09.09.2013 Views

De Bodem Doorgrond (PDF) - Spade

De Bodem Doorgrond (PDF) - Spade

De Bodem Doorgrond (PDF) - Spade

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Voorwoord<br />

2 Inhoudsopgave<br />

Wat je ook teelt, onder de grond gebeurt het. Daar ligt<br />

de basis voor de gewasopbrengst. <strong>De</strong> bodem is daarmee<br />

één van de meest cruciale factoren om een agrarisch<br />

bedrijf tot een succes te maken. Of je nu melkveehouder,<br />

akkerbouwer, groenteteler, fruitteler of bollenteler bent.<br />

<strong>Bodem</strong>vruchtbaarheid is dus een belangrijk fundament<br />

onder de toekomst van ieder grondgebonden bedrijf.<br />

Het op peil houden en verder verbeteren van de<br />

bodemvruchtbaarheid kan alleen als je de interacties in de<br />

bodem en tussen het gewas en de bodem goed begrijpt.<br />

Dat is de basis voor goed bodembeheer.<br />

“<strong>De</strong> bodem doorgrond” daagt je met veelzijdige informatie<br />

over bodemvruchtbaarheid, bodembeheer en bodems in<br />

Nederland uit om iets moois van de grond te krijgen. Nu<br />

en in de toekomst.<br />

Inhoudsopgave<br />

Hoofdstuk 1 <strong>De</strong> basis voor opbrengst en rendement 4-15<br />

Hoofdstuk 2 Overal anders 16-33<br />

Hoofdstuk 3 Thuis in de bodemstructuur 34-49<br />

Hoofdstuk 4 Supermarkt met voedingsstoffen 50-75<br />

Hoofdstuk 5 Ondergronds vee 76-93<br />

Bronnen, verantwoording beeldmateriaal en colofon 94-95<br />

2-3<br />

Inhoudsopgave 3


fysisch<br />

chemisch<br />

biologisch<br />

<strong>De</strong> basis voor opbrengst en rendement<br />

<strong>De</strong> bodem is de basis voor gewasopbrengst en bedrijfsrendement. Dat was vroeger al<br />

zo toen paarden nog het land bewerkten en veel werk in de landbouw met de hand<br />

werd gedaan. Ook toen bepaalden de bemestingstoestand, de bodemstructuur en het<br />

bodemleven wat er van het land kwam. En of daarmee een boterham te verdienen<br />

viel.<br />

Nu is het niet anders. Het op peil houden en verder verbeteren van de<br />

bodemvruchtbaarheid is nog steeds een belangrijk fundament onder de toekomst<br />

van ieder grondgebonden agrarisch bedrijf. Door beter te begrijpen welke factoren<br />

de bodemvruchtbaarheid beïnvloeden, kun je meer geld uit je grond halen. Betere<br />

onderzoekstechnieken en nieuwe inzichten over bodemvruchtbaarheid helpen<br />

daarbij.<br />

In dit hoofdstuk lees je meer over bodemvruchtbaarheid, beter bodembeheer en de<br />

geschiedenis van bodemverbetering in Nederland.<br />

Hoofdstuk 1<br />

4 Hoofdstuk 1 /<strong>De</strong> basis voor opbrengst en rendement<br />

fysisch<br />

chemisch<br />

?<br />

<strong>Bodem</strong> en grond<br />

<strong>De</strong> woorden bodem en grond worden<br />

vaak door elkaar gebruikt. Toch is er<br />

een belangrijk verschil: bodem heeft<br />

een gelaagde opbouw die in de loop<br />

van de jaren is ontstaan, terwijl grond<br />

geen plaatsgebonden geschiedenis<br />

hoeft te hebben. Simpel gezegd:<br />

een zak grond kun je in de winkel<br />

kopen en een zak bodem niet. <strong>De</strong><br />

overeenkomst tussen grond en bodem<br />

is dat ze allebei bestaan uit een mengsel<br />

van bodemdeeltjes, organische stof,<br />

vloeistoffen en gassen.<br />

biologisch<br />

Hoofdstuk 1 /<strong>De</strong> basis voor opbrengst en rendement 5


fysisch<br />

<strong>Bodem</strong>vruchtbaarheid<br />

Een complexe balans tussen chemie, biologie en structuur<br />

<strong>Bodem</strong>vruchtbaarheid is het vermogen van de bodem om planten van voedingsstoffen te voorzien. <strong>De</strong> chemische, fysische en biologische eigenschappen van de bodem bepalen de bodemvruchtbaarheid.<br />

<strong>De</strong>nk daarbij aan respectievelijk de bemestingstoestand, de bodemstructuur en het bodemleven. Weet dat deze drie factoren elkaar onderling beïnvloeden en grote effecten hebben op de groei van<br />

gewassen. Omgekeerd beïnvloeden gewassen zelf ook de bodemchemie, -structuur en het bodemleven.<br />

Enkele voorbeelden van interacties:<br />

• gewassen (met de daarbij benodigde grondbewerkingen) beïnvloeden de bodemstructuur;<br />

• andersom heeft de bodemstructuur effect op de doorwortelbaarheid van de bodem;<br />

• bodemleven zorgt voor mineralisatie en heeft zo invloed op de aanwezige voedingsstoffen;<br />

• chemische elementen hebben effect op het bodemleven;<br />

• het bodemleven beïnvloedt de bodemstructuur en de bodemstructuur het bodemleven;<br />

• de bodemstructuur heeft effect op de mate van uitspoeling van voedingsstoffen;<br />

• sommige planten werken samen met bacteriën en kunnen zo stikstof aan zich binden;<br />

• het gewas en de organische stof dragen sterk bij aan de samenstelling van het bodemleven;<br />

• het bodemleven bepaalt de mate waarin ziekteverwekkers de kans krijgen.<br />

Er zijn dus interacties in alle richtingen. En om goed bodembeheer en de te nemen keuzes nog ingewikkelder te maken: de ideale groeiomstandigheden zijn voor ieder gewas verschillend.<br />

Het blijft dus zoeken naar de juiste balans voor een optimale bodemvruchtbaarheid.<br />

chemisch<br />

biologisch<br />

6 Hoofdstuk 1 /<strong>De</strong> basis voor opbrengst en rendement<br />

<strong>Bodem</strong>vruchtbaarheid: chemie, structuur en biologie<br />

Interacties in de bodem<br />

en tussen de plant en de<br />

bodem hebben invloed op<br />

de bodemvruchtbaarheid.<br />

Cu 2+<br />

bacteriën<br />

grondsoort<br />

aaltjes<br />

beluchting<br />

Mg 2+<br />

Mn 2+<br />

regenwormen<br />

Ca 2+ K +<br />

organische stof<br />

kleihumuscomplex<br />

Na +<br />

watervasthoudend vermogen<br />

Plant-bodem relatie<br />

+ NH4 - NO3<br />

schimmels<br />

H +<br />

Een complexe balans<br />

tussen chemie, structuur<br />

en biologie<br />

Hoofdstuk 1 /<strong>De</strong> basis voor opbrengst en rendement 7


Beter doorgronden<br />

Door de bodem beter te doorgronden,<br />

kun je meer geld uit de grond<br />

halen. <strong>De</strong> zwakste schakels in het<br />

bodembeheer bepalen de opbrengst<br />

van gewassen. Als je die zwakste<br />

schakels weet te vinden, kun je de<br />

kwaliteit en kilo-opbrengst van teelten<br />

verbeteren daar waar de meeste winst<br />

te halen valt. Beter doorgronden voor<br />

een hoger bedrijfsrendement dus.<br />

Dat is mogelijk door gerichte aanpak<br />

en beter meten.<br />

8 Hoofdstuk 1 /<strong>De</strong> basis voor opbrengst en rendement<br />

Checklist voor een vruchtbare bodem<br />

• Er is voldoende stikstof, fosfor, kalium, zwavel, calcium,<br />

magnesium en natrium beschikbaar voor het gewas op de<br />

momenten dat het gewas deze voedingsstoffen nodig heeft.<br />

• Er zijn voldoende sporenelementen beschikbaar voor het gewas<br />

op de momenten dat het nodig is.<br />

• <strong>De</strong> bodemstructuur is goed. Let op verdichte (onder)grond, het<br />

organische stofgehalte, de bewerkbaarheid van de grond en het<br />

watervasthoudend vermogen.<br />

1<br />

Gerichte aanpak<br />

Als één koe kreupel loopt, hoef je niet<br />

de hele veestapel te bekappen. Zo is het<br />

ook met de teelt van gewassen. Als het<br />

gewas op één plaats in een perceel een<br />

stikstoftekort heeft, hoef je niet het hele perceel<br />

te bemesten. Door probleemplekken in percelen<br />

gericht aan te pakken, verbeter je de opbrengst<br />

daar waar de meeste winst te halen valt. Je krijgt<br />

niet alleen een homogenere oogst, maar bespaart<br />

ook tijd en middelen. Een handig hulpmiddel<br />

voor het goed lokaliseren van probleemplekken<br />

is het gebruik van infrarood satellietbeelden.<br />

Een infrarood satellietbeeld van een perceel.<br />

Hoe groener de kleur, hoe meer gewas. Ideaal<br />

voor het lokaliseren van probleemplekken.<br />

2<br />

Beter meten is beter weten<br />

<strong>Bodem</strong>vruchtbaarheid is veel meer<br />

dan stikstof-, fosfaat- en kaliumbemesting.<br />

Ook de beschikbaarheid van<br />

deze en andere (sporen)elementen,<br />

de structuur van de bodem en<br />

de aanwezigheid van bodemleven spelen<br />

een belangrijke rol. Als je daar bij het<br />

bodembeheer naar handelt, heb je meer<br />

grip op de gewasgroei én opbrengsten.<br />

Beter bodembeheer is mogelijk door rekening te<br />

houden met:<br />

1 <strong>De</strong> beschikbaarheid van voedingsstoffen voor<br />

gewassen. Een grote bodemvoorraad van een<br />

voedingsstof wil niet zeggen dat het gewas ook<br />

in staat is om die voedingsstof op te nemen.<br />

2 <strong>De</strong> wisselwerking tussen voedingsstoffen.<br />

Voedingsstoffen kunnen elkaar beconcurreren of<br />

juist versterken bij de opname door planten.<br />

3 Het type organische stof. <strong>De</strong> afbraaksnelheid<br />

van organische stof varieert van 2 tot 7,5%.<br />

Dat maakt nogal wat uit voor de nalevering van<br />

stikstof door de bodem.<br />

4 <strong>De</strong> behoefte van gewassen en vee aan<br />

sporenelementen. Net als N, P en K zijn<br />

sporenelementen belangrijk voor de groei van<br />

gewassen en de gezondheid van vee.<br />

5 <strong>De</strong> samenstelling van het bodemleven. Dit is<br />

een indicator voor de gezondheid van de bodem,<br />

de bodemstructuur en het vermogen van de<br />

bodem om stikstof te leveren.<br />

6 <strong>De</strong> aanwezigheid van ziekteverwekkers.<br />

Met behulp van DNA-technieken kunnen deze<br />

van onschuldige bodembewoners worden<br />

onderscheiden.<br />

Hoofdstuk 1 /<strong>De</strong> basis voor opbrengst en rendement 9


Toen en nu<br />

‘Vort!’ Het was vroeger een veelgehoorde kreet op akkers en in weilanden. Bijna elk<br />

agrarisch bedrijf was aan het begin van de vorige eeuw in het bezit van werkpaarden. In<br />

1910 waren er 327.000 werkpaarden op 140.000 bedrijven in Nederland. <strong>De</strong> paarden<br />

bewerkten het land en trokken de kar. Tot tractoren vanaf het begin van de vorige eeuw<br />

het werk langzaam overnamen. Niet alleen het hele aanzien van de agrarische sector<br />

veranderde, ook de arbeidsproductiviteit maakte opeens reusachtige sprongen. Het werk<br />

werd een stuk minder zwaar, kon met minder mensen en veel sneller worden gedaan.<br />

10 Hoofdstuk 1 /<strong>De</strong> basis voor opbrengst en rendement<br />

Zo had een paard vroeger een dag nodig om een hectare land te ploegen, terwijl een tractor<br />

daar nu een uurtje over doet.<br />

En toch… een tractor mag dan over 100 paardenkrachten (pk’s) of meer beschikken,<br />

ploegen blijft ploegen. Net zoals het zaad nog steeds gezaaid moet worden en gewassen<br />

geoogst. In essentie is daar niets aan veranderd. <strong>De</strong> agrarische sector is nog steeds even<br />

afhankelijk van wat de bodem, de gewassen en het weer brengen. <strong>De</strong> boer en de grond, ze<br />

hebben een eeuwig verbond.<br />

Neerlands specialiteit<br />

Polders komen in veel landen voor, maar nergens zoveel als<br />

bij ons. <strong>De</strong> kunst van het inpolderen hadden de Nederlanders<br />

al vroeg onder de knie. Dat is te zien op bijgaande kaart met<br />

landaanwinningen vanaf het jaar 1100. Opvallend is dat de<br />

Zuid-West polder, ofwel het Markermeer, nog staat ingetekend<br />

als te winnen land.<br />

<strong>De</strong> belangrijkste drijfveer achter bijna alle droogleggingen<br />

was de behoefte aan extra landbouwgrond voor de groeiende<br />

bevolking en de stijgende vraag naar voedsel. Die ingepolderde<br />

grond was en is erg vruchtbaar. Het heeft de economie en de<br />

welvaart in Nederland een belangrijke impuls gegeven.<br />

Het inpolderen was hard werken. Tot en met de drooglegging<br />

van de Wieringermeer werd nog veel werk met de hand gedaan.<br />

Duizenden arbeiders groeven maar liefst 14.000 km greppels<br />

in de Wieringermeer. Ook diepspitten van de grond (circa 1 m<br />

diep) gebeurde mannetje aan mannetje met als enig gereedschap<br />

schoppen en kruiwagens.<br />

In de 20 e eeuw is in Nederland in totaal 156.000 ha<br />

ingepolderd. Internationaal was en is er veel bewondering<br />

voor de inpolderingen en voor de opbrengsten die de polders<br />

voortbrengen.<br />

Het nieuwe land is<br />

geheel naar menselijk<br />

inzicht ingericht. Dat<br />

maakt polders de ultieme<br />

cultuurlandschappen.<br />

Hoofdstuk 1 /<strong>De</strong> basis voor opbrengst en rendement 11


Het ontginnen van een<br />

heideveld. Honderdduizenden<br />

hectares woeste grond zijn<br />

begin vorige eeuw in cultuur<br />

gebracht. Veel werk werd met<br />

de hand gedaan.<br />

Ontginningen<br />

Vruchtbare landbouwgronden lijken vanzelfsprekend bij het Nederlandse<br />

landschap te horen. Maar niets is minder waar. Nederland kent een lange<br />

geschiedenis van bodemverbetering. Grote delen van ons land waren voor 1800<br />

nog een woestenij. Uitgestrekte moerassen, hoogveengebieden en heidevelden<br />

boden weinig mogelijkheden voor landbouw. In het begin van de 19e eeuw<br />

begonnen grootschalige ontginningen. Honderdduizenden hectares hoogveen<br />

en heide gingen letterlijk op de schop.<br />

Het beschikbaar komen van betaalbare kunstmest bracht de ontginningen in<br />

een stroomversnelling. Voor die tijd was het vruchtbaar maken en houden van<br />

landbouwgronden moeilijk. Bemesting - voor zover beschikbaar - vond plaats<br />

met dierlijke mest, straatvuil, menselijke uitwerpselen, as en plaggen.<br />

Kunstmest, een revolutie in de landbouw. Een<br />

bemestingsproef in <strong>De</strong>urne uit 1910 laat grote<br />

verschillen zien. Bemesting met kali leidt tot een<br />

vrolijk stemmende opbrengst. <strong>De</strong> oogst zonder kali<br />

(midden) en zonder enige vorm van bemesting<br />

(rechts) steken er minnetjes bij af.<br />

12 Hoofdstuk 1 /<strong>De</strong> basis voor opbrengst en rendement Hoofdstuk 1 /<strong>De</strong> basis voor opbrengst en rendement 13


“Niet ploegen ter preventie van erosie”<br />

“Vanwege de heuvels hanteer ik twee bouwplannen.<br />

Ik verbouw op de hellingen met steenachtige grond 1 op<br />

3 suikerbieten en op de overige grond 1 op 4 aardappelen<br />

en bieten.” Jo Vanhommerig heeft samen met zijn broer<br />

en zoon in het Zuid-Limburgse Simpelveld een gemengd<br />

bedrijf. <strong>De</strong> maatschap melkt 95 koeien en ze telen 27 ha<br />

suikerbieten, 22 ha consumptieaardappelen, 47 ha granen<br />

en 4 tot 5 ha maïs.<br />

Vanhommerig wil in de toekomst graag naar een ruimer<br />

bouwplan van 1 op 5. “Ik denk dat het uiteindelijk nodig<br />

is voor een goede bodemgezondheid en de kwaliteit en<br />

opbrengst van de gewassen. Op dit moment is het financieel<br />

nog niet realistisch, maar misschien in de toekomst wel als<br />

de bietenprijzen dalen.”<br />

14 Hoofdstuk 1 /<strong>De</strong> basis voor opbrengst en rendement<br />

Onderwatergewicht verhogen<br />

Op de percelen waar aardappelen staan, laat Vanhommerig<br />

ieder voorjaar stikstofmonsters van de bodem nemen.<br />

“Daar ben ik vier jaar geleden mee begonnen. Ik wilde<br />

het onderwatergewicht van de frietaardappelen verhogen.”<br />

Een te hoge beschikbaarheid van stikstof later in het<br />

seizoen verlaagt het onderwatergewicht en daarmee de<br />

uitbetalingsprijs van de aardappelen. Hij is tevreden over<br />

de resultaten. “Met de uitkomsten van de bodemmonsters<br />

kan ik de nabemesting nauwkeuriger bepalen.”<br />

Vanhommerig vindt löss goede landbouwgrond. “Het<br />

vochtvasthoudend vermogen en de bodemvruchtbaarheid<br />

zijn uitstekend. Löss is eigenlijk de Latijnse naam voor<br />

Europese klei. Daarom vind ik het ook jammer dat löss<br />

bij zand is ingedeeld in de mineralenwetgeving. Dat doet<br />

Naam: Jo Vanhommerig<br />

Plaats: Simpelveld<br />

Beroep: Akkerbouwer<br />

Grondsoort: Löss<br />

eigenlijk tekort aan de eigenschappen van de grondsoort.”<br />

Goed bodembeheer vindt Vanhommerig heel belangrijk.<br />

“Het financiële rendement in de akkerbouw is er volledig<br />

van afhankelijk.” Speerpunten in goed bodembeheer zijn<br />

voor hem de preventie van erosie, het op peil houden<br />

van het organische stofgehalte en het vermijden van<br />

structuurbederf door zo min mogelijk onder natte<br />

omstandigheden het land op te gaan.<br />

Hij denkt dat met satellietbeelden van percelen het<br />

bodembeheer in de toekomst verder kan worden verbeterd.<br />

“Het is natuurlijk nog afwachten of het allemaal betaalbaar<br />

wordt, maar ik volg de ontwikkelingen met interesse.”<br />

Erosie beperken<br />

Vanhommerig zaait ieder najaar op de tarwestoppels gele<br />

mosterd. “<strong>De</strong> kosten die je daarvoor maakt, betalen zich<br />

terug in hogere opbrengsten van volggewassen en het<br />

tegengaan van erosie.” Dat zijn precies de redenen dat de<br />

maatschap de meeste snijmaïs voor de melkkoeien niet zelf<br />

verbouwt, maar aankoopt. “Maïs komt laat van het land en<br />

het lukt dan niet meer om gele mosterd te zaaien.” Hij past<br />

ook andere maatregelen toe ter preventie van erosie. “<strong>De</strong><br />

groenbemester wordt niet groen onder gewerkt, maar blijft<br />

de hele winter op het land staan. Ook ploegen we al jaren<br />

niet meer om erosie te voorkomen.” Erosieproblemen zijn<br />

er volgens Vanhommerig tegenwoordig nauwelijks meer in<br />

Zuid-Limburg. “Sinds de jaren ’80 is er veel verbeterd. Het<br />

bodembeheer van agrarische grondgebruikers is hier nu<br />

helemaal toegesneden op het heuvelland, waardoor erosie<br />

effectief wordt bestreden.”<br />

“Het financiële<br />

rendement in de<br />

akkerbouw is volledig<br />

afhankelijk van goed<br />

bodembeheer.”<br />

Hoofdstuk 1 /<strong>De</strong> basis voor opbrengst en rendement 15


Hoofdstuk 2<br />

16 Hoofdstuk 2 /Overal anders<br />

Overal anders<br />

Nederland heeft prachtige landschappen met een enorme variatie. Dat is iets om<br />

trots op te zijn en van te genieten. Boeren en tuinders leveren een belangrijke<br />

bijdrage aan die landschappen. Meer dan 50% van het oppervlak van Nederland is<br />

agrarisch in gebruik. Daarmee is de agrarische sector de belangrijkste blikvanger<br />

van Nederland.<br />

Aan de basis van de landschappen liggen de verschillende grondsoorten. Wie de<br />

eigenschappen van die grondsoorten kent, snapt dat bodembeheer overal anders<br />

is. Het ene bodemtype is van nature bijvoorbeeld heel kalkrijk terwijl op andere<br />

plaatsen alle kalk in de bodem in de loop der duizenden jaren is verdwenen. Dat<br />

heeft grote invloed op de manier van bodembewerking en -verbetering.<br />

Bekijk en vergelijk in dit hoofdstuk de mooie agrarische landschappen van<br />

Nederland.<br />

Landschappen van Nederland<br />

Löss<br />

Duinzand<br />

Zand<br />

Zeeklei<br />

Rivierklei<br />

Veen<br />

Dalgrond<br />

Hoofdstuk 2 /Overal anders 17


Karakteristiek zandlandschap in de Achterhoek Zandlandschap<br />

18 Hoofdstuk 2 /Overal anders<br />

Zandlandschappen vind je in grote delen van Oost-, Noord- en Zuid-Nederland. In de meeste zandgebieden<br />

wisselen landbouw en natuur elkaar af, maar je kunt er ook uitgestrekte natuurterreinen vinden met bossen,<br />

heidevelden en stuifzanden.<br />

Zandgronden hebben baat bij zorgvuldig bodembeheer. Met hun vaak lage organische stofgehalte zijn ze<br />

gevoelig voor uitspoeling van voedingsstoffen en uitdroging. Ook heeft het zand in de onderlaag de neiging<br />

zich te verdichten en is het oppassen geblazen dat de grond niet te zuur wordt. Toch zijn er genoeg goede<br />

landbouwgronden te vinden op zand.<br />

<strong>De</strong> enkeerdgronden, die veel in Noord-Brabant voorkomen, zijn daar een voorbeeld van. <strong>De</strong> mens heeft<br />

dit type zandgrond gemaakt. Boeren hielden hun vee in potstallen waarbij de dieren droog werden<br />

gehouden met heideplaggen en bosstrooisel. <strong>De</strong> inhoud van de potstal bracht men op de akkers om de<br />

bodemvruchtbaarheid te verhogen. Daarmee werd de arme zandgrond door de eeuwen heen opgehoogd<br />

met een dikke laag vruchtbare aarde. Globaal bedroeg de ophoging circa 1 mm per jaar. Enkeerdgronden met<br />

een donkere bovenlaag van 80 cm zijn niet ongewoon. Maar liefst 800 jaar bodemverbetering dus!<br />

Hoofdstuk 2 /Overal anders 19


20 Hoofdstuk 2 /Overal anders<br />

Duinzandlandschap<br />

Bloembollenvelden zijn de blikvangers<br />

van het agrarisch duinzandlandschap.<br />

Het duinzandlandschap is veel jonger<br />

dan het zandlandschap. Het is ongeveer<br />

6.000 jaar geleden ontstaan als een<br />

strandwal voor de kust van Nederland.<br />

<strong>De</strong> zandlandschappen zijn maar liefst<br />

10.000-70.000 jaar oud en liggen<br />

meer landinwaarts.<br />

Op kalkrijke duingronden schommelt<br />

het gewichtspercentage kalk in de<br />

grond tussen de 3 en 10%. <strong>De</strong> kalk<br />

stimuleert het bodemleven. Organisch<br />

materiaal wordt snel afgebroken en<br />

kalkrijke duingronden hebben dan<br />

ook een laag organische stofgehalte.<br />

Dit maakt ze gevoelig voor uitspoeling<br />

van voedingsstoffen en uitdroging. <strong>De</strong><br />

doorwortelbaarheid van de bodem is<br />

over het algemeen wel goed door de<br />

kalk. Ten noorden van Bergen (Noord-<br />

Holland) zijn ook heel kalkarme<br />

duingronden te vinden. In deze zure<br />

gronden wordt organische stof minder<br />

goed afgebroken door het bodemleven<br />

en ligt het percentage organisch<br />

materiaal in de bodem hoger.<br />

Kleurrijke bollenvelden bij Egmond (Noord-Holland)<br />

Hoofdstuk 2 /Overal anders 21


Lintbebouwing in Kiel-Windeweer (Groningen)<br />

22 Hoofdstuk 2 /Overal anders<br />

Dalgrondlandschap<br />

Dalgrondlandschappen zijn uitgestrekt<br />

met grote rechte percelen. Het zijn<br />

rasechte landbouwgebieden. Op de<br />

dalgronden bevindt zich het hart<br />

van de teelt van zetmeelaardappelen<br />

in Nederland. Je ziet er, net als in de<br />

laagveenlandschappen, veel dorpen<br />

met lintbebouwing. <strong>De</strong> dalgronden<br />

liggen vooral in Noord-Nederland.<br />

Ze zijn ontstaan door het afgraven van<br />

hoogveen voor turfwinning. Eerst werd<br />

het hoogveen ontwaterd met vaarten<br />

en kanalen, daarna begon het steken en<br />

drogen van de turf. Na de turfwinning<br />

werd de zandige ondergrond geschikt<br />

gemaakt voor landbouw door de<br />

bovenste laag veen die minder geschikt<br />

was voor turfwinning (bonkaarde) te<br />

mengen met het zand. Daarmee waren<br />

de dalgronden geboren. In de Peel is<br />

ook hoogveen afgegraven, maar daar<br />

werd de bonkaarde niet gemengd met<br />

het onderliggende zand. Daarom zijn<br />

er weinig dalgronden te vinden in<br />

Zuid-Nederland.<br />

Dalgronden hebben qua eigenschappen<br />

veel overeenkomsten met zandgronden.<br />

Een verschil is dat dalgronden<br />

meestal meer organische stof bevatten.<br />

<strong>De</strong> organische stof in dalgrond is<br />

opgebouwd uit relatief voedselarme<br />

veenresten en er komen niet veel<br />

voedingsstoffen voor gewassen uit vrij.<br />

Wel verbetert de organische stof de<br />

bewerkbaarheid en het watervasthoudend<br />

vermogen van de grond.<br />

Hoofdstuk 2 /Overal anders 23


24 Hoofdstuk 2 /Overal anders<br />

Zeekleilandschap<br />

Zeekleilandschappen zijn meestal uitgestrekt, omdijkt en je ziet er veel akkerbouw. Bijna alle zeekleigebieden<br />

danken hun bestaan aan het inpolderen van zee. In Groningen, Friesland, Noord-Holland en Zeeland vind<br />

je oude zeekleigebieden en in de Flevopolders jonge zeekleigebieden. <strong>De</strong> bodem van Zuid-Flevoland is<br />

piepjong; pas in 1968 is het gebied ingepolderd. Oost-Flevoland werd in 1957 op het IJsselmeer gewonnen<br />

en de Noordoostpolder in 1942.<br />

Zeekleibodems zijn vruchtbaar en meestal kalkrijk. <strong>De</strong> grond is doorspekt met schelpen die wit afsteken tegen<br />

de grijze grond. Het is niet ongewoon dat meer dan 10% van het gewicht van de bodem uit kalk bestaat.<br />

<strong>De</strong> kalk zorgt voor een hoge pH. Dit stimuleert de afbraak van organisch materiaal door het bodemleven.<br />

Het organische stofgehalte is daarom vaak laag. In heel zware grond met een hoog kleigehalte ligt het<br />

organische stofgehalte wat hoger doordat de beluchting slecht is en het bodemleven de organische stof<br />

daarom moeizaam afbreekt. <strong>De</strong> onverteerde organische stof geeft blauwgrijze verkleuringen in de grond die<br />

bij grondbewerking zichtbaar worden.<br />

Flevopolders met uitzicht op het IJsselmeer<br />

Hoofdstuk 2 /Overal anders 25


26 Hoofdstuk 2 /Overal anders<br />

Rivierkleilandschap<br />

‘<strong>De</strong>nkend aan Holland, zie ik breede rivieren<br />

traag door oneindig laagland gaan’ schreef<br />

Hendrik Marsman in 1936. Met deze dichtregels<br />

is het rivierenlandschap stevig verankerd in<br />

de Nederlandse cultuur. Van oudsher is veel<br />

fruitteelt, boomteelt en grasland te vinden<br />

in rivierkleilandschappen. <strong>De</strong> variatie in<br />

bodemopbouw is groot. Rivierklei kan licht zijn<br />

(zavel) maar ook heel zwaar (komkleigrond). Dat<br />

komt door grillige rivierafzettingen van zand en<br />

klei. Net naast de bedding zetten rivieren grove<br />

sedimenten (grind en zand) af en verderop, waar<br />

het water bij overstromingen langzamer stroomt,<br />

slaan de veel kleinere kleideeltjes neer. Daarnaast<br />

veranderden rivieren vroeger regelmatig<br />

van bedding. Ook dit zorgde voor variatie in<br />

bodemopbouw.<br />

Rivierklei is bruin van kleur en zeeklei grijs. Dit<br />

komt doordat bodemdeeltjes onder invloed van<br />

de tijd langzaam worden afgebroken. Daarbij<br />

komt ijzer vrij, dat een bruine kleur geeft aan<br />

de bodem. Aangezien rivierklei langer geleden<br />

is afgezet, is het bruiner van kleur dan zeeklei.<br />

Rivierkleigronden zijn minder kalkrijk dan<br />

zeekleigronden. In de loop der eeuwen is de<br />

hoeveelheid kalk langzaam afgenomen door<br />

aanvoer en afbraak van organisch materiaal.<br />

Uitzicht op de Maas bij Appeltern (Gelderland)<br />

Hoofdstuk 2 /Overal anders 27


“Behandel je grond als je vrouw”<br />

“Behandel je grond als je vrouw”, zegt Mari van den Heuvel<br />

met een brede grijns op zijn gezicht. “Het is belangrijk om de<br />

bodem door en door te kennen”, voegt hij eraan toe. Van den<br />

Heuvel is een teler van formaat: hij verbouwt 36 ha aardbeien<br />

en 40 ha prei in het Brabantse Nuenen. <strong>De</strong> aardbeien worden<br />

afgezet via Bakker, de inkooporganisatie van Albert Heijn.<br />

Van den Heuvel teelt op lichte zandgrond met een organisch<br />

stofgehalte van 2,5%.<br />

Kaligetal te hoog<br />

Van den Heuvel steekt veel energie in de juiste bemesting<br />

van zijn aardbeien. Na vorig jaar heeft hij daar ook alle reden<br />

toe. “<strong>De</strong> planten horen een soort fabrieken te zijn.” Hij maakt<br />

een royaal gebaar. “Maar vorig jaar bleef een deel van de<br />

planten veel te klein, net als de aardbeien zelf. <strong>De</strong> opbrengst<br />

in kilo’s aardbeien lag 40 tot 50% lager dan normaal.”<br />

28 Hoofdstuk 2 /Overal anders<br />

Het was in eerste instantie een raadsel wat er aan de hand<br />

was. “Ik kon zien dat de planten niet ziek waren, wel hadden<br />

ze heel donker blad. Om de oorzaak van de problemen te<br />

achterhalen, hebben we grondmonsters laten nemen. Daaruit<br />

bleek dat het kaligetal veel te hoog lag, wat problemen geeft<br />

met de opname van magnesium.” Hij geeft nu geen drijfmest<br />

meer om de hoeveelheid kali in de bodem te verlagen. Van den<br />

Heuvel verschuift op zijn stoel: “In de tijd dat ik hier teel, heb<br />

ik altijd drijfmest uitgereden in het voorjaar en het is behoorlijk<br />

wennen om dat nu opeens niet meer te doen.”<br />

In de twaalf weken dat de aardbeienplanten groeien en vruchten<br />

leveren, laat Van den Heuvel drie stikstofanalyses van de bodem<br />

nemen en vier bladanalyses. Met behulp van de uitkomsten<br />

bepaalt hij de precieze hoeveelheid en samenstelling van de<br />

kunstmest en de bladmeststoffen die hij gaat gebruiken.<br />

Naam: Mari van den Heuvel<br />

Plaats: Nuenen<br />

Beroep: Vollegrondsteler<br />

Grondsoort: Zand<br />

Spitten is funest<br />

Van den Heuvel ploegt de grond ieder jaar. “Spitten is funest.<br />

<strong>De</strong> grond is hier licht leemhoudend en wordt een soort spons<br />

als je spit. Het draagvermogen is dan helemaal verdwenen.”<br />

Verder maakt hij zijn percelen om de drie jaar wat dieper<br />

los omdat de ondergrond zich langzaam verdicht. Dat doet<br />

hij met een woelpoot tot een diepte van 65 tot 70 cm. “<strong>De</strong><br />

drainage ligt op 80 cm dus dieper kan ik niet gaan.”<br />

Tot slot een tip voor goed bodembeheer: “Loop regelmatig<br />

door de percelen en zoek uit waarom het gewas op sommige<br />

plekken achterblijft. Heeft het te maken met structuurbederf,<br />

bemesting of aaltjes? Ik ga nog wel eens met een prikstok<br />

door het land om te kijken of verdichte lagen de oorzaak zijn<br />

van problemen. <strong>De</strong> bodem is je belangrijkste productiefactor<br />

en verdient je aandacht.”<br />

“<strong>De</strong> bodem is je<br />

belangrijkste<br />

productiefactor.Die moet je<br />

door en door kennen.”<br />

Hoofdstuk 2 /Overal anders 29


30 Hoofdstuk 2 /Overal anders<br />

Veenlandschap<br />

Bijna alle veengrond die in gebruik<br />

is door de landbouw is laagveen.<br />

Weidelandschap en veel sloten met<br />

een hoog waterpeil kenmerken<br />

agrarische laagveenlandschappen.<br />

Laagveen is, zoals het woord al zegt,<br />

laaggelegen en staat in direct contact<br />

met het grondwater. Hoogveen is<br />

hooggelegen, volledig afhankelijk<br />

van regenwater en erg voedselarm.<br />

Bijna alle hoogveengebieden in de<br />

Peel en Noord-Nederland zijn vanaf<br />

de middeleeuwen afgegraven voor<br />

de winning van turf. Oorspronkelijk<br />

hoogveen vind je nog in natuurgebieden<br />

bij Emmen, Vriezenveen en<br />

op de grens van Noord-Brabant en<br />

Limburg in het gebied de Groote Peel.<br />

Laagveengebieden strekken zich uit<br />

in Friesland, Noord-Holland en Zuid-<br />

Holland. Het zijn cultuurlandschappen<br />

die door ontginning van moerassen<br />

zijn ontstaan. Bewoners groeven<br />

sloten om het veen te ontwateren en<br />

geschikt te maken voor landbouw.<br />

Ook in laagveengebieden is turf<br />

gewonnen. Hierdoor zijn in West-<br />

Nederland en Noord-West Overijssel<br />

uitgestrekte plassen ontstaan. Het<br />

grootste deel hiervan is vanaf<br />

de zestiende eeuw ingepolderd.<br />

Laagveengronden zijn heel vruchtbaar,<br />

maar hebben weinig draagkracht.<br />

Vandaar dat je er teelten vindt die<br />

geen zware landbouwmachines nodig<br />

hebben, zoals grasland, boomteelt en<br />

vollegrondsgroenteteelt.<br />

Veenweide rondom Berkenwoude (Zuid-Holland)<br />

Hoofdstuk 2 /Overal anders 31


32 Hoofdstuk 2 /Overal anders<br />

<strong>De</strong> Zuidlimburgse heuvels bij Gulpen-Wijlre<br />

Lösslandschap<br />

Het heuvelachtige lösslandschap van Zuid-Limburg, waar landbouw en natuur elkaar<br />

afwisselen, spreekt velen tot de verbeelding. In het lösslandschap zijn de oudste sporen<br />

van Nederlandse landbouw gevonden. Langs het dal van de Keutelbeek, ten zuiden van<br />

Geleen, liggen de restanten van zeven boerderijen uit de bandkeramische cultuur van<br />

5.500 tot 4.400 voor Christus.<br />

Oorspronkelijk is löss kalkrijk afgezet, maar door de eeuwen heen is de kalk uit de<br />

bovenste bodemlaag verdwenen door aanvoer en afbraak van organisch materiaal. Door<br />

die langzame verzuring is de samenhang tussen de kleideeltjes verminderd en zijn ze<br />

uitgespoeld naar diepere bodemlagen. <strong>De</strong> bovenste bodemlaag is daardoor zandiger<br />

geworden en gevoelig voor erosie, terwijl de bodem onder de bouwvoor zich heeft<br />

verdicht door de ingespoelde kleideeltjes. <strong>De</strong>ze gronden heten brikgronden en komen<br />

in heel Europa voor. <strong>De</strong> verdichte onderlaag kan worden losgewoeld om de bodem te<br />

verjongen. Ook regenwormen leveren een belangrijke bijdrage aan menging van de<br />

bodemlagen.<br />

Hoofdstuk 2 /Overal anders 33


fysisch<br />

chemisch<br />

biologisch<br />

Als je de bodem met een huis vergelijkt, is de grondsoort het bouwmateriaal en de bodemstructuur<br />

de constructie van het huis. <strong>De</strong> bodemstructuur moet je zien als de onderlinge binding en<br />

rangschikking van de bodemdeeltjes. Tussen de bodemdeeltjes kunnen veel poriën (kleine<br />

holtes) aanwezig zijn of juist heel weinig.<br />

<strong>De</strong> grootte van de poriën en de verdeling ervan hebben veel invloed op de lucht- en<br />

waterhuishouding van de grond. Daardoor beïnvloedt de bodemstructuur de productiecapaciteit<br />

van gewassen. Als je weer de vergelijking maakt met het huis: een goede constructie van je huis<br />

verschaft je woonplezier en een slechte constructie is een bron van ergernis en ellende.<br />

Factoren die de bodemstructuur beïnvloeden, zijn de grondsoort, het organische stofgehalte<br />

van de bodem, de grondwaterstand, het bodemleven, de calciumtoestand van de bodem, de<br />

gewaskeuze en grondbewerkingen.<br />

Hoofdstuk 3<br />

34 Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur<br />

Thuis in de<br />

bodemstructuur<br />

een goede constructie<br />

verschaft woonplezier en<br />

een slechte constructie<br />

is een bron van ergernis<br />

en ellende<br />

<strong>De</strong> bodemstructuur is als de<br />

constructie van een huis:<br />

Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur 35


<strong>De</strong> minerale<br />

bodemdeeltjes<br />

stellen zich voor…<br />

Zand<br />

Zand is één van de meest voorkomende natuurlijke stoffen op aarde.<br />

Het grootste deel van het Nederlandse zand bestaat chemisch gezien uit<br />

kwartszand (SiO 2 ). Zanddeeltjes zijn met hun afmetingen tussen de 0,05 en<br />

2 millimeter met het blote oog zichtbaar. Door de relatief grote korrels is de<br />

water- en luchtdoorlatendheid van zandgrond goed en houdt zand weinig vocht<br />

vast. In zandgrond met kleine korrels heeft de bodem van nature de neiging<br />

zich te verdichten. Zand heeft weinig betekenis voor de bodemvruchtbaarheid<br />

maar geeft wel stevigheid en draagkracht.<br />

36 Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur<br />

Leem<br />

Leem is een mengsel van klei- en siltdeeltjes. Silt bestaat net als zand meestal uit<br />

kwarts (SiO 2 ) en klei voor het grootste gedeelte uit kleimineralen. Siltdeeltjes<br />

zijn een maatje kleiner dan zanddeeltjes met afmetingen tussen de 2 en 50<br />

micrometer.<br />

<strong>De</strong> poriën tussen leemdeeltjes zijn kleiner dan tussen zanddeeltjes. Hierdoor is<br />

leem beter in staat om water vast te houden en heeft een leembodem een sterke<br />

capillaire werking. Dat wil zeggen dat vocht uit diepere grondlagen omhoog<br />

trekt bij droogte. Leemgrond laat water en zuurstof beter door dan kleigrond,<br />

maar slechter dan zandgrond.<br />

En veen?<br />

Zuiver veen bestaat niet uit minerale deeltjes maar<br />

voor 100% uit de restanten van planten, ofwel<br />

organische stof. In veengronden kun je soms hele<br />

boomstammen aantreffen. Veen hoort dus niet thuis<br />

in het rijtje van minerale bodemdeeltjes. Wel zijn er in<br />

Nederland veel veengronden die in meer of mindere<br />

mate klei bevatten: venige klei en kleiig veen.<br />

Klei of lutum<br />

Klei- of lutumdeeltjes zijn minuscuul in vergelijking met zanddeeltjes. Ze zijn kleiner<br />

dan 2 micrometer (0,002 millimeter) en bestaan chemisch gezien grotendeels uit<br />

kleimineralen. Zavel is een mengsel van zand- en kleideeltjes en heeft een lutumgehalte<br />

tussen de 8 en 25%. Bij meer dan 35% lutumdeeltjes heb je te maken met zware klei.<br />

Kleideeltjes spelen een belangrijke rol bij de bodemvruchtbaarheid. Ze hebben een<br />

negatieve lading en zijn in staat om positief geladen voedingsstoffen zoals kalium, calcium,<br />

magnesium, natrium, mangaan, ammonium aan zich te binden. <strong>De</strong> voedingsstoffen<br />

spoelen daardoor niet uit en kunnen later worden opgenomen door gewassen.<br />

Met een hoog kleigehalte in de bodem is voldoende organische stof nodig om de grond<br />

luchtig en bewerkbaar te houden. Zware kleigrond laat water en zuurstof niet goed door.<br />

Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur 37


38 Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur<br />

Grootte van minerale bodemdeeltjes<br />

mm<br />

lutum<br />

slib<br />

leem<br />

silt<br />

zand<br />

sloef löss fijn grof<br />

grind stenen<br />

63<br />

Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur 39


Checklist bodemstructuur<br />

Hoe goed is de bodemstructuur van je percelen? Door onderstaande checklist na te lopen, krijg je daar<br />

snel inzicht in. Als de meeste van onderstaande stellingen van toepassing zijn op je percelen, dan is de<br />

bodemstructuur dik in orde. Zo niet, lees dan zeker de volgende bladzijden door.<br />

Op mijn percelen ...<br />

…wordt water in natte periodes snel afgevoerd<br />

en blijven geen plassen staan.<br />

…houdt de bodem voldoende water vast.<br />

Beregenen is daardoor niet, minder snel of<br />

minder vaak nodig.<br />

…is de draagkracht van de grond bij<br />

normale weersomstandigheden goed. Met<br />

landbouwmachines kunnen de gewenste grond-<br />

of gewasbewerkingen worden uitgevoerd.<br />

…laat de grond zich goed bewerken. Er zijn<br />

geen problemen met plakkerige grond of harde<br />

kluiten die zich moeilijk laten verkruimelen.<br />

40 Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur<br />

…is de grond luchtig waardoor planten een<br />

groot wortelstelsel ontwikkelen dat diep in de<br />

grond kan doordringen. Dit stimuleert de<br />

opname van water en voedingsstoffen en<br />

daarmee de gewasgroei.<br />

…is er voldoende organische stof in de bodem<br />

aanwezig. Dit zorgt voor goede bewerkbaarheid<br />

en watervasthoudend vermogen van de<br />

bodem.<br />

…is er voldoende bodemleven aanwezig.<br />

Vooral regenwormen zorgen voor vermenging<br />

en beluchting van de bodem.<br />

...is de grond luchtig waardoor<br />

planten een groot wortelstelsel<br />

ontwikkelen dat diep in de grond<br />

kan doordringen. Dit stimuleert de<br />

opname van water en voedingsstoffen<br />

en daarmee de gewasgroei. Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur 41


Structuurverbetering<br />

Laat de bodemstructuur van je percelen te wensen over? Dan betaalt structuurverbetering zich uit<br />

in klinkende munt. Gewassen groeien beter en opbrengsten nemen toe. Structuurverbetering is<br />

te realiseren via bekalking, organische stofvoorziening en grondbewerking.<br />

<strong>Bodem</strong>structuur bepaalt suikeropbrengst<br />

<strong>De</strong> waterdoorlatendheid van de bodem is één van de belangrijkste succesfactoren<br />

voor een hoge suikeropbrengst. Op bietenpercelen met een goede<br />

doorlaatbaarheid van de bodem is de suikeropbrengst tot 2 ton per ha hoger<br />

dan op percelen met een mindere bodemstructuur. Dat is gebleken uit de<br />

bedrijfsvergelijkingsstudie Susy (Speeding Up Sugar Yield) van het bieteninstituut<br />

IRS en Cosun. In de studie zijn 26 paren van telers gevormd, waarbij de ene teler<br />

structureel hogere suikeropbrengsten haalt dan de andere. Om de verschillen in<br />

temperatuur, neerslag en grondsoort te minimaliseren, liggen de bedrijven van<br />

de telersparen dicht bij elkaar. Met een goede bodemstructuur kan de teler<br />

sneller het land op om te zaaien en is het gewas eerder in het seizoen gesloten.<br />

Verder hebben de bieten minder last van droogte doordat ze dieper en intensiever<br />

wortelen, terwijl het water bij nattigheid sneller wegzakt.<br />

42 Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur<br />

!<br />

Bekalken op lichte klei<br />

Gebruik voor het verbeteren van<br />

de structuur van lichte klei en<br />

zavel altijd calciumhoudende kalk.<br />

Magnesiumhoudende kalk werkt<br />

verslemping juist in de hand.<br />

?<br />

Bekalking<br />

Bekalking kan de structuur van löss en klei verbeteren.<br />

Löss en zavel (lichte klei) zijn bij een laag<br />

calciumgehalte en een laag organische stofgehalte<br />

gevoelig voor verslemping of dichtslaan van de grond.<br />

<strong>Bodem</strong>deeltjes binden zich dan onvoldoende aan elkaar.<br />

Bekalking verbetert de onderlinge binding en daarmee<br />

de bodemstructuur.<br />

Op zware kleigronden is de binding tussen de<br />

bodemdeeltjes juist heel sterk. Bij een laag calciumgehalte<br />

en een laag organische stofgehalte veroorzaakt<br />

dit smerende grond die lastig te bewerken is. <strong>De</strong> grond<br />

droogt hard en bonkig op. Bekalking zorgt ervoor dat<br />

de lutumdeeltjes netjes in het gelid komen waardoor<br />

de grond kruimeliger wordt.<br />

Een andere belangrijke reden voor bekalking van grond<br />

is het verhogen van de zuurgraad van de bodem.<br />

?<br />

Bekalken bij hoge pH?<br />

Als de pH van de bodem al te hoog<br />

is, wil je deze niet verder verhogen.<br />

Met bekalking zal dit wel het geval<br />

zijn. Het strooien van gips (CaSO4) is dan een optie. Gips is namelijk een<br />

structuurverbeteraar die de pH van de<br />

bodem niet beïnvloedt.<br />

Organische stof<br />

Organische stof is één van de belangrijkste bestanddelen van de bodem.<br />

Grond met voldoende organische stof heeft minder last van droogte en kan<br />

voedingsstoffen beter aan zich binden, zodat minder uitspoeling plaatsvindt.<br />

Ook verbetert organische stof de bewerkbaarheid van zware kleigronden.<br />

Organische stof bestaat voor het grootste deel uit humus. Dit is organisch<br />

materiaal dat door het bodemleven niet verder kan worden verteerd. Niet al<br />

het verse organisch materiaal draagt bij aan de humusopbouw: een gedeelte<br />

mineraliseert en komt vrij in de vorm van voedingsstoffen voor planten en<br />

het bodemleven. Het organische materiaal dat na één jaar nog niet verteerd<br />

is, telt mee voor de humusopbouw. Dit heet de effectieve organische stof.<br />

Organische-stofbalans<br />

Een organische-stofbalans laat zien of de jaarlijkse aanvoer van organische stof<br />

de afname compenseert. Je kunt zelf een organische-stofbalans opstellen of<br />

het laten doen door een voorlichter. <strong>De</strong> snelheid van afname van organische<br />

stof is afhankelijk van de grondsoort, de gewassen die geteeld worden,<br />

de bodemtemperatuur en de grondbewerkingen. Op akkerbouwgronden<br />

mineraliseert jaarlijks 1.000-2.500 kg organische stof. <strong>De</strong>ze hoeveelheid<br />

moet dus minimaal worden aangevuld om het organische stofgehalte op<br />

hetzelfde niveau te houden.<br />

Op peil houden<br />

Je kunt het organische stofgehalte van de bodem op peil houden door de<br />

aanvoer van dierlijke mest en compost, de teelt van groenbemesters en de<br />

teelt van gewassen die veel gewasresten achterlaten. Verder is het beperken<br />

van het aantal grondbewerkingen een manier om het verlies van organische<br />

stof te verminderen. Grondbewerkingen versnellen namelijk de afbraak van<br />

organische stof door blootstelling van de grond aan zuurstof. Houd er wel<br />

rekening mee dat organische stofgehaltes van de bodem traag veranderen en<br />

verwacht geen snelle resultaten.<br />

!<br />

Stikstof uit organische stof<br />

Organische stof kan forse hoeveelheden<br />

stikstof leveren aan gewassen. <strong>De</strong><br />

(snelheid van) afbraak van organische<br />

stof is dus iets om goed rekening mee<br />

te houden bij het opstellen van een<br />

bemestingsplan.<br />

Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur 43


44 Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur<br />

“Regenwormen verwennen met ureum”<br />

Arnold Bosgoed woont vlakbij de IJssel in het Overijsselse<br />

Welsum. Hij verbouwt 9 ha fruit, waarvan 8 ha appels en 1 ha<br />

peren. Verder teelt hij voor derden in het nabijgelegen Veessen<br />

1 ha peren en dit najaar wordt nog 4 ha appelbomen aangeplant.<br />

Bosgoed: “<strong>De</strong> nieuwe aanplant komt op oud bouwland.<br />

We hebben een paar jaar geleden een grondmonster laten<br />

onderzoeken en de bodem bleek biologisch dood te zijn. Dat<br />

kon je ook goed zien. Als je met een schop in de grond stak,<br />

kwam je geen beestje tegen. Om de bodem te verbeteren, heeft<br />

er twee jaar gras gestaan en is er champost opgebracht. Je kunt<br />

zien dat er nu meer leven in de grond zit.”<br />

Wortelsnoeien<br />

Net als veel andere fruittelers teelt Bosgoed op rivierklei. “Ruim 8<br />

ha is 20 tot 25% afslibbaar. <strong>De</strong> rest is 30% afslibbaar”, vertelt hij.<br />

Naam: Arnold Bosgoed<br />

Plaats: Welsum<br />

Beroep: Fruitteler<br />

Grondsoort: Rivierklei<br />

<strong>De</strong> overgang tussen de zavel en de klei is scherp. “Ik kan de<br />

scheiding door de boomgaard zien lopen. Op de zwaardere<br />

grond moet ik de bomen veel sterker afremmen in de groei.”<br />

Groeiremming vindt plaats door de wortels van de bomen te<br />

snoeien. Daarbij trekt Bosgoed een mes 35 cm diep door de<br />

grond op een afstand van 30 tot 50 cm van de bomen. “Op de<br />

zwaardere grond gaat het mes wat dichter bij de bomen langs<br />

en dieper door de grond.”<br />

<strong>De</strong> pH van de bodem ligt op zijn bedrijf op 7,2 en het<br />

organische stofgehalte op 2%. <strong>De</strong> zuurgraad is aan de hoge kant<br />

voor de teelt van fruit. Om de pH niet verder op te laten lopen,<br />

bemest Bosgoed met zwavelzure ammoniak. Toch heeft hij niet<br />

de illusie dat hij de zuurgraad van de bodem daar echt mee<br />

verlaagt. “<strong>De</strong> pH is hier altijd al hoog geweest.” Problemen met<br />

aaltjes heeft Bosgoed niet. Sterker nog, hij vindt het niet erg dat<br />

er wat zitten, als het er maar niet te veel zijn. “Ze kunnen de groei<br />

van de bomen remmen en dat vind ik alleen maar plezierig.”<br />

Wormenboer<br />

Bosgoed besteedt veel aandacht aan het bodemleven in zijn<br />

boomgaard. Daardoor is hij ook een beetje veeboer, van wormen<br />

welteverstaan. “Regenwormen trekken afgevallen blad de grond<br />

in en verteren het. Hoe sneller dat gebeurt, hoe beter het is.<br />

Schurft overwintert namelijk op het oude blad.” Daarom ‘poetst’<br />

hij de boomgaard ieder jaar. Hij brengt het afgevallen blad op<br />

de grasstrook en versnippert het waardoor de wormen het blad<br />

sneller kunnen verteren. “Om de wormen extra te verwennen,<br />

kun je nog wat ureum over het blad spuiten. Daar zijn ze<br />

helemaal gek op.”<br />

“Ik vind het niet erg dat er<br />

aaltjes in de grond zitten.<br />

Ze kunnen de groei van de<br />

bomen remmen en dat vind<br />

ik alleen maar plezierig.”<br />

Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur 45


Grondbewerking<br />

Met het bewerken van de bouwvoor, diepe<br />

grondbewerking en ontwatering kun je de<br />

bodemstructuur verbeteren.<br />

Bewerken van de bouwvoor<br />

Ploegen, spitten, woelen en eggen verbeteren<br />

de water- en luchthuishouding van de<br />

bouwvoor. <strong>De</strong> bouwvoor is de normale<br />

ploeg- of bewerkingsdiepte van de grond.<br />

Wees ervan bewust dat de bewerkingen een<br />

tijdelijke verbetering van de bodemstructuur<br />

geven. Door regenval en belasting van de<br />

grond door machines of vee keert de bodem<br />

weer terug in z’n oude staat. Sterker nog,<br />

het bewerken van de grond onder natte<br />

omstandigheden of met te hoge bandendruk<br />

46 Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur<br />

leidt juist tot een verslechtering van de<br />

bodemstructuur en verdichting van diepere<br />

grondlagen. Goede timing is dus belangrijk.<br />

Diepe grondbewerking<br />

Bij diepe grondbewerking worden de<br />

bodemlagen onder de bouwvoor gekeerd<br />

(geploegd) of gemengd (gewoeld of<br />

gespit). Diepe grondbewerking doe je<br />

alleen om problemen in het bodemprofiel<br />

aan te pakken. Het is iets om zorgvuldig<br />

mee om te gaan en zo min mogelijk te<br />

doen. Je kunt diepe grondbewerking<br />

toepassen om de draagkracht van venige<br />

gronden te verbeteren, lichtere grond<br />

aan de oppervlakte te brengen, verdichte<br />

ondergrond los te maken en storende lagen<br />

in de bodem te doorbreken waardoor de<br />

ontwatering verbetert. Tegen de bedoeling<br />

in kan diepe grondbewerking leiden tot<br />

structuurbederf. <strong>De</strong> grond kan dichtzakken<br />

waardoor zuurstofgebrek ontstaat en de<br />

grond slecht ontwatert. Een risico van<br />

diepploegen is dat de vruchtbare bovenlaag<br />

te diep wordt weggestopt, wat verschraling<br />

van de bouwvoor met zich meebrengt. Het<br />

voordeel van diepploegen ten opzichte van<br />

diepspitten of diepwoelen is dat schone<br />

grond naar boven komt, waardoor de<br />

ziektedruk in de bodem vermindert.<br />

Ontwatering<br />

Je kunt percelen ontwateren door de aanleg<br />

en het onderhoud van sloten, sleuven en<br />

drainagebuizen. Verder bevorderen egalisatie<br />

en vlak ploegen gelijkmatige afwatering.<br />

Het vervelende aan natte plekken is dat<br />

ze zichzelf versterken. Waar water blijft<br />

staan, verdwijnt alle zuurstof uit de grond.<br />

Planten sterven af en de structuur van de<br />

grond bederft. Doordat er geen planten<br />

hergroeien, herstelt de bodemstructuur zich<br />

niet en verzakt en verslempt de grond steeds<br />

meer. Ook raakt natte grond voedingsstoffen<br />

sneller kwijt.<br />

!<br />

Drainagecheck<br />

Verstopte en afgebroken drainagebuizen<br />

veroorzaken onnodige wateroverlast.<br />

Controleer de uiteinden van drainagebuizen<br />

daarom regelmatig.<br />

Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur 47


Alles<br />

komt uit de<br />

grond<br />

1 Rubber<br />

2 IJzer<br />

3 Diesel<br />

4 Plastic<br />

5 Glas<br />

48 Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur<br />

1<br />

3<br />

1<br />

5<br />

4<br />

1 2<br />

3 4<br />

Rubber<br />

IJzer<br />

Diesel<br />

<strong>De</strong> grondstof voor<br />

synthetische rubber<br />

is aardolie. In 2005 werd<br />

wereldwijd 21 miljoen ton<br />

rubber geproduceerd, waarvan<br />

58% synthetisch. Natuurlijke<br />

rubber wordt in de meeste<br />

gevallen geproduceerd<br />

uit latex, gewonnen uit<br />

de rubberboom (Hevea<br />

brasiliensis). Indonesië,<br />

Maleisië en Thailand zijn de<br />

belangrijkste producenten<br />

van natuurrubber.<br />

<strong>De</strong> aardkorst<br />

bestaat voor<br />

ongeveer 5% uit ijzer,<br />

meestal in de vorm van<br />

hematiet. In vrijwel alle<br />

delen van de wereld zijn<br />

ijzermijnen te vinden.<br />

<strong>De</strong> grootste wingebieden<br />

liggen in China, Brazilië,<br />

Australië, Rusland en India.<br />

<strong>De</strong>ze landen zijn samen goed<br />

voor ongeveer 70% van de<br />

wereldproductie.<br />

2<br />

5 Glas<br />

<strong>De</strong> belangrijkste<br />

grondstof<br />

voor glas is<br />

kwartszand (SiO2). Bij de<br />

productie van glas worden<br />

stoffen aan het zand<br />

toegevoegd om het smeltpunt<br />

(1.700 ˚C) en daarmee<br />

de verwerkingskosten<br />

te verlagen. Voor het<br />

maken van gekleurd glas<br />

worden metaalverbindingen<br />

toegevoegd.<br />

IJzerverbindingen geven<br />

groen getint glas,<br />

kobaltverbindingen blauw<br />

glas en nikkelverbindingen<br />

maken glas bronskleurig.<br />

Diesel wordt<br />

gewonnen uit<br />

ruwe olie. In de bodems<br />

van het Midden-Oosten<br />

bevinden zich meer dan<br />

60% van de wereldwijde<br />

aardolievoorraden. Bij<br />

raffinage wordt de ruwe olie<br />

door een destillatietoren<br />

geleid waarbij verschillende<br />

producten vrijkomen, zoals<br />

LPG, kerosine, diesel,<br />

stookolie, bestanddelen voor<br />

smeerolie en paraffine en<br />

asfalt.<br />

Plastic<br />

<strong>De</strong> grondstof<br />

voor plastics<br />

is in de meeste gevallen<br />

ruwe olie, gewonnen uit<br />

ondergrondse oliebronnen.<br />

Veel gebruikte plastics<br />

zijn polyethyleen (PE)<br />

voor onder andere plastic<br />

tassen, polypropyleen<br />

(PP) voor autobumpers,<br />

polystyreen (PS) voor<br />

verpakkingsmaterialen,<br />

polyester (PES) voor<br />

textiel, polyvinylchloride<br />

(PVC) voor buizen.<br />

Hoofdstuk 3 /Thuis in de bodemstructuur 49


fysisch<br />

chemisch<br />

biologisch<br />

Hoofdstuk 4<br />

50 Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen<br />

Supermarkt met<br />

voedingsstoffen<br />

<strong>De</strong> meeste planten ontkiemen, groeien en leven op één plaats: daar waar<br />

ze geworteld zijn in de bodem. Die ene plek is tegelijk de supermarkt waar<br />

ze inkopen doen en de keukentafel waaraan ze eten. Als er voedingsstoffen<br />

ontbreken, kunnen ze niet in de auto stappen naar een supermarkt in een dorp<br />

verderop. Dat maakt gewassen afhankelijk van een goede bemestingstoestand<br />

van de bodem op de plaats waar ze wortelen.<br />

<strong>De</strong> beschikbaarheid van voedingsstoffen heeft een direct effect op het<br />

rendement van teelten. Neem bijvoorbeeld de teelt van aardappelen. <strong>De</strong><br />

financiële opbrengst wordt bepaald door het aantal kilogrammen en<br />

de kwaliteit van de aardappelen. <strong>De</strong> kwaliteit wordt gemeten door het<br />

onderwatergewicht van de knollen te meten.<br />

Het verdelen van de stikstofgift over meerdere kleine giften is een hulpmiddel<br />

om de groei te sturen en het onderwatergewicht te beïnvloeden. Als de<br />

aardappelen te veel stikstof tot hun beschikking hebben, wordt de extra<br />

stikstof als een luxeproduct worden geïnvesteerd in het blad. Dit verbetert<br />

het onderwatergewicht van de aardappelen niet.<br />

Ook voor andere gewassen geldt dat bemesting grote effecten heeft op het<br />

rendement van de teelt en de gezondheid van vee. In dit hoofdstuk vind je<br />

informatie over belangrijke voedingsstoffen in de bodem.<br />

• zijn de<br />

schappen gevuld met<br />

voedingsstoffen die het gewas<br />

nodig heeft;<br />

In een goede bodemsupermarkt...<br />

• zijn voedingsstoffen in de juiste<br />

verhouding aanwezig;<br />

• kunnen gewassen er prettig winkelen,<br />

onder andere door een goede zuurgraad<br />

van de bodem;<br />

• is de bevoorrading van<br />

voedingsstoffen naar de<br />

supermarkt in orde.<br />

Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen 51


Beter doorgronden<br />

Bezittingen en liquiditeit<br />

Als je bezittingen hebt ter waarde van 10 miljoen<br />

euro, ben je dan rijk? Wel als je een gedeelte van<br />

het geld liquide kunt maken wanneer je het nodig<br />

hebt. Als dat niet lukt, kun je ondanks je rijkdom<br />

toch (tijdelijk) armoede lijden. In de bodem is<br />

het niet anders. <strong>De</strong> bodemvoorraad stikstof kan<br />

10.000 kg per ha zijn, maar als het gewas geen<br />

kilo van deze stikstof kan opnemen terwijl de<br />

behoefte er wel is, ontstaan gewasgebreken.<br />

Voor goed bodembeheer geldt dat je de liquiditeit<br />

ofwel de direct beschikbare hoeveelheid van alle<br />

relevante (sporen)elementen in het groeiseizoen<br />

wilt weten.<br />

Grondsoort<br />

CEC tussen en binnen grondsoorten<br />

Bindingscapaciteit kleihumuscomplex (mmol+/kg)<br />

52 Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen<br />

In de toekomst kijken<br />

Voor de belangrijke voedingsstoffen stikstof, fosfaat, kalium, zwavel,<br />

calcium, magnesium en natrium is het meestal nuttig om te weten wat de<br />

bodemvoorraad is en hoeveel de bodem in het groeiseizoen kan naleveren aan<br />

het gewas. <strong>De</strong> directe beschikbaarheid van voedingsstoffen is namelijk maar een<br />

momentopname. Als de directe beschikbaarheid hoog is, terwijl de voorraad<br />

of nalevercapaciteit laag is, weet je dat het gewas in de toekomst minder<br />

voedingsstoffen zal kunnen opnemen. Met de informatie over de voorraad<br />

en de nalevercapaciteit kijk je dus naar de toekomst, terwijl je met de direct<br />

beschikbare hoeveelheid kijkt naar het heden. Het kleihumuscomplex speelt<br />

een belangrijke rol bij de nalevering van voedingsstoffen aan gewassen.<br />

Veen heeft in vergelijking<br />

met andere grondsoorten<br />

een hoge CEC. Dat wil<br />

zeggen dat veen veel<br />

voedingsstoffen kan<br />

binden en weer kan afstaan<br />

aan gewassen.<br />

Het kleihumuscomplex<br />

Klei en humus vormen samen het<br />

kleihumuscomplex. Dit complex is een<br />

bron van voedingsstoffen voor planten.<br />

Het is in staat om voedingsstoffen vast te<br />

houden en weer af te geven als gewassen<br />

ze nodig hebben.<br />

Voor goed mineralenmanagement<br />

is het belangrijk te weten wat de<br />

capaciteit en de bezettingsgraad van<br />

het kleihumuscomplex is. <strong>De</strong> capaciteit<br />

van het complex geeft aan hoeveel<br />

voedingsstoffen en andere elementen<br />

de bodem maximaal kan vasthouden.<br />

Als de capaciteit groot is, kan de grond<br />

veel voedingsstoffen naleveren. <strong>De</strong> CECwaarde<br />

is dan hoog. CEC staat voor Cation<br />

Exchange Capacity.<br />

<strong>De</strong> bezettingsgraad laat zien hoeveel procent<br />

van de beschikbare ruimte op het<br />

kleihumuscomplex wordt ingenomen<br />

door voedingsstoffen. Wanneer de bezetting<br />

van het kleihumuscomplex lager is<br />

dan 80%, wordt de grond landbouwkundig<br />

niet optimaal benut. Dit geeft aan dat<br />

er ruimte is voor (voorraad)bemesting.<br />

Collega’s en concurrenten<br />

Aanwezigheid van de ene voedingsstof kan de opname van de andere<br />

voedingsstof stimuleren of juist afremmen. Als een voedingsstof<br />

voldoende in de bodem aanwezig is, wil dat dus niet per defi nitie<br />

zeggen dat die voedingsstof ook voldoende kan worden opgenomen<br />

door gewassen. Er moeten niet teveel concurrenten aanwezig zijn.<br />

Hoofdstuk 5<br />

<strong>De</strong> wisselwerking tussen voedingsstoffen<br />

Voedingsstof Slechtere opname Betere opname<br />

door aanwezigheid van … door aanwezigheid van …<br />

mangaan magnesium, koper, ijzer kalium<br />

zink calcium, koper, fosfor, ijzer<br />

borium zink, calcium, koper, kalium<br />

fosfor ijzer, zink, calcium, koper, kalium magnesium<br />

kalium fosfor, borium, calcium,<br />

magnesium, ammonium ijzer, mangaan<br />

koper mangaan<br />

magnesium kalium, mangaan, calcium nitraat, fosfor<br />

Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen 53


Stikstof (N)<br />

54 Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen<br />

In de bovenste 10 cm van de grond zit soms wel 15.000<br />

kg stikstof (N) per ha. <strong>De</strong>ze stikstof is grotendeels<br />

vastgelegd in organische stof en aan bodemdeeltjes en<br />

daardoor niet beschikbaar voor gewassen. Bacteriën<br />

en schimmels verteren organische stof waarbij<br />

voedingsstoffen, waaronder stikstof, vrijkomen. Dit<br />

heet mineralisatie. Mineralisatie is sterk afhankelijk<br />

van de temperatuur en de vochtigheid van de bodem.<br />

Het bodemleven is het meest actief bij zomerse<br />

temperaturen en een goede bodemvochtigheid; de<br />

mineralisatie is dan het hoogst.<br />

Minerale stikstof beweegt zich gemakkelijk door de<br />

bodem. Dat bevordert de opname door gewassen<br />

maar heeft als nadeel dat stikstof, in de vorm van<br />

nitraat, snel uitspoelt.<br />

Stikstofleverend vermogen<br />

Het stikstofleverend vermogen (NLV) geeft een inschatting van de<br />

hoeveelheid stikstof die tijdens het groeiseizoen vrijkomt door afbraak van<br />

organische stof. <strong>De</strong>ze stikstof wordt zonder bemesting geleverd vanuit de<br />

bodemvoorraad.<br />

Binnen een bedrijf kan het stikstofleverend vermogen van percelen sterk<br />

verschillen. Houd daar bij de bemesting rekening mee: wat een perceel<br />

zelf aan stikstof levert, hoeft niet via dierlijke mest of kunstmest te worden<br />

gegeven.<br />

Het NLV is niet alleen afhankelijk van de totale bodemvoorraad stikstof,<br />

maar ook van de verhouding tussen koolstof en stikstof (C/N-ratio) in de<br />

organische stof. Een lage C/N-ratio verhoogt het stikstofleverend vermogen<br />

van de bodem. Dierlijke mest heeft een lagere C/N-ratio dan compost. Dat<br />

betekent dat dierlijke mest meer stikstof levert dan compost.<br />

Oud en jong<br />

Ook is het NLV sterk afhankelijk van de activiteit van het bodemleven.Vroeg<br />

in het voorjaar is die activiteit gering en levert de bodem weinig stikstof.<br />

Gewassen zijn dan afhankelijker van kunstmest voor hun groei. Als het<br />

warmer wordt, neemt de activiteit van het bodemleven en daarmee het<br />

stikstofleverend vermogen van de bodem toe.<br />

Daarnaast speelt ook de grondsoort een belangrijke rol bij het vrijkomen van<br />

stikstof (zie figuur). <strong>De</strong> verschillen hebben deels te maken met de ouderdom<br />

van de organische stof. Oude, stabiele organische stof levert minder stikstof<br />

dan jonge organische stof. Op dalgronden ligt het organische stofgehalte<br />

gemiddeld 4 keer zo hoog als op duingronden, terwijl dalgronden maar<br />

2,5 keer zoveel stikstof per ha leveren. Dat komt doordat dalgronden relatief<br />

oude organische stof bevatten.<br />

Gemiddeld stikstofleverend vermogen<br />

per grondsoort<br />

63<br />

228<br />

kg N/ha/jaar<br />

kg N/ha/jaar<br />

96<br />

kg N/ha/jaar<br />

86<br />

149<br />

112<br />

kg N/ha/jaar<br />

kg N/ha/jaar<br />

kg N/ha/jaar<br />

155<br />

kg N/ha/jaar<br />

Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen 55


<strong>De</strong> meeste planten nemen stikstof op in de<br />

vorm van nitraat. Sommige gewassen zoals<br />

granen, grassen en aardappelen kunnen ook<br />

ammonium goed opnemen.<br />

56 Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen<br />

Totale stikstof (N-totaal)<br />

Het stikstoftotaal (N-totaal) geeft informatie over de totale hoeveelheid stikstof<br />

die in de bovenste 10 cm van de bodem aanwezig is. <strong>De</strong> voorraad kan flink<br />

variëren en is onder andere afhankelijk van het organische stofgehalte en de<br />

grondsoort. Het grootste gedeelte van de bodemvoorraad stikstof is niet direct<br />

beschikbaar voor gewassen. <strong>De</strong> stikstofvoorraad bestaat uit gemiddeld 5.000 kg<br />

per ha en kan oplopen tot wel 15.000 kg per ha.<br />

!<br />

Timing van de stikstofgift<br />

<strong>De</strong> mineralenwetgeving legt beperkingen op aan de stikstofgift. Het is<br />

daarom steeds belangrijker om op het juiste moment de juiste hoeveelheid<br />

minerale stikstof bij gewassen te krijgen. Dat kun je preciezer doen door<br />

de stikstofgift te verdelen over meerdere kleine giften. Daarmee heb je de<br />

mogelijkheid om beter in te spelen op de seizoensgebonden beschikbaarheid<br />

van stikstof uit de bodem.<br />

Van jaar tot jaar kan de voor de plant beschikbare hoeveelheid stikstof<br />

namelijk flink verschillen. <strong>De</strong>ze hoeveelheid is afhankelijk van de temperatuur<br />

(mineralisatie) en de hoeveelheid neerslag (uitspoeling van stikstof). Om<br />

er zeker van te zijn dat het gewas voldoende stikstof kan opnemen tijdens<br />

de verschillende groeistadia, is controle van de aanwezige minerale stikstof<br />

voor en tijdens de teelt nodig.<br />

Minerale stikstof<br />

(N-mineraal)<br />

Minerale stikstof (N-mineraal) is stikstof<br />

die direct opneembaar is voor gewassen. <strong>De</strong><br />

hoeveelheid N-mineraal varieert van 0 tot<br />

meer dan 200 kg stikstof per ha. Het is maar<br />

een klein gedeelte van de totale hoeveelheid<br />

stikstof die in de bodem aanwezig is.<br />

- N-mineraal bestaat uit nitraat (NO ) en 3<br />

+ ammonium (NH ). <strong>De</strong> meeste planten<br />

4<br />

nemen stikstof op in de vorm van nitraat.<br />

Sommige gewassen zoals granen, grassen<br />

en aardappelen kunnen ook ammonium<br />

goed opnemen. Ammonium is minder<br />

uitspoelingsgevoelig dan nitraat omdat het<br />

zich kan binden aan het kleihumuscomplex.<br />

Organische stikstof<br />

(N-organisch)<br />

In het bodemvocht opgeloste organische<br />

stikstof (N-organisch) geeft een indicatie van<br />

de hoeveelheid stikstof die het bodemleven de<br />

komende weken beschikbaar kan maken voor<br />

gewassen. N-organisch is een voorspeller van de<br />

beschikbaarheid van stikstof, terwijl N-mineraal<br />

een momentopname is.<br />

Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen 57


Voor een rijpe oogst<br />

Fosfaat en stikstof moeten in de juiste verhouding<br />

aanwezig zijn in de bodem. Een belangrijke reden is<br />

dat fosfor de afrijping van gewassen bevordert, terwijl<br />

stikstof de blad- en stengelgroei juist stimuleert.<br />

Kaliumliefhebber<br />

Consumptieaardappelen zijn grootgebruikers van<br />

kalium. Ze nemen zelfs meer kalium dan stikstof op.<br />

Fosfor(P)<br />

Fosfor beweegt niet gemakkelijk door de bodem.<br />

Dat heeft als voordeel dat deze voedingsstof niet snel<br />

uitspoelt. Het nadeel is dat gewassen naar fosfor toe<br />

moeten groeien om het te kunnen opnemen. Zeker<br />

in het voorjaar, als de wortels nog klein zijn, kan de<br />

opname daarom in de knel komen. Dat is de reden dat<br />

vaak een startbemesting met fosfor wordt geadviseerd,<br />

zelfs bij een goede fosfaattoestand van de bodem.<br />

<strong>De</strong> pH van de bodem speelt een belangrijke rol bij de<br />

opname van fosfor door gewassen. Bij een hoge pH<br />

bindt calcium zich aan fosfaat, wat de fosforopname<br />

bemoeilijkt en bij een lage pH remmen aluminium en<br />

ijzer de opname.<br />

!<br />

?<br />

!<br />

Dierlijke mest<br />

Met dierlijke mest breng je veel kalium op je percelen.<br />

Het kan zoveel zijn dat de opname van magnesium<br />

en calcium in de knel komt. Kalium beconcurreert<br />

namelijk de opname van magnesium en calcium door<br />

gewassen.<br />

58 Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen<br />

Kalium(K)<br />

<strong>De</strong> totale hoeveelheid kalium bedraagt gemiddeld maar<br />

liefst 20.000 kg per ha in de bovenste 10 cm van de<br />

bodem. Een groot deel daarvan is gebonden aan het<br />

kleihumuscomplex. Er is gemiddeld maar 70 kg kalium<br />

per ha direct beschikbaar voor gewassen. Kalium is, net<br />

als stikstof en zwavel, uitspoelingsgevoelig, vooral op<br />

lichtere gronden. Voor goede bemesting van gewassen<br />

is het van belang om te weten hoeveel kalium vrijkomt<br />

door nalevering uit het kleihumuscomplex. Als je de<br />

direct beschikbare hoeveelheid kalium meet, weet je<br />

alleen hoeveel het gewas nu kan opnemen. Het is een<br />

momentopname. <strong>De</strong> nalevercapaciteit laat zien wat er<br />

nog beschikbaar komt, zonder extra bemesting. Als er<br />

veel direct beschikbare kalium wordt gevonden en je<br />

weet dat de bodem een hoge nalevercapaciteit heeft, dan<br />

kan met een geringere kaliumgift worden volstaan.<br />

Zwavel(S)<br />

Zwavel is onderdeel van de meeste eiwitten<br />

en onmisbaar voor goede groei. Granen,<br />

aardappelen en koolsoorten hebben veel<br />

zwavel nodig. Zwavel komt beschikbaar<br />

voor gewassen door depositie uit de lucht,<br />

de aanvoer van (kunst)mest en nalevering<br />

uit de bodemvoorraad. Door de afname van<br />

luchtvervuiling is de depositie van zwavel<br />

uit de lucht tussen 1981 en 2005 gemiddeld<br />

met meer dan 300% teruggelopen. Ook zijn<br />

minerale meststoffen tegenwoordig niet meer<br />

vervuild met zwavel. <strong>De</strong>ze twee factoren zorgen<br />

ervoor dat zwaveltekorten tegenwoordig<br />

sneller voorkomen. Als gewassen vroeg in<br />

het voorjaar al beginnen te groeien, kan<br />

zwavelgebrek optreden. <strong>De</strong> nalevering uit de<br />

bodem moet nog op gang komen.<br />

!<br />

Goede bodemstructuur<br />

Fosfaat komt lastig van z’n plaats in de bodem.<br />

Als de structuur van de bodem goed is, kunnen<br />

gewassen beter wortelen. Dat verbetert de opname<br />

van fosfaat.<br />

Zwaveldepositie per provincie in 1981 en in 2005 (kg zwavel/ha/jaar)<br />

Door afname van de luchtvervuiling is de zwavellevering uit de lucht fors afgenomen.<br />

kg zwavel/ha/jaar<br />

60<br />

55<br />

50<br />

45<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Groningen<br />

Friesland<br />

Drenthe<br />

Overijssel<br />

Gelderland<br />

Noord-Holland<br />

Zuid-Holland<br />

Utrecht<br />

Zeeland<br />

Noord-Brabant<br />

Limburg<br />

1981<br />

2005<br />

Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen 59


“Veen herstelt snel”<br />

“Iets anders dan gras moet je eigenlijk niet eens willen<br />

verbouwen op zuivere veengrond”, vindt Karel van<br />

Houwelingen. “Met klei op veen is het telen van maïs nog<br />

wel te doen, maar hier is het zonde van de grond.” Van<br />

Houwelingen is bedrijfsleider van Praktijkcentrum Zegveld<br />

van Wageningen UR.<br />

Midden in het Groene Hart houdt het Praktijkcentrum<br />

op zuivere veengrond 100 melkkoeien, bijbehorend<br />

jongvee en circa 40 Swifter-schapen. Het is een typisch<br />

veenweidebedrijf: op de 72 ha die in gebruik is, wordt<br />

alleen gras geteeld.<br />

Van Houwelingen heeft plezier in het werken op veen.<br />

“Veen heeft een enorme groeikracht. <strong>De</strong> grond levert 200<br />

60 Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen<br />

tot 300 kg stikstof per ha per jaar, helemaal uit zichzelf.”<br />

Ook prijst hij het herstellingsvermogen van de grond. “Als<br />

je vertrapping door het vee niet te gek laat worden en de<br />

sporen op het juiste moment rolt, sta je ervan te kijken<br />

hoe snel het veen weer in goede conditie is.” Wel heeft<br />

hij moeite met de zwakke draagkracht van veen. “In natte<br />

periodes loop je daar keihard tegenaan.”<br />

<strong>Bodem</strong>daling<br />

Zijn tips voor andere veehouders die een veenweidebedrijf<br />

runnen: zorg voor goede ontwatering en voorkom<br />

vertrapping en verstoring van de grond. Wat hij met dat<br />

laatste bedoelt, is in een perceel aan de rand van het erf<br />

goed te zien. Op de plek waar onlangs een sleuf is gegraven<br />

voor de aanleg van een elektriciteitskabel is de grond lelijk<br />

Naam: Karel van Houwelingen<br />

Plaats: Zegveld<br />

Beroep: Veehouder<br />

Grondsoort: Veen<br />

kapot gereden, terwijl het gras elders probleemloos van het<br />

land is gehaald.<br />

Voldoende ontwaterde veengrond heeft in zijn ogen<br />

een slootwaterpeil van circa 60 cm onder het maaiveld.<br />

Op het bedrijf wordt de helft van de percelen bemalen<br />

tot het waterschapsniveau van 30 cm onder het maaiveld.<br />

<strong>De</strong> andere helft wordt door het Praktijkcentrum zelf<br />

onderbemalen tot 60 cm onder het maaiveld. Het veen dat<br />

tot 60 cm wordt bemalen, daalt 8 millimeter per jaar en<br />

de nattere grond 4-5 millimeter per jaar. Ook op het erf<br />

is de inklinking van het veen goed te zien. <strong>De</strong> gebouwen,<br />

die allemaal geheid zijn, blijven rotsvast staan en het erf<br />

zakt langzaam weg. <strong>De</strong> fundering van de stal is goed<br />

zichtbaar. Van Houwelingen: “Om de zes tot acht jaar hogen<br />

we het erf op.”<br />

Bemesten<br />

Van Houwelingen heeft een overzichtelijk bemestingsplan.<br />

<strong>De</strong> standaard drijfmestgift is 20 tot 25 kuub per ha in het<br />

voorjaar. Daarnaast strooit hij zo’n 450 kilo KAS per ha per<br />

jaar verdeeld over een voorjaarsgift en twee tot drie kleinere<br />

giften. Na de eerste snede bemest hij met 100 kg KAS of<br />

12 kuub drijfmest per ha. “Tussen twee beweidingen bemest<br />

ik soms helemaal niet. Daardoor kan ik het ureumgehalte in<br />

de melk wat drukken.”<br />

“Veen heeft een enorme<br />

groeikracht. <strong>De</strong> grond<br />

levert 200 tot 300 kg stikstof<br />

per ha per jaar, helemaal<br />

uit zichzelf.”<br />

Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen 61


Calcium (Ca)<br />

Calcium is niet alleen een belangrijke voedingsstof voor gewassen, maar ook een<br />

structuurverbeteraar op kleigronden. Met een goede calciumvoorziening voorkom je<br />

slemp op lichte klei en smerende grond op zware klei.<br />

<strong>De</strong> calciumconcentratie in de bodem is vaak 10 keer zo hoog als de kaliumconcentratie,<br />

terwijl de opnamesnelheid veel lager ligt. Dat komt doordat calcium alleen door jonge<br />

plantenwortels kan worden opgenomen. Alle factoren die de aanmaak van nieuwe<br />

wortels beïnvloeden, zijn dus van belang voor goede calciumopname.<br />

Verder beconcurreren de aanwezigheid van kalium en ammonium de opname van<br />

calcium door gewassen.<br />

62 Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen<br />

?<br />

Fruit zonder stip<br />

Een goede calciumvoorziening van fruitbomen in het<br />

voorjaar verkleint de kans op stip (zwarte puntjes op het<br />

fruit).<br />

Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen 63


Magnesium (Mg)<br />

Magnesium speelt een belangrijke<br />

rol bij de vorming van bladgroen in<br />

planten. Het is net als stikstof, fosfor,<br />

kalium, calcium en natrium een<br />

hoofdelement: gewassen hebben er<br />

relatief veel van nodig. Magnesium<br />

is minder uitspoelingsgevoelig dan<br />

stikstof en zwavel, maar bij een lage<br />

pH neemt de uitspoelingsgevoeligheid<br />

toe. Ook vindt in grond met een<br />

lage pH concurrentie plaats met de<br />

opname van mangaan, calcium en<br />

kalium. <strong>De</strong> opname van deze drie<br />

voedingsstoffen wordt dan moeilijker.<br />

64 Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen<br />

Tekort door kalium<br />

Gewassen kunnen last krijgen van<br />

magnesiumtekort terwijl er wel voldoende<br />

magnesium in de bodem aanwezig is. Een hoog<br />

kaliumgehalte in de bodem of het gebruik<br />

van dierlijke mest, waarin relatief veel kalium<br />

zit, kunnen de boosdoeners zijn. Kalium en<br />

magnesium beconcurreren elkaar namelijk bij<br />

opname door plantenwortels. Als er relatief veel<br />

kalium aanwezig is, wordt magnesium slecht<br />

opgenomen.<br />

!<br />

Natrium en suikerbieten<br />

Een tekort aan natriumbemesting leidt op<br />

lichte zandgrond en veengrond tot lichtere<br />

bieten en een lagere suikeropbrengst.<br />

Natrium (Na)<br />

Koeien smullen van gras dat voldoende natriumzout bevat. Dat bevordert<br />

de grasopname en dus ook de melkproductie. Een laag natriumgehalte<br />

is alleen zichtbaar te maken door chemische analyses; er zijn geen<br />

afwijkingen in grasgroei te zien.<br />

Natrium is vooral op zand- en dalgronden gevoelig voor uitspoeling.<br />

Overvloedige aanwezigheid van kalium en magnesium bemoeilijkt de<br />

opname van natrium door planten.<br />

Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen 65


<strong>De</strong> pH:<br />

directeur van het<br />

bodembedrijf<br />

66 Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen<br />

<strong>De</strong> pH of zuurgraad van de bodem speelt een centrale rol in de<br />

bodemvruchtbaarheid. Je kunt de pH daarom zien als een directeur<br />

van het bodembedrijf: de pH heeft invloed op het hele reilen en zeilen<br />

in de bodem. <strong>De</strong> beschikbaarheid van voedingsstoffen (chemische<br />

eigenschappen), de bodemstructuur (fysische eigenschappen) en het<br />

bodemleven (biologische eigenschappen) zijn alledrie afhankelijk van<br />

de pH.<br />

Veel wensen, één pH<br />

<strong>De</strong> optimale pH van de bodem is altijd een afweging tussen allerlei wensen, die soms tegenstrijdig zijn. Alle<br />

voedingsstoffen hebben namelijk een eigen optimale pH voor opname door planten. Een zuurgraad die goed is<br />

voor de opname van de ene voedingsstof, hoeft dus niet goed te zijn voor de opname van de andere voedingsstof.<br />

En om het nog ingewikkelder te maken: voor elk gewas is de optimale pH per voedingsstof weer verschillend en<br />

ook het bodemleven heeft eigen pH-wensen.<br />

pH<br />

Beschikbaarheid<br />

voedingsstoffen voor<br />

gewassen en pH<br />

4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 6,5 7,0 7,5 8,0 8,5 9,0 9,5 10<br />

stikstof<br />

fosfor<br />

kalium<br />

zwavel<br />

calcium<br />

magnesium<br />

ijzer<br />

mangaan<br />

borium<br />

koper en zink<br />

molybdeen<br />

Hoe breder de band, hoe beter de opname door gewassen.<br />

Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen 67


Het gebruik van kunstmest en drijfmest en de vorming van humuszuren uit plantenresten verlagen de pH van de bodem. In zure grond hebben planten moeite een<br />

goed wortelstelsel te ontwikkelen en worden voedingsstoffen minder goed opgenomen. Een te lage pH leidt tot fosforgebrek bij planten, wat de jeugdgroei remt.<br />

Tegelijkertijd kan vergiftiging door overmatige opname van mangaan, aluminium en ijzer optreden. En ook belangrijk om te weten: een zure bodem is gevoelig voor<br />

uitspoeling van voedingsstoffen en remt de activiteit van het bodemleven. Al deze factoren leiden tot onnodige opbrengstverliezen boven en onder de grond. Met<br />

kalkmeststoffen kun je de pH van de bodem op peil brengen.<br />

68 Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen<br />

VERSUS<br />

!<br />

Bekalken<br />

Je kunt de pH van de bodem verhogen door te<br />

bekalken. Kalk heeft enkele maanden nodig om op<br />

de bodem in te werken en de pH naar het gewenste<br />

niveau te tillen. Een goed moment om de zuurgraad<br />

te controleren en percelen zonodig te bekalken,<br />

is na de oogst. Bij een grote kalkgift van meer dan<br />

2.000 kg neutraliserende waarde (nw) per ha is het<br />

aan te bevelen deze te verdelen over een najaarsen<br />

een voorjaarsgift. Bekalk niet vlak voor of vlak<br />

na een drijfmestgift. Dit werkt stikstofverlies door<br />

ammoniakvervluchtiging in de hand.<br />

Een te lage pH van de bodem is niet goed maar een te hoge pH ook niet. Het veroorzaakt gebrek aan (sporen)elementen bij gewassen. <strong>De</strong> elementen zitten dan nog<br />

wel in de grond, maar zijn niet meer beschikbaar voor opname door plantenwortels. Tekorten aan fosfor (P), mangaan (Mn), borium (B), koper (Cu) en zink (Zn)<br />

kunnen zichtbaar worden. Daarnaast neemt de afbraak van organische stof sterk toe. Op gronden met een toch al laag organische stofgehalte is dit nadelig voor de<br />

structuur en het vochtvasthoudend vermogen van de bodem. Uit onderzoek is gebleken dat maar liefst 30% van de graslandpercelen een te hoge pH heeft. Dat kan<br />

productieverliezen van 10% veroorzaken.<br />

<strong>De</strong> hoogte van de kalkgift<br />

Kalkgift is niet alleen afhankelijk van de pH, ook<br />

organische stof en lutum zijn bepalend. <strong>De</strong> verschillen in<br />

bekalkingsadviezen zijn groot.<br />

effect organische stof op bekalkingsadvies<br />

(voorbeeld aardappelen op zandgrond)<br />

4,9<br />

4,9<br />

2,7<br />

4,9<br />

%<br />

1.805<br />

2.675<br />

kg/ha<br />

effect lutum<br />

(voorbeeld aardappelen op rivierklei)<br />

5,6<br />

5,6<br />

5,6<br />

% % kg/ha<br />

4,7<br />

4,7<br />

4,7<br />

16<br />

26<br />

35<br />

2.195<br />

3.000<br />

3.720<br />

Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen 69


70 Hoofdstuk 5 /Supermarkt met voedingsstoffen<br />

“Compost geeft controle”<br />

Jan Meijer is akkerbouwer in het Groningse Lauwerzijl.<br />

Zijn bedrijf ligt vlakbij de rivier het Reitdiep, die uitmondt<br />

in het Lauwersmeer. Hij teelt op 13 tot 28% afslibbare<br />

jonge zeeklei. <strong>De</strong> grond is kalkrijk en heeft een pH tussen<br />

de 7,2 en 7,6. <strong>De</strong> ondergrond op het bedrijf van Meijer<br />

is wisselend. “Op de helft van het oppervlak heb ik een<br />

redelijke teeltlaag van 80 tot 90 cm. Op de andere helft is<br />

de teeltlaag ongeveer 25 cm dik. Daaronder zit heel fijn<br />

zand zonder voedingsstoffen. <strong>De</strong> ondergrond is gevoelig<br />

voor verdichting en de drains slaan snel dicht in het zand.”<br />

Zijn bouwplan bestaat uit 30 ha granen, 17 ha consumptieaardappelen<br />

met een gedeelte pootgoed voor eigen<br />

vermeerdering, 8 ha suikerbieten en 3 ha braak. Verder heeft<br />

hij 4 ha grasland op dijkhellingen en circa 60 schapen.<br />

Naam: Jan Meijer<br />

Plaats: Lauwerzijl<br />

Beroep: Akkerbouwer<br />

Grondsoort: Zeeklei<br />

Percelen op afloop<br />

Meijer heeft een paar percelen op afloop laten leggen om<br />

de afwatering te verbeteren. <strong>De</strong> afloop is 30 cm op 200 m.<br />

Hij is erg tevreden over het resultaat en wil op andere<br />

percelen hetzelfde laten doen. “Helaas is dat op mijn<br />

bedrijf niet overal mogelijk door de dunne teeltlaag. Ook<br />

is het belangrijk om de werkzaamheden rondom de aanleg<br />

van de afloop goed te plannen. <strong>De</strong> grond moet niet te<br />

nat of te droog zijn om structuurbederf te voorkomen.<br />

Als de zandige ondergrond te droog is, verpoedert deze<br />

bij het kilveren en het egaliseren met zware machines.”<br />

Hij denkt dat in de toekomst steeds meer akkerbouwers<br />

zullen kiezen voor percelen op afloop omdat de zomers<br />

natter worden en er steeds vaker veel water in korte<br />

tijd moet worden afgevoerd om gewassen niet te laten<br />

verdrinken.<br />

Organische stof omhoog<br />

Een punt van aandacht is de aanvoer van organische<br />

stof. “Het organische stofgehalte van de grond is laag<br />

met waardes tussen de 1,5 en 2%.” Om de structuur<br />

van de grond te verbeteren en verslemping tegen<br />

te gaan, wil hij eigenlijk ieder jaar organische stof<br />

aanvoeren. Dat gebeurt nu al een aantal jaren niet meer.<br />

“Ik had in het verleden compost van de afvalverwerking<br />

in Wijster. <strong>De</strong> prijzen zijn echter fors omhoog gegaan<br />

en daarom ben ik ermee gestopt. Daarna heb ik een<br />

paar jaar varkensmest op het land gebracht. Dat beviel<br />

minder goed. Mijn indruk is dat de geïnjecteerde<br />

mest de grond verstikt. Je krijgt een soort paplaag.”<br />

Zijn voorkeur gaat ook uit naar compost in plaats van<br />

organische mest omdat mest minder controle geeft.<br />

“<strong>De</strong> stikstofgift is minder goed te regelen met mest.<br />

Stikstof uit drijfmest komt te laat in het seizoen vrij. Dan<br />

krijg je te maken met luxeconsumptie van de gewassen.<br />

Graan gaat legeren en het suikergehalte in de bieten blijft<br />

achter.”<br />

“Ik denk dat in de<br />

toekomst steeds meer<br />

akkerbouwers zullen<br />

kiezen voor percelen<br />

op afloop.”<br />

Hoofdstuk 5 /Supermarkt met voedingsstoffen 71


Sporenelementen<br />

72 Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen<br />

Handige kennis over<br />

sporenelementen<br />

• Organische mest is een bron van sporenelementen. Als je<br />

alleen kunstmest gebruikt, moet je goed in de gaten houden<br />

of er geen tekorten aan sporenelementen ontstaan.<br />

• Op zandgronden komt gebrek aan sporenelementen<br />

vaker voor dan op kleigronden omdat zandgronden<br />

sporenelementen slechter kunnen vasthouden.<br />

• Gebrek aan sporenelementen is vaak lastig te herkennen<br />

aan gewassen. Een (extra) bodem-, kuil- of bladanalyse<br />

helpt bij het stellen van de juiste diagnose.<br />

• <strong>De</strong> zuurgraad van de bodem speelt een belangrijke rol bij<br />

de beschikbaarheid en opname van (sporen)elementen.<br />

Calcium, magnesium en molybdeen worden het beste door<br />

gewassen opgenomen bij een hoge pH. IJzer, mangaan,<br />

borium, koper en juist bij een lage pH.<br />

• Hoge fosfaatgehalten in de bodem zorgen voor slechte<br />

opname van koper en zink.<br />

Sporenelementen<br />

Sporenelementen zijn in<br />

zeer kleine hoeveelheden<br />

(microgrammen tot<br />

milligrammen) in de<br />

voeding van gewassen en<br />

dieren nodig voor een<br />

goede groei en productie. Sporenelementen zijn vaak terug<br />

te vinden in enzymen, vitaminen en<br />

hormonen in planten en dieren. Een<br />

tekort kan grote gevolgen hebben<br />

voor de kwaliteit en de opbrengst<br />

van gewassen en de gezondheid van<br />

het vee.<br />

Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen 73


Sporenelementen<br />

Mangaan (Mn)<br />

Mangaangebrek is zichtbaar als<br />

vaaggele plekken tussen de nerven<br />

van bladeren en kwade harten in<br />

zaden. <strong>De</strong> gebrekverschijnselen zijn<br />

het eerst zichtbaar aan jonge bladeren.<br />

Een belangrijk aandachtspunt is<br />

dat mangaangebrek en –overmaat<br />

ongeveer dezelfde afwijkingen geven<br />

aan gewassen. Stel dus de juiste<br />

diagnose.<br />

Sinds enkele jaren komt mangaangebrek<br />

in gewassen vaker voor. Een<br />

reden is dat sommige mangaanhoudende<br />

bestrijdingsmiddelen niet<br />

meer mogen worden gebruikt. <strong>De</strong><br />

beschikbaarheid van mangaan uit de<br />

bodem is afhankelijk van de pH. Bij<br />

een hoge pH is mangaan erg slecht<br />

opneembaar voor gewassen. Op kleien<br />

zavelgronden kan mangaantekort<br />

optreden als de grond langere tijd<br />

droog is. Gebrek is pas in een laat<br />

stadium zichtbaar en kan leiden tot<br />

aanzienlijke opbrengstverliezen.<br />

74 Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen<br />

Silicium (Si)<br />

Silicium is een waardevol sporenelement<br />

voor graan. Het geeft weerstand tegen<br />

ziekteverwekkers, vermindert de gevolgen<br />

van droogte en beschermt<br />

tegen aluminiumovermaat. Granen zijn<br />

grootgebruikers van silicium, terwijl<br />

aardappelen en groenten veel minder<br />

opnemen. Zowel zandgrond als veen<br />

zijn slechte leveranciers van silicium.<br />

Voor zandgrond is dat opvallend omdat<br />

deze grondsoort zelf grotendeels uit<br />

silicium bestaat. <strong>De</strong>ze silicium is echter<br />

niet voor planten opneembaar. Er is op<br />

zandgronden dus een groot verschil tussen<br />

de bodemvoorraad en de direct beschikbare<br />

hoeveelheid silicium.<br />

Borium (B)<br />

Borium is onder andere belangrijk voor een goede korrelzetting in maïs en voorkomt<br />

breukstelen, ruwpoten en scheurbloemen in tulpen. Suikerbieten zijn gevoelig voor<br />

boriumgebrek. Ongeveer 70% van de bietenpercelen op zandgrond en 30% van de<br />

bietenpercelen op dalgrond heeft een te lage boriumvoorraad. Zwarte hartbladeren (hartrot)<br />

en overdwarse, zwarte streepjes op de stengels van de buitenste bladeren wijzen op gebrek.<br />

Het opbrengstverlies door boriumgebrek in suikerbieten kan oplopen tot een paar 100 euro<br />

per ha. Uitgedroogde grond en een hoge pH (>6,0) verhogen de kans op gebrek.<br />

Zink (Zn)<br />

In de fruitteelt komen zinktekorten regelmatig<br />

voor op gronden met een hoog fosfaatgehalte. <strong>De</strong><br />

gewassen maïs, tuinbonen en andijvie zijn gevoelig<br />

voor zinkgebrek. Bij het gebruik van dierlijke mest<br />

is de beschikbaarheid van zink voor gewassen bijna<br />

nooit een probleem.<br />

<strong>De</strong> opname van zink wordt beïnvloed door de<br />

hoogte van de pH, het percentage organische stof en<br />

het mangaangehalte. Zink wordt goed opgenomen<br />

bij een lage pH en slecht bij een hoge pH. Als de<br />

grond een hoog percentage organische stof bevat,<br />

is er minder zink beschikbaar voor planten. Zink<br />

en mangaan zijn concurrenten van elkaar: een hoog<br />

mangaangehalte maakt opname van zink moeilijk.<br />

Jodium (I)<br />

Zowel een tekort als een overmaat aan jodium is slecht voor de gezondheid van rundvee. Tijdelijke<br />

tekorten zijn geen probleem maar bij langdurige tekorten en overmaat zijn dezelfde symptomen<br />

zichtbaar: verminderde groei, lagere melkproductie en verwerpen. Bij jodiumovermaat kunnen<br />

daarnaast ook huidontstekingen optreden. Het is dus van belang om te weten hoeveel jodium<br />

rundvee binnenkrijgt. Door kuilanalyses te laten doen, krijg je daar inzicht in. Andere bronnen van<br />

jodium waar je rekening mee moet houden, zijn krachtvoer, likstenen, sporenelementenmengsels en<br />

het gebruik van jodiumhoudende tepelontsmettingsmiddelen.<br />

Molybdeen (Mo)<br />

Molybdeen is van belang voor de<br />

gezondheid van vee. Het is een<br />

onmisbaar element in verschillende<br />

enzymen. Koeien scheiden molybdeen<br />

uit via de melk. Tijdige bekalking<br />

van grasland is de beste methode<br />

om gebrek te vermijden, omdat een<br />

lage pH van de bodem het optreden<br />

van molybdeengebrek in de hand<br />

werkt. Acute tekorten kunnen worden<br />

opgelost door een molybdeenhoudende<br />

meststof te strooien of<br />

te spuiten. Voor molybdeen geldt<br />

net als voor selenium dat er nog<br />

weinig bekend is over de rol van dit<br />

sporenelement bij de teelt van akker-<br />

en tuinbouwgewassen.<br />

Koper (Cu)<br />

Granen zijn het meest gevoelig voor<br />

kopergebrek. <strong>De</strong> jonge planten krijgen dode,<br />

slappe punten aan het blad en de korrelzetting<br />

blijft achter. Aardappelen, bieten en maïs zijn<br />

veel minder gevoelig voor kopergebrek. Tekort<br />

aan koper kan optreden omdat een aantal<br />

koperhoudende gewasbeschermingsmiddelen<br />

niet meer mag worden gebruikt. Daardoor is<br />

de koperbemesting afgenomen. Kopertekorten<br />

komen vooral op zandgronden voor. Niet<br />

alleen te weinig maar ook teveel koper kan<br />

problemen veroorzaken: meer dan 20 mg<br />

koper per kg grond is giftig voor schapen.<br />

Vergiftigingsverschijnselen komen gelukkig<br />

niet vaak meer voor.<br />

Selenium (Se)<br />

Selenium is een belangrijk<br />

sporenelement voor de gezondheid<br />

van rundvee. Bij gebrek aan<br />

selenium hebben melkkoeien<br />

sneller last van uierinfecties en<br />

aan de nageboorte blijven staan.<br />

<strong>De</strong> seleniumgehaltes in graskuilen<br />

variëren, maar zijn over het<br />

algemeen vrij laag. <strong>De</strong> gehaltes in<br />

snijmaïs zijn meestal de helft van<br />

die van gras. Als streefwaarde kan<br />

in het rantsoen 0,15 mg Se per<br />

kg worden aangehouden. <strong>De</strong>ze<br />

streefwaarde wordt in kuilgras<br />

bij lange na niet gehaald. Naar<br />

de behoefte en beschikbaarheid<br />

van selenium voor gewassen in<br />

de akker- en tuinbouw wordt nog<br />

veel onderzoek gedaan.<br />

IJzer (Fe)<br />

IJzer in het voer heeft een directe<br />

relatie met het ijzergehalte in het<br />

bloed van vee. Een ijzertekort resulteert<br />

in bloedarmoede terwijl een hoog<br />

ijzergehalte de opname van koper en<br />

kobalt belemmert. Dit kan onder andere<br />

bij lammeren voor problemen zorgen.<br />

Het ijzergehalte in kuilgras is sterk<br />

afhankelijk van de grondsoort. Verder<br />

verhoogt beregening met ijzerhoudend<br />

grondwater het ijzergehalte van<br />

gewassen. IJzer is ook voor planten<br />

een belangrijk sporenelement. Tekorten<br />

komen bij gewassen eigenlijk nooit<br />

voor: er is voldoende ijzer beschikbaar<br />

vanuit de bodem.<br />

Kobalt (Co)<br />

Kobalt is vooral belangrijk voor de gezondheid<br />

van vee. Het zorgt voor een goede penswerking en<br />

is een onmisbaar bestanddeel van vitamine B12.<br />

Melkkoeien met een tekort aan kobalt zijn lusteloos<br />

en hebben een lagere melkproductie. Kalveren<br />

blijven achter in de ontwikkeling. <strong>De</strong> beschikbaarheid<br />

van kobalt neemt af bij een hoge pH en<br />

bij droge grond. Bekalking heeft een negatief effect<br />

op de beschikbaarheid van kobalt. Kobalttekorten<br />

komen vooral voor op zandgronden.<br />

Hoofdstuk 4 /Supermarkt met voedingsstoffen 75


fysisch<br />

Het krioelt van het leven in de bodem. Bij elkaar zit in<br />

de bovenste 10 cm van de grond het gewicht van bijna<br />

58 schapen aan bodemleven, van ééncelligen tot regenwormen.<br />

<strong>De</strong> bacteriën leggen veruit het meeste gewicht in<br />

de schaal. Ze nemen 70% van de kilo’s voor hun rekening.<br />

Net als schapen bemesten de bodembewoners de grond.<br />

Dat doen ze door organische stof van afgestorven<br />

wortels, gewasresten, mest en compost om te zetten in<br />

voedingsstoffen die planten kunnen opnemen. Ook heeft<br />

het bodemleven een positief effect op de structuur van<br />

de bodem. Vooral wormen zorgen met hun gegraaf voor<br />

luchtige grond waardoor gewassen beter groeien en<br />

de grond beter afwatert. Kortom, het bodemleven is<br />

onmisbaar voor een goede bodemvruchtbaarheid.<br />

Rendement van bodemleven<br />

• Het bodemleven maakt voedingsstoffen voor<br />

planten vrij uit organische stof in de bodem,<br />

waaronder stikstof en sporenelementen.<br />

• Aanwezigheid van bodemleven verbetert de<br />

bewerkbaarheid en structuur van de grond.<br />

chemisch<br />

biologisch<br />

76 Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee<br />

?<br />

Ondergronds vee<br />

<strong>Bodem</strong>leven,<br />

hoeveel leven<br />

is dat?<br />

<strong>Bodem</strong>leven gewicht<br />

Bacteriën 3.000 kg/ha<br />

Regenwormen 700 kg/ha<br />

Schimmels 300 kg/ha<br />

Protozoën 100 kg/ha<br />

Potwormen 200 kg/ha<br />

Springstaarten en mijten 20 kg/ha<br />

Nematoden 10 kg/ha<br />

totaal 4.330 kg/ha<br />

in bovenste 10 cm van de bodem.<br />

= 58 schapen<br />

Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee 77


<strong>Bodem</strong>leven is onmisbaar voor teelten in de vollegrond. Zonder bodemleven<br />

zou er geen mest en andere organische stof worden omgezet in<br />

nuttige voedingsstoffen voor planten. <strong>De</strong> belangrijkste voedingsstoffen die<br />

het bodemleven beschikbaar maakt voor planten zijn nitraat en ammonium.<br />

Verder houden schimmeldraden een goede structuur van de bodem<br />

in stand en zorgen slijmerige bacterielagen ervoor dat de bodem niet te<br />

snel uitdroogt. Allerlei kleine beestjes, zoals regenwormen, potwormen,<br />

springstaarten en mijten verkleinen organisch materiaal en maken het<br />

beschikbaar voor afbraak door bacteriën en schimmels.<br />

Ook is het bodemleven onmisbaar voor de onderdrukking van aaltjes en<br />

schimmels die plantenziekten veroorzaken. Een heel arsenaal aan bacteriën,<br />

schimmels, mijten en springstaarten belagen ziekteverwekkers met<br />

groot succes. Een voorbeeld is de bacterie Pseudomonas fluorescens, die<br />

het antibioticum floroglucinol produceert. <strong>De</strong>ze bacterie is een natuurlijke<br />

vijand van de tarwehalmdoder, een schadelijke schimmel.<br />

78 Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee<br />

<strong>Bodem</strong>leven,<br />

onmisbaar in de<br />

vollegrond<br />

Teelt zonder<br />

bodemleven<br />

Voor teelt in de vollegrond is bodemleven<br />

onmisbaar. Toch kunnen planten<br />

ook groeien zonder de aanwezigheid<br />

van bodemleven. <strong>De</strong> substraatteelt in<br />

de glastuinbouw is daar hét voorbeeld<br />

van. Substraatplanten krijgen alleen<br />

minerale meststoffen toegediend.<br />

Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee 79


<strong>Bodem</strong>voedselweb<br />

aaltjes<br />

levende planten<br />

bacteriën schimmels<br />

mijten protozoën<br />

potwormen regenwormen aaltjes mijten springstaarten<br />

bacterie-eters<br />

80 Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee<br />

aaltjes<br />

springstaarten mijten<br />

carnivoren<br />

plantenresten<br />

schimmel-eters<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

Eten en gegeten<br />

worden<br />

Eten en gegeten worden, daar draait<br />

het om in het voedselweb. Aan het<br />

begin van het voedselweb staan de<br />

planten, korstmossen en mossen. Ze<br />

zitten het eerste trofische niveau en<br />

zetten kooldioxide (CO 2 ) met zonneenergie<br />

om in suikers.<br />

Het trofische niveau geeft de positie van<br />

een levend wezen in de voedselketen<br />

weer. Hier volgt een voorbeeld van<br />

een voedselketen: planten(resten) zijn<br />

voedsel voor schimmels, schimmels<br />

zijn voedsel voor aaltjes en aaltjes zijn<br />

voedsel voor roofaaltjes. Als meerdere<br />

voedselketens met elkaar verweven zijn,<br />

spreek je van een voedselweb. Dat is vaak<br />

het geval omdat veel bodembewoners<br />

een gevarieerd dieet hebben met<br />

meerdere voedselbronnen.<br />

In het tweede trofische niveau<br />

van het bodemvoedselweb vind je<br />

bacteriën, schimmels en aaltjes die<br />

plantaardig materiaal eten. Ze spelen<br />

een belangrijke rol bij de afbraak van<br />

plantenresten zodat voedingsstoffen<br />

beschikbaar komen voor planten. <strong>De</strong><br />

roofdieren (carnivoren) zitten in de<br />

hoogste trofische niveaus. Zij eten geen<br />

plantaardig materiaal.<br />

Plantenwortels<br />

als<br />

restaurant<br />

Levende plantenwortels zijn een<br />

restaurant voor het bodemleven.<br />

Maar liefst 10 tot 20% van de suikers<br />

die planten produceren, scheiden<br />

ze weer uit via de wortels. Het<br />

bodemleven is dol op die suikers<br />

en plantenwortels hebben dan ook<br />

een magnetische aantrekkingskracht.<br />

Het aantal bacteriën rondom<br />

plantenwortels kan oplopen tot zo’n<br />

miljard per gram grond! Het zijn<br />

vooral bacteriën en schimmels die<br />

er de dienst uitmaken. Op hun beurt<br />

worden bacteriën en schimmels weer<br />

opgegeten door protozoën en aaltjes.<br />

Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee 81


Bacteriën<br />

Naam: Bacteriën<br />

Superrijk: Prokaryota<br />

Rijk: Bacteria<br />

Bacteriën<br />

In één gram grond zitten gemiddeld één tot tien miljoen<br />

bacteriën. Hun variatie is enorm. Voor de land- en<br />

tuinbouw zijn bacteriën het meest interessant vanwege<br />

hun capaciteit om organische stof, inclusief dierlijke<br />

mest, om te zetten in de voedingsstoffen ammonium<br />

en nitraat. Van alle bodembewoners leveren bacteriën<br />

hieraan de belangrijkste bijdrage. Ook onderdrukken<br />

bacteriën voor planten ziekteverwekkende schimmels.<br />

Dit gebeurt onder andere door concurrentie om<br />

voedingsstoffen en de productie van antibiotica.<br />

Er valt nog veel te ontdekken aan bodembacteriën:<br />

circa 95% is nog niet in kaart gebracht omdat ze niet<br />

gekweekt kunnen worden. Met DNA-technieken komt<br />

er langzaam meer zicht op deze grote onbekende<br />

groep bodembewoners.<br />

82 Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee<br />

Wortelknolletjes<br />

Wortelknolletjes<br />

Wortelknolletjes zijn een geslaagd<br />

huwelijk tussen rhizobium-bacteriën en<br />

de wortels van vooral vlinderbloemigen.<br />

<strong>De</strong> familie van de vlinderbloemigen<br />

bestaat onder andere uit bonen, erwten,<br />

klaver en pinda’s. Wortelknolletjes zijn met<br />

het blote oog zichtbaar als verdikkingen<br />

aan de wortels.<br />

<strong>De</strong> knolletjes komen planten goed van pas,<br />

zeker op arme gronden. Ze binden stikstof<br />

(N ) uit de lucht en geven ammonium<br />

2<br />

(NH 4<br />

+ ) af aan planten. Ammonium is een<br />

essentiële bouwstof voor eiwitten en dus<br />

een belangrijke voedingsstof voor planten.<br />

<strong>De</strong> andere huwelijkspartners, de bacteriën,<br />

profiteren op hun beurt van de door de<br />

plant geproduceerde suikers. Bijzonder is<br />

dat de bacteriën in de plantencellen leven.<br />

Het is voor de wetenschap nog een raadsel<br />

hoe het de bacteriën lukt de plantencellen<br />

binnen te dringen. Daarnaast is ook niet<br />

bekend waarom maar zo weinig planten<br />

wortelknolletjes vormen. Toch kunnen ook<br />

planten zonder wortelknolletjes indirect<br />

profiteren van planten die ze wel hebben:<br />

na een gewas met vlinderbloemigen is het<br />

stikstofleverend vermogen van de bodem<br />

een stuk hoger dan na een gewas zonder<br />

wortelknolletjes.<br />

Naam: Protozoën<br />

Superrijk: Eukaryota<br />

Rijk: Protista<br />

Protozoën<br />

Protozoën bestaan uit<br />

één cel en voeden zich<br />

vooral met bacteriën.<br />

Experimenten met<br />

deze bodembewoners<br />

hebben tot opvallende<br />

resultaten geleid. Als ze afwezig zijn<br />

in het bodemleven, komt er ongeveer<br />

20% minder stikstof door afbraak van<br />

organische stof beschikbaar voor planten.<br />

Wetenschappers verklaren dit doordat<br />

protozoën minder behoefte hebben aan<br />

stikstof dan bacteriën. Als protozoën<br />

bacteriën eten, blijft er stikstof over<br />

die ten goede komt aan de rest van het<br />

bodemleven en ook aan plantenwortels.<br />

Aangezien protozoën heel lastig te<br />

determineren en te kwantificeren zijn,<br />

is er verder relatief weinig bekend over<br />

deze groep ééncelligen.<br />

Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee 83


<strong>Bodem</strong><br />

en<br />

grond<br />

preekwoorden<br />

In goede aarde vallen<br />

Een verhaal met een dubbele bodem<br />

Hij stond aan de grond genageld<br />

<strong>De</strong> grond brandt hem onder de voeten<br />

Met beide voeten op de grond staan<br />

Niet alle grond is ankergrond<br />

Iets tot op de bodem uitzoeken<br />

in Stille<br />

Laag bij de grond blijven<br />

Iets van de grond krijgen<br />

Uit een andere grondtoon spelen<br />

Als paddestoelen uit de grond schieten<br />

waters hebben diepe gronden<br />

Uit de grond van mijn hart<br />

84 Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee 85


Schimmels<br />

Naam: Schimmels<br />

Superrijk: Eukaryota<br />

Rijk: Fungi<br />

Schimmels<br />

Schimmels zijn een stuk groter dan bacteriën en<br />

hebben de bijzondere eigenschap dat ze draden<br />

vormen. In vruchtbare bodems vind je 1 à 2<br />

kilometer schimmeldraad in een gram grond!<br />

Veruit de meeste schimmels breken net als<br />

bacteriën organische stof af. Hierbij zijn schimmels<br />

de specialisten in de afbraak van ingewikkelde<br />

plantaardige moleculen die bacteriën niet<br />

aankunnen.<br />

Allerlei ‘goede’ bodemschimmels parasiteren op<br />

schimmels die ziekteverwekkend zijn voor planten.<br />

Dat wil zeggen dat ze in staat zijn om ziekmakers<br />

te infecteren en te doden. Zo zijn er diverse<br />

schimmels die Rhizoctonia solani, de veroorzaker<br />

van lakschurft in aardappel en wortelrot bij tal<br />

van planten, kunnen aanpakken. <strong>De</strong> schimmels<br />

Trichoderma en Verticillium biguttatum zijn hier<br />

voorbeelden van.<br />

86 Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee<br />

Schimmels<br />

Paddestoelen zijn de vruchtlichamen van<br />

schimmels. Lang niet alle bodemschimmels<br />

vormen paddestoelen.<br />

Schimmel wurgt aaltje<br />

Aaltjesetende schimmels komen volop voor in de grond. Zodra er een aaltje in de buurt van<br />

een schimmeldraad komt, maakt de schimmel binnen een paar minuten een lasso. Als het<br />

aaltje wil ontsnappen, blazen de schimmelcellen zich in een paar seconden op. Daardoor<br />

wordt het aaltje gewurgd.<br />

Schimmels die leven in plantenwortels<br />

Aaltje, gevangen door<br />

een schimmel.<br />

Mycorrhiza (letterlijk ‘schimmelwortels’) zitten in de grond in de vorm van een groot<br />

netwerk van schimmeldraden en kunnen plantenwortels binnendringen. Dit laatste is<br />

aantrekkelijk voor de schimmel én de plant. <strong>De</strong> schimmel profiteert van de koolstof die de<br />

plant produceert, en de plant profiteert van de schimmel doordat deze voedingsstoffen en<br />

water beter helpt opnemen.<br />

<strong>De</strong> landbouwkundige betekenis van mycorrhiza is beperkt. Een standaard fosfaat- en<br />

stikstofbemesting leidt tot tamelijk lage mycorrhizainfecties. Mycorrhiza lijkt in veel gevallen<br />

enige bescherming te bieden tegen plantenpathogenen. Dit effect is alleen duidelijk bij<br />

hoge infecties door de mycorrhiza, die vanwege de mestgift gewoonlijk juist aan de lage<br />

kant zijn. In perioden van droogte zou het belang van mycorrhiza snel toe kunnen nemen.<br />

Door hun grote netwerk in de grond kunnen ze de kleinste poriën bereiken en daar water<br />

opnemen. Tegelijk daalt in langdurig droge grond het voor de plant beschikbare fosfaat. Als<br />

dit afneemt, neemt de infectie door de mycorrhiza toe.<br />

Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee 87


Aaltjes, Springstaarten en mijten<br />

Naam: Aaltjes<br />

Superrijk: Eukaryota<br />

Rijk: Animalia<br />

Fylum: Nematoda<br />

Aaltjes<br />

Het zal je misschien verbazen:<br />

veruit de meeste aaltjes in<br />

de bodem zijn onschuldig.<br />

Van de circa 1.200 soorten<br />

die in Nederland leven,<br />

zijn er maar 25 schadelijk<br />

voor landbouwgewassen.<br />

Aaltjes zijn nuttig omdat<br />

ze ziekteverwekkers eten,<br />

voedingsstoffen voor planten<br />

vrijmaken uit organische<br />

stof en als voedsel dienen<br />

voor bodembewoners die de<br />

bodemstructuur verbeteren.<br />

Op zandgronden komen de meeste soorten aaltjes<br />

en ook de grootste aantallen voor. Een andere naam<br />

voor aaltjes is nematoden.<br />

Natuurlijke vijanden<br />

Onderzoekers zijn op zoek naar nieuwe biologische<br />

bestrijders van schadelijke aaltjes. Bijvoorbeeld<br />

de schimmel Paecilomyces lilacinus, die cysten<br />

parasiteert van onder andere aardappelcysteaaltjes<br />

(Globodera) en bietencysteaaltjes (Heterodera). Er<br />

is ook een bacterie, Pasteuria penetrans, waar veel<br />

onderzoek naar wordt gedaan in de toepassing tegen<br />

wortelknobbelaaltjes (Meloidogyne). Helaas blijkt<br />

het moeilijk om deze natuurlijke vijanden onder<br />

veldomstandigheden goed aan de gang te krijgen.<br />

<strong>De</strong> wisselende effectiviteit staat praktische toepassing<br />

nog in de weg. Een andere optie is het gebruiken van<br />

de in de grond aanwezige organismen die aaltjes aan<br />

kunnen pakken. Hier is nog niet veel onderzoek naar<br />

gedaan, maar stimulering van deze organismen lijkt<br />

lastig te zijn.<br />

88 Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee<br />

springstaart<br />

Naam: Springstaarten<br />

Superrijk: Eukaryota<br />

Rijk: Animalia<br />

Fylum: Arthropoda<br />

Klasse: Collembola<br />

Naam: Mijten<br />

Superrijk: Eukaryota<br />

rijk: Animalia<br />

Fylum: Arthropoda<br />

Klasse: Arachnida<br />

Orde: Acari<br />

Springstaarten en mijten<br />

Mijten en springstaarten zijn kleine dieren die net met het blote oog zichtbaar zijn. Mijten zijn<br />

spinachtigen (achtpotigen) en springstaarten zijn primitieve, vleugelloze insecten (zespotigen).<br />

Ze leveren net als regenwormen een belangrijke bijdrage aan de afbraak van organisch materiaal.<br />

Daarmee zorgen ze er dus voor dat voedingsstoffen beschikbaar komen voor planten. Een aantal<br />

mijten en springstaarten is heel kieskeurig in de voedselkeuze. Sommigen eten bijvoorbeeld alleen<br />

schimmels, waardoor ze bepaalde ziekteverwekkers voor planten kunnen onderdrukken.<br />

Aaltjesbeheersing<br />

Schadelijke aaltjes ben je liever kwijt dan<br />

rijk. Hierbij de ingrediënten voor succesvolle<br />

aaltjesbeheersing.<br />

Preventie<br />

- Plantmateriaal<br />

Wees kritisch bij de aankoop van plantmateriaal;<br />

het kan een bron van aaltjes zijn.<br />

- Bedrijfshygiëne<br />

Hoe schoon zijn machines? Bedenk dat<br />

aanhangende grond miljoenen aaltjes bevat.<br />

Breng sorteergrond terug naar het perceel waar het<br />

vandaan komt.<br />

Begin met oogsten in de percelen waarvan je weet<br />

dat ze nog ‘schoon’ zijn.<br />

- Onkruidbeheersing<br />

Aaltjes kunnen zich vermeerderen in onkruiden.<br />

Houd percelen daarom zoveel mogelijk onkruidvrij.<br />

Inventarisatie<br />

- Grondsoort<br />

Welke grondsoorten komen voor op je bedrijf<br />

in welke percelen? Kleigronden zijn over het<br />

algemeen minder gevoelig voor aaltjes dan<br />

zandgronden.<br />

- Historie<br />

Houd per perceel bij welke gewassen er geteeld<br />

zijn, of er ontsmet is en waar granulaten zijn<br />

gebruikt.<br />

- Bemonstering<br />

Laat monsters nemen om de aard en omvang van<br />

besmetting in beeld te brengen.<br />

Noteer wat de voorvrucht van de bemonsterde<br />

percelen is.<br />

Noteer wanneer monsters zijn genomen:<br />

direct na de oogst of pas in het voorjaar?<br />

Vruchtwisseling<br />

- Gewasvolgorde en rassenkeuze<br />

Kijk welke voorvruchten voor de minste<br />

problemen zorgen bij het volggewas en<br />

kies geschikte rassen.<br />

- Teeltfrequentie<br />

Sommige aaltjes hebben meerdere waardplanten,<br />

zoals het bietencysteaaltje. Houd daar bij het<br />

opstellen van het teeltplan rekening mee.<br />

- Groenbemesters<br />

Maak afhankelijk van de aaltjes die aanwezig zijn,<br />

per perceel een keuze voor de meest geschikte<br />

groenbemester.<br />

Houd de teelt van de groenbemester zo kort<br />

mogelijk.<br />

Aanvullende maatregelen<br />

- Grondontsmetting<br />

Realiseer je dat bij grondontsmetting al het<br />

bodemleven wordt gedood. Het is de vraag wie als<br />

eerste terugkomen: je vrienden of je vijanden.<br />

- Granulaten<br />

Granulaten doden aaltjes niet maar verlammen<br />

ze, zodat gewassen in het voorjaar een goede<br />

groeistart kunnen maken. Je voorkomt<br />

vermeerdering van aaltjes er dus niet mee.<br />

- Organische stof<br />

Hoe minder organische stof, hoe meer schade<br />

aaltjes in het algemeen veroorzaken.<br />

- Biologische bestrijding<br />

Teelt van gewassen die aaltjes bestrijden of lokken.<br />

Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee 89


90 Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee<br />

“Prachtig mooi plekje achter de duinen”<br />

“Iedere grondsoort heeft z’n voor- en nadelen. Bloembollen<br />

geteeld op zand zijn meestal schoner en zitten mooier in de<br />

huid, terwijl klei vaak wat sterker en zwaarder plantgoed<br />

oplevert.” Aan het woord is Thomas Pepping. Hij teelt samen<br />

met zijn broer op kalkrijk duinzand 28 ha bollen. Ze wonen in<br />

Egmond aan den Hoef in Noord-Holland. “We zitten hier op<br />

een prachtig mooi plekje achter de duinen. Als in het voorjaar<br />

bussen vol toeristen langs onze bollenvelden rijden, maken<br />

we reclame voor heel Nederland.” <strong>De</strong> VOF verbouwt tulpen,<br />

narcissen, krokussen en muscari (blauwe druifjes). Daarnaast<br />

broeien de heren 1,8 miljoen tulpenbollen per jaar.<br />

Compost vervangt stalmest<br />

<strong>De</strong> pH van de bodem ligt rond de 7 en het percentage organische<br />

stof tussen de 1,4 en 1,7%. Organische stofvoorziening van<br />

Naam: Thomas Pepping<br />

de bodem vindt Pepping van groot belang. “Het is de enige<br />

manier om nutriënten, sporenelementen en water beter vast te<br />

kunnen houden.” <strong>De</strong> laatste jaren brengt de VOF een mengsel<br />

van compost en stalmest op het land. “Eigenlijk heb ik het<br />

liefst alleen goede oude stalmest, maar de kwaliteit ervan is<br />

de afgelopen jaren helaas afgenomen. Het is nu vaak meer een<br />

mengsel van gier en stro en dat draagt te weinig bij aan de<br />

opbouw van organische stof. We zijn daarom gestart met het<br />

bijmengen van compost.” Ook de teelt van de groenbemester<br />

bladrammenas voorziet de bodem van organische stof<br />

en verbetert de bodemvruchtbaarheid van het duinzand.<br />

Pepping merkt dat het organische stofgehalte op zijn<br />

percelen de afgelopen jaren is verbeterd. “Er is nu meer<br />

bodemleven. Vanaf de randen van de percelen zie je<br />

de wormengaatjes steeds verder de percelen in gaan.”<br />

Plaats: Egmond aan den Hoef<br />

Beroep: Bollenteler<br />

Grondsoort: Duinzand<br />

Achterschaar noodzakelijk<br />

In de periode van begin oktober tot en met begin<br />

december wordt de bladrammenas ondergeploegd met<br />

een ploeg met achterschaar. “Zonder achterschaar krijgen<br />

we problemen, vooral in droge zomers. <strong>De</strong> grond gaat dan<br />

op sommige plekken schuiven bij het ploegen en wordt<br />

daardoor minder goed gekeerd. In het nieuwe teeltseizoen<br />

heb je dan meer last van schimmels in de gewassen.”<br />

Het bemestingsplan is ieder jaar in grote lijnen hetzelfde.<br />

“Met de stikstofbemesting willen we nog wel eens wat<br />

stoeien. Daarbij zijn we continu op zoek naar de juiste balans:<br />

te veel stikstof verhoogt de schimmeldruk en te weinig<br />

stikstof verlaagt de opbrengst. Ook is een goede timing van de<br />

stikstofbemesting heel belangrijk.” In het voorjaar voert de<br />

VOF bladbemesting met mangaan en magnesium uit. “Onze<br />

kalkrijke grond bindt mangaan en magnesium waardoor er<br />

minder beschikbaar is voor de bollen. Je kunt de tekorten<br />

herkennen aan gele verkleuringen van de gewassen. In een<br />

koud voorjaar heb je er meer last van en voeren we extra<br />

bladbemestingen uit.”<br />

“Als in het voorjaar bussen vol<br />

toeristen langs onze<br />

bollenvelden rijden,<br />

maken we reclame voor<br />

heel Nederland.”<br />

Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee 91


Regenwormen<br />

Potworm<br />

Naam: Regenwormen<br />

Superrijk: Eukaryota<br />

Rijk: Animalia<br />

Fylum: Annelida<br />

Klasse:Clitellata<br />

Orde: Oligochaeta<br />

Familie: Lumbricidae<br />

Regenwormen en potwormen<br />

Wormen zijn nuttige bodembewoners. Ze graven<br />

gangen die de beluchting van de bodem verbeteren,<br />

mengen organische stof door de grond en verteren<br />

organisch materiaal, zodat voedingsstoffen<br />

beschikbaar komen voor planten. Wormen komen<br />

over de hele wereld voor in bijna alle grondsoorten.<br />

<strong>De</strong> lengte van regenwormen verschilt per soort van<br />

3 tot 30 cm.<br />

Potwormen zijn met een lengte tussen de 1 en 40<br />

mm een stuk kleiner dan regenwormen. Ze zijn wit<br />

van kleur. <strong>De</strong> grootste aantallen potwormen vind<br />

je in zure gronden, waar het aantal regenwormen<br />

laag is. Omdat potwormen zo klein zijn, heeft<br />

grondbewerking nauwelijks effect op de aantallen.<br />

Naam: Potwormen<br />

Superrijk: Eukaryota<br />

Rijk: Animalia<br />

Fylum: Annelida<br />

Klasse:Clitellata<br />

Orde: Oligochaeta<br />

Familie: Enchytraeidae<br />

92 Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee<br />

Regenwormen en potwormen<br />

Iedere regenworm z’n vak<br />

Er zijn drie typen regenwormen:<br />

strooiselbewoners, grondbewoners en<br />

pendelaars. Strooiselbewoners zijn rood<br />

en zeer beweeglijk. Ze eten voornamelijk<br />

plantenresten, compost en mest. <strong>De</strong>ze<br />

wormen zorgen ervoor dat plantenresten<br />

verteren en in de bodem komen.<br />

Grondbewoners zijn grijs of grauw<br />

van kleur en veel minder beweeglijk.<br />

Ze eten vooral organische stof die al in<br />

de bodem aanwezig is. <strong>De</strong>ze wormen<br />

zijn zeer belangrijk voor het maken<br />

van gangen in de bodem. <strong>De</strong> gangen<br />

zorgen voor een betere beluchting van<br />

de bodem en een betere wortelgroei.<br />

Pendelaars zijn meestal grote wormen<br />

(tot dertig centimeter lang) met een<br />

rode kop en een lichtroze achterkant.<br />

<strong>De</strong>ze wormen graven verticale gangen<br />

die ze bekleden met organische stof die<br />

vanaf het grondoppervlak de grond in<br />

wordt getrokken. <strong>De</strong> gangen kunnen tot<br />

drie meter diep zijn en zijn belangrijk<br />

voor de beluchting van de bodem en<br />

het snel afvoeren van water bij hevige<br />

regenbuien.<br />

?<br />

Grond = wormenpoep<br />

Grond is eigenlijk wormenpoep.<br />

Regenwormen eten per jaar namelijk<br />

250 keer hun eigen gewicht aan grond.<br />

Dit betekent dat de bovenlaag van de<br />

bodem - als de bodem niet te zuur is<br />

en er voldoende wormen aanwezig<br />

zijn - in vijf tot tien jaar geheel door<br />

regenwormen is opgegeten en weer is<br />

uitgescheiden.<br />

Hoe een boer regenwormen lokt<br />

• Met organische stof. Het aantal wormen<br />

in de bodem neemt toe als het organische<br />

stofgehalte hoger is. Bemesting met<br />

organische mest in plaats van kunstmest<br />

zorgt voor meer regenwormen.<br />

• Met het verhogen van de zuurgraad van<br />

de bodem. Regenwormen komen niet of<br />

nauwelijks voor in zure grond met een<br />

pH lager dan 4. <strong>De</strong> optimale bodem-pH<br />

ligt voor wormen tussen de 6 en 7.<br />

• Met een vochtige bodem. Tijdens<br />

droge periodes neemt het aantal<br />

regenwormen in de grond sterk af. Een<br />

groot aantal wormen sterft, een ander<br />

deel rolt zich op en blijft inactief totdat<br />

de grond weer vochtig wordt. Door<br />

voortplanting via eicocons komen snel<br />

weer grote hoeveelheden regenwormen<br />

tevoorschijn in natte periodes.<br />

• Met gebruik van lichte landbouwmachines<br />

en weinig grondbewerking.<br />

Grondbewerking leidt tot vermindering<br />

van het aantal wormen. Dit komt, naast<br />

directe schade aan de wormen zelf,<br />

vooral door schade aan de gangen en<br />

het verlies van voedsel dat als gevolg van<br />

grondbewerking sneller verteert. Ook<br />

verdichting van de bodem door gebruik<br />

van zware landbouwmachines en veel<br />

tractorverkeer hebben een nadelig effect<br />

op wormen. Ze moeten dan veel energie<br />

steken in het doorgraven van de grond.<br />

Dit gaat ten koste van hun voortplanting<br />

en vermindert de overlevingskansen.<br />

Hoofdstuk 5 /Ondergronds vee 93


Bronnen<br />

• Bokhorst, J., 2006.<br />

<strong>Bodem</strong> onder het landschap<br />

• <strong>De</strong> Bakker, H. en Locher,W.P., 1990.<br />

<strong>Bodem</strong>kunde van Nederland.<br />

<strong>De</strong>el 1: algemene bodemkunde.<br />

• <strong>De</strong> Bakker, H. en Locher,W.P., 1990.<br />

<strong>Bodem</strong>kunde van Nederland.<br />

<strong>De</strong>el 2: bodemgeografie.<br />

• <strong>De</strong> Jong, J.A. en Rinsema,W.T., 1991.<br />

Bemesting en meststoffen<br />

• Koeleman, E., e.a., 2003.<br />

Boeren in balans. Praktijkgids voor<br />

een gezonde melkveehouderij.<br />

• Koopmans, C. e.a., 2007.<br />

<strong>Bodem</strong>signalen. Praktijkgids<br />

voor een vruchtbare bodem<br />

• Pol, H.W. van der, 1990.<br />

Bemestingsleer in de tuinbouw<br />

• Praktijkonderzoek<br />

Plant en Omgeving,<br />

Aaltjes Beheersing Strategie (ABS)<br />

• Siemes, H., 2005.<br />

Boeren van toen<br />

• Wolters-Noordhof, 1988.<br />

<strong>De</strong> Grote Bosatlas<br />

94 Bronnen, verantwoording beeldmateriaal en colofon<br />

Hoofdstuk 1<br />

Pagina<br />

5 ploegen: José Vleeming-Van de Sande, Blgg<br />

9 infrarood satellietbeeld: Vexel/Blgg<br />

10 historische foto ploegen:<br />

Spaarnestad Fotoarchief<br />

11 kaart landaanwinning:<br />

Collectie Zuiderzeemuseum Enkhuizen<br />

12 historische foto ontginning:<br />

Spaarnestad Fotoarchief<br />

13 historische foto bemestingsproef:<br />

“Boeren van Toen”, Hans Siemes<br />

Hoofdstuk 2<br />

Pagina<br />

Verantwoording beeldmateriaal<br />

Overig beeldmateriaal:<br />

Imagro BV / Suzie Geenen ImagroImages.nl<br />

18 luchtfoto zand: Peter van Bolhuis / PANDION<br />

19 koeien: Nationale Beeldbank<br />

21 luchtfoto duinzand:<br />

Peter van Bolhuis / PANDION<br />

22 luchtfoto dalgrond:<br />

Peter van Bolhuis / PANDION<br />

23 aardappelen rooien: Marcel Bekken /<br />

<strong>De</strong> beeldkuil<br />

24 uien: José Vleeming - Van de Sande, Blgg<br />

25 luchtfoto zeeklei: <strong>De</strong> Jong Luchtfotografie<br />

27 luchtfoto rivierklei: <strong>De</strong> Jong Luchtfotografie<br />

31 luchtfoto veen: <strong>De</strong> Jong Luchtfotografie<br />

33 luchtfoto löss: Ran Schols<br />

Overig beeldmateriaal:<br />

Imagro BV / Suzie Geenen ImagroImages.nl<br />

Hoofdstuk 3<br />

Hoofdstuk 4<br />

Hoofdstuk 5<br />

Pagina<br />

Imagro BV / Suzie Geenen ImagroImages.nl<br />

Imagro BV / Suzie Geenen ImagroImages.nl<br />

77 zie verantwoording pagina 80<br />

80 schimmels, bacterie-eters, schimmeletende<br />

aaltjes en springstaarten, carnivore<br />

springstaarten en mijten: Blgg<br />

80 schimmeletende mijt:<br />

Grafisch Atelier Wageningen<br />

80 carnivoor aaltje: Gerard Korthals,<br />

Praktijkonderzoek Plant en Omgeving<br />

80 bacteriën: Andrew Spiers, SIMBIOS Centre,<br />

University of Albertay Dundee<br />

83 protozo: Blgg<br />

87 schimmel wurgt aaltje: George Barron,<br />

www.uoguelph.ca/%7Egbarron/index.htm<br />

88 aaltje: Gerard Korthals,<br />

Praktijkonderzoek Plant en Omgeving<br />

88 springstaart: Michel Vuijlsteke<br />

88/89 mijt: Grafisch Atelier Wageningen<br />

Overig beeldmateriaal:<br />

Imagro BV / Suzie Geenen ImagroImages.nl<br />

Colofon<br />

Projectleiding<br />

Inge Ketelaar (Blgg)<br />

Mathee Kamp (Imagro)<br />

Redactie<br />

Anne Rottink (Imagro)<br />

Teksten<br />

Anne Rottink (Imagro) • Aad Termorshuizen (Blgg) • Arjan Reijneveld (Blgg)<br />

Petra van Vliet (Blgg) • Inge Ketelaar (Blgg) • Mark Hermans (Imagro)<br />

Fotografie, foto omslag<br />

Suzie Geenen (Imagro) e.a.<br />

Ontwerp, illustratie<br />

Patricia <strong>De</strong>rks (Imagro)<br />

Productie<br />

Kim Meijers (Imagro)<br />

Met dank aan<br />

Gerard Korthals (PPO) • Peter Wilting (IRS) • Jos Pauwels (IRS) • Jo Vanhommerig<br />

(akkerbouwer) • Arnold Bosgoed (fruitteler) • Thomas Pepping (bollenteler)<br />

• Mari van den Heuvel (vollegrondsteler) • Jan Meijer (akkerbouwer),<br />

Karel van Houwelingen (ASG) • Marthijn Sonneveld (WUR) • Koen Overmars (WUR)<br />

• Jan Bieleman (WUR) • Alfred Hartemink (ISRIC) • Joris Baecke (NAJK) • Martin Vervoorn<br />

(Blgg) • Thom van Schaik (Fruitmasters)<br />

Druk<br />

Mohn Media<br />

ISBN<br />

978-90-812265-1-6<br />

Bronnen, verantwoording beeldmateriaal en colofon 95


96<br />

Blgg Oosterbeek<br />

Mariendaal 8<br />

Postbus 115<br />

6860 AC Oosterbeek<br />

T 026-3346346<br />

F 026-3346409<br />

E info@blgg.nl<br />

I www.blgg.nl<br />

Imagro BV<br />

St. Janstraat 22,<br />

6595 AC Ottersum<br />

Postbus 103,<br />

6590 AC Gennep<br />

T 0485-550410<br />

F 0485-514552<br />

E info@imagro.nl<br />

I www.imagro.nl<br />

© Blgg 2007 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij<br />

elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Uitgever en redactie hebben de inhoud van deze uitgave met grote zorgvuldigheid<br />

en naar beste weten samengesteld. Uitgever en redactie aanvaarden evenwel geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op<br />

bedoelde informatie.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!