Het rijke Vlaamsche wielerleven Karel Van Wijnendaele

Het rijke Vlaamsche wielerleven Karel Van Wijnendaele Het rijke Vlaamsche wielerleven Karel Van Wijnendaele

wielersportboeken.nl
from wielersportboeken.nl More from this publisher
09.09.2013 Views

21 Op den maalstroom van het stadsleven. Ik weet me nog aankomen, bij die Apotheker te Oostende. 't Was op Paschen en 'k hoore 't hem nog zeggen: - Vandaag, Hoogdag. Niet veel te werken. In de achterkeuken, wat flesschen die te kuischen zijn. 't Deed me lijk vreemd aan. Hoogdag zijn, en moeten werken?... Maar 'k zegde geen woord, en 'k ging neerstig aan 't werk. Daarmee had ik mijne medische studies begonnen. Om 12 ure kwam de meid, om te zeggen ‘dat ik mocht te eten gaan’. 's Anderendaags begon mijn eigenlijk werk: stof afkuischen in de Apotheek, en bestelde medicijnen thuis dragen. 't Laatste stond me meest aan. Daarmee was ik op den loop, en in de stad. Vier dagen later, met Gustje Koeke mijn eerste brief meê gegeven, naar huis, om te zeggen: dat ik het best stelde, goed te eten kreeg, en reeds geheel Oostende afgeloopen had! - Maar dat moest ge nu eens zien, die Kursaal, die groote Hotels en dat Koersplein! Maar 'k vertel er meer van, als ik eens naar huis kom! 't Duurde acht dagen eer ik een brief terug kreeg. Om te zeggen dat alles goed ging. Dat de broeder die na mij kwam, nu al 't werk gewoon was, ‘en anders niets bijzonders’. Na acht dagen was ik het gewoon in mijn nieuwe dienst. Mijnheer was wat stroef, maar Mevrouw des te vriendelijker. 's Zondags namiddags kreeg ik verlof. ‘Ik kon gaan,’ zei de Apotheker, tot 7 ure. Maar 'k verkoos op mijn kamer te gaan lezen en schrijven. En dat heb ik jaren aan 'n stuk gedaan: al mijn vrije tijd gebruikt om te lezen en Karel Van Wijnendaele, Het rijke Vlaamsche wielerleven

22 te studeeren. En 'k deed dat niet omdat ik het me zelven oplei, maar uit goeste, uit begeerte: liever boeken te lezen dan uit wandelen gaan. Als ik er zeven maanden was, kreeg ik nieuws van huis: dat ze allen verlangden om me weer te zien! - Of ik niet naar huis mocht? En 't geld van de treinkosten kon ik afhouden van mijn maandloon! 's Nachts te voren geen oog toegedaan: zoo gelukkig omdat ik moeder, vader, broers en zusters zou weerzien, en d'oûwe schoolkameraden, aan wien ik het vertellen zou van zooveel schoone dingen, die in groote steden te zien zijn. Of ze zouden opkijken! Dien verlofdag tehuis, ging zoo rap voorbij. Zeker wel omdat hij te heerlijk was. 't Werd avond, en tijd om aan de afreis te denken. Ik weet me nog aan tafel zitten eten, en almeteens?... Ja, van waar kwam dat nu?... 't Begon me zoo in eens te kroppen in de keel, en 'k viel slagwater aan 't weenen! Wat waren ze gelukkig die broers en die zusters, die schoolkameraden die mochten thuis blijven, en niet bij vreemde menschen moesten gaan inwonen! Ik wilde 't verbijten en me sterk toonen maar 't ging niet: mijn gemoed dat te diep beroerd was! De broers en de zusters die er niets van begrepen en moeder die vroeg - wat er haperen mocht? - Niets! 't zal wel beteren, straks, als ik op den trein zit! De heele bende die mee trok naar de statie. Ik op den trein, en manmoedig door het venstér gekeken en gegroet, totdat ik niets meer zag, niets meer, tenzij de voorbijschuivende huizen en landerijen! En toen zette ik me in 't hoekje. Geen tranen meer. Maar diep in mij voelde ik de treurnis aan, omdat ik nu weer alleen was, zonder moeder en zonder al die me zoo eigen waren, om weer onder vreemde menschen te moeten komen! Karel Van Wijnendaele, Het rijke Vlaamsche wielerleven

21<br />

Op den maalstroom van het stadsleven.<br />

Ik weet me nog aankomen, bij die Apotheker te Oostende. 't Was op Paschen en 'k<br />

hoore 't hem nog zeggen:<br />

- <strong>Van</strong>daag, Hoogdag. Niet veel te werken. In de achterkeuken, wat flesschen die<br />

te kuischen zijn.<br />

't Deed me lijk vreemd aan. Hoogdag zijn, en moeten werken?... Maar 'k zegde<br />

geen woord, en 'k ging neerstig aan 't werk. Daarmee had ik mijne medische studies<br />

begonnen. Om 12 ure kwam de meid, om te zeggen ‘dat ik mocht te eten gaan’.<br />

's Anderendaags begon mijn eigenlijk werk: stof afkuischen in de Apotheek, en<br />

bestelde medicijnen thuis dragen.<br />

't Laatste stond me meest aan. Daarmee was ik op den loop, en in de stad.<br />

Vier dagen later, met Gustje Koeke mijn eerste brief meê gegeven, naar huis, om<br />

te zeggen: dat ik het best stelde, goed te eten kreeg, en reeds geheel Oostende<br />

afgeloopen had!<br />

- Maar dat moest ge nu eens zien, die Kursaal, die groote Hotels en dat Koersplein!<br />

Maar 'k vertel er meer van, als ik eens naar huis kom!<br />

't Duurde acht dagen eer ik een brief terug kreeg. Om te zeggen dat alles goed<br />

ging. Dat de broeder die na mij kwam, nu al 't werk gewoon was, ‘en anders niets<br />

bijzonders’.<br />

Na acht dagen was ik het gewoon in mijn nieuwe dienst. Mijnheer was wat stroef,<br />

maar Mevrouw des te vriendelijker.<br />

's Zondags namiddags kreeg ik verlof. ‘Ik kon gaan,’ zei de Apotheker, tot 7 ure.<br />

Maar 'k verkoos op mijn kamer te gaan lezen en schrijven. En dat heb ik jaren aan<br />

'n stuk gedaan: al mijn vrije tijd gebruikt om te lezen en<br />

<strong>Karel</strong> <strong>Van</strong> <strong>Wijnendaele</strong>, <strong>Het</strong> <strong>rijke</strong> <strong>Vlaamsche</strong> <strong>wielerleven</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!