te<br />
springen en de briljante kracht van attracties te versterken. Hiermee creëerden zij een stijl van<br />
visueel agressieve films, een speelse, kermisachtige cinema die gebaseerd was op het genot<br />
van choquerende beelden. 119 Watchmen kan hierop weer als logisch gevolg worden gezien,<br />
een film waar attracties een grote rol spelen, daar zij het verhaal versterken en het niet slechts<br />
als springplank gebruiken. Bolter en Grusin menen verder over de cinema of attractions dat<br />
het onmiddellijk en hypergemedieerd op hetzelfde moment is. 120 Kijkers ervaren immers<br />
eenzelfde dualiteit bij attracties als de ervaring van kijken naar en doorheenkijken, wat wordt<br />
ervaren bij veel moderne kunst. Dit hiaat tussen onmiddellijkheid en hypermedialiteit wekt<br />
verbazing op bij de kijker, en hiervoor is een bewustheid van het medium nodig. Pas als de<br />
kijker doorheeft dat er iets geb<strong>eu</strong>rd wat niet kan, weet hij dat dit wordt veroorzaakt door<br />
hypermediatie in de vorm van stylistische technieken of computeranimatie. Dan is de dubbele<br />
logica van remediatie compleet, ook in het geval van attracties.<br />
Door het werk van Bolter, Grusin en Gunning te toetsen aan de case van Watchmen, is<br />
duidelijk geworden dat er met Watchmen zeker iets bijzonders aan de hand is. De vraag is nu<br />
alleen of deze film als uitzondering moet worden gezien op het superheldenfilmgenre, of in<br />
een ontwikkeling kan worden gepast met andere, uitzonderlijke superheldenfilms. Dit laatste<br />
lijkt het geval te zijn, als we kijken naar wat de recensenten hebben aangehaald in hun werk.<br />
De vergelijkingen met Frank Millers graphic novel The Dark Knight Returns en Christopher<br />
Nolans film The Dark Knight zijn immers veelvuldig aanwezig. Alan Moore’s Watchmen uit<br />
de jaren tachtig wordt in een adem genoemd met Millers werk en Art Spiegelmans Maus.<br />
Deze drie werken staan voor een periode waarin de strip zichzelf opni<strong>eu</strong>w uitvond, seri<strong>eu</strong>zer<br />
en kunstzinniger dan ooit. Strips waren niet meer alleen voor kinderen, het medium liet zien<br />
volwassen te zijn geworden. Het kon reflecteren op zijn geschiedenis, op zijn beperkingen,<br />
spelen met zijn grenzen en deze verleggen. De eerste tien jaren van de 21 e e<strong>eu</strong>w lijken<br />
118<br />
Tomasovic, ‘The Hollywood Cobweb’.<br />
119<br />
Ibid.<br />
120<br />
Bolter en Grusin, Remediation, 156.<br />
57
inderdaad een soortgelijke ontwikkeling met zich mee te brengen voor de superheldenfilm, en<br />
in een prachtig soort herhaling van de geschiedenis gaat het om vrijwel dezelfde titels die nu<br />
zijn verfilmd.<br />
Net als de graphic novels vanaf de jaren tachtig deden, zijn het nu de verfilmingen van<br />
deze werken die reflecteren op decennia van stripverfilmingen. Personages zijn menselijker<br />
geworden, met hun eigen problemen en overpeinzingen, hun rol in de wereld is niet langer<br />
alleen die van het consequentieloos redden van diezelfde wereld. De aanwezigheid van<br />
superhelden in deze verhalen beïnvloeden handelingen, structuren en geschiedenis op een<br />
realistische manier. Tegelijkertijd reflecteren zij niet alleen op ontwikkelingen in hun eigen<br />
medium of het stripmedium, maar ook op ontwikkelingen in de werkelijkheid. Veranderende<br />
relaties in de wereld brengen ook veranderingen in de strip- en filmwereld met zich mee. Zo<br />
werd in de recensie van Spits gesproken over ‘het spookbeeld van de jaren tachtig’ 121 dat door<br />
de huidige economische crisis zijn herintrede zou doen en dat in Watchmen op ‘de meest<br />
geperverteerde manier mogelijk’ wordt weergegeven. Misschien is het juist daarom nú de tijd<br />
voor deze verfilmde herlevingen van de grote strips uit de jaren tachtig. Door de huidige<br />
(economische) omstandigheden lijken deze jaren immers dichterbij dan ooit of lijken zij zelfs<br />
te herleven. Gunning schreef al dat technologieën en culturele discoursen interpenetreren. 122<br />
Deze discoursen vormen hoe we technologieën ontvangen, terwijl tegelijkertijd deze<br />
technologieën onze ervaringen beïnvloeden door middel van onze kunst, dromen en<br />
fantasieën. In het geval van Watchmen kunnen we dan stellen dat deze film juist in het huidige<br />
culturele discours de juiste snaar bij de kijker kan raken, omdat het de donkere sfeer van een<br />
voorbij maar toch zeer herkenbaar tijdperk oproept, terwijl de cinematografische technieken<br />
die gebruikt zijn (slow motion, verstilling, stripachtige kadrering, kl<strong>eu</strong>rgebruik etc.) deze<br />
ervaring beïnvloedt, door het tot een vervreemdende ervaring te maken. Op die manier kan<br />
kunst, door middel van techniek, de ervaring beïnvloeden en maakt inderdaad, zoals Gawie<br />
Keyser zei, de kunstenaar de wereld. 123<br />
121 Spits.<br />
122 Gunning, ‘Re-newing old Technologies’, 50.<br />
123 Keyser, ‘Het leven als grap.’<br />
58
CONCLUSIE ONCLUSIE - Everything we know will change?<br />
‘Our need now is to understand the formal character of print, comic and cartoon, both as challenging<br />
and changing the consumer-culture of film, photo, and press. There is no single approach to this task,<br />
and no single observation or idea that can solve so complex a problem in changing human perception.’<br />
- Marshall McLuhan 124<br />
In deze scriptie heb ik onderzocht of de verfilming van Watchmen inderdaad, zoals de trailer<br />
bepleit, een verandering teweeg heeft gebracht en kan worden gezien als een uitzondering op<br />
andere stripverfilmingen, of toch moet worden ingepast in een ontwikkeling die plaatsvond in<br />
de eerste tien jaren van het ni<strong>eu</strong>we millennium: de opkomst van seri<strong>eu</strong>zere, donkere<br />
stripverfilmingen. Hierbij heb ik mij gefocust op de remediatie van graphic novel naar film en<br />
de technieken waarmee dit is bewerkstelligd, de beoogde impact van deze technieken op de<br />
kijker -met behulp van het werk van Jay David Bolter en Richard Grusin, Irina Rajewsky en<br />
Tom Gunnings werk over zowel attractions en technologie en mediaverandering – en de<br />
daadwerkelijke impact op de kijker aan de hand van Nederlandse en Amerikaanse recensies.<br />
In mijn eerste hoofdstuk heb ik mijn theoretisch kader uiteengezet. Jay David Bolter<br />
en Richard Grusins term remediatie was hierbij van groot belang. Hieronder verstaan zij de<br />
logica waarmee ni<strong>eu</strong>we media eerdere mediavormen opni<strong>eu</strong>w vormgeven. Bij remediatie is<br />
altijd tegelijkertijd sprake van hypermediatie (de gewaarwording van het ni<strong>eu</strong>we medium) en<br />
transparante onmiddellijkheid (de belofte van ni<strong>eu</strong>we media om een meer authentieke of<br />
onmiddellijke ervaring te brengen). Daarnaast eigent het remediërende medium zich de<br />
technieken, vormen en sociale significantie van het oude medium toe, doordat het ni<strong>eu</strong>we<br />
medium probeert het oude medium te doen laten herleven of hervormen, in naam van de<br />
werkelijkheid. Irina Rajewsky heeft het werk van Bolter en Grusin gebruikt als testcase in<br />
haar essay over intermedialiteit. Volgens haar is remediatie een definiërend karakteristiek van<br />
ni<strong>eu</strong>we digitale media en meer algemeen te zien als een fundamenteel kenmerk van huidige<br />
mediapraktijken. Het concept remediatie kan volgens haar dan ook passend zijn om de vele<br />
heterogene voorbeelden die Bolter en Grusin aanhalen, te verklaren.<br />
Tom Gunnings cinema of attractions was daarnaast van belang om een goede analyse van<br />
Watchmen te kunnen maken. Volgens Gunning construeert de cinema of attractions een<br />
124 Marshall McLuhan, Understanding Media: The Extensions of Man (New York: New American Library 1964)<br />
169.<br />
59
geheel andere reltatie met zijn toeschouwer dan bij narratieve cinema het geval is. Er wordt<br />
direct om aandacht van de toeschouwer gevraagd, visuele ni<strong>eu</strong>wsgierigheid opgewekt en<br />
genot gel<strong>ever</strong>d door middel van een opwindend spektakel of een unieke geb<strong>eu</strong>rtenis die<br />
belang in zichzelf heeft. De link tussen attracties en remediaties is snel gelegd. Gunnings<br />
cinema of attractions illustreert volgens Bolter en Grusin namelijk hoe de logica van<br />
hypermediatie zichzelf kan handhaven binnen de logica van onmiddellijkheid. De beruchte<br />
film The Arrival of a Train at the La Ciotat Station (1895) van de gebroeders Lumière had<br />
volgens hen tot doel een onmiddellijke en transparante ervaring aan zijn toeschouwers te<br />
geven. Het publiek werd zich echter bewust van het hiaat tussen wat zij zagen en wat zij<br />
wisten – tussen hypermedialiteit en transparantie en ervoeren daarmee dezelfde dualiteit van<br />
het kijken naar en doorheen kijken, waardoor veel moderne kunst gekenmerkt wordt. Bij<br />
contemporaine (Hollywood-)films verschijnt deze dualiteit door het realiteitseffect wat door<br />
het narratief wordt veroorzaakt, in samenwerking met het gebruik van stylistische technieken<br />
die de voor de kijker natuurlijk aandoende Hollywoodconventies doorbreken. De<br />
verwondering of verbazing die wordt opgewekt door deze dualiteit, vereist een bewustheid<br />
van het medium. Alleen dan begrijpt de kijker dat hij ‘voor de gek’ gehouden is. De dubbele<br />
logica van remediatie wordt zo gecompletiseerd door de hypermediatie die door verbazing<br />
wordt vereist.<br />
Om de adaptatie van strip naar film in een grotere ontwikkeling van<br />
mediaveranderingen en hun culturele impact te plaatsen, heb ik ook Gunnings ‘Re-newing old<br />
Technologies. Astonishment, Second Nature and the Uncanny in Technology from the<br />
previous turn-of-the-century’ in dit hoofdstuk uiteengezet. Hierin vraagt Gunning zich af wat<br />
we kunnen leren van de tijd toen oude technologieën ni<strong>eu</strong>w waren, hoe verbazing verdwijnt in<br />
vertrouwdheid en vooral of deze fase van verbazing kan worden teruggehaald. Volgens<br />
Russisch Formalist Sjklovskij is het mogelijk om een technologie iets van zijn oude<br />
vreemdheid terug te geven, en wel door middel van ostranenie – het proces van<br />
defamiliarisatie of vreemd maken. De stadia van verrassing en gewenning relateren echter<br />
dialectisch aan elkaar en worden getriggerd door veranderende relaties in de wereld. Om<br />
tussen deze stadia te mediëren herintroduceert Gunning Sigmund Fr<strong>eu</strong>ds Unheimliche. Het<br />
Unheimliche wordt veronderstelt als een verstoring van normale, continue en gewone<br />
ervaringen die veranderen in iets wat vreemd en angstaanjagend is en die een verlies van<br />
controle over eigenwaarde met zich mee brengt, een staat van kwetsbaarheid. Volgens<br />
Gunning ontstaat een deel van de verbazing over ni<strong>eu</strong>we technologieën door de profetische<br />
natuur van deze technologieën, hun aanspreken van een eerder onvoorstelbare toekomst. Door<br />
60
het ‘inzinken’ van de technologieën in een tweede natuur mislukt deze transformatie en wordt<br />
de technologie ingepast in gevestigde ordes van macht. Toch kan deze bedachte toekomst<br />
volgens Gunning nooit geheel verdwijnen, kunnen kloven worden heropend en verschijnt de<br />
vergeten toekomst opni<strong>eu</strong>w, met Unheimlich effect. Ook in Watchmen zien we een vergeten<br />
tijdsbeeld opni<strong>eu</strong>w verschijnen, maar dan net anders dan we ons herinneren.<br />
In het tweede hoofdstuk heb ik de plot van Watchmen, één van de meest invloedrijke<br />
publicaties binnen het stripmedium – de comic die maakte dat strips niet langer alleen voor<br />
kinderen waren en de term graphic novel introduceerde bij een groter publiek - weergegeven.<br />
Daarnaast heb ik het door mij tot testcase uitgeroepen fragment, de door regiss<strong>eu</strong>r Zach<br />
Snyder toegevoegde introducerende titelsequentie, beschreven. Deze scène valt op omdat hij<br />
een van de weinige eigen toevoegingen van Snyder op Watchmens (beeld-)verhaal is, waarin<br />
een grote hoeveelheid informatie uit de strip op een bijzondere manier is geremedieerd naar<br />
een sequentie van slechts 5 minuten en 40 seconden. Er wordt veelvuldig gebruik gemaakt<br />
van cinematografische technieken die de kijker een meer directe of onmiddellijke ervaring<br />
van Watchmen kunnen meegeven, waaronder slow motion, verstilling, fades, eenzelfde<br />
kadrering als tekenaar Dave Gibbons gebruikte in de strip, hard, contrasterend kl<strong>eu</strong>rgebruik,<br />
langzame zooms en felle belichting. Op deze manier krijgt de kijker de kans om, net als in de<br />
comic, alle details in zich op te nemen, wordt de actie verstild en ontstaat er dezelfde panel-<br />
achtige weergave als in de strip.<br />
Deze meer directe ervaring van Watchmen heeft hypermediatie tot gevolg. De kijker<br />
wordt zich – juist door het gebruik van cinematografische technieken om de comic te<br />
remediëren, bewust van het ni<strong>eu</strong>we medium. De film verwijst daarnaast ook terug naar het<br />
originele werk. Door zijn filmische imitatie van structuren uit het stripmedium constitueert de<br />
film zichzelf in relatie tot zijn bronmateriaal. De gebruikte cinematografische technieken<br />
roepen derhalve visuele ni<strong>eu</strong>wsgierigheid bij de kijker op. Deze weet immers dat hij naar een<br />
film kijkt, maar ziet op het scherm duidelijk de mediale eigenschappen van strip terug.<br />
Wanneer we de gebruikte technieken zien als attractions, zien we dat zij – in tegenstelling tot<br />
in veel andere contemporaine superheldenfilms – niet ten koste gaan van narratieve absorptie<br />
of het creëren van een diëgetisch universum. De attracties in deze sequentie van Watchmen<br />
zorgen er juist voor dat de kijker weet zich in een diëgetische wereld te bevinden die sterke<br />
raakvlakken vertoond met die van strip, maar dan hypergemedieerd naar film. Een<br />
moeilijkheid bij deze narratieve absorptie ontstaat echter doordat Watchmen een onbekende<br />
versie van het verleden creëert. Het refereren aan publieke figuren en historische<br />
geb<strong>eu</strong>rtenissen, die allemaal veranderd zijn door de aanwezigheid van superhelden, helpt mee<br />
61
met het creëren van een gevoel van verbazing bij het publiek. De jaren tachtig die zij zich<br />
herinneren worden in deze vijf minuten namelijk in een wat andere versie weergegeven, wat<br />
ervoor zorgt dat de kijker niet meer kan vertrouwen op wat hij weet. Er ontstaat een hiaat<br />
tussen wat hij weet en wat hij ziet, waarbij het gewone ongewoon wordt.<br />
Het opni<strong>eu</strong>w tonen van de mogelijkheden van het filmmedium, door er technieken van<br />
een ander medium in te corporeren, heeft esthetische defamiliarisatie bij de kijker tot gevolg<br />
en kan derhalve een Unheimlich gevoel opwekken. Dit kan echter ook worden veroorzaakt<br />
door de alternatieve geschiedenis die in Watchmen wordt weergegeven. De film opent geen<br />
vergeten toekomst – wat Gunning ziet als implicatie van de introductie van ni<strong>eu</strong>we technieken<br />
– maar een verleden dat al jaren achter ons ligt. Deze weergegeven comic versie van de<br />
werkelijkheid vervreemd ons, in theorie. Met behulp van zowel Nederlandse als Amerikaanse<br />
recensies heb ik vervolgens bekeken of dit in de praktijk ook het geval is. Is de film anders<br />
ontvangen dan andere films uit het superheldengenre en daarmee onze kijk op dit genre<br />
veranderd? Of passen de recensenten de film ook in in een bestaande ontwikkeling van<br />
mediale verandering?<br />
De in hoofdstuk drie gebruikte recensies brachten een interessant beeld van de film<br />
naar voren. Zo wordt de film door veel recensenten, Nederlands en Amerikaans, in verband<br />
gebracht met die andere donkere stripverfilming: Christopher Nolans The Dark Knight<br />
(2008). Daarnaast is de aandacht voor de openingssequentie van de film groot. Er wordt<br />
gesproken over een geraffineerde openingssequentie, waarbij het raffinement hem vooral zit<br />
in de verstrengeling van de toenmalige realiteit (jaren tachtig) met een alternatieve<br />
geschiedenis, zodat de kijker zowel het verleden herkent als opveert bij de ni<strong>eu</strong>we<br />
interpretatie daarvan. Ook wordt de film gezien als een artefact van een verdwenen wereld die<br />
tot zombie half-leven is teruggebracht door de cinematografische technologie van het heden.<br />
De grote sterkte van de novel, en door de getrouwe remediatie ook de film, is de verzonnen<br />
wereld: herkenbaar maar vreemd op hetzelfde moment. De remediatie naar film wordt over<br />
het algemeen geprezen door de nauwk<strong>eu</strong>rig overgenomen kadrering, flashbacks en<br />
flashforwards, visuele aspecten en sfeerbeelden. Wel spreekt een enkele recensent erover dat<br />
de kijker door de verschuivingen van perspectief elke twintig minuten uit de film wordt<br />
getrokken. Het enige grote verschil tussen Amerikaanse en Nederlandse recensies wat ik heb<br />
gevonden, is dat er in de Verenigde Staten meer aandacht lijkt te zijn voor het getoonde<br />
geweld in de film.<br />
Vervolgens heb ik gekeken naar in ho<strong>ever</strong>re de door mij gevonden beoogde impact<br />
van de film overeenkomt met hoe de kijker de film heeft ervaren. Deze impact blijkt vrijwel<br />
62
naadloos aan te sluiten met de daadwerkelijke impact. De gebruikte cinematografische<br />
technieken hebben de kijker inderdaad een meer directe ervaring van Watchmen weten te<br />
geven, met als gevolg dat de kijker uit zijn geautomatiseerde, tweede natuur wordt getrokken<br />
en verrast wordt door wat hij op het grote scherm ziet. Niet alleen de techniek en attracties<br />
zelf zijn hier debet aan, vooral dat wat door deze technieken te zien is: de creatie van een<br />
alternatief verleden. Het motto van de trailer, <strong>ever</strong>ything we know will change, blijkt echter<br />
wat te hoog gegrepen. Uit mijn onderzoek is gebleken dat er met Watchmen zeker iets<br />
bijzonders aan de hand is, de film kenmerkt een belangrijk punt in de ontwikkeling van een<br />
filmgenre en het gebruik van cinematografische technieken an sich, maar de film heeft niet<br />
zoveel veranderd als bepleit werd. Net als de comic zo’n dertig jaar geleden deed, heeft de<br />
filmversie van Watchmen, samen met tijdgenoten (toen en nu) als The Dark Knight (Returns)<br />
en Sin City gezorgd voor het begin van een ontwikkeling waarin het medium of genre zijn<br />
eigen grenzen leerde kennen en hier een ni<strong>eu</strong>we richting aan wist te geven. En we staan nog<br />
maar aan het begin van deze ontwikkeling in de filmgeschiedenis. Zoals dr. Manhattan aan<br />
het eind van Watchmen zegt: ‘Nothing <strong>ever</strong> <strong>ends</strong>…’.<br />
63
BIBLIOGRAFIE<br />
BIBLIOGRAFIE<br />
Bolter, J.D. en Grusin, R., Remediation. Understanding New Media (Cambridge, MA en<br />
Londen: The MIT Press 2000).<br />
Boucher, B., ‘Comic-Con: DC characters will be meeting on screen’ in Los Angeles Times, 25<br />
juli 2008.<br />
Bunch, S., ‘’Watchmen’ leap into action’ in The Washington Times, 5 maart 2009.<br />
DeMatteis, J.M. in ‘Caught in The Nexus: J.M. DeMatteis’ in The Nexus, 9 februari 2005.<br />
Gunning, T., ‘The Cinema of Attraction[s], Early Film, Its Spectator and the Avant-Garde’ in<br />
Wanda Strauven ed., The Cinema of Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam<br />
University Press 2006) 381-388.<br />
Gunning, T., ‘Re-newing old Technologies. Astonishment, Second Nature and the<br />
Unheimliche in Technology from the previous turn-of-the-century’ in David Thornburn en<br />
Henry Jenkins ed., Rethinking Media Change. The Aesthetics of Transition (Cambridge: MIT<br />
Press 2003) 39-50.<br />
Hunt, N., ‘'Watchmen' finally ticks towards the big-screen’ op www.cnn.com, 28 januari 2009.<br />
Itzkoff, D., ‘Watchmen. Skulk To the Screen’ in The New York Times, 1 februari 2009.<br />
Kennicott, Ph., ‘Blight 'Watchmen'. Graphic Novel's Edge Is Dulled in Adaptation’ in The<br />
Washington Times, 5 maart 2009.<br />
Keyser, G., ‘Het leven als grap. De verfilming van een onverfilmbare comic’ in De Groene<br />
Amsterdammer, 4 maart 2009.<br />
De Lang, R., ‘Wie waakt over superhelden?’ in Trouw, 5 maart 2009.<br />
Lynch, T., ‘Film Review: Who watches the 'Watchmen'’ in University Wire, 16 maart 2009.<br />
McLuhan, M., Understanding Media: The Extensions of Man (New York: New American<br />
Library 1964).<br />
Moore, A. en Gibbons, D., Watchmen (New York: DC Comics1986-1987).<br />
Van den O<strong>ever</strong>, A.M.A. ‘Conversation with Laura Mulvey’ in Annie van den O<strong>ever</strong> ed.,<br />
Ostranennie. The Key Debates. Mutations and Appropriations in European Film Studies I<br />
(Amsterdam: Amsterdam University Press 2010).<br />
Rajewsky, I., ‘Intermediality, Intertextuality, and Remediation: A Literary Perspective on<br />
Intermediality’ in Intermédialités, nr. 6, herfst 2005, 34-64.<br />
Røssaak, E., ‘Figures of Sensation: Between Still and Moving Images’ in Wanda Strauven<br />
ed., The Cinema of Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam University Press 2006)<br />
321-336.<br />
Scott, A.O., ‘For a Cold War, a Blue Superhero (and Fri<strong>ends</strong>)’ in The New York Times, 6<br />
maart 2009.<br />
F.S., ‘Dreiging verdampt in verfilming Watchmen’ in De Volkskrant, 5 maart 2009.<br />
Snyder, Z., Watchmen (2009).<br />
64
Thomson, I., ‘Deconstructing the Hero’ in Jeff McLaughlin ed., Comics as Philosophy<br />
(Jackson: University Press of Mississippi 2005) 100-129.<br />
Thompson K., en Bordwell, D., Film History. An Introduction (New York: McGraw-Hill<br />
2003).<br />
Tomasovic, D., ‘The Hollywood Cobweb: New Laws of Attraction’ in Wanda Strauven ed.,<br />
The Cinema of Attractions Reloaded (Amsterdam: Amsterdam University Press 2006) 309-<br />
320.<br />
Vullings, J., ‘Beschadigde superhelden. Watchmen, de film’ in Vrij Nederland, 14 maart<br />
2009.<br />
Van Zwol, C., ‘Superantihelden in dienst van Richard Nixon. In verfilming van cultstrip<br />
'Watchmen' demonteert regiss<strong>eu</strong>r Zack Snyder de gemaskerde wreker en de superman’ in<br />
NRC Handelsblad, 4 maart 2009.<br />
Vylenz, D., The Mindscape of Alan Moore (2003).<br />
Z.n.,‘Het perspectief van de psychopaat. Onverfilmbare strip Watchmen komt op juiste<br />
moment’ in Spits, 4 maart 2009.<br />
65
BIJLAGEN<br />
BIJLAGEN<br />
Afbeelding 1.<br />
Afbeelding 2.<br />
66
Afbeelding 3.<br />
Afbeelding 4.<br />
Afbeelding 5a (graphic novel) en 5b (film).<br />
67
Afbeelding 6.<br />
Afbeelding 7.<br />
Afbeelding 8.<br />
68