E-katern tesselschade - Muiderslot
E-katern tesselschade - Muiderslot
E-katern tesselschade - Muiderslot
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Tessel Schade<br />
Een ramp met een Gouden randje<br />
<strong>Muiderslot</strong> <strong>katern</strong> 1
Tessel Schade<br />
Een ramp met een Gouden randje<br />
30 maart t/m 12 mei 2013 – Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong>, Muiden<br />
7 juni t/m 1 september 2013 – Kaap Skil, Texel<br />
© 2013 Stichting Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong>
Personalia auteurs<br />
Arent Vos (1959) studeerde geschiedenis en archeologie in Leiden en Amsterdam, gericht op vaderlandse<br />
maritieme historie, historische scheepsbouw en (scheeps-)archeologie onderwater. Hij heeft meegewerkt<br />
aan scheepsopgravingen in de drooggelegde IJsselmeerpolders en heeft mede aan de wieg gestaan van de<br />
professionele onderwaterarcheologie in Nederland (vanaf 1985). Hij heeft onder andere het eerste ‘Professioneel<br />
Archeologisch Duikteam’ van Nederland opgebouwd, dat hij leidde tot en met 2006. Zijn meest recente<br />
publicatie over het onderwerp is getiteld Onderwaterarcheologie op de Rede van Texel (Lelystad 2012).<br />
Dr. Mieke B. Smits-Veldt (1936) was tot haar pensionering hoofddocent Historische Nederlandse Letterkunde<br />
aan de Universiteit van Amsterdam. Zij publiceerde op het gebied van de Nederlandse literatuur en toneel<br />
van de Renaissance. Hieronder zijn te noemen: een biografie van Maria Tesselschade, Leven met talent en<br />
vriendschap (1994) en, samen met prof. K. Porteman, een geschiedenis van de zeventiende-eeuwse literatuur,<br />
Een nieuw vaderland voor de muzen (2008).<br />
Wil Derkse (1952) studeerde scheikunde en wijsbegeerte. Na hoogleraarschappen wijsbegeerte in Eindhoven<br />
en Nijmegen is hij momenteel hoogleraar bij de Open Universiteit en directeur van Gastenhuis Kasteel<br />
Slangenburg nabij Doetinchem. Zijn recente publicaties betreffen de benedictijnse spiritualiteit, onderwijs<br />
en vorming, de vriendschap, en Thomas More.<br />
Maarten Roeper (1970) studeerde sociaal-economische geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.<br />
Tijdens en na zijn studietijd was hij werkzaam als decorbouwer bij het bouw- en decoratelier Fiction Factory<br />
in Amsterdam. In 2002 verkoos hij de andere kant van het tentoonstellen en is sindsdien weer woonachtig<br />
op Texel en werkzaam bij Kaap Skil - museum van jutters en zeelui in Oudeschild, als conservator en educator.<br />
In die hoedanigheid was hij medeverantwoordelijk voor de recente nieuwbouw en herinrichting van<br />
Kaap Skil, waarvoor het museum meerdere nominaties ontving en in 2012 als winnaar van de prestigieuze<br />
Daylight Award voor de dag kwam.<br />
Yvonne Molenaar is hoofd collectie, presentatie & educatie van het Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong>. Dankzij de publicatie<br />
Bloemen, Constig geschikt (1996) trad zij in het voetspoor van Maria Tesselschade met het vervaardigen<br />
van 17e-eeuwse composities met bloemen in de zalen van het <strong>Muiderslot</strong>. Geïnspireerd door Hoofts’ Muze<br />
geeft zij sinds 1997 leiding aan een actieve groep bloemenvrijwilligers, de Muzen van het <strong>Muiderslot</strong>, die gedurende<br />
het seizoen ‘Thessalische’ bloemstukken vervaardigen met materialen uit de tuinen van het kasteel.
Inhoud<br />
0 Inleiding: 2013 – Jaar van vrouwen en de Gouden Eeuw 5<br />
1 Hoe Maria Tesselschade aan haar opmerkelijke naam kwam 6<br />
2 Vaders en dochters 18<br />
3 Tesselschade, een mythische muze uit de negentiende eeuw 26<br />
Objectcatalogus - Tessel Schade 38<br />
‘Een ongehoorde schaede’ 40<br />
Veilige handel 42<br />
Op Hollandse leest geschoeid 44<br />
‘ Tesselschae’ 46<br />
Maria Tesselschade Roemersdr. Visscher (1594-1649) 48<br />
Taalverhaal 50<br />
’t saligh Roemers huys 52<br />
Vaders en dochters 54<br />
Veelzijdig talent 57<br />
Meesterlijke handen 60<br />
Mytische muze 63<br />
‘Elck syn waerom’ 65<br />
Verantwoording 68
0<br />
0 InleIdIng: 2013 – jaar van vrOuwen en de gOuden eeuw<br />
Yvonne Molenaar<br />
Precies honderd jaar geleden vond de eerste grote tentoonstelling plaats in het toen net gerestaureerde Rijksmuseum<br />
<strong>Muiderslot</strong>. Meer dan 40.000 belangstellenden bezochten het volledig ingerichte kasteel, waaronder de<br />
tekenaar J. H. Isings. De schetsen die hij daar maakte, vormden de basis voor zijn immens populaire schoolplaat<br />
Een zomermiddag met de Muiderkring, een inspirerend gezelschap vrienden bijeen bij P. C. Hooft op het <strong>Muiderslot</strong>.<br />
Het is echter niet gastheer Hooft, maar een vrouw die<br />
het stralende middelpunt vormt: Maria Tesselschade<br />
Roemersdr. Visscher (1594-1649). Tesselschade was<br />
Hoofts zielsverwant en beste vriendin en een graag<br />
gezien gaste op het Hoge Huys van Muiden.<br />
Generaties lang groeiden kinderen op met Isings’ blik<br />
op ons rijke vaderlandse verleden. De Gouden Eeuw<br />
werd verankerd in beelden van de bouw van het<br />
stadhuis op de Dam en in het bijzonder van de rijke<br />
culturele schat van onze burgerelite, gesymboliseerd<br />
door de Muiderkring.<br />
Het is om die reden dat Maria Tesselschade het onderwerp<br />
is van de eerste van een reeks schatkamertentoonstellingen<br />
op het <strong>Muiderslot</strong>, over actuele onderwerpen<br />
met een directe relatie tot het museum en<br />
de eigen collectie.<br />
Ook onze ambitie om hierbij samen te werken met<br />
collega-instellingen en toonaangevende experts uit<br />
het veld, is met deze eerste tentoonstelling meer dan<br />
gehaald. Tessel Schade – Een ramp met een Gouden<br />
randje is het resultaat van een nauwe samenwerking<br />
met Kaap Skil, museum voor jutters & zeelui op Texel<br />
en vele bruikleengevers.<br />
De inbreng van Mieke Smits-Veldt, Arent Vos en Wil<br />
Derkse plaatsen Tesselschade in een verrassend perspectief.<br />
Zij hebben elk vanuit hun eigen expertise een<br />
waardevolle bijdrage geleverd aan de totstandkoming<br />
van de tentoonstelling en dit eerste <strong>katern</strong>, de tentoonstellingscatalogus.<br />
In ‘Tessel Schade’ wordt de nadruk gelegd op de<br />
bijzondere naamgeving van de beroemdste dochter<br />
van Roemer Visscher. Verder wordt uitvoerige<br />
aandacht besteed aan het welvarende burgermilieu en<br />
de veelzijdige, culturele opvoeding van Tesselschade<br />
in de lijn van het ‘nieuwe leren’ volgens geleerde<br />
humanisten als Erasmus en Thomas More. Het leren en<br />
werken vanuit eenzelfde houding van verstandigheid<br />
en betrokken toewijding lijkt in onze tijd een passend<br />
antwoord op het falende credo van de huidige<br />
kenniseconomie. Dit en meer maakt Tesselschade tot<br />
een voorbeeldvrouw van alle tijden.<br />
Het jaar 2013 gaat de geschiedenis in als het Jaar van<br />
de Vrouwen en de Gouden Eeuw. Amsterdam viert<br />
het 400-jarige bestaan van de grachtengordel, welke<br />
door Unesco is verkozen tot werelderfgoed. De recent<br />
verschenen lexicon en gelijknamige tentoonstelling<br />
1001 Vrouwen biedt een blauwdruk van de meest<br />
invloedrijke, beruchte, geliefde en spraakmakende<br />
vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis.<br />
‘Tessel Schade’ is een tentoonstelling over zo’n<br />
bijzondere vrouw van betekenis in de Gouden<br />
Eeuw, die tot aan vandaag haar sporen nalaat voor<br />
generaties die nog komen gaan: ‘elk zijn waarom’.<br />
J.A. Kruseman, Neêrlands dicht’rei vereenigd bij den ridder Hooft op het slot te Muiden (uitsnede), 1852, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
5
1<br />
1 HOe MarIa TeSSelScHade aan Haar OPMerkelIjke naaM kwaM<br />
Arent Vos<br />
Wanneer men er even over nadenkt is ‘Tesselschade’ een beetje een vreemde voornaam. Want dat is het: de<br />
tweede vóórnaam van Maria Tesselschade Roemersdochter Visscher (1594-1649). Wie heeft er ooit iemand ontmoet<br />
die ook zo heette?<br />
Hoe is Maria eigenlijk aan haar tweede naam gekomen?<br />
Het antwoord op deze vraag brengt ons bij een<br />
dramatische gebeurtenis op Kerstavond van het jaar<br />
1593 en langs die weg bij de onderwaterarcheologie.<br />
Het is het verhaal van een grote scheepsramp, waarbij<br />
in één enkele storm in één enkele nacht maar<br />
liefst 44 schepen verloren zijn gegaan met alle bijbehorende<br />
uitrusting en lading. Helaas heeft deze ramp<br />
ook vele zeelieden het leven gekost.<br />
Pieter Casteleyn, Storm rond Texel, gravure, 1661, Collectie Kaap Skil<br />
De scheepsramp speelde zich af op de Rede van Texel,<br />
die zich uitstrekte langs de oostkust van het eiland.<br />
Volgens Van Dale’s woordenboek is een ‘rede’ “een<br />
door de natuurlijke gesteldheid min of meer beschutte<br />
ankerplaats voor schepen vóór of op korte af-<br />
6<br />
stand van een kust”. Helemaal beschut en veilig bleek<br />
het op deze Rede van Texel echter lang niet altijd. Het<br />
verhaal van de scheepsramp van Kerstavond 1593<br />
kennen we onder andere uit een beroemde passage<br />
in een vroeg 17de-eeuwse publicatie: Beschryvinghe<br />
van alle de Nederlanden, […] door M. Lowijs Guicciardyn,<br />
edelman van Florencen, uitgegeven te Amsterdam<br />
door Willem Janszn (1612). Daar lezen we dat<br />
er op dat moment ongeveer 150 schepen op de Rede<br />
voor anker lagen. Maar toen ging het mis …<br />
“… soo is op den 24 decembris savonts by<br />
doncker ten neghen uren eenen gheweldighen<br />
storm opgheresen, […] door den<br />
welcken hier twee schepen los van den<br />
ancker gheraeckten, tot bederf van de<br />
heele vlote [doordat zij] malkanderen niet<br />
en konden myden. Waerdoor vierenveertich<br />
groote coopvaerdersschepen versoncken,<br />
ende ontrent 1050 schippers ende bootsghesellen<br />
verdroncken; voorts weynighe<br />
[schepen] daer schadeloos af komende.” 1<br />
Johannes Hendrikus Egenberger, Gezelschap om een voordragende<br />
Vondel (uitsnede), 1882, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong>
Pseudo-portret van koopman en dichter Roemer Visscher op 71-jarige leeftijd, zittend bij een tafel, Stippelets<br />
door Pieter van der Meulen, naar een tekening van Jan Stolker, naar een schilderij van Frans Hals (17e eeuw),<br />
ca. 1790-1858, Collectie Rijksmuseum Amsterdam<br />
8
Ook de vader van Maria Tesselschade, Roemer<br />
Visscher, die behalve als dichter ook actief was<br />
als handelaar in graan en als reder, werd door<br />
deze ramp getroffen, al was dat in zijn geval<br />
gelukkig alleen zakelijk en financieel. De details<br />
zijn niet bekend, maar wellicht moeten<br />
we zijn zakelijke schade ook niet overschatten.<br />
In die tijd was het immers heel gewoon<br />
z’n risico te spreiden door slechts voor één of<br />
enkele ‘parten’ deel te nemen in het eigendom<br />
van een schip of een handelsonderneming, de<br />
zogenaamde partenrederij. Hoe het ook zij,<br />
toen Maria op 25 maart 1594 geboren werd –<br />
slechts enkele maanden na de ramp dus – gaf<br />
vader Roemer haar, indachtig de ongelukkige<br />
gebeurtenis bij Texel, als tweede naam Tesselschade.<br />
Behalve uit historische bronnen weten we<br />
ook via de onderwaterarcheologie dat het op<br />
de Rede van Texel lang niet altijd veilig was.<br />
In dit gebied werden namelijk sinds de jaren<br />
1970 en 1980, toen in Nederland de sportduikerei<br />
krachtig begon op te komen, enkele tientallen<br />
scheepswrakken aangetroffen. In het<br />
boek Onderwaterarcheologie op de Rede van<br />
Texel presenteerde ondergetekende eerder de<br />
‘beredeneerde schatting’ dat er in de periode<br />
van de 16de tot en met de 18de eeuw tussen<br />
de 500 en 1000 schepen in dit gebied moeten<br />
zijn vergaan, de meeste als gevolg van een<br />
hevige storm. 2 Het toeval wil dat één van de<br />
meer complete scheepswrakken, die daadwerkelijk<br />
zijn teruggevonden, mogelijk is vergaan<br />
tijdens de storm die ook de vader van Maria<br />
Tesselschade zo’n schade had berokkend.<br />
Beschryvinghe van alle de Nederlanden, […] door M. Lowijs<br />
Guicciardyn, edelman van Florencen, uitgegeven te Amsterdam<br />
door Willem Janszn (1612)<br />
9
Bedoeld scheepswrak is in 1984 ontdekt door<br />
Texelse sportduikers. Het lag in een stroomgeul<br />
genaamd ‘Scheurrak’, vlakbij één van de boeien,<br />
die daar liggen ter markering van het vaarwater.<br />
Naar de naam van het water en de code van de<br />
boei heeft dit wrak de werknaam ‘Scheurrak SO 1’<br />
gekregen (2). De vindplaats is compleet opgegraven<br />
door het Professioneel Archeologisch Duikteam<br />
van het Nederlands Instituut voor Scheeps-<br />
en onderwaterarcheologie (thans Rijksdienst<br />
voor het Cultureel Erfgoed, afdeling scheepsarcheologie)<br />
in de periode van 1987 tot 1997 (alleen<br />
met uitzondering van 1992 en 1995). 3<br />
korte beschrijving van de vindplaats<br />
De vindplaats is noord-zuid georiënteerd (voorschip-achterschip),<br />
strekt zich uit over een oppervlak<br />
van circa 35 x 25 m en ligt op een diepte van<br />
zes tot elf meter. Centraal ligt een compleet vlak<br />
(=bodem van een schip) van voorsteven tot achtersteven<br />
en van kim tot kim (=overgang van vlak<br />
naar zijden). Ten oosten daarvan ligt een nagenoeg<br />
compleet stuurboord, dat is afgebroken in<br />
de kim en plat naast het vlak is komen te liggen.<br />
Het schip had twee doorlopende dekken waarvan<br />
de resten nu recht omhoog de bodem uitsteken.<br />
De beide dekken zijn goed te herkennen<br />
aan de reeksen dekknieën en de lijfhouten (=de<br />
extra zwaar uitgevoerde dekplanken tegen de<br />
zijden aan). Het schip heeft bovendien voor een<br />
bakdek en achter een halfdek gehad, al zijn die<br />
nu nog maar deels te herkennen. Het bakboord is<br />
lang niet zo compleet en intact bewaard gebleven.<br />
Hiervan zijn verspreid slechts enkele losse<br />
delen teruggevonden. Bij het voorschip zien we<br />
losgebroken de complete voorsteven onder het<br />
stuurboord uitsteken met daarbij een grote balk<br />
en knie die de basis vormden voor de constructie<br />
van het galjoen. Bij het achterschip zien we een<br />
circa 8 m hoog roer met vijf roerhaken en een res-<br />
Archeologische tekening van het wrak Scheurrak SO 1, Collectie Rijksdienst<br />
voor Cultureel Erfgoed, Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />
10
tant van de helmstok. Via dendrochronologie (=studie<br />
en datering van hout aan de hand van jaarringpatronen)<br />
is de bouwdatum van het schip vastgesteld op<br />
omstreeks 1580-1585.<br />
korte beschrijving van het vondstmateriaal<br />
Bij elkaar zijn circa vijfduizend objecten geborgen. Die<br />
voorwerpen kunnen ons van alles vertellen over het<br />
schip zelf, bijvoorbeeld de constructie ervan 4 , en over<br />
het wonen, leven en werken aan boord. Naar de aard of<br />
het doel ervan kunnen we de objecten indelen in een<br />
aantal functionele categorieën. Enkele voorbeelden:<br />
Een vondstcategorie die direct te maken heeft met het<br />
schip is de scheepsuitrusting. Dat zijn al die zaken die<br />
te maken hebben met de bediening van het schip. Men<br />
moet daarbij vooral denken aan dingen als zeilen, blokken<br />
en touwen. Hiervan zijn grote hoeveelheden aangetroffen<br />
op het eerste dek in het voorschip en men<br />
kan deze grotendeels betitelen als voorraden en reserveonderdelen.<br />
Bijzonder was de aanwezigheid van een<br />
reserve kolderstok. Dat was een onderdeel van de stuur-<br />
inrichting van uit de tijd dat het stuurwiel nog niet was<br />
uitgevonden.<br />
Nog zo’n categorie die direct te maken heeft met het<br />
functioneren van het schip is de bewapening. Ook<br />
daarvan zijn diverse onderdelen aangetroffen, zoals<br />
enkele gietijzeren kanonnen van een klein kaliber<br />
met de bij behorende rolpaarden (=houten karretjes,<br />
die dienden als affuit) en diverse soorten munitie.<br />
Daarnaast zijn diverse gereedschappen gevonden die<br />
waren bedoeld om het geschut mee te bedienen, zoals<br />
kruitscheppen, kardoesprikkers en een lontstok.<br />
Heel bijzonder was dat één van de rolpaarden driewielig<br />
was, terwijl dergelijke affuiten normaliter vier<br />
wielen hadden. 5 Ook werden handwapens gevonden<br />
zoals bijvoorbeeld haakbussen met de bijbehorende<br />
loden kogels.<br />
Aan boord moest ook worden gegeten en gekookt.<br />
Mee waren daarom ook verschillende voorraden<br />
voedsel, die op het eerste dek in midden- en achterschip<br />
werden vervoerd in kleine houten tonnen. Uit<br />
de talloze bot- en visresten in de tonnen (of beter:<br />
tonresten) is af te leiden dat men in ieder geval ook<br />
vis en rundvlees at. 6 Boven het tweede dek, in de<br />
kuil (=de open ruimte tussen bakdek voor en halfdek<br />
achter) is het restant aangetroffen van een gemetselde<br />
oven. Open vuur was op de houten schepen<br />
altijd een groot risico, dus daarom werd meestal van<br />
bakstenen een stookplaats gemetseld of op grotere<br />
schepen met veel bemanning een kombuis. In relatie<br />
tot het koken en eten is ook allerlei eetgerei aangetroffen<br />
zoals aardewerken, ijzeren en koperen potten<br />
en ketels om in te koken en gedraaide houten kommen<br />
en teljoren (=platte borden), om van te eten met<br />
tinnen lepels als bestek. Een mes hadden de zeelieden<br />
altijd zelf bij zich en vorken werden in die tijd nog niet<br />
gebruikt (10). De scheepsofficieren hadden overigens<br />
tinnen borden in plaats van de houten teljoren.<br />
Rolpaard, Scheurrakwrak SO 1, ca. 1593, Collectie Rijksdienst voor Cultureel<br />
Erfgoed, Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />
11
(7) Bronzen kaartpasser met wapen van Amsterdam, Scheurrakwrak<br />
SO 1, ca. 1593, Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Afdeling<br />
Scheepsarcheologie, Lelystad<br />
Op een schip moest ook worden genavigeerd. Daartoe<br />
kende men allerlei instrumenten en ook daarvan zijn<br />
voorbeelden gevonden. Men gebruikte zeekaarten,<br />
maar papier gaat onder water zeer snel verloren dus<br />
daarvan zijn geen resten aangetroffen, maar wel een<br />
houten koker die zeer waarschijnlijk heeft gediend<br />
als kaartkoker. Op de kaarten werden afstanden en<br />
richtingen uitgezet met navigatiepassers. Daarvan<br />
is een viertal exemplaren gevonden. Ze zijn van<br />
messing en twee ervan hebben inscripties met het<br />
stadswapen van Amsterdam (7). Dit kan duiden op<br />
een Amsterdamse uitreding van het schip en daarmee<br />
komen we weer heel dichtbij de wereld van Roemer<br />
Visscher als (parten)reder en handelaar. Het is niet<br />
ondenkbaar dat Visscher ook in dit schip een belang had.<br />
Voor veilige navigatie is voldoende waterdiepte<br />
nodig en die werd gepeild met peilloden. Vanwege<br />
de duurzaamheid van dit materiaal worden peilloden<br />
bij veel scheepsopgravingen teruggevonden, meestal<br />
in verschillende maten en gewichten en zo ook in dit<br />
geval. Daarnaast zijn ook resten gevonden van een<br />
kompas, een zandloper en een zogenaamde Jacobsstaf.<br />
Dat laatste was een instrument waarmee men in de<br />
16e en 17e eeuw al vrij nauwkeurig de geografische<br />
breedte van zijn plaats op aarde kon vaststellen.<br />
12<br />
Er zijn ook allerlei zaken gevonden die men in een<br />
categorie ‘persoonlijke bezittingen’ kan indelen. Het<br />
betreft dan bijvoorbeeld kledingresten of schoeisel<br />
(13). Zeelieden hadden vaak een persoonlijke kist<br />
waarin men zijn bezittingen kon opbergen. In het<br />
Scheurrakwrak zijn twee voorbeelden daarvan<br />
aangetroffen waarop vermoedelijk de eigenaar zelf<br />
ook prachtig houtsnijwerk had aangebracht – of<br />
nog bezig was dit aan te brengen (12). Dit kunnen we<br />
beschouwen als een vorm van vrijetijdsbesteding van<br />
de opvarenden, die periodiek nogal wat tijd over konden<br />
hebben, bijvoorbeeld wanneer ze langdurig op een rede<br />
lagen te wachten op een goede wind om uit te zeilen.<br />
In dergelijke kistjes vinden we zaken die dienden voor<br />
de persoonlijke hygiëne, zoals luizenkammen, of die<br />
nodig waren voor het onderhoud van de eigen kleding,<br />
zoals messing vingerhoedjes, duimringen en ander<br />
naaigerei. Sommige zaken hadden te maken met de<br />
eigen beroepsuitoefening, zoals schrijfgerei met tinnen<br />
inktpot en ganzenveren, een doosje met muntgewichten<br />
of een staaf zegellak om aktes te kunnen bezegelen<br />
(12) Licht beukenhouten bergkistje, Scheurrakwrak SO 1, ca. 1593, Collectie<br />
Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Afdeling Scheepsarcheologie,<br />
Lelystad
of brieven te kunnen sluiten. Dit zijn zaken die doen<br />
denken aan een koopman aan boord, die waarschijnlijk<br />
in rechtstreeks contact stond met mensen als Roemer<br />
Visscher. Ook resten van een strooien matras kunnen<br />
we beschouwen als persoonlijke bezitting. Bij analyse<br />
zijn in deze matras resten aangetroffen van dezelfde<br />
soorten zeer klein ongedierte als we vandaag de dag<br />
ook nog in onze matrassen kunnen terugvinden, zoals<br />
mijten en mensenvlooien. Zo weten we zeker dat zo’n<br />
‘zak met stro’ heeft gediend als matras om op te slapen.<br />
Aan boord vinden we ook resten die te<br />
maken hadden met de uitoefening van<br />
bepaalde ambachten. Zo is onder het<br />
bakdek een grote kist aangetroffen met<br />
allerlei timmermansgereedschappen<br />
en ook elders op het eerste dek zijn<br />
losliggend verschillende timmermansgereedschappen<br />
gevonden. En mogelijk was ook<br />
een schoenmaker aan boord. In ieder geval zijn heel<br />
wat resten van leren schoeisel gevonden, maar ook<br />
twee houten schoenmakersleesten. Sommige van de<br />
schoenen waren ongebruikt en fraai versierd en konden<br />
op basis van de stijlkenmerken door leerspecialisten<br />
worden geïdentificeerd als modeschoeisel uit de<br />
jaren 1580 en 1590. 7 Wellicht heeft Roemer Visscher op<br />
vergelijkbare schoenen rondgelopen?<br />
Koperen vingerhoedje,<br />
Scheurrakwrak SO 1, ca. 1593,<br />
Collectie Rijksdienst voor<br />
Cultureel Erfgoed, Afdeling<br />
Scheepsarcheologie, Lelystad<br />
Twee bijzondere voorwerpen waren zeer behulpzaam<br />
voor de datering van het vondstcomplex en daarmee<br />
van de ondergang van het schip. Een messing<br />
signaaltrompet had op de beker (=voorkant van het<br />
instrument) een gegraveerde tekst staan: lissandro<br />
milanese fecit genua 1589. 8 Een ander object met jaartal<br />
was een met snijwerk versierde houten lontstok.<br />
Dat is een stukje gereedschap dat een kanonnier<br />
gebruikte om bij het afvuren van zijn geschut iets<br />
afstand te kunnen houden.<br />
Op dit detail van de lontstok, gedateerd anno 1590, zijn zes van zestien<br />
versregels te zien. Rechts lezen we “by my cornelis / claesoon van / block<br />
dick ffff”. Keren we de afbeelding om, dan zien we (rechts) de regels<br />
“niet even goet den / moerghen moet / sorghen dat den”. Als geheel<br />
staat er “die avent en / die muierghen sijn / niet even goet den / moerghen<br />
moet / sorghen dat den / avent niet en doet / soude den avent /<br />
sorghen als den / morghen doet / daer souer menich / ryen die nu /<br />
gaen tefoet / by my cornelis / claesoon van / block dick ffff / anno 1590”.<br />
Heel bijzonder is dat op een in wezen eenvoudig<br />
objectje als een dergelijke lontstok enkele ingekerfde<br />
versregels worden aangetroffen, die waren<br />
ondertekend en gedateerd “by my cornelis clasoon<br />
van block dick anno 1590”, ofwel Cornelis Claaszoon<br />
uit Blokdijk (een plaatsje bij Hoorn in West-Friesland).<br />
Cornelis was kennelijk kanonnier aan boord. 9 Het<br />
belang van dergelijke gedateerde objecten is dat we<br />
daarmee een datum post quem voor de ondergang van<br />
het schip hebben; het schip kan niet zijn gezonken vóór<br />
1590 en het is dit soort gegevens dat ons in de buurt<br />
brengt van de storm op Kerstavond 1593.<br />
13
Maar had het schip ook lading aan<br />
boord? En kunnen we aan de hand<br />
van het gehele vondstcomplex iets<br />
zeggen over de functie van het schip?<br />
Ofschoon het opengebroken ruim<br />
van het schip grotendeels was leeg<br />
gespoeld werden op allerlei plaatsen<br />
tussen de scheepsconstructie of<br />
tegen de onderkant van (vooral) het<br />
eerste dek graanresten aangetroffen.<br />
Deze resten zijn op meerdere plekken<br />
bemonsterd en deze ‘zadenmonsters’<br />
zijn onderzocht door specialisten. Het<br />
blijkt dat het schip geladen is geweest<br />
met graan, voornamelijk broodtarwe.<br />
Van dit soort graan wordt gezegd dat<br />
het werd gebruikt voor het maken<br />
van wit brood dat voornamelijk werd<br />
geconsumeerd door de rijkeren in de<br />
steden. Om het graan zoveel mogelijk<br />
droog te houden was op het vlak een<br />
verhoogd laadvloertje aangebracht,<br />
opgebouwd van naaldhouten stammetjes<br />
en planken, afgedekt met stro.<br />
Daarbovenop moet het graan hebben<br />
gelegen. Tussen de concentraties<br />
graanresten werden ook van gras<br />
gevlochten matten aangetroffen. Het<br />
idee is dat het graan los in het ruim was<br />
gestort en dat de verschillende partijen<br />
graan van elkaar waren gescheiden<br />
door dergelijke matten. Het begrip<br />
‘afmatten’ zou hiervandaan komen.<br />
Door goed te kijken naar het toenmalige<br />
verspreidingsgebied van allerlei soorten<br />
(on)kruiden en gewassen waarvan in<br />
de graanmonsters óók resten werden<br />
aangetroffen kon het herkomstgebied<br />
van de lading worden bepaald. Dat<br />
blijkt afkomstig uit het noorden van het<br />
Op basis van de gevonden scheepsresten denken we dat het Scheurrakwrak een rompvorm<br />
had als op deze gravure van Frans Huys uit 1565 (naar Pieter Breugel). Het is een<br />
voorloper van het beroemde 17e-eeuwse scheepstype “fluit”.<br />
14
huidige Duitsland en Polen, uit het Oostzeegebied dus. 10<br />
Behalve graan lijken ook nog andere, kleine partijtjes<br />
lading aan boord te zijn geweest. Zo zijn op het eerste<br />
dek vaten met heidebezempjes aangetroffen naast heel<br />
veel losliggende exemplaren. Was dit bedoeld als lading<br />
of behoorde het tot de scheepsvoorraden? Ook zijn<br />
zoveel (resten van) modieuze schoenen aangetroffen<br />
dat ook hier wordt gedacht aan een partij lading. Hoe<br />
die verpakt waren geweest is echter niet duidelijk, want<br />
ze lagen allemaal los over de dekken. Moeten we ook<br />
hier denken aan transport in houten tonnen?<br />
Tot zover deze kleine bloemlezing van de verschillende<br />
vondstcategorieën en enkele van de aardigste objecten<br />
aan boord. Vatten we het geheel aan inzichten samen<br />
dan hebben we hier te maken met een voor die tijd<br />
middelgroot zeegaand schip, een tweedekker met<br />
ongetwijfeld drie masten. De aanwezige lengte van het<br />
vlak was 25,6 m, maar beide stevens waren op geringe<br />
hoogte afgebroken. Oorspronkelijk zal het schip tegen<br />
de 30 m lang zijn geweest (lengte over de stevens). Ter<br />
referentie: in de 17e eeuw waren de allergrootste schepen<br />
zoals VOC-retourschepen of Admiraliteitsschepen 40<br />
tot 45 m lang. Het Scheurrakschip had een zeer ‘vol’<br />
onderwaterschip (in tegenstelling tot ‘scherp gesneden’)<br />
bedoeld om veel lading te kunnen innemen en doet<br />
daarin denken aan de latere fluitschepen, het scheepstype<br />
waarmee in de 17e eeuw zulke grote successen zouden<br />
worden geboekt. Een prent van Frans Huys uit 1565 naar<br />
een afbeelding van Pieter Breugel uit 1562 geeft goed<br />
een idee hoe het schip eruit kan hebben gezien. Het<br />
Scheurrakschip speelde een rol in de graanhandel op<br />
de Oostzee. Dat is best spectaculair te noemen, want<br />
dit was in die tijd zo’n belangrijke tak van handel, waar<br />
zoveel schepen en zoveel mensen bij betrokken waren<br />
dat dit door tijdgenoten – bijvoorbeeld Johan de Witt<br />
in het midden van de 17e eeuw – al als ‘moedernegotie’<br />
werd aangeduid. In de handel op de Oostzee en zeker<br />
ook in de graanhandel werd in de 15e en 16e eeuw de<br />
basis gelegd voor de Nederlandse welvaart en werd het<br />
kapitaal vergaard waarmee eind 16e en begin 17e eeuw<br />
de Nederlandse expansie zo snel kon uitgroeien. Zonder<br />
de moedernegotie had de VOC wellicht nooit bestaan en<br />
qua aantallen scheepvaartbewegingen heeft de VOChandel<br />
nooit kunnen tippen aan de Oostzeehandel.<br />
Ook de familie Visscher lijkt een deel van zijn welvaart<br />
aan deze handel te danken te hebben gehad. Zelfs<br />
een scheepsramp zoals op Kerstavond 1593 heeft dat<br />
blijkbaar niet teniet kunnen doen. Het lijkt er bepaald<br />
niet op dat Maria Tesselschade in armoede is opgegroeid<br />
noch haar leven heeft geleid. Was dit Scheurrakschip<br />
inderdaad één van de schepen die in die bepaalde<br />
storm is vergaan en waarmee mogelijk ook vader<br />
Roemer ernstige schade heeft geleden? Zeker weten<br />
we het niet. Volgens de archeologische data zou het<br />
zeker kunnen, maar het is (nog) niet te bewijzen. Er<br />
zijn betrekkelijk weinig relevante archieven bewaard<br />
gebleven en wat wel bewaard is, is verspreid over<br />
verschillende bewaarplaatsen, is dikwijls onvoldoende<br />
geïnventariseerd en is door dit alles als geheel maar<br />
moeilijk toegankelijk. Er zijn zeker serieuze pogingen<br />
gedaan het wrak terug te vinden in de archieven en het<br />
een naam te geven, maar dit is vooralsnog niet gelukt.<br />
Maar de geschiedenis van schip en wrak en de materiële<br />
cultuur aan boord bieden wel een goede illustratie van<br />
de wereld van de familie Visscher en Maria Tesselschade.<br />
1 M. Lowijs Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden &c.<br />
Herdruk in facsimile van de uitgave door Willem Jansz. (Blaeu)<br />
uit 1612 (Amsterdam/Nieuwkoop 1968), p. 245. Omwille van een<br />
betere leesbaarheid is het citaat qua leestekens en hoofdlettergebruik<br />
aangepast aan de hedendaagse spelling. De betreffende<br />
passage is beroemd en wordt veelvuldig aangehaald: zie bijvoorbeeld<br />
Van der Vlis 1977, p.119, 221 en 223.<br />
2 Vos 2012, 47-55.<br />
3 Meer over de geschiedenis van de professionele onderwaterarcheologie<br />
in Nederland in: Vos 2009. De auteur is zelf van begin af<br />
aan bij de opgraving van het Scheurrakwrak betrokken geweest als<br />
duiker, wetenschappelijk medewerker en later als hoofd van het<br />
15
Professioneel Archeologisch Duikteam. Daarnaast leunt dit verhaal<br />
op allerlei deelonderzoeken van andere onderzoekers en studenten.<br />
De belangrijkste gepubliceerde artikelen met een scala aan<br />
extra informatie staan in de bijgevoegde literatuurlijst.<br />
4 Op de scheepsconstructie wordt hier niet verder ingegaan. Zie<br />
daarvoor bijvoorbeeld Vos 1991 en Maarleveld 1994.<br />
5 Meer over dit driewielig rolpaard in: Puype 2000.<br />
6 Meer over de vis en het vlees respectievelijk in: Brinkhuizen 1994<br />
en Zeiler 1993.<br />
7 Meer over de leren schoenen in: Goubitz 1985.<br />
8 Meer over de trompet in: Van der Heide 1994.<br />
9 Meer over het gedicht op de lontstok en over Cornelis Claaszoon in:<br />
Manders 1998.<br />
10 Meer over het graan en de herkomst ervan in: Manders 1993.<br />
Beknopte literatuurlijst<br />
Brinkhuizen, D.C., “Some notes on fish remains from the late<br />
16th century merchant vessel Scheurrak SO1” in: W. van Neer<br />
(ed.), Fish exploitation in the past. Proceedings of the seventh<br />
meeting of the ICAZ Fish Remains Working Group, Annales du<br />
Musée Royal de l’Afrique Centrale, Sciences Zoölogiques no 274<br />
(Tervuren 1994), 197-205.<br />
Goubitz, O., “Modeschoenen uit een Waddenwrak” in: Westerheem<br />
34 (1985), 223-228.<br />
Guicciardijn, M. Lowijs, Beschryvinghe van alle de Nederlanden<br />
&c. Herdruk in facsimile van de uitgave door Willem Jansz.<br />
(Blaeu) uit 1612 (Amsterdam/Nieuwkoop 1968).<br />
Heide, G.J. van der, “Reconstructie van een bijzondere Italiaanse<br />
trompet van de vindplaats Scheurrak SO1” in: R.Reinders en<br />
M. Bierma (eds.), Vis en visvangst. Inleidingen gehouden tijdens<br />
het zevende Glavimans symposion Vlaardingen, 23 april 1993<br />
(Groningen 1994), 107-114.<br />
Maarleveld, Th.J., “Het schip Scheurrak SO1. Een scheepsopgraving<br />
in de Waddenzee” in: Spiegel Historiael. Maandblad voor<br />
geschiedenis en archeologie jaargang 25 nummer 12 (december<br />
1990), 573-577.<br />
16<br />
Maarleveld, Th.J., “Double Dutch Solutions in Flush-Planked<br />
Shipbuilding: Continuity and Adaptations at the Start of Modern<br />
History” in: Ch.Westerdahl (ed.), Crossroads in Ancient<br />
Shipbuilding. Proceedings of the Sixth International Symposium<br />
on Boat and Ship Archaeology Roskilde 1991 (Oxford<br />
1994), 153-163.<br />
Manders, M.R., “Twee graanschepen. Een botanische studie<br />
van de lading” in: R. Reinders en A.van Holk (eds.), Scheepslading.<br />
Inleidingen gehouden tijdens het zesde Glavimans symposion<br />
Rotterdam, april 1992 (Groningen 1993), 19-31.<br />
Manders, M.R., “Raadsels rond een gezonken oostzeevaarder”<br />
in: R. Daalder, E. van Eyck van Heslinga, J.Th. Lindblad, P. Rogaar<br />
en P. Schonewille (eds.) Goud uit graan. Nederland en het<br />
Oostzeegebied 1600-1850 (Zwolle 1998), 70-81.<br />
Nederlands Instituut voor Scheeps- en onderwaterArcheologie/ROB<br />
(NISA), “Project Scheurrak SO1” in: NISA Jaarboek 1.<br />
Jaarverslag 1994, Flevobericht 395 (Lelystad 1996), 11-16.<br />
Puype, J.P., “Three-wheeled gun carriages from the late 16thcentury<br />
shipwreck Scheurrak SO 1 near the Texel” in: Royal Armouries<br />
Yearbook Vol.5 (Leeds 2000), 106-116.<br />
Vlis, J.A. van der, tLant van Texsel. Een geschiedschrijving (Den<br />
Burg, tweede gewijzigde druk 1977).<br />
Vos, A.D., “De replica van een VOC-retourschip te Lelystad: de<br />
Batavia?” in: R.Reinders (ed.), Bouwtraditie en scheepstype. Inleidingen<br />
gehouden tijdens het vierde Glavimans symposion<br />
(Groningen 1991), 48-55.<br />
Vos, A.D., “Duikteam NISA/ROB. Tien jaar professioneel archeologisch<br />
duiken in Nederland” in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis<br />
2009-2, 24-35.<br />
Vos, A.D., Onderwaterarcheologie op de Rede van Texel. Waardestellende<br />
onderzoeken in de westelijke Waddenzee (Burgzand),<br />
Nederlandse Archeologische Rapporten 041 (Lelystad 2012).<br />
J.T. Zeiler, Zes vaten rundvlees uit het scheepswrak Scheurrak<br />
SO1, Tussentijdse Rapportage 10 (Alphen aan den Rijn 1993)
(29) Bronzen penning met de beeltenis van Thomas<br />
More, 2000, Particuliere collectie
2<br />
2 VadErs En dOchTErs<br />
Wil Derkse<br />
Thomas More en zijn dochter Margaret: voorbeelden voor roemer Visscher en Maria Tesselschade?<br />
Er wordt wel eens van grote denkers en schrijvers in onze ideeëngeschiedenis beweerd, dat zij weliswaar de wereld<br />
steeds anders hebben geïnterpreteerd, maar dat hun ideeën weinig concrete veranderingen en verbeteringen<br />
hebben gebracht. Maar er zijn heel wat perioden aan te wijzen dat het juist ideeën waren, die belangrijke en soms<br />
zeer snelle veranderingsprocessen in gang hebben gezet. De recente geschiedenis toont daarvan opvallende<br />
voorbeelden, zoals de omwentelingen in het voormalig Oostblok, het betrekken van milieuoverwegingen<br />
in wereldwijde beleidsontwikkelingen, de toenemende rol van het internationaal recht ook in relatie tot de<br />
mensenrechten (Den Haag), de late maar snelle invloed van emancipatorische ideeën ten aanzien van de positie<br />
van vrouwen, van de beleving van seksuele geaardheid, van de positie van minderheden. Aan de andere kant van<br />
het kwaliteitsspectrum hebben ideeën over de liberale markteconomie, het individualisme, de ongebreidelde<br />
consumptie en oppervlakkig amusement zich in een korte tijd wereldwijd in gedrag omgezet.<br />
Opvoedingsideeën van Erasmus<br />
Voor de vroege 16e eeuw, waarin nieuwe ideeën in<br />
grensoverschrijdende intellectuele contacten zich<br />
dankzij de boekdrukkunst snel konden verspreiden,<br />
geldt deze observatie eveneens. De Reformatie kwam<br />
in enkele jaren in heel Europa snel op gang door maar<br />
een paar invloedrijke ideeën van Maarten Luther<br />
(1483-1546), waarbij ook de cultuurkritische inbreng<br />
van Erasmus van Rotterdam (1469-1536) een sleutelrol<br />
vervulde (32). Erasmus was de eerste schrijver in<br />
Europa die van de pen kon leven. Zijn gedrukte werken<br />
kenden hoge oplagen en werden door de al spoedig<br />
verschijnende vertalingen ervan zeker niet alleen<br />
in intellectuele of gegoede kringen gelezen. Wel<br />
hadden de humanistische ideeën in die kringen de<br />
grootste invloed. En de gegoede burgerij, die deels ook<br />
leidinggevende taken in het openbare leven had, werd<br />
door anderen weer als voorbeeld gezien.<br />
Dat Roemer Visscher een goede opleiding voor zijn<br />
dochters belangrijk vond, sluit aan bij een humanistische<br />
traditie die al zo’n twee generaties eerder zijn aanvang<br />
nam. Want Erasmus bijvoorbeeld, formuleerde cultuurkritische<br />
ideeën over onderwijsprocessen.<br />
18<br />
Louter strengheid, herhaling en uit het hoofd leren vond<br />
hij uit den boze. Tekstinzicht, kritische vergelijking van<br />
bronnen, en een goede opleiding voor eenieder vond<br />
hij belangrijke idealen. Ook meisjes en jonge vrouwen<br />
verdienen goed onderwijs, al wordt hun scholing in<br />
sommige van zijn geschriften gezien als toch allereerst<br />
dienstbaar aan het gezinsleven. Daarbij moet overigens<br />
worden bedacht dat Erasmus als priester ongehuwd<br />
was, en nooit eigen kinderen had opgevoed.<br />
Opvoedingspraktijken in het gezin van Thomas More<br />
Maar bij zijn vrienden zag hij een en ander van dichterbij<br />
en heel concreet, met name in zijn lange vriendschap<br />
met de Engelse jurist, diplomaat, schrijver en<br />
staatsman Thomas More (1478-1535). Deze had kinderen<br />
uit een eerste huwelijk, hertrouwde, nam nog enkele<br />
kinderen aan, en vormde met zijn gezin de spil van<br />
een uitgebreid netwerk van vrienden, leraren, kunstenaar,<br />
en hun aanhang, die vaak geruime tijd ook in huis<br />
woonden, net als een secretaris, huispersoneel, tuinlieden<br />
en zelfs een ‘nar’. In de jaren in Chelsea, waarin<br />
Thomas ook Lord Chancellor werd, telde het geheel van<br />
de huishouding zo’n 100 leden. De sfeer in More’s huis
trok mensen aan - je zou het ook zijn mini-Utopia kunnen<br />
noemen. Utopia is de titel van zijn bekendst geworden<br />
geschrift, en wel over een ideale samenleving;<br />
het boek begint met een gesprek tussen o.m. vrienden<br />
van hem en Erasmus in een geliefde tuin in de schaduw<br />
van de Antwerpse kathedraal. De sfeer in het huis van<br />
More werd gekenmerkt door mildheid, gastvrijheid,<br />
geleerdheid en geestige gezelligheid.<br />
Erasmus en Thomas More: goede vrienden<br />
Erasmus woonde inderdaad ook gedurende hele<br />
(soms lange) perioden bij Thomas More in huis. Thomas<br />
More schrijft over zijn vriendschap met Erasmus:<br />
‘Als het nageslacht mij zal kennen, dan als vriend van<br />
Erasmus’. In hun geschriften blijkt deze vriendschap<br />
soms in kleine intieme bijzinnetjes: ‘mellitissime<br />
Thoma’ – letterlijk: ‘zoetste Thomas’; en ‘Erasmus, my<br />
darling’ – even in het Engels in een overigens Latijnse<br />
brief over een geleerd theologisch thema. Erasmus<br />
schreef in Thomas’ huis onder meer de Lof der Zotheid,<br />
wachtend op zijn boeken van elders die nog<br />
niet in Londen waren gearriveerd, zodat hij nog niet<br />
serieus aan de studie kon, ook vanwege problemen<br />
met zijn nieren. Vandaar een luchtig gelegenheidswerkje<br />
tussendoor, naar eigen zeggen in een week<br />
geschreven. Grappig dat dit gelegenheidswerkje,<br />
naast de Samenspraken, anders dan het serieuzere<br />
en omvangrijke werk van Erasmus, zijn enige boeken<br />
zijn die nog steeds gewoon voor het genoegen worden<br />
herlezen en heruitgegeven. In de Latijnse titel<br />
Encomium Moriae id est Stultitiae Laus zijn de eerste<br />
woorden gelatiniseerd Grieks, zodat het geheel drie<br />
betekenissen kan hebben: Lof der zotheid, Lof door de<br />
Zotheid (als personage), en Lof van (Thomas) More.<br />
Het gereedgekomen boek begint met een inleidende<br />
aanbiedingsbrief aan Thomas More, waarin Erasmus<br />
herinnert aan een eerder aangenaam in More’s geestige<br />
aanwezigheid. Daar zou hij nu weer geruime tijd<br />
gaan verblijven.<br />
19<br />
de geleerde dochters van Thomas More<br />
Het moet hem in huize More zijn opgevallen dat de<br />
meisjes daar (die in de meerderheid waren) dezelfde<br />
onderwerpen met hun huisleraren bestudeerden als<br />
de jongens. Dus inclusief een grondige scholing in de<br />
klassieke letteren, de wiskunde, de astronomie en de<br />
geneeskunst – thema’s die toch aanzienlijk verder<br />
voerden dan de toekomstige huishoudelijke taken van<br />
de meisjes. More schreef op reis zijn brieven aan zijn<br />
kinderen (en zijn verdere hele menagerie) veelal in het<br />
Latijn (met soms een Engelse kop, zoals ‘Thomas More<br />
to his whole school, greeting’), en zij antwoordden ook<br />
in het Latijn. Thuis deed hij vertaalspelletjes met hen:<br />
de een vertaalde een tekst uit het Grieks in het Engels,<br />
de ander vertaalde het Engels opnieuw in het Grieks, en<br />
samen keken ze naar de verschillen met de begintekst.<br />
Erasmus noemde niet voor niets de huishouding van<br />
zijn vriend Thomas: ‘Plato’s Academie op christelijke<br />
grondslag’.<br />
Later groeiden sommige van de meisjes op tot echte<br />
intellectuelen, waarvan de belezenheid soms ook praktische<br />
vruchten droeg. Bijvoorbeeld toen Thomas in<br />
1521 ziek thuis kwam van een diplomatieke missie naar<br />
Brugge. Zijn ziekteverschijnselen stellen de artsen voor<br />
een raadsel. Gelukkig herinnert zich zijn aangenomen<br />
dochter Margaret Giggs uit<br />
haar studie van Galenius’ De<br />
Differentiis Febrium (Over de<br />
verschillende koortsen) dit<br />
ziektebeeld. Dankzij haar<br />
diagnose wordt een werkzame<br />
remedie gevonden.<br />
Detail van Magareth Giggs en<br />
grootvader More, uit Hans Holbeins<br />
Schets van Thomas More en zijn familie,<br />
ca. 1527, Collectie Kupferstichkabinett,<br />
Kunstmuseum Basel.<br />
© foto: Martin P. Bühler
Margaret More: voor Erasmus een voorbeeldige geleerde<br />
vrouw<br />
Vooral met zijn ‘eigen’ dochter Margaret (‘my dearest<br />
Meg’) had Thomas More een steeds inniger wordende<br />
intellectuele band en ontwikkelde zich een relatie die<br />
eindigde op het niveau van een diepe vriendschap, toen<br />
hij in zijn tragische gevangenisperiode voorafgaand<br />
aan zijn executie juist in haar zijn vertrouwenspersoon<br />
vond. Daarvoor al roemde Erasmus Margaret More als<br />
degene die het mooiste Latijn schreef in heel Europa. Zij<br />
vertaalde Erasmus’ Verhandeling over het Onze Vader<br />
van het Latijn in het Engels en wist haar vertaling ook<br />
uit te geven. Geleerden roemden haar kennis van zaken<br />
bij het verbeteren van een corrupte (= eerdere vertaal-<br />
en stijlfouten bevattende) Latijnse tekst. Ook vertaalde<br />
zij een Griekse tekst van Eusebius, en gaf ook deze uit.<br />
Tevens schreef ze een eigen verhandeling over de ‘vier<br />
laatste dingen’ en een toespraak daarover van Quintilianus.<br />
Zij verdiepte zich in de filosofie, commentaren op de<br />
Heilige Schrift, en de toenmalige medische wetenschap.<br />
In de Tower spraken (en lachten) vader en dochter veel<br />
20<br />
met elkaar, ook over zichzelf. Ook durfde hij zich door<br />
haar te laten corrigeren. Ze waren gelijken voor elkaar<br />
geworden, zoals dat in de beste vriendschapsrelaties<br />
voorkomt. Maar hier werd er nog de affectiviteit tussen<br />
vader en dochter aan toegevoegd. Ze spraken heel<br />
persoonlijk en intiem over de angsten van Thomas<br />
More voor wat hem fysiek te wachten zou kunnen<br />
staan. Cromwell stond haar bezoeken toe, in de hoop<br />
dat zij haar vader kon overtuigen om zijn gewetensvolle<br />
morele standpunt op te geven. Het tegendeel was het<br />
geval. Ze schreven samen een verdedigende dialoog<br />
waarin zij ‘for the sake of the argument’ haar vader<br />
probeert te verleiden om de door Cromwell geëiste<br />
verklaring toch maar te ondertekenen, terwijl hij<br />
daardoor gestimuleerd zijn argumenten juist krachtiger<br />
onderbouwt – en Margaret smokkelt de gezamenlijke<br />
tekst de gevangenis uit en brengt die in circulatie.<br />
Na de dood van haar vader neemt Margaret een<br />
groot meerjarenproject op zich. Met indrukwekkende<br />
intellectuele en professionele zorg, later gesteund,<br />
voortgezet en voltooid door haar eigen eveneens hoog<br />
opgeleide dochter Mary, wordt zijn omvangrijke literaire<br />
nalatenschap voor een belangrijk deel geredigeerd en<br />
uitgegeven. In 1577 verschijnt The Works of Sir Thomas<br />
More, Knight, Sometime Lord Chancellor of England,<br />
Written by him in the English Tongue, een uitgave van<br />
1458 pagina’s. Pas in de 20e eeuw verschenen zijn (nog<br />
omvangrijke) Latijnse geschriften compleet.<br />
de Muiderkring: lezers van Erasmus<br />
Terug naar Erasmus, Roemer Visscher en Maria Tesselschade.<br />
Het is zeer aannemelijk dat voor Erasmus<br />
Margaret More model stond voor de geleerde vrouw in<br />
zijn ‘samenspraak tussen de abt en de geleerde vrouw’<br />
(Colloquia - Samenspraken, 1518). Die abt houdt toch<br />
al niet zo van geleerdheid (bijvoorbeeld bij zijn eigen<br />
monniken) en al helemaal niet bij vrouwen. In de intel-<br />
(30) Daniël Cornelis (Niel) Steenbergen, Achterzijde van een bronzen<br />
jubileumpenning, 1986, Particuliere collectie
lectuele discussie met de geleerde vrouw delft de abt<br />
het onderspit. En op het eind zegt de geleerde vrouw<br />
voorspellend: ‘Er komt een dag, dan bezetten wij jullie<br />
leerstoelen en dragen wij jullie mijters’. Een voorspelling<br />
die uitgekomen is. Een voorspelling ook die toch<br />
suggereert dat het opvoedingsideaal ten aanzien vrouwen<br />
van Erasmus toch verder reikte dan een gepaste<br />
voorbereiding op de gezinstaken. Een lesje van Margaret?<br />
De familie More wordt door de geleerde vrouw in<br />
ieder geval expliciet als voorbeeld genoemd.<br />
Roemer Visscher en zijn vrienden lazen Erasmus. De<br />
21<br />
populaire en heel leesbare Samenspraken zullen in<br />
hun lectuur niet ontbroken hebben. More’s Utopia,<br />
waarvan vele drukken in heel Europa in omloop waren,<br />
zullen ze hebben gekend. Het is niet vergezocht om te<br />
stellen dat er een lijn loopt van Erasmus, Thomas More<br />
en zijn dochters, naar de Muiderkring, Roemer Visscher,<br />
en zijn dochters.<br />
(28) Desiderius Erasmus, Colloquia [Samenspraken], 1644,<br />
Particuliere collectie
Portretten: vader(s) en dochters<br />
Van Thomas More kennen we de naar het leven<br />
getekende portretten van Hans Holbein de Jongere<br />
(ook geruime tijd lid van More’s huishouding). Het<br />
bekendst is het statieportret als Lord Chancellor,<br />
momenteel in bezit van de Frick Collection in New York.<br />
Thomas oogt op zijn hoede en lijkt nogal gespannen.<br />
Hij heeft een briefje in de hand dat wel eens urgent en<br />
belangrijk zou kunnen zijn. In de getekende voorstudie<br />
van dit bekende portret is de spanning minder te zien,<br />
maar nog steeds is hij zichtbaar ‘in functie’. Holbein<br />
schilderde ook een familieportret, dat we alleen in<br />
gekopieerde en onderling ook licht verschillende<br />
vormen kennen, en waarin we Thomas More toch<br />
weer tamelijk streng en plechtig zien afgebeeld. Maar<br />
Holbein maakte daar ook een voorstudie van, en daarin<br />
oogt Thomas ontspannen, zijn muts staat wat hoger, er<br />
is een lok haar te zien, je bent duidelijk in een huiselijke<br />
situatie te gast. Bovendien heeft hij zich ook in details<br />
met de compositie bemoeid, zo weten we, zoals ook<br />
blijkt uit kleine beeldgrapjes, die de draak steken<br />
met het zogenaamde gewicht van zijn functie. In het<br />
verband met de familieportretten en de voorstudies<br />
daarvan valt nog iets anders op, dat te maken heeft met<br />
geleerde vrouwen. In een van de voorstudies, die nu in<br />
Basel is, en die door Thomas More als vriendengeschenk<br />
naar Erasmus (in Basel) werd gezonden is van links<br />
naar rechts More’s Elizabeth te zien, vervolgens<br />
zijn aangenomen dochter Margaret Giggs, die een<br />
boekpassage aanduidt aan More’s vader, John More,<br />
dan Thomas zelf, met nog een vriendelijke glimlach,<br />
en zo verder, met heel prominent rechts vooraan zijn<br />
favoriete dochter Margaret. Meerdere vrouwen hebben<br />
een boek in de hand of op schoot. In de kopie in Nostell<br />
Priory van het teloorgegane olieverfschilderij zien we<br />
enkele opvallende verschillen. Er is een hondje te zien<br />
voor Thomas, en de boeken die alleen de vrouwen in<br />
handen of op schoot te hebben zijn groter afgebeeld.<br />
22<br />
Sommige zijn daarom te identificeren: Elizabeth heeft<br />
Seneca’s Brieven onder haar arm, Margaret heeft een<br />
pagina uit Seneca’s Oedipus opengeslagen, ook is<br />
Boëthius’ Vertroosting van de filosofie te zien. Geen van<br />
de mannen heeft een boek; en de vrouwen met boeken<br />
zijn zichtbaar geleerde vrouwen.<br />
De auteur van deze bijdrage rond een deelthema<br />
dat met Roemer Visscher en zijn dochter Maria<br />
Tesselschade te maken heeft, bezit ook zélf een<br />
portret van Thomas More (27). Het is het resultaat<br />
van diens aanstekelijkheid. Zijn eigen oudste dochter<br />
Godelieve kreeg op een gegeven moment (ze was<br />
toen twaalf) in de gaten dat haar vader ‘iets met<br />
Thomas More had’, dat anders was dan zijn interesse<br />
in andere historische figuren. Samen zagen ze in die<br />
zomer, beiden in toenemende mate geëmotioneerd,<br />
de terecht met zes Oscars bekroonde film A Man for<br />
All Seasons, met Paul Scofield als een onvergetelijke<br />
Thomas More. Kort tevoren was Godelieve begonnen<br />
aan een schildercursus. Haar eerste olieverfschilderijtje<br />
gaf ze haar vader die zomer bij gelegenheid van zijn<br />
verjaardag: een portret van Thomas More. Ze had het<br />
statieportret van Holbein als uitgangspunt gekozen,<br />
maar ze heeft intuïtief de voorstudies gevolgd door<br />
hem een vriendelijker en meer ontspannen gezicht<br />
gegeven. Haar vader zou het niet willen ruilen voor<br />
het portret in de Frick Collection in New York. Normaal<br />
hangt het in het gebedskamertje van haar vader, waar<br />
hij daarom dagelijks Thomas begroet. Nu is het tijdelijk<br />
in het <strong>Muiderslot</strong>, vanwege een sympathiek doel. Maar<br />
het wordt gemist.<br />
(27) Godelieve van den Broek – Derkse, Portret van sir Thomas More,<br />
naar een origineel van Hans Holbein de Jongere (16e eeuw), 1987,<br />
Particuliere collectie
Enkele aantekeningen en een literatuuropgave<br />
Een nog steeds lezenswaardige biografie van Erasmus is van<br />
de hand van de vermaarde historicus Johan Huizinga uit<br />
1924. In 2001 werd deze in een mooi geïllusteerde editie opnieuw<br />
uitgegeven.<br />
Een genuanceerde biografie van Thomas More is die van<br />
Peter Ackroyd uit 1998. Een korte introductie met aandacht<br />
voor de onderwijsopvattingen van Thomas More is Wil Derkse,<br />
‘Thomas More groet zijn hele school’. Een schets van een<br />
veelzijdig man, Damon, 2010.<br />
24<br />
De relatie tussen Thomas More en zijn dochter Margaret<br />
is het onderwerp van de prachtige studie van John Guy, A<br />
Daughter’s Love:Thomas & Margaret More, London 2008.<br />
Over de portretten van Thomas More zie Louis L. Martz, Thomas<br />
More: The Search for the Inner Man, New Haven 1990.<br />
Hans Holbein de Jonge, Schets van Thomas More en zijn familie, ca.<br />
1527, Collectie Kupferstichkabinett, Kunstmuseum Basel<br />
© foto: Martin P. Bühler
Bramine Hubrecht, Portret van Anna Roemersdochter Visscher, 1884, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong>. Dit portret naar Goltzius<br />
is geschilderd en geschonken door de kunst enares ten behoeve van de eerste inwendige restauratie van het <strong>Muiderslot</strong>.
3<br />
Tesselschade, een myThische muze uiT de negenTiende eeuW<br />
Mieke Smits-Veldt<br />
Een momentopname van een plezierige bijeenkomst van kunstzinnige vrienden op het <strong>Muiderslot</strong>, op een<br />
zomerdag in 1632? De schoolplaat van Isings suggereert het (3). Dit waren nationale cultuurdragers uit de<br />
zeventiende eeuw die in harmonische vriendschap regelmatig bij de dichter P.C.Hooft samenkwamen om zich<br />
te vermeien in musiceren, converseren en voorlezen uit eigen werk. Generaties schoolkinderen werd zo bijgebracht<br />
dat dit nu de befaamde Muiderkring was.<br />
(3) J.H. Isings, 1910 – ca. 1970, Een zomermiddag met de Muiderkring [in 1632], Schoolplaat van Wolters-Noordhoff, Groningen (versie 1952),<br />
Particuliere collectie.<br />
26
De mensen die de onderwijzer met zijn stok aanwees<br />
waren waarschijnlijk eerst de vier grote dichters: Hooft<br />
zelf, Vondel, Huygens en Cats, met groot in het midden,<br />
vol aandacht voor de voorlezende Hooft: Maria<br />
Tesselschade. Isings had hen nauwkeurig afgebeeld<br />
naar bekende portretten.<br />
Het hád gekund, want in 1632 leefden al deze figuren,<br />
maar in werkelijkheid behoorde Cats tot een heel ander<br />
milieu dan Hooft, Vondel en Hooft waren van elkaar<br />
vervreemd en ook Anna, Tesselschade’s zuster, kwam<br />
waarschijnlijk alleen vóór haar huwelijk (in 1624) in<br />
Muiden. Maar Cats moest er in elk geval bij, niet alleen<br />
om het aanschouwelijk onderwijs te dienen, maar ook<br />
om het idee van de vaderlandse culturele eenheid uit<br />
het verleden te benadrukken. Hiervan had in veler ogen<br />
Tesselschade het inspirerende middelpunt gevormd.<br />
Tesselschade werd in haar eigen tijd niet zozeer<br />
befaamd door haar eigen poëzie, die maar zeer<br />
mondjesmaat bekend was, als wel door de gedichten<br />
die Hooft, Huygens en (de Latijnstalige) Barlaeus aan<br />
haar wijdden; ook Vondel prees haar in het voorwoord<br />
tot zijn Elektravertaling de hemel in. Ze stond te boek<br />
als een lieftallige, kunstzinnige en scherpzinnige,<br />
maar ook ingetogen vrouw die met zang en<br />
bloemenfestoenen samenkomsten op Hoofts slot<br />
verlevendigden (36). Dit beeld werd door Geeraerdt<br />
Brandt in zijn biografie van Hooft uit 1677 bevestigd.<br />
Hij herinnerde speciaal aan Hoofts vriendschap met<br />
de ‘schrandere en zedige dichteres’ de meehielp om<br />
het <strong>Muiderslot</strong> tot ‘een zangberg van vrolijkheid’ te<br />
maken. Tevens legde Brandt de grondslag van het<br />
idee van de ‘Muiderkring’, dat in de negentiende<br />
eeuw zou uitgroeien tot dat de voorstelling van een<br />
culturele vriendenclub om Hooft, die op gezette tijden<br />
samenkwam. In werkelijkheid was er sprake van<br />
bezoeken van enkele, steeds wisselende personen,<br />
van wie Tesselschade en Barlaeus de meest vaste kern<br />
vormden.<br />
27<br />
In de loop van de tijd werden steeds meer brieven,<br />
gedichten en andere documenten bekend, die ruim<br />
voedsel gaven aan een levendige beeldvorming van<br />
Tesselschade. Ze was niet alleen de bindende spil van<br />
een spiritueel gezelschap, maar ook de personificatie<br />
van een ‘Sachte sedeles’, het door Hooft gemaakte<br />
anagram van haar naam (21). Men wist o.a. van de<br />
tragische dood van één van haar dochtertjes en haar<br />
echtgenoot, wiens nagedachtenis zij altijd had geëerd.<br />
Ook wist men van haar weigering om later op de avances<br />
van de flamboyante Barlaeus in te gaan en van<br />
haar fiere reacties op Huygens’ pogingen om haar af te<br />
brengen van haar bekering tot het katholicisme. Zo’n<br />
bekoorlijke en zedige vrouw wilde men toch wel voor<br />
zich zien. In 1770 werd een fraaie tekening van Goltzius<br />
dan ook door een kunstverzamelaar geïdentificeerd als<br />
een portret van de jonge Tesselschade (17). (Een pendanttekening<br />
zou dan haar zuster Anna voorstellen).<br />
Dit gebeurde op valse gronden, maar deze pseudoidentificatie<br />
zou een zeer lang en taai leven leiden.<br />
Hendrick Goltzius,<br />
Portrettekening van<br />
een jonge vrouw<br />
(voorheen geïdentificeerd<br />
als Anna Visscher),<br />
ca. 1605-1610,<br />
Collectie Amsterdam<br />
Museum.
De Muiderkring en Tesselschade werden lichtende<br />
voorbeelden voor een natie die uit een flinke impasse<br />
moest klauteren. In het laatste kwart van de achttiende<br />
eeuw leefde het besef dat de voortreffelijke<br />
karaktereigenschappen die ons land in de Gouden<br />
Eeuw hadden grootgemaakt, hevig verzwakt waren en<br />
nodig opnieuw moesten worden gepropageerd. Door<br />
het verlies van de politieke onafhankelijkheid, in de<br />
Franse tijd, werd het nationaal gevoel nog versterkt,<br />
wat zich uitte in een algemene idealisering van de<br />
goed-vaderlandse grote mannen en vrouwen uit het<br />
verleden, die de oude deugden van oprechtheid, verdraagzaamheid<br />
en eensgezindheid hadden bezeten.<br />
In het nieuwe koninkrijk onder Willem I projecteerde<br />
men die eigenschappen graag als nationale waarden<br />
op de ‘Muiderkring’. De zo vurig nagestreefde eenheid<br />
van de natie (waartoe nu ook België behoorde!)<br />
kon hoop scheppen uit de evocatie van een kring van<br />
moreel en artistiek hoogstaande kunstbeoefenaars uit<br />
de Gouden Eeuw, eendrachtig trots op de vaderlandse<br />
staatkundige en zedelijke grootheid.<br />
Tesselschade’s kunstzinnigheid werd nu ook spoedig<br />
aangevuld met het nieuwe ideaal van vrouwelijke beschaving<br />
en huiselijkheid. Men benadrukte graag dat<br />
ze – anders dan haar zuster Anna -beslist geen geleerde<br />
vrouw was, en, hoe kunstzinnig ook, toch haar<br />
levensvervulling zag in haar taak als liefhebbende<br />
echtgenote en moeder. Over haar scherpzinnigheid<br />
werd niet meer gerept. In de eerste helft van de negentiende<br />
eeuw werd de vrouw namelijk het liefst gezien<br />
als het middelpunt van het huiselijke leven, te midden<br />
van haar kinderen. Zacht, teder en zwak was ze, maar<br />
het liefst ook lieflijk en mooi, geheel dienstbaar aan<br />
de man. En áls ze zich op het terrein van de kunsten<br />
begaf, werd ze toch geacht haar eerste zorg bij haar<br />
gezin te leggen. Een eigen scheppend vermogen werd<br />
haar weliswaar niet ontzegd, maar eigenlijk diende zij<br />
slechts als inspiratiebron voor creatieve mannen.<br />
28<br />
Literatuur en schilderkunst werden bij uitstek geschikt<br />
geacht om het grootse cultuurhistorische verleden<br />
van de zeventiende eeuw aan het nageslacht voor<br />
te houden. Het was vooral de literatuur waarin de<br />
mythe van de lieflijke Tesselschade ontwikkeld werd,<br />
in cultuurhistorische essays, romans, toneelstukken en<br />
gedichten. Als eerste presenteerde Jacobus Scheltema<br />
in 1808, in zijn boek Anna en Maria Tesselschade, de<br />
dochters van Roemer Visscher, de twee zusters als<br />
inspirerend voorbeeld van Hollandse kunstzin en<br />
vrouwelijke beschaving. Hij droeg zijn werk op aan de<br />
Nederlandse vrouwen, in de hoop dat ze zich aan de<br />
dochters Visscher zouden spiegelen. Van Scheltema<br />
werd gezegd dat hij zich soms, tot jaloezie van zijn<br />
echtgenote, urenlang opsloot met een levensgroot<br />
portret, dat hij voor de rijpere Tesselschade hield.<br />
Elf jaar later gaf de dichter H.A. Spandau in de tweede<br />
druk van zijn dichtstuk De vrouwen een uitvoerige<br />
impressie van feestelijke bijeenkomsten in het<br />
<strong>Muiderslot</strong>, ‘aller kunsten tempel’ uit de vaderlandse<br />
Gouden Eeuw, waarin ‘gevoel en geestdrift klom’<br />
wanneer Tesselschade, als ‘tiende zanggodin’, daar<br />
binnentrad. Spandau roemde ook Anna, maar hij putte<br />
zich vooral uit in lof op Tesselschade›s zangkunst en haar<br />
vermogen om glazen te graveren en bloemfestoenen te<br />
vervaardigen: ‘Tesselschade’s geest blinkt boven alles<br />
uit; zij is de ziel van ’t feest’. (Ed. Y. Polak. Utrecht 2003,<br />
vss. 1005-1085).<br />
Het duurde toch nog even voordat de schilderkunst<br />
volgde. Vaderlandse historieschilderkunst is in<br />
Nederland nooit echt populair geworden, en baseerde<br />
zich in het algemeen niet op wat dichters over haar<br />
schreven, maar op studies van cultuurhistorici. In<br />
het begin werd Tesselschade nog sterk geassocieerd<br />
met haar vader, kennelijk op basis van het boek van<br />
Scheltema. Ze staan zij aan zij op het nogal knullige<br />
schilderij dat de Antwerpse schilder Petrus Kremer<br />
in 1826 op de jaarlijkse tentoonstelling van ‘levende
P. Kremer, Vondel een dichtstuk voorlezende in het paviljoen op het<br />
Slot te Muiden, voor Hooft, Reael, Roemer, en zijne dochter Maria Tesselschade,<br />
1826, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
meesters’ presenteerde, waarop tegen de achtergrond<br />
van het <strong>Muiderslot</strong> Vondel voorleest uit zijn Palamedes.<br />
De samenstelling van het kleine gezelschap is bepaald<br />
door wat Brandt in zijn biografie van Vondel had<br />
verteld over literaire bijeenkomsten van Hooft, Vondel<br />
en Laurens Reael in het huis van Roemer Visscher.<br />
Een jaar later schilderde Kremer vader Roemer Visscher<br />
en zijn twee dochters als een symbool van harmonisch<br />
verenigde kunstbeoefening: de schilderkunst (Anna),<br />
muziek (Tesselschade) en de dichtkunst (Visscher zelf).<br />
Alleen Vondel, Hooft en Roemer Visscher zijn bij Kremer<br />
herkenbaar van bestaande afbeeldingen.<br />
In hetzelfde jaar 1827 vestigde de boekverzamelaar<br />
Jacobus Koning in zijn Geschiedenis van het slot te Muiden<br />
29<br />
en Hoofts leven op hetzelven de aandacht geheel op het<br />
<strong>Muiderslot</strong> (40), waarvoor hij ruim gebruik maakte van<br />
Hoofts brieven en gedichten van tijdgenoten. Bij de rij<br />
van Hoofts gasten voegde hij nog meer nieuwe namen<br />
en meer nog dan bij Scheltema schiep hij de illusie van<br />
een frequent in Muiden verkerende groep mensen. Al<br />
P. Kremer, Historiserende portretgallerie van de familie Roemer<br />
Visscher, 1827, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
gauw daarna zien we Tesselschade op schilderijen als<br />
middelpunt van een groter gezelschap. Bij H.W. Cramer<br />
(1844) is ze nog steeds niet herkenbaar geportretteerd<br />
naar Goltzius, hoewel men de tekening wel kende, maar<br />
- samen met Anna – zingt ze nu, terwijl Vondel, Hooft,<br />
Huygens en Barlaeus aandachtig luisteren. In deze tijd
H.W. Cramer, P.C. Hooft en zijn vrienden op het slot te Muiden, ca. 1840, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
30
krijgt het idee van Tesselschade als muze van dichters<br />
zijn beslag, zoals blijkt uit een gedicht van de dichterpredikant<br />
J.J.L. ten Kate.<br />
Tot nog toe was er nog nauwelijks sprake van historisch<br />
verantwoorde aankleding. Dit veranderde in de twee<br />
schilderijen die omstreeks de eeuwwisseling werden<br />
gemaakt. Waarschijnlijk door Koning attent gemaakt<br />
op een bezoek van Maria van Reigersberch aan Hooft,<br />
plaatste de vierenzeventigjarige Amsterdamse schilder<br />
Louis Moritz (1847) de twee meest vereerde zeventiende-eeuwse<br />
vrouwen in een levendige zeventiende-<br />
31<br />
eeuwse setting. Het gezelschap is losjes gegroepeerd<br />
om een tafel waarop nu schalen met vruchten verwijzen<br />
naar de pruimen waarmee Hooft zijn gasten naar<br />
Muiden lokte. Iedere figuur lijkt naar een bestaande afbeelding<br />
geschilderd, dus nu ook Tesselschade, die een<br />
door haar gegraveerde roemer aanbiedt aan Maria van<br />
Reigersberch. Roemer Visscher is er weer bij (maar in de<br />
marge), en nu voor het eerst ook Cats (helemaal links).<br />
L. Moritz, Een feestmaal op het slot te Muiden, eerste helft 19e eeuw,<br />
Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong>
J.A. Kruseman, Neêrlands dicht’rei vereenigd bij den ridder Hooft op het slot te Muiden, 1852, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
32
Het staatsieportret van ‘De Muiderkring’ is van J.A.<br />
Kruseman (1852). Anders dan bij Moritz ging het hem<br />
niet zozeer om de evocatie van een geïdealiseerd historisch<br />
moment als wel om een statische uitbeelding<br />
van belangrijke zeventiende-eeuwse dichters ten huize<br />
van Hooft. Vondel en Tesselschade staan centraal, met<br />
achter haar (weer) de oude Roemer Visscher, van wie<br />
men zo langzamerhand toch wel kon weten dat hij<br />
al in 1620 was gestorven, lang voor er sprake was van<br />
Muidense bijeenkomsten. Mede aan tafel zitten Anna<br />
en Cats. Voor het eerst zien we nu Tesselschade niet<br />
zingend, maar ‘een harer geestige gedichten voordragend’,<br />
zoals in de catalogus van de tentoonstelling van<br />
levende meesters werd vermeld. De toen bekende gedichten<br />
van Anna en haar waren juist uitgegeven door<br />
M.D. de Bruyn, die trouwens niet zozeer hun literaire<br />
als wel hun voortreffelijke vrouwelijke eigenschappen<br />
had benadrukt. Hun vader had hen immers opgevoed<br />
in ‘godsdienstige beschaving’ en hen gevormd<br />
‘tot arbeidzame, nederige, dienstvaardige, gezellige<br />
en deugdzame vrouwen’!<br />
Bovendien voorzag Kruseman<br />
Tesselschade nadrukkelijk<br />
van een katholiek<br />
accessoire, dat zij aan een<br />
gordel draagt: een houdertje<br />
voor een zgn. agnus Dei<br />
(een stukje was waarop<br />
het lam Gods is gedrukt).<br />
Dat zij op latere leeftijd katholiek<br />
was geworden, net<br />
als Vondel, wist men toen<br />
C.L. van Kesteren, De Muiderkring,<br />
staalgravure naar een schilderij<br />
van H.J. Scholten, laatste kwart<br />
19e eeuw, Collectie Rijksmuseum<br />
<strong>Muiderslot</strong><br />
33<br />
al lang, maar daar hadden de (protestante) literatoren<br />
en historici nooit veel acht op geslagen. In deze tijd<br />
gingen de Nederlandse katholieken zich echter Vondel<br />
en Tesselschade met graagte toe-eigenen, terwijl Cats<br />
vooral het protestantse volksdeel aansprak. Kruseman<br />
beeldde met opzet de eenheid van het vaderlands gezelschap<br />
uit, ondanks hun verschil in religiositeit.<br />
Tesselschade kreeg een vurige vereerder in de katholieke<br />
voorman J.A.Alberdingk Thijm, die in haar de<br />
ideale vrouw zag, waarin gratie, vroomheid en goedheid<br />
subliem waren verenigd. In een fictionele schets<br />
over haar leven in de Volksalmanak voor Nederlandsche<br />
katholieken uit 1854 beschreef hij een zeer geromantiseerd<br />
bezoek van Vondel aan Tesselschade, die<br />
hij een innige zielsverwantschap met de grote dichter<br />
toedichtte. Volgens zijn zoon, de schrijver Lodewijk van<br />
Deyssel, rekende hij er vast op dat hij haar in de hemel<br />
zou ontmoeten, samen met Vondel!<br />
Van een zekere poging tot historische waarschijnlijkheid<br />
gaf de eerste schoolplaat blijk, die J.Mesker (na 1877)
vervaardigde naar een (nu verloren) schilderij van<br />
Hendrik Jacobus Scholten (48). Hierop was voor<br />
het eerst een veeltallig gezelschap als in een echte<br />
salon over groepjes was verdeeld. Scholten had zijn<br />
schilderij gemaakt voor de Historische Galerij van de<br />
Amsterdamse kunstenaarssociëteit Arti et Amicitiae,<br />
maar hij had maar een paar mensen naar voorbeelden<br />
geportretteerd. Het ‘wie is wie’ werd gewaarborgd<br />
door de uitleg die Jan ter Gouw had gegeven bij<br />
een eerder verschenen collectie gravures naar de<br />
schilderijen van de Galerij. Tesselschade zit weer in het<br />
midden, gadegeslagen door Huygens en Vondel in een<br />
broederlijk aanminnige pose (geïdealiseerd, want die<br />
twee hadden in werkelijkheid geen enkele affiniteit tot<br />
34<br />
elkaar). Ter Gouw wees er als een goede historicus op<br />
dat het ‘ledenbestand’ van de Muiderkring in de dertig<br />
jaar van Hoofts verblijf op het slot had gefluctueerd,<br />
afhankelijk van tijd en toeval. Hij dateerde de<br />
afgebeelde situatie op 1619 (zodat Roemer Visscher er<br />
nog net bij kon). Ook erkende hij dat Cats eigenlijk niet<br />
tot het gezelschap hoorde, maar dat hij in Scholtens<br />
voorstelling kennelijk met Anna Roemers en de haren<br />
was meegekomen en dat Barlaeus pas vanaf 1632 tot<br />
Hoofts vrienden behoorde.<br />
J.M. Molenaer, Slotscene uit Bredero’s Lucelle, 1636, Collectie Rijksmuseum<br />
<strong>Muiderslot</strong>. In zijn voorwoord draagt Bredero het stuk Lucelle<br />
op aan de ‘Eerbare, Kunstrijcke Tesselscha Roemers Dochter’.
In de jaren tachtig ging de nieuwe aandacht voor<br />
psychologie en individuele expressie van de individuele<br />
emotie’ zich onder andere richten op de liefdespoëzie<br />
van Bredero, waardoor de jonge Tesselschade een extra<br />
dimensie kreeg. Bredero’s gefrustreerde liefde voor<br />
haar, die men uit zijn poëzie meende te kunnen lezen,<br />
gaf ook later stof aan novellen en gedichten (Marsman!)<br />
en aan de nog in 1948 herdrukte meisjesroman Tesseltje<br />
van Ro van Oven. In deze tijd werd ‘De Muiderkring’ nog<br />
één keer onderwerp van een - historisch verantwoord –<br />
schilderij, dat van de Groningse schilder J.H. Egenberger<br />
(1882).<br />
De entourage suggereert dat we hier niet in Muiden<br />
zijn, maar bij Roemer Visscher thuis, waar een bevlogen<br />
Vondel uit zijn werk voordraagt aan een gretig<br />
luisterende Tesselschade, omgeven door onder andere<br />
- voor het eerst - een peinzende Bredero.<br />
35<br />
Johannes Hendrikus Egenberger, Gezelschap om een voordragende<br />
Vondel, 1882, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
De man achter Tesselschade stelt waarschijnlijk Allard<br />
Crombalch voor, haar toekomstige echtgenoot. Hier<br />
geen verheerlijkende of idyllische voorstelling meer,<br />
maar een evocatie van dramatische spanning tussen<br />
enkele hoofdfiguren.<br />
Iets later hernam Scholten (1883) nog eens het oude<br />
beeld van vader Roemer Visscher en zijn twee dochters,<br />
nu in een zeer huiselijke en historisch-authentieke<br />
omgeving. In 1887 maakte hij nog eens een tweede<br />
versie, waarin hij het kanten kleedje over de tafel<br />
verwijderde en de triptiek met een kruisiging aan de<br />
achterwand verving door een gebrandschilderd raam.<br />
Vond hij het te katholiek? Het schilderij getuigt in elk<br />
geval van de toenmalige interesse voor zeventiendeeeuwse<br />
interieurs en kleding.
(17) Hendrick Goltzius, Portrettekening van een jonge vrouw, ca. 1605-1610, Collectie Amsterdam Museum<br />
36
In 1884 vatte de gezaghebbende criticus Conrad Busken<br />
Huet in zijn visie op Tesselschade de gehele negentiendeeeuwse<br />
verering van haar nog eens samen. Haar<br />
bekoring overheerst, maar ondanks het kleine getal van<br />
haar gedichten erkende hij ook haar dichterschap:<br />
Nooit, moeten wij erkennen, nooit maakte met minder<br />
kosten een vrouw naam in de poëzie. Nochtans kunnen<br />
wij er niet aan twijfelen dat Maria Tesselschade door een<br />
talent van de eerste rang heeft uitgemunt. Zij bemint het<br />
zoute. […] Haar elck syn waerom heeft een diepe zin. […]<br />
Voeg daar haar schoonheid bij; en het gaat verklaarbaar<br />
worden dat een gehele kleine mannenwereld […] voor<br />
Maria Tesselschade op de knieën gelegen heeft. […]<br />
Het portret der achttienjarige door Goltzius is buiten<br />
vergelijking het bekoorlijkst vaderlands vrouwenbeeld<br />
der 17e eeuw (17). Zelden ging in de uitdrukking zoveel<br />
aanminnigheid met zoveel zedigheid gepaard. Wij<br />
herkennen er zowel de Maria uit, die ten laatste enkel<br />
voor ‘heilige betrachtingen’ leefde, als de jong gehuwde<br />
en levenslustige wier glimlach aller harten won.<br />
Zij had iets onwederstaanbaars over zich, dat nog heden<br />
nawerkt. Dochter van Roemer Visscher, verenigde zij<br />
tegelijk in haar persoon al hetgeen de vrouwen ener<br />
gehele eeuw voor het nu levend geslacht tot een lieflijke<br />
herinnering maakt.<br />
(Cd. Busken Huet, Het land van Rembrand. II, hoofdstuk<br />
14, par. XV)<br />
Toch bleef Tesselschade niet alleen het vrouwenideaal<br />
van mannen belichamen. Waar zij haar in de loop<br />
van de negentiende eeuw nog steeds als voorbeeld<br />
zagen van een weliswaar kunstzinnige, maar toch<br />
altijd aan de mannenwereld dienstbare vrouw, daar<br />
gingen vrouwen andere accenten leggen. Zij vonden<br />
in haar een voorbeeld van vrouwelijke creativiteit die<br />
haar juist een zelfbewuste en zelfstandige positie ten<br />
opzichte van haar literaire vrienden verschafte, die zij<br />
in brieven en gedichten van repliek diende. Dit vond<br />
37<br />
een maatschappelijke neerslag in de oprichting van de<br />
naar haar genoemde vrouwenvereniging, later verenigd<br />
met de een jaar eerder opgerichte zusterorganisatie<br />
‘Arbeid adelt’. Beide verenigingen zetten zich in voor de<br />
ontwikkeling naar zelfstan digheid van vrouwen, door<br />
hen te helpen in hun eigen onderhoud te voorzien,<br />
m.n. door verkoop van hun kunstzinnige werk (m.n.<br />
de borduurkunst, die Tesselschade ook beheerste) en<br />
het verstrekken van opleidingssubsidies. In 2011 stelde<br />
Tesselschade-Arbeid Adelt de ‘Maria Tesselschade Prijs’<br />
in, een uit drukkelijke voorbeeldprijs voor vrouwen die<br />
zich, vaak tegen verdrukking in, op een bijzondere manier<br />
hebben weten te ontwikkelen en zo economische<br />
onafhankelijkheid hebben bereikt (46).<br />
Het dichterschap van Tesselschade, waardoor zij haar<br />
eigen positie en eigen overtuiging tot uiting kon<br />
brengen, is inmiddels ten volle in ere hersteld, door de<br />
uitgave van haar bewaarde poëzie (32 gedichten en<br />
dichtfragmenten). Uit die poëzie en wat er over is van<br />
haar correspondentie (16 brieven en briefjes aan Hooft<br />
en 12 aan Barlaeus) spreekt ze tot ons als een intelligente,<br />
warme vrouw met een poëtisch talent, die zelfbewust<br />
haar eigen standpunten verdedigde. Je zou haar graag<br />
willen leren kennen.<br />
literatuur<br />
Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en<br />
aan Maria Tesselschade. Ed. J.A.Worp [facs. ed. Utrecht<br />
1976]<br />
Tesselschade Roemers, De gedichten. Ed. A.A. Sneller en<br />
O. van Marion. Hilversum 1994.<br />
Mieke B.Smits-Veldt, Maria Tesselschade. Leven met<br />
talent en vriendschap. Zutphen 1994.<br />
Mieke B.Smits-Veldt, ‘De Muiderkring in beeld. Een<br />
vaderlands gezelschap in negentiende-eeuwse<br />
schilderijen’. In: Literatuur 15 (1998), p. 278-288.
Objectcatalogus<br />
Tessel Schade<br />
(48) J. Mesker. Een gezelschap op het <strong>Muiderslot</strong> [omstreeks 1619], ca. 1877-1879. Schoolplaat naar een verloren gegaan schilderij De<br />
Muiderkring door H.J. Scholten. Plaat uit een serie (Nederlandsche) Historieplaten voor schoolgebruik onder redactie van J. Ykema<br />
Lithografie Lankhout, Uitgeverij Joh. Ykema, Den Haag<br />
38
1 Koopvaarder voor de kust<br />
Fries tegeltableau<br />
17e eeuw<br />
Collectie Kaap Skil<br />
Koopvaarders als deze voeren regelmatig tussen de Rede van Texel en de Oostzee. Het schip lijkt<br />
op een fluitschip. Dit type schip was befaamd vanwege zijn grote laadvermogen en de eenvoudige<br />
tuigage waardoor het met weinig mensen aan boord te zeilen was. Het fluitschip dankte zijn vorm<br />
aan een belasting die werd geheven bij de Sont, de waterweg tussen de Noord- en Oostzee. De belasting<br />
werd namelijk berekend op basis van het aantal vierkante meters van het dek. De Hollandse<br />
scheepsbouwers kregen van de graanhandelaren daarom het verzoek een schip te bouwen met een<br />
smal dek.<br />
2 Archeologische tekening van het wrak Scheurrak SO 1<br />
Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />
Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />
Deze 16e-eeuwse Oostzeevaarder of graanhaalder is bij het eiland Texel volgeladen vergaan. Het<br />
heeft de naam Scheurrak SO 1 gekregen naar de locatie in de Waddenzee waar het is gevonden. Het<br />
schip is opgegraven tussen 1987 en 1997.<br />
Het in kaart brengen van zo’n wrak is een enorme opgave voor archeologen. Het zicht onder water<br />
is slecht waardoor het niet mogelijk is een geheel beeld van een wrak te krijgen. Daarom leggen<br />
archelogen onder water een raster van touw over het schip en maken ze van elk vlak van het raster<br />
een tekening. Al deze tekeningen geven dit complete beeld.<br />
3 Een zomermiddag met de Muiderkring [in 1632]<br />
J.H. Isings, 1910 – ca. 1970<br />
Schoolplaat van Wolters-Noordhoff, Groningen, versie 1952<br />
Particuliere collectie<br />
Het Muiderkring gezelschap op deze middag bestaat uit (v.l.n.r.) de Alkmaarse Francisca Duarte<br />
(vriendin van Tesselschade), Constantijn Huygens, Casper van Baerle, Jacob Cats, Anna Roemers,<br />
Joost van den Vondel, Maria Tesselschade Roemers, Vossius, Joan Blaau, Eleonora Hooft-Hellemans,<br />
haar dochter Constantia Bartelotti en Allard Crombalch (de echtgenoot van Maria Tesselschade).<br />
Isings was een nauwkeurig tekenaar. De afgebeelde figuren zijn - op Constantia en Crombalch na –<br />
allemaal gebaseerd op in die tijd bekende contemporaine portretten.<br />
39
‘Een ongehoorde schaede’<br />
‘Ik ben seer verslagen geweest ter oorsaeke van de groote en ongehoorde<br />
schaede die in Marsdiep is geschiet, [..] want daer noch veele schepen gebleven<br />
sijn, daer men noch geen tijding van heeft, en krijgen, Godt betert, daegelijks<br />
noch tijdinge van meerder scchaede en ongeluk. Daer sijn veel treffelijke<br />
seeluiden gebleven, en onder anderen ook de soon van onse Bode die in<br />
Perschora is geweest; een schadelijke doodt.’<br />
Zo luidt de tekst uit een brief van de pensionaris van Enkhuizen, Doctor Francois<br />
Maelson aan de landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt.<br />
De kaart van Holland en Gelderland, deel<br />
van een serie kaarten van de Nederlanden in<br />
opdracht van Philips II (detail)<br />
Christian s’Grooten<br />
ca. 1568 - 1573<br />
Collectie Koninklijke Bibliotheek, Brussel<br />
Tussen Texel en Huisduinen ligt het Marsdiep. Van dit<br />
vaarwater maakte de scheepvaart gebruik om uit te<br />
varen vanaf de veilige rede aan de zuidoostelijke kant<br />
van het eiland Texel.<br />
Het Scheurrakwrak SO 1 heeft de naam gekregen van<br />
het water oostelijk van Texel waar het is gevonden: het<br />
Scheurrak.<br />
40
4 Historie van Enkhuisen<br />
Geeraerdt Brandt en de tweede druk met vervolg vermeerdert door Sebastiaan Centen<br />
1747<br />
Collectie Kaap Skil<br />
De ‘Historie van Enkhuisen’ beschrijft de stichting van de stad, haar bloei en alle geschiedenissen<br />
die met Enkhuizen te maken hebben. Eén van die geschiedenissen is de<br />
storm die in de kerstnacht van 1593 over de Nederlanden raasde en een enorme schade<br />
toebracht aan de voor anker liggende schepen op de Rede van Texel.<br />
Er doen berichten de ronde over veertig schepen die zijn vergaan en honderden zeelieden<br />
die zijn omgekomen. Misschien wel de helft van alle schepen die zijn vergaan<br />
vervoerden graan uit het Oostzeegebied, ingekocht door graanhandelaar Roemer Pieterszoon<br />
Visscher uit Amsterdam.<br />
4a Pseudo-portret van koopman en dichter Roemer Visscher op<br />
71-jarige leeftijd, zittend bij een tafel<br />
Stippelets door Pieter van der Meulen, naar een tekening van Jan Stolker, naar een<br />
schilderij van Frans Hals (17e eeuw)<br />
ca. 1790-1858<br />
Collectie Rijksmuseum Amsterdam<br />
41
Veilige handel<br />
In 1984 wordt 9 mijl uit de kust ten noordoosten van Oudeschild op Texel een<br />
wrak gevonden. Een archeologisch duikteam heeft in de jaren daarna het wrak<br />
onderzocht.<br />
Een reconstructie van het wrak en de lading heeft uitgewezen dat het een<br />
schip uit de laat zestiende eeuw is. Het schip was geladen met broodtarwe,<br />
uit het gebied rond de Oostzee. Het waren vooral Hollandse handelaren die<br />
daar graan inkochten en dit via de Amsterdamse korenbeurs verkochten. De<br />
‘moedernegotie’, zoals de handel in graan is genoemd, legde de basis voor de<br />
economische groei in de Gouden Eeuw.<br />
Nieuwe en zeer Accuraate zeecaart van de<br />
Geheele Oost-Zee<br />
Johannes van Keulen en Zonen<br />
1757-1779<br />
Amsterdam<br />
Collectie Het Scheepvaartmuseum Amsterdam<br />
De schepen die naar de Oostzee voeren gingen eerst voor anker bij<br />
Elseneur boven Kopenhagen. Als daar de registratie van schip, lading<br />
en schipper was vastgelegd zeilden ze door naar de havensteden als<br />
Dantzig, Koningsbergen, Memel, Riga en vele andere kleinere havens.<br />
42
5 Heidebezem met binding van gespleten wilg op een bedje van graan<br />
Scheurrakwrak SO 1<br />
ca. 1593<br />
Collectie Flip Duinker<br />
In het Scheurrakwrak SO 1 lag naast een lading graan een partij heidebezempjes. Omdat<br />
het er zoveel zijn kan het niet anders dan dat dit ook handelswaar was. Op zich<br />
is het niet vreemd. Handelaren specialiseerden zich niet in één product. Alles uit een<br />
streek waarvoor ze handel zagen namen ze mee. De graanlading bestond uit het kostbare<br />
broodtarwe, waarvan wittebrood werd gebakken, dat vooral de rijke burgerij in de<br />
steden zich kon veroorloven.<br />
6 Bronzen kaartpasser met wapen van Amsterdam<br />
Scheurrakwrak SO 1<br />
ca. 1593<br />
Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />
In de 16e eeuw navigeerden schepen op de sterren en de zon. Met een Jacobsstaf mat<br />
de schipper de afstand tussen de horizon en de zon om te kijken waar hij zich bevond.<br />
Met de passer mat hij de afstanden op zeekaarten. Deze bronzen passer is versierd met<br />
het wapen van Amsterdam. Dat is een aanwijzing dat het hier gaat om een schip met<br />
als thuisbasis Amsterdam, de woonplaats van Roemer Visscher.<br />
7 Ganzenveerhouder met veerpennen<br />
Scheurrakwrak SO 1<br />
ca. 1593<br />
Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />
De bemanning van een Oostzeevaarder bestond uit niet meer dan 18 man. Dat waren<br />
meestal mannen die de schipper uit zijn eigen dorp of omgeving bij elkaar zocht. In<br />
het Scheurrakwrak zijn allerlei persoonlijke bezittingen van deze mannen gevonden.<br />
De ganzenveerhouder met veerpennen is waarschijnlijk van een koopman aan boord<br />
van het schip. Soms was dit de schipper zelf, maar het is goed mogelijk dat het iemand<br />
is die in opdracht van de graanhandelaar mee ging om de handelscontacten in de verre<br />
handelsgebieden te behartigen.<br />
43
Op Hollandse leest geschoeid<br />
Een scheepswrak op de bodem van de zee, verborgen onder het zand, is als een<br />
tijdscapsule. Toen het zonk werd de capsule gesloten door het zand en nu is het<br />
door stroming weer vrij gespoeld en geeft het zijn geheimen van vier eeuwen<br />
geleden prijs.<br />
In het Scheurrakwrak zijn ruim 5000 objecten gevonden die vertellen wanneer<br />
en hoe het schip is vergaan en over wie en wat aan boord was. Het geeft niet<br />
alleen een inkijk in de geschiedenis van de scheepvaart en de handel, maar ook<br />
een blik op het dagelijks leven aan het einde van de 16e eeuw.<br />
De Dam met het stadhuis in aanbouw<br />
Johannes Lingelbach<br />
1656<br />
Collectie Amsterdam Museum<br />
Voor het nieuwe stadhuis in aanbouw op de Dam is een<br />
bont gezelschap aan mensen te zien. Uit alle delen van<br />
de wereld kwamen handelaren naar de stad om op de<br />
beurs hun waren in te kopen. De kleding van de mensen<br />
op de Dam geeft een mooi tijdsbeeld van de stadse<br />
mode in het midden van de 17e eeuw.<br />
44
8 Lederen geldbuidel<br />
Scheurrakwrak SO 1<br />
ca. 1593<br />
Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />
Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />
Eigenlijk had een zeeman weinig geld nodig aan<br />
boord van het schip. Het eten werd verzorgd en<br />
het onderdak was geregeld. Toch hadden zeelieden<br />
geld bij zich om onderling wat van elkaar<br />
te kopen, misschien om te gokken en om in de<br />
steden die ze aan deden hun eigen handelswaar<br />
te kopen. Hoe goed je ook bevriend was met de<br />
maten aan boord was het toch raadzaam je geld<br />
in je buidel bij je te dragen.<br />
9 Luizenkam<br />
Scheurrakwrak SO 1<br />
ca. 1593<br />
Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />
Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />
Luizen zaten overal. In het haar, in de kleren en<br />
in het beddengoed. In scheepswrakken worden<br />
regelmatig luizenkammen gevonden. De luizenkam<br />
behoorde tot de standaarduitrusting van<br />
een zeevaarder. De luizen volledig bestrijden<br />
lukte er niet mee, maar misschien wel voor een<br />
deel, waardoor de jeuk iets dragelijker werd.<br />
10 Messchede<br />
Scheurrakwrak SO 1<br />
ca. 1593<br />
Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />
Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />
In de houten messchede is plaats voor twee messen.<br />
De resten van de messen zijn nog zichtbaar.<br />
Het mes behoorde tot de standaarduitrusting<br />
van een zeeman. Hij gebruikte het niet alleen<br />
voor het eten, maar ook voor het snijden van<br />
touw en bewerken van hout.<br />
11 Lederen herenschoen<br />
Scheurrakwrak SO 1<br />
ca. 1593<br />
Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />
Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />
Er zijn wel 100 schoenen in het wrak gevonden,<br />
waarvan de meeste geen slijtsporen vertonen<br />
en van een chique en modieus model zijn. Waarschijnlijk<br />
was het handelswaar. De schoenen geven<br />
een aanwijzing over de datering van het schip.<br />
Het zijn schoenen die gedragen werden door de<br />
gegoede burgerij aan het eind van de 16e eeuw,<br />
waarvan ook Roemer Visscher deel uitmaakte.<br />
12 Licht beukenhouten bergkistje<br />
Scheurrakwrak SO 1<br />
ca. 1593<br />
Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />
Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />
Het deksel van de kleine gereedschapskist die is<br />
gevonden in het wrak Scheurrak SO 1, is versierd<br />
met vier ingesneden rozetten. De oorspronkelijke<br />
inhoud bestond uit vijlen, beitels, elzen, messen<br />
en een schaar, wat doet vermoeden dat dit kistje<br />
eigendom was van een zeilmaker.<br />
De versiering op het kistje is niet voltooid. De<br />
zeeman van wie dit kistje is geweest heeft misschien<br />
in de verloren uren op zee zijn tijd gedood<br />
met het graveren van het houten deksel.<br />
13 Priem met benen knop<br />
Scheurrakwrak SO 1<br />
ca. 1593<br />
Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />
Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />
Bijzonder is dat zelfs het gereedschap dat gevonden<br />
is in het Scheurrakwrak zo rijk bewerkt is. Deze<br />
fraai versierde benen priem met houten kop, die<br />
gevonden is tussen ander gereedschap uit een<br />
timmermanskist, is misschien door de timmerman<br />
bewerkt in de vrije tijd op het schip.<br />
45
‘ Tesselschae’<br />
Hebben we aan Roemer Pieterszoon Visscher te danken dat we ons de<br />
scheepsramp op kerstavond 1593 nog herinneren? Hij gaf zijn jongste dochter<br />
de naam ‘Tesselschae, omdat sy geboren was op dien tijt als in Tessel so veel<br />
schepen bleven, oock omdat hij daer veel by verloor’, zo vertelt ons tijdgenoot<br />
Ernst Brinck. Maar als Marritgen/Maria zelf niet gecharmeerd was geweest<br />
van haar bijnaam, dan was de scheepsramp in vergetelheid geraakt. Maria<br />
droeg de naam Tesselschade met trots en ondertekende later haar brieven en<br />
gedichten regelmatig met Tesselscha of Tesselschade.<br />
Bron: Ernst Brinck, Historiae admirabiles et memorabiles nostri temporis [dl. 7], fol. 44r.-v. (Oud-archief Harderwijk, inv.nr. 2036)<br />
‘roemer fysgher en efgen jans syn huyssrou<br />
ende al jans als peet het kint heet marritgen’<br />
Doopregister Nieuwe Kerk<br />
1594<br />
Collectie Stadsarchief Amsterdam<br />
46<br />
Op 3 april 1594 lieten haar ouders Maria dopen in de<br />
Nieuwe Kerk in Amsterdam. Zij werd ingetekend in het<br />
doopregister als Marritgen. Doopnamen waren vaak<br />
vernoemingen van familieleden of heiligen. Aeltje<br />
Jans, de zus van haar moeder, treedt op als peter.
14 Zilveren rinkelbel op een kanten kraamkloppertje<br />
Replica naar een 17e-eeuws model<br />
Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
Marritgen (Maria) Roemersdr. Visscher wordt op 25 maart 1594 geboren, als jongste telg van<br />
Roemer Visscher en zijn vrouw Aefgen Jansdr. Onderwater uit Delft. Haar zusjes Annitgen (Anna)<br />
en Truytgen (Geertruy) zijn op dat moment 11 en 6 jaar oud. De twee kinderen erna zijn beiden<br />
jong gestorven.<br />
15 Geboorteschotel met bakerkindje<br />
Boerendelfts, 18e eeuw<br />
Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
16 De wintersche avonden, of Nederlantsche vertellingen. Waer in<br />
verscheydene vreemdigheden, dese lest voorledene hondert jaren gebeurt<br />
Philologus Philiatros<br />
(pseudoniem voor de anekdotenverzameling van Jacobus Viverius)<br />
Amsterdam, Dirck Pietersz (1615)<br />
Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, OK 62-3505<br />
De Amsterdamse arts-dichter Jacob Viverius tekende in zijn populaire anekdotenverzameling<br />
bijzondere gebeurtenissen op, waaronder de scheepsramp bij Texel en de bijzondere naamgeving<br />
van Maria Tesselschade:<br />
‘Wie weet niet van de schaden die, op de Kars-avond van ’t jaar, 1593. Aan omtrent 140,<br />
Schepen, leggende in het Texel zeil ree, door een afgrijsselikke storm, is gheschied. Waar<br />
na den aartigen Roemer Visscher* een van zen Dochters, omtrent die tijd gebooren, met de<br />
woorden Texel – Scha heeft benaamt, Waar aan hy, mijns oordeels, hoewel het van zommige<br />
mugge-zifters al vry wat nau is gezift, heel wel heeft gedaan: want de Koopliedē leerē,<br />
mits als ze de Dochter horen noemē, twe dingen. Eerst: op het aardsche goed, dat niets<br />
meer dan een wind spel is, geen vertrouwē te zetten. Ten tweden: niet meer te wagen dan<br />
zy, zonder andre te (ver)korten, konnen (ver)liesen.’<br />
In die nacht verloor Visscher zeker 20 schepen geladen met graan. Hij zou een enorm financieel<br />
verlies hebben geleden. Een ramp waar een mens niet meer aan herinnerd wil worden.<br />
Maar bij Roemer Visscher was dat anders. Hij haalde levenslessen uit deze ramp. Voor zichzelf<br />
en voor kooplieden en andere mensen. Zo zei hij dat een mens nooit op aards goed moet vertrouwen<br />
en zijn tweede les was dat je nooit alles tegelijk op het spel moet zetten.<br />
*Pas in de editie van 1650 door Jan Zoet wordt ‘de aardige koopman’ bij zijn naam Roemer Visscher genoemd.<br />
47
Maria Tesselschade<br />
Roemersdr. Visscher<br />
(1594-1649)<br />
Maria Tesselschade groeit de eerste jaren op in een echt meidengezin; zes<br />
jaar later volgt nog een broertje. In 1609 trouwt zus Geertruy en verlaat het<br />
ouderlijk huis. Tesselschade en haar oudste zus Anna blijven thuis wonen, tot<br />
na de dood van hun vader in 1620. Moeder Aafje stierf het jaar ervoor. Anna<br />
en Tesselschade zetten de gastvrije traditie van hun vader voort.<br />
Tesselschade trouwt in 1623 met Allard Crombalch en volgt hem naar<br />
Alkmaar. Anna trouwt een jaar later en vertrekt met haar echtgenoot naar de<br />
Wieringerwaard, waar de familie Visscher een buitenplaats bezit.<br />
Signatuur uit een brief van Maria Tessel-schade aan<br />
Caspar van Baerle<br />
Ondertekend met ‘Elck syn waerom’ en ‘Maria Tessel Scha’<br />
Ongedateerd<br />
Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, hs 23 Ba 1<br />
48
17 Portrettekening van een jonge vrouw<br />
Hendrick Goltzius ca. 1605-1610<br />
Collectie Amsterdam Museum<br />
facsimile<br />
Deze tekening van een onbekende vrouw is<br />
ruim anderhalve eeuw - tussen 1770 en 1952 -<br />
ten onrechte beschouwd als het enige bekende<br />
portret van Maria Tesselschade. De beeltenis stond<br />
model voor de meeste 19e-eeuwse afbeeldingen<br />
en historiestukken van Roemer Visscher met zijn<br />
dochters en de vermeende Muiderkring.<br />
De tekening bracht menig romanticus in<br />
vervoering: ‘Het portret der achttienjarige door<br />
Goltzius is buiten vergelijking het bekoorlijkst<br />
vaderlands vrouwenbeeld der 17de eeuw. Zelden<br />
ging in de uitdrukking zoveel aanminnigheid met<br />
zoveel zedigheid gepaard. Wij herkennen er zowel<br />
de Maria uit, die ten laatste enkel voor ‘heilige<br />
betrachtingen’ leefde, als de jong gehuwde en<br />
levenslustige wier glimlach aller harten won.’<br />
Bron: Cd. Busken Huet, Het land van Rembrand. II,<br />
hoofdstuk 14, fragment uit par. XV.<br />
18 Sinnepoppen<br />
Roemer Visscher<br />
Amsterdam, Willem Jansz Blaeu (1614)<br />
Bijzondere Collecties van de Universiteit van<br />
Amsterdam, OK 62-9148<br />
Roemer Visscher vertaalde de Latijnse benaming<br />
Emblemata als ‘Sinnepoppen’, een goede Hollandse<br />
naam voor zijn bundel beelden met een betekenis.<br />
Visscher kiest voor typisch Hollandse onderwerpen,<br />
voorwerpen en personages uit het dagelijks leven,<br />
die hij op een lerende en beschouwelijke wijze<br />
voorziet van commentaar. De dichter plaatst de<br />
waarheid tegenover de schijn en wijst op een<br />
vaak vernuftige, geestige en moreel opbouwende<br />
wijze de weg naar oprechtheid en wellevendheid.<br />
De prenten zijn gegraveerd door Claes Janszn.<br />
Visscher, zijn naamgenoot.<br />
19 Signatuur uit een brief van Maria<br />
Tessel-schade aan Caspar van Baerle<br />
Ondertekend met ‘Elck syn waerom’ en ‘Maria<br />
Tessel Scha’<br />
Ongedateerd<br />
Bijzondere Collecties van de Universiteit van<br />
Amsterdam, hs 23 Ba 1<br />
Maria Tesselschade ontleent haar persoonlijke<br />
zinspreuk aan één van de sinnepoppen van haar<br />
vader: ‘Elck syn waerom’. In het bijschrift geeft<br />
Roemer Visscher allerlei voorbeelden van mensen<br />
die uit verschillende beweegredenen handelen: om<br />
winst, eer, pracht, wraak of om iemand te bedriegen:<br />
‘Dan [= want] hoe men het bewimpelt, elck heeft<br />
zijn waerom, al is die voor alleman niet bekent’.<br />
Getuige de voorrede van de dichter, waren de<br />
meeste emblemen thuis ontstaan. Mogelijk stond<br />
Tesselschade dus zelf aan de wieg van deze wijze<br />
levensles!<br />
19a ‘Elck syn waerom’<br />
Sinnepoppen, ‘Het tweede Schock’, IX.<br />
Editie Martinus Nijhoff, Den Haag (1949)<br />
Naar de uitgave van 1614, bezorgd door Dr. L.<br />
Brummel<br />
Collectie Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse<br />
Letteren<br />
In het bijschrift associeert Roemer Visscher het<br />
embleem ‘Elck syn waerom’ met de zegswijze<br />
‘Om ‘t gheniet van het Smeer, soo lickt de Kat de<br />
Kandelaer’. In de ogen van de dichter likt de kat om<br />
het genot van het kaarsvet, ook al lijkt het of hij dat<br />
zomaar doet.<br />
Anna, de oudste zus van Tesselschade, brengt in<br />
1619 haar vaders Sinnepoppen opnieuw uit en<br />
voorziet een aantal emblemata van eigen versjes,<br />
zoals dit vers bij het motto van haar zus: ‘Niemandt<br />
doet wat om sunst [= zonder reden], ‘t heeft altijdt<br />
zijn waerom, / Al lijckt het somtijts aers [= anders];<br />
want yder gaet vermom [= vermomd].’ Je weet dus<br />
nooit waarom iemand iets doet.<br />
49
Taalverhaal<br />
Het spelen met woorden en taal is een favoriete bezigheid in de Gouden<br />
Eeuw. De eigen moedertaal is volop in ontwikkeling. Maria Tesselschade<br />
groeit op omringd door taalpuristen en -virtuozen. Vader Visscher schrijft<br />
met Hendrick Spiegel het eerste gedrukte Nederlandse grammaticaboek:<br />
Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst (1584). Roemer is een purist<br />
pur sang; zijn liefde voor het zuivere Nederlandse woord wordt gevolgd<br />
door huisvrienden als de jonge dichters Pieter Cornelisz. Hooft en Gerbrand<br />
Adriaensz. Bredero.<br />
De taal als spel levert niet alleen een nieuwe vaderlandse woordenschat,<br />
maar bovendien verrassende namen en woordspelingen, met bijna altijd een<br />
dubbele lading…<br />
50
20 Muydsche reis<br />
Constantijn Huygens<br />
aug. 1621<br />
Collectie Koninklijke Bibliotheek Den Haag, KA XL<br />
(2), 1621, fol. 9<br />
[..]<br />
‘Tessel-schaetgie, / Cameraedtgie,<br />
Die dit praetgie / Uyt mijn hert,<br />
En van binnen / Uyt het spinnen<br />
Van mijn sinnen / Hebt ontwert.<br />
Hebt het, hout het,130 / Sluyt, ontvouwt het,<br />
Siet aenschouwt het / Als belooft;<br />
Maer; bewooghen / Uyt medooghen,<br />
Zonder d’ooghen / Van v Hooft.’<br />
Deze aardige zinspeling van Huygens inspireert later<br />
Joost van den Vondel tot de volgende passage:<br />
‘Maer dit is ongemeene kost,<br />
‘t Is een banketje voor den Drost,<br />
En voor ons kameraetje,<br />
Het zoete Tesselschaedtje.’<br />
Bron: Joost van den Vondel, ‘Op de diepzinnige<br />
puntdichten van den Engelschen poeet John Donne’,<br />
omstreeks 1633.<br />
21 Brief van P.C. Hooft aan Casper<br />
Barlaeus<br />
Ondertekend met ‘Sachte Sede Les’ – een<br />
anagram van ‘Tesselschade’<br />
Ongedateerd [12 augustus 1636?]<br />
Bijzondere Collecties van de Universiteit van<br />
Amsterdam, hs. Vdl. III S<br />
Pieter Cornelisz. Hooft is Roemers medepurist,<br />
maar bovenal een taalvirtuoos. Niet voor niets<br />
verzuchtte een groot Hooftkenner eens: “Had<br />
Hooft geschreven in het Latijn in plaats van het<br />
Nederduits, dan was hij vast en zeker even zo beroemd<br />
als Shakespeare geworden!”.<br />
De jonge huisvriend Hooft wordt de literaire mentor<br />
van Tesselschade (38). Zijn lessen lijken welbesteed.<br />
Tesselschade ontpopt zich als een ware<br />
meester(es) van het wijze woord. In altijd vrien-<br />
delijke maar op spitsvondige wijze weet zij menig<br />
literair brandje te blussen en schroomt ze er niet<br />
voor haar vrienden op een niet mis te verstane<br />
wijze een leerzame spiegel voor te houden. Niet<br />
voor niets refereert haar leermeester in deze brief<br />
naar zijn wijze leerling met het veelzeggende<br />
anagram ‘Sachte sedeles’: zachte zede-les.<br />
22 ‘Schabaet’<br />
Speelgoed dashond<br />
Fa. Steiff, Duitsland<br />
20ste eeuw<br />
Collectie Speelgoedmuseum De Kijkdoos, Hoorn<br />
Zelfs de hond van de Visschers was aanleiding voor<br />
een naam met een moraal: ‘Enigen tijt daernae<br />
wierd de feste voor sijn huijs afgebroocken bij den<br />
Monckelbars toorn, om die stadt te vergrooten; so<br />
noemde hij sijnen hondt, Schabaet, omdat hij in<br />
Texel schae geleden hebbende, nu wederom baete<br />
creech bij het affbreken der stadtmuijren, die recht<br />
voor sijn huijs stonden, ende dat daerom nu sijn<br />
huijs soude midden in de stad comen, ende meer<br />
weert sijn.’, aldus de diplomaat Ernst Brinck (33),<br />
tijdens een bezoek aan Roemer thuis in 1612.<br />
Mogelijk was Schabaet een ‘dashond’ of tekkel. Het<br />
ras is in de 17e eeuw in Duitsland gefokt. Ze deden<br />
dienst als jacht- en waakhond.<br />
23 Bordspel PIM PAM PET<br />
Jumbo, Nederland<br />
Sinds ca. 1942<br />
Collectie Speelgoedmuseum De Kijkdoos, Hoorn<br />
Het gezelschapsspel Pim Pam Pet is in het begin<br />
van de 20ste eeuw overgewaaid uit Duitsland. Het<br />
Duitse ‘Denk Fix!’ werd bij de eerste Nederlandse<br />
uitgaven vertaald in ‘Zegt het meteen!’ en later<br />
letterlijk vertaald als ‘Denk Fiks!’ . Spelproducent<br />
Jumbo introduceerde het spel omstreeks 1942 als<br />
Pim-Pam-Pet. Het woordspel maakt gebruik van<br />
een draaischijf met letters; de gevraagde informatie<br />
op de kaartjes moet bestaan uit een woord waarvan<br />
de eerste letter door de draaischijf wordt bepaald.<br />
51
’ t saligh Roemers huys,<br />
Wiens vloer betreden word, wiens dorpel is gesleten<br />
Van Schilders, Kunstenaers, van Sangers, en Poëten.’<br />
Bron: Joost van den Vondel, ‘Lof der Zee-vaert’ (1623)<br />
Het ‘zalig Roemers huis’ van de Visschers aan de Engelsche Kaey vormde tijdens<br />
de jeugd van Tesselschade het inspirerende trefpunt van de kopstukken uit dit<br />
milieu: vooraanstaande dichters als Pieter Cornelisz. Hooft, Joost van den Vondel<br />
en de jonge Gerbrand Adriaensz. Bredero waren kind aan huis en beijverden zich<br />
als ware taalpuristen voor de brede toegankelijkheid van poëzie in de moerstaal<br />
als middel tot de ontwikkeling van het kritische vermogen van eenieder. De<br />
zusjes Visscher pikten dankbaar de nodige poëtische ‘graankorrels’ mee!<br />
Gezelschap om een<br />
voordragende Vondel<br />
(uitsnede)<br />
Johannes Hendrikus Egenberger<br />
1882<br />
Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
Het schilderij van de Groningse schilder J.H. Egenberger toont nu eens geen statisch<br />
en verheerlijkt gezelschap op het voorname <strong>Muiderslot</strong>, maar een huiselijke<br />
enscenering van een intiem gezelschap, vermoedelijk bij de Roemers thuis.<br />
Vader Visscher kijkt toe vanuit de achtergrond, half voorovergebogen over een<br />
stoel met daarop Hendrick Spiegel(?), met mogelijk links naast de oude gastheer<br />
de dichters P.C. Hooft en Barlaeus. Links op de stoel is - voor het eerst - ook<br />
huisvriend Gerbrand Bredero afgebeeld, recht tegenover de jonge Maria Tesselschade,<br />
die nonchalant over een stoelleuning hangt, geheel in de ban van de<br />
voordragende Vondel. De overige drie vrouwen kunnen, gelet op de historisch<br />
betrouwbare samenstelling van de rest van het gezelschap, haar zussen Anna<br />
en Geertrui en moeder 52 Aaltje voorstellen.
24 Gezicht vanaf het IJ op de Schreierstoren<br />
en de Hoofdbrug, die de Geldersekade<br />
en de Oudezijds Kolk overspant<br />
Ingekleurde tekening<br />
ca. 1620-40<br />
Collectie Stadsarchief Amsterdam<br />
Het statige pand aan de Geldersekade 16 is het<br />
voormalige woonhuis van Roemer Visscher.<br />
Roemer bezat drie panden aan de toen nog<br />
Engelsche Kaey. Vóór de afbraak van de oude<br />
stadsmuur bevond de ingang van het woonhuis<br />
zich in Roemers pakhuis aan de Oudezijds Kolk. In<br />
1594 bouwde de graanhandelaar zijn nieuwe huis<br />
aan de Geldersekade en gaf het de toepasselijke<br />
naam ‘in den Korendrager’.<br />
Het gebouw dankt zijn huidige vorm aan een<br />
grote verbouwing in de 18e eeuw. Een marmeren<br />
plaquette aan de gevel van het huidige boutiquehotel<br />
Mauro Mansion herinnert aan het<br />
roemruchte verleden van de plek.<br />
25 Brabbeling. By hem selven oversien,<br />
en meer als de helft vermeerdert<br />
Roemer Visscher<br />
Amsterdam, Willem Jansz Blaeu (1614)<br />
Bijzondere Collecties van de Universiteit van<br />
Amsterdam, OK 63-2612<br />
Aan het einde van zijn leven bundelt Roemer Visscher<br />
zijn dichtwerk in de eigen volkstaal onder<br />
de ironische titel ‘Brabbeling’, gerubriceerd naar<br />
‘Quicken’ (grappen), ‘Rommelsoo’(allegaartjes) en<br />
het knutselwerk: de ‘Tepelwercken’. De gedichten<br />
vormen een boeiende weerspiegeling van de grotendeels<br />
16e-eeuwse Amsterdamse burgermaatschappij<br />
inclusief zijn zeden en gebruiken.<br />
Het gedicht ‘Tafelrecht’ beschrijft op speelse wijze<br />
de ‘wetten’ die golden bij Roemer thuis: ‘Beleeft<br />
en goet ronts nae Hollantsche aert’, dus wellevend<br />
en oprecht, en ‘Ten minsten moet elck een<br />
Liedeken quelen’. De gastheer was wars van de<br />
‘verwaende courtosy’, de gekunstelde elegantie<br />
van de nieuwe Brabantse stedelingen.<br />
Tafelrecht<br />
‘’t Hoofd van den disch zij waard en waardinne,<br />
Verwaande koertezy komt hier niet inne,<br />
Beleefd en goed rond naar Hollandschen aard.<br />
Niemand zij boven den omganger met drinken<br />
bezwaard;<br />
Elk moet zitten daar de waard zal bevelen;<br />
Ten minste moet elk éen liedeken kwelen;<br />
Het tafelbord, u gegeven, moet voor u leggen;<br />
Spuwt niet het woord, wat zou men zeggen!<br />
Boven de helft van het gediende en dient niet voort;<br />
Niemant waait met zijn hoed na de benedijst is<br />
gehoord;<br />
Boven éens zal ’em niemant eskuzeeren.<br />
Voort, leeft boertig en eerlijk, na uw zelfs begeeren;<br />
Geschiedt er schimp, trots, smaad, onwil,<br />
Zoo moet de wijste hier zwijgen stil;<br />
Elk doe voort zijn best om ’t gezelschap te vermaken,<br />
Morgen moet men daar niet ten kwade af kaken.<br />
Deze wetten gaf Roemer in zijn eigen huis,<br />
Die ze niet en behagen, die blijve thuis.’<br />
26 Roemer Visschers Zinne-poppen.<br />
Alle verciert met rijmen, en sommighe<br />
met proze door zijn dochter Anna<br />
Roemers<br />
Roemer Visscher<br />
Amsterdam: Willem Jansz Blaeu (ca. 1620)<br />
Bijzondere Collecties van de Universiteit van<br />
Amsterdam, OK 66-21<br />
Tijdgenoot Ernst Brinck brengt op 3 december<br />
1612 een bezoek aan het huis van Roemer Visscher.<br />
In zijn anekdotische beschrijving van dit<br />
bezoek (33) besteedt hij bijzondere aandacht aan<br />
het spelen met namen en beelden bij Roemer<br />
thuis, waaronder het zogenaamde ‘emblemata<br />
inventeren’, het bedenken van een pakkende<br />
boodschap bij een beeld.<br />
Na de dood van haar vader verzorgt de ‘wijze’<br />
Anna een herdruk van haar vaders embleembundel<br />
Sinnepoppen. Ze verving het oorspronkelijke<br />
proza bij de plaatjes en hun motto door gedichten<br />
met een meer serieuze toon.<br />
53
Vaders en dochters<br />
De opvoeding die Roemer Visscher zijn dochters gaf, voert direct terug<br />
op de humanistische idealen van Erasmus, Thomas More en de klassieke<br />
moraalfilosofen (Cicero, Seneca). Ieder mens – man én vrouw – is in staat tot<br />
het verwerven van kennis en inzicht, mits gevormd door klassieke en Bijbelse<br />
wijsheid.<br />
Roemer kende ongetwijfeld Erasmus’ populaire dialogenbundel Colloquia<br />
(1518) en de gedroomde wereld van sir Thomas More, Utopia. Roemer en<br />
More hadden veel gemeen. Ook More was gezegend met drie getalenteerde<br />
dochters en een jongste zoon en evenals het ‘zalig Roemerhuis’ gold zijn huis<br />
als beroemde broedplaats voor de wetenschappelijke, kunstzinnige en literaire<br />
cultuurdragers van zijn tijd.<br />
Happy human<br />
Denis Barrington<br />
1965<br />
Het origineel wordt bewaard in het archief van het<br />
Bishopsgate Institute, Londen<br />
De blijde mens - ‘Happy human’ - is het internationale<br />
symbool voor het Humanisme en wordt in dezelfde<br />
of een afgeleide vorm wereldwijd door diverse humanistische<br />
organisaties gevoerd. Het symbool werd<br />
oorspronkelijk ontworpen voor de British Humanist<br />
Association.<br />
54
27 Portret van sir Thomas More,<br />
Godelieve van den Broek - Derkse<br />
naar een origineel van Hans Holbein de Jongere (16e eeuw)<br />
1987<br />
Particuliere collectie<br />
Godelieve Derkse schilderde dit innemende portretje van More op 12-jarige leeftijd voor haar<br />
vader, de Morekenner en liefhebber Wil Derkse. Na het zien van A Man for All Seasons, de met zes<br />
Oscars bekroonde verfilming van het leven van de legendarische Engelse kanselier Thoma More,<br />
besloot zij zijn idool voor hem te schilderen. Het was haar eerste olieverfschilderij.<br />
28 Colloquia [Samenspraken]<br />
Desiderius Erasmus<br />
1644<br />
Particuliere collectie<br />
Erasmus van Rotterdam (1469-1536) was een ongehuwde priester en een intieme huisvriend<br />
van Thomas More. Om die redenen lijkt het aannemelijk dat Erasmus bij het schrijven van de<br />
beroemde samenspraak tussen de ongeleerde abt Antronius [A] en de geleerde vrouw Magdalia<br />
[M], More’s intelligente dochter Margaret voor ogen had. De domheid van de abt wordt door de<br />
klassiek geschoolde huisvrouw geestig op de hak genomen:<br />
[A]: ‘De omgang met boeken brengt de geest in de war.’<br />
[M]: ‘Brengen soms uw gesprekken met drinkebroers, grappenmakers en hansworsten zoveel<br />
wijsheid en verstand aan?’ [..]<br />
[A] ‘Nu, ik zou niet graag een geleerde vrouw willen hebben.’<br />
[M]: ‘En ik wens mijzelf hartelijk geluk dat ik een man gekregen heb die zo geheel verschillend is<br />
van u. Want juist de ontwikkeling maakt dat hij mij, en ik hem des te meer lief heb.’ [..]<br />
[A]: ‘Ik weet niet hoe het komt, maar evenals een pakzadel op een trekos niet past, zo past ook de<br />
wetenschap niet bij de vrouw.’<br />
[M]: ‘Maar ontkennen kunt gij toch niet, dat een zadel beter op een os past, dan de bisschopsmuts<br />
op de kop van een ezel of een varken.’ [..] ‘Als ge niet oppast dan zal het nog zó ver komen, dat wij<br />
vrouwen in de theologische gehoorzalen college zullen geven, dat wij in de kerken zullen preken.<br />
Wij zullen uw bisschopsmijters dragen!’<br />
Magdalia is niet alleen een geleerde vrouw, maar ook een profetes gebleken…<br />
29 Penning geslagen door de Thomas More Academie<br />
Brons, 2000<br />
Particuliere collectie<br />
De penning is aan de achterzijde voorzien van de spreuk ‘simpli – citas prudens’: prudente of wijze<br />
eenvoud. De ‘stralende’ duif symboliseert de Heilige Geest, als overwinnaar van de slang, symbool<br />
van de duivel. De Geest overwint het kwaad: zowel een christelijk als humanistisch ideaal.<br />
Deze penning ontving Wil Derkse bij zijn afscheid als voorzitter van de programma-commissie van<br />
de Thomas More Academie in 2000.<br />
55
30 Penning geslagen door de Studiekring Thomas More in<br />
‘s-Hertogenbosch t.g.v. het vijftigjarig jubileum van de studiekring<br />
Daniël Cornelis (Niel) Steenbergen<br />
Brons, 1986<br />
Particuliere collectie<br />
Op de achterzijde van de penning is een voorstelling weergegeven van Thomas More<br />
met baard, ten voeten uit. De afbeelding is verbonden met de onthoofding van Thomas<br />
More; zijn baardgroei refereert naar zijn gevangenschap in de Tower van Londen.<br />
Rondom de voorstelling staat de tekst: ‘The King’s good servant, but God’s first’. Deze<br />
woorden sprak Thomas More op het schavot, alvorens zijn vonnis werd voltrokken. De<br />
woorden gingen als een lopend vuur door Europa.<br />
Deze penning werd aangeboden aan Wil Derkse als waardering voor een lezing over<br />
Thomas More in 2000.<br />
31 Plaquette met het portret van Desiderius Erasmus<br />
Vervaardigd door eindexamenleerlingen van het Stedelijk Gymnasium in<br />
’s-Hertogenbosch<br />
Keramiek, 2000<br />
Particuliere collectie<br />
Erasmus was enkele jaren als leerling verbonden aan de school van de Broeders van het<br />
Gemene Leven in ’s-Hertogenbosch. De plaquette is het resultaat van een studiereis<br />
rond Erasmus en Nicolaus Cusanus met de eindexamenleerlingen van het huidige<br />
Stedelijk Gymnasium in ’s-Hertogenbosch in 2000.<br />
32 Erasmus<br />
Johan Huizinga<br />
1924<br />
Hernieuwde, geïllustreerde editie door Uitgeverij Ad. Donker, Rotterdam (2001)<br />
Particuliere collectie<br />
Dit is de beroemdste biografie van Erasmus vanwege de inhoudelijke kwaliteiten en<br />
het literaire taalgebruik van Johan Huizinga (1924). Deze uitgave geeft bovendien een<br />
goed beeld van Erasmus, zijn werken, zijn leven en zijn tijdgenoten en het dagelijks<br />
leven in de 16e eeuw aan de hand van de werken van beroemde contemporaine<br />
kunstenaars als Metsijs, Holbein, Dürer en Rafael.<br />
56
Veelzijdig talent<br />
‘Romer die Visscher ille Belgicum Martialis, hefft 3 dochters, die alle in seer<br />
fraije executien sijn opgetoogen, connen seer fraij Musijque, schilderen, in<br />
glasen snijden, offte graveeren, refereijnen maken, emblemata te inventeeren,<br />
alderleij manufacturen van bordueren ende oeck swemmen, twelck sie geleert<br />
hebben in haer vaders tuijn, alwaer een grachte met water was extra urbem’,<br />
aldus tijdgenoot Brinck na een bezoek aan het Roemershuis in 1612. De meisjes<br />
Visscher zwommen niet in de Amsterdamse grachten, maar vermoedelijk in<br />
de Amstel bij het buitenhuis Meerhuizen van huisvriend Spiegel. De Visschers<br />
hadden een buitenplaats in West-Friesland bij Wieringerwaard.<br />
Een feestmaal op het slot<br />
te Muiden (uitsnede)<br />
L. Moritz<br />
Eerste helft 19e eeuw<br />
Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
De Amsterdamse schilder Moritz stelt in dit schilderij de twee meest vereerde<br />
17e-eeuwse vrouwen centraal: Maria Tesselschade, die een door haar gegraveerde<br />
roemer aanbiedt aan Maria van Reigersberch, de echtgenote van Hugo de Groot.<br />
Hij was humanist, rechtskundige en een van de geleerdste mannen van zijn tijd.<br />
Maria van Reigersbach dankt haar bekendheid en populariteit aan haar list met<br />
de boekenkist, waarmee zij haar man op spectaculaire wijze liet ontsnappen uit<br />
kasteel Loevestein, dat in die tijd een staatsgevangenis was. Uit haar brieven<br />
spreekt een energieke en zelfbewuste vrouw, wellevend en oprecht.(25)<br />
57
33 Historiae admirabiles et memorabiles nostril temporis<br />
Ernst Brinck (1582-1649)<br />
December 1612<br />
[dl. 7], fol. 44-44vso<br />
Collectie Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe,<br />
archief Stadsbestuur Harderwijk (1231-1813)<br />
Inv.nr. 2036<br />
Alvorens van scheep te gaan richting Constantinopel, brengt de Harderwijkse<br />
diplomaat Ernst Brinck op 3 december 1612 een bezoek aan het huis van<br />
Roemer Visscher. Brinck was een leeftijdgenoot van Anna en hoopte op een<br />
signatuur van haar bekende vader in zijn album amicorum, de voorloper van<br />
het huidige poëziealbum. Zijn missie is geslaagd, getuige de afgebeelde<br />
inscriptie van Roemer Visscher in zijn vriendenalbum.<br />
33a Album amicorum 2<br />
Ernst Brinck<br />
Collectie Koninklijke Bibliotheek Den Haag, KB 135K4, fol. 175r.<br />
34 Gegraveerd wijnglas met de zinspreuk van Tesselschade,<br />
‘Elck syn waerom’<br />
S.Verbeek-Ravenhorst<br />
2012<br />
Collectie Tesselschade-Arbeid Adelt<br />
In navolging van Tesselschade graveren vrouwen van de vrouwenvereniging<br />
Tesselschade – Arbeid Adelt (45) nog steeds glazen. Het wijnglas draagt het<br />
opschrift ‘Elck syn waerom’, de zinspreuk van Tesselschade en het motto van<br />
de vereniging. Het glas is gegraveerd door een dame van 82 jaar.<br />
34a Een brief van P.C. Hooft aan Maria Tesselschade<br />
13 januari 1643<br />
Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, hs. II C 13, nr. 233*<br />
*Onder de tekst een potloodkrabbel van een pot met lelies.<br />
Ook voor Hooft en zijn vrouw graveerden Anna en Maria Tesselschade glazen<br />
met hun beider zinnebeelden en spreuken: ‘Omnibus Idem’, voorzien van de<br />
zon, en voor Heleonora ‘Par la Grace de Dieu’, vergezeld van ‘een stuksken<br />
velds, met drie strujken met witte leelien’.<br />
58
35 Brief van P.C. Hooft aan Maria Tesselschade, waarin hij haar vraagt<br />
meerdere roemerglazen te graveren<br />
2 november 1632<br />
Collectie Koninklijke Bibliotheek Den Haag, K.A. CLXXIa(b) 88 / Hs. Watervlek<br />
Facsimile<br />
In deze begeleidende brief laat Hooft alle beleefde schroom varen en doet hij een meervoudige<br />
‘postorder’ bij Tesselschade voor het graveren van maar liefst vijf meegezonden glazen van<br />
‘vaederlijken naeme ende geest’, ronde roemers. Voor de grootste roemer doet hij een herhaald<br />
verzoek voor de tekst ‘ A demain les affaires’: een eerder exemplaar was al voor aankomst<br />
gebroken. Op de vier kleinere glazen ziet Hooft graag de volgende Latijnse en vertaalde<br />
opschriften ‘ Speculum mentis / Fomentum amoris’, ofwel ‘Spiegel van de binneborst / Doojnat<br />
op de minnevorst’ (‘[de wijn is] de spiegel van het hart, lafenis voor de liefde’).<br />
Getuige de vele bewaard gebleven brieven van P.C. Hooft, hebben de zusjes Visscher een grote<br />
hoeveelheid glazen gegraveerd. Toch zijn slechts enkele exemplaren bewaard gebleven. Het<br />
Rijksmuseum bezit glazen van zowel Anna als Maria Tesselschade, waaronder het grote glas<br />
van Hooft.<br />
35c Gegraveerd roemerglas met het opschrift ‘A demain les affairs’<br />
(‘Morgen komt er weer een dag’)<br />
Toegeschreven aan Maria Tesselschade Visscher (1625)<br />
Collectie Rijksmuseum Amsterdam.<br />
35 Gegraveerd roemerglas met het opschrift ‘Sic soleo amicos’<br />
(‘Zo pleeg ik mijn vrienden te behandelen’)<br />
Toegeschreven aan Maria Tesselschade Visscher (1625)<br />
Collectie Rijksmuseum Amsterdam<br />
36 Mon Petit Jardin<br />
Een gearrangeerde bloemenkrans<br />
Knipmap met vazen, een kransvorm en 44 soorten bloemen, fruit en vlinders<br />
Particuliere collectie<br />
Barlaeus schreef meerdere lofzangen op de prachtige kransen en festoenen die Tesselschade<br />
bond voor de ‘Sale’ van het <strong>Muiderslot</strong>, ‘die zij met haer kruyt en loff / Ruckt van buyten uyt den<br />
hoff’. Ook op het schilderij van Moritz - op de tafel - is de schouw versierd met zo’n ‘Thessalische’<br />
slinger van bloemen en groen. Het meisje op de voorgrond met het bloemenkorfje is mogelijk<br />
Susanna Bartelotti, de oudste dochter van Hoofts tweede vrouw Heleonora Hellemans. Uit<br />
brieven van Hooft blijkt dat de groene vingers van Tesselschade bij Susanna veel navolging<br />
vonden. Dit geldt ook vandaag de dag: gedurende het zomerseizoen vervaardigen de huidige<br />
Muzen (bloemenvrijwilligers) van het <strong>Muiderslot</strong> dagelijks feestelijke festoenen voor de<br />
Ridderzaal van het <strong>Muiderslot</strong>.<br />
59
Meesterlijke handen<br />
‘Snel toe, gewenste gast en mijd elk oponthoud! De citer kwijnt, de geur<br />
vervliegt van de haard, de spijzen, nu warm door het vuur, koelen af…’, aldus<br />
Barlaeus aan Constantijn Huygens, waarin hij zijn vriend maant om met spoed<br />
richting Muiden af te reizen. Barlaeus schetst een levendig beeld van een<br />
samenzijn in Muiden waarbij Tesselschade als altijd tekent voor de muziek.<br />
Maar schrijven doet zij ook. Na haar vader, is nu Hooft haar literaire mentor.<br />
Zij stuurt hem haar gedichten ‘ter betutteling’, om kritisch door te lezen. De<br />
poëzie van Tesselschade is bovenal spitsvondig.<br />
Bron: Een vertaald fragment uit een Latijns gedicht van Barlaeus aan Constantijn Huygens uit 1640.<br />
Roemer Visscher en zijn dochters Anna en<br />
Maria Tesselschade (uitsnede)<br />
Hendrik Jacobus Scholten<br />
1883<br />
Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
60
37 Citer, ca. 1620<br />
Replica naar een vondst uit het wrak Beurtvaarder<br />
Opgegraven in 1980 in het centrum van Lelystad<br />
Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />
Maria Tesselschade vormt de muzikale spil tijdens de bijeenkomsten, eerst thuis en later met<br />
vrienden op het <strong>Muiderslot</strong>. Voor Hooft was zij de ‘Naarder nachtegaal’, een ‘zoete meermin’ en<br />
later zijn ‘Almaarse sirene’. Tesselschade is een meester in het bespelen van de luit, de citer en de<br />
viola da Gamba. De citer en de luit ogen gelijk. Echter de citer heeft stalen snaren en is aan de<br />
achterzijde plat, waar de luit een bolle klankkast heeft en darmsnaren.<br />
37a ‘Niet hoe veel / maer hoe eel’<br />
Sinnepoppen, ‘Het Eerste Schock’, XXI.<br />
Editie Martinus Nijhoff, Den Haag (1949)<br />
Naar de uitgave van 1614, bezorgd door Dr. L. Brummel<br />
Collectie Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren<br />
Roemer Visscher benadrukt in dit Sinnepop dat de combinatie van een goedgestemde luit in<br />
de ‘vlijtige hand’ van een meester, de kwaliteit en het getal van een honderdkoppig orkest van<br />
‘boerenfluiten’ verre overstijgt!<br />
38 Brief van P.C. Hooft aan Tesselschade<br />
10 april 1930<br />
Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, hs. S 13<br />
Na de dood van haar vader wordt Hooft voor Tesselschade haar leidsman in de poëzie. Zij<br />
stuurt hem haar dichtproeven ter correctie en verbetering toe. Naar aanleiding van een door<br />
Vondel uitgeschreven dichtersprijsvraag - bedoeld als offensief tegen uitingen van religieuze<br />
onverdraagzaamheid – biedt Tesselschade haar verzoenende vers als inzending voor de Academie,<br />
eerst Hooft ter ‘betutteling’ aan. Waarop hij in deze brief als volgt reageert: ‘Het bijgaende<br />
antwoort op de vraegh kan UE zoo betuttelt als ‘t nu is, in ‘t net stellen ende beslooten aende<br />
Akademie overzenden, oft aen UE zuster, om aldaer ingelevert te werden.’ Tesselschade was<br />
vooral slordig als het aankwam op spelling en interpunctie.<br />
61
39 ‘Bruiloftszang bij het huwelijk van Allard Crombalch en<br />
Tesselscha Roemers Visscher’<br />
Lied 168 in P.C. Hooft - De Gedichten<br />
Verzorgd en uitgegeven door Johan Koppenol en Ton van Strien; muzikale redactie en<br />
toelichting door Natascha Veldhorst<br />
Athenaeum – Polak & Van Schouten, Amsterdam (2012)<br />
Ter gelegenheid van de verloving en het huwelijk van Maria Tesselschade met de<br />
onbekende zeeofficier Allard Crombalch, schrijven de vrienden gelegenheidsverzen,<br />
waaronder dit bruiloftslied van Hooft: ‘Mingod der heerschappij’. Na haar huwelijk<br />
vertrekt Tesselschade naar Alkmaar. Maar uit het oog is zeker niet uit het hart.<br />
Tesselschade zal haar leven lang haar zielsverwant Hooft en de vrienden op het<br />
<strong>Muiderslot</strong> blijven vereren met haar altijd inspirerende aanwezigheid.<br />
39a De Salige Toortsen. Vanden E. Bruydegom, Heer Allard<br />
Krombalck, En Syne E. Bruyt, Ionckvrouw Tessel-Schade Roemer<br />
Visschers<br />
Joost van den Vondel<br />
Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag<br />
Ook Joost van den Vondel waagt zich aan een uitvoerig bruiloftsgezang. De afgebeelde<br />
prent op het titelblad is ontleend aan een van de Sinnepoppen van vader Visscher,<br />
‘Revelasti Parvulis’.<br />
39b ‘Revelasti Parvulis’<br />
Sinnepoppen, ‘Het Eerste Schock’, XV.<br />
Editie Martinus Nijhoff, Den Haag (1949)<br />
Naar de uitgave van 1614, bezorgd door Dr. L. Brummel<br />
Collectie Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren<br />
Het motto ‘Revelasti Parvulis’ is ontleend aan de Bijbel: Mattheus XI, vs. 25.<br />
62
Mythische muze<br />
Het grootse cultuurhistorische verleden van de 17e eeuw is een favoriet onderwerp<br />
in de literatuur en schilderkunst van de 19e eeuw. Schrijvers en dichters als Jacobus<br />
Scheltema, Spandau en Ten Kate ontwikkelden een ware mythevorming rondom<br />
Tesselschade, verheffen haar tot spil in de bijeenkomsten op het <strong>Muiderslot</strong>. en<br />
verheffen haar tot muze van dichters.<br />
In de schilderkunst belichaamt Tesselschade het mannelijke ideaal van de<br />
kunstzinnige, maar toch altijd dienstbare vrouw. Voor vrouwen groeit Tesselschade<br />
uit tot voorbeeld van de vrouwelijke creativiteit, die haar een zelfbewuste en<br />
zelfstandige positie ten opzichte van haar literaire vrienden verschaft.<br />
‘Dochter van Roemer Visscher, verenigde<br />
zij tegelijk in haar persoon al hetgeen de<br />
vrouwen ener gehele eeuw voor het nu levend<br />
geslacht tot een lieflijke herinnering maakt.’<br />
Cd. Busken Huet<br />
Het land van Rembrand. II - Hoofdstuk 14, citaat uit<br />
paragraaf XV (1844)<br />
63
40 Anna en Maria Tesselschade, de<br />
dochters van Roemer Visscher<br />
Jacobus Scheltema<br />
Amsterdam (1808)<br />
Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
Jacobus Scheltema is de eerste schrijver die een<br />
boek wijdt aan de zusjes Visscher. Hij presenteert<br />
Anna en Maria Tesselschade als inspirerende<br />
voorbeelden van Hollandse kunstzin en<br />
vrouwelijke beschaving. Scheltema draagt zijn<br />
werk op aan alle Nederlandse vrouwen, als<br />
voorbeeld en inspiratie.<br />
Het gerucht ging, dat de schrijver zich met<br />
regelmaat de jaloezie van zijn echtgenote op<br />
de hals haalde, omdat hij zich urenlang kon<br />
opsluiten met een - verondersteld - levensgroot<br />
portret van Tesselschade op een wat rijpere<br />
leeftijd…<br />
41 Een onwaerdeerlijcke vrouw<br />
J.A. Worp<br />
’s - Gravenhage (1918)<br />
Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
Ruim honderd jaar na Scheltema, geeft J.A. Worp<br />
in 1918 in Een onwaerdeerycke vrouw een zo<br />
volledig mogelijk levensbeeld van Tesselschade<br />
op basis van de gedichten en brieven van, aan<br />
en over haar. De aandacht voor de kwaliteit<br />
van haar poëzie is pas sinds de jaren negentig<br />
van de 20 e eeuw sterk gegroeid. Haar 400e<br />
geboortedag werd in 1994 herdacht met een<br />
biografie, een tentoonstelling en de uitgave van<br />
al haar gedichten. Bij die gelegenheid werd in<br />
het <strong>Muiderslot</strong> een Tesseldag georganiseerd:<br />
120 van de 170 opgespoorde meisjes en vrouwen<br />
met de voornaam Tesselschade of Tessel<br />
meldden zich die dag aan de slotpoort.<br />
64<br />
42 Hollandsch Penning –Magazijn<br />
voor de jeugd<br />
Uitgave van S. de Visser ’s Gravenhage<br />
(2e jg 1836)<br />
Collectie Kaap Skil<br />
De eerste Nederlandse jeugdtijdschriften verschijnen<br />
in de tweede helft van de 18e eeuw, ten<br />
tijde van de Verlichting. Pas in de 19e eeuw komt<br />
dit genre tot volle bloei met o.a. het Hollandsch<br />
Penning-Magazijn voor de jeugd (1834-1852). Met<br />
deze bijdrage over Anna en Maria Tesselschade<br />
Visscher richt het blad zich expliciet op de jonge<br />
lezeressen. Het artikel biedt een korte beschrijving<br />
van het leven en de talenten van de dochters<br />
van Roemer Visscher.<br />
43 Tesseltje - een fleurige<br />
meisjesroman<br />
Ro van Oven<br />
Tweede druk (1948)<br />
Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
In de jaren tachtig van de 19e eeuw komt de<br />
liefdespoëzie van Bredero opnieuw in zwang.<br />
Men meent hierin de gefrustreerde liefde van<br />
de jonge dichter voor Tesselschade te kunnen<br />
lezen: interessante stof voor nieuwe novellen en<br />
gedichten, waaronder de ‘fleurige’ meisjesroman<br />
van Ro van Oven. Tesseltje verhaalt over de jonge<br />
Tesselschade die haar hart verliest aan Bredero.<br />
Echter, als Tesseltje zich spelenderwijs bewust<br />
wordt van de slechte reputatie van haar lief,<br />
versmaadt zij zijn hartstocht in afwachting van<br />
de ware liefde.
Elck syn waerom<br />
Aan het einde van de 19e eeuw is de belangstelling voor de historieschilderkunst<br />
tanende. Het onderwijs neemt de visuele voorlichting over het vaderlandse<br />
verleden over. De verschillende schoolplaten met uitbeeldingen van ‘De<br />
Muiderkring’ behouden hun zeggingskracht en populariteit tot ver in de<br />
20e eeuw. Met de oprichting van de vrouwenverenigingen Arbeid Adelt en<br />
Tesselschade krijgt het beeld van Tesselschade als toonbeeld van de vrouwelijke<br />
creativiteit een nieuwe impuls. De leden ijveren voor de lotsverbetering van<br />
onbemiddelde en vaak ook ongehuwde vrouwen. Borduren en glas graveren<br />
worden gezien als beschaafde en lucratieve voorbeelden van kunstzinnigheid.<br />
De handwerken worden op verkooptentoonstellingen verkocht en bieden de<br />
vrouwen een respectabele inkomstenbron.<br />
Een zomermiddag met de Muiderkring [in<br />
1632] (uitsnede)<br />
J.H. Isings, 1910 – ca. 1970<br />
Schoolplaat van Wolters-Noordhoff, Groningen<br />
(versie 1928)<br />
Op de deze oorspronkelijke versie van Isings’ schoolplaat<br />
‘Een zomermiddag met de Muiderkring’ (uit<br />
1928) houdt Maria Tesselschade nog een borduurwerk<br />
in de hand. Op de latere versie uit 1952 voert niet<br />
meer het handwerken, maar de muziek de boventoon.<br />
Tesselschade heeft nu haar luit ter hand genomen!<br />
65
44 ‘Een zomermiddag met den<br />
Muiderkring’<br />
J.W. de Jongh & H. Wagenvoort<br />
Deel 16 uit de serie Schoolplaten voor de<br />
Vaderlandsche geschiedenis<br />
J.B. Wolters’ Uitgeversmaatschappij, Groningen<br />
/ Den Haag<br />
In deze geïllustreerde toelichting op de schoolplaat<br />
van Isings geeft de auteur een uitvoerige<br />
beschrijving van de geschiedenis van het <strong>Muiderslot</strong>.<br />
De Ridderzaal is grotendeels natuurgetrouw<br />
weergegeven. Maar Isings heeft zich<br />
bewust enige afwijkingen veroorloofd, ‘omdat<br />
de aankleeding van de zaal nog meer de bedoeling<br />
had Hooft te eeren, dan een historischjuiste<br />
reconstructie te geven van de zaal. ’ In<br />
tegenstelling tot de neo-renaissance schouw<br />
en lambrisering van restauratiearchitect Cuypers<br />
uit het begin van de 20 e eeuw, heeft Isings<br />
zich gebaseerd op een oude tekening van de<br />
oorspronkelijke schouw door Lamberts (1838).<br />
Als schouwstuk koos Isings voor een Delftsblauw<br />
tegeltableau van statige koopvaarders,<br />
als symbool voor de ‘roem en verwachting der<br />
jonge Republiek’.<br />
44a Neo-renaissance schouwpartij van de<br />
Ridderzaal, met het hiervoor in opdracht vervaardigde<br />
schouwstuk van Barend Wijnveld,<br />
voorstellende de lauwering van P.C. Hooft door<br />
de Amsterdamse stedenmaagd (1906).<br />
44b Gewassen pentekening van de<br />
Ridderzaal anno 1838<br />
G. Lamberts<br />
Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
45 Wollen kussen met het<br />
familiewapen van P.C. Hooft<br />
ca. 1905<br />
Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
66<br />
Dit stoelkussen is in 1906 geschonken door<br />
‘eenige Bestuurderessen’ van de vrouwenvereniging<br />
Tesselschade, voor de eerste grote inwendige<br />
restauratie van het <strong>Muiderslot</strong> (1895-<br />
1909).<br />
Kort na de oprichting van de eerste vrouwenvereniging<br />
‘Arbeid Adelt’ in 1871, trad een aantal<br />
vrouwen uit deze vereniging en richtte in<br />
1872 de vereniging ‘Tesselschade’ op. De dames<br />
van Tesselschade kozen deze naam als<br />
eerbetoon aan de kunstzinnige en geëmancipeerde<br />
Maria Tesselschade Roemer Visscher.<br />
Beide verenigingen zijn in 1953 samengevoegd<br />
tot de vereniging Tesselschade-Arbeid Adelt<br />
met nog steeds dezelfde doelstelling: handwerktechnieken<br />
bewaren en vrouwen op weg<br />
helpen naar economische zelfstandigheid. Zij<br />
doet dit door vrouwen de mogelijkheid te bieden<br />
handwerk te vervaardigen, dit voor hen<br />
te verkopen en hen te ondersteunen door een<br />
bijdrage te leveren aan hun opleidingskosten.<br />
46 Losmaken – Loslaten<br />
Netty Werkman<br />
Brons, 2011<br />
Particulier collectie<br />
De cirkel is rond: Tessel Schade: ondanks tegenslag<br />
toch nieuwe kansen zien en grijpen.<br />
Op 5 oktober 2011 werd ter gelegenheid van<br />
het 140-jarig bestaan van Tesselschade-Arbeid<br />
Adelt voor het eerst de Maria Tesselschadeprijs<br />
uitgereikt. Het beeld van Netty Werkman, Losmaken<br />
– Loslaten, staat symbool voor bijzondere<br />
vrouwen die veel hebben moeten ‘loslaten’<br />
en zich ondanks tegenslagen tegen de stroom<br />
in weten te ontwikkelen naar economische<br />
zelfstandigheid. De eerste winnares van deze<br />
award voor vrouwen, die een voorbeeld zijn<br />
voor andere vrouwen, is Willie Nentjes–van Urk.<br />
www.nettywerkman.nl
47 Een zomermiddag met de Muiderkring [in 1632]<br />
J.H. Isings, 1910 – ca. 1970<br />
Aquarel, 1928 / 1952<br />
Collectie Onderwijsmuseum, Rotterdam<br />
© 2013, Noordhoff Uitgevers B.V., Groningen/Houten<br />
Deze oorspronkelijke aquarel uit 1928, is in 1952 door Isings gedeeltelijk overschilderd, naar<br />
aanleiding van de tweede grote inwendige restauratie van het <strong>Muiderslot</strong>. De 19 e -eeuwse neorenaissance<br />
schouwmantel van restauratiearchitect Pierre Cuypers in de Ridderzaal (44b) , werd<br />
aan het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw als ‘kwalijke vervalsing’ teniet gedaan. In<br />
eerste instantie werd de mantellambrisering verwijderd. De erachter gelegen, oorspronkelijke<br />
schuin aflopende schouwmantel werd daarbij weer in ere hersteld. Zo ook op de plaat van Isings.<br />
48 Een gezelschap op het <strong>Muiderslot</strong> [omstreeks 1619]<br />
J. Mesker<br />
Ca. 1877-1879<br />
Schoolplaat naar een verloren gegaan schilderij De Muiderkring door H.J. Scholten<br />
Plaat uit een serie (Nederlandsche) Historieplaten voor schoolgebruik onder redactie van J. Ykema<br />
Lithografie Lankhout, Uitgeverij Joh. Ykema, Den Haag<br />
Het oorspronkelijke schilderij van Scholten maakte deel uit van de Historische Galerij van de<br />
Amsterdamse kunstenaarssociëteit Arti et Amicitiae. Deze reeks was in de vorm van staalgravures<br />
gepubliceerd in Nederlands geschiedenis en volksleven en schetsen door J. van Lennep e.a., met een<br />
toelichting door de historicus J. ter Gouw.<br />
48a De Muiderkring, staalgravure naar een schilderij van H.J. Scholten<br />
C.L. van Kesteren<br />
Laatste kwart 19e eeuw<br />
Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
Scholten schilderde slechts een paar personen naar bekende voorbeelden. Dankzij de uitleg<br />
van Ter Gouw bij de overeenkomstige staalgravure van C.L. van Kesteren is te achterhalen wie<br />
de afgebeelde personen voorstellen. Ondanks alle verschuivingen in het ‘ledenbestand’ van de<br />
veronderstelde Muiderkring, dateert Ter Gouw de afgebeelde situatie op 1619, waardoor ook<br />
Roemer Visscher (op de stoel) nog legitiem aanwezig kan zijn. Tesselschade zit opnieuw in het<br />
midden, met rechts staande Constantijn Huygens en Joost van den Vondel. Gastheer Hooft en de<br />
componist Ban bieden haar de luit. Links in de vensterbank is zus Anna in gesprek met Samuel<br />
Coster, Daniël Mostart en Jacob Cats (die eigenlijk geen contact onderhield met Hooft). Erachter<br />
Barlaeus, die met enkele collega kunstminners een gegraveerd roemerglas van Tesselschade<br />
bewondert. De overige personen zijn familieleden van Hooft.<br />
J.W. de Jongh nam de toeschrijvingen van Ter Gouw over in zijn handleiding voor onderwijzers bij<br />
de schoolplaat van Mesker naar hetzelfde schilderij.<br />
67
Verantwoording<br />
Realisatie i.s.m.<br />
Stichting Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong>, Muiden<br />
Kaap Skil, museum voor jutters & zeelui, Oudeschild - Texel<br />
Samenstelling, onderzoek en organisatie<br />
Yvonne Molenaar, Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
Tentoonstelling en grafische vormgeving<br />
Maarten Roeper, Kaap Skil / Studio Jesse / Mooi Boeken<br />
Technische realisatie<br />
Expotise / Akro<br />
Vertaling<br />
Overtaal / Sabine Reents<br />
Audiovisuele productie<br />
Studio Harm Hasenaar<br />
49 Een zomermiddag met de Muiderkring [in 1632]<br />
J.H. Isings, 1910 – ca. 1970<br />
Schoolplaat van Wolters-Noordhoff, Groningen (versie 1928)<br />
Particuliere collectie<br />
Isings vervaardigde deze oorspronkelijke versie van de schoolplaat in 1928.<br />
Voor iedere schoolplaat deed Isings diepgaand onderzoek. Zo liet hij zich bij dit ontwerp inspireren door<br />
schetsen die hij 15 jaar eerder, in 1913, maakte tijdens zijn bezoek aan de eerste grote tentoonstelling van<br />
het <strong>Muiderslot</strong> ter gelegenheid van de viering van het 100-jarige Koninkrijk.<br />
Diverse tentoonstellingsobjecten uit 1913 zijn op de plaat afgebeeld: het door Anna gegraveerde roemerglas,<br />
de kloostertafel, het rijk bewerkte 15e-eeuwse ‘dressoor’ en de ‘ wentellessenaar’.<br />
50 Rederijkersbord met het blazoen van de Amsterdamse rederijkerskamer De<br />
Eglentier en het motto ‘In Liefd’ Bloeyende’<br />
Georg Rueter<br />
1954<br />
Kopie naar het origineel in de collectie van Museum Kennemerland te Beverwijk<br />
Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />
Katern 1 - Tessel Schade, met expertbijdragen van<br />
Mieke Smits-Veldt, Arent Vos en Wil Derkse<br />
Vormgeving<br />
Endeloos Grafisch Ontwerp<br />
Tekstredactie<br />
Ben Reef Communicatie<br />
Partners<br />
Midden in het logo van de vrouwenvereniging Tesselschade-Arbeid Adelt<br />
(TAA) staan de woorden waarmee Maria Tesselschade enkele van haar<br />
geschriften ondertekende: ‘Elck syn waerom’. Onder dit motto helpt TAA<br />
vrouwen in Nederland. Elke vrouw die bij de vereniging om financiële ondersteuning<br />
vraagt, heeft daarvoor haar eigen reden.<br />
De vereniging heeft een ondersteuningsfonds voor de handwerksters die<br />
voor haar werken, het Zegers Veeckens fonds (ZVF) en een studiefonds<br />
met de naam: Betsy Perk Opleidingsfonds (BPO).<br />
Info: www.<strong>tesselschade</strong>-arbeidadelt.nl.<br />
68<br />
www.muiderslot.nl / www.kaapskil.nl
Tessel Schade<br />
‘Tessel Schade - Een ramp met een Gouden randje’ is een tentoonstelling over<br />
een bijzondere vrouw van betekenis in de Gouden Eeuw, die tot aan vandaag<br />
haar sporen nalaat voor generaties die nog komen gaan: ‘elk zijn waarom’.<br />
www.muiderslot.nl