09.09.2013 Views

E-katern tesselschade - Muiderslot

E-katern tesselschade - Muiderslot

E-katern tesselschade - Muiderslot

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Tessel Schade<br />

Een ramp met een Gouden randje<br />

<strong>Muiderslot</strong> <strong>katern</strong> 1


Tessel Schade<br />

Een ramp met een Gouden randje<br />

30 maart t/m 12 mei 2013 – Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong>, Muiden<br />

7 juni t/m 1 september 2013 – Kaap Skil, Texel<br />

© 2013 Stichting Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong>


Personalia auteurs<br />

Arent Vos (1959) studeerde geschiedenis en archeologie in Leiden en Amsterdam, gericht op vaderlandse<br />

maritieme historie, historische scheepsbouw en (scheeps-)archeologie onderwater. Hij heeft meegewerkt<br />

aan scheepsopgravingen in de drooggelegde IJsselmeerpolders en heeft mede aan de wieg gestaan van de<br />

professionele onderwaterarcheologie in Nederland (vanaf 1985). Hij heeft onder andere het eerste ‘Professioneel<br />

Archeologisch Duikteam’ van Nederland opgebouwd, dat hij leidde tot en met 2006. Zijn meest recente<br />

publicatie over het onderwerp is getiteld Onderwaterarcheologie op de Rede van Texel (Lelystad 2012).<br />

Dr. Mieke B. Smits-Veldt (1936) was tot haar pensionering hoofddocent Historische Nederlandse Letterkunde<br />

aan de Universiteit van Amsterdam. Zij publiceerde op het gebied van de Nederlandse literatuur en toneel<br />

van de Renaissance. Hieronder zijn te noemen: een biografie van Maria Tesselschade, Leven met talent en<br />

vriendschap (1994) en, samen met prof. K. Porteman, een geschiedenis van de zeventiende-eeuwse literatuur,<br />

Een nieuw vaderland voor de muzen (2008).<br />

Wil Derkse (1952) studeerde scheikunde en wijsbegeerte. Na hoogleraarschappen wijsbegeerte in Eindhoven<br />

en Nijmegen is hij momenteel hoogleraar bij de Open Universiteit en directeur van Gastenhuis Kasteel<br />

Slangenburg nabij Doetinchem. Zijn recente publicaties betreffen de benedictijnse spiritualiteit, onderwijs<br />

en vorming, de vriendschap, en Thomas More.<br />

Maarten Roeper (1970) studeerde sociaal-economische geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.<br />

Tijdens en na zijn studietijd was hij werkzaam als decorbouwer bij het bouw- en decoratelier Fiction Factory<br />

in Amsterdam. In 2002 verkoos hij de andere kant van het tentoonstellen en is sindsdien weer woonachtig<br />

op Texel en werkzaam bij Kaap Skil - museum van jutters en zeelui in Oudeschild, als conservator en educator.<br />

In die hoedanigheid was hij medeverantwoordelijk voor de recente nieuwbouw en herinrichting van<br />

Kaap Skil, waarvoor het museum meerdere nominaties ontving en in 2012 als winnaar van de prestigieuze<br />

Daylight Award voor de dag kwam.<br />

Yvonne Molenaar is hoofd collectie, presentatie & educatie van het Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong>. Dankzij de publicatie<br />

Bloemen, Constig geschikt (1996) trad zij in het voetspoor van Maria Tesselschade met het vervaardigen<br />

van 17e-eeuwse composities met bloemen in de zalen van het <strong>Muiderslot</strong>. Geïnspireerd door Hoofts’ Muze<br />

geeft zij sinds 1997 leiding aan een actieve groep bloemenvrijwilligers, de Muzen van het <strong>Muiderslot</strong>, die gedurende<br />

het seizoen ‘Thessalische’ bloemstukken vervaardigen met materialen uit de tuinen van het kasteel.


Inhoud<br />

0 Inleiding: 2013 – Jaar van vrouwen en de Gouden Eeuw 5<br />

1 Hoe Maria Tesselschade aan haar opmerkelijke naam kwam 6<br />

2 Vaders en dochters 18<br />

3 Tesselschade, een mythische muze uit de negentiende eeuw 26<br />

Objectcatalogus - Tessel Schade 38<br />

‘Een ongehoorde schaede’ 40<br />

Veilige handel 42<br />

Op Hollandse leest geschoeid 44<br />

‘ Tesselschae’ 46<br />

Maria Tesselschade Roemersdr. Visscher (1594-1649) 48<br />

Taalverhaal 50<br />

’t saligh Roemers huys 52<br />

Vaders en dochters 54<br />

Veelzijdig talent 57<br />

Meesterlijke handen 60<br />

Mytische muze 63<br />

‘Elck syn waerom’ 65<br />

Verantwoording 68


0<br />

0 InleIdIng: 2013 – jaar van vrOuwen en de gOuden eeuw<br />

Yvonne Molenaar<br />

Precies honderd jaar geleden vond de eerste grote tentoonstelling plaats in het toen net gerestaureerde Rijksmuseum<br />

<strong>Muiderslot</strong>. Meer dan 40.000 belangstellenden bezochten het volledig ingerichte kasteel, waaronder de<br />

tekenaar J. H. Isings. De schetsen die hij daar maakte, vormden de basis voor zijn immens populaire schoolplaat<br />

Een zomermiddag met de Muiderkring, een inspirerend gezelschap vrienden bijeen bij P. C. Hooft op het <strong>Muiderslot</strong>.<br />

Het is echter niet gastheer Hooft, maar een vrouw die<br />

het stralende middelpunt vormt: Maria Tesselschade<br />

Roemersdr. Visscher (1594-1649). Tesselschade was<br />

Hoofts zielsverwant en beste vriendin en een graag<br />

gezien gaste op het Hoge Huys van Muiden.<br />

Generaties lang groeiden kinderen op met Isings’ blik<br />

op ons rijke vaderlandse verleden. De Gouden Eeuw<br />

werd verankerd in beelden van de bouw van het<br />

stadhuis op de Dam en in het bijzonder van de rijke<br />

culturele schat van onze burgerelite, gesymboliseerd<br />

door de Muiderkring.<br />

Het is om die reden dat Maria Tesselschade het onderwerp<br />

is van de eerste van een reeks schatkamertentoonstellingen<br />

op het <strong>Muiderslot</strong>, over actuele onderwerpen<br />

met een directe relatie tot het museum en<br />

de eigen collectie.<br />

Ook onze ambitie om hierbij samen te werken met<br />

collega-instellingen en toonaangevende experts uit<br />

het veld, is met deze eerste tentoonstelling meer dan<br />

gehaald. Tessel Schade – Een ramp met een Gouden<br />

randje is het resultaat van een nauwe samenwerking<br />

met Kaap Skil, museum voor jutters & zeelui op Texel<br />

en vele bruikleengevers.<br />

De inbreng van Mieke Smits-Veldt, Arent Vos en Wil<br />

Derkse plaatsen Tesselschade in een verrassend perspectief.<br />

Zij hebben elk vanuit hun eigen expertise een<br />

waardevolle bijdrage geleverd aan de totstandkoming<br />

van de tentoonstelling en dit eerste <strong>katern</strong>, de tentoonstellingscatalogus.<br />

In ‘Tessel Schade’ wordt de nadruk gelegd op de<br />

bijzondere naamgeving van de beroemdste dochter<br />

van Roemer Visscher. Verder wordt uitvoerige<br />

aandacht besteed aan het welvarende burgermilieu en<br />

de veelzijdige, culturele opvoeding van Tesselschade<br />

in de lijn van het ‘nieuwe leren’ volgens geleerde<br />

humanisten als Erasmus en Thomas More. Het leren en<br />

werken vanuit eenzelfde houding van verstandigheid<br />

en betrokken toewijding lijkt in onze tijd een passend<br />

antwoord op het falende credo van de huidige<br />

kenniseconomie. Dit en meer maakt Tesselschade tot<br />

een voorbeeldvrouw van alle tijden.<br />

Het jaar 2013 gaat de geschiedenis in als het Jaar van<br />

de Vrouwen en de Gouden Eeuw. Amsterdam viert<br />

het 400-jarige bestaan van de grachtengordel, welke<br />

door Unesco is verkozen tot werelderfgoed. De recent<br />

verschenen lexicon en gelijknamige tentoonstelling<br />

1001 Vrouwen biedt een blauwdruk van de meest<br />

invloedrijke, beruchte, geliefde en spraakmakende<br />

vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis.<br />

‘Tessel Schade’ is een tentoonstelling over zo’n<br />

bijzondere vrouw van betekenis in de Gouden<br />

Eeuw, die tot aan vandaag haar sporen nalaat voor<br />

generaties die nog komen gaan: ‘elk zijn waarom’.<br />

J.A. Kruseman, Neêrlands dicht’rei vereenigd bij den ridder Hooft op het slot te Muiden (uitsnede), 1852, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

5


1<br />

1 HOe MarIa TeSSelScHade aan Haar OPMerkelIjke naaM kwaM<br />

Arent Vos<br />

Wanneer men er even over nadenkt is ‘Tesselschade’ een beetje een vreemde voornaam. Want dat is het: de<br />

tweede vóórnaam van Maria Tesselschade Roemersdochter Visscher (1594-1649). Wie heeft er ooit iemand ontmoet<br />

die ook zo heette?<br />

Hoe is Maria eigenlijk aan haar tweede naam gekomen?<br />

Het antwoord op deze vraag brengt ons bij een<br />

dramatische gebeurtenis op Kerstavond van het jaar<br />

1593 en langs die weg bij de onderwaterarcheologie.<br />

Het is het verhaal van een grote scheepsramp, waarbij<br />

in één enkele storm in één enkele nacht maar<br />

liefst 44 schepen verloren zijn gegaan met alle bijbehorende<br />

uitrusting en lading. Helaas heeft deze ramp<br />

ook vele zeelieden het leven gekost.<br />

Pieter Casteleyn, Storm rond Texel, gravure, 1661, Collectie Kaap Skil<br />

De scheepsramp speelde zich af op de Rede van Texel,<br />

die zich uitstrekte langs de oostkust van het eiland.<br />

Volgens Van Dale’s woordenboek is een ‘rede’ “een<br />

door de natuurlijke gesteldheid min of meer beschutte<br />

ankerplaats voor schepen vóór of op korte af-<br />

6<br />

stand van een kust”. Helemaal beschut en veilig bleek<br />

het op deze Rede van Texel echter lang niet altijd. Het<br />

verhaal van de scheepsramp van Kerstavond 1593<br />

kennen we onder andere uit een beroemde passage<br />

in een vroeg 17de-eeuwse publicatie: Beschryvinghe<br />

van alle de Nederlanden, […] door M. Lowijs Guicciardyn,<br />

edelman van Florencen, uitgegeven te Amsterdam<br />

door Willem Janszn (1612). Daar lezen we dat<br />

er op dat moment ongeveer 150 schepen op de Rede<br />

voor anker lagen. Maar toen ging het mis …<br />

“… soo is op den 24 decembris savonts by<br />

doncker ten neghen uren eenen gheweldighen<br />

storm opgheresen, […] door den<br />

welcken hier twee schepen los van den<br />

ancker gheraeckten, tot bederf van de<br />

heele vlote [doordat zij] malkanderen niet<br />

en konden myden. Waerdoor vierenveertich<br />

groote coopvaerdersschepen versoncken,<br />

ende ontrent 1050 schippers ende bootsghesellen<br />

verdroncken; voorts weynighe<br />

[schepen] daer schadeloos af komende.” 1<br />

Johannes Hendrikus Egenberger, Gezelschap om een voordragende<br />

Vondel (uitsnede), 1882, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong>


Pseudo-portret van koopman en dichter Roemer Visscher op 71-jarige leeftijd, zittend bij een tafel, Stippelets<br />

door Pieter van der Meulen, naar een tekening van Jan Stolker, naar een schilderij van Frans Hals (17e eeuw),<br />

ca. 1790-1858, Collectie Rijksmuseum Amsterdam<br />

8


Ook de vader van Maria Tesselschade, Roemer<br />

Visscher, die behalve als dichter ook actief was<br />

als handelaar in graan en als reder, werd door<br />

deze ramp getroffen, al was dat in zijn geval<br />

gelukkig alleen zakelijk en financieel. De details<br />

zijn niet bekend, maar wellicht moeten<br />

we zijn zakelijke schade ook niet overschatten.<br />

In die tijd was het immers heel gewoon<br />

z’n risico te spreiden door slechts voor één of<br />

enkele ‘parten’ deel te nemen in het eigendom<br />

van een schip of een handelsonderneming, de<br />

zogenaamde partenrederij. Hoe het ook zij,<br />

toen Maria op 25 maart 1594 geboren werd –<br />

slechts enkele maanden na de ramp dus – gaf<br />

vader Roemer haar, indachtig de ongelukkige<br />

gebeurtenis bij Texel, als tweede naam Tesselschade.<br />

Behalve uit historische bronnen weten we<br />

ook via de onderwaterarcheologie dat het op<br />

de Rede van Texel lang niet altijd veilig was.<br />

In dit gebied werden namelijk sinds de jaren<br />

1970 en 1980, toen in Nederland de sportduikerei<br />

krachtig begon op te komen, enkele tientallen<br />

scheepswrakken aangetroffen. In het<br />

boek Onderwaterarcheologie op de Rede van<br />

Texel presenteerde ondergetekende eerder de<br />

‘beredeneerde schatting’ dat er in de periode<br />

van de 16de tot en met de 18de eeuw tussen<br />

de 500 en 1000 schepen in dit gebied moeten<br />

zijn vergaan, de meeste als gevolg van een<br />

hevige storm. 2 Het toeval wil dat één van de<br />

meer complete scheepswrakken, die daadwerkelijk<br />

zijn teruggevonden, mogelijk is vergaan<br />

tijdens de storm die ook de vader van Maria<br />

Tesselschade zo’n schade had berokkend.<br />

Beschryvinghe van alle de Nederlanden, […] door M. Lowijs<br />

Guicciardyn, edelman van Florencen, uitgegeven te Amsterdam<br />

door Willem Janszn (1612)<br />

9


Bedoeld scheepswrak is in 1984 ontdekt door<br />

Texelse sportduikers. Het lag in een stroomgeul<br />

genaamd ‘Scheurrak’, vlakbij één van de boeien,<br />

die daar liggen ter markering van het vaarwater.<br />

Naar de naam van het water en de code van de<br />

boei heeft dit wrak de werknaam ‘Scheurrak SO 1’<br />

gekregen (2). De vindplaats is compleet opgegraven<br />

door het Professioneel Archeologisch Duikteam<br />

van het Nederlands Instituut voor Scheeps-<br />

en onderwaterarcheologie (thans Rijksdienst<br />

voor het Cultureel Erfgoed, afdeling scheepsarcheologie)<br />

in de periode van 1987 tot 1997 (alleen<br />

met uitzondering van 1992 en 1995). 3<br />

korte beschrijving van de vindplaats<br />

De vindplaats is noord-zuid georiënteerd (voorschip-achterschip),<br />

strekt zich uit over een oppervlak<br />

van circa 35 x 25 m en ligt op een diepte van<br />

zes tot elf meter. Centraal ligt een compleet vlak<br />

(=bodem van een schip) van voorsteven tot achtersteven<br />

en van kim tot kim (=overgang van vlak<br />

naar zijden). Ten oosten daarvan ligt een nagenoeg<br />

compleet stuurboord, dat is afgebroken in<br />

de kim en plat naast het vlak is komen te liggen.<br />

Het schip had twee doorlopende dekken waarvan<br />

de resten nu recht omhoog de bodem uitsteken.<br />

De beide dekken zijn goed te herkennen<br />

aan de reeksen dekknieën en de lijfhouten (=de<br />

extra zwaar uitgevoerde dekplanken tegen de<br />

zijden aan). Het schip heeft bovendien voor een<br />

bakdek en achter een halfdek gehad, al zijn die<br />

nu nog maar deels te herkennen. Het bakboord is<br />

lang niet zo compleet en intact bewaard gebleven.<br />

Hiervan zijn verspreid slechts enkele losse<br />

delen teruggevonden. Bij het voorschip zien we<br />

losgebroken de complete voorsteven onder het<br />

stuurboord uitsteken met daarbij een grote balk<br />

en knie die de basis vormden voor de constructie<br />

van het galjoen. Bij het achterschip zien we een<br />

circa 8 m hoog roer met vijf roerhaken en een res-<br />

Archeologische tekening van het wrak Scheurrak SO 1, Collectie Rijksdienst<br />

voor Cultureel Erfgoed, Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />

10


tant van de helmstok. Via dendrochronologie (=studie<br />

en datering van hout aan de hand van jaarringpatronen)<br />

is de bouwdatum van het schip vastgesteld op<br />

omstreeks 1580-1585.<br />

korte beschrijving van het vondstmateriaal<br />

Bij elkaar zijn circa vijfduizend objecten geborgen. Die<br />

voorwerpen kunnen ons van alles vertellen over het<br />

schip zelf, bijvoorbeeld de constructie ervan 4 , en over<br />

het wonen, leven en werken aan boord. Naar de aard of<br />

het doel ervan kunnen we de objecten indelen in een<br />

aantal functionele categorieën. Enkele voorbeelden:<br />

Een vondstcategorie die direct te maken heeft met het<br />

schip is de scheepsuitrusting. Dat zijn al die zaken die<br />

te maken hebben met de bediening van het schip. Men<br />

moet daarbij vooral denken aan dingen als zeilen, blokken<br />

en touwen. Hiervan zijn grote hoeveelheden aangetroffen<br />

op het eerste dek in het voorschip en men<br />

kan deze grotendeels betitelen als voorraden en reserveonderdelen.<br />

Bijzonder was de aanwezigheid van een<br />

reserve kolderstok. Dat was een onderdeel van de stuur-<br />

inrichting van uit de tijd dat het stuurwiel nog niet was<br />

uitgevonden.<br />

Nog zo’n categorie die direct te maken heeft met het<br />

functioneren van het schip is de bewapening. Ook<br />

daarvan zijn diverse onderdelen aangetroffen, zoals<br />

enkele gietijzeren kanonnen van een klein kaliber<br />

met de bij behorende rolpaarden (=houten karretjes,<br />

die dienden als affuit) en diverse soorten munitie.<br />

Daarnaast zijn diverse gereedschappen gevonden die<br />

waren bedoeld om het geschut mee te bedienen, zoals<br />

kruitscheppen, kardoesprikkers en een lontstok.<br />

Heel bijzonder was dat één van de rolpaarden driewielig<br />

was, terwijl dergelijke affuiten normaliter vier<br />

wielen hadden. 5 Ook werden handwapens gevonden<br />

zoals bijvoorbeeld haakbussen met de bijbehorende<br />

loden kogels.<br />

Aan boord moest ook worden gegeten en gekookt.<br />

Mee waren daarom ook verschillende voorraden<br />

voedsel, die op het eerste dek in midden- en achterschip<br />

werden vervoerd in kleine houten tonnen. Uit<br />

de talloze bot- en visresten in de tonnen (of beter:<br />

tonresten) is af te leiden dat men in ieder geval ook<br />

vis en rundvlees at. 6 Boven het tweede dek, in de<br />

kuil (=de open ruimte tussen bakdek voor en halfdek<br />

achter) is het restant aangetroffen van een gemetselde<br />

oven. Open vuur was op de houten schepen<br />

altijd een groot risico, dus daarom werd meestal van<br />

bakstenen een stookplaats gemetseld of op grotere<br />

schepen met veel bemanning een kombuis. In relatie<br />

tot het koken en eten is ook allerlei eetgerei aangetroffen<br />

zoals aardewerken, ijzeren en koperen potten<br />

en ketels om in te koken en gedraaide houten kommen<br />

en teljoren (=platte borden), om van te eten met<br />

tinnen lepels als bestek. Een mes hadden de zeelieden<br />

altijd zelf bij zich en vorken werden in die tijd nog niet<br />

gebruikt (10). De scheepsofficieren hadden overigens<br />

tinnen borden in plaats van de houten teljoren.<br />

Rolpaard, Scheurrakwrak SO 1, ca. 1593, Collectie Rijksdienst voor Cultureel<br />

Erfgoed, Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />

11


(7) Bronzen kaartpasser met wapen van Amsterdam, Scheurrakwrak<br />

SO 1, ca. 1593, Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Afdeling<br />

Scheepsarcheologie, Lelystad<br />

Op een schip moest ook worden genavigeerd. Daartoe<br />

kende men allerlei instrumenten en ook daarvan zijn<br />

voorbeelden gevonden. Men gebruikte zeekaarten,<br />

maar papier gaat onder water zeer snel verloren dus<br />

daarvan zijn geen resten aangetroffen, maar wel een<br />

houten koker die zeer waarschijnlijk heeft gediend<br />

als kaartkoker. Op de kaarten werden afstanden en<br />

richtingen uitgezet met navigatiepassers. Daarvan<br />

is een viertal exemplaren gevonden. Ze zijn van<br />

messing en twee ervan hebben inscripties met het<br />

stadswapen van Amsterdam (7). Dit kan duiden op<br />

een Amsterdamse uitreding van het schip en daarmee<br />

komen we weer heel dichtbij de wereld van Roemer<br />

Visscher als (parten)reder en handelaar. Het is niet<br />

ondenkbaar dat Visscher ook in dit schip een belang had.<br />

Voor veilige navigatie is voldoende waterdiepte<br />

nodig en die werd gepeild met peilloden. Vanwege<br />

de duurzaamheid van dit materiaal worden peilloden<br />

bij veel scheepsopgravingen teruggevonden, meestal<br />

in verschillende maten en gewichten en zo ook in dit<br />

geval. Daarnaast zijn ook resten gevonden van een<br />

kompas, een zandloper en een zogenaamde Jacobsstaf.<br />

Dat laatste was een instrument waarmee men in de<br />

16e en 17e eeuw al vrij nauwkeurig de geografische<br />

breedte van zijn plaats op aarde kon vaststellen.<br />

12<br />

Er zijn ook allerlei zaken gevonden die men in een<br />

categorie ‘persoonlijke bezittingen’ kan indelen. Het<br />

betreft dan bijvoorbeeld kledingresten of schoeisel<br />

(13). Zeelieden hadden vaak een persoonlijke kist<br />

waarin men zijn bezittingen kon opbergen. In het<br />

Scheurrakwrak zijn twee voorbeelden daarvan<br />

aangetroffen waarop vermoedelijk de eigenaar zelf<br />

ook prachtig houtsnijwerk had aangebracht – of<br />

nog bezig was dit aan te brengen (12). Dit kunnen we<br />

beschouwen als een vorm van vrijetijdsbesteding van<br />

de opvarenden, die periodiek nogal wat tijd over konden<br />

hebben, bijvoorbeeld wanneer ze langdurig op een rede<br />

lagen te wachten op een goede wind om uit te zeilen.<br />

In dergelijke kistjes vinden we zaken die dienden voor<br />

de persoonlijke hygiëne, zoals luizenkammen, of die<br />

nodig waren voor het onderhoud van de eigen kleding,<br />

zoals messing vingerhoedjes, duimringen en ander<br />

naaigerei. Sommige zaken hadden te maken met de<br />

eigen beroepsuitoefening, zoals schrijfgerei met tinnen<br />

inktpot en ganzenveren, een doosje met muntgewichten<br />

of een staaf zegellak om aktes te kunnen bezegelen<br />

(12) Licht beukenhouten bergkistje, Scheurrakwrak SO 1, ca. 1593, Collectie<br />

Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Afdeling Scheepsarcheologie,<br />

Lelystad


of brieven te kunnen sluiten. Dit zijn zaken die doen<br />

denken aan een koopman aan boord, die waarschijnlijk<br />

in rechtstreeks contact stond met mensen als Roemer<br />

Visscher. Ook resten van een strooien matras kunnen<br />

we beschouwen als persoonlijke bezitting. Bij analyse<br />

zijn in deze matras resten aangetroffen van dezelfde<br />

soorten zeer klein ongedierte als we vandaag de dag<br />

ook nog in onze matrassen kunnen terugvinden, zoals<br />

mijten en mensenvlooien. Zo weten we zeker dat zo’n<br />

‘zak met stro’ heeft gediend als matras om op te slapen.<br />

Aan boord vinden we ook resten die te<br />

maken hadden met de uitoefening van<br />

bepaalde ambachten. Zo is onder het<br />

bakdek een grote kist aangetroffen met<br />

allerlei timmermansgereedschappen<br />

en ook elders op het eerste dek zijn<br />

losliggend verschillende timmermansgereedschappen<br />

gevonden. En mogelijk was ook<br />

een schoenmaker aan boord. In ieder geval zijn heel<br />

wat resten van leren schoeisel gevonden, maar ook<br />

twee houten schoenmakersleesten. Sommige van de<br />

schoenen waren ongebruikt en fraai versierd en konden<br />

op basis van de stijlkenmerken door leerspecialisten<br />

worden geïdentificeerd als modeschoeisel uit de<br />

jaren 1580 en 1590. 7 Wellicht heeft Roemer Visscher op<br />

vergelijkbare schoenen rondgelopen?<br />

Koperen vingerhoedje,<br />

Scheurrakwrak SO 1, ca. 1593,<br />

Collectie Rijksdienst voor<br />

Cultureel Erfgoed, Afdeling<br />

Scheepsarcheologie, Lelystad<br />

Twee bijzondere voorwerpen waren zeer behulpzaam<br />

voor de datering van het vondstcomplex en daarmee<br />

van de ondergang van het schip. Een messing<br />

signaaltrompet had op de beker (=voorkant van het<br />

instrument) een gegraveerde tekst staan: lissandro<br />

milanese fecit genua 1589. 8 Een ander object met jaartal<br />

was een met snijwerk versierde houten lontstok.<br />

Dat is een stukje gereedschap dat een kanonnier<br />

gebruikte om bij het afvuren van zijn geschut iets<br />

afstand te kunnen houden.<br />

Op dit detail van de lontstok, gedateerd anno 1590, zijn zes van zestien<br />

versregels te zien. Rechts lezen we “by my cornelis / claesoon van / block<br />

dick ffff”. Keren we de afbeelding om, dan zien we (rechts) de regels<br />

“niet even goet den / moerghen moet / sorghen dat den”. Als geheel<br />

staat er “die avent en / die muierghen sijn / niet even goet den / moerghen<br />

moet / sorghen dat den / avent niet en doet / soude den avent /<br />

sorghen als den / morghen doet / daer souer menich / ryen die nu /<br />

gaen tefoet / by my cornelis / claesoon van / block dick ffff / anno 1590”.<br />

Heel bijzonder is dat op een in wezen eenvoudig<br />

objectje als een dergelijke lontstok enkele ingekerfde<br />

versregels worden aangetroffen, die waren<br />

ondertekend en gedateerd “by my cornelis clasoon<br />

van block dick anno 1590”, ofwel Cornelis Claaszoon<br />

uit Blokdijk (een plaatsje bij Hoorn in West-Friesland).<br />

Cornelis was kennelijk kanonnier aan boord. 9 Het<br />

belang van dergelijke gedateerde objecten is dat we<br />

daarmee een datum post quem voor de ondergang van<br />

het schip hebben; het schip kan niet zijn gezonken vóór<br />

1590 en het is dit soort gegevens dat ons in de buurt<br />

brengt van de storm op Kerstavond 1593.<br />

13


Maar had het schip ook lading aan<br />

boord? En kunnen we aan de hand<br />

van het gehele vondstcomplex iets<br />

zeggen over de functie van het schip?<br />

Ofschoon het opengebroken ruim<br />

van het schip grotendeels was leeg<br />

gespoeld werden op allerlei plaatsen<br />

tussen de scheepsconstructie of<br />

tegen de onderkant van (vooral) het<br />

eerste dek graanresten aangetroffen.<br />

Deze resten zijn op meerdere plekken<br />

bemonsterd en deze ‘zadenmonsters’<br />

zijn onderzocht door specialisten. Het<br />

blijkt dat het schip geladen is geweest<br />

met graan, voornamelijk broodtarwe.<br />

Van dit soort graan wordt gezegd dat<br />

het werd gebruikt voor het maken<br />

van wit brood dat voornamelijk werd<br />

geconsumeerd door de rijkeren in de<br />

steden. Om het graan zoveel mogelijk<br />

droog te houden was op het vlak een<br />

verhoogd laadvloertje aangebracht,<br />

opgebouwd van naaldhouten stammetjes<br />

en planken, afgedekt met stro.<br />

Daarbovenop moet het graan hebben<br />

gelegen. Tussen de concentraties<br />

graanresten werden ook van gras<br />

gevlochten matten aangetroffen. Het<br />

idee is dat het graan los in het ruim was<br />

gestort en dat de verschillende partijen<br />

graan van elkaar waren gescheiden<br />

door dergelijke matten. Het begrip<br />

‘afmatten’ zou hiervandaan komen.<br />

Door goed te kijken naar het toenmalige<br />

verspreidingsgebied van allerlei soorten<br />

(on)kruiden en gewassen waarvan in<br />

de graanmonsters óók resten werden<br />

aangetroffen kon het herkomstgebied<br />

van de lading worden bepaald. Dat<br />

blijkt afkomstig uit het noorden van het<br />

Op basis van de gevonden scheepsresten denken we dat het Scheurrakwrak een rompvorm<br />

had als op deze gravure van Frans Huys uit 1565 (naar Pieter Breugel). Het is een<br />

voorloper van het beroemde 17e-eeuwse scheepstype “fluit”.<br />

14


huidige Duitsland en Polen, uit het Oostzeegebied dus. 10<br />

Behalve graan lijken ook nog andere, kleine partijtjes<br />

lading aan boord te zijn geweest. Zo zijn op het eerste<br />

dek vaten met heidebezempjes aangetroffen naast heel<br />

veel losliggende exemplaren. Was dit bedoeld als lading<br />

of behoorde het tot de scheepsvoorraden? Ook zijn<br />

zoveel (resten van) modieuze schoenen aangetroffen<br />

dat ook hier wordt gedacht aan een partij lading. Hoe<br />

die verpakt waren geweest is echter niet duidelijk, want<br />

ze lagen allemaal los over de dekken. Moeten we ook<br />

hier denken aan transport in houten tonnen?<br />

Tot zover deze kleine bloemlezing van de verschillende<br />

vondstcategorieën en enkele van de aardigste objecten<br />

aan boord. Vatten we het geheel aan inzichten samen<br />

dan hebben we hier te maken met een voor die tijd<br />

middelgroot zeegaand schip, een tweedekker met<br />

ongetwijfeld drie masten. De aanwezige lengte van het<br />

vlak was 25,6 m, maar beide stevens waren op geringe<br />

hoogte afgebroken. Oorspronkelijk zal het schip tegen<br />

de 30 m lang zijn geweest (lengte over de stevens). Ter<br />

referentie: in de 17e eeuw waren de allergrootste schepen<br />

zoals VOC-retourschepen of Admiraliteitsschepen 40<br />

tot 45 m lang. Het Scheurrakschip had een zeer ‘vol’<br />

onderwaterschip (in tegenstelling tot ‘scherp gesneden’)<br />

bedoeld om veel lading te kunnen innemen en doet<br />

daarin denken aan de latere fluitschepen, het scheepstype<br />

waarmee in de 17e eeuw zulke grote successen zouden<br />

worden geboekt. Een prent van Frans Huys uit 1565 naar<br />

een afbeelding van Pieter Breugel uit 1562 geeft goed<br />

een idee hoe het schip eruit kan hebben gezien. Het<br />

Scheurrakschip speelde een rol in de graanhandel op<br />

de Oostzee. Dat is best spectaculair te noemen, want<br />

dit was in die tijd zo’n belangrijke tak van handel, waar<br />

zoveel schepen en zoveel mensen bij betrokken waren<br />

dat dit door tijdgenoten – bijvoorbeeld Johan de Witt<br />

in het midden van de 17e eeuw – al als ‘moedernegotie’<br />

werd aangeduid. In de handel op de Oostzee en zeker<br />

ook in de graanhandel werd in de 15e en 16e eeuw de<br />

basis gelegd voor de Nederlandse welvaart en werd het<br />

kapitaal vergaard waarmee eind 16e en begin 17e eeuw<br />

de Nederlandse expansie zo snel kon uitgroeien. Zonder<br />

de moedernegotie had de VOC wellicht nooit bestaan en<br />

qua aantallen scheepvaartbewegingen heeft de VOChandel<br />

nooit kunnen tippen aan de Oostzeehandel.<br />

Ook de familie Visscher lijkt een deel van zijn welvaart<br />

aan deze handel te danken te hebben gehad. Zelfs<br />

een scheepsramp zoals op Kerstavond 1593 heeft dat<br />

blijkbaar niet teniet kunnen doen. Het lijkt er bepaald<br />

niet op dat Maria Tesselschade in armoede is opgegroeid<br />

noch haar leven heeft geleid. Was dit Scheurrakschip<br />

inderdaad één van de schepen die in die bepaalde<br />

storm is vergaan en waarmee mogelijk ook vader<br />

Roemer ernstige schade heeft geleden? Zeker weten<br />

we het niet. Volgens de archeologische data zou het<br />

zeker kunnen, maar het is (nog) niet te bewijzen. Er<br />

zijn betrekkelijk weinig relevante archieven bewaard<br />

gebleven en wat wel bewaard is, is verspreid over<br />

verschillende bewaarplaatsen, is dikwijls onvoldoende<br />

geïnventariseerd en is door dit alles als geheel maar<br />

moeilijk toegankelijk. Er zijn zeker serieuze pogingen<br />

gedaan het wrak terug te vinden in de archieven en het<br />

een naam te geven, maar dit is vooralsnog niet gelukt.<br />

Maar de geschiedenis van schip en wrak en de materiële<br />

cultuur aan boord bieden wel een goede illustratie van<br />

de wereld van de familie Visscher en Maria Tesselschade.<br />

1 M. Lowijs Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden &c.<br />

Herdruk in facsimile van de uitgave door Willem Jansz. (Blaeu)<br />

uit 1612 (Amsterdam/Nieuwkoop 1968), p. 245. Omwille van een<br />

betere leesbaarheid is het citaat qua leestekens en hoofdlettergebruik<br />

aangepast aan de hedendaagse spelling. De betreffende<br />

passage is beroemd en wordt veelvuldig aangehaald: zie bijvoorbeeld<br />

Van der Vlis 1977, p.119, 221 en 223.<br />

2 Vos 2012, 47-55.<br />

3 Meer over de geschiedenis van de professionele onderwaterarcheologie<br />

in Nederland in: Vos 2009. De auteur is zelf van begin af<br />

aan bij de opgraving van het Scheurrakwrak betrokken geweest als<br />

duiker, wetenschappelijk medewerker en later als hoofd van het<br />

15


Professioneel Archeologisch Duikteam. Daarnaast leunt dit verhaal<br />

op allerlei deelonderzoeken van andere onderzoekers en studenten.<br />

De belangrijkste gepubliceerde artikelen met een scala aan<br />

extra informatie staan in de bijgevoegde literatuurlijst.<br />

4 Op de scheepsconstructie wordt hier niet verder ingegaan. Zie<br />

daarvoor bijvoorbeeld Vos 1991 en Maarleveld 1994.<br />

5 Meer over dit driewielig rolpaard in: Puype 2000.<br />

6 Meer over de vis en het vlees respectievelijk in: Brinkhuizen 1994<br />

en Zeiler 1993.<br />

7 Meer over de leren schoenen in: Goubitz 1985.<br />

8 Meer over de trompet in: Van der Heide 1994.<br />

9 Meer over het gedicht op de lontstok en over Cornelis Claaszoon in:<br />

Manders 1998.<br />

10 Meer over het graan en de herkomst ervan in: Manders 1993.<br />

Beknopte literatuurlijst<br />

Brinkhuizen, D.C., “Some notes on fish remains from the late<br />

16th century merchant vessel Scheurrak SO1” in: W. van Neer<br />

(ed.), Fish exploitation in the past. Proceedings of the seventh<br />

meeting of the ICAZ Fish Remains Working Group, Annales du<br />

Musée Royal de l’Afrique Centrale, Sciences Zoölogiques no 274<br />

(Tervuren 1994), 197-205.<br />

Goubitz, O., “Modeschoenen uit een Waddenwrak” in: Westerheem<br />

34 (1985), 223-228.<br />

Guicciardijn, M. Lowijs, Beschryvinghe van alle de Nederlanden<br />

&c. Herdruk in facsimile van de uitgave door Willem Jansz.<br />

(Blaeu) uit 1612 (Amsterdam/Nieuwkoop 1968).<br />

Heide, G.J. van der, “Reconstructie van een bijzondere Italiaanse<br />

trompet van de vindplaats Scheurrak SO1” in: R.Reinders en<br />

M. Bierma (eds.), Vis en visvangst. Inleidingen gehouden tijdens<br />

het zevende Glavimans symposion Vlaardingen, 23 april 1993<br />

(Groningen 1994), 107-114.<br />

Maarleveld, Th.J., “Het schip Scheurrak SO1. Een scheepsopgraving<br />

in de Waddenzee” in: Spiegel Historiael. Maandblad voor<br />

geschiedenis en archeologie jaargang 25 nummer 12 (december<br />

1990), 573-577.<br />

16<br />

Maarleveld, Th.J., “Double Dutch Solutions in Flush-Planked<br />

Shipbuilding: Continuity and Adaptations at the Start of Modern<br />

History” in: Ch.Westerdahl (ed.), Crossroads in Ancient<br />

Shipbuilding. Proceedings of the Sixth International Symposium<br />

on Boat and Ship Archaeology Roskilde 1991 (Oxford<br />

1994), 153-163.<br />

Manders, M.R., “Twee graanschepen. Een botanische studie<br />

van de lading” in: R. Reinders en A.van Holk (eds.), Scheepslading.<br />

Inleidingen gehouden tijdens het zesde Glavimans symposion<br />

Rotterdam, april 1992 (Groningen 1993), 19-31.<br />

Manders, M.R., “Raadsels rond een gezonken oostzeevaarder”<br />

in: R. Daalder, E. van Eyck van Heslinga, J.Th. Lindblad, P. Rogaar<br />

en P. Schonewille (eds.) Goud uit graan. Nederland en het<br />

Oostzeegebied 1600-1850 (Zwolle 1998), 70-81.<br />

Nederlands Instituut voor Scheeps- en onderwaterArcheologie/ROB<br />

(NISA), “Project Scheurrak SO1” in: NISA Jaarboek 1.<br />

Jaarverslag 1994, Flevobericht 395 (Lelystad 1996), 11-16.<br />

Puype, J.P., “Three-wheeled gun carriages from the late 16thcentury<br />

shipwreck Scheurrak SO 1 near the Texel” in: Royal Armouries<br />

Yearbook Vol.5 (Leeds 2000), 106-116.<br />

Vlis, J.A. van der, tLant van Texsel. Een geschiedschrijving (Den<br />

Burg, tweede gewijzigde druk 1977).<br />

Vos, A.D., “De replica van een VOC-retourschip te Lelystad: de<br />

Batavia?” in: R.Reinders (ed.), Bouwtraditie en scheepstype. Inleidingen<br />

gehouden tijdens het vierde Glavimans symposion<br />

(Groningen 1991), 48-55.<br />

Vos, A.D., “Duikteam NISA/ROB. Tien jaar professioneel archeologisch<br />

duiken in Nederland” in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis<br />

2009-2, 24-35.<br />

Vos, A.D., Onderwaterarcheologie op de Rede van Texel. Waardestellende<br />

onderzoeken in de westelijke Waddenzee (Burgzand),<br />

Nederlandse Archeologische Rapporten 041 (Lelystad 2012).<br />

J.T. Zeiler, Zes vaten rundvlees uit het scheepswrak Scheurrak<br />

SO1, Tussentijdse Rapportage 10 (Alphen aan den Rijn 1993)


(29) Bronzen penning met de beeltenis van Thomas<br />

More, 2000, Particuliere collectie


2<br />

2 VadErs En dOchTErs<br />

Wil Derkse<br />

Thomas More en zijn dochter Margaret: voorbeelden voor roemer Visscher en Maria Tesselschade?<br />

Er wordt wel eens van grote denkers en schrijvers in onze ideeëngeschiedenis beweerd, dat zij weliswaar de wereld<br />

steeds anders hebben geïnterpreteerd, maar dat hun ideeën weinig concrete veranderingen en verbeteringen<br />

hebben gebracht. Maar er zijn heel wat perioden aan te wijzen dat het juist ideeën waren, die belangrijke en soms<br />

zeer snelle veranderingsprocessen in gang hebben gezet. De recente geschiedenis toont daarvan opvallende<br />

voorbeelden, zoals de omwentelingen in het voormalig Oostblok, het betrekken van milieuoverwegingen<br />

in wereldwijde beleidsontwikkelingen, de toenemende rol van het internationaal recht ook in relatie tot de<br />

mensenrechten (Den Haag), de late maar snelle invloed van emancipatorische ideeën ten aanzien van de positie<br />

van vrouwen, van de beleving van seksuele geaardheid, van de positie van minderheden. Aan de andere kant van<br />

het kwaliteitsspectrum hebben ideeën over de liberale markteconomie, het individualisme, de ongebreidelde<br />

consumptie en oppervlakkig amusement zich in een korte tijd wereldwijd in gedrag omgezet.<br />

Opvoedingsideeën van Erasmus<br />

Voor de vroege 16e eeuw, waarin nieuwe ideeën in<br />

grensoverschrijdende intellectuele contacten zich<br />

dankzij de boekdrukkunst snel konden verspreiden,<br />

geldt deze observatie eveneens. De Reformatie kwam<br />

in enkele jaren in heel Europa snel op gang door maar<br />

een paar invloedrijke ideeën van Maarten Luther<br />

(1483-1546), waarbij ook de cultuurkritische inbreng<br />

van Erasmus van Rotterdam (1469-1536) een sleutelrol<br />

vervulde (32). Erasmus was de eerste schrijver in<br />

Europa die van de pen kon leven. Zijn gedrukte werken<br />

kenden hoge oplagen en werden door de al spoedig<br />

verschijnende vertalingen ervan zeker niet alleen<br />

in intellectuele of gegoede kringen gelezen. Wel<br />

hadden de humanistische ideeën in die kringen de<br />

grootste invloed. En de gegoede burgerij, die deels ook<br />

leidinggevende taken in het openbare leven had, werd<br />

door anderen weer als voorbeeld gezien.<br />

Dat Roemer Visscher een goede opleiding voor zijn<br />

dochters belangrijk vond, sluit aan bij een humanistische<br />

traditie die al zo’n twee generaties eerder zijn aanvang<br />

nam. Want Erasmus bijvoorbeeld, formuleerde cultuurkritische<br />

ideeën over onderwijsprocessen.<br />

18<br />

Louter strengheid, herhaling en uit het hoofd leren vond<br />

hij uit den boze. Tekstinzicht, kritische vergelijking van<br />

bronnen, en een goede opleiding voor eenieder vond<br />

hij belangrijke idealen. Ook meisjes en jonge vrouwen<br />

verdienen goed onderwijs, al wordt hun scholing in<br />

sommige van zijn geschriften gezien als toch allereerst<br />

dienstbaar aan het gezinsleven. Daarbij moet overigens<br />

worden bedacht dat Erasmus als priester ongehuwd<br />

was, en nooit eigen kinderen had opgevoed.<br />

Opvoedingspraktijken in het gezin van Thomas More<br />

Maar bij zijn vrienden zag hij een en ander van dichterbij<br />

en heel concreet, met name in zijn lange vriendschap<br />

met de Engelse jurist, diplomaat, schrijver en<br />

staatsman Thomas More (1478-1535). Deze had kinderen<br />

uit een eerste huwelijk, hertrouwde, nam nog enkele<br />

kinderen aan, en vormde met zijn gezin de spil van<br />

een uitgebreid netwerk van vrienden, leraren, kunstenaar,<br />

en hun aanhang, die vaak geruime tijd ook in huis<br />

woonden, net als een secretaris, huispersoneel, tuinlieden<br />

en zelfs een ‘nar’. In de jaren in Chelsea, waarin<br />

Thomas ook Lord Chancellor werd, telde het geheel van<br />

de huishouding zo’n 100 leden. De sfeer in More’s huis


trok mensen aan - je zou het ook zijn mini-Utopia kunnen<br />

noemen. Utopia is de titel van zijn bekendst geworden<br />

geschrift, en wel over een ideale samenleving;<br />

het boek begint met een gesprek tussen o.m. vrienden<br />

van hem en Erasmus in een geliefde tuin in de schaduw<br />

van de Antwerpse kathedraal. De sfeer in het huis van<br />

More werd gekenmerkt door mildheid, gastvrijheid,<br />

geleerdheid en geestige gezelligheid.<br />

Erasmus en Thomas More: goede vrienden<br />

Erasmus woonde inderdaad ook gedurende hele<br />

(soms lange) perioden bij Thomas More in huis. Thomas<br />

More schrijft over zijn vriendschap met Erasmus:<br />

‘Als het nageslacht mij zal kennen, dan als vriend van<br />

Erasmus’. In hun geschriften blijkt deze vriendschap<br />

soms in kleine intieme bijzinnetjes: ‘mellitissime<br />

Thoma’ – letterlijk: ‘zoetste Thomas’; en ‘Erasmus, my<br />

darling’ – even in het Engels in een overigens Latijnse<br />

brief over een geleerd theologisch thema. Erasmus<br />

schreef in Thomas’ huis onder meer de Lof der Zotheid,<br />

wachtend op zijn boeken van elders die nog<br />

niet in Londen waren gearriveerd, zodat hij nog niet<br />

serieus aan de studie kon, ook vanwege problemen<br />

met zijn nieren. Vandaar een luchtig gelegenheidswerkje<br />

tussendoor, naar eigen zeggen in een week<br />

geschreven. Grappig dat dit gelegenheidswerkje,<br />

naast de Samenspraken, anders dan het serieuzere<br />

en omvangrijke werk van Erasmus, zijn enige boeken<br />

zijn die nog steeds gewoon voor het genoegen worden<br />

herlezen en heruitgegeven. In de Latijnse titel<br />

Encomium Moriae id est Stultitiae Laus zijn de eerste<br />

woorden gelatiniseerd Grieks, zodat het geheel drie<br />

betekenissen kan hebben: Lof der zotheid, Lof door de<br />

Zotheid (als personage), en Lof van (Thomas) More.<br />

Het gereedgekomen boek begint met een inleidende<br />

aanbiedingsbrief aan Thomas More, waarin Erasmus<br />

herinnert aan een eerder aangenaam in More’s geestige<br />

aanwezigheid. Daar zou hij nu weer geruime tijd<br />

gaan verblijven.<br />

19<br />

de geleerde dochters van Thomas More<br />

Het moet hem in huize More zijn opgevallen dat de<br />

meisjes daar (die in de meerderheid waren) dezelfde<br />

onderwerpen met hun huisleraren bestudeerden als<br />

de jongens. Dus inclusief een grondige scholing in de<br />

klassieke letteren, de wiskunde, de astronomie en de<br />

geneeskunst – thema’s die toch aanzienlijk verder<br />

voerden dan de toekomstige huishoudelijke taken van<br />

de meisjes. More schreef op reis zijn brieven aan zijn<br />

kinderen (en zijn verdere hele menagerie) veelal in het<br />

Latijn (met soms een Engelse kop, zoals ‘Thomas More<br />

to his whole school, greeting’), en zij antwoordden ook<br />

in het Latijn. Thuis deed hij vertaalspelletjes met hen:<br />

de een vertaalde een tekst uit het Grieks in het Engels,<br />

de ander vertaalde het Engels opnieuw in het Grieks, en<br />

samen keken ze naar de verschillen met de begintekst.<br />

Erasmus noemde niet voor niets de huishouding van<br />

zijn vriend Thomas: ‘Plato’s Academie op christelijke<br />

grondslag’.<br />

Later groeiden sommige van de meisjes op tot echte<br />

intellectuelen, waarvan de belezenheid soms ook praktische<br />

vruchten droeg. Bijvoorbeeld toen Thomas in<br />

1521 ziek thuis kwam van een diplomatieke missie naar<br />

Brugge. Zijn ziekteverschijnselen stellen de artsen voor<br />

een raadsel. Gelukkig herinnert zich zijn aangenomen<br />

dochter Margaret Giggs uit<br />

haar studie van Galenius’ De<br />

Differentiis Febrium (Over de<br />

verschillende koortsen) dit<br />

ziektebeeld. Dankzij haar<br />

diagnose wordt een werkzame<br />

remedie gevonden.<br />

Detail van Magareth Giggs en<br />

grootvader More, uit Hans Holbeins<br />

Schets van Thomas More en zijn familie,<br />

ca. 1527, Collectie Kupferstichkabinett,<br />

Kunstmuseum Basel.<br />

© foto: Martin P. Bühler


Margaret More: voor Erasmus een voorbeeldige geleerde<br />

vrouw<br />

Vooral met zijn ‘eigen’ dochter Margaret (‘my dearest<br />

Meg’) had Thomas More een steeds inniger wordende<br />

intellectuele band en ontwikkelde zich een relatie die<br />

eindigde op het niveau van een diepe vriendschap, toen<br />

hij in zijn tragische gevangenisperiode voorafgaand<br />

aan zijn executie juist in haar zijn vertrouwenspersoon<br />

vond. Daarvoor al roemde Erasmus Margaret More als<br />

degene die het mooiste Latijn schreef in heel Europa. Zij<br />

vertaalde Erasmus’ Verhandeling over het Onze Vader<br />

van het Latijn in het Engels en wist haar vertaling ook<br />

uit te geven. Geleerden roemden haar kennis van zaken<br />

bij het verbeteren van een corrupte (= eerdere vertaal-<br />

en stijlfouten bevattende) Latijnse tekst. Ook vertaalde<br />

zij een Griekse tekst van Eusebius, en gaf ook deze uit.<br />

Tevens schreef ze een eigen verhandeling over de ‘vier<br />

laatste dingen’ en een toespraak daarover van Quintilianus.<br />

Zij verdiepte zich in de filosofie, commentaren op de<br />

Heilige Schrift, en de toenmalige medische wetenschap.<br />

In de Tower spraken (en lachten) vader en dochter veel<br />

20<br />

met elkaar, ook over zichzelf. Ook durfde hij zich door<br />

haar te laten corrigeren. Ze waren gelijken voor elkaar<br />

geworden, zoals dat in de beste vriendschapsrelaties<br />

voorkomt. Maar hier werd er nog de affectiviteit tussen<br />

vader en dochter aan toegevoegd. Ze spraken heel<br />

persoonlijk en intiem over de angsten van Thomas<br />

More voor wat hem fysiek te wachten zou kunnen<br />

staan. Cromwell stond haar bezoeken toe, in de hoop<br />

dat zij haar vader kon overtuigen om zijn gewetensvolle<br />

morele standpunt op te geven. Het tegendeel was het<br />

geval. Ze schreven samen een verdedigende dialoog<br />

waarin zij ‘for the sake of the argument’ haar vader<br />

probeert te verleiden om de door Cromwell geëiste<br />

verklaring toch maar te ondertekenen, terwijl hij<br />

daardoor gestimuleerd zijn argumenten juist krachtiger<br />

onderbouwt – en Margaret smokkelt de gezamenlijke<br />

tekst de gevangenis uit en brengt die in circulatie.<br />

Na de dood van haar vader neemt Margaret een<br />

groot meerjarenproject op zich. Met indrukwekkende<br />

intellectuele en professionele zorg, later gesteund,<br />

voortgezet en voltooid door haar eigen eveneens hoog<br />

opgeleide dochter Mary, wordt zijn omvangrijke literaire<br />

nalatenschap voor een belangrijk deel geredigeerd en<br />

uitgegeven. In 1577 verschijnt The Works of Sir Thomas<br />

More, Knight, Sometime Lord Chancellor of England,<br />

Written by him in the English Tongue, een uitgave van<br />

1458 pagina’s. Pas in de 20e eeuw verschenen zijn (nog<br />

omvangrijke) Latijnse geschriften compleet.<br />

de Muiderkring: lezers van Erasmus<br />

Terug naar Erasmus, Roemer Visscher en Maria Tesselschade.<br />

Het is zeer aannemelijk dat voor Erasmus<br />

Margaret More model stond voor de geleerde vrouw in<br />

zijn ‘samenspraak tussen de abt en de geleerde vrouw’<br />

(Colloquia - Samenspraken, 1518). Die abt houdt toch<br />

al niet zo van geleerdheid (bijvoorbeeld bij zijn eigen<br />

monniken) en al helemaal niet bij vrouwen. In de intel-<br />

(30) Daniël Cornelis (Niel) Steenbergen, Achterzijde van een bronzen<br />

jubileumpenning, 1986, Particuliere collectie


lectuele discussie met de geleerde vrouw delft de abt<br />

het onderspit. En op het eind zegt de geleerde vrouw<br />

voorspellend: ‘Er komt een dag, dan bezetten wij jullie<br />

leerstoelen en dragen wij jullie mijters’. Een voorspelling<br />

die uitgekomen is. Een voorspelling ook die toch<br />

suggereert dat het opvoedingsideaal ten aanzien vrouwen<br />

van Erasmus toch verder reikte dan een gepaste<br />

voorbereiding op de gezinstaken. Een lesje van Margaret?<br />

De familie More wordt door de geleerde vrouw in<br />

ieder geval expliciet als voorbeeld genoemd.<br />

Roemer Visscher en zijn vrienden lazen Erasmus. De<br />

21<br />

populaire en heel leesbare Samenspraken zullen in<br />

hun lectuur niet ontbroken hebben. More’s Utopia,<br />

waarvan vele drukken in heel Europa in omloop waren,<br />

zullen ze hebben gekend. Het is niet vergezocht om te<br />

stellen dat er een lijn loopt van Erasmus, Thomas More<br />

en zijn dochters, naar de Muiderkring, Roemer Visscher,<br />

en zijn dochters.<br />

(28) Desiderius Erasmus, Colloquia [Samenspraken], 1644,<br />

Particuliere collectie


Portretten: vader(s) en dochters<br />

Van Thomas More kennen we de naar het leven<br />

getekende portretten van Hans Holbein de Jongere<br />

(ook geruime tijd lid van More’s huishouding). Het<br />

bekendst is het statieportret als Lord Chancellor,<br />

momenteel in bezit van de Frick Collection in New York.<br />

Thomas oogt op zijn hoede en lijkt nogal gespannen.<br />

Hij heeft een briefje in de hand dat wel eens urgent en<br />

belangrijk zou kunnen zijn. In de getekende voorstudie<br />

van dit bekende portret is de spanning minder te zien,<br />

maar nog steeds is hij zichtbaar ‘in functie’. Holbein<br />

schilderde ook een familieportret, dat we alleen in<br />

gekopieerde en onderling ook licht verschillende<br />

vormen kennen, en waarin we Thomas More toch<br />

weer tamelijk streng en plechtig zien afgebeeld. Maar<br />

Holbein maakte daar ook een voorstudie van, en daarin<br />

oogt Thomas ontspannen, zijn muts staat wat hoger, er<br />

is een lok haar te zien, je bent duidelijk in een huiselijke<br />

situatie te gast. Bovendien heeft hij zich ook in details<br />

met de compositie bemoeid, zo weten we, zoals ook<br />

blijkt uit kleine beeldgrapjes, die de draak steken<br />

met het zogenaamde gewicht van zijn functie. In het<br />

verband met de familieportretten en de voorstudies<br />

daarvan valt nog iets anders op, dat te maken heeft met<br />

geleerde vrouwen. In een van de voorstudies, die nu in<br />

Basel is, en die door Thomas More als vriendengeschenk<br />

naar Erasmus (in Basel) werd gezonden is van links<br />

naar rechts More’s Elizabeth te zien, vervolgens<br />

zijn aangenomen dochter Margaret Giggs, die een<br />

boekpassage aanduidt aan More’s vader, John More,<br />

dan Thomas zelf, met nog een vriendelijke glimlach,<br />

en zo verder, met heel prominent rechts vooraan zijn<br />

favoriete dochter Margaret. Meerdere vrouwen hebben<br />

een boek in de hand of op schoot. In de kopie in Nostell<br />

Priory van het teloorgegane olieverfschilderij zien we<br />

enkele opvallende verschillen. Er is een hondje te zien<br />

voor Thomas, en de boeken die alleen de vrouwen in<br />

handen of op schoot te hebben zijn groter afgebeeld.<br />

22<br />

Sommige zijn daarom te identificeren: Elizabeth heeft<br />

Seneca’s Brieven onder haar arm, Margaret heeft een<br />

pagina uit Seneca’s Oedipus opengeslagen, ook is<br />

Boëthius’ Vertroosting van de filosofie te zien. Geen van<br />

de mannen heeft een boek; en de vrouwen met boeken<br />

zijn zichtbaar geleerde vrouwen.<br />

De auteur van deze bijdrage rond een deelthema<br />

dat met Roemer Visscher en zijn dochter Maria<br />

Tesselschade te maken heeft, bezit ook zélf een<br />

portret van Thomas More (27). Het is het resultaat<br />

van diens aanstekelijkheid. Zijn eigen oudste dochter<br />

Godelieve kreeg op een gegeven moment (ze was<br />

toen twaalf) in de gaten dat haar vader ‘iets met<br />

Thomas More had’, dat anders was dan zijn interesse<br />

in andere historische figuren. Samen zagen ze in die<br />

zomer, beiden in toenemende mate geëmotioneerd,<br />

de terecht met zes Oscars bekroonde film A Man for<br />

All Seasons, met Paul Scofield als een onvergetelijke<br />

Thomas More. Kort tevoren was Godelieve begonnen<br />

aan een schildercursus. Haar eerste olieverfschilderijtje<br />

gaf ze haar vader die zomer bij gelegenheid van zijn<br />

verjaardag: een portret van Thomas More. Ze had het<br />

statieportret van Holbein als uitgangspunt gekozen,<br />

maar ze heeft intuïtief de voorstudies gevolgd door<br />

hem een vriendelijker en meer ontspannen gezicht<br />

gegeven. Haar vader zou het niet willen ruilen voor<br />

het portret in de Frick Collection in New York. Normaal<br />

hangt het in het gebedskamertje van haar vader, waar<br />

hij daarom dagelijks Thomas begroet. Nu is het tijdelijk<br />

in het <strong>Muiderslot</strong>, vanwege een sympathiek doel. Maar<br />

het wordt gemist.<br />

(27) Godelieve van den Broek – Derkse, Portret van sir Thomas More,<br />

naar een origineel van Hans Holbein de Jongere (16e eeuw), 1987,<br />

Particuliere collectie


Enkele aantekeningen en een literatuuropgave<br />

Een nog steeds lezenswaardige biografie van Erasmus is van<br />

de hand van de vermaarde historicus Johan Huizinga uit<br />

1924. In 2001 werd deze in een mooi geïllusteerde editie opnieuw<br />

uitgegeven.<br />

Een genuanceerde biografie van Thomas More is die van<br />

Peter Ackroyd uit 1998. Een korte introductie met aandacht<br />

voor de onderwijsopvattingen van Thomas More is Wil Derkse,<br />

‘Thomas More groet zijn hele school’. Een schets van een<br />

veelzijdig man, Damon, 2010.<br />

24<br />

De relatie tussen Thomas More en zijn dochter Margaret<br />

is het onderwerp van de prachtige studie van John Guy, A<br />

Daughter’s Love:Thomas & Margaret More, London 2008.<br />

Over de portretten van Thomas More zie Louis L. Martz, Thomas<br />

More: The Search for the Inner Man, New Haven 1990.<br />

Hans Holbein de Jonge, Schets van Thomas More en zijn familie, ca.<br />

1527, Collectie Kupferstichkabinett, Kunstmuseum Basel<br />

© foto: Martin P. Bühler


Bramine Hubrecht, Portret van Anna Roemersdochter Visscher, 1884, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong>. Dit portret naar Goltzius<br />

is geschilderd en geschonken door de kunst enares ten behoeve van de eerste inwendige restauratie van het <strong>Muiderslot</strong>.


3<br />

Tesselschade, een myThische muze uiT de negenTiende eeuW<br />

Mieke Smits-Veldt<br />

Een momentopname van een plezierige bijeenkomst van kunstzinnige vrienden op het <strong>Muiderslot</strong>, op een<br />

zomerdag in 1632? De schoolplaat van Isings suggereert het (3). Dit waren nationale cultuurdragers uit de<br />

zeventiende eeuw die in harmonische vriendschap regelmatig bij de dichter P.C.Hooft samenkwamen om zich<br />

te vermeien in musiceren, converseren en voorlezen uit eigen werk. Generaties schoolkinderen werd zo bijgebracht<br />

dat dit nu de befaamde Muiderkring was.<br />

(3) J.H. Isings, 1910 – ca. 1970, Een zomermiddag met de Muiderkring [in 1632], Schoolplaat van Wolters-Noordhoff, Groningen (versie 1952),<br />

Particuliere collectie.<br />

26


De mensen die de onderwijzer met zijn stok aanwees<br />

waren waarschijnlijk eerst de vier grote dichters: Hooft<br />

zelf, Vondel, Huygens en Cats, met groot in het midden,<br />

vol aandacht voor de voorlezende Hooft: Maria<br />

Tesselschade. Isings had hen nauwkeurig afgebeeld<br />

naar bekende portretten.<br />

Het hád gekund, want in 1632 leefden al deze figuren,<br />

maar in werkelijkheid behoorde Cats tot een heel ander<br />

milieu dan Hooft, Vondel en Hooft waren van elkaar<br />

vervreemd en ook Anna, Tesselschade’s zuster, kwam<br />

waarschijnlijk alleen vóór haar huwelijk (in 1624) in<br />

Muiden. Maar Cats moest er in elk geval bij, niet alleen<br />

om het aanschouwelijk onderwijs te dienen, maar ook<br />

om het idee van de vaderlandse culturele eenheid uit<br />

het verleden te benadrukken. Hiervan had in veler ogen<br />

Tesselschade het inspirerende middelpunt gevormd.<br />

Tesselschade werd in haar eigen tijd niet zozeer<br />

befaamd door haar eigen poëzie, die maar zeer<br />

mondjesmaat bekend was, als wel door de gedichten<br />

die Hooft, Huygens en (de Latijnstalige) Barlaeus aan<br />

haar wijdden; ook Vondel prees haar in het voorwoord<br />

tot zijn Elektravertaling de hemel in. Ze stond te boek<br />

als een lieftallige, kunstzinnige en scherpzinnige,<br />

maar ook ingetogen vrouw die met zang en<br />

bloemenfestoenen samenkomsten op Hoofts slot<br />

verlevendigden (36). Dit beeld werd door Geeraerdt<br />

Brandt in zijn biografie van Hooft uit 1677 bevestigd.<br />

Hij herinnerde speciaal aan Hoofts vriendschap met<br />

de ‘schrandere en zedige dichteres’ de meehielp om<br />

het <strong>Muiderslot</strong> tot ‘een zangberg van vrolijkheid’ te<br />

maken. Tevens legde Brandt de grondslag van het<br />

idee van de ‘Muiderkring’, dat in de negentiende<br />

eeuw zou uitgroeien tot dat de voorstelling van een<br />

culturele vriendenclub om Hooft, die op gezette tijden<br />

samenkwam. In werkelijkheid was er sprake van<br />

bezoeken van enkele, steeds wisselende personen,<br />

van wie Tesselschade en Barlaeus de meest vaste kern<br />

vormden.<br />

27<br />

In de loop van de tijd werden steeds meer brieven,<br />

gedichten en andere documenten bekend, die ruim<br />

voedsel gaven aan een levendige beeldvorming van<br />

Tesselschade. Ze was niet alleen de bindende spil van<br />

een spiritueel gezelschap, maar ook de personificatie<br />

van een ‘Sachte sedeles’, het door Hooft gemaakte<br />

anagram van haar naam (21). Men wist o.a. van de<br />

tragische dood van één van haar dochtertjes en haar<br />

echtgenoot, wiens nagedachtenis zij altijd had geëerd.<br />

Ook wist men van haar weigering om later op de avances<br />

van de flamboyante Barlaeus in te gaan en van<br />

haar fiere reacties op Huygens’ pogingen om haar af te<br />

brengen van haar bekering tot het katholicisme. Zo’n<br />

bekoorlijke en zedige vrouw wilde men toch wel voor<br />

zich zien. In 1770 werd een fraaie tekening van Goltzius<br />

dan ook door een kunstverzamelaar geïdentificeerd als<br />

een portret van de jonge Tesselschade (17). (Een pendanttekening<br />

zou dan haar zuster Anna voorstellen).<br />

Dit gebeurde op valse gronden, maar deze pseudoidentificatie<br />

zou een zeer lang en taai leven leiden.<br />

Hendrick Goltzius,<br />

Portrettekening van<br />

een jonge vrouw<br />

(voorheen geïdentificeerd<br />

als Anna Visscher),<br />

ca. 1605-1610,<br />

Collectie Amsterdam<br />

Museum.


De Muiderkring en Tesselschade werden lichtende<br />

voorbeelden voor een natie die uit een flinke impasse<br />

moest klauteren. In het laatste kwart van de achttiende<br />

eeuw leefde het besef dat de voortreffelijke<br />

karaktereigenschappen die ons land in de Gouden<br />

Eeuw hadden grootgemaakt, hevig verzwakt waren en<br />

nodig opnieuw moesten worden gepropageerd. Door<br />

het verlies van de politieke onafhankelijkheid, in de<br />

Franse tijd, werd het nationaal gevoel nog versterkt,<br />

wat zich uitte in een algemene idealisering van de<br />

goed-vaderlandse grote mannen en vrouwen uit het<br />

verleden, die de oude deugden van oprechtheid, verdraagzaamheid<br />

en eensgezindheid hadden bezeten.<br />

In het nieuwe koninkrijk onder Willem I projecteerde<br />

men die eigenschappen graag als nationale waarden<br />

op de ‘Muiderkring’. De zo vurig nagestreefde eenheid<br />

van de natie (waartoe nu ook België behoorde!)<br />

kon hoop scheppen uit de evocatie van een kring van<br />

moreel en artistiek hoogstaande kunstbeoefenaars uit<br />

de Gouden Eeuw, eendrachtig trots op de vaderlandse<br />

staatkundige en zedelijke grootheid.<br />

Tesselschade’s kunstzinnigheid werd nu ook spoedig<br />

aangevuld met het nieuwe ideaal van vrouwelijke beschaving<br />

en huiselijkheid. Men benadrukte graag dat<br />

ze – anders dan haar zuster Anna -beslist geen geleerde<br />

vrouw was, en, hoe kunstzinnig ook, toch haar<br />

levensvervulling zag in haar taak als liefhebbende<br />

echtgenote en moeder. Over haar scherpzinnigheid<br />

werd niet meer gerept. In de eerste helft van de negentiende<br />

eeuw werd de vrouw namelijk het liefst gezien<br />

als het middelpunt van het huiselijke leven, te midden<br />

van haar kinderen. Zacht, teder en zwak was ze, maar<br />

het liefst ook lieflijk en mooi, geheel dienstbaar aan<br />

de man. En áls ze zich op het terrein van de kunsten<br />

begaf, werd ze toch geacht haar eerste zorg bij haar<br />

gezin te leggen. Een eigen scheppend vermogen werd<br />

haar weliswaar niet ontzegd, maar eigenlijk diende zij<br />

slechts als inspiratiebron voor creatieve mannen.<br />

28<br />

Literatuur en schilderkunst werden bij uitstek geschikt<br />

geacht om het grootse cultuurhistorische verleden<br />

van de zeventiende eeuw aan het nageslacht voor<br />

te houden. Het was vooral de literatuur waarin de<br />

mythe van de lieflijke Tesselschade ontwikkeld werd,<br />

in cultuurhistorische essays, romans, toneelstukken en<br />

gedichten. Als eerste presenteerde Jacobus Scheltema<br />

in 1808, in zijn boek Anna en Maria Tesselschade, de<br />

dochters van Roemer Visscher, de twee zusters als<br />

inspirerend voorbeeld van Hollandse kunstzin en<br />

vrouwelijke beschaving. Hij droeg zijn werk op aan de<br />

Nederlandse vrouwen, in de hoop dat ze zich aan de<br />

dochters Visscher zouden spiegelen. Van Scheltema<br />

werd gezegd dat hij zich soms, tot jaloezie van zijn<br />

echtgenote, urenlang opsloot met een levensgroot<br />

portret, dat hij voor de rijpere Tesselschade hield.<br />

Elf jaar later gaf de dichter H.A. Spandau in de tweede<br />

druk van zijn dichtstuk De vrouwen een uitvoerige<br />

impressie van feestelijke bijeenkomsten in het<br />

<strong>Muiderslot</strong>, ‘aller kunsten tempel’ uit de vaderlandse<br />

Gouden Eeuw, waarin ‘gevoel en geestdrift klom’<br />

wanneer Tesselschade, als ‘tiende zanggodin’, daar<br />

binnentrad. Spandau roemde ook Anna, maar hij putte<br />

zich vooral uit in lof op Tesselschade›s zangkunst en haar<br />

vermogen om glazen te graveren en bloemfestoenen te<br />

vervaardigen: ‘Tesselschade’s geest blinkt boven alles<br />

uit; zij is de ziel van ’t feest’. (Ed. Y. Polak. Utrecht 2003,<br />

vss. 1005-1085).<br />

Het duurde toch nog even voordat de schilderkunst<br />

volgde. Vaderlandse historieschilderkunst is in<br />

Nederland nooit echt populair geworden, en baseerde<br />

zich in het algemeen niet op wat dichters over haar<br />

schreven, maar op studies van cultuurhistorici. In<br />

het begin werd Tesselschade nog sterk geassocieerd<br />

met haar vader, kennelijk op basis van het boek van<br />

Scheltema. Ze staan zij aan zij op het nogal knullige<br />

schilderij dat de Antwerpse schilder Petrus Kremer<br />

in 1826 op de jaarlijkse tentoonstelling van ‘levende


P. Kremer, Vondel een dichtstuk voorlezende in het paviljoen op het<br />

Slot te Muiden, voor Hooft, Reael, Roemer, en zijne dochter Maria Tesselschade,<br />

1826, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

meesters’ presenteerde, waarop tegen de achtergrond<br />

van het <strong>Muiderslot</strong> Vondel voorleest uit zijn Palamedes.<br />

De samenstelling van het kleine gezelschap is bepaald<br />

door wat Brandt in zijn biografie van Vondel had<br />

verteld over literaire bijeenkomsten van Hooft, Vondel<br />

en Laurens Reael in het huis van Roemer Visscher.<br />

Een jaar later schilderde Kremer vader Roemer Visscher<br />

en zijn twee dochters als een symbool van harmonisch<br />

verenigde kunstbeoefening: de schilderkunst (Anna),<br />

muziek (Tesselschade) en de dichtkunst (Visscher zelf).<br />

Alleen Vondel, Hooft en Roemer Visscher zijn bij Kremer<br />

herkenbaar van bestaande afbeeldingen.<br />

In hetzelfde jaar 1827 vestigde de boekverzamelaar<br />

Jacobus Koning in zijn Geschiedenis van het slot te Muiden<br />

29<br />

en Hoofts leven op hetzelven de aandacht geheel op het<br />

<strong>Muiderslot</strong> (40), waarvoor hij ruim gebruik maakte van<br />

Hoofts brieven en gedichten van tijdgenoten. Bij de rij<br />

van Hoofts gasten voegde hij nog meer nieuwe namen<br />

en meer nog dan bij Scheltema schiep hij de illusie van<br />

een frequent in Muiden verkerende groep mensen. Al<br />

P. Kremer, Historiserende portretgallerie van de familie Roemer<br />

Visscher, 1827, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

gauw daarna zien we Tesselschade op schilderijen als<br />

middelpunt van een groter gezelschap. Bij H.W. Cramer<br />

(1844) is ze nog steeds niet herkenbaar geportretteerd<br />

naar Goltzius, hoewel men de tekening wel kende, maar<br />

- samen met Anna – zingt ze nu, terwijl Vondel, Hooft,<br />

Huygens en Barlaeus aandachtig luisteren. In deze tijd


H.W. Cramer, P.C. Hooft en zijn vrienden op het slot te Muiden, ca. 1840, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

30


krijgt het idee van Tesselschade als muze van dichters<br />

zijn beslag, zoals blijkt uit een gedicht van de dichterpredikant<br />

J.J.L. ten Kate.<br />

Tot nog toe was er nog nauwelijks sprake van historisch<br />

verantwoorde aankleding. Dit veranderde in de twee<br />

schilderijen die omstreeks de eeuwwisseling werden<br />

gemaakt. Waarschijnlijk door Koning attent gemaakt<br />

op een bezoek van Maria van Reigersberch aan Hooft,<br />

plaatste de vierenzeventigjarige Amsterdamse schilder<br />

Louis Moritz (1847) de twee meest vereerde zeventiende-eeuwse<br />

vrouwen in een levendige zeventiende-<br />

31<br />

eeuwse setting. Het gezelschap is losjes gegroepeerd<br />

om een tafel waarop nu schalen met vruchten verwijzen<br />

naar de pruimen waarmee Hooft zijn gasten naar<br />

Muiden lokte. Iedere figuur lijkt naar een bestaande afbeelding<br />

geschilderd, dus nu ook Tesselschade, die een<br />

door haar gegraveerde roemer aanbiedt aan Maria van<br />

Reigersberch. Roemer Visscher is er weer bij (maar in de<br />

marge), en nu voor het eerst ook Cats (helemaal links).<br />

L. Moritz, Een feestmaal op het slot te Muiden, eerste helft 19e eeuw,<br />

Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong>


J.A. Kruseman, Neêrlands dicht’rei vereenigd bij den ridder Hooft op het slot te Muiden, 1852, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

32


Het staatsieportret van ‘De Muiderkring’ is van J.A.<br />

Kruseman (1852). Anders dan bij Moritz ging het hem<br />

niet zozeer om de evocatie van een geïdealiseerd historisch<br />

moment als wel om een statische uitbeelding<br />

van belangrijke zeventiende-eeuwse dichters ten huize<br />

van Hooft. Vondel en Tesselschade staan centraal, met<br />

achter haar (weer) de oude Roemer Visscher, van wie<br />

men zo langzamerhand toch wel kon weten dat hij<br />

al in 1620 was gestorven, lang voor er sprake was van<br />

Muidense bijeenkomsten. Mede aan tafel zitten Anna<br />

en Cats. Voor het eerst zien we nu Tesselschade niet<br />

zingend, maar ‘een harer geestige gedichten voordragend’,<br />

zoals in de catalogus van de tentoonstelling van<br />

levende meesters werd vermeld. De toen bekende gedichten<br />

van Anna en haar waren juist uitgegeven door<br />

M.D. de Bruyn, die trouwens niet zozeer hun literaire<br />

als wel hun voortreffelijke vrouwelijke eigenschappen<br />

had benadrukt. Hun vader had hen immers opgevoed<br />

in ‘godsdienstige beschaving’ en hen gevormd<br />

‘tot arbeidzame, nederige, dienstvaardige, gezellige<br />

en deugdzame vrouwen’!<br />

Bovendien voorzag Kruseman<br />

Tesselschade nadrukkelijk<br />

van een katholiek<br />

accessoire, dat zij aan een<br />

gordel draagt: een houdertje<br />

voor een zgn. agnus Dei<br />

(een stukje was waarop<br />

het lam Gods is gedrukt).<br />

Dat zij op latere leeftijd katholiek<br />

was geworden, net<br />

als Vondel, wist men toen<br />

C.L. van Kesteren, De Muiderkring,<br />

staalgravure naar een schilderij<br />

van H.J. Scholten, laatste kwart<br />

19e eeuw, Collectie Rijksmuseum<br />

<strong>Muiderslot</strong><br />

33<br />

al lang, maar daar hadden de (protestante) literatoren<br />

en historici nooit veel acht op geslagen. In deze tijd<br />

gingen de Nederlandse katholieken zich echter Vondel<br />

en Tesselschade met graagte toe-eigenen, terwijl Cats<br />

vooral het protestantse volksdeel aansprak. Kruseman<br />

beeldde met opzet de eenheid van het vaderlands gezelschap<br />

uit, ondanks hun verschil in religiositeit.<br />

Tesselschade kreeg een vurige vereerder in de katholieke<br />

voorman J.A.Alberdingk Thijm, die in haar de<br />

ideale vrouw zag, waarin gratie, vroomheid en goedheid<br />

subliem waren verenigd. In een fictionele schets<br />

over haar leven in de Volksalmanak voor Nederlandsche<br />

katholieken uit 1854 beschreef hij een zeer geromantiseerd<br />

bezoek van Vondel aan Tesselschade, die<br />

hij een innige zielsverwantschap met de grote dichter<br />

toedichtte. Volgens zijn zoon, de schrijver Lodewijk van<br />

Deyssel, rekende hij er vast op dat hij haar in de hemel<br />

zou ontmoeten, samen met Vondel!<br />

Van een zekere poging tot historische waarschijnlijkheid<br />

gaf de eerste schoolplaat blijk, die J.Mesker (na 1877)


vervaardigde naar een (nu verloren) schilderij van<br />

Hendrik Jacobus Scholten (48). Hierop was voor<br />

het eerst een veeltallig gezelschap als in een echte<br />

salon over groepjes was verdeeld. Scholten had zijn<br />

schilderij gemaakt voor de Historische Galerij van de<br />

Amsterdamse kunstenaarssociëteit Arti et Amicitiae,<br />

maar hij had maar een paar mensen naar voorbeelden<br />

geportretteerd. Het ‘wie is wie’ werd gewaarborgd<br />

door de uitleg die Jan ter Gouw had gegeven bij<br />

een eerder verschenen collectie gravures naar de<br />

schilderijen van de Galerij. Tesselschade zit weer in het<br />

midden, gadegeslagen door Huygens en Vondel in een<br />

broederlijk aanminnige pose (geïdealiseerd, want die<br />

twee hadden in werkelijkheid geen enkele affiniteit tot<br />

34<br />

elkaar). Ter Gouw wees er als een goede historicus op<br />

dat het ‘ledenbestand’ van de Muiderkring in de dertig<br />

jaar van Hoofts verblijf op het slot had gefluctueerd,<br />

afhankelijk van tijd en toeval. Hij dateerde de<br />

afgebeelde situatie op 1619 (zodat Roemer Visscher er<br />

nog net bij kon). Ook erkende hij dat Cats eigenlijk niet<br />

tot het gezelschap hoorde, maar dat hij in Scholtens<br />

voorstelling kennelijk met Anna Roemers en de haren<br />

was meegekomen en dat Barlaeus pas vanaf 1632 tot<br />

Hoofts vrienden behoorde.<br />

J.M. Molenaer, Slotscene uit Bredero’s Lucelle, 1636, Collectie Rijksmuseum<br />

<strong>Muiderslot</strong>. In zijn voorwoord draagt Bredero het stuk Lucelle<br />

op aan de ‘Eerbare, Kunstrijcke Tesselscha Roemers Dochter’.


In de jaren tachtig ging de nieuwe aandacht voor<br />

psychologie en individuele expressie van de individuele<br />

emotie’ zich onder andere richten op de liefdespoëzie<br />

van Bredero, waardoor de jonge Tesselschade een extra<br />

dimensie kreeg. Bredero’s gefrustreerde liefde voor<br />

haar, die men uit zijn poëzie meende te kunnen lezen,<br />

gaf ook later stof aan novellen en gedichten (Marsman!)<br />

en aan de nog in 1948 herdrukte meisjesroman Tesseltje<br />

van Ro van Oven. In deze tijd werd ‘De Muiderkring’ nog<br />

één keer onderwerp van een - historisch verantwoord –<br />

schilderij, dat van de Groningse schilder J.H. Egenberger<br />

(1882).<br />

De entourage suggereert dat we hier niet in Muiden<br />

zijn, maar bij Roemer Visscher thuis, waar een bevlogen<br />

Vondel uit zijn werk voordraagt aan een gretig<br />

luisterende Tesselschade, omgeven door onder andere<br />

- voor het eerst - een peinzende Bredero.<br />

35<br />

Johannes Hendrikus Egenberger, Gezelschap om een voordragende<br />

Vondel, 1882, Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

De man achter Tesselschade stelt waarschijnlijk Allard<br />

Crombalch voor, haar toekomstige echtgenoot. Hier<br />

geen verheerlijkende of idyllische voorstelling meer,<br />

maar een evocatie van dramatische spanning tussen<br />

enkele hoofdfiguren.<br />

Iets later hernam Scholten (1883) nog eens het oude<br />

beeld van vader Roemer Visscher en zijn twee dochters,<br />

nu in een zeer huiselijke en historisch-authentieke<br />

omgeving. In 1887 maakte hij nog eens een tweede<br />

versie, waarin hij het kanten kleedje over de tafel<br />

verwijderde en de triptiek met een kruisiging aan de<br />

achterwand verving door een gebrandschilderd raam.<br />

Vond hij het te katholiek? Het schilderij getuigt in elk<br />

geval van de toenmalige interesse voor zeventiendeeeuwse<br />

interieurs en kleding.


(17) Hendrick Goltzius, Portrettekening van een jonge vrouw, ca. 1605-1610, Collectie Amsterdam Museum<br />

36


In 1884 vatte de gezaghebbende criticus Conrad Busken<br />

Huet in zijn visie op Tesselschade de gehele negentiendeeeuwse<br />

verering van haar nog eens samen. Haar<br />

bekoring overheerst, maar ondanks het kleine getal van<br />

haar gedichten erkende hij ook haar dichterschap:<br />

Nooit, moeten wij erkennen, nooit maakte met minder<br />

kosten een vrouw naam in de poëzie. Nochtans kunnen<br />

wij er niet aan twijfelen dat Maria Tesselschade door een<br />

talent van de eerste rang heeft uitgemunt. Zij bemint het<br />

zoute. […] Haar elck syn waerom heeft een diepe zin. […]<br />

Voeg daar haar schoonheid bij; en het gaat verklaarbaar<br />

worden dat een gehele kleine mannenwereld […] voor<br />

Maria Tesselschade op de knieën gelegen heeft. […]<br />

Het portret der achttienjarige door Goltzius is buiten<br />

vergelijking het bekoorlijkst vaderlands vrouwenbeeld<br />

der 17e eeuw (17). Zelden ging in de uitdrukking zoveel<br />

aanminnigheid met zoveel zedigheid gepaard. Wij<br />

herkennen er zowel de Maria uit, die ten laatste enkel<br />

voor ‘heilige betrachtingen’ leefde, als de jong gehuwde<br />

en levenslustige wier glimlach aller harten won.<br />

Zij had iets onwederstaanbaars over zich, dat nog heden<br />

nawerkt. Dochter van Roemer Visscher, verenigde zij<br />

tegelijk in haar persoon al hetgeen de vrouwen ener<br />

gehele eeuw voor het nu levend geslacht tot een lieflijke<br />

herinnering maakt.<br />

(Cd. Busken Huet, Het land van Rembrand. II, hoofdstuk<br />

14, par. XV)<br />

Toch bleef Tesselschade niet alleen het vrouwenideaal<br />

van mannen belichamen. Waar zij haar in de loop<br />

van de negentiende eeuw nog steeds als voorbeeld<br />

zagen van een weliswaar kunstzinnige, maar toch<br />

altijd aan de mannenwereld dienstbare vrouw, daar<br />

gingen vrouwen andere accenten leggen. Zij vonden<br />

in haar een voorbeeld van vrouwelijke creativiteit die<br />

haar juist een zelfbewuste en zelfstandige positie ten<br />

opzichte van haar literaire vrienden verschafte, die zij<br />

in brieven en gedichten van repliek diende. Dit vond<br />

37<br />

een maatschappelijke neerslag in de oprichting van de<br />

naar haar genoemde vrouwenvereniging, later verenigd<br />

met de een jaar eerder opgerichte zusterorganisatie<br />

‘Arbeid adelt’. Beide verenigingen zetten zich in voor de<br />

ontwikkeling naar zelfstan digheid van vrouwen, door<br />

hen te helpen in hun eigen onderhoud te voorzien,<br />

m.n. door verkoop van hun kunstzinnige werk (m.n.<br />

de borduurkunst, die Tesselschade ook beheerste) en<br />

het verstrekken van opleidingssubsidies. In 2011 stelde<br />

Tesselschade-Arbeid Adelt de ‘Maria Tesselschade Prijs’<br />

in, een uit drukkelijke voorbeeldprijs voor vrouwen die<br />

zich, vaak tegen verdrukking in, op een bijzondere manier<br />

hebben weten te ontwikkelen en zo economische<br />

onafhankelijkheid hebben bereikt (46).<br />

Het dichterschap van Tesselschade, waardoor zij haar<br />

eigen positie en eigen overtuiging tot uiting kon<br />

brengen, is inmiddels ten volle in ere hersteld, door de<br />

uitgave van haar bewaarde poëzie (32 gedichten en<br />

dichtfragmenten). Uit die poëzie en wat er over is van<br />

haar correspondentie (16 brieven en briefjes aan Hooft<br />

en 12 aan Barlaeus) spreekt ze tot ons als een intelligente,<br />

warme vrouw met een poëtisch talent, die zelfbewust<br />

haar eigen standpunten verdedigde. Je zou haar graag<br />

willen leren kennen.<br />

literatuur<br />

Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en<br />

aan Maria Tesselschade. Ed. J.A.Worp [facs. ed. Utrecht<br />

1976]<br />

Tesselschade Roemers, De gedichten. Ed. A.A. Sneller en<br />

O. van Marion. Hilversum 1994.<br />

Mieke B.Smits-Veldt, Maria Tesselschade. Leven met<br />

talent en vriendschap. Zutphen 1994.<br />

Mieke B.Smits-Veldt, ‘De Muiderkring in beeld. Een<br />

vaderlands gezelschap in negentiende-eeuwse<br />

schilderijen’. In: Literatuur 15 (1998), p. 278-288.


Objectcatalogus<br />

Tessel Schade<br />

(48) J. Mesker. Een gezelschap op het <strong>Muiderslot</strong> [omstreeks 1619], ca. 1877-1879. Schoolplaat naar een verloren gegaan schilderij De<br />

Muiderkring door H.J. Scholten. Plaat uit een serie (Nederlandsche) Historieplaten voor schoolgebruik onder redactie van J. Ykema<br />

Lithografie Lankhout, Uitgeverij Joh. Ykema, Den Haag<br />

38


1 Koopvaarder voor de kust<br />

Fries tegeltableau<br />

17e eeuw<br />

Collectie Kaap Skil<br />

Koopvaarders als deze voeren regelmatig tussen de Rede van Texel en de Oostzee. Het schip lijkt<br />

op een fluitschip. Dit type schip was befaamd vanwege zijn grote laadvermogen en de eenvoudige<br />

tuigage waardoor het met weinig mensen aan boord te zeilen was. Het fluitschip dankte zijn vorm<br />

aan een belasting die werd geheven bij de Sont, de waterweg tussen de Noord- en Oostzee. De belasting<br />

werd namelijk berekend op basis van het aantal vierkante meters van het dek. De Hollandse<br />

scheepsbouwers kregen van de graanhandelaren daarom het verzoek een schip te bouwen met een<br />

smal dek.<br />

2 Archeologische tekening van het wrak Scheurrak SO 1<br />

Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />

Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />

Deze 16e-eeuwse Oostzeevaarder of graanhaalder is bij het eiland Texel volgeladen vergaan. Het<br />

heeft de naam Scheurrak SO 1 gekregen naar de locatie in de Waddenzee waar het is gevonden. Het<br />

schip is opgegraven tussen 1987 en 1997.<br />

Het in kaart brengen van zo’n wrak is een enorme opgave voor archeologen. Het zicht onder water<br />

is slecht waardoor het niet mogelijk is een geheel beeld van een wrak te krijgen. Daarom leggen<br />

archelogen onder water een raster van touw over het schip en maken ze van elk vlak van het raster<br />

een tekening. Al deze tekeningen geven dit complete beeld.<br />

3 Een zomermiddag met de Muiderkring [in 1632]<br />

J.H. Isings, 1910 – ca. 1970<br />

Schoolplaat van Wolters-Noordhoff, Groningen, versie 1952<br />

Particuliere collectie<br />

Het Muiderkring gezelschap op deze middag bestaat uit (v.l.n.r.) de Alkmaarse Francisca Duarte<br />

(vriendin van Tesselschade), Constantijn Huygens, Casper van Baerle, Jacob Cats, Anna Roemers,<br />

Joost van den Vondel, Maria Tesselschade Roemers, Vossius, Joan Blaau, Eleonora Hooft-Hellemans,<br />

haar dochter Constantia Bartelotti en Allard Crombalch (de echtgenoot van Maria Tesselschade).<br />

Isings was een nauwkeurig tekenaar. De afgebeelde figuren zijn - op Constantia en Crombalch na –<br />

allemaal gebaseerd op in die tijd bekende contemporaine portretten.<br />

39


‘Een ongehoorde schaede’<br />

‘Ik ben seer verslagen geweest ter oorsaeke van de groote en ongehoorde<br />

schaede die in Marsdiep is geschiet, [..] want daer noch veele schepen gebleven<br />

sijn, daer men noch geen tijding van heeft, en krijgen, Godt betert, daegelijks<br />

noch tijdinge van meerder scchaede en ongeluk. Daer sijn veel treffelijke<br />

seeluiden gebleven, en onder anderen ook de soon van onse Bode die in<br />

Perschora is geweest; een schadelijke doodt.’<br />

Zo luidt de tekst uit een brief van de pensionaris van Enkhuizen, Doctor Francois<br />

Maelson aan de landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt.<br />

De kaart van Holland en Gelderland, deel<br />

van een serie kaarten van de Nederlanden in<br />

opdracht van Philips II (detail)<br />

Christian s’Grooten<br />

ca. 1568 - 1573<br />

Collectie Koninklijke Bibliotheek, Brussel<br />

Tussen Texel en Huisduinen ligt het Marsdiep. Van dit<br />

vaarwater maakte de scheepvaart gebruik om uit te<br />

varen vanaf de veilige rede aan de zuidoostelijke kant<br />

van het eiland Texel.<br />

Het Scheurrakwrak SO 1 heeft de naam gekregen van<br />

het water oostelijk van Texel waar het is gevonden: het<br />

Scheurrak.<br />

40


4 Historie van Enkhuisen<br />

Geeraerdt Brandt en de tweede druk met vervolg vermeerdert door Sebastiaan Centen<br />

1747<br />

Collectie Kaap Skil<br />

De ‘Historie van Enkhuisen’ beschrijft de stichting van de stad, haar bloei en alle geschiedenissen<br />

die met Enkhuizen te maken hebben. Eén van die geschiedenissen is de<br />

storm die in de kerstnacht van 1593 over de Nederlanden raasde en een enorme schade<br />

toebracht aan de voor anker liggende schepen op de Rede van Texel.<br />

Er doen berichten de ronde over veertig schepen die zijn vergaan en honderden zeelieden<br />

die zijn omgekomen. Misschien wel de helft van alle schepen die zijn vergaan<br />

vervoerden graan uit het Oostzeegebied, ingekocht door graanhandelaar Roemer Pieterszoon<br />

Visscher uit Amsterdam.<br />

4a Pseudo-portret van koopman en dichter Roemer Visscher op<br />

71-jarige leeftijd, zittend bij een tafel<br />

Stippelets door Pieter van der Meulen, naar een tekening van Jan Stolker, naar een<br />

schilderij van Frans Hals (17e eeuw)<br />

ca. 1790-1858<br />

Collectie Rijksmuseum Amsterdam<br />

41


Veilige handel<br />

In 1984 wordt 9 mijl uit de kust ten noordoosten van Oudeschild op Texel een<br />

wrak gevonden. Een archeologisch duikteam heeft in de jaren daarna het wrak<br />

onderzocht.<br />

Een reconstructie van het wrak en de lading heeft uitgewezen dat het een<br />

schip uit de laat zestiende eeuw is. Het schip was geladen met broodtarwe,<br />

uit het gebied rond de Oostzee. Het waren vooral Hollandse handelaren die<br />

daar graan inkochten en dit via de Amsterdamse korenbeurs verkochten. De<br />

‘moedernegotie’, zoals de handel in graan is genoemd, legde de basis voor de<br />

economische groei in de Gouden Eeuw.<br />

Nieuwe en zeer Accuraate zeecaart van de<br />

Geheele Oost-Zee<br />

Johannes van Keulen en Zonen<br />

1757-1779<br />

Amsterdam<br />

Collectie Het Scheepvaartmuseum Amsterdam<br />

De schepen die naar de Oostzee voeren gingen eerst voor anker bij<br />

Elseneur boven Kopenhagen. Als daar de registratie van schip, lading<br />

en schipper was vastgelegd zeilden ze door naar de havensteden als<br />

Dantzig, Koningsbergen, Memel, Riga en vele andere kleinere havens.<br />

42


5 Heidebezem met binding van gespleten wilg op een bedje van graan<br />

Scheurrakwrak SO 1<br />

ca. 1593<br />

Collectie Flip Duinker<br />

In het Scheurrakwrak SO 1 lag naast een lading graan een partij heidebezempjes. Omdat<br />

het er zoveel zijn kan het niet anders dan dat dit ook handelswaar was. Op zich<br />

is het niet vreemd. Handelaren specialiseerden zich niet in één product. Alles uit een<br />

streek waarvoor ze handel zagen namen ze mee. De graanlading bestond uit het kostbare<br />

broodtarwe, waarvan wittebrood werd gebakken, dat vooral de rijke burgerij in de<br />

steden zich kon veroorloven.<br />

6 Bronzen kaartpasser met wapen van Amsterdam<br />

Scheurrakwrak SO 1<br />

ca. 1593<br />

Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />

In de 16e eeuw navigeerden schepen op de sterren en de zon. Met een Jacobsstaf mat<br />

de schipper de afstand tussen de horizon en de zon om te kijken waar hij zich bevond.<br />

Met de passer mat hij de afstanden op zeekaarten. Deze bronzen passer is versierd met<br />

het wapen van Amsterdam. Dat is een aanwijzing dat het hier gaat om een schip met<br />

als thuisbasis Amsterdam, de woonplaats van Roemer Visscher.<br />

7 Ganzenveerhouder met veerpennen<br />

Scheurrakwrak SO 1<br />

ca. 1593<br />

Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />

De bemanning van een Oostzeevaarder bestond uit niet meer dan 18 man. Dat waren<br />

meestal mannen die de schipper uit zijn eigen dorp of omgeving bij elkaar zocht. In<br />

het Scheurrakwrak zijn allerlei persoonlijke bezittingen van deze mannen gevonden.<br />

De ganzenveerhouder met veerpennen is waarschijnlijk van een koopman aan boord<br />

van het schip. Soms was dit de schipper zelf, maar het is goed mogelijk dat het iemand<br />

is die in opdracht van de graanhandelaar mee ging om de handelscontacten in de verre<br />

handelsgebieden te behartigen.<br />

43


Op Hollandse leest geschoeid<br />

Een scheepswrak op de bodem van de zee, verborgen onder het zand, is als een<br />

tijdscapsule. Toen het zonk werd de capsule gesloten door het zand en nu is het<br />

door stroming weer vrij gespoeld en geeft het zijn geheimen van vier eeuwen<br />

geleden prijs.<br />

In het Scheurrakwrak zijn ruim 5000 objecten gevonden die vertellen wanneer<br />

en hoe het schip is vergaan en over wie en wat aan boord was. Het geeft niet<br />

alleen een inkijk in de geschiedenis van de scheepvaart en de handel, maar ook<br />

een blik op het dagelijks leven aan het einde van de 16e eeuw.<br />

De Dam met het stadhuis in aanbouw<br />

Johannes Lingelbach<br />

1656<br />

Collectie Amsterdam Museum<br />

Voor het nieuwe stadhuis in aanbouw op de Dam is een<br />

bont gezelschap aan mensen te zien. Uit alle delen van<br />

de wereld kwamen handelaren naar de stad om op de<br />

beurs hun waren in te kopen. De kleding van de mensen<br />

op de Dam geeft een mooi tijdsbeeld van de stadse<br />

mode in het midden van de 17e eeuw.<br />

44


8 Lederen geldbuidel<br />

Scheurrakwrak SO 1<br />

ca. 1593<br />

Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />

Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />

Eigenlijk had een zeeman weinig geld nodig aan<br />

boord van het schip. Het eten werd verzorgd en<br />

het onderdak was geregeld. Toch hadden zeelieden<br />

geld bij zich om onderling wat van elkaar<br />

te kopen, misschien om te gokken en om in de<br />

steden die ze aan deden hun eigen handelswaar<br />

te kopen. Hoe goed je ook bevriend was met de<br />

maten aan boord was het toch raadzaam je geld<br />

in je buidel bij je te dragen.<br />

9 Luizenkam<br />

Scheurrakwrak SO 1<br />

ca. 1593<br />

Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />

Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />

Luizen zaten overal. In het haar, in de kleren en<br />

in het beddengoed. In scheepswrakken worden<br />

regelmatig luizenkammen gevonden. De luizenkam<br />

behoorde tot de standaarduitrusting van<br />

een zeevaarder. De luizen volledig bestrijden<br />

lukte er niet mee, maar misschien wel voor een<br />

deel, waardoor de jeuk iets dragelijker werd.<br />

10 Messchede<br />

Scheurrakwrak SO 1<br />

ca. 1593<br />

Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />

Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />

In de houten messchede is plaats voor twee messen.<br />

De resten van de messen zijn nog zichtbaar.<br />

Het mes behoorde tot de standaarduitrusting<br />

van een zeeman. Hij gebruikte het niet alleen<br />

voor het eten, maar ook voor het snijden van<br />

touw en bewerken van hout.<br />

11 Lederen herenschoen<br />

Scheurrakwrak SO 1<br />

ca. 1593<br />

Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />

Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />

Er zijn wel 100 schoenen in het wrak gevonden,<br />

waarvan de meeste geen slijtsporen vertonen<br />

en van een chique en modieus model zijn. Waarschijnlijk<br />

was het handelswaar. De schoenen geven<br />

een aanwijzing over de datering van het schip.<br />

Het zijn schoenen die gedragen werden door de<br />

gegoede burgerij aan het eind van de 16e eeuw,<br />

waarvan ook Roemer Visscher deel uitmaakte.<br />

12 Licht beukenhouten bergkistje<br />

Scheurrakwrak SO 1<br />

ca. 1593<br />

Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />

Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />

Het deksel van de kleine gereedschapskist die is<br />

gevonden in het wrak Scheurrak SO 1, is versierd<br />

met vier ingesneden rozetten. De oorspronkelijke<br />

inhoud bestond uit vijlen, beitels, elzen, messen<br />

en een schaar, wat doet vermoeden dat dit kistje<br />

eigendom was van een zeilmaker.<br />

De versiering op het kistje is niet voltooid. De<br />

zeeman van wie dit kistje is geweest heeft misschien<br />

in de verloren uren op zee zijn tijd gedood<br />

met het graveren van het houten deksel.<br />

13 Priem met benen knop<br />

Scheurrakwrak SO 1<br />

ca. 1593<br />

Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />

Afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />

Bijzonder is dat zelfs het gereedschap dat gevonden<br />

is in het Scheurrakwrak zo rijk bewerkt is. Deze<br />

fraai versierde benen priem met houten kop, die<br />

gevonden is tussen ander gereedschap uit een<br />

timmermanskist, is misschien door de timmerman<br />

bewerkt in de vrije tijd op het schip.<br />

45


‘ Tesselschae’<br />

Hebben we aan Roemer Pieterszoon Visscher te danken dat we ons de<br />

scheepsramp op kerstavond 1593 nog herinneren? Hij gaf zijn jongste dochter<br />

de naam ‘Tesselschae, omdat sy geboren was op dien tijt als in Tessel so veel<br />

schepen bleven, oock omdat hij daer veel by verloor’, zo vertelt ons tijdgenoot<br />

Ernst Brinck. Maar als Marritgen/Maria zelf niet gecharmeerd was geweest<br />

van haar bijnaam, dan was de scheepsramp in vergetelheid geraakt. Maria<br />

droeg de naam Tesselschade met trots en ondertekende later haar brieven en<br />

gedichten regelmatig met Tesselscha of Tesselschade.<br />

Bron: Ernst Brinck, Historiae admirabiles et memorabiles nostri temporis [dl. 7], fol. 44r.-v. (Oud-archief Harderwijk, inv.nr. 2036)<br />

‘roemer fysgher en efgen jans syn huyssrou<br />

ende al jans als peet het kint heet marritgen’<br />

Doopregister Nieuwe Kerk<br />

1594<br />

Collectie Stadsarchief Amsterdam<br />

46<br />

Op 3 april 1594 lieten haar ouders Maria dopen in de<br />

Nieuwe Kerk in Amsterdam. Zij werd ingetekend in het<br />

doopregister als Marritgen. Doopnamen waren vaak<br />

vernoemingen van familieleden of heiligen. Aeltje<br />

Jans, de zus van haar moeder, treedt op als peter.


14 Zilveren rinkelbel op een kanten kraamkloppertje<br />

Replica naar een 17e-eeuws model<br />

Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

Marritgen (Maria) Roemersdr. Visscher wordt op 25 maart 1594 geboren, als jongste telg van<br />

Roemer Visscher en zijn vrouw Aefgen Jansdr. Onderwater uit Delft. Haar zusjes Annitgen (Anna)<br />

en Truytgen (Geertruy) zijn op dat moment 11 en 6 jaar oud. De twee kinderen erna zijn beiden<br />

jong gestorven.<br />

15 Geboorteschotel met bakerkindje<br />

Boerendelfts, 18e eeuw<br />

Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

16 De wintersche avonden, of Nederlantsche vertellingen. Waer in<br />

verscheydene vreemdigheden, dese lest voorledene hondert jaren gebeurt<br />

Philologus Philiatros<br />

(pseudoniem voor de anekdotenverzameling van Jacobus Viverius)<br />

Amsterdam, Dirck Pietersz (1615)<br />

Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, OK 62-3505<br />

De Amsterdamse arts-dichter Jacob Viverius tekende in zijn populaire anekdotenverzameling<br />

bijzondere gebeurtenissen op, waaronder de scheepsramp bij Texel en de bijzondere naamgeving<br />

van Maria Tesselschade:<br />

‘Wie weet niet van de schaden die, op de Kars-avond van ’t jaar, 1593. Aan omtrent 140,<br />

Schepen, leggende in het Texel zeil ree, door een afgrijsselikke storm, is gheschied. Waar<br />

na den aartigen Roemer Visscher* een van zen Dochters, omtrent die tijd gebooren, met de<br />

woorden Texel – Scha heeft benaamt, Waar aan hy, mijns oordeels, hoewel het van zommige<br />

mugge-zifters al vry wat nau is gezift, heel wel heeft gedaan: want de Koopliedē leerē,<br />

mits als ze de Dochter horen noemē, twe dingen. Eerst: op het aardsche goed, dat niets<br />

meer dan een wind spel is, geen vertrouwē te zetten. Ten tweden: niet meer te wagen dan<br />

zy, zonder andre te (ver)korten, konnen (ver)liesen.’<br />

In die nacht verloor Visscher zeker 20 schepen geladen met graan. Hij zou een enorm financieel<br />

verlies hebben geleden. Een ramp waar een mens niet meer aan herinnerd wil worden.<br />

Maar bij Roemer Visscher was dat anders. Hij haalde levenslessen uit deze ramp. Voor zichzelf<br />

en voor kooplieden en andere mensen. Zo zei hij dat een mens nooit op aards goed moet vertrouwen<br />

en zijn tweede les was dat je nooit alles tegelijk op het spel moet zetten.<br />

*Pas in de editie van 1650 door Jan Zoet wordt ‘de aardige koopman’ bij zijn naam Roemer Visscher genoemd.<br />

47


Maria Tesselschade<br />

Roemersdr. Visscher<br />

(1594-1649)<br />

Maria Tesselschade groeit de eerste jaren op in een echt meidengezin; zes<br />

jaar later volgt nog een broertje. In 1609 trouwt zus Geertruy en verlaat het<br />

ouderlijk huis. Tesselschade en haar oudste zus Anna blijven thuis wonen, tot<br />

na de dood van hun vader in 1620. Moeder Aafje stierf het jaar ervoor. Anna<br />

en Tesselschade zetten de gastvrije traditie van hun vader voort.<br />

Tesselschade trouwt in 1623 met Allard Crombalch en volgt hem naar<br />

Alkmaar. Anna trouwt een jaar later en vertrekt met haar echtgenoot naar de<br />

Wieringerwaard, waar de familie Visscher een buitenplaats bezit.<br />

Signatuur uit een brief van Maria Tessel-schade aan<br />

Caspar van Baerle<br />

Ondertekend met ‘Elck syn waerom’ en ‘Maria Tessel Scha’<br />

Ongedateerd<br />

Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, hs 23 Ba 1<br />

48


17 Portrettekening van een jonge vrouw<br />

Hendrick Goltzius ca. 1605-1610<br />

Collectie Amsterdam Museum<br />

facsimile<br />

Deze tekening van een onbekende vrouw is<br />

ruim anderhalve eeuw - tussen 1770 en 1952 -<br />

ten onrechte beschouwd als het enige bekende<br />

portret van Maria Tesselschade. De beeltenis stond<br />

model voor de meeste 19e-eeuwse afbeeldingen<br />

en historiestukken van Roemer Visscher met zijn<br />

dochters en de vermeende Muiderkring.<br />

De tekening bracht menig romanticus in<br />

vervoering: ‘Het portret der achttienjarige door<br />

Goltzius is buiten vergelijking het bekoorlijkst<br />

vaderlands vrouwenbeeld der 17de eeuw. Zelden<br />

ging in de uitdrukking zoveel aanminnigheid met<br />

zoveel zedigheid gepaard. Wij herkennen er zowel<br />

de Maria uit, die ten laatste enkel voor ‘heilige<br />

betrachtingen’ leefde, als de jong gehuwde en<br />

levenslustige wier glimlach aller harten won.’<br />

Bron: Cd. Busken Huet, Het land van Rembrand. II,<br />

hoofdstuk 14, fragment uit par. XV.<br />

18 Sinnepoppen<br />

Roemer Visscher<br />

Amsterdam, Willem Jansz Blaeu (1614)<br />

Bijzondere Collecties van de Universiteit van<br />

Amsterdam, OK 62-9148<br />

Roemer Visscher vertaalde de Latijnse benaming<br />

Emblemata als ‘Sinnepoppen’, een goede Hollandse<br />

naam voor zijn bundel beelden met een betekenis.<br />

Visscher kiest voor typisch Hollandse onderwerpen,<br />

voorwerpen en personages uit het dagelijks leven,<br />

die hij op een lerende en beschouwelijke wijze<br />

voorziet van commentaar. De dichter plaatst de<br />

waarheid tegenover de schijn en wijst op een<br />

vaak vernuftige, geestige en moreel opbouwende<br />

wijze de weg naar oprechtheid en wellevendheid.<br />

De prenten zijn gegraveerd door Claes Janszn.<br />

Visscher, zijn naamgenoot.<br />

19 Signatuur uit een brief van Maria<br />

Tessel-schade aan Caspar van Baerle<br />

Ondertekend met ‘Elck syn waerom’ en ‘Maria<br />

Tessel Scha’<br />

Ongedateerd<br />

Bijzondere Collecties van de Universiteit van<br />

Amsterdam, hs 23 Ba 1<br />

Maria Tesselschade ontleent haar persoonlijke<br />

zinspreuk aan één van de sinnepoppen van haar<br />

vader: ‘Elck syn waerom’. In het bijschrift geeft<br />

Roemer Visscher allerlei voorbeelden van mensen<br />

die uit verschillende beweegredenen handelen: om<br />

winst, eer, pracht, wraak of om iemand te bedriegen:<br />

‘Dan [= want] hoe men het bewimpelt, elck heeft<br />

zijn waerom, al is die voor alleman niet bekent’.<br />

Getuige de voorrede van de dichter, waren de<br />

meeste emblemen thuis ontstaan. Mogelijk stond<br />

Tesselschade dus zelf aan de wieg van deze wijze<br />

levensles!<br />

19a ‘Elck syn waerom’<br />

Sinnepoppen, ‘Het tweede Schock’, IX.<br />

Editie Martinus Nijhoff, Den Haag (1949)<br />

Naar de uitgave van 1614, bezorgd door Dr. L.<br />

Brummel<br />

Collectie Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse<br />

Letteren<br />

In het bijschrift associeert Roemer Visscher het<br />

embleem ‘Elck syn waerom’ met de zegswijze<br />

‘Om ‘t gheniet van het Smeer, soo lickt de Kat de<br />

Kandelaer’. In de ogen van de dichter likt de kat om<br />

het genot van het kaarsvet, ook al lijkt het of hij dat<br />

zomaar doet.<br />

Anna, de oudste zus van Tesselschade, brengt in<br />

1619 haar vaders Sinnepoppen opnieuw uit en<br />

voorziet een aantal emblemata van eigen versjes,<br />

zoals dit vers bij het motto van haar zus: ‘Niemandt<br />

doet wat om sunst [= zonder reden], ‘t heeft altijdt<br />

zijn waerom, / Al lijckt het somtijts aers [= anders];<br />

want yder gaet vermom [= vermomd].’ Je weet dus<br />

nooit waarom iemand iets doet.<br />

49


Taalverhaal<br />

Het spelen met woorden en taal is een favoriete bezigheid in de Gouden<br />

Eeuw. De eigen moedertaal is volop in ontwikkeling. Maria Tesselschade<br />

groeit op omringd door taalpuristen en -virtuozen. Vader Visscher schrijft<br />

met Hendrick Spiegel het eerste gedrukte Nederlandse grammaticaboek:<br />

Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst (1584). Roemer is een purist<br />

pur sang; zijn liefde voor het zuivere Nederlandse woord wordt gevolgd<br />

door huisvrienden als de jonge dichters Pieter Cornelisz. Hooft en Gerbrand<br />

Adriaensz. Bredero.<br />

De taal als spel levert niet alleen een nieuwe vaderlandse woordenschat,<br />

maar bovendien verrassende namen en woordspelingen, met bijna altijd een<br />

dubbele lading…<br />

50


20 Muydsche reis<br />

Constantijn Huygens<br />

aug. 1621<br />

Collectie Koninklijke Bibliotheek Den Haag, KA XL<br />

(2), 1621, fol. 9<br />

[..]<br />

‘Tessel-schaetgie, / Cameraedtgie,<br />

Die dit praetgie / Uyt mijn hert,<br />

En van binnen / Uyt het spinnen<br />

Van mijn sinnen / Hebt ontwert.<br />

Hebt het, hout het,130 / Sluyt, ontvouwt het,<br />

Siet aenschouwt het / Als belooft;<br />

Maer; bewooghen / Uyt medooghen,<br />

Zonder d’ooghen / Van v Hooft.’<br />

Deze aardige zinspeling van Huygens inspireert later<br />

Joost van den Vondel tot de volgende passage:<br />

‘Maer dit is ongemeene kost,<br />

‘t Is een banketje voor den Drost,<br />

En voor ons kameraetje,<br />

Het zoete Tesselschaedtje.’<br />

Bron: Joost van den Vondel, ‘Op de diepzinnige<br />

puntdichten van den Engelschen poeet John Donne’,<br />

omstreeks 1633.<br />

21 Brief van P.C. Hooft aan Casper<br />

Barlaeus<br />

Ondertekend met ‘Sachte Sede Les’ – een<br />

anagram van ‘Tesselschade’<br />

Ongedateerd [12 augustus 1636?]<br />

Bijzondere Collecties van de Universiteit van<br />

Amsterdam, hs. Vdl. III S<br />

Pieter Cornelisz. Hooft is Roemers medepurist,<br />

maar bovenal een taalvirtuoos. Niet voor niets<br />

verzuchtte een groot Hooftkenner eens: “Had<br />

Hooft geschreven in het Latijn in plaats van het<br />

Nederduits, dan was hij vast en zeker even zo beroemd<br />

als Shakespeare geworden!”.<br />

De jonge huisvriend Hooft wordt de literaire mentor<br />

van Tesselschade (38). Zijn lessen lijken welbesteed.<br />

Tesselschade ontpopt zich als een ware<br />

meester(es) van het wijze woord. In altijd vrien-<br />

delijke maar op spitsvondige wijze weet zij menig<br />

literair brandje te blussen en schroomt ze er niet<br />

voor haar vrienden op een niet mis te verstane<br />

wijze een leerzame spiegel voor te houden. Niet<br />

voor niets refereert haar leermeester in deze brief<br />

naar zijn wijze leerling met het veelzeggende<br />

anagram ‘Sachte sedeles’: zachte zede-les.<br />

22 ‘Schabaet’<br />

Speelgoed dashond<br />

Fa. Steiff, Duitsland<br />

20ste eeuw<br />

Collectie Speelgoedmuseum De Kijkdoos, Hoorn<br />

Zelfs de hond van de Visschers was aanleiding voor<br />

een naam met een moraal: ‘Enigen tijt daernae<br />

wierd de feste voor sijn huijs afgebroocken bij den<br />

Monckelbars toorn, om die stadt te vergrooten; so<br />

noemde hij sijnen hondt, Schabaet, omdat hij in<br />

Texel schae geleden hebbende, nu wederom baete<br />

creech bij het affbreken der stadtmuijren, die recht<br />

voor sijn huijs stonden, ende dat daerom nu sijn<br />

huijs soude midden in de stad comen, ende meer<br />

weert sijn.’, aldus de diplomaat Ernst Brinck (33),<br />

tijdens een bezoek aan Roemer thuis in 1612.<br />

Mogelijk was Schabaet een ‘dashond’ of tekkel. Het<br />

ras is in de 17e eeuw in Duitsland gefokt. Ze deden<br />

dienst als jacht- en waakhond.<br />

23 Bordspel PIM PAM PET<br />

Jumbo, Nederland<br />

Sinds ca. 1942<br />

Collectie Speelgoedmuseum De Kijkdoos, Hoorn<br />

Het gezelschapsspel Pim Pam Pet is in het begin<br />

van de 20ste eeuw overgewaaid uit Duitsland. Het<br />

Duitse ‘Denk Fix!’ werd bij de eerste Nederlandse<br />

uitgaven vertaald in ‘Zegt het meteen!’ en later<br />

letterlijk vertaald als ‘Denk Fiks!’ . Spelproducent<br />

Jumbo introduceerde het spel omstreeks 1942 als<br />

Pim-Pam-Pet. Het woordspel maakt gebruik van<br />

een draaischijf met letters; de gevraagde informatie<br />

op de kaartjes moet bestaan uit een woord waarvan<br />

de eerste letter door de draaischijf wordt bepaald.<br />

51


’ t saligh Roemers huys,<br />

Wiens vloer betreden word, wiens dorpel is gesleten<br />

Van Schilders, Kunstenaers, van Sangers, en Poëten.’<br />

Bron: Joost van den Vondel, ‘Lof der Zee-vaert’ (1623)<br />

Het ‘zalig Roemers huis’ van de Visschers aan de Engelsche Kaey vormde tijdens<br />

de jeugd van Tesselschade het inspirerende trefpunt van de kopstukken uit dit<br />

milieu: vooraanstaande dichters als Pieter Cornelisz. Hooft, Joost van den Vondel<br />

en de jonge Gerbrand Adriaensz. Bredero waren kind aan huis en beijverden zich<br />

als ware taalpuristen voor de brede toegankelijkheid van poëzie in de moerstaal<br />

als middel tot de ontwikkeling van het kritische vermogen van eenieder. De<br />

zusjes Visscher pikten dankbaar de nodige poëtische ‘graankorrels’ mee!<br />

Gezelschap om een<br />

voordragende Vondel<br />

(uitsnede)<br />

Johannes Hendrikus Egenberger<br />

1882<br />

Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

Het schilderij van de Groningse schilder J.H. Egenberger toont nu eens geen statisch<br />

en verheerlijkt gezelschap op het voorname <strong>Muiderslot</strong>, maar een huiselijke<br />

enscenering van een intiem gezelschap, vermoedelijk bij de Roemers thuis.<br />

Vader Visscher kijkt toe vanuit de achtergrond, half voorovergebogen over een<br />

stoel met daarop Hendrick Spiegel(?), met mogelijk links naast de oude gastheer<br />

de dichters P.C. Hooft en Barlaeus. Links op de stoel is - voor het eerst - ook<br />

huisvriend Gerbrand Bredero afgebeeld, recht tegenover de jonge Maria Tesselschade,<br />

die nonchalant over een stoelleuning hangt, geheel in de ban van de<br />

voordragende Vondel. De overige drie vrouwen kunnen, gelet op de historisch<br />

betrouwbare samenstelling van de rest van het gezelschap, haar zussen Anna<br />

en Geertrui en moeder 52 Aaltje voorstellen.


24 Gezicht vanaf het IJ op de Schreierstoren<br />

en de Hoofdbrug, die de Geldersekade<br />

en de Oudezijds Kolk overspant<br />

Ingekleurde tekening<br />

ca. 1620-40<br />

Collectie Stadsarchief Amsterdam<br />

Het statige pand aan de Geldersekade 16 is het<br />

voormalige woonhuis van Roemer Visscher.<br />

Roemer bezat drie panden aan de toen nog<br />

Engelsche Kaey. Vóór de afbraak van de oude<br />

stadsmuur bevond de ingang van het woonhuis<br />

zich in Roemers pakhuis aan de Oudezijds Kolk. In<br />

1594 bouwde de graanhandelaar zijn nieuwe huis<br />

aan de Geldersekade en gaf het de toepasselijke<br />

naam ‘in den Korendrager’.<br />

Het gebouw dankt zijn huidige vorm aan een<br />

grote verbouwing in de 18e eeuw. Een marmeren<br />

plaquette aan de gevel van het huidige boutiquehotel<br />

Mauro Mansion herinnert aan het<br />

roemruchte verleden van de plek.<br />

25 Brabbeling. By hem selven oversien,<br />

en meer als de helft vermeerdert<br />

Roemer Visscher<br />

Amsterdam, Willem Jansz Blaeu (1614)<br />

Bijzondere Collecties van de Universiteit van<br />

Amsterdam, OK 63-2612<br />

Aan het einde van zijn leven bundelt Roemer Visscher<br />

zijn dichtwerk in de eigen volkstaal onder<br />

de ironische titel ‘Brabbeling’, gerubriceerd naar<br />

‘Quicken’ (grappen), ‘Rommelsoo’(allegaartjes) en<br />

het knutselwerk: de ‘Tepelwercken’. De gedichten<br />

vormen een boeiende weerspiegeling van de grotendeels<br />

16e-eeuwse Amsterdamse burgermaatschappij<br />

inclusief zijn zeden en gebruiken.<br />

Het gedicht ‘Tafelrecht’ beschrijft op speelse wijze<br />

de ‘wetten’ die golden bij Roemer thuis: ‘Beleeft<br />

en goet ronts nae Hollantsche aert’, dus wellevend<br />

en oprecht, en ‘Ten minsten moet elck een<br />

Liedeken quelen’. De gastheer was wars van de<br />

‘verwaende courtosy’, de gekunstelde elegantie<br />

van de nieuwe Brabantse stedelingen.<br />

Tafelrecht<br />

‘’t Hoofd van den disch zij waard en waardinne,<br />

Verwaande koertezy komt hier niet inne,<br />

Beleefd en goed rond naar Hollandschen aard.<br />

Niemand zij boven den omganger met drinken<br />

bezwaard;<br />

Elk moet zitten daar de waard zal bevelen;<br />

Ten minste moet elk éen liedeken kwelen;<br />

Het tafelbord, u gegeven, moet voor u leggen;<br />

Spuwt niet het woord, wat zou men zeggen!<br />

Boven de helft van het gediende en dient niet voort;<br />

Niemant waait met zijn hoed na de benedijst is<br />

gehoord;<br />

Boven éens zal ’em niemant eskuzeeren.<br />

Voort, leeft boertig en eerlijk, na uw zelfs begeeren;<br />

Geschiedt er schimp, trots, smaad, onwil,<br />

Zoo moet de wijste hier zwijgen stil;<br />

Elk doe voort zijn best om ’t gezelschap te vermaken,<br />

Morgen moet men daar niet ten kwade af kaken.<br />

Deze wetten gaf Roemer in zijn eigen huis,<br />

Die ze niet en behagen, die blijve thuis.’<br />

26 Roemer Visschers Zinne-poppen.<br />

Alle verciert met rijmen, en sommighe<br />

met proze door zijn dochter Anna<br />

Roemers<br />

Roemer Visscher<br />

Amsterdam: Willem Jansz Blaeu (ca. 1620)<br />

Bijzondere Collecties van de Universiteit van<br />

Amsterdam, OK 66-21<br />

Tijdgenoot Ernst Brinck brengt op 3 december<br />

1612 een bezoek aan het huis van Roemer Visscher.<br />

In zijn anekdotische beschrijving van dit<br />

bezoek (33) besteedt hij bijzondere aandacht aan<br />

het spelen met namen en beelden bij Roemer<br />

thuis, waaronder het zogenaamde ‘emblemata<br />

inventeren’, het bedenken van een pakkende<br />

boodschap bij een beeld.<br />

Na de dood van haar vader verzorgt de ‘wijze’<br />

Anna een herdruk van haar vaders embleembundel<br />

Sinnepoppen. Ze verving het oorspronkelijke<br />

proza bij de plaatjes en hun motto door gedichten<br />

met een meer serieuze toon.<br />

53


Vaders en dochters<br />

De opvoeding die Roemer Visscher zijn dochters gaf, voert direct terug<br />

op de humanistische idealen van Erasmus, Thomas More en de klassieke<br />

moraalfilosofen (Cicero, Seneca). Ieder mens – man én vrouw – is in staat tot<br />

het verwerven van kennis en inzicht, mits gevormd door klassieke en Bijbelse<br />

wijsheid.<br />

Roemer kende ongetwijfeld Erasmus’ populaire dialogenbundel Colloquia<br />

(1518) en de gedroomde wereld van sir Thomas More, Utopia. Roemer en<br />

More hadden veel gemeen. Ook More was gezegend met drie getalenteerde<br />

dochters en een jongste zoon en evenals het ‘zalig Roemerhuis’ gold zijn huis<br />

als beroemde broedplaats voor de wetenschappelijke, kunstzinnige en literaire<br />

cultuurdragers van zijn tijd.<br />

Happy human<br />

Denis Barrington<br />

1965<br />

Het origineel wordt bewaard in het archief van het<br />

Bishopsgate Institute, Londen<br />

De blijde mens - ‘Happy human’ - is het internationale<br />

symbool voor het Humanisme en wordt in dezelfde<br />

of een afgeleide vorm wereldwijd door diverse humanistische<br />

organisaties gevoerd. Het symbool werd<br />

oorspronkelijk ontworpen voor de British Humanist<br />

Association.<br />

54


27 Portret van sir Thomas More,<br />

Godelieve van den Broek - Derkse<br />

naar een origineel van Hans Holbein de Jongere (16e eeuw)<br />

1987<br />

Particuliere collectie<br />

Godelieve Derkse schilderde dit innemende portretje van More op 12-jarige leeftijd voor haar<br />

vader, de Morekenner en liefhebber Wil Derkse. Na het zien van A Man for All Seasons, de met zes<br />

Oscars bekroonde verfilming van het leven van de legendarische Engelse kanselier Thoma More,<br />

besloot zij zijn idool voor hem te schilderen. Het was haar eerste olieverfschilderij.<br />

28 Colloquia [Samenspraken]<br />

Desiderius Erasmus<br />

1644<br />

Particuliere collectie<br />

Erasmus van Rotterdam (1469-1536) was een ongehuwde priester en een intieme huisvriend<br />

van Thomas More. Om die redenen lijkt het aannemelijk dat Erasmus bij het schrijven van de<br />

beroemde samenspraak tussen de ongeleerde abt Antronius [A] en de geleerde vrouw Magdalia<br />

[M], More’s intelligente dochter Margaret voor ogen had. De domheid van de abt wordt door de<br />

klassiek geschoolde huisvrouw geestig op de hak genomen:<br />

[A]: ‘De omgang met boeken brengt de geest in de war.’<br />

[M]: ‘Brengen soms uw gesprekken met drinkebroers, grappenmakers en hansworsten zoveel<br />

wijsheid en verstand aan?’ [..]<br />

[A] ‘Nu, ik zou niet graag een geleerde vrouw willen hebben.’<br />

[M]: ‘En ik wens mijzelf hartelijk geluk dat ik een man gekregen heb die zo geheel verschillend is<br />

van u. Want juist de ontwikkeling maakt dat hij mij, en ik hem des te meer lief heb.’ [..]<br />

[A]: ‘Ik weet niet hoe het komt, maar evenals een pakzadel op een trekos niet past, zo past ook de<br />

wetenschap niet bij de vrouw.’<br />

[M]: ‘Maar ontkennen kunt gij toch niet, dat een zadel beter op een os past, dan de bisschopsmuts<br />

op de kop van een ezel of een varken.’ [..] ‘Als ge niet oppast dan zal het nog zó ver komen, dat wij<br />

vrouwen in de theologische gehoorzalen college zullen geven, dat wij in de kerken zullen preken.<br />

Wij zullen uw bisschopsmijters dragen!’<br />

Magdalia is niet alleen een geleerde vrouw, maar ook een profetes gebleken…<br />

29 Penning geslagen door de Thomas More Academie<br />

Brons, 2000<br />

Particuliere collectie<br />

De penning is aan de achterzijde voorzien van de spreuk ‘simpli – citas prudens’: prudente of wijze<br />

eenvoud. De ‘stralende’ duif symboliseert de Heilige Geest, als overwinnaar van de slang, symbool<br />

van de duivel. De Geest overwint het kwaad: zowel een christelijk als humanistisch ideaal.<br />

Deze penning ontving Wil Derkse bij zijn afscheid als voorzitter van de programma-commissie van<br />

de Thomas More Academie in 2000.<br />

55


30 Penning geslagen door de Studiekring Thomas More in<br />

‘s-Hertogenbosch t.g.v. het vijftigjarig jubileum van de studiekring<br />

Daniël Cornelis (Niel) Steenbergen<br />

Brons, 1986<br />

Particuliere collectie<br />

Op de achterzijde van de penning is een voorstelling weergegeven van Thomas More<br />

met baard, ten voeten uit. De afbeelding is verbonden met de onthoofding van Thomas<br />

More; zijn baardgroei refereert naar zijn gevangenschap in de Tower van Londen.<br />

Rondom de voorstelling staat de tekst: ‘The King’s good servant, but God’s first’. Deze<br />

woorden sprak Thomas More op het schavot, alvorens zijn vonnis werd voltrokken. De<br />

woorden gingen als een lopend vuur door Europa.<br />

Deze penning werd aangeboden aan Wil Derkse als waardering voor een lezing over<br />

Thomas More in 2000.<br />

31 Plaquette met het portret van Desiderius Erasmus<br />

Vervaardigd door eindexamenleerlingen van het Stedelijk Gymnasium in<br />

’s-Hertogenbosch<br />

Keramiek, 2000<br />

Particuliere collectie<br />

Erasmus was enkele jaren als leerling verbonden aan de school van de Broeders van het<br />

Gemene Leven in ’s-Hertogenbosch. De plaquette is het resultaat van een studiereis<br />

rond Erasmus en Nicolaus Cusanus met de eindexamenleerlingen van het huidige<br />

Stedelijk Gymnasium in ’s-Hertogenbosch in 2000.<br />

32 Erasmus<br />

Johan Huizinga<br />

1924<br />

Hernieuwde, geïllustreerde editie door Uitgeverij Ad. Donker, Rotterdam (2001)<br />

Particuliere collectie<br />

Dit is de beroemdste biografie van Erasmus vanwege de inhoudelijke kwaliteiten en<br />

het literaire taalgebruik van Johan Huizinga (1924). Deze uitgave geeft bovendien een<br />

goed beeld van Erasmus, zijn werken, zijn leven en zijn tijdgenoten en het dagelijks<br />

leven in de 16e eeuw aan de hand van de werken van beroemde contemporaine<br />

kunstenaars als Metsijs, Holbein, Dürer en Rafael.<br />

56


Veelzijdig talent<br />

‘Romer die Visscher ille Belgicum Martialis, hefft 3 dochters, die alle in seer<br />

fraije executien sijn opgetoogen, connen seer fraij Musijque, schilderen, in<br />

glasen snijden, offte graveeren, refereijnen maken, emblemata te inventeeren,<br />

alderleij manufacturen van bordueren ende oeck swemmen, twelck sie geleert<br />

hebben in haer vaders tuijn, alwaer een grachte met water was extra urbem’,<br />

aldus tijdgenoot Brinck na een bezoek aan het Roemershuis in 1612. De meisjes<br />

Visscher zwommen niet in de Amsterdamse grachten, maar vermoedelijk in<br />

de Amstel bij het buitenhuis Meerhuizen van huisvriend Spiegel. De Visschers<br />

hadden een buitenplaats in West-Friesland bij Wieringerwaard.<br />

Een feestmaal op het slot<br />

te Muiden (uitsnede)<br />

L. Moritz<br />

Eerste helft 19e eeuw<br />

Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

De Amsterdamse schilder Moritz stelt in dit schilderij de twee meest vereerde<br />

17e-eeuwse vrouwen centraal: Maria Tesselschade, die een door haar gegraveerde<br />

roemer aanbiedt aan Maria van Reigersberch, de echtgenote van Hugo de Groot.<br />

Hij was humanist, rechtskundige en een van de geleerdste mannen van zijn tijd.<br />

Maria van Reigersbach dankt haar bekendheid en populariteit aan haar list met<br />

de boekenkist, waarmee zij haar man op spectaculaire wijze liet ontsnappen uit<br />

kasteel Loevestein, dat in die tijd een staatsgevangenis was. Uit haar brieven<br />

spreekt een energieke en zelfbewuste vrouw, wellevend en oprecht.(25)<br />

57


33 Historiae admirabiles et memorabiles nostril temporis<br />

Ernst Brinck (1582-1649)<br />

December 1612<br />

[dl. 7], fol. 44-44vso<br />

Collectie Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe,<br />

archief Stadsbestuur Harderwijk (1231-1813)<br />

Inv.nr. 2036<br />

Alvorens van scheep te gaan richting Constantinopel, brengt de Harderwijkse<br />

diplomaat Ernst Brinck op 3 december 1612 een bezoek aan het huis van<br />

Roemer Visscher. Brinck was een leeftijdgenoot van Anna en hoopte op een<br />

signatuur van haar bekende vader in zijn album amicorum, de voorloper van<br />

het huidige poëziealbum. Zijn missie is geslaagd, getuige de afgebeelde<br />

inscriptie van Roemer Visscher in zijn vriendenalbum.<br />

33a Album amicorum 2<br />

Ernst Brinck<br />

Collectie Koninklijke Bibliotheek Den Haag, KB 135K4, fol. 175r.<br />

34 Gegraveerd wijnglas met de zinspreuk van Tesselschade,<br />

‘Elck syn waerom’<br />

S.Verbeek-Ravenhorst<br />

2012<br />

Collectie Tesselschade-Arbeid Adelt<br />

In navolging van Tesselschade graveren vrouwen van de vrouwenvereniging<br />

Tesselschade – Arbeid Adelt (45) nog steeds glazen. Het wijnglas draagt het<br />

opschrift ‘Elck syn waerom’, de zinspreuk van Tesselschade en het motto van<br />

de vereniging. Het glas is gegraveerd door een dame van 82 jaar.<br />

34a Een brief van P.C. Hooft aan Maria Tesselschade<br />

13 januari 1643<br />

Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, hs. II C 13, nr. 233*<br />

*Onder de tekst een potloodkrabbel van een pot met lelies.<br />

Ook voor Hooft en zijn vrouw graveerden Anna en Maria Tesselschade glazen<br />

met hun beider zinnebeelden en spreuken: ‘Omnibus Idem’, voorzien van de<br />

zon, en voor Heleonora ‘Par la Grace de Dieu’, vergezeld van ‘een stuksken<br />

velds, met drie strujken met witte leelien’.<br />

58


35 Brief van P.C. Hooft aan Maria Tesselschade, waarin hij haar vraagt<br />

meerdere roemerglazen te graveren<br />

2 november 1632<br />

Collectie Koninklijke Bibliotheek Den Haag, K.A. CLXXIa(b) 88 / Hs. Watervlek<br />

Facsimile<br />

In deze begeleidende brief laat Hooft alle beleefde schroom varen en doet hij een meervoudige<br />

‘postorder’ bij Tesselschade voor het graveren van maar liefst vijf meegezonden glazen van<br />

‘vaederlijken naeme ende geest’, ronde roemers. Voor de grootste roemer doet hij een herhaald<br />

verzoek voor de tekst ‘ A demain les affaires’: een eerder exemplaar was al voor aankomst<br />

gebroken. Op de vier kleinere glazen ziet Hooft graag de volgende Latijnse en vertaalde<br />

opschriften ‘ Speculum mentis / Fomentum amoris’, ofwel ‘Spiegel van de binneborst / Doojnat<br />

op de minnevorst’ (‘[de wijn is] de spiegel van het hart, lafenis voor de liefde’).<br />

Getuige de vele bewaard gebleven brieven van P.C. Hooft, hebben de zusjes Visscher een grote<br />

hoeveelheid glazen gegraveerd. Toch zijn slechts enkele exemplaren bewaard gebleven. Het<br />

Rijksmuseum bezit glazen van zowel Anna als Maria Tesselschade, waaronder het grote glas<br />

van Hooft.<br />

35c Gegraveerd roemerglas met het opschrift ‘A demain les affairs’<br />

(‘Morgen komt er weer een dag’)<br />

Toegeschreven aan Maria Tesselschade Visscher (1625)<br />

Collectie Rijksmuseum Amsterdam.<br />

35 Gegraveerd roemerglas met het opschrift ‘Sic soleo amicos’<br />

(‘Zo pleeg ik mijn vrienden te behandelen’)<br />

Toegeschreven aan Maria Tesselschade Visscher (1625)<br />

Collectie Rijksmuseum Amsterdam<br />

36 Mon Petit Jardin<br />

Een gearrangeerde bloemenkrans<br />

Knipmap met vazen, een kransvorm en 44 soorten bloemen, fruit en vlinders<br />

Particuliere collectie<br />

Barlaeus schreef meerdere lofzangen op de prachtige kransen en festoenen die Tesselschade<br />

bond voor de ‘Sale’ van het <strong>Muiderslot</strong>, ‘die zij met haer kruyt en loff / Ruckt van buyten uyt den<br />

hoff’. Ook op het schilderij van Moritz - op de tafel - is de schouw versierd met zo’n ‘Thessalische’<br />

slinger van bloemen en groen. Het meisje op de voorgrond met het bloemenkorfje is mogelijk<br />

Susanna Bartelotti, de oudste dochter van Hoofts tweede vrouw Heleonora Hellemans. Uit<br />

brieven van Hooft blijkt dat de groene vingers van Tesselschade bij Susanna veel navolging<br />

vonden. Dit geldt ook vandaag de dag: gedurende het zomerseizoen vervaardigen de huidige<br />

Muzen (bloemenvrijwilligers) van het <strong>Muiderslot</strong> dagelijks feestelijke festoenen voor de<br />

Ridderzaal van het <strong>Muiderslot</strong>.<br />

59


Meesterlijke handen<br />

‘Snel toe, gewenste gast en mijd elk oponthoud! De citer kwijnt, de geur<br />

vervliegt van de haard, de spijzen, nu warm door het vuur, koelen af…’, aldus<br />

Barlaeus aan Constantijn Huygens, waarin hij zijn vriend maant om met spoed<br />

richting Muiden af te reizen. Barlaeus schetst een levendig beeld van een<br />

samenzijn in Muiden waarbij Tesselschade als altijd tekent voor de muziek.<br />

Maar schrijven doet zij ook. Na haar vader, is nu Hooft haar literaire mentor.<br />

Zij stuurt hem haar gedichten ‘ter betutteling’, om kritisch door te lezen. De<br />

poëzie van Tesselschade is bovenal spitsvondig.<br />

Bron: Een vertaald fragment uit een Latijns gedicht van Barlaeus aan Constantijn Huygens uit 1640.<br />

Roemer Visscher en zijn dochters Anna en<br />

Maria Tesselschade (uitsnede)<br />

Hendrik Jacobus Scholten<br />

1883<br />

Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

60


37 Citer, ca. 1620<br />

Replica naar een vondst uit het wrak Beurtvaarder<br />

Opgegraven in 1980 in het centrum van Lelystad<br />

Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, afdeling Scheepsarcheologie, Lelystad<br />

Maria Tesselschade vormt de muzikale spil tijdens de bijeenkomsten, eerst thuis en later met<br />

vrienden op het <strong>Muiderslot</strong>. Voor Hooft was zij de ‘Naarder nachtegaal’, een ‘zoete meermin’ en<br />

later zijn ‘Almaarse sirene’. Tesselschade is een meester in het bespelen van de luit, de citer en de<br />

viola da Gamba. De citer en de luit ogen gelijk. Echter de citer heeft stalen snaren en is aan de<br />

achterzijde plat, waar de luit een bolle klankkast heeft en darmsnaren.<br />

37a ‘Niet hoe veel / maer hoe eel’<br />

Sinnepoppen, ‘Het Eerste Schock’, XXI.<br />

Editie Martinus Nijhoff, Den Haag (1949)<br />

Naar de uitgave van 1614, bezorgd door Dr. L. Brummel<br />

Collectie Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren<br />

Roemer Visscher benadrukt in dit Sinnepop dat de combinatie van een goedgestemde luit in<br />

de ‘vlijtige hand’ van een meester, de kwaliteit en het getal van een honderdkoppig orkest van<br />

‘boerenfluiten’ verre overstijgt!<br />

38 Brief van P.C. Hooft aan Tesselschade<br />

10 april 1930<br />

Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, hs. S 13<br />

Na de dood van haar vader wordt Hooft voor Tesselschade haar leidsman in de poëzie. Zij<br />

stuurt hem haar dichtproeven ter correctie en verbetering toe. Naar aanleiding van een door<br />

Vondel uitgeschreven dichtersprijsvraag - bedoeld als offensief tegen uitingen van religieuze<br />

onverdraagzaamheid – biedt Tesselschade haar verzoenende vers als inzending voor de Academie,<br />

eerst Hooft ter ‘betutteling’ aan. Waarop hij in deze brief als volgt reageert: ‘Het bijgaende<br />

antwoort op de vraegh kan UE zoo betuttelt als ‘t nu is, in ‘t net stellen ende beslooten aende<br />

Akademie overzenden, oft aen UE zuster, om aldaer ingelevert te werden.’ Tesselschade was<br />

vooral slordig als het aankwam op spelling en interpunctie.<br />

61


39 ‘Bruiloftszang bij het huwelijk van Allard Crombalch en<br />

Tesselscha Roemers Visscher’<br />

Lied 168 in P.C. Hooft - De Gedichten<br />

Verzorgd en uitgegeven door Johan Koppenol en Ton van Strien; muzikale redactie en<br />

toelichting door Natascha Veldhorst<br />

Athenaeum – Polak & Van Schouten, Amsterdam (2012)<br />

Ter gelegenheid van de verloving en het huwelijk van Maria Tesselschade met de<br />

onbekende zeeofficier Allard Crombalch, schrijven de vrienden gelegenheidsverzen,<br />

waaronder dit bruiloftslied van Hooft: ‘Mingod der heerschappij’. Na haar huwelijk<br />

vertrekt Tesselschade naar Alkmaar. Maar uit het oog is zeker niet uit het hart.<br />

Tesselschade zal haar leven lang haar zielsverwant Hooft en de vrienden op het<br />

<strong>Muiderslot</strong> blijven vereren met haar altijd inspirerende aanwezigheid.<br />

39a De Salige Toortsen. Vanden E. Bruydegom, Heer Allard<br />

Krombalck, En Syne E. Bruyt, Ionckvrouw Tessel-Schade Roemer<br />

Visschers<br />

Joost van den Vondel<br />

Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag<br />

Ook Joost van den Vondel waagt zich aan een uitvoerig bruiloftsgezang. De afgebeelde<br />

prent op het titelblad is ontleend aan een van de Sinnepoppen van vader Visscher,<br />

‘Revelasti Parvulis’.<br />

39b ‘Revelasti Parvulis’<br />

Sinnepoppen, ‘Het Eerste Schock’, XV.<br />

Editie Martinus Nijhoff, Den Haag (1949)<br />

Naar de uitgave van 1614, bezorgd door Dr. L. Brummel<br />

Collectie Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren<br />

Het motto ‘Revelasti Parvulis’ is ontleend aan de Bijbel: Mattheus XI, vs. 25.<br />

62


Mythische muze<br />

Het grootse cultuurhistorische verleden van de 17e eeuw is een favoriet onderwerp<br />

in de literatuur en schilderkunst van de 19e eeuw. Schrijvers en dichters als Jacobus<br />

Scheltema, Spandau en Ten Kate ontwikkelden een ware mythevorming rondom<br />

Tesselschade, verheffen haar tot spil in de bijeenkomsten op het <strong>Muiderslot</strong>. en<br />

verheffen haar tot muze van dichters.<br />

In de schilderkunst belichaamt Tesselschade het mannelijke ideaal van de<br />

kunstzinnige, maar toch altijd dienstbare vrouw. Voor vrouwen groeit Tesselschade<br />

uit tot voorbeeld van de vrouwelijke creativiteit, die haar een zelfbewuste en<br />

zelfstandige positie ten opzichte van haar literaire vrienden verschaft.<br />

‘Dochter van Roemer Visscher, verenigde<br />

zij tegelijk in haar persoon al hetgeen de<br />

vrouwen ener gehele eeuw voor het nu levend<br />

geslacht tot een lieflijke herinnering maakt.’<br />

Cd. Busken Huet<br />

Het land van Rembrand. II - Hoofdstuk 14, citaat uit<br />

paragraaf XV (1844)<br />

63


40 Anna en Maria Tesselschade, de<br />

dochters van Roemer Visscher<br />

Jacobus Scheltema<br />

Amsterdam (1808)<br />

Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

Jacobus Scheltema is de eerste schrijver die een<br />

boek wijdt aan de zusjes Visscher. Hij presenteert<br />

Anna en Maria Tesselschade als inspirerende<br />

voorbeelden van Hollandse kunstzin en<br />

vrouwelijke beschaving. Scheltema draagt zijn<br />

werk op aan alle Nederlandse vrouwen, als<br />

voorbeeld en inspiratie.<br />

Het gerucht ging, dat de schrijver zich met<br />

regelmaat de jaloezie van zijn echtgenote op<br />

de hals haalde, omdat hij zich urenlang kon<br />

opsluiten met een - verondersteld - levensgroot<br />

portret van Tesselschade op een wat rijpere<br />

leeftijd…<br />

41 Een onwaerdeerlijcke vrouw<br />

J.A. Worp<br />

’s - Gravenhage (1918)<br />

Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

Ruim honderd jaar na Scheltema, geeft J.A. Worp<br />

in 1918 in Een onwaerdeerycke vrouw een zo<br />

volledig mogelijk levensbeeld van Tesselschade<br />

op basis van de gedichten en brieven van, aan<br />

en over haar. De aandacht voor de kwaliteit<br />

van haar poëzie is pas sinds de jaren negentig<br />

van de 20 e eeuw sterk gegroeid. Haar 400e<br />

geboortedag werd in 1994 herdacht met een<br />

biografie, een tentoonstelling en de uitgave van<br />

al haar gedichten. Bij die gelegenheid werd in<br />

het <strong>Muiderslot</strong> een Tesseldag georganiseerd:<br />

120 van de 170 opgespoorde meisjes en vrouwen<br />

met de voornaam Tesselschade of Tessel<br />

meldden zich die dag aan de slotpoort.<br />

64<br />

42 Hollandsch Penning –Magazijn<br />

voor de jeugd<br />

Uitgave van S. de Visser ’s Gravenhage<br />

(2e jg 1836)<br />

Collectie Kaap Skil<br />

De eerste Nederlandse jeugdtijdschriften verschijnen<br />

in de tweede helft van de 18e eeuw, ten<br />

tijde van de Verlichting. Pas in de 19e eeuw komt<br />

dit genre tot volle bloei met o.a. het Hollandsch<br />

Penning-Magazijn voor de jeugd (1834-1852). Met<br />

deze bijdrage over Anna en Maria Tesselschade<br />

Visscher richt het blad zich expliciet op de jonge<br />

lezeressen. Het artikel biedt een korte beschrijving<br />

van het leven en de talenten van de dochters<br />

van Roemer Visscher.<br />

43 Tesseltje - een fleurige<br />

meisjesroman<br />

Ro van Oven<br />

Tweede druk (1948)<br />

Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

In de jaren tachtig van de 19e eeuw komt de<br />

liefdespoëzie van Bredero opnieuw in zwang.<br />

Men meent hierin de gefrustreerde liefde van<br />

de jonge dichter voor Tesselschade te kunnen<br />

lezen: interessante stof voor nieuwe novellen en<br />

gedichten, waaronder de ‘fleurige’ meisjesroman<br />

van Ro van Oven. Tesseltje verhaalt over de jonge<br />

Tesselschade die haar hart verliest aan Bredero.<br />

Echter, als Tesseltje zich spelenderwijs bewust<br />

wordt van de slechte reputatie van haar lief,<br />

versmaadt zij zijn hartstocht in afwachting van<br />

de ware liefde.


Elck syn waerom<br />

Aan het einde van de 19e eeuw is de belangstelling voor de historieschilderkunst<br />

tanende. Het onderwijs neemt de visuele voorlichting over het vaderlandse<br />

verleden over. De verschillende schoolplaten met uitbeeldingen van ‘De<br />

Muiderkring’ behouden hun zeggingskracht en populariteit tot ver in de<br />

20e eeuw. Met de oprichting van de vrouwenverenigingen Arbeid Adelt en<br />

Tesselschade krijgt het beeld van Tesselschade als toonbeeld van de vrouwelijke<br />

creativiteit een nieuwe impuls. De leden ijveren voor de lotsverbetering van<br />

onbemiddelde en vaak ook ongehuwde vrouwen. Borduren en glas graveren<br />

worden gezien als beschaafde en lucratieve voorbeelden van kunstzinnigheid.<br />

De handwerken worden op verkooptentoonstellingen verkocht en bieden de<br />

vrouwen een respectabele inkomstenbron.<br />

Een zomermiddag met de Muiderkring [in<br />

1632] (uitsnede)<br />

J.H. Isings, 1910 – ca. 1970<br />

Schoolplaat van Wolters-Noordhoff, Groningen<br />

(versie 1928)<br />

Op de deze oorspronkelijke versie van Isings’ schoolplaat<br />

‘Een zomermiddag met de Muiderkring’ (uit<br />

1928) houdt Maria Tesselschade nog een borduurwerk<br />

in de hand. Op de latere versie uit 1952 voert niet<br />

meer het handwerken, maar de muziek de boventoon.<br />

Tesselschade heeft nu haar luit ter hand genomen!<br />

65


44 ‘Een zomermiddag met den<br />

Muiderkring’<br />

J.W. de Jongh & H. Wagenvoort<br />

Deel 16 uit de serie Schoolplaten voor de<br />

Vaderlandsche geschiedenis<br />

J.B. Wolters’ Uitgeversmaatschappij, Groningen<br />

/ Den Haag<br />

In deze geïllustreerde toelichting op de schoolplaat<br />

van Isings geeft de auteur een uitvoerige<br />

beschrijving van de geschiedenis van het <strong>Muiderslot</strong>.<br />

De Ridderzaal is grotendeels natuurgetrouw<br />

weergegeven. Maar Isings heeft zich<br />

bewust enige afwijkingen veroorloofd, ‘omdat<br />

de aankleeding van de zaal nog meer de bedoeling<br />

had Hooft te eeren, dan een historischjuiste<br />

reconstructie te geven van de zaal. ’ In<br />

tegenstelling tot de neo-renaissance schouw<br />

en lambrisering van restauratiearchitect Cuypers<br />

uit het begin van de 20 e eeuw, heeft Isings<br />

zich gebaseerd op een oude tekening van de<br />

oorspronkelijke schouw door Lamberts (1838).<br />

Als schouwstuk koos Isings voor een Delftsblauw<br />

tegeltableau van statige koopvaarders,<br />

als symbool voor de ‘roem en verwachting der<br />

jonge Republiek’.<br />

44a Neo-renaissance schouwpartij van de<br />

Ridderzaal, met het hiervoor in opdracht vervaardigde<br />

schouwstuk van Barend Wijnveld,<br />

voorstellende de lauwering van P.C. Hooft door<br />

de Amsterdamse stedenmaagd (1906).<br />

44b Gewassen pentekening van de<br />

Ridderzaal anno 1838<br />

G. Lamberts<br />

Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

45 Wollen kussen met het<br />

familiewapen van P.C. Hooft<br />

ca. 1905<br />

Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

66<br />

Dit stoelkussen is in 1906 geschonken door<br />

‘eenige Bestuurderessen’ van de vrouwenvereniging<br />

Tesselschade, voor de eerste grote inwendige<br />

restauratie van het <strong>Muiderslot</strong> (1895-<br />

1909).<br />

Kort na de oprichting van de eerste vrouwenvereniging<br />

‘Arbeid Adelt’ in 1871, trad een aantal<br />

vrouwen uit deze vereniging en richtte in<br />

1872 de vereniging ‘Tesselschade’ op. De dames<br />

van Tesselschade kozen deze naam als<br />

eerbetoon aan de kunstzinnige en geëmancipeerde<br />

Maria Tesselschade Roemer Visscher.<br />

Beide verenigingen zijn in 1953 samengevoegd<br />

tot de vereniging Tesselschade-Arbeid Adelt<br />

met nog steeds dezelfde doelstelling: handwerktechnieken<br />

bewaren en vrouwen op weg<br />

helpen naar economische zelfstandigheid. Zij<br />

doet dit door vrouwen de mogelijkheid te bieden<br />

handwerk te vervaardigen, dit voor hen<br />

te verkopen en hen te ondersteunen door een<br />

bijdrage te leveren aan hun opleidingskosten.<br />

46 Losmaken – Loslaten<br />

Netty Werkman<br />

Brons, 2011<br />

Particulier collectie<br />

De cirkel is rond: Tessel Schade: ondanks tegenslag<br />

toch nieuwe kansen zien en grijpen.<br />

Op 5 oktober 2011 werd ter gelegenheid van<br />

het 140-jarig bestaan van Tesselschade-Arbeid<br />

Adelt voor het eerst de Maria Tesselschadeprijs<br />

uitgereikt. Het beeld van Netty Werkman, Losmaken<br />

– Loslaten, staat symbool voor bijzondere<br />

vrouwen die veel hebben moeten ‘loslaten’<br />

en zich ondanks tegenslagen tegen de stroom<br />

in weten te ontwikkelen naar economische<br />

zelfstandigheid. De eerste winnares van deze<br />

award voor vrouwen, die een voorbeeld zijn<br />

voor andere vrouwen, is Willie Nentjes–van Urk.<br />

www.nettywerkman.nl


47 Een zomermiddag met de Muiderkring [in 1632]<br />

J.H. Isings, 1910 – ca. 1970<br />

Aquarel, 1928 / 1952<br />

Collectie Onderwijsmuseum, Rotterdam<br />

© 2013, Noordhoff Uitgevers B.V., Groningen/Houten<br />

Deze oorspronkelijke aquarel uit 1928, is in 1952 door Isings gedeeltelijk overschilderd, naar<br />

aanleiding van de tweede grote inwendige restauratie van het <strong>Muiderslot</strong>. De 19 e -eeuwse neorenaissance<br />

schouwmantel van restauratiearchitect Pierre Cuypers in de Ridderzaal (44b) , werd<br />

aan het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw als ‘kwalijke vervalsing’ teniet gedaan. In<br />

eerste instantie werd de mantellambrisering verwijderd. De erachter gelegen, oorspronkelijke<br />

schuin aflopende schouwmantel werd daarbij weer in ere hersteld. Zo ook op de plaat van Isings.<br />

48 Een gezelschap op het <strong>Muiderslot</strong> [omstreeks 1619]<br />

J. Mesker<br />

Ca. 1877-1879<br />

Schoolplaat naar een verloren gegaan schilderij De Muiderkring door H.J. Scholten<br />

Plaat uit een serie (Nederlandsche) Historieplaten voor schoolgebruik onder redactie van J. Ykema<br />

Lithografie Lankhout, Uitgeverij Joh. Ykema, Den Haag<br />

Het oorspronkelijke schilderij van Scholten maakte deel uit van de Historische Galerij van de<br />

Amsterdamse kunstenaarssociëteit Arti et Amicitiae. Deze reeks was in de vorm van staalgravures<br />

gepubliceerd in Nederlands geschiedenis en volksleven en schetsen door J. van Lennep e.a., met een<br />

toelichting door de historicus J. ter Gouw.<br />

48a De Muiderkring, staalgravure naar een schilderij van H.J. Scholten<br />

C.L. van Kesteren<br />

Laatste kwart 19e eeuw<br />

Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

Scholten schilderde slechts een paar personen naar bekende voorbeelden. Dankzij de uitleg<br />

van Ter Gouw bij de overeenkomstige staalgravure van C.L. van Kesteren is te achterhalen wie<br />

de afgebeelde personen voorstellen. Ondanks alle verschuivingen in het ‘ledenbestand’ van de<br />

veronderstelde Muiderkring, dateert Ter Gouw de afgebeelde situatie op 1619, waardoor ook<br />

Roemer Visscher (op de stoel) nog legitiem aanwezig kan zijn. Tesselschade zit opnieuw in het<br />

midden, met rechts staande Constantijn Huygens en Joost van den Vondel. Gastheer Hooft en de<br />

componist Ban bieden haar de luit. Links in de vensterbank is zus Anna in gesprek met Samuel<br />

Coster, Daniël Mostart en Jacob Cats (die eigenlijk geen contact onderhield met Hooft). Erachter<br />

Barlaeus, die met enkele collega kunstminners een gegraveerd roemerglas van Tesselschade<br />

bewondert. De overige personen zijn familieleden van Hooft.<br />

J.W. de Jongh nam de toeschrijvingen van Ter Gouw over in zijn handleiding voor onderwijzers bij<br />

de schoolplaat van Mesker naar hetzelfde schilderij.<br />

67


Verantwoording<br />

Realisatie i.s.m.<br />

Stichting Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong>, Muiden<br />

Kaap Skil, museum voor jutters & zeelui, Oudeschild - Texel<br />

Samenstelling, onderzoek en organisatie<br />

Yvonne Molenaar, Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

Tentoonstelling en grafische vormgeving<br />

Maarten Roeper, Kaap Skil / Studio Jesse / Mooi Boeken<br />

Technische realisatie<br />

Expotise / Akro<br />

Vertaling<br />

Overtaal / Sabine Reents<br />

Audiovisuele productie<br />

Studio Harm Hasenaar<br />

49 Een zomermiddag met de Muiderkring [in 1632]<br />

J.H. Isings, 1910 – ca. 1970<br />

Schoolplaat van Wolters-Noordhoff, Groningen (versie 1928)<br />

Particuliere collectie<br />

Isings vervaardigde deze oorspronkelijke versie van de schoolplaat in 1928.<br />

Voor iedere schoolplaat deed Isings diepgaand onderzoek. Zo liet hij zich bij dit ontwerp inspireren door<br />

schetsen die hij 15 jaar eerder, in 1913, maakte tijdens zijn bezoek aan de eerste grote tentoonstelling van<br />

het <strong>Muiderslot</strong> ter gelegenheid van de viering van het 100-jarige Koninkrijk.<br />

Diverse tentoonstellingsobjecten uit 1913 zijn op de plaat afgebeeld: het door Anna gegraveerde roemerglas,<br />

de kloostertafel, het rijk bewerkte 15e-eeuwse ‘dressoor’ en de ‘ wentellessenaar’.<br />

50 Rederijkersbord met het blazoen van de Amsterdamse rederijkerskamer De<br />

Eglentier en het motto ‘In Liefd’ Bloeyende’<br />

Georg Rueter<br />

1954<br />

Kopie naar het origineel in de collectie van Museum Kennemerland te Beverwijk<br />

Collectie Rijksmuseum <strong>Muiderslot</strong><br />

Katern 1 - Tessel Schade, met expertbijdragen van<br />

Mieke Smits-Veldt, Arent Vos en Wil Derkse<br />

Vormgeving<br />

Endeloos Grafisch Ontwerp<br />

Tekstredactie<br />

Ben Reef Communicatie<br />

Partners<br />

Midden in het logo van de vrouwenvereniging Tesselschade-Arbeid Adelt<br />

(TAA) staan de woorden waarmee Maria Tesselschade enkele van haar<br />

geschriften ondertekende: ‘Elck syn waerom’. Onder dit motto helpt TAA<br />

vrouwen in Nederland. Elke vrouw die bij de vereniging om financiële ondersteuning<br />

vraagt, heeft daarvoor haar eigen reden.<br />

De vereniging heeft een ondersteuningsfonds voor de handwerksters die<br />

voor haar werken, het Zegers Veeckens fonds (ZVF) en een studiefonds<br />

met de naam: Betsy Perk Opleidingsfonds (BPO).<br />

Info: www.<strong>tesselschade</strong>-arbeidadelt.nl.<br />

68<br />

www.muiderslot.nl / www.kaapskil.nl


Tessel Schade<br />

‘Tessel Schade - Een ramp met een Gouden randje’ is een tentoonstelling over<br />

een bijzondere vrouw van betekenis in de Gouden Eeuw, die tot aan vandaag<br />

haar sporen nalaat voor generaties die nog komen gaan: ‘elk zijn waarom’.<br />

www.muiderslot.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!