NLlit_paperback_opm19def:Wereld in woorden - Frits van Oostrom ...

NLlit_paperback_opm19def:Wereld in woorden - Frits van Oostrom ... NLlit_paperback_opm19def:Wereld in woorden - Frits van Oostrom ...

wereld.in.woorden.nl
from wereld.in.woorden.nl More from this publisher
08.09.2013 Views

568 De Vooys 1905, Ruh 1999, 114 e.v. en Hense & Kouwenhoven 2007, 12 e.v. Een scone colevier…: De Vooys 1910, 19 e.v.; opdattet niet ghesayt…: Delteijk 1947, 207. Over Van Leeuwens ongehoorde kerkkritiek handelen De Vooys 1910, 10 e.v., Van Buuren 1987, 40 en De Bruin 1970-71, 36 e.v. Over lekenbroeders als middeleeuwse auteurs: Schreiner 1993. Citaat die leec waren als ic ben: Axters 1943, 109; want doe alle dese voergheseiden dinghe: Geirnaert & Reynaert 1993, 190; het citaat over de ‘stierman’ is naar Reynaert 2005b, 123. De goede kok biddend tot Mar - tinus van Tours: Axters 1943, xxvii. Zie voor unieke verspreiding werk van deze illitteratus Reynaert 2005b, 97; voor Van Leeuwens handschriften nog De Vooys 1910, 7 e.v. (hs. in Kaapstad), Jan van Ruusbroec 1981, nr. 21 (over het oudste hs.) en Kienhorst & Kors 1998a, 33 e.v. Verspreiding naar Moderne Devotie en Beieren: Desplenter 2011. Levend woord Ruusbroecs Brieven: Jan van Ruusbroec 1981, 41 en 127, Mertens 1990 en Schepers 2001. Editie in dl. 10 (1991) van de Opera omnia, in de inleiding bij dit deel tevens uitvoerige informatie. Over middeleeuwse briefliteratuur: Wand-Wittkowski 2000 (die evenwel Ruusbroecs brieven niet bespreekt, wel die van Hadewijch) en Kors 1993 en 1997a. Zie voor bezoekers in Groenendaal Warnar 2003, 55 e.v.; Ruh over charisma: Ruh 1999, 87; zie voor Van Leeuwens lof op Ruusbroec De Vooys 1910, 23. Citaat ‘In der Groenendaaler Mystik…’: Ruh 1999, 286. Woorden, beelden Speciale dank aan prof. Thom Mertens voor bijdragen aan deze bladzijden. Moderne beeldvorming in vergelijking met middeleeuwse mystiek: Turner 1995. Ruusbroec als woordensmid: Axters 1937, 35* e.v. en Swart 2006, 372 e.v. (397 over drieledige eenicheit). De drieslag werkend, innig en schouwend leven wordt zeer helder belicht door De Baere 1995, 21. (Overigens is het denkbaar dat de wortels ervan teruggaan tot de patricische literatuur, wellicht Origenes. Ruusbroec heeft in dat geval een oud concept nieuw leven ingeblazen.) Het begrip gemeyne leven wordt uitvoerig besproken in Fraling 1974; zie ook Kors 1992, 15, Warnar 1995, 22 en Swart 2006, 373 e.v. Citaat Alaerts in Opera omnia dl. 4 (2002), 80. Beeldgebruik: Noë 2001 en 2005. (Speciale dank aan dr. Hilde Noë voor advies en hulp bij de typering van Ruusbroecs beeldgebruik.) Rijmproza: Willaert 1993. Ruusbroecs natuur - beelden veelal uit boeken: Bastings 1991 en Willaert 1995a, 58 e.v. Zie voor het beeld van de drie boekjes en Margriet van Meerbeke Willaert 2004. Beeld tarwebloem/olie/deeg ook bij Pleij 2007a, 229 e.v. en 788. De Baere 1996 verheldert het beeld van Christus als gulzige slokop. Luisteraars naast lezers: Willaert 1995a, alwaar indringend over de Brulocht als luisterpreek. Over de Brulocht als geheel is Mertens (ed.) 1995 van belang; over de (zeer spannende) Engelse vertaling zie Kerby-Fulton 2006, 263 e.v. Editie: dl. 3 (1988) in de Opera omnia. Vanden gheesteliken tabernakel: ed. dl. 5-6 (2006) in de Opera omnia; studies: Van Cranenburgh 1992, Ceulemans 2006 en Swart 2006. Verlegenheid kenners met deze tekst: zie bijv. Janssens 1981, 323 en Faesen 2007, 84 e.v. Voor middeleeuwse bouw- en tabernakelallegorieën: Whitehead 2003, m.n. hoofdstuk 1. Mysticus tussen de mensen Van de bronnen van Ruusbroecs oeuvre is nog onvoldoende werk gemaakt, wat eens te meer illustreert hoe diep ze liggen. Indringend over Bonaventura als inspiratiebron: Noë 2001, 64 e.v. en 190 e.v. Ruusbroec en Gerson: Burger 1993, 43 e.v., Warnar 2003, 260 e.v. en Schepers (ed.) 2004, 64 e.v.; over Gerson zie McGuire 2005 en Hobbins 2009, alwaar op p. 46 over Gersons polemiek tegen Ruusbroecs Brulocht, ‘one of the most original and daring works of late medieval theology’. Jan van Leeuwen over Ruusbroec: De Vreese 1895. Mystiek als geheim: Keller 2000. De be - schouwing over Ruusbroec in verhouding tot Eckhart en Tauler is geïnspireerd op Haug 1997, 592 e.v. Citaat Classics: Wiseman 1985. Gepaarde tegenstellingen: De Baere 1995 en Willaert 1995a, 62. De gedachte omtrent het spiegelbeeldige in Ruusbroecs leven en schrijven dank ik aan een gesprek met Kees Fens († 2008) op 15 augustus 2007. Ruusbroecs kerkkritiek: Verdeyen 1981a, 198 e.v. Mensenvriend: het citaat omtrent ziekenverpleging is ontleend aan Verdeyen 1981b,

297. Begripvol jegens andersdenkenden: Mommaers 1995. Ruusbroec en Geert Grote: Verdeyen 1981a, 96 e.v. Citaten Joris Reynaert: Reynaert 1981, slotzinnen. Literaire missie Gedichten en verhalen Zie voor het Hooglied in het Middel neder - lands Schepers 2006 en speciaal over de hier belichte (berijmde) tekst Hap 1975; zie tevens Schepers 1993. Geestelijk lied: Knuttel 1906, recenter Willaert 1997, 33 e.v. en Van der Poel 2011; geen enkele bron van vóór 1470: Lievens 1992a, 373. Geertrui van Oosten: Axters 1953, 164 e.v. en Van Buuren 1988. Zie voor het handschrift uit Gent Reynaert 1996a, 256 e.v. en Lievens 2002; speciaal over het kerstlied handelt Lievens 1992a. Over de vroegste kerstliederen (maar zonder deze casus) handelt Bruning 1957. Zie voor Mijn lichame es een esel trage Lievens 1987; voor het Brusselse handschrift met deze tekst: Ampe 1981, nr. 46. Jonathas ende Rosafiere: Resoort 1996, Faems 2000 en 2010, als mede Sleiderink 2009 en 2010. Tondalus’ visioen en Patricius’ vagevuur: editie van beide teksten in Verdeyen & Endepols (ed.) 1914-17. Zie verder voor Tondalus’ visioen Palmer 1982; voor de internationale traditie van Sint Patricius’ vagevuur Haren & De Pontfarcy (ed.) 1988 en White-Le Goff 2006; zie ook Lie 1993b, alwaar verdere literatuur. Jan van Brederode en Des coninx summe: Van Oostrom 2009; in Pleij 2007a komt deze tekst herhaaldelijk voor het voetlicht. Grensganger Augustijn Zie voor Augustijnken Asselbergs 1957, 34 e.v., Hogenelst 1997 (via register) en Warnar 2005b (en al veel eerder Jonckbloet 1855, 396 e.v.). Augustijnken en de genadeleer: Coigneau 1980-81, 99. Zie voor poëzie en prediking, m.n. bedelorden: Owst 1966 en Fletcher 1998, vgl. ook Steer 1993. Over Dit sijn die x plaghen handelt Warnar 2005b, 103 e.v. en 118 e.v. (Warnar acht het trouwens denkbaar dat Augustijnken de auteur is van deze tekst). Zie voor het oeuvre van Augustijnken, incl. toeschrijvingen: Hogenelst 1997, dl. 1, 97 e.v.; speciaal over Een ridder die weldoen haet handelt Stutterheim 1967 en 1969; Hertog van Brunswijc: Klein 1997. Naam Augustijn: zie Voornamenbank Meertens Instituut en voor de familienaam Debrabandere 2003. Overigens spreekt een quasidialoogje in het elders besproken Bouc vanden ambachten (Brugge, omstreeks 1370) wel degelijk van een dergelijke voornaam: Augustin, waer bestu? Here, hi es ter scolen (Gessler (ed.) 1931, 23). Biografica Augustijnken: zie voor de Hollandse en Bloise rekeningen reeds Jonckbloet 1855, bijlage a en b; het optreden bij Dirck vander Goude komt aan het licht in Klein 2004, 68; over de hoogte van Augustijnkens beloningen Hollaar & Van den Elzen 1980, 315. De Gentse vermeldingen staan in Vuylsteke 1900 (via register). Meer recente literatuur: Van Anrooij 1991 en Hogenelst 1997, 213 n. 8, die overigens aarzelt t.a.v. de identificatie van beide Augus - tijnkens. Voor Pruisenreizen zie Paravicini 1989-95. Buitenlandse parallellen voor de dichter Augustijnken zijn niet evident; enigszins verwant lijkt tijdgenoot Heinrich von Mügeln (zie Mühlherr 1999), maar deze mist de ‘frivole’ dimensie. Overigens verdient Augustijnkens taalfilosofie nader onderzoek dat verrassende vergezichten zou kunnen op - leveren; vgl. Haug 1997, 579 e.v. Maria Mariadevotie: de vakliteratuur is uiteraard immens; goede inleidende overzichten bieden bijvoorbeeld Schreiner 1994 en Rubin 2009. Een concreet beeld van Mariadevotie in de laatmiddeleeuwse stad geeft Thompson 2005, o.a. 11 e.v., 91 e.v., 166 e.v. en 278 e.v. Maria - devotie in 14de-eeuwse Lage Landen: Kronenburg 1909 en Axters 1953, 387 e.v. en 460 e.v. ‘Liever samen met God in de afgrond van de hel’: De Bruin 1956, 18. Afbeeldingen van meer dan 500 Mariabeelden bij Claes 2011. Maria bij Velthem: Sleiderink 2005, Warnar 2009, 122 en Scheepsma 2009, 157; bij Boendale: Kinable 1998, 176 e.v.; bij Ruus - broec: Willeumier-Schalij 1981, 378 e.v. (Over de speciale band tussen Maria en artisticiteit zie Van Driel 2011 en 2012, 157 e.v.) Zie voor de vertaling van Mariagetijden Desplenter 2006, 197 e.v., en voor de dialoog tussen Maria en Anselmus van Canterbury Jonker 2010, 102 e.v. Mariaklachten: voor het Middel nederlands De Vries 1964, De Haan 1968 en Lievens 2002; internationaal: Mehler 1997, Petersen 2004 en McNamer 2010, 150 e.v. 569 AANTEKENINGEN

568<br />

De Vooys 1905, Ruh 1999, 114 e.v. en Hense<br />

& Kouwenhoven 2007, 12 e.v. Een scone<br />

colevier…: De Vooys 1910, 19 e.v.; opdattet<br />

niet ghesayt…: Delteijk 1947, 207. Over Van<br />

Leeuwens ongehoorde kerkkritiek handelen<br />

De Vooys 1910, 10 e.v., Van Buuren 1987, 40<br />

en De Bru<strong>in</strong> 1970-71, 36 e.v. Over lekenbroeders<br />

als middeleeuwse auteurs: Schre<strong>in</strong>er<br />

1993. Citaat die leec waren als ic ben: Axters<br />

1943, 109; want doe alle dese voergheseiden<br />

d<strong>in</strong>ghe: Geirnaert & Reynaert 1993, 190; het<br />

citaat over de ‘stierman’ is naar Reynaert<br />

2005b, 123. De goede kok biddend tot Mar -<br />

t<strong>in</strong>us <strong>van</strong> Tours: Axters 1943, xxvii. Zie voor<br />

unieke verspreid<strong>in</strong>g werk <strong>van</strong> deze illitteratus<br />

Reynaert 2005b, 97; voor Van Leeuwens<br />

handschriften nog De Vooys 1910, 7 e.v.<br />

(hs. <strong>in</strong> Kaapstad), Jan <strong>van</strong> Ruusbroec 1981,<br />

nr. 21 (over het oudste hs.) en Kienhorst<br />

& Kors 1998a, 33 e.v. Verspreid<strong>in</strong>g naar<br />

Moderne Devotie en Beieren: Desplenter<br />

2011.<br />

Levend woord<br />

Ruusbroecs Brieven: Jan <strong>van</strong> Ruusbroec 1981,<br />

41 en 127, Mertens 1990 en Schepers 2001.<br />

Editie <strong>in</strong> dl. 10 (1991) <strong>van</strong> de Opera omnia,<br />

<strong>in</strong> de <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g bij dit deel tevens uitvoerige<br />

<strong>in</strong>formatie. Over middeleeuwse briefliteratuur:<br />

Wand-Wittkowski 2000 (die evenwel<br />

Ruusbroecs brieven niet bespreekt, wel die<br />

<strong>van</strong> Hadewijch) en Kors 1993 en 1997a. Zie<br />

voor bezoekers <strong>in</strong> Groenendaal Warnar 2003,<br />

55 e.v.; Ruh over charisma: Ruh 1999, 87; zie<br />

voor Van Leeuwens lof op Ruusbroec De<br />

Vooys 1910, 23. Citaat ‘In der Groenendaaler<br />

Mystik…’: Ruh 1999, 286.<br />

Woorden, beelden<br />

Speciale dank aan prof. Thom Mertens voor<br />

bijdragen aan deze bladzijden. Moderne<br />

beeldvorm<strong>in</strong>g <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met middeleeuwse<br />

mystiek: Turner 1995. Ruusbroec als<br />

<strong>woorden</strong>smid: Axters 1937, 35* e.v. en Swart<br />

2006, 372 e.v. (397 over drieledige eenicheit).<br />

De drieslag werkend, <strong>in</strong>nig en schouwend<br />

leven wordt zeer helder belicht door De Baere<br />

1995, 21. (Overigens is het denkbaar dat de<br />

wortels er<strong>van</strong> teruggaan tot de patricische<br />

literatuur, wellicht Origenes. Ruusbroec heeft<br />

<strong>in</strong> dat geval een oud concept nieuw leven<br />

<strong>in</strong>geblazen.) Het begrip gemeyne leven wordt<br />

uitvoerig besproken <strong>in</strong> Fral<strong>in</strong>g 1974; zie ook<br />

Kors 1992, 15, Warnar 1995, 22 en Swart 2006,<br />

373 e.v. Citaat Alaerts <strong>in</strong> Opera omnia dl. 4<br />

(2002), 80.<br />

Beeldgebruik: Noë 2001 en 2005. (Speciale<br />

dank aan dr. Hilde Noë voor advies en hulp bij<br />

de typer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> Ruusbroecs beeldgebruik.)<br />

Rijmproza: Willaert 1993. Ruusbroecs natuur -<br />

beelden veelal uit boeken: Bast<strong>in</strong>gs 1991 en<br />

Willaert 1995a, 58 e.v. Zie voor het beeld <strong>van</strong><br />

de drie boekjes en Margriet <strong>van</strong> Meerbeke<br />

Willaert 2004. Beeld tarwebloem/olie/deeg<br />

ook bij Pleij 2007a, 229 e.v. en 788. De Baere<br />

1996 verheldert het beeld <strong>van</strong> Christus als<br />

gulzige slokop. Luisteraars naast lezers:<br />

Willaert 1995a, alwaar <strong>in</strong>dr<strong>in</strong>gend over de<br />

Brulocht als luisterpreek. Over de Brulocht<br />

als geheel is Mertens (ed.) 1995 <strong>van</strong> belang;<br />

over de (zeer spannende) Engelse vertal<strong>in</strong>g<br />

zie Kerby-Fulton 2006, 263 e.v. Editie: dl. 3<br />

(1988) <strong>in</strong> de Opera omnia. Vanden gheesteliken<br />

tabernakel: ed. dl. 5-6 (2006) <strong>in</strong> de Opera<br />

omnia; studies: Van Cranenburgh 1992,<br />

Ceulemans 2006 en Swart 2006. Verlegenheid<br />

kenners met deze tekst: zie bijv. Janssens 1981,<br />

323 en Faesen 2007, 84 e.v. Voor middeleeuwse<br />

bouw- en tabernakelallegorieën: Whitehead<br />

2003, m.n. hoofdstuk 1.<br />

Mysticus tussen de mensen<br />

Van de bronnen <strong>van</strong> Ruusbroecs oeuvre is<br />

nog onvoldoende werk gemaakt, wat eens te<br />

meer illustreert hoe diep ze liggen. Indr<strong>in</strong>gend<br />

over Bonaventura als <strong>in</strong>spiratiebron: Noë<br />

2001, 64 e.v. en 190 e.v. Ruusbroec en Gerson:<br />

Burger 1993, 43 e.v., Warnar 2003, 260 e.v. en<br />

Schepers (ed.) 2004, 64 e.v.; over Gerson zie<br />

McGuire 2005 en Hobb<strong>in</strong>s 2009, alwaar op<br />

p. 46 over Gersons polemiek tegen Ruusbroecs<br />

Brulocht, ‘one of the most orig<strong>in</strong>al and dar<strong>in</strong>g<br />

works of late medieval theology’. Jan <strong>van</strong><br />

Leeuwen over Ruusbroec: De Vreese 1895.<br />

Mystiek als geheim: Keller 2000. De be -<br />

schouw<strong>in</strong>g over Ruusbroec <strong>in</strong> verhoud<strong>in</strong>g tot<br />

Eckhart en Tauler is geïnspireerd op Haug<br />

1997, 592 e.v. Citaat Classics: Wiseman 1985.<br />

Gepaarde tegenstell<strong>in</strong>gen: De Baere 1995 en<br />

Willaert 1995a, 62. De gedachte omtrent het<br />

spiegelbeeldige <strong>in</strong> Ruusbroecs leven en schrijven<br />

dank ik aan een gesprek met Kees Fens<br />

(† 2008) op 15 augustus 2007.<br />

Ruusbroecs kerkkritiek: Verdeyen 1981a, 198<br />

e.v. Mensenvriend: het citaat omtrent ziekenverpleg<strong>in</strong>g<br />

is ontleend aan Verdeyen 1981b,

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!