09.09.2013 Views

Untitled

Untitled

Untitled

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

Naam : Vrijeschool de IJssel<br />

Licentienummer: 018<br />

E-mailadres: f.planting@zonnet.nl<br />

2


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

Aan de leerlingen.<br />

In deze lijst, genoemd NVON-begrippenlijst biologie 2005, zijn termen opgenomen die in<br />

het examenprogramma worden genoemd en termen die in examens kunnen worden ge-<br />

bruikt. Veel termen die in het dagelijks leven vaak worden gebruikt, bv. bloedvatenstelsel,<br />

zijn niet opgenomen; daarvoor zul je een algemeen woordenboek moeten gebruiken.<br />

Als voor een bepaald begrip verscheidene namen in gebruik zijn, b.v. een wetenschappelij-<br />

ke en een Nederlandse naam, staat de omschrijving bij de meest gebruikelijke naam, ter-<br />

wijl bij de minder gebruikelijke naam alleen een verwijzing te vinden is. Zo wordt bij<br />

‘miskraam’ alleen verwezen naar ‘abortus’; en bij dit laatste woord staat de omschrijving.<br />

Aan de leraren.<br />

Met de invoering van de Tweede Fase is behoefte ontstaan aan een begrippenlijst biologie.<br />

Marijke Domis heeft een uitvoerige lijst opgesteld, geschikt voor de Tweede Fase. Deze<br />

begrippenlijst-2000 is door de NVON verspreid, via de ledenservice.<br />

Piet Boere en Paul Leendertz hebben in overleg met Marijke Domis de begrippenlijst-2000<br />

nauwgezet onder de loep genomen.Daarbij is veel waarde gehecht aan een zuivere formu-<br />

lering, taalkundig en wetenschappelijk gezien. Tevens is getracht, de termen te definiëren<br />

op het niveau van de leerling, zodat de lijst voor de leerlingen in de Tweede Fase een steun<br />

kan zijn. Het didactische probleem om het evenwicht te vinden tussen wetenschappelijke<br />

juistheid en leerlingvriendelijkheid heeft hier en daar heel wat hoofdbrekens gekost. De<br />

lijst is opgezet volgens het substitutieprincipe: de omschrijving van een begrip kan in prin-<br />

cipe de plaats van dit begrip in een tekst innemen.<br />

In het werk van de Commissie Herziening Examenprogramma biologie H/V 2007 wordt<br />

verwezen naar deze lijst.<br />

Bij het maken van de lijst hebben we o.a. hulp gehad van Clasien Lever-de Vries, die grote<br />

delen van de concepten nauwgezet heeft bekritiseerd en ons vele goede suggesties aan de<br />

hand heeft gedaan. Prof. dr. J.C. van Lenteren en prof. dr. W.B. van Muiswinkel van de<br />

Wageningen Universiteit hebben gedeelten met betrekking tot hun vakgebied kritisch<br />

doorgenomen. Wij danken hen voor de waardevolle aanwijzingen die zij hebben gegeven.<br />

Voor de uiteindelijke versie zijn alleen de auteurs verantwoordelijk.<br />

Deze lijst blijft alleen bruikbaar als hij regelmatig wordt geactualiseerd. Wij doen een<br />

dringend beroep op de gebruikers om fouten, omissies of andere tekorten te melden bij de<br />

NVON, zodat er over enige tijd een verbeterde versie kan worden gepubliceerd.<br />

3


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

Het copyright berust nadrukkelijk bij de NVON, maar vanzelfsprekend kunnen docenten<br />

voor het gebruik in de klas vrijelijk over de tekst beschikken.<br />

Piet Boere<br />

Marijke Domis-Hoos<br />

Paul Leendertz<br />

4


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

A<br />

aangeboren 1 tot stand gekomen onder invloed van genen 2 door of voor de geboorte verkregen; zie ook aan-<br />

geleerd en nature and nurture<br />

aangeleerd door een leerproces verkregen; zie ook aangeboren<br />

aanpassing 1 verandering van een individu waardoor het beter past in zijn omgeving en zijn levenskansen ver-<br />

hoogd worden 2 evolutieproces waardoor de individuen van een soort beter passen in hun omgeving<br />

In betekenis 1 kan gedacht worden aan het maken van pigment in de huid onder invloed van UV-straling; in<br />

betekenis 2 kan gedacht worden aan de aanwezigheid van pigment bij de geboorte.<br />

AB0-systeem bloedgroepenstelsel bij de mens waarbij het bloed is ingedeeld in vier typen bloed: A, B, AB en 0<br />

abiotische (milieu)factor factor van de niet levende natuur, zoals licht, temperatuur, lucht, vochtigheid, water,<br />

samenstelling en structuur van bodem; zie ook biotische (milieu)factor<br />

abortus miskraam; spontane of opgewekte voortijdige geboorte<br />

absoluut refractaire periode korte periode direct na het passeren van een impuls, wanneer een zenuwcel niet<br />

prikkelbaar is, ook niet met een abnormaal sterke prikkel; zie ook refractaire periode<br />

acceptable daily intake ADI<br />

accommodatiespier ciliairspier; kringspier rond de ooglens; zie ook accommoderen<br />

accommoderen scherpstellen van de ogen; zie ook ciliairspier<br />

accumulatie ophoping<br />

Accumulatie wordt vaak gebruikt voor concentratietoename van een schadelijke stof in een voedselketen.<br />

acetylcholine neurotransmitter van o.a. het parasympathische deel van het autonome zenuwstelsel<br />

acetylcholinesterase enzym dat in een synaptische spleet de hydrolyse van acetylcholine versnelt<br />

acetyl-co-enzym A actief azijnzuur; stof die een belangrijke rol speelt bij vorming van citroenzuur in de citroen-<br />

zuurcyclus<br />

acquired immuno deficiency syndrome aids<br />

ACTH adrenocorticotroop hormoon; hormoon uit de hypofyse-voorkwab dat de afgifte van bijnierschorshor-<br />

moon stimuleert<br />

actief azijnzuur acetyl-co-enzym A<br />

actief transport verplaatsing door een membraan naar een plaats met een hogere concentratie en met verbruik<br />

van ATP<br />

Bij actief transport is transporteiwit betrokken.<br />

actiepotentiaal spanningsverschil ter weerszijden van het membraan van een zenuwcel tijdens het passeren van<br />

een impuls; zie ook rustpotentiaal<br />

Waar een actiepotentiaal aanwezig is, is het membraan van de zenuwcel gedepolariseerd.<br />

actieve immunisatie immunisatie waarbij het lichaam zelf een afweerreactie opbouwt; zie ook passieve immuni-<br />

satie<br />

Actieve immunisatie vindt plaats bij het doormaken van een ziekte of door vaccinatie.<br />

actieve plaats bepaald deel van een enzymmolecuul dat zich kan binden met een molecuul van het substraat als<br />

de reactie plaatsvindt; zie ook enzym-substraatcomplex<br />

actine eiwit in spiervezels<br />

5


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

De samentrekking van een spier komt tot stand doordat de actinefilamenten door de myosinefilamenten<br />

worden aangetrokken, waardoor beide tussen elkaar schuiven.<br />

adaptatie aanpassing<br />

additief stof die aan voedingsmiddelen wordt toegevoegd om smaak, geur, kleur of houdbaarheid te verbeteren<br />

ademcentrum deel van de hersenstam dat de ademhaling regelt; wordt beïnvloed door onder andere het kool-<br />

stofdioxidegehalte van het bloed<br />

ademhaling 1 actieve ventilatie van longen en tracheeën 2 verversing van water o.a. bij kieuwen<br />

Het gebruik van “ademhaling” in de betekenissen van gaswisseling en van (aërobe) dissimilatie is verwar-<br />

rend.<br />

ademhalingsquotient RQ<br />

ademhalingsspieren spieren die de borstholte vergroten of verkleinen, zoals de tussenribspieren, de middenrif-<br />

spier en de buikspieren<br />

ademprikkel prikkel voor longventilatie, vooral het koolstofdioxidegehalte van het bloed<br />

adenine één van de nucleïnebasen in DNA en RNA, en ook in ADP, ATP, NAD + en NADH2<br />

Adenine gaat bij de basenparing een binding aan met thymine in DNA, en met uracil in RNA.<br />

adenosinedifosfaat ADP<br />

adenosinetrifosfaat ATP<br />

adequate prikkel prikkel die bij een zintuig past; voor deze prikkel is de drempelwaarde van het zintuig het<br />

laagst<br />

ader vene; bloedvat waardoor bloed naar het hart toestroomt; zie ook slagader<br />

De bloeddruk in aders is laag, de wanden zijn dun. Aders in de nabijheid van het hart (onderste en bovenste<br />

holle ader, longader, kransader) bevatten geen kleppen.<br />

aderverkalking arteriosclerose<br />

ADH antidiuretisch hormoon; hormoon uit de hypofyseachterkwab dat de terugresorptie van water vanuit de<br />

nierkanaaltjes stimuleert<br />

adhesie onderlinge aantrekking van ongelijksoortige moleculen<br />

ADI aanvaardbare dagelijkse inname; maximale hoeveelheid van een schadelijke stof (in mg per dag en per kg<br />

lichaamsmassa) die in het dagelijks voedsel van mensen mag voorkomen<br />

ADP adenosinedifosfaat; stof waarvan elk molecuul twee fosfaatgroepen bevat die elk energierijk zijn gebonden<br />

Uit ADP en anorganisch fosfaat wordt onder toevoeging van een bepaalde hoeveelheid energie ATP ge-<br />

vormd.<br />

adrenaline hormoon uit het bijniermerg dat het lichaam in zodanige toestand brengt dat het arbeid kan verrich-<br />

ten; zie ook insuline en glucagon<br />

Adrenaline is kenmerkend voor het sympathische deel van het autonome zenuwstelsel.<br />

adrenocorticotroop hormoon ACTH<br />

aërobe dissimilatie dissimilatie waarbij zuurstof wordt verbruikt<br />

aëroob zuurstof verbruikend<br />

afdeling groep van verwante klassen<br />

Verwante afdelingen worden samengevoegd in één van de vier rijken.<br />

afferent impulsen in de richting van het centrale zenuwstelsel geleidend<br />

6


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

afscheiding secretie; afgifte van nuttige stoffen; zie ook uitscheiding<br />

afvalwaterzuivering mechanische, biologische en/of chemische zuivering van afvalwater<br />

afweer geheel van mogelijke reacties op het binnendringen van ziekteverwekkers en lichaamsvreemde stoffen;<br />

zie ook specifieke en aspecifieke afweer<br />

agglutineren samenklonteren, met name van bloedcellen tijdens de stolling of na binding van cellen met antistof<br />

agressie 1 (motivatie tot) dreigen 2 (motivatie tot) aanvallen<br />

aids acquired immuno deficiency syndrome; ziekte door HIV-infectie waarbij het aantal T-lymfocyten is ver-<br />

minderd en secundaire infecties optreden<br />

alcohol 1 alkanol 2 ethanol<br />

alcoholische gisting anaërobe dissimilatie van glucose met ethanol en koolstofdioxide als eindproducten<br />

Deze afbraak levert per molecuul glucose twee moleculen ATP op.<br />

aldosteron hormoon uit de bijnierschors dat een rol speelt bij de water- en zouthuishouding<br />

alfastraling uitzending van snelle heliumkernen door een radioactieve stof; zie ook bèta- en gammastraling<br />

Alfastraling dringt vrijwel niet in de huid door, maar kan wel ernstige beschadigingen veroorzaken als de<br />

radioactieve stof met het voedsel of na inademing in het darmkanaal of de longen terecht komt.<br />

algen wieren<br />

algenbloei waterbloei<br />

alkanol alcohol; organische stof waarbij in een koolwaterstof een H-atoom is vervangen door een OH-groep<br />

allantoïs uitstulping van de einddarm bij embryo’s van reptielen, vogels en zoogdieren<br />

Bij vogels ontwikkelt het allantoïs zich tot een rijk doorbloed orgaan dat in dienst staat van de gaswisseling<br />

en de opslag van afvalstoffen; bij zoogdieren blijft het rudimentair.<br />

allel één van de genen die op een bepaalde locus kunnen voorkomen<br />

Het begrip allel betreft elk van de genen op overeenkomstige loci van homologe chromosomen. Bij een roze<br />

bloeiende erwtenplant die heterozygoot is, bezit elke kern een allel voor rode bloemen en een allel voor witte<br />

bloemen.<br />

allergeen allergie veroorzakend(e stof)<br />

allergie overgevoeligheid voor een bepaalde stof, die zich uit in een heftige afweerreactie; zie ook mestcel<br />

altruïstisch gedrag gedrag dat de levensverwachtingen van één of meer soortgenoten verhoogt zonder dat het<br />

voordeel oplevert voor het individu zelf<br />

Een voorbeeld is het laten horen van een alarmroep door vogels.<br />

alvleesklier pancreas; onder de maag gelegen klier, die verteringssap maakt en - in de eilandjes van Langerhans -<br />

de hormonen insuline en glucagon<br />

alvleessap verteringssap uit de alvleesklier onder andere met de enzymen trypsine, amylase en lipase<br />

ambivalent gedrag conflictgedrag dat is samengesteld uit gedragselementen van twee of meer gedragssystemen,<br />

bv. afwisseling van aanval en vlucht bij territoriale grensgevechten<br />

amfibieën klasse van de gewervelde dieren met als larve kieuwen en als volwassene longen<br />

Tot de amfibieën behoren o.a. kikkers, padden en salamanders.<br />

aminogroep NH2-groep; groep atomen die kenmerkend is voor o.a. aminozuren; zie ook carbonzuurgroep<br />

aminozuur organisch zuur met een carbonzuur- en een aminogroep; grondstof voor de synthese van eiwitten<br />

7


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

aminozuurvolgorde primaire structuur; volgorde waarin de aminozuureenheden in een eiwitmolecuul voorko-<br />

men<br />

De aminozuurvolgorde komt tot stand onder invloed van de volgorde van de nucleïnebasen in het DNA.<br />

ammoniak NH3; sterk ruikend gas<br />

ammonificatie omzetting van een organische stikstofverbinding in onder andere ammoniumionen<br />

ammonium groep atomen die voorkomt als positief ion: NH4 +<br />

amnion binnenste van de vliezen die het embryo van reptielen, vogels en zoogdieren omhullen; zie ook chorion<br />

amoebe eencellig diertje met schijnvoetjes<br />

amoeboïd als een amoebe<br />

amylase enzym dat de hydrolyse van zetmeel in o.a. maltose en glucose versnelt<br />

amylopectine onoplosbaar bestanddeel van zetmeel<br />

Amylopectinemoleculen zijn vertakte ketens van glucose-eenheden. Zetmeel bevat 80-90% amylopectine, de<br />

rest is voornamelijk amylose.<br />

amyloplast plastide waarin zetmeel is opgeslagen<br />

amylose in water oplosbaar bestanddeel van zetmeel<br />

Amylosemoleculen zijn lange, onvertakte ketens van glucose-eenheden. Zetmeel bevat 10-20% amylose, de<br />

rest is hoofdzakelijk amylopectine.<br />

anaal betrekking hebbend op de anus<br />

anabool steroïde steroïde dat de groei bevordert<br />

Anabole steroïden lijken in molecuulstructuur op testosteron.<br />

anabolisme opbouwstofwisseling; assimilatie<br />

anaërobe dissimilatie gisting; dissimilatie zonder zuurstofverbruik<br />

anaëroob zonder zuurstof<br />

anafase fase in kerndeling tussen metafase en telofase, waarin de chromosomen van het equatoriale vlak naar de<br />

polen gaan<br />

analogie gelijkenis die samenhangt met overeenkomst in functie en niet met verwantschap; zie ook homologie<br />

De vleugels van een libel zijn analoog met de vleugels van een spreeuw; het dreiggedrag van een vis (het<br />

opzetten van zijn rugvin) is analoog met het dreiggedrag van een hond (het opzetten van zijn nekharen).<br />

analoog orgaan orgaan dat bij vergelijking met een ander orgaan overeenkomt in functie maar verschilt in<br />

evolutionaire of embryonale herkomst; zie ook homoloog orgaan<br />

androgeen mannelijke kenmerken veroorzakend<br />

anemie bloedarmoede<br />

animaal zenuwstelsel willekeurig zenuwstelsel; deel van het zenuwstelsel dat niet buiten de wil werkt; zie ook<br />

autonoom zenuwstelsel<br />

anorganisch stof stof die niet behoort tot de koolstofverbindingen<br />

Koolstofoxiden en de carbonaten worden echter tot de anorganische stoffen gerekend.<br />

antagonist orgaan waarvan de werking tegengesteld is aan die van een ander orgaan<br />

antagonistisch met tegengestelde werking<br />

anthocyaan kleurstof die zich in de vacuole van plantencellen kan bevinden<br />

De kleur is afhankelijk van de pH van het vacuolevocht.<br />

8


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

antibioticum organische stof afkomstig van organismen, die micro-organismen doodt of hun groei beperkt<br />

Antibiotica zijn niet werkzaam bij virale infecties.<br />

anticodon stukje van een tRNA-molecuul dat uit drie nucleotiden bestaat en een binding kan aangaan met het<br />

complementaire codon van een mRNA-molecuul<br />

anticonceptie voorkoming van zwangerschap; zie ook geboortebeperking<br />

Anticonceptiemiddelen zijn o.a. anticonceptiepil, prikpil, condoom en pessarium.<br />

anticonceptiepil ‘de pil’; hormonen bevattend tablet dat zwangerschap voorkomt<br />

antidiuretisch hormoon ADH<br />

antigeen lichaamsvreemde stof die de afweerreacties op gang kan brengen<br />

Elke vreemde cel die een organisme binnenkomt, bevat antigeenmoleculen op het celmembraan.<br />

antistof immunoglobuline; antigeenbindend eiwit in het lichaam (o.a. in bloed, slijm, lymfe) dat door plasmacel-<br />

len geproduceerd wordt als reactie op de aanwezigheid van het antigeen<br />

Elk antistofmolecuul heeft een ruimtelijke bouw die ‘past’ op de ruimtelijke bouw van het bijbehorende<br />

antigeenmolecuul.<br />

antitoxine antistof die een toxine onschadelijk maakt<br />

antropomorfisme toeschrijving van menselijke gevoelens en beweegredenen aan dieren<br />

anus uitmonding van het darmkanaal<br />

apo-enzym eiwitdeel van een enzym; zie ook co-enzym<br />

appendix wormvormig aanhangsel van de blinde darm<br />

arterie slagader<br />

arteriosclerose verdikking, verharding en elasticiteitsverlies van de wand van slagaders<br />

ascorbinezuur vitamine C<br />

aspecifieke afweer afweer gericht op lichaamsvreemde cellen en deeltjes met behulp van macrofagen; zie ook<br />

specifieke afweer<br />

assimilatie opbouwstofwisseling; anabolisme; deel van de stofwisseling waarbij kleine moleculen worden omge-<br />

zet in grotere, energierijke moleculen; zie ook dissimilatie<br />

astma ontsteking van de luchtwegen waarbij benauwdheid ontstaat door slijmvorming en het onwillekeurig<br />

samentrekken van de spieren van de luchtwegen<br />

asymmetrisch niet te verdelen in twee helften die elkaars spiegelbeeld zijn; zie ook symmetrisch<br />

ATP adenosinetrifosfaat; stof waarvan elk molecuul drie fosfaatgroepen bevat die elk energierijk gebonden zijn<br />

ATP ontstaat uit ADP en anorganisch fosfaat onder opname van een bepaalde hoeveelheid energie.<br />

atrioventriculaire knoop AV-knoop<br />

atrium (mv. atria) boezem, deel van een hart<br />

auditief op het gehoor betrekking hebbend; zie ook visueel<br />

auto-immuniteit afweerreactie tegen eigen cellen of moleculen<br />

autonoom zenuwstelsel vegetatief zenuwstelsel; deel van het zenuwstelsel dat onafhankelijk van de wil werkt;<br />

zie ook animaal zenuwstelsel<br />

Het autonome zenuwstelsel bestaat uit een sympathisch deel en een parasympathisch deel.<br />

autosoom chromosoom dat geen geslachtschromosoom is<br />

autotroof in staat tot koolstofassimilatie<br />

9


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

AV-knoop atrioventriculaire knoop; zenuwknoop in de wand van de rechter hartboezem die de impulsen voor<br />

het zich samentrekken van de kamers van de sinusknoop ontvangt en deze doorgeeft aan de bundel van His<br />

axon neuriet; gewoonlijk lange, gemyeliniseerde uitloper van een zenuwcel; zie ook dendriet en efferent<br />

azijnzuurbacterie bacterie die ethanol omzet in azijnzuur<br />

baarmoeder uterus; orgaan bij vrouwelijke zoogdieren tussen urineblaas en einddarm waarin het ongeboren dier<br />

tot ontwikkeling komt<br />

Bij de mens zal een week na de bevruchting de blastocyste zich in het inmiddels verdikte baarmoederslijm-<br />

vlies innestelen.<br />

bacil staafvormige bacterie<br />

bacteriën één van de vier rijken waarin alle organismen worden ingedeeld; eencellige, soms meercellige orga-<br />

nismen met kleine cellen die geen kernmembraan en mitochondriën bevatten<br />

Bacteriën behoren tot de prokaryoten.<br />

bacteriofaag faag; virus dat parasiteert in bacteriën<br />

ballaststof onverteerbaar organisch bestanddeel van voedsel, vooral voedingsvezel<br />

balts gedrag dat de bereidheid tot paring vergroot; zie ook bronst<br />

Het baltsen leidt tot wederzijds afstemmen van motivaties tussen partners en tot vermindering van agressie.<br />

balzak scrotum; huidplooi achter de penis die, na de indaling, de zaadballen en bijballen bevat<br />

Barr-lichaampje lichaampje van Barr<br />

basaalmetabolisme grondstofwisseling<br />

base stof met een pH > 7; zie ook zuur<br />

basenparing vaste combinatie van twee nucleïnebasen die door waterstofbruggen onderling gebonden zijn in<br />

DNA en tRNA<br />

Bij de basenparing gaat guanine een binding aan met cytosine, adenine kan een binding aangaan met thymi-<br />

ne en met uracil.<br />

bast floeem; weefseltype in planten dat dient voor transport van organische stoffen; zie ook hout<br />

Bast bevat o.a. bastvaten en bastvezels.<br />

bastvat reeks van in elkaars verlengde liggende bastcellen die met elkaar in contact staan voor transport van<br />

organische stoffen; zie ook houtvat<br />

bedektzadigen groep van zaadplanten waarvan de zaden zich in een vrucht ontwikkelen; zie ook naaktzadigen<br />

beenmerg weefsel in de holten van botten<br />

Er bestaat wit (geel) beenmerg, waar vet wordt opgeslagen en rood beenmerg waar stamcellen worden ge-<br />

maakt die zich elders specialiseren tot bloedcellen.<br />

beenvlies bindweefsellaagje om botten; speelt een rol bij groei en herstel<br />

beenweefsel type steunweefsel waaruit botten zijn opgebouwd, bestaande uit cellen en tussencelstof die bestaat<br />

uit collagene vezels en calciumzouten<br />

beperkende factor factor die de snelheid van een proces begrenst<br />

In de ecologie betreft het ook de factor die voor een populatie het aantal individuen begrenst.<br />

besnijdenis 1 bij de man: gehele of gedeeltelijke verwijdering van de voorhuid van de penis 2 bij de vrouw:<br />

geheel of gedeeltelijk verwijderen van vnl. clitoris en/of schaamlippen<br />

B<br />

10


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

bestuiving overdracht van stuifmeel van de meeldraden naar de stampers van zaadplanten<br />

bètastraling uitzending van snelle elektronen door een radioactieve stof; zie ook alfa- en gammastraling<br />

De straling heeft een matig doordringend vermogen in het lichaam. Bètastraling kan cellen beschadigen.<br />

bevolkingsdichtheid aantal inwoners per oppervlakte-eenheid<br />

bevolkingspiramide grafische voorstelling van de samenstelling van een populatie naar leeftijdsgroepen,<br />

meestal gescheiden naar sekse<br />

bevruchting conceptie; versmelting van mannelijke en vrouwelijke geslachtscel<br />

bietsuiker sacharose uit suikerbieten<br />

bijbal epididymis; orgaan bij reptielen, vogels en zoogdieren dat tegen een zaadbal aan ligt en een lang en sterk<br />

gekronkeld buisje bevat dat verbonden is met zaadleider.<br />

De functie van de bijballen is het opslaan van zaadcellen.<br />

bijnier hormoonklier op elke nier, bestaande uit bijnierschors en -merg<br />

bijniermerg aan de binnenzijde van elke bijnier gelegen endocrien weefsel dat adrenaline en noradrenaline<br />

afscheidt<br />

bijnierschors aan de buitenzijde van elke bijnier gelegen endocrien weefsel dat cortisol afscheidt<br />

bijziend alleen in staat nabije voorwerpen scherp te zien; zie ook verziend<br />

Bijziendheid kan gecompenseerd worden met negatieve lenzen.<br />

bilirubine afbraakproduct van hemoglobine, bestanddeel van gal<br />

binaire naamgeving wetenschappelijke naamgeving van soorten, waarbij iedere soort een naam heeft die bestaat<br />

uit de geslachtsnaam (met een hoofdletter te beginnen) en een soortaanduiding<br />

Vaak wordt aan de wetenschappelijke naam nog de (afgekorte) auteursnaam toegevoegd.<br />

bindweefsel type steunweefsel, bestaande uit geïsoleerd gelegen cellen en stevige tussencelstof<br />

De tussencelstof bevat gewoonlijk vezels van collagene eiwitten.<br />

biodiversiteit soortenrijkdom<br />

bio-industrie intensieve veehouderij; industriële vorm van veehouderij, gekenmerkt door een dichte veebezet-<br />

ting en een ver doorgevoerde mechanisatie<br />

biokatalysator enzym<br />

biologisch afbreekbaar door bacteriën en andere organismen af te breken; zie ook persistent<br />

biologisch evenwicht natuurlijk evenwicht<br />

biologische bestrijding op natuurlijke wijze ziekten en onkruiden tegengaan, ten einde een plaag te voorkomen<br />

Voorbeelden: het gebruik van een natuurlijke vijand of van steriele mannetjes.<br />

biomassa massa van een of meer organismen, te onderscheiden in “verse massa” (met water) en “droge massa”<br />

(na onttrekking van water)<br />

biosfeer deel van de aarde met dampkring waar zich de organismen gewoonlijk bevinden; gezamenlijke ecosys-<br />

temen van de aarde<br />

biotechnologie gebruik van (delen van) organismen in de industrie voor de productie van o.a. medicijnen en<br />

voedings- en genotmiddelen<br />

biotische (milieu)factor factor die zijn oorsprong heeft in de levende natuur; zie ook abiotische (milieu)factor<br />

biotoop gezamenlijke abiotische factoren van een ecosysteem<br />

bladgroen chlorofyl<br />

bladgroenkorrel chloroplast<br />

11


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

bladmoes gedeelte van een blad tussen de nerven<br />

blastocoel met vloeistof gevulde holte van een blastula of blastocyste<br />

blastocyste stadium in de embryonale ontwikkeling bij zoogdieren, dat in de baarmoederwand innestelt, over-<br />

eenkomend met de blastula bij lagere dieren<br />

blastula stadium in de embryonale ontwikkeling: een blaasje met een met vocht gevulde holte<br />

Uit een zygote ontwikkelt zich achtereenvolgens een morula, een blastula en een gastrula.<br />

blinde vlek deel van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat en waar kegeltjes of staafjes ontbreken; zie<br />

ook gele vlek<br />

De blinde vlek. ligt ten opzichte van de gele vlek aan de neuszijde.<br />

bloedarmoede anemie; tekort aan hemoglobine of tekort aan rode bloedcellen<br />

bloeddruk druk in een bloedvat; zie ook bovendruk en onderdruk<br />

bloederziekte hemofilie<br />

bloedgroep elk van de typen waarin bloed kan worden ingedeeld op grond van de aanwezigheid of afwezigheid<br />

van bepaalde stoffen (bv. de antigenen A en B en het resusantigeen ) op het celmembraan van rode bloedcel-<br />

len<br />

bloedplaatje trombocyt; celfragment in bloed dat betrokken is bij de bloedstolling<br />

bloedplasma bloed zonder de bloedcellen<br />

bloedserum bloedplasma zonder fibrinogeen<br />

Bloedserum ontstaat wanneer bloed stolt en fibrinogeen wordt omgezet in fibrine.<br />

B-lymfocyt lymfocyt die zich in het beenmerg verder heeft gespecialiseerd en die betrokken is bij de antistofpro-<br />

ductie<br />

Na activering door T-lymfocyten gaan B-lymfocyten zich delen, waardoor een kloon van B-lymfocyten met<br />

dezelfde specialisatie ontstaat; sommige cellen van deze kloon specialiseren zich tot plasmacellen die antistof<br />

maken, andere cellen zijn lang levende B-geheugencellen.<br />

BOD5 biological oxygen demand; biologisch zuurstofverbruik; hoeveelheid zuurstof die verbruikt wordt door<br />

micro-organismen in met organische stoffen vervuild water.<br />

De BOD5 wordt bepaald door het zuurstofverbruik van micro-organismen te meten gedurende 5 dagen bij<br />

18 O C in het donker in een monster van 1 liter vervuild water. Hoe groter het verbruik des te meer is het wa-<br />

ter vervuild.<br />

bodemerosie uitslijting of afslijting van de bodem door water, wind e.d.<br />

boezem atrium; deel van een hart dat bloed uit de aders ontvangt; zie ook kamer<br />

boodschapper-RNA mRNA<br />

borstvlies bindweefselvlies aan de binnenzijde van de borstkas<br />

Borstvlies en longvlies samen heten pleura; beide zijn van elkaar gescheiden door een dun laagje vloeistof.<br />

botanie plantkunde<br />

botulisme vergiftiging door het toxine van een anaërobe bacteriesoort<br />

Besmetting geschiedt vooral via oppervlaktewater en vlees- en visconserven.<br />

bovendruk bloeddruk tijdens het samentrekken van de hartkamers; zie ook onderdruk<br />

brekingsindex eigenschap van een stof die aangeeft in welke mate het licht breekt op een grensvlak met lucht<br />

broedzorg verzorging van jonge dieren door de ouders<br />

12


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

broeikaseffect opwarming van het aardoppervlak doordat bepaalde gassen in de atmosfeer, met name koolstof-<br />

dioxide en methaan, de uitstraling van warmte tegenhouden<br />

bronchiole (mv. bronchioli) luchtpijptakje; vertakking van een bronchus<br />

bronchus (mv. bronchi) hoofdvertakking van de luchtpijp<br />

bronst bereidheid tot paring bij zoogdieren<br />

bruto primaire productie primaire productie zonder aftrek van de door de producenten zelf gedissimileerde<br />

hoeveelheid organische stof; zie ook netto primaire productie<br />

bufferwerking binnen zekere grenzen constant houden van de pH, bv. door de aanwezigheid van aminozuren<br />

en/of eiwitten<br />

buikademhaling ademhaling die plaatsvindt door beweging van het middenrif<br />

buikvlies bindweefselvlies dat de binnenzijde van de buikholte en de buitenzijde van de buikorganen bekleedt;<br />

zie ook pleura<br />

buis van Eustachius verbindingsbuis van het middenoor met de neus-keelholte waardoor luchtdrukverschillen<br />

ter weerszijden van het trommelvlies worden voorkómen<br />

bundel van His geleidingsweefsel in het hart dat de impulsen voor het samentrekken van de AV-knoop door-<br />

geeft aan de kamers<br />

buurbestuiving zelfbestuiving waarbij het stuifmeel van een andere bloem van dezelfde plant komt<br />

14 C koolstofisotoop met massagetal 14 en een halveringstijd van ca 5700 jaar, die gebruikt wordt om de ouder-<br />

dom van organisch materiaal vast te stellen<br />

Door de verhouding 14 C/ 12 C te bepalen kan een schatting worden gemaakt van de ouderdom van dit materi-<br />

aal. Deze ouderdomsbepaling is beperkt tot fossielen die niet ouder zijn dan ca 60.000 jaar.<br />

cambium type delingsweefsel dat bij houtige gewassen diktegroei veroorzaakt<br />

capillair haarvat<br />

capillaire werking opstijging van een vloeistof (meestal water) in nauwe kanalen door onderlinge aantrekking<br />

van moleculen<br />

In de bodem veroorzaakt capillaire werking de opstijging van grondwater. In planten gaat het water in de<br />

houtvaten mede door capillaire werking omhoog.<br />

cara chronische aspecifieke respiratoire aandoening; verzamelnaam voor bepaalde aandoeningen van de lucht-<br />

wegen o.a. astma en chronische bronchitis<br />

carbonzuur organische stof met een carbonzuurgroep<br />

carbonzuurgroep COOH-groep; groep atomen die kenmerkend is voor organische zuren; zie ook aminogroep<br />

carcinogeen kankerverwekkend(e stof)<br />

carcinoom kwaadaardige epitheeltumor<br />

carnivoor vleeseter, vleesetend; zie ook herbivoor en omnivoor<br />

caroteen (geel-)oranje of rode pigment in chloro- en chromoplasten<br />

In de chloroplasten speelt caroteen een rol bij de lichtabsorptie voor de fotosynthese, bij dieren is het provi-<br />

tamine A.<br />

castreren onvruchtbaar maken door verwijdering van de zaadballen, eierstokken, meeldraden en/of stampers<br />

C<br />

13


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

cel kleinste structurele en functionele eenheid van een organisme<br />

Bij bijna alle bacteriën, schimmels en planten is elke cel omgeven door een celwand. Cellen van schimmels,<br />

planten en dieren bevatten verscheidene organellen.<br />

celcompartiment deel van een cel dat met een membraan is afgegrensd van een ander deel van deze cel<br />

Voorbeelden: vacuolen, chromoplasten, ribosomen.<br />

celcyclus opeenvolgende fasen in een delende cel: G1-, S- en G2- en de fase van kern- en celdeling<br />

celdeling proces waarbij na kerndeling uit één cel twee, zelden meer cellen ontstaan<br />

celdifferentiatie proces in een meercellig individu, waarbij cellen door specialisatie van elkaar gaan verschillen<br />

in vorm en functie; zie ook celspecialisatie<br />

celfusie versmelting van twee of meer cellen tot een geheel<br />

Dwarsgestreepte spiercellen ontstaan door fusie van cellen. In de biotechnologie wordt gebruik gemaakt van<br />

kunstmatig gefuseerde cellen.<br />

celkern nucleus; kern; organel bij eukaryoten dat o.a. de chromosomen bevat en processen in de cel regelt<br />

cellichaam van een zenuwcel perikaryon; deel van een zenuwcel dat de kern bevat<br />

cellulase enzym dat de hydrolyse van cellulose versnelt<br />

cellulose celstof; polysacharide waarvan elk molecuul bestaat uit een groot aantal glucose-eenheden en hoofdbe-<br />

standdeel van celwanden<br />

celmembraan deel van het membranenstelsel van de cel dat deze aan de buitenzijde begrenst<br />

Het celmembraan bestaat uit twee lagen met hoofdzakelijk fosfolipiden en daarin eiwitten.<br />

celplasma cytoplasma<br />

celspecialisatie proces bij de ontwikkeling van een meercellig individu, waarbij een cel zijn specifieke bouw en<br />

functie krijgt; zie ook celdifferentiatie<br />

celstof cellulose<br />

celstrekking groei van een plantencel, o.a. door opname van water in de vacuole<br />

celwand structuur rondom de cel bij planten, schimmels en bacteriën<br />

De celwand is een extracellulaire structuur en bestaat hoofdzakelijk uit een netwerk van cellulosevezels, dat<br />

ongehinderd grote en kleine moleculen doorlaat.<br />

centraal zenuwstelsel hersenen en ruggenmerg; zie ook perifeer zenuwstelsel<br />

centromeer deel van een chromosoom, waar bij een kerndeling de beide chromatiden met elkaar verbonden zijn<br />

en de spoeldraden zich hechten bij de kerndeling<br />

chemoautotroof in staat tot chemosynthese; zie ook fotoautotroof<br />

chemoreceptor zintuig dat gevoelig is voor verandering in chemische samenstelling, zoals het koolstofdioxide-<br />

gehalte van het bloed<br />

chemosynthese koolstofassimilatie waarbij de benodigde energie afkomstig is van de oxidatie van anorganische<br />

stof; zie ook fotosynthese<br />

Chemosynthese komt alleen voor bij een klein aantal bacteriesoorten.<br />

chemotherapie geneeskundige behandeling met medicijnen, in de meeste gevallen gericht op het afremmen van<br />

de celdeling bij kankerpatiënten<br />

chitine hoofdbestanddeel van het uitwendige skelet van geleedpotigen en van de celwanden van veel schimmels<br />

chlamydia seksueel overdraagbare bacteriële aandoening met weinig opvallende ontstekingen op en rond de<br />

geslachtsorganen en in de lymfevaten<br />

14


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

chlorofyl bladgroen; groen pigment in chloroplasten<br />

chloroplast bladgroenkorrel; plastide met voornamelijk groene pigmenten voor de fotosynthese<br />

cholecystokinine hormoon, geproduceerd in de wand van de twaalfvingerige darm door contact met voedsel; het<br />

stimuleert de galblaas tot het afgeven van gal en de alvleesklier tot het afgeven van enzymen; zie ook secreti-<br />

ne<br />

cholesterol vetachtige stof bij dieren, bouwstof voor o.a. myeline, galzuur, vitamine D en enkele hormonen<br />

Cholesterol speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van hart- en vaatziekten.<br />

cholinesterase acetylcholinesterase<br />

chorda staafvormig steunorgaan bij het lancetvisje en in embryo's van gewervelde dieren<br />

chorion buitenste vlies om het embryo van reptielen, vogels en zoogdieren; bij de zoogdieren speelt het chorion<br />

een rol bij de vorming van de placenta; zie ook amnion<br />

chromatide één van de twee helften van een chromosoom voor en tijdens kerndeling; twee chromatiden zijn bij<br />

het centromeer met elkaar verbonden<br />

Er is alleen sprake van chromatiden als één chromosoom twee dubbelstrengs DNA-moleculen bevat. In de<br />

vroegste stadia van de kerndeling zijn de chromatiden als overlangse helften van een chromosoom te zien.<br />

chromatine kernmateriaal, bestaande uit DNA en eiwitten, dat in een celkern zichtbaar gemaakt kan worden<br />

chromoplast plastide met hoofdzakelijk rode, oranje of gele pigmenten, bv. caroteen<br />

chromosoom structuur, die in lineaire volgorde genen bevat;<br />

Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten en zijn lichtmicroscopisch te zien tijdens mitose en meiose.<br />

chromosoommutatie verandering in de bouw van een chromosoom<br />

De verandering is het wegvallen, toevoegen, verplaatsen of omdraaien van een stuk chromosoom.<br />

chronische aspecifieke respiratoire aandoening cara<br />

ciliairspier accommodatiespier<br />

citroenzuurcyclus Krebs-cyclus; deel van de aërobe dissimilatie, waarbij de acetylgroep van acetyl-co-enzym A<br />

wordt omgezet in koolstofdioxide en aan o.a. NAD + gebonden waterstof<br />

De citroenzuurcyclus vindt plaats in de mitochondriën.<br />

C-kringloop koolstofkringloop<br />

climaxecosysteem laatste stadium na successie, waarin abiotische factoren en soortensamenstelling min of meer<br />

constant zijn<br />

climaxstadium climaxecosysteem<br />

clitoris kittelaar; gevoelig geslachtsorgaan bij de vrouw, gelegen voor de uitmonding van de urinebuis<br />

codon stukje mRNA van drie nucleotiden dat codeert voor een bepaald aminozuur bij de eiwitsynthese of dat<br />

fungeert als stop- of startcodon<br />

Het codon kan een binding aangaan met het complementaire anticodon van een bepaald tRNA-molecuul.<br />

co-enzym niet-eiwitdeel van een enzymmolecuul; zoals een metaalion, vitamine of andere organische verbin-<br />

ding; zie ook apo-enzym<br />

coïtus geslachtsgemeenschap<br />

colibacterie symbiotische bacterie in de dikke darm<br />

Oppervlaktewater met veel colibacteriën wijst op vervuiling door rioolwater.<br />

collageen lijmgevend(e stof)<br />

15


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

combinatiepil anticonceptiepil die een combinatie van oestrogenen en progestagenen bevat<br />

commensalisme type van symbiose waarbij individuen van de ene soort voordeel en individuen van de andere<br />

soort geen nadeel hebben<br />

Voorbeeld: de symbiose van zeepokken en een mossel.<br />

compensatiepunt verlichtingssterkte waarbij de resultaten van fotosynthese en aërobe dissimilatie aan elkaar<br />

gelijk zijn<br />

competitie concurrentie<br />

compostering omzetting van organisch afval door bodemorganismen<br />

Het eindproduct, compost, wordt gebruikt om land- of tuinbouwgrond vruchtbaarder te maken.<br />

conceptie bevruchting<br />

concurrentie competitie; proces waarbij individuen elkaar in hun bestaan nadelig beïnvloeden als gevolg van<br />

een gemeenschappelijke, beperkende milieufactor<br />

Concurrentie kan binnen de soort en tussen soorten optreden.<br />

condensatie proces waarbij moleculen een binding aangaan onder afsplitsing van water; zie ook polymerisatie<br />

Als er veel gelijksoortige moleculen bij het proces betrokken zijn, spreekt men wel van polycondensatie.<br />

conditioneren aanleren bepaald gedrag te vertonen als reactie op externe prikkels; zie ook klassiek conditioneren<br />

en operant conditioneren<br />

consument dier, schimmel of heterotrofe bacterie; organisme dat andere organismen als voedselbron gebruikt;<br />

zie ook producent en reducent<br />

Consumenten zijn heterotrofe organismen.<br />

contractie samentrekking (van een spier); zie ook relaxatie<br />

convergentie 1 samenkomst van lichtstralen in één punt 2 evolutie van organen (of andere structuren) die zich<br />

ontwikkelen tot analoge organen; zie ook divergentie<br />

coöperatie samenwerking tussen organismen; dit kan tussen soorten zijn of tussen soortgenoten<br />

copulatie paring<br />

corpus luteum geel lichaam<br />

cortisol hormoon uit de bijnierschors dat o.a. ontstekingen en allergische reacties bestrijdt<br />

creatinefosfaat stof waarvan elk molecuul een fosfaatgroep bevat die energierijk gebonden is<br />

Creatinefosfaat ontstaat uit creatine en anorganisch fosfaat onder opname van een bepaalde hoeveelheid<br />

energie. Creatinefosfaat kan bij het samentrekken van dwarsgestreepte spiervezels een energierijke fosfaat-<br />

groep overgedragen op ADP: resynthese van ATP.<br />

creationisme opvatting dat met betrekking tot leven op aarde het scheppingsverhaal uit de bijbel een juist beeld<br />

geeft<br />

Cro-Magnonmens Homo sapiens fossilis; fossiele mens die ca 30.000 jaar geleden in Europa leefde en vooral<br />

bekendheid heeft gekregen door zijn grotschilderingen in Frankrijk en Spanje<br />

crossing-over uitwisseling van twee homologe delen tussen twee chromatiden van verschillende chromosomen<br />

van een chromosomenpaar<br />

De uitwisseling vindt plaats in het begin van de meiose I en draagt bij aan de erfelijke verscheidenheid.<br />

crossing-overpercentage recombinantenpercentage gecorrigeerd voor dubbele crossing-over<br />

Als de afstand tussen de desbetreffende genen klein is, is het crossing-overpercentage gelijk aan het recom-<br />

binantenpercentage.<br />

16


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

cultuur aanwezigheid van gedrag dat berust op informatieoverdracht van generatie op generatie, anders dan met<br />

genen<br />

cuticula laagje van vet- en wasachtige stoffen dat zich bevindt op de opperhuid van stengels en bladeren bij<br />

landplanten, en dat de verdamping vermindert<br />

cyanobacteriën groep van fotoautotrofe bacteriën met meestal blauwgroene pigmenten voor de fotosynthese<br />

cyste 1 spore; eencellige die in barre omstandigheden water heeft uitgescheiden en zich met een harde wand<br />

heeft omgeven 2 blaas of holte, gevuld met bv. stroperige vloeistof<br />

cytochroom stof die een rol speelt bij het elektronentransport in mitochondriën en chloroplasten<br />

cytoplasma protoplasma zonder de kern<br />

cytosine één van de nucleïnebasen in DNA en RNA<br />

Cytosine gaat bij de basenparing een binding aan met guanine.<br />

cytotoxische T-lymfocyt lymfocyt die lichaamscellen met afwijkend DNA herkent en uitschakelt<br />

De T-lymfocyt richt zich op met virus geïnfecteerde cellen of op getransplanteerde cellen.<br />

darmsap sap uit de kliercellen in de wand van de dunne darm, bestaande uit water en diverse verteringsenzy-<br />

men, o.a. maltase, sacharase, lactase en tri- en dipeptidasen<br />

darmvlok uitsteekseltje van de binnenbekleding van de dunne darm met bloed- en lymfevaten, dat bijdraagt aan<br />

een groot contactoppervlak met de darminhoud<br />

darwinisme theorie van Darwin die het ontstaan van soorten organismen verklaart door het vóórkomen van<br />

variaties en natuurlijke selectie; zie ook neodarwinisme<br />

DDT insectendodende stof behorende tot de gechloreerde koolwaterstoffen<br />

DDT is oplosbaar in vet en hoopt zich op in vetweefsel, met name bij dieren die aan het eind van voedsel-<br />

ketens staan. Het gebruik van DDT is in Nederland verboden.<br />

decarboxyleren afsplitsen van een carbonzuurgroep die meestal vrijkomt als koolstofdioxide<br />

dehydrateren onttrekken van water<br />

Een organisme wordt gedehydrateerd bij overmatige urine-uitscheiding, zweetafscheiding of bij diarree;<br />

voedsel kan worden gedehydrateerd als conserveringsmethode.<br />

dehydrogenase enzym dat het onttrekken van waterstof aan een stof versnelt<br />

In veel gevallen is NAD + het co-enzym bij de reactie.<br />

dekweefsel epitheel; weefseltype dat dient als afgrenzing van het uitwendige milieu<br />

delingsweefsel meristeem; weefsel waarvan de cellen zich regelmatig delen<br />

demineraliseren verwijderen van mineralen uit water<br />

denatureren veranderen van de structuur van macromoleculen waardoor eigenschappen van de moleculen<br />

verloren gaan<br />

Eiwitten denatureren doorgaans bij hoge temperaturen, lage pH en hoge zoutconcentraties. Daarbij veran-<br />

dert de ruimtelijke bouw van de eiwitmoleculen.<br />

dendriet uitloper van een zenuwcel die impulsen naar het cellichaam geleidt; zie ook axon en afferent<br />

denitrificatie omzetting van nitraationen in o.a. stikstofgas; zie ook nitrificatie<br />

denitrificerende bacterie bacterie die nitraationen omzet in o.a. stikstofgas; zie ook nitrificerende bacterie<br />

D<br />

17


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

deoxyribose desoxyribose<br />

depolarisatie afname van het potentiaalverschil ter weerszijden van een celmembraan, meestal van een zenuw-<br />

cel; zie ook repolarisatie<br />

Wanneer het potentiaalverschil van een zenuwcel een bepaalde minimale waarde, de drempelwaarde, heeft<br />

bereikt, ontstaat een impuls.<br />

DES diëthylstilbestrol; kunstmatige oestrogene stof die vroeger gebruikt werd om een dreigende miskraam te<br />

voorkomen<br />

DES wordt niet meer toegepast omdat dochters van vrouwen die destijds met DES behandeld zijn, een ver-<br />

hoogde kans hebben op kanker aan de geslachtsorganen.<br />

desamineren afsplitsen van de aminogroep (NH2-groep) van een aminozuurmolecuul; zie ook transamineren<br />

desoxyribonucleïnezuur DNA<br />

desoxyribose monosacharide met vijf koolstofatomen per molecuul; bestanddeel van DNA<br />

detritus organische resten van planten en dieren in water<br />

diabetes mellitus suikerziekte; ziekte waarbij de regeling van het glucosegehalte van het bloed verstoord is,<br />

meestal door een tekort aan het hormoon insuline<br />

dialyse scheiding van stoffen met kleine moleculen van stoffen met grotere moleculen; bv. zouten van eiwitten<br />

Dialyse wordt bij sommige nierpatiënten toegepast om laagmoleculaire afvalstoffen uit het bloed te verwijde-<br />

ren; eiwitten en glucose blijven daarbij in het bloed aanwezig.<br />

diarree waterige ontlasting doordat in de dikke darm te weinig water aan de darminhoud wordt onttrokken<br />

diastole ontspanning van het hart; zie ook systole<br />

Tijdens de diastole is de bloeddruk laag: onderdruk.<br />

dichtheid 1 aantal individuen per oppervlakte- of volume-eenheid 2 massa per volume-eenheid<br />

De waarde van de dichtheid (2) van een stof is karakteristiek voor die stof.<br />

dictyosoom organel, bestaande uit een stapel schijfvormige compartimenten met blaasjes langs de randen; zie<br />

ook Golgi-apparaat<br />

Het dictyosoom heeft een functie bij het produceren en opslaan van stoffen door de cel. In het dictyosoom<br />

ondergaan eiwitmoleculen kleine veranderingen en worden andere stoffen gemaakt.<br />

diëthylstilbestrol DES<br />

dieren één van de vier rijken waarin alle organismen worden ingedeeld; heterotrofe, eencellige of meercellige<br />

organismen, waarvan de cellen een kern bezitten en niet door een celwand zijn omgeven<br />

differentiatie zie celdifferentiatie<br />

diffusie verplaatsing van een stof van een plaats met een hoge concentratie naar een plaats met een lage concen-<br />

tratie van die stof; zie ook osmose<br />

difterie besmettelijke bacteriële ziekte, meestal gepaard gaande met luchtweginfecties; zie ook dktp-injectie<br />

difterie-kinkhoest-tetanus-polio-injectie dktp-injectie<br />

dihybride kruising kruising, waarbij gelet wordt op twee eigenschappen en gewoonlijk twee allelenparen zijn<br />

betrokken<br />

dioxine gifstof die in zeer geringe concentratie schadelijk is<br />

Dioxine komt o.a. vrij bij vuilverbranding en kan chromosoomafwijkingen, miskramen en huidirritatie ver-<br />

oorzaken.<br />

18


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

dipeptidase enzym dat de hydrolyse van dipeptiden versnelt<br />

dipeptide organische stof waarvan elk molecuul door condensatie uit twee aminozuurmoleculen is ontstaan<br />

diploïd met twee keer het genoom (2n chromosomen) in de celkern<br />

disacharide organische stof waarvan elk molecuul door condensatie uit twee monosacharide-moleculen is ont-<br />

staan<br />

dissimilatie katabolisme; afbraakstofwisseling; deel van de stofwisseling waarbij grote moleculen worden omge-<br />

zet in kleinere en energie beschikbaar komt<br />

diurese uitscheiding van urine<br />

divergentie evolutie van een orgaan (of andere structuur) dat zich ontwikkelt tot twee of meer homologe orga-<br />

nen; zie ook convergentie<br />

diversiteit verscheidenheid; zie ook biodiversiteit en erfelijke verscheidenheid<br />

dktp-injectie difterie-kinkhoest-tetanus-polio-injectie; enkele malen herhaalde vaccinatie tegen genoemde ziek-<br />

ten bij zuigelingen en kleuters<br />

DNA desoxyribonucleïnezuur; polymeer van nucleotiden die zijn opgebouwd uit desoxyribose, fosfaat en de<br />

nucleïnebasen adenine, guanine cytosine en thymine<br />

DNA-moleculen zijn enkelstrengs of dubbelstrengs. DNA kan zichzelf kopiëren en bevat de code voor de ami-<br />

nozuurvolgorden in eiwitten en daardoor voor de erfelijke eigenschappen.<br />

DNA-fingerprint beeld van een streepjescode dat uit het DNA kan worden verkregen en dat voor elk individu<br />

kenmerkend is<br />

Met een enzym worden DNA-moleculen in stukjes van verschillende lengte geknipt; in een elektrisch veld<br />

worden stukjes van gelijke lengte en /of lading gesorteerd zodat een reeks van bandjes zichtbaar wordt.<br />

DNA-hybridisatie techniek om een deel van het DNA-molecuul met een specifieke nucleotidenvolgorde op te<br />

sporen, meestal bedoeld om organismen te herkennen.<br />

DNA-ligase enzym dat het aan elkaar binden van brokstukken van DNA-moleculen versnelt<br />

Dit enzym is betrokken bij de replicatie en het herstel van DNA en wordt gebruikt bij genetische modificatie<br />

door recombinant-DNA-techniek.<br />

DNA-polymerase enzym dat de replicatie van enkelstrengs of dubbelstrengs DNA versnelt<br />

DNase enzym dat de hydrolyse van DNA in nucleotiden versnelt<br />

DNA-virus virus dat DNA bevat; zie ook RNA-virus<br />

dode ruimte deel van de luchtwegen waar geen gaswisseling optreedt: neusholte, mondholte, keelholte, luchtpijp<br />

en zijn vertakkingen tot aan de longblaasjes<br />

dominant allel allel dat in een heterozygoot individu in het fenotype volledig tot uitdrukking komt, in tegenstel-<br />

ling tot het allel dat op de overeenkomstige locus in het homologe chromosoom aanwezig is; zie ook reces-<br />

sief allel<br />

donkerreactie deel van de fotosynthese waarbij glucose wordt gemaakt uit koolstofdioxide en waterstof (dat<br />

gebonden is aan een co-enzym), met behulp van ATP; zie ook lichtreactie<br />

draagkracht van een ecosysteem 1 maximale grootte van een populatie die een ecosysteem kan verdragen 2<br />

maximale beïnvloeding van een ecosysteem door invloeden van buitenaf waarbij een ecosysteem zich nog<br />

kan handhaven<br />

Voor toepassing van het begrip draagkracht wordt resp. gedacht aan:<br />

1 aantal kokmeeuwen per vierkante meter in een oligotroof ven,<br />

19


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

2 het ecosysteem van een poldersloot, waar stikstofzouten in worden geloosd.<br />

draagster/drager heterozygote persoon met per cel één recessief gen voor een nadelige eigenschap<br />

dreigen tonen van bereidheid tot aanvallend gedrag<br />

drempelwaarde minimale sterkte van een prikkel die effect heeft; zie ook prikkeldrempel<br />

drug verdovend, opwekkend of hallucinerend middel<br />

De meeste drugs hebben invloed op de werking van de synaps.<br />

druivensuiker glucose<br />

druppelen afgeven van water aan het einde van de nerven bij de rand van het blad<br />

Druppelen is een gevolg van worteldruk; het vindt meestal in de vroege morgen plaats, wanneer de lucht-<br />

vochtigheid erg groot is.<br />

dubbelstrengs DNA DNA waarvan elk molecuul bestaat uit twee nucleotidenketens die door waterstofbruggen<br />

met elkaar zijn verbonden<br />

ductus arteriosus ductus Botalli; verbinding tussen de longslagader en aorta in het bloedvatenstelsel voor de<br />

geboorte, die na de geboorte verdwijnt<br />

ductus Botalli ductus arteriosus<br />

dwarsgestreepte spier skeletspier; spier die bestaat uit lange vezels met donkere en lichte banden<br />

Dwarsgestreepte spieren worden door het animale zenuwstelsel geïnnerveerd en werken willekeurig.<br />

ECG elektrocardiogram; grafische weergave van de potentiaalverschillen aan de buitenzijde van het hart; geeft<br />

een beeld van de impulsvorming en -geleiding in de wand van het hart<br />

echoscopie techniek waarbij met behulp van geluidsgolven een beeld wordt gevormd van inwendig weefsel, bv.<br />

voor prenatale diagnostiek<br />

ecologie wetenschappelijke studie van de relatie tussen organismen en hun milieu<br />

ecologische nis niche<br />

ecologische piramide voedselpiramide; grafische voorstelling van een aspect van de trofische niveaus van een<br />

levensgemeenschap of van een voedselketen; zie ook piramide van biomassa, piramide van energie<br />

ecosysteem min of meer begrensd deel van de biosfeer, bestaande uit het biotisch gedeelte (de levensgemeen-<br />

schap) en het abiotisch gedeelte (de biotoop)<br />

ectoderm buitenste kiemblad van een embryo van dieren, waaruit o.a. de opperhuid en het zenuwstelsel ontstaan;<br />

zie ook mesoderm en entoderm<br />

eeneiige tweeling identieke tweeling die uit één bevruchte eicel is ontstaan; zie ook twee-eiige tweeling<br />

eenzaadlobbigen monocotylen; groep kruidachtige planten met parallelnervige bladeren, bijwortels en drietalli-<br />

ge bloemen; de vaatbundels liggen verspreid in de stengel; zie ook tweezaadlobbigen<br />

effector spier(cel) of klier(cel) die reageert op een prikkel van het zenuwstelsel of het endocriene stelsel<br />

efferent impulsen van het centrale zenuwstelsel afvoerend<br />

eicel vrouwelijke geslachtscel; zie ook zaadcel<br />

eicelmoedercel diploïde cel waaruit door meiose een eicel kan ontstaan<br />

eierstok ovarium<br />

eigenschap aspect van het fenotype<br />

eikel gevoelig uiteinde van de penis, omgeven door de voorhuid<br />

E<br />

20


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

eilandje van Langerhans groepje cellen in de alvleesklier dat de hormonen insuline en glucagon produceert<br />

eileider afvoergang voor eicellen, plaats waar bevruchting plaatsvindt<br />

einddarm endeldarm<br />

eisprong ovulatie<br />

eivlies laag om de embryozak in een zaadbeginsel; in de regel zijn er twee eivliezen om de embryozak<br />

eiwit proteïne; organische stof waarvan elk molecuul door condensatie uit een honderdtal of meer aminozuurmo-<br />

leculen is ontstaan<br />

eiwitstructuur (ruimtelijke) bouw van een eiwitmolecuul, waarmee de functie van het eiwit samenhangt<br />

eiwitsynthese proces aan het ribosoomoppervlak waarbij uit aminozuren eiwitten worden gemaakt<br />

Bij de eiwitsynthese zijn mRNA- en tRNA-moleculen betrokken.<br />

ejaculatie zaadlozing<br />

elektrocardiogram ECG<br />

elektroforese scheiding van deeltjes gebaseerd op grootte en/of lading in een elektrisch veld, bv. scheiding van<br />

aminozuren<br />

elektronentransportketen reeks van moleculen die elektronen in een aantal stappen overdragen; de vrijkomende<br />

energie wordt gebruikt bij de fosforylering<br />

Het elektronentransport vindt plaats in o.a. mitochondriën en chloroplasten.<br />

embolie verstopping van een haarvat of van een slagadertje<br />

Een embolie kan ontstaan doordat een met de bloedstroom meegevoerd bloedstolsel vast komt te zitten.<br />

embryo 1 kiem; jong plantje binnen een zaad 2 vroeg ontwikkelingsstadium van een dier binnen een ei of in de<br />

baarmoeder; zie ook foetus<br />

embryonale knop klompje cellen aan de binnenzijde van een blastocyste<br />

embryozak deel van het zaadbeginsel bij zaadplanten waarin zich de eicel bevindt; hieruit groeit na bevruchting<br />

het kiemplantje<br />

emigreren definitief vertrekken van een individu uit het gebied van zijn populatie<br />

emulgator stof die het ontstaan van een emulsie bevordert<br />

emulgeren doen ontstaan van een emulsie<br />

emulsie vloeistof waarin onoplosbare stof of stoffen in fijne druppeltjes verdeeld zweven, bv. melk<br />

endeldarm einddarm; rectum; deel van de dikke darm tussen karteldarm en anus, waarin de feces worden opge-<br />

slagen<br />

endemisch met een beperkte geografische verspreiding<br />

endocrien stelsel alle organen en celgroepen met inwendige afscheiding tezamen<br />

endocriene klier hormoonklier; klier die zijn product afgeeft aan het bloed<br />

endocytose proces waarbij cellen stoffen insluiten: pinocytose of fagocytose; zie ook exocytose<br />

endodermis schorsgrenslaag; binnenste laag van cellen van de schors<br />

De endodermis van de wortel is betrokken bij het ontstaan van worteldruk door actief transport van stoffen<br />

naar de houtvaten.<br />

endogeen van binnen komend; zie ook exogeen<br />

endoplasmatisch reticulum stelsel van membranen in eukaryote cellen dat uit twee bijna tegen elkaar liggende<br />

membranen bestaat, zodat afgeplatte holten en kanaaltjes ontstaan<br />

21


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

Het endoplasmatisch reticulum vervult een rol bij het transport van stoffen door de cel en bij de eiwitsynthe-<br />

se. Een deel van de ribosomen bevindt zich op het ruwe endoplasmatische reticulum.<br />

endosperm kiemwit<br />

endosymbiose-theorie theorie over het ontstaan van eukaryote cellen: oorspronkelijk vrijlevende prokaryoten<br />

zijn als organellen (mitochondriën en chloroplasten) in andere cellen gaan leven<br />

endotheel laag van cellen waarmee bloed- en lymfevaten en lichaamsholten van binnen bekleed zijn<br />

endotherme reactie chemische reactie waarbij energie wordt opgenomen; zie ook exotherme reactie<br />

energiestroom stroom van energierijke stoffen door de trofische niveaus in een voedselketen of levensgemeen-<br />

schap<br />

enkelstrengs DNA DNA waarvan elk molecuul bestaat uit één nucleotidenketen; zie ook dubbelstrengs DNA<br />

entoderm binnenste kiemblad van een dierlijk embryo waaruit o.a. de longen en het darmkanaal met bijbehoren-<br />

de klieren ontstaan; zie ook mesoderm en ectoderm<br />

entstof vaccin<br />

enzym biokatalysator; eiwit dat een stofwisselingsreactie versnelt zonder zelf verbruikt te worden; zie ook struc-<br />

tuureiwit<br />

enzym-substraatcomplex kortstondige verbinding tussen een enzymmolecuul en een molecuul van het sub-<br />

straat<br />

epidermis opperhuid<br />

epididymis bijbal<br />

epifysaire schijf groeischijf<br />

epifyse pijnappelklier; hormoonklier tussen de twee helften van de grote hersenen, die melatonine produceert<br />

epitheel dekweefsel<br />

epo erytropoëtine; stof die de aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg stimuleert<br />

equatoriaal vlak vlak in een zich delende cel dat loodrecht staat op de as tussen de beide polen en waarin tijdens<br />

de metafase van de kerndeling de chromosomen liggen<br />

ER endoplasmatisch reticulum<br />

erectie zwelling van penis of clitoris door extra bloedtoevoer<br />

erffactor gen<br />

erytrocyt rode bloedcel<br />

erytropoëtine epo<br />

essentieel aminozuur aminozuur dat een organisme niet uit andere aminozuren kan maken<br />

Essentiële aminozuren zoals voor de mens lysine, leucine, valine moeten in het voedsel aanwezig zijn.<br />

essentieel vetzuur onverzadigd vetzuur dat een organisme niet uit andere organische stoffen kan maken<br />

Essentiële vetzuren, zoals voor de mens linolzuur en linoleenzuur, moeten in het voedsel aanwezig zijn.<br />

ethanol alcohol met de formule CH3CH2OH<br />

ethogram opsomming en beschrijving van de gedragselementen van een diersoort; zie ook gedragsprotocol<br />

ethologie wetenschappelijke studie van gedrag<br />

eukaryoten organismen die in elke cel organellen bevatten en DNA binnen een kernmembraan: schimmels,<br />

planten en dieren; zie ook prokaryoten<br />

eutrofiëring (overmatige) toename van voedingstoffen binnen een ecosysteem<br />

22


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

eutroof voedselrijk; zie ook oligotroof<br />

evolutie geleidelijke ontwikkeling van het leven op aarde<br />

evolutietheorie theorie over de oorzaken en het verloop van evolutie<br />

exciteren prikkelen van een zenuw- of spiercel met als gevolg depolarisatie<br />

excretie uitscheiding<br />

exocytose verwijdering van stoffen uit de cel door middel van blaasjes die met het celmembraan versmelten; zie<br />

ook endocytose<br />

exogeen van buiten komend; zie ook endogeen<br />

exon deel van een DNA- of pre-mRNA-molecuul dat codeert voor een aminozuurvolgorde; zie ook intron<br />

exotherme reactie chemische reactie waarbij energie vrijkomt; zie ook endotherme reactie<br />

expressie zie genexpressie<br />

extern milieu ruimte om een individu heen en ook de door het lichaam omsloten ruimten die daarmee in verbin-<br />

ding staan; zie ook intern milieu<br />

De darmholte, de luchtwegen en de baarmoederholte behoren tot het externe milieu.<br />

externe secretie uitwendige afscheiding; afscheiding van één of meer stoffen via een afvoerbuis naar het externe<br />

milieu; zie ook interne secretie<br />

Klieren met externe secretie zijn bv. speekselklieren, zweetklieren en darmsapklieren.<br />

extracellulair buiten de cel; zie ook intracellulair<br />

Bij dieren wordt de ruimte voor de extracellulaire vloeistof het milieu intérieure genoemd.<br />

F1 eerste generatie van nakomelingen van de P-generatie (ouders in een kruising)<br />

F2 generatie van nakomelingen, verkregen door onderlinge paring of zelfbestuiving van de F1-individuen<br />

faag bacteriofaag<br />

fagocyt witte bloedcel die deeltjes kan opnemen<br />

F<br />

Fagocyten kunnen zich door het hele lichaam verplaatsen, ook buiten het bloedvaatstelsel; ze staan in dienst<br />

van de aspecifieke afweer tegen ziekteverwekkers.<br />

fagocytose type van endocytose: opname van vaste deeltjes in een cel door instulping van het celmembraan; zie<br />

ook pinocytose<br />

familie groep van verwante geslachten<br />

Verwante families worden samengevoegd in een orde.<br />

feces uitwerpselen<br />

feed-back terugkoppeling<br />

fenotype verzameling van alle waarneembare eigenschappen van een individu, ook wel gebruikt voor slechts één<br />

of enkele van deze eigenschappen<br />

Het fenotype komt tot stand door een gezamenlijke invloed van genen en milieufactoren.<br />

feromoon stof die in zeer kleine hoeveelheden door dieren wordt afgescheiden als signaal voor soortgenoten<br />

Bekende feromonen zijn de lokstoffen die wijfjes van insecten produceren. Deze lokstoffen worden ook ge-<br />

bruikt bij de biologische bestrijding van plaaginsecten.<br />

fibrine eiwit dat tijdens de bloedstolling onder invloed van het enzym trombine ontstaat uit fibrinogeen<br />

23


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

fibrinogeen oplosbaar eiwit in bloedplasma dat bij bloedstolling met behulp van het enzym trombine wordt<br />

omgezet in fibrine<br />

filament zeer dun draadvormig deeltje<br />

Spieren bevatten twee soorten submicroscopisch dunne filamenten: actine- en myosinefilamenten.<br />

fitness geschiktheid van een soort of individu voor het overleven<br />

floeem bast<br />

foetus zoogdierembryo waarbij het begin van alle organen aanwezig is; zie ook embryo<br />

Bij de mens spreekt men van foetus vanaf de derde maand na de bevruchting.<br />

fokken doen voortplanten van dieren met het doel gewenste eigenschappen van twee ouderdieren in hun nako-<br />

melingen te realiseren<br />

follikel 1 blaasje in een eierstok waarin zich een eicel ontwikkelt 2 blaasje in een klier waarin het klierproduct<br />

wordt opgeslagen 3 haarzakje in de huid<br />

follikelstimulerend hormoon FSH<br />

fosfaatgroep PO4-groep; groep atomen die voorkomt in o.a. DNA, RNA, ADP, ATP<br />

fosfolipide vetachtige stof; ester van glycerol met twee vetzuurmoleculen en een fosforzuurmolecuul<br />

Fosfolipiden zijn het hoofdbestanddeel van het celmembraan.<br />

fosforyleren toevoegen van een fosfaatgroep aan een verbinding<br />

fossiel rest of afdruk van een organisme uit de prehistorie<br />

fossiele brandstof steenkool, aardolie en aardgas, brandstof die zonder ingrijpen van de mens geen deel meer<br />

uitmaakt van de kringloop van stoffen<br />

fotoautotroof in staat tot fotosynthese<br />

fotosynthese koolstofassimilatie met licht als energiebron; zie ook chemosynthese<br />

fructose vruchtensuiker; monosacharide met zes koolstofatomen per molecuul; bestanddeel van sacharose<br />

FSH follikelstimulerend hormoon; hormoon uit de hypofysevoorkwab dat bij de vrouw de rijping van een folli-<br />

kel in de eierstok stimuleert en bij de man de productie van zaadcellen en testosteron stimuleert<br />

fungicide stof die schimmels doodt<br />

fylogenie ontwikkelingsgeschiedenis van een soort of ander taxon; zie ook ontogenie<br />

fysiologie wetenschappelijke studie van de werking van cellen, weefsel, organen en organismen<br />

fytoplankton plantaardig plankton; zie ook zoöplankton<br />

G1-fase deel van de celcyclus tussen de kerndeling en de fase van DNA-replicatie<br />

In de G1-fase vindt synthese plaats van eiwitten, o.a. enzymen die een rol spelen bij de verdubbeling van het<br />

DNA in de S-fase.<br />

G2-fase deel van de celcyclus tussen de fase van DNA-replicatie en de kerndeling<br />

In de G2-fase vindt synthese plaats van eiwitten waar de spoeldraden uit bestaan.<br />

gal vloeistof uit de lever, bestaande uit water met voornamelijk galzouten, galkleurstoffen en cholesterol<br />

galactose monosacharide met zes koolstofatomen per molecuul, bestanddeel van lactose<br />

galzout zout, dat ontstaat bij de hydrolyse van cholesterol en dat een bestanddeel van gal is<br />

Galzouten emulgeren vetten en bevorderen zo de vertering van vetten.<br />

G<br />

24


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

gameet geslachtscel<br />

gametofyt haploïde generatie bij planten met generatiewisseling, die ontstaat uit haploïde sporen; zie ook sporo-<br />

fyt<br />

gammastraling energierijke elektromagnetische straling, afkomstig van een radioactieve stof; zie ook alfa- en<br />

bètastraling<br />

Gammastralen dringen ver door in het lichaam en veroorzaken dan ernstige beschadiging van cellen.<br />

ganglion zenuwknoop<br />

gastheer organisme waarop of waarin een parasiet of een commensaal leeft<br />

gastrine hormoon uit kliercellen in de wand van de maag dat o.a. de maagsapsecretie stimuleert<br />

gastrula stadium in de embryonale ontwikkeling waarbij ecto- en entoderm zijn ontstaan<br />

Uit een zygote ontwikkelt zich achtereenvolgens een morula, een blastula en een gastrula.<br />

gaswisseling uitwisseling van gassen, meestal zuurstof en koolstofdioxide, met de directe omgeving<br />

geboortebeperking beperking van het aantal geboorten<br />

Toegepaste methoden bij de mens zijn o.a. anticonceptie met de pil, het spiraaltje en sterilisatie.<br />

geboortecijfer aantal dieren dat per tijdseenheid door voortplanting in een populatie ontstaat; zie ook sterftecijfer<br />

en netto reproductiefactor<br />

gebreksziekte ziekte die ontstaat door gebrek aan een bepaalde voedingsstof<br />

geconditioneerde reflex voorwaardelijke reflex<br />

gedaanteverwisseling metamorfose; overgang van het larvestadium naar het volwassen stadium<br />

gedrag iedere waarneembare activiteit van een dier<br />

gedragselement te onderscheiden deel van het gedrag van een dier<br />

gedragsketen min of meer vaste opeenvolging van gedragselementen van een dier<br />

Voorbeeld van een gedragsketen van een stekelbaarsmannetje tijdens de balts: zigzaggen – leiden – tonen –<br />

sidderen.<br />

gedragsprotocol lijst van gedragselementen in de waargenomen volgorde<br />

gedragssysteem groep van oorzakelijk met elkaar samenhangende gedragselementen, die vaak een gemeen-<br />

schappelijke functie hebben<br />

Voorbeelden: vluchten, vechten, jagen en nestelen.<br />

geel lichaam corpus luteum; deel van een eierstok dat ontstaat uit de follikelrest na de ovulatie en dat progeste-<br />

ron produceert<br />

geheugencel langlevende, inactieve lymfocyt die ontstaat na contact met een bepaald antigeen en die bij een<br />

tweede infectie met eenzelfde antigeen door celdelingen actieve lymfocyten produceert die een snelle af-<br />

weerreactie mogelijk maken<br />

Er zijn T-geheugencellen en B-geheugencellen.<br />

gekoppelde genen genen die in hetzelfde chromosoom gelegen zijn<br />

gelaagdheid (in een ecosysteem) aanwezigheid van verschillende lagen vegetaties zoals een boomlaag, struik-<br />

laag, kruidlaag en bodemlaag<br />

gele vlek deel van het netvlies rond het snijpunt met de optische as; zie ook blinde vlek<br />

Doordat in de gele vlek alleen kegeltjes voorkomen die dicht op elkaar liggen, is hiermee de beste waarne-<br />

ming mogelijk.<br />

geleedpotigen dieren met een uitwendig skelet, een geleed lichaam en gelede poten<br />

25


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

Voorbeelden: insecten, spinachtigen, kreeftachtigen en duizendpoten.<br />

gen deel van een chromosoom met de gecodeerde informatie voor de synthese van een reeks aminozuren in een<br />

bepaalde volgorde<br />

Het eiwitmolecuul dat gevormd wordt uit die reeks speelt gewoonlijk een rol bij het tot stand komen van het<br />

fenotype.<br />

genenbank verzameling van zo veel mogelijk variëteiten van land- en tuinbouwgewassen<br />

Een genenbank bevat veel genen van een soort zoals die voorkomt of voorkwam in zijn oorsprongsgebieden.<br />

Hij is ingesteld uit vrees voor verkleining van de erfelijke verscheidenheid.<br />

genenpool het totaal van verschillende genen in een populatie of van een soort<br />

De omvang van de genenpool is een maat voor de erfelijke verscheidenheid.<br />

generatieve kern kern in een stuifmeelkorrel of stuifmeelbuis die kan versmelten met de eikern; zie ook vegeta-<br />

tieve kern<br />

generatio spontanea tot in de 19 e eeuw verondersteld, vrij plotseling ontstaan van een organisme uit levenloze<br />

of dode materie<br />

genetic drift toevallige verandering in genfrequenties in een kleine populatie<br />

genetica erfelijkheidskunde<br />

genetisch gemodificeerd organisme ggo<br />

genetische code verzameling tripletten in DNA en RNA die de informatie bevat over de aminozuurvolgorde in<br />

polypeptideketens en eiwitten<br />

genetische diversiteit erfelijke verscheidenheid<br />

genetische modificatie kunstmatige verandering van DNA; zie ook ggo<br />

genexpressie tot stand komen van een eiwit door de informatie van een gen<br />

genfrequentie aantal malen dat in een populatie een bepaald gen voorkomt in verhouding tot het totale aantal<br />

loci voor dat gen in die populatie<br />

genmutatie verandering binnen een gen<br />

Meestal is het aantal of de volgorde van de nucleïnebasen veranderd.<br />

genoom gezamenlijke chromosomen van een haploïde kern<br />

genoommutatie verandering in het aantal chromosomen of in het aantal genomen per kern<br />

genotype verzameling genen van een cel of een deel van deze verzameling<br />

genus (mv. genera) geslacht<br />

geslacht 1 sekse 2 genus; groep van verwante soorten<br />

Verwante geslachten (2) worden samengevoegd in een familie. De wetenschappelijke naam van een soort be-<br />

gint met de geslachtsnaam, die met een hoofdletter wordt geschreven.<br />

geslachtelijke voortplanting voortplanting waarbij geslachtscellen samensmelten<br />

geslachtscel gameet; haploïde cel die kan samensmelten met een andere haploïde cel tot een zygote, bv. zaadcel,<br />

eicel; zie ook somatische cel<br />

geslachtschromosoom X-chromosoom, Y-chromosoom; chromosoom dat betrokken is bij het totstandkomen<br />

van het geslacht<br />

geslachtshormoon hormoon dat invloed heeft op de geslachtskenmerken, het voortplantingsgedrag en het func-<br />

tioneren van de geslachtsorganen<br />

26


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

geslachtskenmerk eigenschap die karakteristiek is voor een bepaalde sekse<br />

Er zijn primaire en secundaire geslachtskenmerken.<br />

geslachtsorgaan orgaan dat betrokken is bij de geslachtelijke voortplanting<br />

gevoelige periode fase in de ontwikkeling van een organisme waarin bepaalde prikkels het grootste effect heb-<br />

ben<br />

gewenning verminderde gevoeligheid voor een prikkel of voor een stof, waardoor de reactie vermindert<br />

ggo gm-organisme; genetisch gemodificeerd organisme; transgeen organisme; organisme, en ook zijn nakome-<br />

lingen, waarvan het DNA kunstmatig is veranderd<br />

Ggo’s ontstaan o.a. door recombinant DNA-techniek, door micro-injectie met erfelijk materiaal en door<br />

celfusie. Organismen die zijn ontstaan door genoomverdubbeling (poyploïden) worden niet tot de ggo’s ge-<br />

rekend.<br />

gidsfossiel fossiele soort die kenmerkend is voor een bepaalde aardlaag, een korte periode leefde en een grote<br />

geografische verspreiding had<br />

gisten eencellige schimmels<br />

gisting anaërobe dissimilatie; stofwisselingsproces waarbij in een reeks van reacties energie wordt vrijgemaakt<br />

uit glucose en waarbij o.a. melkzuur of alcohol ontstaat<br />

gladde spier onwillekeurige spier; spier die bestaat uit lange, spoelvormige cellen; zie ook dwarsgestreepte spier<br />

Gladde spieren worden door het autonome zenuwstelsel geïnnerveerd.<br />

glasachtig lichaam heldere, geleiachtige substantie in het midden van een oog<br />

glomerulus kluwentje van kleine bloedvaten in een kapsel van Bowman<br />

glucagon hormoon uit de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier, dat o.a. de omzetting van glycogeen in<br />

glucose stimuleert; zie ook adrenaline en insuline<br />

gluconeogenese synthese van glucose uit andere organische stoffen<br />

glucose druivensuiker; monosachararide met zes koolstofatomen per molecuul en dat ontstaat o.a. bij de fotosyn-<br />

these<br />

Glucose is een grondstof voor de synthese van sacharose, lactose, maltose, cellulose, glycogeen en zetmeel.<br />

glycerol alcohol met drie OH-groepen per molecuul<br />

Glycerol is een grondstof voor de synthese van vetten en lipoïden.<br />

glycogeen polysacharide waarvan elk molecuul bestaat uit een groot aantal glucose-eenheden<br />

Glycogeen is een reservestof, bv. in spier- en levercellen.<br />

glycolyse omzetting van glucose in pyrodruivenzuur in het grondplasma<br />

gm-organisme ggo<br />

Golgi-apparaat gezamenlijke dictyosomen van een cel<br />

gonade zaadbal of eierstok<br />

gonadotroop hormoon hormoon dat een gonade beïnvloedt<br />

grensstreng streng van ganglia buiten de wervelkolom die enerzijds in verbinding staan met het ruggenmerg en<br />

aan de andere kant met spieren en klieren<br />

De grensstrengen behoren tot het autonome zenuwstelsel.<br />

grijze stof zenuwweefsel dat een grijze kleur heeft doordat het in verhouding veel cellichamen van zenuwcellen<br />

en weinig gemyeliniseerde axonen bevat; zie ook witte stof<br />

Voorbeeld: het buitenste deel van grote en kleine hersenen en de binnenkant van het ruggenmerg.<br />

27


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

groeihormoon hormoon uit de hypofyse-voorkwab dat de lengtegroei van de botten stimuleert<br />

groeischijf epifysaire schijf; uit kraakbeen bestaande groeizone in een pijpbeen van een jong dier<br />

Onder invloed van geslachtshormonen verbeent de groeischijf tenslotte geheel.<br />

grondplasma cytoplasma zonder organellen<br />

grondstofwisseling basaalmetabolisme; stofwisseling van een individu in volstrekte rust<br />

grondwater al het water onder het bodemoppervlak; zie ook oppervlaktewater<br />

grote bloedsomloop deel van de bloedsomloop tussen de linkerkamer en de rechterboezem; zie ook grote<br />

bloedsomloop<br />

guanine één van de nucleïnebasen in DNA en RNA<br />

Guanine gaat bij de basenparing een binding aan met cytosine.<br />

haarvat capillair; zeer nauw bloedvat met dunne wand, waardoorheen uitwisseling van stoffen kan optreden<br />

habitat woonplaats van een soort<br />

halfwaardetijd halveringstijd<br />

halofyt zoutplant; plant met een hoge tolerantie voor schommelingen in de osmotische waarde van het milieu<br />

Halofyten groeien aan zeekusten en op zoutsteppen.<br />

halveringstijd halfwaardetijd; tijd waarin een hoeveelheid stof wordt gehalveerd<br />

Voorbeeld: de halveringstijd van hormonen in het bloed ligt tussen drie minuten en zes dagen; ook medicij-<br />

nen verschillen sterk in halveringstijd.<br />

haploïd met één keer het genoom (n chromosomen) per celkern<br />

Eicellen, zaadcellen en stuifmeelkorrels zijn haploïd.<br />

hard oogvlies zeer stevige, witte buitenlaag aan de buitenzijde van een oog<br />

Het harde oogvlies gaat aan de voorzijde over in het hoornvlies.<br />

Hardy & Weinberg, regel van regel volgens welke de genfrequenties in een grote populatie met aselecte paring<br />

gelijk blijven mits er geen mutatie, migratie of selectie plaatsvinden<br />

hartboezem boezem<br />

hartkamer kamer<br />

hartklep klep die het terugstromen van bloed naar een boezem of naar een kamer verhindert<br />

Hb hemoglobine<br />

HCG humaan chorion gonadotropine; hormoon uit de placenta dat de productie van oestrogeen en progesteron<br />

stimuleert<br />

helixstructuur spiraalvormige bouw<br />

helmdraad draadvormig deel van een meeldraad; de helmdraad draagt de helmknop<br />

helmhokje deel van een helmknop waarin uit stuifmeelmoedercellen door meiose stuifmeelkorrels ontstaan<br />

helmknop bovenste deel van een meeldraad<br />

De helmknop bevat eerst vier, later door samenvloeiing twee helmhokjes die bij rijping openbarsten.<br />

hematocriet percentage bloedcellen van het bloed<br />

De hematocriet neemt toe bij gebruik van epo.<br />

hemofilie bloederziekte; ziekte waarbij het bloed door een tekort aan een bepaalde stollingsfactor een langere<br />

stollingstijd heeft<br />

H<br />

28


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

Het gen dat de ziekte veroorzaakt is recessief en X-chromosomaal.<br />

hemoglobine Hb; eiwit in rode bloedcellen dat zuurstof en koolstofdioxide bindt<br />

hemolyse opzwellen en openbarsten van de rode bloedcellen<br />

Hemolyse kan worden veroorzaakt door verlaging van de osmotische waarde van het bloed of door gifstof-<br />

fen.<br />

herbicide stof die planten doodt<br />

herbivoor planteneter, plantenetend; zie ook carnivoor en omnivoor<br />

hermafrodiet (dier) met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen<br />

hersenen deel van het centrale zenuwstelsel in de schedelholte<br />

De hersenen bestaan uit de grote hersenen, de kleine hersenen en de hersenstam.<br />

hersenschors buitenste deel van de grote hersenen, bestaande uit grijze stof<br />

hersenstam deel van de hersenen dat zich onder de grote en kleine hersenen bevindt en in verbinding staat met<br />

het ruggenmerg<br />

De hersenstam bevat o.a. centra van het autonome zenuwstelsel.<br />

heterotroof niet in staat tot koolstofassimilatie, dus voor de energiebehoefte aangewezen op organische stoffen<br />

Dieren, schimmels en de meeste bacteriesoorten zijn heterotroof.<br />

heterozygoot met ongelijke allelen voor een bepaalde eigenschap<br />

histamine stof die vrijkomt bij allergische reacties en bij stress en die het autonome zenuwstelsel activeert<br />

HIV humaan immunodeficiëntie virus; virus dat de ziekte aids veroorzaakt<br />

HLA humaan leukocyten antigeen; antigeen op het membraan van leukocyten en andere kernhoudende cellen,<br />

dat een rol speelt bij afstoting na weefseltransplantatie<br />

holle ader ader zonder kleppen waarin het bloed terugstroomt vanuit het lichaam naar de rechterboezem<br />

homeostase het op een bepaalde normwaarde houden van een factor in het inwendige milieu door het zenuwstel-<br />

sel en/of hormonen; zie ook terugkoppeling<br />

Homo erectus wetenschappelijke naam voor een fossiele mens uit het Pleistoceen die direct vooraf ging aan<br />

Homo sapiens<br />

Homo sapiens wetenschappelijke naam voor de hedendaagse mens<br />

homoiotherm warmbloedig<br />

homologe chromosomen chromosomen die overeenkomen in lengte, ligging van het centromeer en ligging van<br />

de loci voor de genen<br />

homologie gelijkenis als gevolg van afstamming van een gemeenschappelijke voorouder; zie ook analogie<br />

De pootskeletten van gewervelde dieren zijn homoloog.<br />

homozygoot met gelijke allelen voor een bepaalde eigenschap<br />

hoornlaag buitenste laag van de opperhuid, bestaande uit afgestorven, verhoornde cellen<br />

hoornvlies stevige, doorzichtige buitenlaag aan de voorzijde van een oog<br />

Het hoornvlies gaat aan de achterzijde over in het harde oogvlies.<br />

hormoon stof met regulerende werking die bij dieren wordt afgegeven aan het bloed<br />

hormoonklier endocriene klier; klier die een of meer hormonen afscheidt en afgeeft aan het bloed<br />

hout xyleem; weefseltype in planten dat dient voor transport, vooral van water en zouten; zie ook bast<br />

Hout bevat o.a. houtvaten en houtvezels.<br />

houtstof bestanddeel van de celwanden in hout<br />

29


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

houtvat transportkanaal in hout, vooral voor water en zouten, soms ook voor organische stoffen; zie ook bastvat<br />

Bij het ontstaan van houtvaten worden wanden tussen cellen opgeruimd; vervolgens verdwijnen de cellen en<br />

blijft een kanaal over.<br />

huidmondje regelbare opening in de opperhuid van bladeren en stengels, omgeven door twee sluitcellen<br />

humaan chorion gonadotropine HCG<br />

humaan immunodeficientie virus HIV<br />

humaan leukocyten antigeen HLA<br />

humus organisch materiaal dat ontstaat door gedeeltelijke omzetting van organische resten op en in de bodem;<br />

zie ook strooisellaag<br />

hydrofiel in water oplosbaar; zie ook hydrofoob<br />

hydrofoob moeilijk in water oplosbaar; zie ook hydrofiel<br />

hydrofyt waterplant; plant die in het water leeft en die niet tot het plankton behoort<br />

hydrolase enzym dat betrokken is bij de splitsing van moleculen onder opneming van water<br />

hydrolyse splitsing van moleculen waarbij water wordt opgenomen<br />

hymen maagdenvlies<br />

hyperfunctie sterk verhoogde werkzaamheid van een orgaan; zie ook hypofunctie<br />

Een klier met hyperfunctie scheidt te veel klierproduct af<br />

hyperglykemie sterk verhoogde glucoseconcentratie in het bloed; zie ook hypoglykemie<br />

Hyperglykemie is een verschijnsel bij diabetes.<br />

hyperpolarisatie verhoging van de rustpotentiaal<br />

hypertonisch met een hogere osmotische waarde; zie ook hypo- en isotonisch<br />

hypofunctie sterk verlaagde werkzaamheid van een orgaan; zie ook hyperfunctie<br />

Een klier met hypofunctie scheidt te weinig klierproduct af.<br />

hypofyse hersenaanhangsel; hormoonklier onder de hersenen die hormonen afscheidt waarvan de meeste de<br />

werking van andere hormoonklieren stimuleren<br />

De hypofyse bestaat uit een voorkwab en een achterkwab, en staat in contact met de hypothalamus.<br />

hypoglykemie sterk verlaagde glucoseconcentratie in het bloed; zie ook hyperglykemie<br />

Hypoglykemie kan het gevolg zijn van een te hoge insulineconcentratie in het bloed bij een ziekte van de al-<br />

vleesklier of bij een te hoge dosering insuline bij diabetes.<br />

hypothalamus deel van de hersenstam dat met de hypofyse-achterkwab in verbinding staat en door de afschei-<br />

ding van neurohormonen de werking van de hypofyse regelt<br />

hypothese als voorlopige waarheid aangenomen maar nog te bewijzen veronderstelling<br />

Een hypothese is een wetenschappelijke verklaring voor een verschijnsel waarvoor men argumenten heeft<br />

maar nog onvoldoende bewijs voor de juistheid ervan. In betekenis is hypothese niet scherp te scheiden van<br />

theorie.<br />

hypotonisch met een lagere osmotische waarde; zie ook hypo- en isotonisch<br />

identieke tweeling eeneiige tweeling<br />

imago volwassen insect; zie ook larve en gedaanteverwisseling<br />

imitatie nabootsing<br />

I<br />

30


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

immigratie aankomst en vestiging van een individu in een gebied of populatie; zie ook emigratie<br />

immuniseren immuun maken<br />

Men onderscheidt actieve immunisatie waarbij een individu zelf een afweerreactie opbouwt en passieve im-<br />

munisatie waarbij een individu antistof ontvangt.<br />

immuniteit onvatbaarheid voor een bepaalde ziekte<br />

Immuniteit berust op het bezit van geheugencellen.<br />

immunoglobuline antistof<br />

immuun onvatbaar voor een bepaalde ziekte<br />

implantatie innesteling<br />

impuls depolarisatie die zich langs het celmembraan van spier- en zenuwcellen voortbeweegt<br />

impulsoverdracht opwekken van een nieuwe impuls door afgifte van neurotransmitter bij de synaps<br />

Niet altijd is de hoeveelheid neurotransmitter die afgegeven wordt voldoende voor het opwekken van een im-<br />

puls in de volgende zenuwcel.<br />

incubatie kweken van bacteriecultures in vitro<br />

incubatietijd 1 periode tussen de besmetting met een micro-organisme en het optreden van ziekteverschijnselen<br />

2 periode tussen de kunstmatige besmetting van een voedingsbodem met micro-organismen en de eerste met<br />

het blote oog zichtbare micro-organismen.<br />

indicatorsoort soort die gebruikt kan worden om specifieke milieuomstandigheden te karakteriseren<br />

Het zinkviooltje is een indicatorsoort voor zinkhoudende bodem in Zuid-Limburg.<br />

inductie invloed van cellen op buurcellen<br />

Inductie gebeurt door middel van inducerende stoffen en is van belang bij de specialisatie van embryonale<br />

cellen.<br />

industrieel melanisme verschijnsel dat in industriegebieden relatief veel donkere kleurvarianten voorkomen<br />

inenten vaccineren<br />

infectie 1 besmetting met een ziekteverwekker 2 (medisch) ontsteking na besmetting met een ziekteverwekker<br />

inhibitie remming<br />

Een inhiberende neurotransmitter verhoogt de membraanpotentiaal. Het opwekken van een impuls wordt<br />

daardoor bemoeilijkt.<br />

innerveren een spier of klier via zenuwen van impulsen voorzien<br />

innestelen vasthechten van het jonge embryo of de blastocyste in het baarmoederslijmvlies<br />

inprenten aanleren van een bepaald gedrag in korte tijd en gedurende een bepaalde fase van het leven (de gevoe-<br />

lige periode), en waarvan de aanzet een erfelijke basis heeft<br />

Inprenten leidt vaak tot het vastleggen van soortspecifieke eigenschappen (bv. vogelzang) en van sociale<br />

banden, bv.de binding van het kuiken dat pas uit het ei komt als het de moeder ziet.<br />

insect geleedpotig dier met zes poten<br />

insectenbloem bloem die bestoven wordt door insecten; zie ook windbloem<br />

insecticide stof die insecten doodt<br />

insectivoor insecteneter, insectenetend<br />

insemineren inbrengen van sperma in het vrouwelijke voortplantingsstelsel<br />

insnoering van Ranvier onderbreking van de mergschede van een axon, waardoor het axon daar onbedekt is<br />

Door deze insnoeringen is sprongsgewijze impulsgeleiding mogelijk.<br />

31


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

instinct neiging tot handelen<br />

insuline hormoon uit de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier dat de doorlaatbaarheid van celmembranen<br />

voor glucose verhoogt en mede daardoor het glucosegehalte van het bloed verlaagt; zie ook adrenaline en<br />

glucagon<br />

inteelt kruising van verwanten<br />

Inteelt leidt tot toename van het aantal eigenschappen waarvoor de nakomelingen homozygoot zijn. Soms is<br />

dat gewenst (fokkers), soms ongewenst (ziekten).<br />

intercellulaire holte gewoonlijk met gassen gevulde holte tussen plantencellen<br />

interfase periode tussen twee celdelingen<br />

De interfase is het deel van de celcyclus met de G1-, S- en G2-fase.<br />

intermediair fenotype fenotype waarin bij een heterozygoot individu beide allelen tot uiting komen<br />

intern milieu ruimten in het lichaam die niet met de buitenwereld in verbinding staan; zie ook extern milieu<br />

Het bloed, weefselvocht en de cellen behoren tot het interne milieu.<br />

interne secretie inwendige afscheiding; afscheiding van hormonen; zie ook externe secretie<br />

interpleurale ruimte ruimte tussen longvlies en borstvlies waarin zich een dunne laag vloeistof bevindt zodat<br />

borstvlies en longvlies ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven<br />

interspecifiek tussen de soorten onderling; zie ook intraspecifiek<br />

intracellulair in de cel; zie ook extracellulair<br />

intraspecifiek tussen soortgenoten onderling; zie ook interspecifiek<br />

intron deel van een DNA- of pre-mRNA-molecuul dat niet codeert voor een aminozuurvolgorde; zie ook exon<br />

Voordat de translatie plaats vindt, worden met enzymen de introns uit het pre-mRNA verwijderd, waardoor<br />

in het mRNA de exons achter elkaar komen te liggen.<br />

in vitro in glas<br />

Meestal gaat het om het kweken van cellen onder laboratoriumomstandigheden.<br />

in-vitrofertilisatie ivf<br />

in vivo in levende toestand; in de levende cel of in het intacte organisme<br />

inwendige afscheiding interne secretie<br />

inzicht vermogen van een dier (of mens) in een onbekende situatie de oplossing van een probleem te vinden door<br />

verschillende ervaringen te combineren<br />

ion atoom met een elektrische lading als gevolg van opname of afgifte van één of meer elektronen<br />

iris regenboogvlies; vlies in een oog tussen hoornvlies en lens waarin zich een opening (de pupil) bevindt<br />

De iris bevat pigment en spieren die de pupil nauwer en wijder kunnen maken; zie ook pupilreflex. De iris<br />

gaat naar de achterzijde over in het vaatvlies.<br />

irreversibel onomkeerbaar; zie ook reversibel<br />

isolatie scheiding van soortgenoten waardoor uitwisseling van genen tussen deelpopulaties verhinderd wordt<br />

In verband met het ontstaan van nieuwe rassen en soorten onderscheidt men geografische en ecologische<br />

isolatie en isolatie door verschil in gedrag.<br />

isotonisch met gelijke osmotische waarde; zie ook hyper- en hypotonisch<br />

ivf in-vitrofertilisatie; reageerbuisbevruchting; bevruchting van een eicel buiten het moederlichaam<br />

J<br />

32


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

jaargrens scheiding tussen twee jaarringen<br />

Op een jaargrens grenst het donkere hout van de zomer aan het lichte hout van het nieuwe voorjaar<br />

jaarring laagje hout dat in één jaar gevormd is<br />

J-curve kromme in een diagram in de vorm van een J: hij stijgt eerst langzaam en dan steeds sneller; zie ook S-<br />

curve<br />

Een J-curve ontstaat bij exponentiële of ongeremde groei van een populatie.<br />

kamer ventrikel; deel van een hart dat bloed naar de slagaders pompt; zie ook boezem<br />

kanker ziekte waarbij ongeremde celdeling optreedt doordat de regelmechanismen voor de deling van cellen<br />

verstoord zijn<br />

kapsel van Bowman bekervormig begin van een nierkanaaltje in een nier van gewervelde dieren, dat de glome-<br />

rulus grotendeels omsluit<br />

karyogram afbeelding van naar grootte gerangschikte en in paren gegroepeerde chromosomen van een cel<br />

katabolisme dissimilatie<br />

katalysator stof die een chemische reactie kan versnellen zonder zelf verbruikt te worden<br />

kegeltje kleurgevoelige zintuigcel in het netvlies van een oog; zie ook staafje<br />

Kegeltjes hebben een hoge drempelwaarde en liggen vooral in de gele vlek.<br />

kelk krans van buitenste bloembladeren; meestal groen gekleurd en kleiner dan de kroon<br />

keratine hoornstof; eiwit in de hoornlaag en in haren, nagels en hoorns<br />

kern celkern<br />

kerndeling proces waarbij uit één kern twee nieuwe kernen ontstaan en waarbij deling of verdeling van de<br />

chromosomen plaatsvindt<br />

Voorbeelden: mitose en meiose.<br />

kernlichaampje deel van een celkern dat betrokken is bij de synthese van RNA<br />

kernmembraan deel van het membranenstelsel van de cel dat de kern afgrenst van het cytoplasma<br />

kernporie opening in het kernmembraan<br />

Door de kernporiën gaan mRNA-moleculen naar het cytoplasma.<br />

kernspoel spoelfiguur; structuur in de cel tijdens de kerndeling, bestaande uit steun- en trekdraden<br />

kerntransplantatie overbrengen van een celkern van een gespecialiseerde cel naar een cel (meestal een eicel of<br />

een embryonale cel) waaruit de celkern verwijderd is<br />

KI kunstmatige inseminatie; kunstmatig inbrengen van sperma in het vrouwelijke voortplantingsstelsel<br />

KID kunstmatige inseminatie met donorsperma<br />

kiem embryo; jong plantje binnen een zaad<br />

kiemblad laag van cellen in het embryo waaruit zich bepaalde organen ontwikkelen<br />

De drie kiembladen in embryo’s van gewervelde dieren zijn: ectoderm, mesoderm en entoderm<br />

kiemlaag onderste laag cellen van de opperhuid, waar door celdeling de opperhuid aangroeit; zie ook hoornlaag<br />

kiemwit endosperm; deel van een zaad waar zich reservevoedsel kan bevinden<br />

Het kiemwit behoort niet tot het embryo, in tegenstelling tot de zaadlob(ben).<br />

kieuw gaswisselingsorgaan van waterdieren<br />

kittelaar clitoris<br />

K<br />

33


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

klaplong long die ingeklapt is door eigen veerkracht nadat vocht of lucht tussen borstvlies en longvlies is geko-<br />

men<br />

klasse groep van verwante ordes<br />

Verwante klassen worden samengevoegd in een afdeling.<br />

klassiek conditioneren aanleren van een voorwaardelijke reflex; zie ook operant conditioneren<br />

kleine bloedsomloop deel van de bloedsomloop tussen de rechterkamer en de linkerboezem ; zie ook grote<br />

bloedsomloop<br />

klier orgaan dat nuttige stoffen afscheidt<br />

Er zijn klieren met externe secretie en klieren met interne secretie. Die nuttige stoffen zijn bv. verteringssap-<br />

pen, zweet, hormonen.<br />

klieving celdeling waarbij geen groei van de cel optreedt<br />

De eerste delingen van de eicel na bevruchting zijn klievingen; daarbij neemt de grootte van de cel af.<br />

klonen produceren van een kloon<br />

kloneren klonen<br />

kloon verzameling individuen of cellen die door mitose uit één individu of cel is ontstaan<br />

Alle individuen van een kloon hebben hetzelfde genotype als het uitgangsindividu of uitgangscel.<br />

kloppende vacuole organel dat bij eencellige dieren water uitscheidt<br />

knolletjesbacterie stikstofbindende bacterie in wortelknolletjes van vooral vlinderbloemige planten<br />

koolhydraat sacharide; organische stof met de algemene formule Cn(H2O)m<br />

Er zijn monosachariden, disachariden en polysachariden.<br />

koolstof-14 14 C<br />

koolstofassimilatie omzetting van koolstofdioxide en water of een andere waterstofdonor in glucose onder<br />

opname van energie<br />

Afhankelijk van de energiebron worden fotosynthese en chemosynthese onderscheiden.<br />

koolstofkringloop cyclische reeks van processen die koolstofatomen in en buiten organismen doorlopen<br />

koppeling (in genetica) verschijnsel dat genen in één chromosoom liggen<br />

koppelingsgroep verzameling genen die in hetzelfde chromosoom liggen en daardoor gezamenlijk kunnen<br />

overerven<br />

korte-keten-vetzuur vetzuur met twee tot zes koolstofatomen in de koolstofketen<br />

koudbloedig poikilotherm; zie ook warmbloedig<br />

Aangezien een poikilotherm dier in een warme omgeving niet koud is, is dit een ongelukkige term.<br />

kraakbeen type steunweefsel bestaande uit groepjes van twee à drie cellen in stevige maar ook buigzame tus-<br />

sencelstof<br />

kransader ader waardoor bloed van de hartspier wegstroomt<br />

kransslagader zijtak van de aorta, waardoor bloed naar de hartspier toestroomt<br />

Bij een hartinfarct zijn één of meer vertakkingen van de kransslagader verstopt geraakt.<br />

Krebscyclus citroenzuurcyclus<br />

kroon krans van binnenste bloembladeren; kroonbladeren zijn meestal niet groen en groter dan kelkbladeren<br />

kruisbestuiving bestuiving waarbij het stuifmeel van een bloem van een andere plant van dezelfde soort komt;<br />

zie ook zelfbestuiving<br />

34


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

kruising geslachtelijke voortplanting van individuen met ongelijke genotypen<br />

kunstmatig systeem ordening van soorten op grond van één criterium; zie ook natuurlijk systeem<br />

Een kunstmatig systeem geeft geen verwantschapsrelaties weer.<br />

kunstmatige inseminatie KI<br />

kunstmatige selectie selectie door de mens; zie ook natuurlijke selectie<br />

kurk weefseltype aan de buitenzijde van houtige stengels, hoofdzakelijk bestaande uit dikke celwanden<br />

lactase enzym dat de hydrolyse van lactose in glucose en galactose versnelt<br />

lactatie afscheiding van melk<br />

lactose melksuiker; disacharide waarvan elk molecuul bestaat uit een glucose- en galactose-eenheid<br />

lamarckisme theorie van Lamarck die het ontstaan van soorten organismen verklaart doordat individuen zouden<br />

streven naar eigen aanpassing<br />

Volgens Lamarck leidt veelvuldig gebruik van een orgaan tot ontwikkeling en versterking ervan, en een<br />

voortdurend niet-gebruik tot degeneratie ervan; deze verworven aanpassingen zouden overerven op de na-<br />

komelingen.<br />

larve jeugdvorm die in bouw van de volwassen vorm verschilt; zie ook imago en gedaanteverwisseling<br />

lederhuid laag van de huid tussen opperhuid en onderhuids bindweefsel<br />

leerproces proces waarbij ervaring leidt tot gedragsverandering<br />

lensbandje lensophangbandje; korte, niet-elastische bindweefselstreng tussen lens en ciliairspier in een oog<br />

letaal dodelijk<br />

leukemie ziekte door woekering van cellen waaruit witte bloedcellen ontstaan<br />

leukocyt witte bloedcel<br />

leukoplast kleurloze plastide<br />

Een leukoplast die zetmeel bevat, heet amyloplast.<br />

levenloos niet levend en nooit geleefd hebbend<br />

levenscyclus opeenvolgende ontwikkelingsstadia van een organisme tot aan hetzelfde ontwikkelingsstadium in<br />

de volgende generatie<br />

levensgemeenschap gezamenlijke organismen in een ecosysteem<br />

lever orgaan in de buikholte dat bij vele processen betrokken is, o.a. stofwisseling, bloedvorming, afbraak van<br />

lichaamsvreemde stoffen en uitscheiding<br />

LH luteïniserend hormoon; hormoon uit de hypofysevoorkwab dat bij de vrouw de ovulatie stimuleert en het<br />

L<br />

ontstaan en functioneren van het gele lichaam stimuleert; bij de man stimuleert het de productie van zaadcel-<br />

len<br />

libido geslachtsdrift<br />

lichaampje van Barr één van de twee X-chromosomen dat in de meeste cellen van een vrouwelijk individu<br />

inactief is<br />

In de sportwereld wordt van de aanwezigheid van het Barr-lichaampje gebruik gemaakt voor de seksetest.<br />

lichaamsvreemd(e) cel/orgaan cel of orgaan van een ander organisme<br />

Lichaamsvreemde cellen of organen kunnen in een organisme een afweerreactie oproepen.<br />

35


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

lichtreactie deel van de fotosynthese waarbij lichtenergie wordt gebruikt voor de vorming van ATP en de bin-<br />

ding van waterstof aan een co-enzym en waarbij zuurstof wordt gevormd; zie ook donkerreactie<br />

lijmgevende stof collageen; eiwitachtige, vezelvormige stof in de tussencelstof van bindweefsel, kraakbeen en<br />

beenweefsel<br />

lipase enzym dat hydrolyse van vetten in glycerol en vetzuren versnelt<br />

lipiden verzamelnaam voor vetten en lipoïden<br />

lipofiel in vet oplosbaar; zie ook lipofoob<br />

lipofoob moeilijk in vet oplosbaar; zie ook lipofiel<br />

lipogenese synthese van vet uit andere stoffen<br />

lipoïde vetachtige stof<br />

Bekende lipoïden zijn fosfolipiden en steroïden.<br />

locus (mv. loci) plaats van een gen in een chromosoom<br />

long gaswisselingsorgaan in de borstholte<br />

longblaasje deel van longen waar de gaswisseling tussen bloed en lucht plaatsvindt<br />

longvlies bindweefselvlies aan de buitenzijde van de longen<br />

Longvlies en borstvlies heten samen pleura; beide zijn van elkaar gescheiden door een dun laagje vloeistof.<br />

loofbos bos dat bestaat uit bomen met bladeren, dus geen naaldbomen<br />

luchtwegen ruimten in het lichaam die gevuld zijn met lucht en betrokken zijn bij de ademhaling<br />

Tot de luchtwegen behoren de mond- neus- en keelholte, het strottenhoofd en de luchtpijp met zijn vertakkin-<br />

gen.<br />

lus van Henle gedeelte van het nierkanaaltje in een niereenheid<br />

luteïniserend hormoon LH<br />

lymfe vloeistof in het lymfevatenstelsel<br />

Lymfe ontstaat als weefselvloeistof de lymfevaten binnen stroomt.<br />

lymfeklier lymfeknoop<br />

lymfeknoop lymfeklier; onderdeel van het lymfevatenstelsel, vaak gelegen waar lymfevaten samenkomen<br />

In een lymfeknoop bevinden zich veel lymfocyten die na contact met antigeen afweerreacties uitvoeren.<br />

lymfevatenstelsel stelsel van kanalen waardoor lymfe naar het bloedvatenstelsel stroomt<br />

Lymfevaten hebben kleppen voor het transport van de lymfe.<br />

lymfocyt kleine witte bloedcel met ongelobde kern<br />

Lymfocyten (o.a. T- en B-lymfocyten) staan in dienst van de afweer met behulp van antistof.<br />

lysosoom organel met verteringsenzymen<br />

Lysosomen ontstaan als blaasjes die afgesnoerd worden van een dictyosoom.<br />

maagdenvlies hymen; vlies dat de ingang van de vagina gedeeltelijk afsluit<br />

maagportier kringspier tussen de maag en de twaalfvingerige darm<br />

De maagportier is samengetrokken als de pH in de twaalfvingerige darm laag is.<br />

maagsap sap uit de klieren in de maagwand en dat o.a. zoutzuur en pepsine bevat<br />

MAC maximum allowable concentration; maximale concentratie van een schadelijke stof die aanvaard wordt als<br />

norm voor blootstelling op een werkplek<br />

M<br />

36


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

MAC-waarden zijn een compromis tussen gezondheidsbelangen en economische belangen.<br />

macrofaag grote, witte bloedcel met een gelobde kern, die zowel in als buiten het bloedvatenstelsel fagocyteert<br />

Als bij fagocytose antigeenmoleculen zijn opgenomen, kunnen deze in het celmembraan worden ingebouwd<br />

en aan T-lymfocyten worden gepresenteerd.<br />

macromeer één van de grotere cellen die ontstaan bij klievingen van de eicel; zie ook micromeer<br />

macroscopisch met het blote oog of een loep waarneembaar; zie ook microscopisch<br />

maltase enzym dat de hydrolyse van maltose in glucose versnelt<br />

maltose moutsuiker; disacharide waarvan elk molecuul bestaat uit twee glucose-eenheden<br />

maximum acceptable concentration MAC<br />

maximum immission concentration MIC<br />

mDNA mitochondriaal DNA; DNA in de mitochondriën waarvan de aanwezigheid verklaard wordt met de<br />

endosymbiose-theorie<br />

Mitochondriaal DNA wordt onveranderd in de vrouwelijke lijn doorgegeven; het is daardoor geschikt voor<br />

afstammingsonderzoek.<br />

meekoppeling positieve terugkoppeling<br />

meeldraad deel van een bloem dat stuifmeel vormt<br />

meervoudig onverzadigd vetzuur vetzuur met per molecuul twee of meer dubbele bindingen tussen opeenvol-<br />

gende koolstofatomen; zie ook verzadigd vetzuur<br />

meiose reductiedeling; combinatie van twee opeenvolgende kerndelingen, meiose I en meiose II, waardoor<br />

haploïde kernen ontstaan uit een diploïde kern<br />

melanine zwart of donkerbruin pigment<br />

melanocyt pigmentvormende cel in de huid<br />

melatonine hormoon uit de epifyse dat lichtvariaties koppelt aan lichaamfuncties<br />

Melatonine speelt een rol bij dag/nacht- en seizoenritmen.<br />

melksuiker lactose<br />

melkzuur organisch zuur dat kan ontstaan bij anaërobe dissimilatie van glucose<br />

melkzuurgisting anaërobe dissimilatie van glucose met melkzuur als eindproduct<br />

Deze afbraak levert per molecuul glucose twee moleculen ATP op.<br />

membraan begrenzend vlies<br />

menopauze periode in het leven van een vrouw waarin de eierstokken geleidelijk inactief worden<br />

menstruatie periodiek afstoten van een deel van het slijmvlies van de baarmoeder bij de meeste primaten<br />

menstruatiecyclus maandelijkse cyclus van gebeurtenissen in de baarmoeder, door de invloed van hormonen uit<br />

de hypofyse en ovaria<br />

merg centraal gelegen deel van een orgaan<br />

Voorbeelden: merg van de stengel, niermerg, beenmerg, ruggenmerg.<br />

mergschede myeleïneschede; laag van cellen die om een zenuwceluitloper gerold zijn<br />

Tussen twee opeenvolgende cellen is een kleine ruimte, de insnoering van Ranvier.<br />

mergstraal verbinding tussen schors en merg van een houtige stengel, bestaande uit parenchym en met als func-<br />

tie radiaal transport<br />

meristeem delingsweefsel<br />

37


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

mesoderm middelste kiemblad van een dierlijk embryo, waaruit o.a. het skelet, spieren, het hart en bloedvaten,<br />

geslachtsorganen en nieren ontstaan; zie ook ectoderm en mesoderm<br />

messenger RNA mRNA<br />

mestcel bepaald type witte bloedcel met receptormoleculen voor antistof en die betrokken is bij allergie<br />

Allergie ontstaat na blootstelling aan een bepaalde stof (antigeen). Bij het eerste contact wordt antistof ge-<br />

maakt die zich hecht aan het celmembraan van een bepaald type witte bloedcel: mestcel. De mestcel zal bij<br />

hernieuwd contact met het antigeen reageren met de afgifte van o.a. histamine.<br />

meststof anorganische stof die de groei van planten bevordert en die ontstaat uit dierlijke en plantaardige afval of<br />

kunstmatig wordt geproduceerd<br />

metabolisme stofwisseling; zie ook basaalmetabolisme<br />

metafase fase in kerndeling tussen profase en anafase waarin de chromosomen in het equatorvlak liggen<br />

metamorfose gedaanteverwisseling<br />

metastase uitzaaiing van kankercellen<br />

MHC major histocompatibility complex; eiwitten in het celmembraan die een rol spelen bij het aanbieden van<br />

antigeen van binnengedrongen ziekteverwekkers aan cellen van het afweersysteem<br />

De eiwitten van MHC-I presenteren antigeen van een virusgeïnfecteerde cel aan de cytotoxische T-cellen. De<br />

eiwitten van MHC-II presenteren antigeen aan de macrofagen en aan de B-lymfocyten.<br />

microklimaat gezamenlijke klimaatsomstandigheden in een klein gebied, bv. de bodem onder de bomen, de<br />

noordkant van een duinhelling<br />

micromeer één van de kleine cellen die ontstaan bij klievingen van de eicel; zie ook macromeer<br />

micro-organisme organisme dat alleen met behulp van een microscoop waargenomen kan worden, o.a. bacteri-<br />

en, schimmels, veel wieren en protozoën<br />

microscopisch niet met het blote oog of een loep waarneembaar; zie ook macroscopisch<br />

microvilli microscopisch kleine uitstulpingen van cellen van het darmepitheel<br />

middenlamel eerstgevormde scheiding tussen twee nieuwe plantencellen<br />

Tegen de middenlamel die o.a. uit pectine bestaat, wordt de primaire celwand afgezet.<br />

middenoor met lucht gevuld deel van het oor tussen trommelvlies en slakkenhuis<br />

Het middenoor staat via de buis van Eustachius in verbinding met de keelholte.<br />

middenrif afscheiding tussen borst- en buikholte bij zoogdieren, bestaande uit bindweefsel en spierweefsel<br />

migratie 1 verplaatsing die gekenmerkt is door gerichtheid en periodiek vertrek en terugkomst, bv. de trek van<br />

vogels 2 immigratie en emigratie samen<br />

milieu leefomgeving; gezamenlijke biotische en abiotische factoren; zie ook extern milieu en intern milieu<br />

milt orgaan in de buikholte dat betrokken is bij de productie van lymfocyten en bij de opslag en afbraak van rode<br />

bloedcellen<br />

mimicry verschijnsel dat een planten- of diersoort een opvallende uiterlijke gelijkenis vertoont met een andere,<br />

niet verwante planten- of diersoort; de gelijkenis verhoogt de overlevingskans<br />

mineraal anorganisch zout, meestal in de betekenis van voedingszout of meststof<br />

mineralisatie omzetting van organische stoffen in anorganische stoffen; zie ook reducent<br />

miskraam abortus<br />

mitochondriaal DNA mDNA<br />

mitochondrium organel waarin de citroenzuurcyclus en de oxidatieve fosforylering plaats vindt<br />

38


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

Mitochondriën bezitten mDNA.<br />

mitose kerndeling waardoor twee kernen ontstaan die hetzelfde genotype hebben als de oorspronkelijke kern<br />

Mitose omvat profase, metafase, anafase en telofase.<br />

modificatie niet erfelijke variatie van het fenotype<br />

Deze term is in verband met de volgende term verouderd.<br />

modificatie, genetische kunstmatige verandering van het DNA van een organisme; zie ook ggo<br />

moederkoek placenta<br />

monocultuur bebouwing van een groot oppervlak met één bepaald cultuurgewas<br />

monogamie paarvorming tussen één mannetje en één vrouwtje; zie ook polygamie<br />

monohybride kruising kruising waarbij wordt gelet op één eigenschap en waarbij gewoonlijk één allelenpaar is<br />

betrokken<br />

monoklonale antistof antistof gevormd door één kloon van cellen<br />

monomeer stof waarvan de moleculen tot een polymeer kunnen worden samengevoegd<br />

monosacharide koolhydraat met één ringstructuur in het molecuul, veelal met vijf of zes koolstofatomen, zoals<br />

glucose, fructose, ribose en desoxiribose<br />

Uit monosachariden kunnen di- en polysachariden worden opgebouwd.<br />

morning-afterpil toediening van een hoge dosis oestrogene hormonen, die gebruikt wordt kort na een mislukte<br />

anticonceptie<br />

Het betreft niet één pil, maar een kuur van ongeveer een week. De werking berust op voorkómen van inneste-<br />

ling van het embryo.<br />

morula stadium in de embryonale ontwikkeling waarbij het embryo bestaat uit een klompje cellen<br />

Uit een zygote ontwikkelt zich achtereenvolgens een morula, een blastula en een gastrula.<br />

mossen groep van planten die zich voortplanten door sporen die in sporendoosjes ontstaan<br />

motivatie bereidheid tot bepaald gedrag<br />

motorisch eindplaatje neuromusculaire synaps; contactplaats tussen een motorische zenuwcel en een spiervezel<br />

motorisch veld deel van de hersenen dat een bepaalde groep van spieren van impulsen kan voorzien<br />

motorische eenheid groep van spiervezels die allen met dezelfde motorische zenuwcel in verbinding staan<br />

motorische zenuwcel zenuwcel die impulsen geleidt van het centrale zenuwstelsel naar spiervezels of kliercel-<br />

len; zie ook schakelcel en sensorische zenuwcel<br />

moutsuiker maltose<br />

mRNA messenger RNA; boodschapper RNA; RNA dat de informatie voor een bepaalde aminozuurvolgorde<br />

overbrengt naar de ribosomen<br />

multipele allelie verschijnsel dat er meer dan twee genen (allelen) zijn die elk afzonderlijk op een locus kunnen<br />

vóórkomen<br />

Bij het AB0-bloedgroepenstelsel komt multipele allelie voor; er zijn drie allelen: I A, I B en i.<br />

mutageen mutatie veroorzakend<br />

mutant individu met een of meer gemuteerde genen en waarbij dit ook uit het fenotype blijkt<br />

mutatie verandering in de erfelijke informatie<br />

Alleen als de voortplantingscellen veranderd zijn, is de mutatie erfelijk. In andere cellen van het lichaam is<br />

de mutatie niet erfelijk: somatische mutatie.<br />

39


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

mutualisme type van symbiose waarbij de individuen van beide soorten voordeel hebben<br />

Voorbeelden: korstmossen en ook de symbiose tussen wortelknolletjesbacteriën en vlinderbloemige planten.<br />

mycelium zwamvlok<br />

myeline vetachtige stof in de mergschede van een zenuwceluitloper<br />

myelineschede mergschede<br />

myofibril onderdeel van een spiervezel, bestaande uit actine- en myosinefilamenten<br />

myoglobine eiwit in spieren dat zuurstof bindt<br />

myosine eiwit als filamenten in spiervezels<br />

De samentrekking van een spier komt tot stand doordat de actinefilamenten door de myosinefilamenten wor-<br />

den aangetrokken, waardoor beide tussen elkaar schuiven.<br />

naadverbinding verbinding tussen botten die met een zichtbare voeg aan elkaar gegroeid zijn<br />

Voorbeeld: de naadverbinding tussen botten van de schedel<br />

naaktzadigen groep van zaadplanten waarbij de zaden onbedekt op de schub van een kegel of andere structuur<br />

liggen; zie ook bedektzadigen<br />

N<br />

NAD + nicotineamide-adenine-dinucleotide; co-enzym van de dissimilatie dat gemakkelijk waterstof opneemt en<br />

afstaat<br />

NADP + nicotineamide-dinucleotide-fosfaat; co-enzym van de koolstofassimilatie dat gemakkelijk waterstof<br />

opneemt en afgeeft<br />

nageboorte geheel van vruchtvliezen en de placenta dat na de geboorte is losgekomen van de baarmoederwand,<br />

dat door naweeën wordt uitgedreven<br />

natriumpomp mechanisme van actief transport van natriumionen via het membraan van zenuwcellen<br />

nature and nurture erffactoren en milieufactoren; zie ook aangeboren en aangeleerd<br />

Dit begrippenpaar wordt vaak gebruikt in discussies over eigenschappen zoals intelligentie, waar beide<br />

groepen van factoren invloed hebben.<br />

natuurlijk evenwicht biologisch evenwicht; toestand waarbij de grootte van elke populatie in een ecosysteem<br />

schommelt om een bepaalde waarde<br />

natuurlijk systeem ordening van soorten op grond van zoveel mogelijk criteria; zie ook kunstmatig systeem<br />

Een natuurlijk systeem wordt geacht verwantschapsrelaties weer te geven.<br />

natuurlijke selectie selectie door milieufactoren in een natuurlijke populatie; zie ook kunstmatige selectie en<br />

neodarwinisme<br />

Het gevolg van natuurlijke selectie is een toename van het aantal goed aangepaste individuen<br />

en/of een afname van het aantal niet goed aangepaste individuen.<br />

natuurwetenschappelijke methode methode van onderzoek waarbij gezocht wordt naar oorzakelijke verbanden<br />

tussen één variabele factor en waar te nemen verschijnselen<br />

De methode omvat meestal de volgende onderdelen: probleemstelling, hypothese, experimentele toetsing en<br />

conclusie. De conclusie houdt in dat de hypothese juist is of onjuist.<br />

navelstreng verbinding tussen het zoogdierfoetus en de placenta<br />

De navelstreng bevat twee slagaders en een ader.<br />

40


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

Neanderthaler fossiele ondersoort van de hedendaagse mens Homo sapiens uit het laat Pleistoceen<br />

nectar zoete vloeistof uit honingklieren in bloemen<br />

Nectar lokt insecten voor de bestuiving; het wordt door honingbijen in de honingmaag opgenomen, gedeelte-<br />

lijk verteerd en ingedikt tot honing.<br />

nefron niereenheid<br />

negatieve terugkoppeling tegenkoppeling; regeling waarbij een proces wordt geremd door zijn resultaat; zie ook<br />

positieve terugkoppeling en homeostase<br />

neodarwinisme moderne evolutietheorie die het ontstaan van soorten organismen verklaart door het voorkomen<br />

van variatie met een erfelijke basis, mutatie en natuurlijke selectie; zie ook darwinisme<br />

neppil placebo<br />

nerf vaatbundel met het steunweefsel er om heen in een blad<br />

nervus vagus zwervende zenuw; tiende hersenzenuw, die uit de hersenstam ontspringt en deel uitmaakt van het<br />

parasympathische deel van het autonome zenuwstelsel<br />

netto primaire productie primaire productie verminderd met de door de producenten zelf gedissimileerde<br />

organische stof; zie ook bruto primaire productie<br />

Per jaar is dat voor het tropisch regenwoud 2000 g/m 2 en voor toendra’s 140 g/m 2 .<br />

netto reproductiefactor quotiënt van geboorte- en sterftecijfer van een populatie<br />

netvlies binnenste laag van de oogwand, gelegen tussen vaatvlies en glasachtig lichaam en bestaande uit zintuig-<br />

cellen (staafjes en kegeltjes), zenuwcellen en pigmentcellen<br />

neurale buis deel van een embryo van een gewerveld dier, waaruit hersenen en ruggenmerg ontstaan<br />

neuriet axon<br />

neurohormoon door zenuwcellen geproduceerd hormoon<br />

De hypothalamus regelt de werking van de hypofyse door middel van neurohormonen. Neurohormonen en<br />

andere hormonen worden beide afgegeven aan het bloed.<br />

neuromusculaire synaps motorisch eindplaatje<br />

neuron zenuwcel<br />

Een neuron bestaat uit een cellichaam en twee soorten uitlopers: axonen en dendrieten.<br />

neurosecretie afscheiding van hormonen door zenuwcellen<br />

neurotransmitter stof die door een zenuwcel bij de synaps wordt afgescheiden als daar impulsen arriveren<br />

Neurotransmitters worden door exocytose via het presynaptische membraan afgescheiden; ze beïnvloeden<br />

vervolgens via de receptormoleculen in het membraan de membraanpotentiaal van de postsynaptische ze-<br />

nuwcel of die van de spiercel of -vezel .<br />

neurula stadium in de embryonale ontwikkeling waarin de neurale buis en het mesoderm zijn ontstaan<br />

Een neurula ontwikkelt zich uit een gastrula.<br />

niche ecologische nis; alle relaties tussen de organismen van een soort en het milieu<br />

Het begrip niche wordt ook gebruikt voor een deel van het totaal, bv.:“De niche van een bergeend is kokkel-<br />

eter”.<br />

nicotineamide-adenine-dinucleotide NAD +<br />

nicotineamide-dinucleotide-fosfaat NADP +<br />

41


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

nier orgaan in de buikholte dat betrokken is bij uitscheiding en homeostase, door het handhaven van pH, osmoti-<br />

sche waarde en andere factoren<br />

nierdrempel concentratie waarboven de nieren een bepaalde stof zoals glucose gaan uitscheiden<br />

niereenheid nefron; geheel van een kapsel van Bowman, glomerulus en nierkanaaltje<br />

Een nier heeft duizenden niereenheden.<br />

nierkanaaltje buisje in een niereenheid tussen kapsel van Bowman en verzamelbuisje; zie ook lus van Henle<br />

In het nierkanaaltje wordt de voorurine geconcentreerd tot urine.<br />

niet-essentieel aminozuur aminozuur dat een organisme uit een andere aminozuur kan maken; zie ook essentieel<br />

aminozuur<br />

nitraatbacterie chemoautotrofe bacterie die nitrietionen tot nitraationen oxideert en daarbij energie vrijmaakt<br />

voor de koolstofassimilatie<br />

nitrietbacterie chemoautotrofe bacterie die ammoniumionen tot nitrietionen oxideert en daarbij energie vrij-<br />

maakt voor de koolstofassimilatie<br />

nitrificatie omzetting van ammoniumionen in nitrietionen en van nitrietionen in nitraationen; zie ook denitrifi-<br />

catie<br />

nitrificerende bacterie bacterie die de nitrificatie uitvoert: nitrietbacterie of nitraatbacterie<br />

N-kringloop stikstofkringloop<br />

non-disjunctie verschijnsel dat tijdens mitose of meiose de chromatiden van één chromosoom of chromosomen<br />

van homologe paren niet uit elkaar gaan, waardoor de dochtercellen een of meer chromosomen teveel of te<br />

weinig krijgen<br />

noradrenaline 1 neurotransmitter van het sympathische deel van het autonome zenuwstelsel 2 op adrenaline<br />

gelijkend hormoon uit het bijniermerg<br />

nucleïnebase stikstofbase; elk van de vijf organische basen (adenine, thymine, cytosine, guanine en uracil)<br />

waaruit nucleïnezuren worden opgebouwd<br />

nucleïnezuur stof waarvan elk molecuul bestaat uit één of twee polynucleotideketens<br />

Voorbeelden: DNA, RNA.<br />

nucleolus kernlichaampje<br />

nucleotide stof die is opgebouwd uit een monosacharide, een fosfaatgroep en een nucleïnebase<br />

nucleus celkern<br />

nutriënt voedingsstof<br />

obligaat verplicht<br />

Een obligaat anaëroob levend organisme kan alleen in een milieu zonder zuurstof leven.<br />

oecologie ecologie<br />

oedeem abnormale ophoping van weefselvloeistof in dierlijk weefsel<br />

Oedeem kan diverse oorzaken hebben, o.a. eiwittekort in het voedsel en verstuiken.<br />

oeratmosfeer eerste atmosfeer na het ontstaan van de aarde<br />

oerdarm holte in de gastrula die via de oermond in verbinding staat met het milieu<br />

oermond opening in de gastrula die de oerdarm met het milieu verbindt<br />

O<br />

42


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

oersoep zee van ongeveer 3 miljard jaar geleden waarin door ultraviolette straling en bliksem organische verbin-<br />

dingen zijn gevormd<br />

Volgens een bepaalde theorie is het leven in deze oersoep ontstaan.<br />

oestradiol oestrogeen uit de eierstokken, placenta en zaadballen<br />

oestrogeen, oestrogene stof elk van de natuurlijke en kunstmatige vrouwelijke geslachtshormonen waaronder<br />

oestron en oestradiol<br />

Oestrogenen stimuleren o.a. de groei van het baarmoederslijmvlies, remmen de afscheiding van FSH door de<br />

hypofyse en stimuleren de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken.<br />

oestron oestrogeen uit de eierstokken, placenta en zaadballen dat gemakkelijk wordt omgezet in oestradiol<br />

okselknop knop in een bladoksel, de ruimte tussen een bladsteel en stengel<br />

olie vloeibaar vet met moleculen die onverzadigde vetzuurresten bevatten<br />

oligotroof voedselarm; zie ook eutroof<br />

omgericht gedrag gedrag dat niet lijkt te passen bij de situatie en dat is gericht op een surrogaatobject<br />

Een bekend voorbeeld van omgericht gedrag is het grastrekken door een zilvermeeuw bij het verdedigen van<br />

zijn territorium. Of iemand die in een boze bui met zijn vuist op tafel slaat.<br />

omnipotent in staat tot het vormen van alle organen<br />

Omnipotent zijn bijvoorbeeld zygotes, de cellen van een blastula en stamcellen.<br />

omnivoor (dier) dier dat zowel plantaardig als dierlijk voedsel eet; zie ook herbivoor en carnivoor<br />

onderdruk bloeddruk tijdens het ontspannen van hartkamers; zie ook bovendruk<br />

ongeslachtelijke voortplanting vegetatieve voortplanting; voortplanting waarbij een nieuw individu ontstaat uit<br />

een deel van één ouder<br />

Hierbij vindt geen meiose en geen kernversmelting plaats.<br />

ontgifting omzetting van giftige verbindingen in niet giftige verbindingen, bv. in de lever<br />

ontogenie ontwikkeling van zygote tot volwassen individu; zie ook fylogenie<br />

ontsluiting oprekken van de baarmoedermond als gevolg van weeën bij het begin van de bevalling<br />

ontwikkelingsreeks chronologische reeks van nauw verwante fossielen, die wijst op evolutie<br />

onverzadigd vetzuur vetzuur met per molecuul minstens één dubbele binding tussen twee koolstofatomen; zie<br />

ook verzadigd vetzuur<br />

oöcyt eicelmoedercel<br />

oogas optische as; denkbeeldige lijn van een object via het midden van pupil en lens naar de gele vlek van het<br />

netvlies<br />

De optische as is de weg die een lichtstraal aflegt van een punt dat men fixeert tot aan het netvlies.<br />

ooglens lens; dubbelbolle schijf van een zeer heldere substantie achter de pupil<br />

oogzenuw sensorische zenuw die impulsen van een oog naar de grote hersenen geleidt<br />

operant conditioneren door beloning en/of straf leren, bepaald gedrag efficiënter of vaker te vertonen (aanleren)<br />

of juist minder vaak (afleren); zie ook klassiek conditioneren<br />

Voorbeelden: doolhofproeven, proeven met Skinnerboxen, dressuur van dieren. Ook in de opvoeding van<br />

kinderen speelt operant conditioneren vaak een rol.<br />

operator deel van een operon waaraan een repressor zich kan binden<br />

Bij binding van de repressor aan de operator wordt de expressie van de bijbehorende structurele genen ge-<br />

blokkeerd.<br />

43


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

operon deel van een DNA-keten met een promotor, een operator en een groep structurele genen, en die samen<br />

als één geheel functioneren bij de genexpressie<br />

opperhuid epidermis; bij planten: buitenste cellenlaag; bij dieren: buitenste deel van de huid, bestaande uit<br />

hoornlaag aan de buitenkant en levende cellen daaronder; zie ook lederhuid<br />

oppervlakte-volume verhouding verhouding tussen oppervlakte en volume van een organisme<br />

Deze verhouding is klein bij grote organismen en groot bij kleine organismen.<br />

oppervlaktewater water op aarde waarvan het oppervlak in rechtstreeks contact staat met de dampkring; zie ook<br />

grondwater<br />

optimum waarde van een (milieu)factor waarbij een (levens)proces het beste verloopt<br />

optimumcurve grafiek van het verband tussen een (milieu)factor en een activiteit en waarbij dit proces een<br />

optimum bereikt<br />

Een voorbeeld is het verband tussen de pH en enzymactiviteit: er is een bepaalde pH waarbij de activiteit van<br />

een enzymoplossing het hoogste is.<br />

optische as oogas<br />

oraal betrekking hebbend op de mond<br />

orde groep van verwante families<br />

Verwante ordes worden samengevoegd in een klasse.<br />

ordening indeling van alle organismen in groepen (taxa)<br />

Alle soorten behoren tot een van de volgende vier rijken: bacteriën, schimmels, planten en dieren.<br />

orgaan deel van een organisme met specifieke bouw en functie<br />

orgaantransplantatie overbrenging van één of meer organen van het ene individu naar het andere<br />

Meestal betreft het transplantatie binnen de soort, maar ook wel van de ene naar de andere soort (xeno-<br />

transplantatie).<br />

organel deel van de cel dat naar bouw en functie te onderscheiden is van andere<br />

Veel organellen zijn door een membraan van het grondplasma afgescheiden; ze maken deel uit van het cyto-<br />

plasma.<br />

organenstelsel samenhangend geheel van met elkaar samenwerkende organen<br />

organisatieniveau niveau waarop leven kan worden bestudeerd<br />

Het niveau kan zich bevinden tussen moleculair niveau en ecosysteemniveau.<br />

organische stof koolstofverbinding<br />

Koolstofoxiden en carbonaten worden niet tot de organische stoffen gerekend.<br />

organisme levend wezen<br />

orgasme het klaarkomen; hoogtepunt bij seksuele lustbeleving<br />

orthosympathisch deel sympathisch deel van het autonome zenuwstelsel<br />

osmoreceptor zintuig dat gevoelig is voor verandering in osmotische waarde<br />

osmoregulatie min of meer constant houden van de osmotische waarde van de lichaamsvloeistoffen<br />

osmose diffusie van water door een semi-permeabel membraan<br />

osmotische druk door osmose veroorzaakte druk<br />

De osmotische druk is de druk waarmee osmose gestopt kan worden. Turgor is een osmotische druk.<br />

osmotische waarde osmotische druk die een oplossing maximaal kan ontwikkelen als de oplossing door een<br />

semi-permeabel membraan is gescheiden van zuiver water<br />

44


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

Bij een niet al te hoge concentratie is de osmotische waarde recht evenredig met de concentratie van het aan-<br />

tal deeltjes (moleculen en ionen) van de opgeloste stof(fen).<br />

osteoblast beenvormende cel; cel die bij de beenvorming tussencelstof afzet<br />

osteoclast beenafbrekende cel<br />

osteoporose botontkalking waardoor de stevigheid van een bot is verminderd<br />

ovaal venster opening tussen het middenoor en het slakkenhuis met daarin een vlies dat in verbinding staat met<br />

één van de gehoorbeentjes; zie ook rond venster<br />

ovarium eierstok; orgaan waar de ontwikkeling van eicellen plaatsvindt en waar vrouwelijke geslachtshormonen<br />

gevormd worden<br />

overgangsvorm soort die met betrekking tot zijn eigenschappen een tussenvorm is van een eerder bestaande<br />

soort en een soort die zich daaruit heeft ontwikkeld<br />

Overgangsvormen ondersteunen de opvatting van geleidelijke ontwikkeling van de verschillende soorten op<br />

aarde. Een bekende overgangsvorm is de oervogel (Archaeopteryx).<br />

overspronggedrag gedrag dat niet bij de situatie lijkt te passen en dat ontstaat als er voor twee of meer gedrags-<br />

systemen een even sterke motivatie bestaat of als een sleutelprikkel uitblijft<br />

Voorbeelden: het poetsgedrag van een merel bij een gevecht met een buurman, het waaieren van een stekel-<br />

baarsmannetje nadat het wijfje tijdens de balts is weggevangen.<br />

ovulatie eisprong; openbarsten van een follikel aan het oppervlak van een eierstok, waarbij een eicel vrijkomt<br />

Direct na de ovulatie kan de eicel gedurende een korte tijd bevrucht worden.<br />

oxidatie toevoegen van zuurstof of onttrekken van waterstof of elektronen; zie ook reductie<br />

oxidatieve fosforylering vorming van ATP uit ADP en Pi met energie uit de elektronentransportketen<br />

oxyhemoglobine hemoglobine met zuurstof voor transport<br />

oxytocine hormoon uit de hypofyse-achterkwab dat bij de geboorte de weeën opwekt en de melksecretie op gang<br />

brengt<br />

ozon O3; gas in de atmosfeer met moleculen die uit 3 zuurstofatomen bestaan<br />

Ozon beschermt tegen UV-straling en is schadelijk als het wordt ingeademd.<br />

P symbool voor de oudergeneratie van gewoonlijk homozygote individuen die met elkaar worden gekruist<br />

pacemaker 1 kunstmatige elektronische gangmaker voor het hart 2 sinusknoop<br />

paleontologie wetenschappelijke studie van fossielen<br />

palissadenparenchym weefseltype van naast elkaar gelegen, meestal langwerpige cellen met veel bladgroen,<br />

boven in een blad; zie ook sponsparenchym<br />

palynologie wetenschappelijke studie van stuifmeelkorrels uit vroegere tijden; zie ook pollenanalyse<br />

pancreas alvleesklier<br />

papillairspier spier aan de binnenzijde van de kamers van het hart die verhindert dat een boezemkamerklep<br />

doorslaat naar de boezem<br />

parasiet individu dat al of niet tijdelijk in of op een individu van een andere soort, de gastheer, voorkomt en er<br />

zijn voedsel aan onttrekt<br />

De gastheer wordt in de regel niet gedood door de parasiet.<br />

P<br />

45


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

parasitisme type van symbiose waarbij het ene individu, de parasiet, voordeel heeft en het andere individu, de<br />

gastheer, nadeel ondervindt<br />

parasympathisch deel deel van het autonome zenuwstelsel dat de spijsvertering en de assimilatie bevordert; zie<br />

ook sympathisch deel<br />

Het parasympathische deel werkt tegengesteld aan het sympathische deel.<br />

parenchym weefseltype dat uit dunne celwanden bestaat of uit cellen met een dunne, niet verhoute wand die<br />

zich nog kunnen delen<br />

parthenogenese ontwikkeling van een onbevruchte eicel tot een nieuw individu<br />

Bij de honingbij ontwikkelen zich (haploïde) darren uit de onbevruchte eicellen. Bij andere soorten worden<br />

soms diploïde eicellen geproduceerd, die zonder bevruchting uitgroeien tot een diploïd individu.<br />

passieve immunisatie immunisatie met antistof die niet zelf gemaakt is: zie ook actieve immunisatie<br />

Dit gebeurt of via de navelstreng, of met de moedermelk, of door het inspuiten van antistof.<br />

pasteuriseren houdbaar maken van voedingsmiddelen door snelle verwarming tot 60 à 70°C, gevolgd door een<br />

snelle afkoeling<br />

Bij pasteurisatie worden de meeste ziekteverwekkende bacteriën gedood.<br />

pathogeen 1 ziekteverwekkend 2 ziekteverwekker<br />

PCB polychloorbifenyl; weekmaker in onder andere kunststoffen en smeermiddelen<br />

PCB’s hopen zich op in vetweefsel en zijn schadelijk voor de gezondheid.<br />

pCO2 partiële CO2-druk<br />

De pCO2 in de atmosfeer is het deel van de totale luchtdruk dat wordt geleverd door CO2.<br />

PCR polymerase-chain-reaction; techniek waarbij van één molecuul DNA een groot aantal identieke DNA-<br />

moleculen gemaakt wordt<br />

pectinase enzym dat de hydrolyse van pectine versnelt<br />

pectine koolhydraat in de middenlamel tussen plantencellen<br />

pees taaie, niet samentrekbare bindweefselverbinding van een spier met een bot<br />

penicilline door een schimmel geproduceerd antibioticum waarmee de ontwikkeling van bacteriën wordt tegen-<br />

gegaan<br />

penis paringsorgaan van een mannelijk dier<br />

pepsine peptase; enzym dat bij een lage pH de omzetting van eiwitten in polypeptiden versnelt<br />

pepsinogeen in de maagwand geproduceerd inactief voorstadium van pepsine<br />

peptase pepsine<br />

peptidase verzamelnaam voor enzymen die het verbreken van peptidenbindingen versnellen<br />

peptidebinding binding tussen twee aminozuureenheden<br />

Bij een peptidenbinding is de aminogroep van het ene aminozuurmolecuul gekoppeld aan de carboxylgroep<br />

van het andere aminozuurmolecuul.<br />

perifeer meer aan de buitenzijde gelegen<br />

perifeer zenuwstelsel deel van het zenuwstelsel dat uit zenuwen en zenuwknopen bestaat en dat niet tot het<br />

centrale zenuwstelsel behoort<br />

perikaryon cellichaam van een zenuwcel<br />

46


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

periodieke onthouding onbetrouwbare methode om zwangerschap te voorkomen door geen geslachtsgemeen-<br />

schap te hebben in de vruchtbare periode van een vrouw<br />

De onbetrouwbaarheid komt voort uit het feit dat de grenzen van de vruchtbare periode moeilijk zijn vast te<br />

stellen. Bovendien biedt deze methode geen bescherming tegen geslachtsziekten.<br />

peristaltiek afwisselend samentrekken van kringspieren en lengtespieren waardoor de darminhoud voortbewo-<br />

gen wordt en soms ook gekneed<br />

permeabel doorlaatbaar; zie ook semi-permeabel<br />

permease enzym dat het transport van een bepaalde stof door celmembranen versnelt<br />

peroxidase enzym dat onttrekking van zuurstof aan peroxiden versnelt<br />

persistent niet of nauwelijks biologisch afbreekbaar<br />

pessarium zacht rubber koepeltje dat over de baarmoedermond heen sluit en daardoor de kans op zwangerschap<br />

verkleint<br />

pesticide stof om ongewenste organismen te bestrijden, ten einde een plaag te voorkomen<br />

Voorbeelden: fungiciden, herbiciden, insecticiden.<br />

pH maat voor de zuurgraad<br />

Een lage pH komt overeen met een hoge zuurgraad en omgekeerd.<br />

Pi inorganic phosphate; anorganisch fosfaat: (PO4) 3-<br />

pigment kleurstof, bv. melanine, chlorofyl, caroteen<br />

pigmentcel cel in het netvlies achter de zintuigcellen, die licht absorbeert dat het oog binnenvalt<br />

pijnappelklier epifyse<br />

pijpbeen langwerpig been<br />

Pijpbeenderen komen voor in de ledematen.<br />

pikorde rangorde in een sociaal verband<br />

pil, de anticonceptiepil<br />

pinocytose type van endocytose, opname van vloeistofdruppeltjes in een cel door instulping van het celmem-<br />

braan; zie ook fagocytose<br />

pionierecosysteem ecosysteem dat als eerste ontstaat in een gebied waar geen of vrijwel geen leven was<br />

piramide van biomassa grafische voorstelling van de verdeling van de biomassa over de schakels van een<br />

voedselketen of over de trofische niveaus van een levensgemeenschap<br />

piramide van energie grafische voorstelling van de verdeling van de hoeveelheid energierijke stof over de<br />

schakels van een voedselketen of over de trofische niveaus van een levensgemeenschap<br />

PKU phenylketonurie; erfelijke stofwisselingsstoornis, waarbij fenylketonen in de urine worden uitgescheiden<br />

als gevolg van het ontbreken van een bepaald enzym<br />

In Nederland worden alle pasgeboren baby’s op deze stoornis onderzocht.<br />

plaag explosieve toename van een bepaalde soort die grote schade of overlast met zich meebrengt<br />

placebo neppil; onschadelijk middel dat er als een geneesmiddel uitziet<br />

placenta moederkoek; orgaan dat is ontstaan uit het chorion en het baarmoederslijmvlies; zie ook nageboorte<br />

In de placenta vindt uitwisseling van stoffen plaats tussen het bloed van de moeder en dat van het kind.<br />

placentahormoon hormoon dat door de placenta wordt afgescheiden, onder andere HCG en progesteron<br />

plankton gezamenlijke in water zwevende organismen die weinig of geen eigen beweging bezitten<br />

47


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

planten één van de vier rijken waarin alle organismen worden ingedeeld; gewoonlijk autotrofe, eencellige of<br />

meercellige organismen, waarvan de cellen een kern hebben en zijn omgeven door een celwand<br />

Het plantenrijk omvat wieren, mossen, varens en zaadplanten.<br />

plasmacel antistofproducerende witte bloedcel, ontstaan uit een B-lymfocyt na activering door T-lymfocyten<br />

plasmagroei toename van de hoeveelheid cytoplasma na celdeling<br />

plasmide cirkelvormig stukje extrachromosomaal DNA met een beperkt aantal genen<br />

Plasmiden worden gebruikt bij genetische modificatie.<br />

plasmolyse door osmose onttrekken van water aan een plantencel waardoor de cel loslaat van de celwand<br />

plastide plantaardig organel met pigment en/of reservestof<br />

Voorbeelden: amyloplasten, chloroplasten, chromoplasten.<br />

pleura borstvlies en longvlies samen; zie ook klaplong<br />

Tussen borstvlies en longvlies bevindt zich een ruimte die met vocht gevuld is.<br />

ploïdiemutatie mutatie door verandering van het aantal chromosomen per kern; zie ook polyploïdie<br />

pO2 partiële O2-druk<br />

De pO2 in de atmosfeer is het deel van de totale luchtdruk dat wordt geleverd door O2.<br />

poikilotherm ‘koudbloedig’; met een lichaamstemperatuur die min of meer gelijk is aan die van de omgeving;<br />

zie ook warmbloedig<br />

poliep buisvormig holtedier, vrijlevend of kolonievormend<br />

pollen stuifmeel<br />

pollenanalyse bepaling van de verhouding tussen de aantallen stuifmeelkorrels van verschillende soorten in een<br />

bodemmonster<br />

Hiermee kan informatie verkregen worden over samenstelling en omvang van vroegere vegetaties.<br />

pollenbuis stuifmeelbuis<br />

pollenkorrel stuifmeelkorrel<br />

pollenmoedercel stuifmeelmoedercel<br />

polychloorbifenyl PCB<br />

polycondensatie condensatie<br />

polygamie paarvorming van één mannetjesdier met verschillende wijfjes of omgekeerd<br />

polymeer stof waarvan de moleculen bestaan uit lange ketens van zich herhalende eenheden (monomeren)<br />

Voorbeelden: cellulose, eiwitten, nucleïnezuren.<br />

polymerase enzym dat de synthese van een polymeer (met name een nucleïnezuur) uit monomeren versnelt<br />

polymerase-chain-reaction PCR<br />

polymerisatie vorming van een stof waarvan de moleculen bestaan uit lange ketens van zich herhalende eenhe-<br />

den (monomeren)<br />

polymorfie aanwezigheid van drie of meer verschillende vormen van individuen binnen een soort, zoals in een<br />

bijenvolk dat bestaat uit werksters, darren en een koningin<br />

polypeptide organische stof waarvan elk molecuul door condensatie uit circa tien à honderd aminozuurmolecu-<br />

len is ontstaan<br />

polyploïd met drie of meer keer het genoom in de celkern<br />

Triploïde cellen bezitten drie keer het genoom per kern en tetraploïde cellen vier keer het genoom per kern.<br />

48


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

polysacharide organische stof waarvan elk molecuul door condensatie uit een tiental of meer monosachariden-<br />

moleculen is ontstaan<br />

pool één van de twee punten in een zich delende cel waar de steun- en trekdraden van de kernspoel samenkomen<br />

poollichaampje haploïde cel die bij meiose tijdens de eicelvorming ontstaat en zich niet tot eicel ontwikkelt<br />

Van de haploïde cellen die bij de eicelvorming ontstaan, ontwikkelt zich één tot eicel. De twee of drie andere<br />

worden poollichaampjes genoemd en gaan te gronde.<br />

poortaderstelsel stelsel van bloedvaten waarin het bloed vanuit maagwand, darmwand, alvleesklier en milt naar<br />

de lever stroomt<br />

Het poortaderstelsel bevat zuurstofarm bloed.<br />

populatie voortplantingsgemeenschap van individuen van een bepaalde soort in een bepaald gebied<br />

populatiedichtheid aantal individuen van een soort per eenheid van oppervlakte of volume<br />

populatiegenetica wetenschap die zich bezig houdt met aantalverhoudingen van genen in populaties<br />

portier maagportier<br />

positieve terugkoppeling meekoppeling; verschijnsel dat een proces wordt gestimuleerd door zijn resultaat; zie<br />

ook negatieve terugkoppeling<br />

Een voorbeeld van positieve terugkoppeling is de ongeremde groei van een populatie.<br />

postsynaptisch na de synaps gelegen; zie ook presynaptisch<br />

ppb parts per billion; delen per miljard; eenheid van concentratie uitgedrukt in delen per miljard delen<br />

ppm parts per million; delen per miljoen; eenheid van concentratie uitgedrukt in delen per miljoen delen<br />

predatie doden van dieren en ze als voedsel gebruiken<br />

predator roofdier<br />

pre-mRNA RNA met introns en exons waaruit door verwijdering van de introns mRNA ontstaat<br />

prenatale diagnostiek opsporing en beschrijving van afwijkingen bij een ongeboren kind<br />

Dit kan o.a. gebeuren door onderzoek van embryonale cellen in het vruchtwater (vruchtwaterpunctie), in de<br />

navelstreng (navelstrengpunctie) of uit de placenta (vlokkentest), maar ook door ultrageluidonderzoek.<br />

presynaptisch vóór de synaps gelegen; zie ook postsynaptisch<br />

prikkel stimulus; vanuit het milieu (intern of extern) op een zintuig inwerkende toestand of gebeurtenis<br />

prikkeldrempel situatie waardoor alleen prikkels boven een bepaalde sterkte (de drempelwaarde) effect hebben<br />

Deze situatie treedt op bij zintuigen en bij synapsen.<br />

prikkelsummatie verschijnsel dat één enkele prikkel op zichzelf geen effect heeft, terwijl een aantal min of meer<br />

gelijktijdige prikkels wèl tot een effect leiden<br />

prikpil injectie met een progestageen hormoon om zwangerschap te voorkomen<br />

primair geslachtskenmerk bij de geboorte reeds aanwezig geslachtskenmerk, op grond waarvan het geslacht<br />

wordt vastgesteld<br />

primaire consument planteneter; zie ook secundaire consument en producent<br />

primaire productie biomassa die per tijdseenheid door autotrofe organismen is gevormd; zie ook bruto primaire<br />

productie, netto primaire productie en secundaire productie<br />

primaire structuur aminozuurvolgorde in een eiwitmolecuul 2 volgorde van nucleotiden in een nucleïnezuur-<br />

molecuul; zie ook secundaire, tertiaire en quaternaire structuur<br />

primaire urine voorurine<br />

primaten orde van zoogdieren waartoe halfapen, apen, mensapen en de mens behoren<br />

49


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

prion eiwit dat bepaalde besmettelijke ziekten kan veroorzaken<br />

De gekke-koeienziekte en de ziekte van Creutzveldt-Jacob bij de mens worden veroorzaakt door prionen<br />

producent plant of autotrofe bacterie; organisme dat zijn energie in eerste instantie betrekt uit de levenloze<br />

natuur; zie ook consument en reducent<br />

Producenten staan aan het begin van voedselketens; ze vormen derhalve de basis, het eerste trofische niveau<br />

in de piramiden van biomassa en van energie<br />

proefondervindelijk leren trial-and-error-leren; leerproces dat leidt tot doelmatiger gedrag<br />

Voorbeeld: spelende jonge dieren leren al doende om effectiever een prooi te vangen.<br />

pro-enzym eiwit dat in een enzym omgezet kan worden<br />

Voorbeelden: protrombine, pepsinogeen.<br />

profase eerste fase van de kerndeling die gevolgd wordt door de metafase<br />

Tijdens de profase spiraliseren de chromosomen zich en worden ze microscopisch beter zichtbaar .<br />

progestageen, progestagene stof verzamelnaam voor progesteron en kunstmatige of natuurlijke stoffen met<br />

eenzelfde werking als progesteron<br />

progesteron zwangerschapshormoon; hormoon uit een geel lichaam in een eierstok of uit de placenta<br />

Progesteron bevordert de groei van het baarmoederslijmvlies en remt de ovulatie en de afgifte van LH door<br />

de hypofyse.<br />

prokaryoten groep organismen waarvan de cel geen kernmembraan bevat; zie ook eukaryoten<br />

Tot de prokaryoten behoren de bacteriën waaronder cyanobacteriën.<br />

prolactine hormoon uit de hypofyse-voorkwab dat na de bevalling de melkafscheiding stimuleert; zie ook oxy-<br />

tocine<br />

promotor deel van een operon waar de expressie van een gen begint<br />

De transcriptie begint als het enzym RNA-polymerase een binding aangaat met de promotor.<br />

prostaat orgaan bij mannelijke zoogdieren met spier- en kliercellen, gelegen om de urinebuis waar deze de<br />

urineblaas verlaat<br />

De kliercellen produceren een groot gedeelte van het sperma, de spiercellen sluiten de urinebuis af tijdens<br />

erectie. In de prostaat monden de zaadleiders in de urinebuis uit.<br />

protease enzym dat de hydrolyse van eiwitten versnelt<br />

proteïne eiwit<br />

protocol gedragsprotocol<br />

protoplasma substantie waaruit een cel bestaat<br />

protozo eencellig dier<br />

protrombine pro-enzym in het bloedplasma dat bij de bloedstolling wordt omgezet in trombine; zie ook trombo-<br />

kinase<br />

provitamine voedingsstof die in het lichaam kan worden omgezet in een vitamine<br />

Caroteen is het provitamine A.<br />

puberteit periode waarin de secundaire geslachtskenmerken ontstaan onder invloed van de geslachtshormonen<br />

puntmutatie genmutatie waarbij één paar nucleïnebasen is betrokken<br />

pupil opening in de iris waardoorheen het licht in het oog komt<br />

pupilreflex reflex waarbij de pupil afhankelijk van de lichthoeveelheid vernauwd of verwijd wordt<br />

pylorus maagportier<br />

50


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

pyrodruivenzuur organisch zuur, eindproduct van de glycolyse<br />

quaternaire structuur wijze waarop diverse polypeptideketens door zwakke bindingen tot één geheel worden<br />

bijeengehouden; zie ook primaire, secundaire en tertiaire structuur<br />

Voorbeeld: hemoglobinemoleculen bevatten vier polypeptideketens die tot één functionele eenheid zijn<br />

verbonden.<br />

radiaal transport transport van buitenkant van de stam naar de binnenkant en omgekeerd via de mergstralen<br />

radioactieve labeling gebruik maken van een radioactief atoom (isotoop) in de moleculen van een stof waardoor<br />

stoffen kunnen worden opgespoord en gevolgd<br />

ras groep individuen van een soort die zich in erfelijke eigenschappen onderscheidt van soortgenoten<br />

raszuiver homozygoot voor de voor het ras kenmerkende eigenschappen<br />

reactiespecifiek in staat slechts één bepaalde reactie te beïnvloeden<br />

reageerbuisbevruchting ivf<br />

recapitulatiehypothese veronderstelde herhaling van de stadia uit de evolutie van een soort tijdens de embryo-<br />

nale ontwikkeling van individuen van die soort<br />

receptor 1 zintuigcel 2 receptormolecuul<br />

receptormolecuul molecuul dat zich deels aan de buitenzijde van het celmembraan bevindt en dat een binding<br />

kan aangaan met bepaalde moleculen die vervolgens de cel beïnvloeden<br />

Moleculen van hormonen, neurotransmitters en antigenen kunnen zich aan een receptormolecuul binden.<br />

recessief allel allel dat niet in het fenotype tot uiting komend als op de overeenkomstige locus in het homologe<br />

chromosoom een dominant allel aanwezig is; zie ook dominant allel<br />

reciproke kruising kruising waarbij het fenotype van het mannetje en dat van het vrouwtje het omgekeerde zijn<br />

van dat van een mannetje en een vrouwtje bij een soortgelijke kruising of van dat van een eerder genoemde<br />

kruising<br />

recombinant chromatide chromatide dat door crossing-over een andere combinatie van allelen heeft gekregen<br />

recombinant-DNA-techniek techniek waarbij erfelijk materiaal van een ander individu aan een organisme<br />

wordt toegevoegd<br />

Het organisme en zijn nakomelingen met het nieuwe materiaal worden genetisch gemodificeerd organisme<br />

(ggo) of transgeen organisme genoemd.<br />

recombinant individu individu waarbij uit het fenotype blijkt dat het een andere combinatie van allelen bezit<br />

dan de ouders<br />

recombinante geslachtscel geslachtscel van een individu met een andere combinatie van allelen dan de ge-<br />

slachtscellen waaruit dit individu is ontstaan<br />

recombinantenpercentage percentage van de individuen in een bepaalde nakomelingschap die recombinant zijn<br />

als gevolg van crossing-over<br />

recombinatie ontstaan van nieuwe combinaties van allelen<br />

Recombinatie kan het gevolg zijn van de toevalsverdeling van beide homologe chromosomen bij de meiose<br />

over de haploïde cellen; recombinatie kan ook het gevolg zijn van crossing-over.<br />

Q<br />

R<br />

51


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

rectum einddarm, endeldarm<br />

recycling hergebruik van eerder gebruikt materiaal als grondstof<br />

redoxreactie reactie waarbij zowel reductie als oxidatie optreedt<br />

reducent schimmel of heterotrofe bacterie die van organische afval leeft; zie ook producent en consument<br />

Reducenten zijn van belang voor de mineralisatie en voor de afvalwaterzuivering.<br />

reductie onttrekken van zuurstof of toevoegen van waterstof of elektronen; zie ook oxidatie<br />

reductiedeling meiose I en meiose II tezamen<br />

reflex onvoorwaardelijke reflex; eenvoudig type van gedrag waarbij een bepaalde prikkel een snelle, voorspelba-<br />

re en onbewuste reactie veroorzaakt<br />

Reflexen zijn erfelijk vastgelegd en soortspecifiek: ze komen bij alle individuen van een soort op gelijke wijze<br />

voor. Voorbeelden: kniepeesreflex, traanreflex, pupilreflex.<br />

reflexboog weg van de impulsen die aan een reflex voorafgaan<br />

Een reflexboog begint bij zintuigcellen (receptor) en gaat van een sensorische zenuwcel via schakelcellen en<br />

een motorische zenuwcel naar een spier of klier (effector).<br />

refractaire periode periode direct na het passeren van een impuls, waarin een zenuwcel geen impuls(en) kan<br />

voortgeleiden<br />

Tijdens de refractaire periode wordt de rustpotentiaal hersteld.<br />

regel van Hardy & Weinberg regel volgens welke de genfrequenties in een grote populatie met aselecte paring<br />

gelijk blijven mits er geen mutatie, migratie of selectie plaatsvinden<br />

regelkring onderlinge beïnvloeding van organen door het zenuwstelsel en/of door middel van hormonen<br />

ter correctie van een afwijking van de normwaarde<br />

Een regelkring dient voor homeostase.<br />

regenboogvlies iris<br />

regenereren vervangen van weefsel dat verloren is gegaan<br />

regulatorgen repressorgen; gen dat bij expressie een repressor levert<br />

relaxatie ontspanning (van een spier); zie ook contractie<br />

releasing factor RF; neurohormoon uit de hypothalamus dat de hypofyse stimuleert<br />

releasing hormoon releasing factor<br />

rennine enzym uit de lebmaag van klaveren dat de stremming van melkeiwitten stimuleert<br />

replicatie verdubbeling van DNA tijdens de interfase (S-fase)<br />

repolarisatie toename van het potentiaalverschil ter weerszijden van een celmembraan, meestal van een zenuw-<br />

cel; zie ook depolarisatie en refractaire periode<br />

repressor stof die de expressie van een gen tegenhoudt door de operator te blokkeren<br />

Alleen als de repressor geïnactiveerd is, kan mRNA gevormd worden<br />

repressorgen regulatorgen<br />

reptielen klasse van de gewervelde dieren, waartoe slangen, hagedissen, krokodillen, schildpadden en dinosau-<br />

russen behoren<br />

reservelucht lucht die na een gewone uitademing nog kan worden uitgeademd<br />

residu restant<br />

resistentie erfelijk weerstandsvermogen<br />

Resistente individuen ontstaan door mutatie, resistente populaties ontstaan door selectie na mutatie.<br />

52


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

resorberen stoffen opnemen in het organisme<br />

respiratoir quotiënt RQ<br />

respons reactie van een dier op een of meer prikkels<br />

restgroep bij aminozuurmoleculen een groep atomen aan hetzelfde koolstofatoom als de aminogroep en de<br />

carbonzuurgroep<br />

De restgroep is het variabele deel van een aminozuurmolecuul.<br />

restrictie-enzym enzym dat DNA -moleculen op specifieke plaatsen in stukken kan knippen<br />

Restrictie-enzymen spelen een rol bij genetische modificatie.<br />

restvolume lucht die na maximale uitademing in de longen achterblijft<br />

resusbaby resuspositief kind van een resusnegatieve moeder die in het verleden antistof heeft gemaakt door<br />

contact met het resusantigeen<br />

resusfactor resusantigeen; antigeen op de rode bloedcellen van de resusaap en de mens<br />

resusnegatief zonder het resusantigeen<br />

resuspositief met het resusantigeen<br />

retrovirus RNA-virus<br />

Na infectie van een gastheer met een retrovirus wordt met reverse transcriptase de code in het RNA vertaald<br />

in die van DNA.<br />

reuzenchromosoom structuur waarin zich naast elkaar veel DNA-moleculen bevinden waardoor het chromo-<br />

soom lichtmicroscopisch zichtbaar is<br />

reverse transcriptase enzym (van een virus) dat in de gastheercel de synthese van een DNA-keten langs het<br />

binnengedrongen RNA-molecuul stimuleert<br />

reversibel omkeerbaar; zie ook irreversibel<br />

RF releasing factor<br />

ribonucleïnezuur RNA<br />

ribose monosacharide met vijf koolstofatomen per molecuul, bestanddeel van RNA<br />

ribosomaal RNA rRNA<br />

ribosoom klein, bolvormig organel dat een belangrijke rol speelt bij de eiwitsynthese<br />

Ribosomen liggen vrij in het cytoplasma of zijn verbonden met de membranen van het endoplasmatisch reti-<br />

culum.<br />

rietsuiker sacharose uit suikerriet<br />

rijk groep van verwante afdelingen<br />

Bij de ordening in vier rijken onderscheidt men bacteriën, schimmels, planten en dieren.<br />

ritualisatie evolutie van het gedrag waarbij een of meer gedragselementen tot signaal zijn geworden door ze<br />

overdreven uit te voeren<br />

Voorbeeld: het poetsen van bepaalde veren door mannelijke eenden, dat een rol is gaan spelen bij de balts.<br />

RNA ribonucleïnezuur; polymeer van nucleotiden die zijn opgebouwd uit ribose, fosfaat en de nucleïnebasen<br />

uracil, adenine, guanine en cytosine<br />

RNA-moleculen zijn enkelstrengs.<br />

RNA-polymerase enzym dat de synthese van een RNA-keten langs een deel van een DNA-keten stimuleert<br />

RNA-virus retrovirus; virus dat RNA bevat<br />

rode bloedcel erytrocyt; cel in bloed die hemoglobine bevat en dient voor zuurstof - en koolstofdioxidetransport<br />

53


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

rodopsine staafjesrood<br />

rolpatroon gedragspatroon dat eigen is aan een maatschappelijke rol<br />

rond venster opening tussen het middenoor en het slakkenhuis met daarin een vlies; zie ook ovaal venster<br />

rotting afbraak van organisch materiaal, in het bijzonder van eiwitten, meestal in een zuurstofloze omgeving<br />

RQ respiratoir quotiënt, ademhalingsquotiënt; verhouding tussen het volume CO2 dat vrijkomt en het volume O2<br />

dat verbruikt wordt bij aërobe dissimilatie<br />

De RQ voor koolhydraten bedraagt 1, voor vetten ong. 0,7 en voor eiwitten ong. 0,8.<br />

rRNA ribosomaal RNA; RNA van een ribosoom<br />

rudiment orgaan dat niet of nauwelijks een functie heeft en minder ontwikkeld is dan homologe organen bij<br />

andere soorten<br />

ruggenmerg deel van het centrale zenuwstelsel binnen de wervelkolom<br />

rustpotentiaal spanningsverschil ter weerszijden van het membraan van een zenuwcel op plaatsen waar geen<br />

impuls passeert; zie ook actiepotentiaal<br />

Waar een rustpotentiaal aanwezig is, is de zenuwcel gepolariseerd.<br />

ruw endoplasmatisch reticulum endoplasmatisch reticulum dat bezet is met ribosomen<br />

sacharase enzym dat de hydrolyse van sacharose in glucose en fructose versnelt<br />

sacharide koolhydraat<br />

sacharose rietsuiker, bietsuiker; disacharide waarvan elk molecuul bestaat uit een glucose-eenheid en een fructo-<br />

se-eenheid<br />

SA-knoop sino-auriculaire knoop; sinusknoop<br />

saprofaag organisme dat zich voedt met dood organisch materiaal<br />

sapstroom stroming bij planten met vaatbundels<br />

Er bestaat een opwaartse, neerwaartse en radiale sapstroom.<br />

sarcomeer deel van een myofibril in dwarsgestreepte spieren, bestaande uit een groot aantal naast elkaar gelegen<br />

actine- en myosinefilamenten<br />

schaamlip één van de huidplooien links en rechts van de vaginaopening<br />

Er zijn twee grote schaamlippen, die de twee kleine schaamlippen omgeven.<br />

schakelcel zenuwcel die geheel binnen het centrale zenuwstelsel ligt en die impulsen geleidt van een zenuwcel<br />

naar een of meer andere zenuwcellen; zie ook motorisch en sensorische zenuwcel<br />

schakelneuron schakelcel<br />

schede 1 vagina 2 kokervormige structuur, zoals mergschede, spierschede<br />

schijnvoetje tijdelijke uitstulping aan de cel van amoeben, dat dienst doet bij de voortbeweging en voedselop-<br />

name<br />

schildklier tegen het strottenhoofd gelegen hormoonklier die voornamelijk thyroxine produceert<br />

schildklier stimulerend hormoon SSH<br />

schimmels één van de vier rijken waarin alle organismen worden ingedeeld; organismen zonder bladgroen,<br />

waarvan de cellen één, soms meer celkernen hebben en door een celwand zijn omgeven<br />

schors weefsel(s) aan de buitenzijde van een orgaan<br />

S<br />

54


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

Bij planten: schors van stengel en wortel en bij dieren: nierschors, hersenschors.<br />

schorsgrenslaag endodermis<br />

Schwann, cel van deel van de mergschede van een zenuwceluitloper tussen twee insnoeringen van Ranvier<br />

scrotum balzak; huidplooi waarin zaadballen liggen<br />

S-curve kromme in een diagram in de vorm van een S; zie ook J-curve<br />

Voorbeelden zijn: de verzadigingscurve van hemoglobine met zuurstof en de curve van de populatiegrootte<br />

in de tijd. De curve van het aantal individuen van een populatie in de loop van de tijd kan S-vormig zijn. In<br />

dat geval groeide de populatie aanvankelijk langzaam, dan steeds sneller totdat door b.v gebrek aan voedsel<br />

de groeisnelheid weer afnam. De groeicurve is dan klokvormig.<br />

secretie afscheiding; afgifte van nuttige stoffen<br />

secretine hormoon, geproduceerd in de wand van de twaalfvingerige darm door contact met het zure voedsel uit<br />

de maag; het stimuleert de alvleesklier tot het afgeven van NaHCO3 waardoor het voedsel minder zuur<br />

wordt; zie ook cholecystokinine<br />

secundair geslachtskenmerk geslachtskenmerk dat in de puberteit onder invloed van geslachtshormonen ont-<br />

staat<br />

secundaire productie biomassa die per tijdseenheid door consumenten is gevormd; zie ook primaire productie<br />

secundaire structuur wijze waarop een beperkt aantal eenheden van een molecuul een spiraal- of plaatvormige<br />

structuur; zie ook primaire, tertiaire en quaternaire structuur<br />

Voorbeeld: de helixstructuur.<br />

segment deel van een geleed lichaam<br />

segmentatie opbouw van een lichaam uit achter elkaar gelegen, vaak gelijkvormige delen zoals bij een ringworm<br />

sekse geslacht<br />

seksueel overdraagbare aandoening soa<br />

selectiedruk mate waarin natuurlijke selectie op een populatie inwerkt<br />

semi-permeabel halfdoorlatend; van een mengsel de componenten met verschillende snelheid doorlatend<br />

Het celmembraan is semi-permeabel: het heeft een grote doorlaatbaarheid voor water en een lage tot zeer<br />

lage voor opgeloste stoffen. Los daarvan kunnen stoffen het celmembraan passeren als gevolg van actief<br />

transport.<br />

sensibel sensorisch<br />

sensorische zenuw gevoelszenuw; zenuw die alleen uitlopers van sensorische zenuwcellen bevat<br />

sensorische zenuwcel zenuwcel die impulsen van een zintuig naar het centrale zenuwstelsel geleidt; zie ook<br />

motorische zenuwcel en schakelcel<br />

seropositief in het bezit van antistof(fen) tegen het aids-virus<br />

serum bloedserum; bloedplasma zonder fibrinogeen<br />

Bloedserum ontstaat wanneer bloed stolt en fibrinogeen wordt omgezet in fibrine.<br />

S-fase deel van de celcyclus tussen de G1-fase en de G2-fase waarin het DNA wordt verdubbeld<br />

signaal externe prikkel die bij soortgenoten voorspelbaar gedrag kan veroorzaken<br />

Voorbeelden: de oranjerode borst van een roodborst (kleursignaal), het huilen van de wolf (geluidssignaal)<br />

en het feromoon van een insectenvrouwtje (chemisch signaal).<br />

signaalhandeling handeling met een mededelingsfunctie voor soortgenoten<br />

55


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

Signaalhandelingen zoals het zingen van een roodborst in zijn territorium, zijn vaak soortspecifiek, opvallend<br />

en constant van vorm.<br />

sikkelcelanemie erfelijke ziekte door een afwijkende hemoglobine waardoor rode bloedcellen bij afgifte van<br />

zuurstof een sikkelvorm aannemen<br />

Verschijnselen van sikkelcelanemie zijn versnelde afbraak van rode bloedcellen, verstopping van haarvaten<br />

en zuurstoftekort.<br />

simultaan gelijktijdig<br />

sino-auriculaire knoop sinusknoop<br />

sinus holte, bv. een bijholte in de schedel<br />

sinusknoop SA-knoop; pacemaker; groep gespecialiseerde cellen in de wand van de rechterboezem, waarin de<br />

impulsen ontstaan voor de samentrekking van het hart<br />

De impulsen gaan naar de boezems en via de AV-knoop en de bundel van His naar de kamers.<br />

sipho buis, bijvoorbeeld de buis voor in- en uitstromend water bij schelpdieren in de wadbodem<br />

skelet structuur voor de stevigheid van organismen<br />

Bij gewervelde dieren een geraamte, bij insecten een chitinepantser en bij sommige eencellige dieren een<br />

kiezelskelet.<br />

skeletspier spier die met één of beide uiteinden met het skelet verbonden is<br />

sklerenchym type steunweefsel bij planten, dat bestaat uit langgerekte vezels met gelijkmatig verdikte, meestal<br />

verhoute wand<br />

slagader arterie; bloedvat waardoor bloed van het hart wegstroomt; zie ook ader<br />

De bloeddruk in slagaders is hoog, de wanden zijn dik, stevig en elastisch.<br />

slagaderverkalking aderverkalking<br />

slagvolume hoeveelheid bloed die één kamer uit het hart pompt bij iedere hartslag<br />

slakkenhuis inwendig oor; deel van het gehoororgaan, waarin onder invloed van vloeistoftrillingen impulsen<br />

worden opgewekt<br />

sleutelprikkel prikkel die het meest effectief is bij het veroorzaken van een bepaald gedrag<br />

Voorbeeld: de rode plek op de gele snavel van volwassen zilvermeeuwen is de sleutelprikkel voor het bedelen<br />

om voedsel door de kuikens.<br />

slijmvlies dekweefsel met slijmproducerende kliercellen; zie ook trilhaarepitheel<br />

Slijmvlies komt o.a. voor in de luchtweg, darmen, eileiders en baarmoeder.<br />

slikreflex reflex waarbij de tong voedsel van de keelholte in de slokdarm duwt, waarna de peristaltiek de bewe-<br />

ging voortzet<br />

sluitcel één van de twee opvallend gevormde opperhuidcellen die om een huidmondje liggen<br />

soa seksueel overdraagbare aandoening; aandoening waarbij de besmetting kan plaatsvinden door geslachtelijk<br />

verkeer, zoals aids, chlamydia en syfilis<br />

sociaal gedrag gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar<br />

sociobiologie wetenschappelijke studie van sociaal gedrag in het kader van de evolutie<br />

solitair alleen levend<br />

Twee tegenstellingen van solitair zijn: in groepen levend en kolonievormend. Mannetjes van kuddedieren le-<br />

ven soms solitair; bij sommige kolonievormende holtedieren komt ook een solitaire levensfase voor.<br />

somatische cel lichaamscel; elke cel van het lichaam, behalve de geslachtscellen<br />

56


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

soort groep van individuen die in staat zijn zich onderling voort te planten en die vruchtbare nakomelingen<br />

krijgen; zie ook soortnaam<br />

soortaanduiding tweede deel van de soortnaam<br />

soortnaam wetenschappelijke naam van een soort<br />

Volgens de binaire naamgeving heeft iedere soort een wetenschappelijke naam, die bestaat uit de geslachts-<br />

naam (met een hoofdletter te beginnen) en een soortaanduiding; vaak wordt achter de wetenschappelijke<br />

naam nog de (afgekorte) auteursnaam toegevoegd.<br />

specialisatie celspecialisatie<br />

specifieke afweer afweer gericht op een lichaamsvreemde stof, waarbij een specifieke binding plaatsvindt met<br />

T-lymfocyten en/of met behulp van antistof; zie ook aspecifieke afweer<br />

specifieke afweer afweer gericht op een lichaamsvreemde stof, antistof; zie ook aspecifieke afweer<br />

speeksel product uit de speekselklieren dat bij de mens water, slijm en amylase bevat<br />

sperma vloeistof die bij de zaadlozing uit de urinebuis vrijkomt, bestaande uit zaadcellen en vocht uit de prostaat<br />

en de zaadblaasjes<br />

spermacel zaadcel<br />

spermaleider zaadleider<br />

spermatogenese ontstaan van zaadcellen uit een zaadcelmoedercel<br />

spier orgaan dat door samentrekking voor houding en beweging zorgt<br />

spierbundel deel van een spier dat door bindweefsel is gescheiden van andere spierbundels en dat bestaat uit<br />

spiervezels<br />

spiercel spoelvormige cel in glad spierweefsel; zie ook spiervezel<br />

spierschede omhulling van een spier, bestaande uit bindweefsel<br />

spierspoel zintuigorgaantje in spieren dat meer of minder impulsen opwekt, afhankelijk van de lengte van de<br />

spier<br />

spiertonus tonus; samentrekkingstoestand van een spier in rust, veroorzaakt doordat steeds een klein aantal<br />

motorische eenheden actief is<br />

spiervezel langwerpig onderdeel van dwarsgestreepte spieren, ontstaan door samensmelting van verscheidene<br />

spiercellen; zie ook spiercel<br />

De samensmelting is terug te vinden in het veelkernig zijn van de spiervezel.<br />

spierweefsel weefseltype dat is opgebouwd uit spiercellen of spiervezels<br />

Bij de mens komen drie typen spierweefsel voor: glad spierweefsel, dwarsgestreept spierweefsel en hart-<br />

spierweefsel.<br />

spinaal tot de wervelkolom behorend<br />

spinaal ganglion opeenhoping van cellichamen van zenuwcellen met uitlopers in de gevoelszenuw, links en<br />

rechts van het ruggenmerg<br />

spiraaltje buigzaam plastic voorwerpje dat in de baarmoeder ingebracht wordt en zwangerschap voorkomt,<br />

waarschijnlijk doordat het de innesteling verhindert<br />

spiraliseren dikker en korter worden van de chromosomen aan het begin van de kerndeling, waardoor ze na<br />

kleuring zichtbaar zijn<br />

spoeldraad steun- of trekdraad in de spoelfiguur<br />

spoelfiguur kernspoel<br />

57


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

sponsparenchym weefseltype met bladgroen aan de onderzijde van een blad met grote intercellulaire holten; zie<br />

ook palissadenparenchym<br />

De holten staan in verbinding met de huidmondjes.<br />

spore 1 voortplantingscel bij schimmels, wieren, mossen en varens, die zonder bevruchting tot een nieuw indivi-<br />

du kan uitgroeien 2 cyste; eencellige die in barre omstandigheden water heeft uitgescheiden en zich met een<br />

harde wand heeft omgeven<br />

Sporen zijn licht en worden door de lucht verspreid.<br />

sporenelement element dat in zeer kleine hoeveelheden nodig is voor goed verloop van levensprocessen<br />

Vele metalen, zoals koper, ijzer, zink en mangaan zijn sporenelementen.<br />

sporofyt diploïde generatie bij planten met generatiewisseling die door meiose haploïde sporen vormt; zie ook<br />

gametofyt<br />

spraakcentrum deel van de hersenschors dat de spieren van mond en strottenhoofd van impulsen voorziet<br />

sprongsgewijze impulsgeleiding wijze van impulsgeleiding bij gemyeliniseerde axonen waarbij de depolarisatie<br />

alleen bij de insnoeringen van Ranvier plaats vindt, en de impuls als het ware van de ene insnoering naar de<br />

volgende overspringt<br />

SSH schildklier stimulerend hormoon; hormoon uit de hypofyse-voorkwab dat de schildklier stimuleert<br />

staafje lichtgevoelige zintuigcel in het netvlies van een oog; zie ook kegeltje<br />

Staafjes hebben een lage drempelwaarde en liggen vooral buiten de gele vlek.<br />

staafjesrood rodopsine; lichtgevoelige stof in de staafjes van het netvlies<br />

stamboom schematische voorstelling van verwantschapsrelaties<br />

stamcel 1 jonge cel in het rode beenmerg die zich kan specialiseren tot een rode bloedcel, witte bloedcel of<br />

bloedplaatje 2 (embryonale) cel, waaruit zich diverse weefseltypen kunnen ontwikkelen<br />

stamper deel van een bloem dat eicellen vormt<br />

Een stamper bestaat uit één of meer stempels en stijlen en een vruchtbeginsel.<br />

startcodon codon (AUG) waarmee elk mRNA-molecuul begint; zie ook stopcodon<br />

stemband stevig vlies in het strottenhoofd dat gaat trillen als het gespannen is en er lucht langs stroomt<br />

stempel bovenste deel van een stamper, al dan niet verbreed, vaak kleverig en dat dient voor het opvangen van<br />

stuifmeel<br />

stereoscopisch zien ruimtelijk waarnemen, waardoor men in staat is om te schatten hoever een voorwerp verwij-<br />

derd is<br />

stereotiep gedrag afwijkend gedrag dat voortdurend herhaald wordt en kan optreden als dieren erg beperkt<br />

worden in het realiseren van hun normale gedrag, zoals in dierentuinen en in de intensieve veehouderij<br />

sterftecijfer 1 aantal sterfgevallen per 1000 individuen per jaar 2 aantal dieren van een populatie dat per tijds-<br />

eenheid sterft; zie ook geboortecijfer en netto reproductiefactor<br />

steriel 1 onvruchtbaar 2 vrij van bacteriën en andere micro-organismen<br />

steriliseren 1 onvruchtbaar maken van planten of dieren 2 doden van bacteriën en andere micro-organismen,<br />

bv. door verhitting<br />

steroïde vetachtige stof met drie 6-ringen en een 5-ring in de moleculen<br />

Voorbeelden: geslachtshormonen, cortisol, galzuren.<br />

steundraad draad van de kernspoel van pool tot pool<br />

steunweefsel weefseltype dat stevigheid geeft<br />

58


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

Bij planten bestaat steunweefsel meestal uit vezels; dierlijk steunweefsel is bv. bindweefsel, kraakbeen en<br />

beenweefsel.<br />

stijl deel van een stamper tussen stempel en vruchtbeginsel<br />

stikstofassimilatie omzetting van een anorganische stikstofverbinding in een organische stikstofverbinding, bv.<br />

een aminozuur<br />

stikstofbase nucleïnebase<br />

stikstofbindende bacterie bacterie die stikstof uit de lucht kan binden<br />

stikstofbinding omzetting van stikstof uit de lucht tot een stikstofverbinding<br />

stikstofkringloop cyclische reeks van processen die stikstofatomen in en buiten organismen doorlopen<br />

stimulus prikkel<br />

stippel deel van de celwand dat minder verdikt is dan elders doordat op deze plaatsen geen secundaire celwand is<br />

afgezet<br />

stofwisseling metabolisme; geheel van chemische processen in de cel(len) van een organisme<br />

stollingsenzym enzym dat betrokken is bij de bloedstolling, bv. trombokinase en trombine<br />

stollingsfactor stof in bloedplasma die betrokken is bij de bloedstolling, bv. calciumionen en vitamine K<br />

stopcodon codon in mRNA dat niet codeert voor een aminozuur, maar het einde aangeeft van de translatie; zie<br />

ook startcodon<br />

streptomycine antibioticum dat de eiwitsynthese remt<br />

stress staat van paraatheid in een organisme als gevolg van belastende omgevingsfactoren<br />

strooisellaag laag van gedeeltelijk verteerd organisch afval op de bodem van een vegetatie; zie ook humus<br />

strotklepje klepje in het strottenhoofd dat de luchtpijp afsluit bij het slikken<br />

strottenhoofd orgaan aan het begin van de luchtpijp waarin de stembanden liggen<br />

structureel gen basenvolgorde in DNA die overgeschreven wordt naar mRNA<br />

structuureiwit eiwit in een cel dat geen enzym is, bv. hemoglobine, actine, myosine<br />

stuifmeel hoeveelheid stuifmeelkorrels<br />

stuifmeelbuis pollenbuis; buisvormig uitgroeisel van een stuifmeelkorrel waardoor de vegetatieve kern en de<br />

generatieve kernen uit de stuifmeelkorrel het zaadbeginsel kunnen bereiken<br />

stuifmeelkorrel pollenkorrel; mannelijke voortplantingscel die door meiose uit de stuifmeelmoedercel ontstaat<br />

Een rijpe stuifmeelkorrel bevat twee generatieve kernen en een vegetatieve kern.<br />

stuifmeelmoedercel diploïde cel waaruit door meiose vier haploïde cellen ontstaan die zich ontwikkelen tot<br />

stuifmeelkorrels<br />

substraat 1 stof waar een enzym op inwerkt 2 voedingsbodem waarop een organisme kan groeien<br />

substraatspecifiek in staat slechts één bepaald substraat om te zetten<br />

successie verandering in de loop van de tijd van de soortensamenstelling van een levensgemeenschap, waarbij<br />

deze geleidelijk overgaat in een andere<br />

succulent saprijke plant die is aangepast aan het leven in droge streken doordat de bladeren en/of stengels gespe-<br />

cialiseerd zijn in het vasthouden van water<br />

suiker 1 sacharose 2 zoete sacharide<br />

Bij voorkeur dient het woord suiker alleen gebruikt te worden voor sacharose.<br />

suikerziekte diabetes mellitus<br />

summatie zie prikkelsummatie<br />

59


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

supernormale prikkel prikkel die de normale prikkel overtreft in effectiviteit als sleutelprikkel<br />

De grote rode keel van een koekoeksjong is een supernormale prikkel voor de pleegouders.<br />

survival value mate waarin een bepaalde eigenschap bijdraagt aan de levensverwachting van een individu of<br />

soort<br />

S-vormige curve S-curve<br />

syfilis seksueel overdraagbare bacterieziekte, gekenmerkt door zweertjes aan slijmvliezen en verlammingen en in<br />

een vergevorderd stadium aantastingen van hersenen<br />

symbiont organisme dat deel uitmaakt van een symbiose<br />

symbiose langdurige samenleving van individuen van verschillende soorten<br />

Er zijn drie typen van symbiose: mutualisme, commensalisme en parasitisme.<br />

symmetrisch te verdelen in twee helften die elkaars spiegelbeeld zijn; zie ook asymmetrisch<br />

sympathisch deel orthosympathisch deel; deel van het autonome zenuwstelsel, dat de dissimilatie bevordert; zie<br />

ook parasympathisch deel<br />

Het sympathische deel werkt tegengesteld aan het parasympathische deel.<br />

synaps contactplaats tussen zenuwcellen onderling of tussen een motorische zenuwcel en een spier<br />

synapsspleet nauwe ruimte tussen de membranen van de twee cellen op de plaats van de synaps<br />

In de synapsspleet diffundeert vanuit de presynaptische zenuwcel een neurotransmitter die het post-<br />

synaptische membraan beïnvloedt.<br />

syndroom van Down complex van lichamelijke en geestelijke eigenschappen als gevolg van trisomie-21<br />

synergist spier die in dezelfde richting werkt als een andere spier; zie ook antagonist<br />

systeem, kunstmatig ordening van soorten op grond van één criterium; zie ook natuurlijk systeem<br />

Een kunstmatig systeem geeft geen verwantschapsrelaties weer.<br />

systeem, natuurlijk ordening van soorten op grond van zoveel mogelijk criteria; zie ook kunstmatig systeem<br />

Een natuurlijk systeem wordt geacht verwantschapsrelaties weer te geven.<br />

systole samentrekking van het hart; zie ook diastole<br />

Tijdens de systole is de bloeddruk hoog: de bovendruk<br />

talg vettige stof uit talgklieren die het haar en de hoornlaag soepel houdt<br />

talgklier klier bij een haarzakje die talg afscheidt<br />

tandplak aanslag op de tanden, bestaande uit bacteriën, slijmstoffen en voedselresten<br />

taxon (mv. taxa) groep verwante organismen<br />

Taxa zijn soort, geslacht, familie, orde, klasse of afdeling en rijk.<br />

taxonomie ordening van groepen van verwante organismen<br />

teelbal zaadbal<br />

tegenkoppeling negatieve terugkoppeling<br />

tegenstroom verschijnsel dat twee vloeistoffen of gassen naast elkaar en in tegengestelde richting stromen,<br />

waardoor een effectieve uitwisseling van stoffen of warmte kan plaats vinden<br />

Bij vissen is de waterstroom langs de kieuwen tegengesteld aan de bloedstroom in de kieuwen. De uitwis-<br />

seling is effectief doordat in het uitwisselingstraject voortdurend een concentratieverschil blijft bestaan.<br />

telofase laatste fase in de kerndeling die volgt op de anafase en waarin de chromosomen weer despiraliseren<br />

T<br />

60


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

telomeer uiteinde van elk chromosoom, bestaande uit herhalingen van korte stukjes DNA<br />

De telomeren worden bij elke celdeling korter, behalve in delingsweefsel. Deze verkorting beperkt de moge-<br />

lijkheid van de cel om zich opnieuw te delen.<br />

telomerase enzym dat betrokken is bij het verlengen van telomeren<br />

Telomerase komt voor in cellen van delingsweefsel.<br />

territorium gebied dat door een of meer individuen van een soort wordt bezet en tegen binnendringende soort-<br />

genoten wordt verdedigd<br />

territoriumgedrag gedrag met als functie het vestigen, handhaven en/ of vergroten van het territorium<br />

tertiaire structuur wijze waarop een eiwit- of nucleïnezuurmolecuul driedimensionaal ruimtelijk is opgerold of<br />

gevouwen; zie ook primaire, secundaire en quaternaire structuur<br />

terugkoppeling feed back; verschijnsel dat een proces wordt beïnvloed door zijn resultaat<br />

Als de invloed remmend is, spreekt men van negatieve terugkoppeling of tegenkoppeling; als de invloed sti-<br />

mulerend is, spreekt men van positieve terugkoppeling of meekoppeling.<br />

terugkruising paring van een heterozygoot individu met één van de ouders; zie ook toetskruising<br />

Veel traditionele veredelingsprogramma’s maakten gebruik van terugkruisingen.<br />

terugresorptie opname van nuttige stoffen door actief transport vanuit de voorurine in het bloed<br />

testis (mv. testes) zaadbal<br />

testosteron geslachtshormoon uit de zaadballen waardoor mannelijke secundaire geslachtskenmerken ontstaan<br />

tetanus 1 normale samentrekking van een spier, die het gevolg is van een serie impulsen die zo snel op elkaar<br />

volgen dat er geen tussentijdse ontspanning optreedt 2 bacterieziekte met langdurige spierverkortingen in<br />

het hele lichaam<br />

tetrade 1 viertal nog met elkaar verbonden haploïde cellen dat na meiose ontstaan is 2 groep van vier chromati-<br />

den (twee per homoloog chromosoom) die tijdens profase I van de meiose naast elkaar gerangschikt zijn<br />

tetraploïd met vier keer het genoom (4n chromosomen) in de celkern<br />

theorie geheel van denkbeelden of hypothesen ter verklaring van verschijnselen<br />

In betekenis is theorie niet scherp te scheiden van hypothese.<br />

thermische vervuiling opwarming van het oppervlaktewater door invloed van de mens<br />

thymine één van de nucleïnebasen in DNA<br />

Thymine gaat bij de basenparing een binding aan met adenine.<br />

thymus zwezerik<br />

thyroïd stimulerend hormoon TSH<br />

thyroxine hormoon uit de schildklier dat de grondstofwisseling stimuleert<br />

T-lymfocyt lymfocyt die zich in de thymus verder heeft gespecialiseerd en die betrokken is bij de specifieke<br />

afweer<br />

Enkele van deze afweerreacties zijn het activeren van de celdeling van B-lymfocyten, het ‘lekprikken’ van vi-<br />

rusgeïnfecteerde cellen en de vorming van T-geheugencellen.<br />

toetskruising kruising waarbij de ene partner twee recessieve allelen bezit en men van de andere partner niet<br />

weet of hij één of twee dominante allelen heeft voor de desbetreffende eigenschap; zie ook terugkruising<br />

De toetskruising dient om vast te stellen of de andere partner homozygoot of heterozygoot is.<br />

tolerantie verdraagzaamheid, met name ten opzichte van bepaalde stoffen of andere milieufactoren<br />

61


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

tolerantiegrens grenswaarde van een milieufactor waarbij individuen nog net in leven blijven of waarbij de soort<br />

blijft voortbestaan<br />

tolerantiegebied gezamenlijke waarden van een milieufactor tussen de tolerantiegrenzen<br />

De breedte van een tolerantiegebied kan beïnvloed worden door andere milieufactoren.<br />

tonus zie spiertonus<br />

toxine giftige stof die wordt geproduceerd door een organisme<br />

toxisch giftig<br />

traanklier klier boven een oogbol die traanvocht afscheidt<br />

trachea luchtpijp<br />

trachee adembuis in insecten<br />

transaminase enzym dat de overdracht van aminogroepen versnelt<br />

transamineren verplaatsen van een aminogroep (-NH2-groep) van een aminozuurmolecuul naar een molecuul<br />

van een andere stof; zie ook desamineren<br />

Door transaminering kan een niet-essentieel aminozuur ontstaan, en ook ureum.<br />

transcriptie overschrijving van een DNA- of RNA-molecuul door het enzym RNA-polymerase in complemen-<br />

tair RNA<br />

transfer-RNA tRNA<br />

transgeen in bezit van kunstmatig ingebracht erfelijk materiaal van een andere individu; zie ook ggo<br />

translatie vertaling van de codonvolgorde in mRNA in een aminozuurvolgorde voor een eiwitmolecuul; zie ook<br />

transcriptie<br />

De vertaling vindt plaats aan het ribosoomoppervlak met behulp van tRNA.<br />

translocatie mutatie waarbij een stukje van een chromosoom losraakt en zich aan een ander chromosoom vast-<br />

hecht<br />

transmitter neurotransmitter<br />

transpiratie verlies van water vanuit een organisme door zweten of verdampen<br />

transplanteren overbrengen van weefsel naar een andere plaats in het lichaam of naar een ander organisme<br />

transporteiwit eiwit dat betrokken is bij het transport van stoffen<br />

Voorbeelden: hemoglobine, eiwit in het celmembraan dat stoffen door het celmembraan heen transporteert.<br />

trekdraad draad van de kernspoel van een pool naar de centromeer van een chromosoom<br />

trial-and-error-leren proefondervindelijk leren<br />

triglyceride vet waarvan elk molecuul bestaat uit glycerol en drie vetzuurmoleculen<br />

trilhaar beweeglijk celuitsteeksel dat de cel kan voortbewegen of een stroming langs de cel kan veroorzaken<br />

trilhaarepitheel slijmvlies met trilharen voor transport<br />

tripeptide organische stof waarvan elk molecuul door condensatie uit drie aminozuurmoleculen is ontstaan<br />

triplet groep van drie opeenvolgende nucleïnebasen in DNA en RNA met een specifieke betekenis<br />

Voorbeelden: codons, anticodons.<br />

triploïd met drie keer het genoom (3n chromosomen) in de celkern<br />

trisomie verschijnsel dat in een diploïd individu van één type chromosoom er drie voorkomen; bijvoorbeeld drie<br />

keer chromosoom 21 bij het syndroom van Down<br />

tRNA RNA-molecuul dat een anticodon bevat en aan het CCA-uiteinde een bij dit anticodon passend amino-<br />

zuurmolecuul kan binden<br />

62


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

trofisch niveau plaats in een voedselpiramide, bv. producent, consument van de 1 e orde<br />

trofoblast buitenste laag van de blastocyste bij zoogdieren<br />

Bij de innesteling hecht de trofoblast van de blastocyste zich aan de baarmoederwand.<br />

trombine enzym dat ontstaat uit protrombine en dat tijdens de bloedstolling de omzetting van fibrinogeen in<br />

fibrine versnelt; zie ook trombokinase<br />

trombocyt bloedplaatje<br />

trombokinase enzym in bloedplasma dat na een keten van reacties uit stollingsfactoren ontstaat en dat de omzet-<br />

ting van protrombine in trombine versnelt<br />

trombose inwendig optredende bloedstolling waardoor een bloedvat verstopt kan raken<br />

trypsine protease in de dunne darm dat uit trypsinogeen ontstaat<br />

trypsinogeen pro-enzym van trypsine, afkomstig uit de alvleesklier<br />

TSH thyreoid stimulerend hormoon; SSH; hormoon uit de hypofyse-voorkwab dat de schildklier stimuleert<br />

tumor gezwel<br />

Er zijn goedaardige en kwaadaardige tumoren.<br />

turgescent met turgor<br />

turgor druk van een cel op de celwand<br />

tussencelstof materiaal tussen de cellen in beenweefsel, kraakbeen en bindweefsel<br />

twaalfvingerige darm eerste deel van de dunne darm, direct na de (maag)portier<br />

twee-eiige tweeling tweeling die uit twee bevruchte eicellen is ontstaan; zie ook eeneiige tweeling<br />

tweezaadlobbigen dicotylen; groep kruidachtige of houtige planten met hand- of veernervige bladeren, een<br />

hoofdwortel en niet-drietallige bloemen; in de kruidachtige stengel liggen de vaatbundels in een kring; zie<br />

ook eenzaadlobbigen<br />

uitscheiding excretie; verwijdering van schadelijke en / of overbodige stoffen uit het inwendige milieu van een<br />

organisme; zie ook afscheiding<br />

uitspoeling verdwijning van stoffen, vooral mineralen, uit oppervlakkige bodemlagen door waterverplaatsing<br />

uitwendige afscheiding externe secretie<br />

uitzaaiing metastase; verspreiding door het bloed- en lymfevatenstelsel van kankercellen die vervolgens uit-<br />

groeien tot nieuwe tumoren<br />

ultrafiltratie proces in de kapsels van Bowman waarbij voorurine ontstaat<br />

Bij ultrafiltratie passeren water en andere kleine moleculen in het bloed de wand van de haarvaten.<br />

uracil één van de nucleïnebasen in RNA<br />

Uracil gaat bij de basenparing een binding aan met adenine.<br />

urease enzym dat de urease van ureum versnelt<br />

ureum stikstofhoudende organische stof, eindproduct van de aminozuurdissimilatie bij zoogdieren, die wordt<br />

uitgescheiden in de urine<br />

De koolstofketen van de aminozuren kan gedissimileerd worden of geassimileerd tot vet (lipogenese) of tot<br />

glucose (gluconeogenese).<br />

ureumbacterie bacterie die ureum omzet in ammoniak en koolstofdioxide<br />

U<br />

63


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

urine uitscheidingsprodukt van de nieren, bestaande uit water, afvalstoffen, lichaamsvreemde stoffen en overtol-<br />

lige zouten<br />

urinebuis buis bij zoogdieren die van de urineblaas naar buiten verloopt<br />

De urinebuis vervoert urine en bij mannelijke zoogdieren ook sperma.<br />

urineleider buis die urine vervoert van een nier naar de urineblaas<br />

urinezuur stikstofhoudende organische stof, eindproduct van de aminozuurafbraak bij vogels, wordt tegelijk<br />

verwijderd met de ontlasting<br />

uterus baarmoeder<br />

vaatbundel transportbaan in kruidachtige stengels en bladeren die o.a. hout- en bastvaten bevat<br />

vaatvlies rijk doorbloed vlies tussen netvlies en harde oogvlies<br />

Het vaatvlies gaat naar de voorzijde over in de iris.<br />

vaccin entstof; onschadelijk gemaakte ziekteverwekkers of een antigeen van een ziekteverwekker, gebruikt voor<br />

actieve kunstmatige immunisatie<br />

vaccineren inenten; toedienen van een vaccin<br />

vacuole ruimte in een cel, gevuld met vacuolevocht en afgegrensd van het cytoplasma door een membraan<br />

vacuolevocht water met opgeloste stoffen in de vacuole<br />

vagina schede; verbinding in de vorm van een buis tussen de baarmoeder(s) en de buitenkant van een vrouwelijk<br />

zoogdier<br />

varens groep van planten die zich voortplanten door sporen, die gevormd worden in sporendoosjes aan de onder-<br />

zijde van de bladeren<br />

variabiliteit veranderlijkheid<br />

variatie 1 verandering 2 veranderd individu<br />

De verandering kan een mutatie zijn of veroorzaakt zijn door milieufactoren.<br />

vasopressine ADH<br />

vegetatief zenuwstelsel autonoom zenuwstelsel<br />

vegetatieve kern kern in een stuifmeelkorrel of stuifmeelbuis die de groei van de stuifmeelbuis regelt; zie ook<br />

generatieve kern<br />

vegetatieve voortplanting ongeslachtelijke voortplanting<br />

vene ader<br />

ventilatie luchtverversing<br />

ventrikel kamer<br />

verbrandingswarmte hoeveelheid energie (uitgedrukt in Joule) die vrijkomt bij de volledige verbranding van<br />

een gram stof<br />

veredelen zo veel mogelijk gunstige eigenschappen in één individu samen te brengen (ter verhoging van de<br />

kwaliteit)<br />

verlanding verandering waarbij ondiep water in de loop van de tijd geleidelijk in land overgaat<br />

verlengde merg deel van de hersenstam waarop het ruggenmerg aansluit<br />

De grijze stof van het verlengde merg bevat o.a. centra van het autonome zenuwstelsel.<br />

vermesting overmatig voedselrijker maken van de bodem<br />

V<br />

64


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

verscheidenheid aanwezigheid van verschillen in fenotype en/of genotype<br />

verspreidingsgebied leefgebied van een soort<br />

vertebraten gewervelde dieren<br />

vertering omzetting van voedingsstoffen in stoffen met kleinere moleculen die een celmembraan kunnen passe-<br />

ren<br />

vervuilen het milieu sterk verontreinigen, bv. met zware metalen, geluid, warmte<br />

vervuilingseenheid gemiddelde hoeveelheid vervuild afvalwater van één persoon<br />

verwantschap relatie door afstamming van een gemeenschappelijke voorouder<br />

verzadigd vetzuur vetzuur waarvan alle koolstofatomen door enkele bindingen met elkaar verbonden zijn; zie<br />

ook onverzadigd vetzuur<br />

verzamelbuisje kanaaltje in een nier waarin urine uit de nierkanaaltjes verzameld wordt en dat uitmondt in het<br />

nierbekken<br />

verziend alleen in staat in de verte scherp te zien; zie ook bijziend<br />

Verziendheid kan gecompenseerd worden met positieve lenzen.<br />

verzuring daling van de pH<br />

In spieren kan verzuring optreden door melkzuurvorming; oppervlaktewater kan verzuren door zure neer-<br />

slag.<br />

vet organische stof waarvan elk molecuul is ontstaan uit een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen<br />

vetzuur carbonzuur met een koolstofketen van meer dan tien koolstofatomen<br />

virus deeltje dat in elk geval een molecuul DNA of RNA bevat, en omgeven is door een eiwitmantel<br />

De vermeerdering van virussen kan alleen in levende cellen plaats vinden.<br />

visueel betrekking hebbend op het zien of het gezichtsvermogen; zie ook auditief.<br />

vitale capaciteit maximale hoeveelheid lucht die in één keer kan worden uitgeademd<br />

vitamine organische stof die in kleine hoeveelheden noodzakelijk is voor het functioneren van een organisme en<br />

die het organisme meestal niet zelf kan maken<br />

vlokkentest opsporen van afwijkingen in embryonale cellen van de placenta<br />

voedingsmiddel alles wat als voedsel gegeten of gedronken wordt<br />

voedingsstof nutriënt; stof in het voedsel die wordt opgenomen door een organisme of door een cel<br />

Vaak wordt een voedingsstof eerst verteerd tot een stof of stoffen die kunnen worden opgenomen.<br />

voedingsvezel organische stof in plantaardig voedsel die de darmperistaltiek stimuleert<br />

Voor de mens zijn voedingsvezels van cellulose en houtstof onverteerbaar.<br />

voedingswaarde bijdrage van een voedingsmiddel aan onze dagelijkse behoefte aan voedingsstoffen<br />

voedselketen reeks van soorten, te beginnen met een producent, waarbij elke soort voedselbron is voor de vol-<br />

gende; zie ook voedselweb<br />

voedselpiramide ecologische piramide<br />

voedselrelatie relatie tussen individuen van twee soorten, waarbij de ene soort als voedsel dient voor de andere<br />

soort<br />

voedselvacuole vacuole bij eencellige dieren waarin het voedsel wordt opgenomen en verteerd<br />

voedselweb geheel van voedselrelaties in een levensgemeenschap; zie ook voedselketen<br />

voorbehoedmiddel middel om zwangerschap te voorkomen, bv. pil, spiraaltje, morning-after-pil<br />

65


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

voorjaarshout hout met wijde vaten dat in gematigde streken bij houtige gewassen aan het begin van het groei-<br />

seizoen wordt gevormd; zie ook zomerhout<br />

voortgezette assimilatie omzetting van producten van de koolstofassimilatie in andere organische stoffen<br />

voorurine primaire urine; vloeistof die door ultrafiltratie in de kapsels van Bowman ontstaat<br />

Uit voorurine wordt door terugresorptie in de nierkanaaltjes urine gevormd.<br />

voorwaardelijke reflex gedrag als gevolg van een leerproces, waarbij een prikkel een reactie veroorzaakt die<br />

oorspronkelijk niet door die prikkel werd veroorzaakt<br />

Het aanleren van een voorwaardelijke reflex heet klassiek conditioneren. Bekend voorbeeld van een voor-<br />

waardelijke reflex is het produceren van speeksel na een geluidssignaal bij de honden van Pavlov.<br />

vrucht 1 deel van een zaadplant dat één of meer zaden bevat 2 embryo<br />

vruchtbeginsel deel van een stamper dat één of meer zaadbeginsels bevat<br />

vruchtensuiker fructose<br />

vruchtvlees sappig deel van een vrucht dat dient als lokmiddel voor dieren die de zaden verspreiden<br />

vruchtvlies vlies om een foetus<br />

Bij de geboorte breken de twee vruchtvliezen: amnion en chorion.<br />

vruchtwater vocht tussen een embryo (foetus) en het omgevende amnion<br />

vruchtwaterpunctie afname van vruchtwater voor het opsporen van afwijkingen in embryonale cellen in het<br />

vruchtwater<br />

warmbloedig homoiotherm; met een constante lichaamstemperatuur; zie ook poikilotherm<br />

waterbloei optreden van zeer grote hoeveelheden wieren en/of cyanobacteriën als gevolg van eutrofiering<br />

watercultuur kweekmethode van planten, schimmels en bacteriën op water waaraan voedingsstoffen zijn toege-<br />

voegd<br />

waterstofbrug zwakke chemische binding tussen positief geladen waterstof en een negatief geladen atoom,<br />

meestal zuurstof<br />

waterplant hydrofyt<br />

wee samentrekking van spieren van de baarmoederwand<br />

weefsel samenhangend geheel van één of enkele typen cellen met inbegrip van eventueel aanwezige tussencelstof<br />

weefselhormoon hormoon dat niet in een hormoonklier wordt gemaakt, maar in cellen die verspreid in weefsel<br />

of een orgaan liggen<br />

Voorbeelden: gastrine, HCG.<br />

weefselkweek techniek waarbij men in vitro weefsel laat groeien<br />

weefselvloeistof vocht tussen de cellen en buiten de bloedvaten<br />

Weefselvloeistof bevat vrijwel geen eiwitten en heeft daardoor een lagere osmotische waarde dan bloed;<br />

daardoor diffundeert voortdurend water terug naar het bloed. Een klein deel van de weefselvloeistof wordt<br />

opgenomen in lymfevaten en heet dan lymfe.<br />

wetenschappelijke naam van een soort soortnaam<br />

wieren algen; groep van plantaardige organismen zonder echte wortels, stengels en bladeren<br />

wildtype meest voorkomend fenotype in een natuurlijke populatie<br />

willekeurig zenuwstelsel animaal zenuwstelsel<br />

windbloem bloem die bestoven wordt door de wind; zie ook insectenbloem<br />

W<br />

66


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

witte bloedcel leukocyt; kleurloze bloedcel met kern, die betrokken is bij de afweer<br />

Er zijn veel typen witte bloedcellen, zoals macrofagen, B-lymfocyten, T-lymfocyten, plasmacellen en geheu-<br />

gencellen.<br />

witte stof zenuwweefsel dat een witte kleur heeft doordat het in verhouding veel gemyeliniseerde axonen en<br />

weinig cellichamen van zenuwcellen bevat; zie ook grijze stof<br />

Voorbeeld: het binnenste deel van grote en kleine hersenen en de buitenkant van het ruggenmerg.<br />

worteldruk hydrostatische druk in de houtvaten als gevolg van actief transport van zouten door de endoder-<br />

miscellen naar de houtvaten gevolgd door osmose van water via de endodermiscellen<br />

wortelhaar uitstulping van een epidermiscel van een wortel<br />

Voor contact met het bodemwater heeft een wortel wortelharen.<br />

wortelknolletje verdikking in de wortels van vlinderbloemige planten die stikstofbindende bacteriën bevat<br />

wortelmutsje laagje van dode, verslijmde cellen om de top van de wortel<br />

wortelstok ondergrondse stengel van een plant waaraan nieuwe plantjes groeien<br />

xanthofyl geel pigment bij planten<br />

X-chromosomaal gen gen in het X-chromosoom<br />

X-chromosoom chromosoom dat in diploïde cellen van individuen van het ene geslacht in tweevoud voorkomt<br />

en in diploïde cellen van het andere geslacht in enkelvoud; zie ook Y-chromosoom<br />

X-chromosomen spelen een rol bij de totstandkoming van het geslacht.<br />

xenotransplantatie orgaantransplantatie naar een individu van een andere soort<br />

xyleem hout<br />

Y-chromosoom chromosoom dat in diploïde cellen van individuen van het ene geslacht in enkelvoud voorkomt<br />

en dat ontbreekt bij individuen van het andere geslacht; zie ook X-chromosoom<br />

zaad 1 sperma 2 plantendeel dat een embryo bevat en ontstaat uit een zaadbeginsel<br />

zaadbal testis (mv. testes); orgaan waar de ontwikkeling van zaadcellen plaatsvindt en waar testosteron gevormd<br />

wordt; zie ook bijbal en eierstok<br />

zaadbeginsel onderdeel van een vruchtbeginsel dat een eicel bevat en dat na bevruchting uitgroeit tot een zaad<br />

zaadblaasje klier die bij de zaadcellen een vloeistof voegt waardoor de zaadcellen actief worden<br />

zaadbuisje sterk gekronkeld kanaaltje in een zaadbal waar de zaadcellen gevormd worden en dat uitmondt in de<br />

bijbal<br />

zaadcel mannelijke geslachtscel; zie ook eicel<br />

zaadcelmoedercel diploïde cel in een zaadbal waaruit door meiose vier zaadcellen ontstaan<br />

zaadhuid vlies om een zaad heen<br />

zaadleider spermaleider; buis die zaadcellen afvoert van een bijbal naar de urinebuis<br />

zaadlob eerste blad van de kiem van een zaadplant<br />

X<br />

Y<br />

Z<br />

67


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

De zaadlobben van sommige tweezaadlobbige planten, zoals erwten en bonen, bevatten voedsel voor het zich<br />

ontwikkelende kiemplantje.<br />

zaadplanten groep van planten die zich voortplanten door middel van zaden<br />

zeefvat bastvat<br />

zelfbestuiving bestuiving waarbij stuifmeel op stempels van bloemen van dezelfde plant terechtkomt<br />

zelfbevruchting samensmelting van een mannelijke geslachtscel met een vrouwelijke geslachtscel van hetzelfde<br />

individu<br />

zelfreinigend vermogen mogelijkheid om organische stoffen af te breken in oppervlaktewater<br />

Het zelfreinigend vermogen is in hoge mate afhankelijk van de aanwezigheid van reducenten.<br />

zenuw bundel uitlopers van zenuwcellen, omgeven door bindweefsel<br />

zenuwcel neuron; cel die bestaat uit een cellichaam en uitlopers: dendrieten en axonen<br />

Er zijn sensorische en motorische zenuwcellen en schakelcellen.<br />

zenuwknoop ganglion; opeenhoping van cellichamen van zenuwcellen buiten het centrale zenuwstelsel<br />

Voorbeelden: spinaal ganglion, ingewandsganglion.<br />

zetmeel polysacharide dat ontstaat door condensatie van glucose<br />

Zetmeel is een energierijke reservestof bij planten; het is meestal een mengsel van amylopectine en amylose.<br />

zintuig orgaan waarin onder invloed van prikkels impulsen worden opgewekt<br />

zintuigcel cel waarin onder invloed van prikkels impulsen worden opgewekt<br />

zomerhout hout met nauwe houtvaten met dikke celwanden, dat bij houtige gewassen in gematigde streken aan<br />

het einde van het groeiseizoen wordt gevormd; zie ook voorjaarshout<br />

zona pellucida grenslaag tussen een oöcyt (en de eerste stadia van het ontwikkelend embryo) en de omringende<br />

follikelcellen<br />

De zona pellucida verandert van structuur bij het binnendringen van een eerste spermacel en verhindert<br />

daardoor het binnendringen van meer spermacellen in de bevruchte eicel. De zona pellucida verdwijnt bij de<br />

mens na ca. 4 dagen<br />

zoogdieren groep van gewervelde dieren met een constante lichaamstemperatuur, beharing en melkklieren bij de<br />

vrouwtjes; de meeste zijn levendbarend<br />

zoölogie dierkunde<br />

zoöplankton dierlijk plankton; zie ook fytoplankton<br />

zout 1 keukenzout, NaCl 2 verbinding die, evenals keukenzout, bestaat uit een metaalion en een zuurrest<br />

zoutplant halofyt<br />

zuivere lijn groep van nakomelingen van homozygote ouders die genotypisch gelijk zijn<br />

Individuen van een zuivere lijn lenen zich goed voor onderzoek naar de invloed van de omgeving.<br />

zure regen neerslag met stoffen die de pH doen dalen<br />

zuur stof met pH < 7<br />

zuurgraad mate waarin een stof zuur is<br />

Een hoge zuurgraad komt overeen met een lage pH.<br />

zuurstofschuld tekort aan zuurstof doordat bij arbeid energie wordt geleverd zonder dat er opname van een<br />

evenredige hoeveelheid zuurstof plaats vindt<br />

Een zuurstofschuld ontstaat door anaërobe dissimilatie; de schuld wordt afgelost als het anaërobe dissimila-<br />

tieproduct aëroob gedissimileerd wordt.<br />

68


F. Planting Begrippenlijst biologie voor leerlingen<br />

Licentienummer 018<br />

School Vrije School de IJssel<br />

zuurstofverzadiging mate waarin het bloed of hemoglobine zuurstof bevat<br />

De zuurstofverzadiging wordt meestal aangegeven als een percentage ten opzichte van de maximale hoeveel-<br />

heid zuurstof die het bloed onder de gegeven omstandigheden kan bevatten.<br />

zwamvlok mycelium; netwerk van schimmeldraden<br />

zwangerschapshormoon progesteron<br />

zwavelbacterie 1 chemo-autotrofe bacterie die zwavelwaterstof tot sulfaationen oxideert en daarbij energie voor<br />

de koolstofassimilatie verkrijgt 2 foto-autotrofe bacterie die zwavelwaterstof in plaats van water als water-<br />

stofdonor gebruikt bij de fotosynthese<br />

zwellichaam orgaan in de penis en de clitoris dat door extra bloedtoevoer kan opzwellen waardoor een zekere<br />

stevigheid ontstaat<br />

zwervende zenuw nervus vagus; tiende hersenzenuw, die uit de hersenstam ontspringt en deel uitmaakt van het<br />

parasympathische deel van het autonome zenuwstelsel<br />

zwezerik thymus; orgaan achter het borstbeen bij jonge zoogdieren, dat betrokken is bij het ontstaan van T-<br />

lymfocyten<br />

zygote bevruchte eicel<br />

69

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!