Jeugdplan 13 tot 17 jaar - Lierse

0. Inhoudsopgave 

Jeugdplan van 13 tot 16 jaar 

0. Inhoudsopgave.......................................................................................................................1 

1. Kerngedachte .........................................................................................................................2 

Opleiden tot profvoetballers is opleiden tot winnaars! ________2 

2. Het leerplan............................................................................................................................3 

2.1. Het opleidingssysteem ___________________________________________4 

2.1.1. Organisatievorm................................................................................................................................... 4 

2.1.2. Rode draad ........................................................................................................................................... 5 

2.2. Taakomschrijving in het opleidingssysteem_____________________6 

2.2.1. BALBEZIT .......................................................................................................................................... 7 

2.2.1.1 TAKEN VOOR HET GEHELE TEAM........................................................................................ 7 

2.2.1.2. TAKEN PER LINIE..................................................................................................................... 8 

2.2.1.3. INDIVIDUELE TAKEN.............................................................................................................. 9 

2.2.2. BALverlies......................................................................................................................................... 11 

2.2.2.1. TAKEN VOOR HET GEHELE TEAM..................................................................................... 11 

2.2.2.2. TAKEN PER LINIE................................................................................................................... 12 

2.2.2.3. INDIVIDULELE TAKEN ......................................................................................................... 13 

3. Trainingsplan.......................................................................................................................14 

3.1. Globaal trainingsplan ___________________________________________14 

3.1.1. Huishoudelijk reglement .................................................................................................................... 14 

3.1.2. Wedstrijdvoorbereiding ..................................................................................................................... 15 

3.1.3.Leermethodiek .................................................................................................................................... 16 

3.2. Gedetailleerd trainingsplan _____________________________________19 

U14 en U15 (C- junioren) ............................................................................................................................ 20 

KENMERKEN........................................................................................................................................ 21 

EINDTERMEN................................................................................................................................... 2121 

U16 en U17 (B-junioren) ............................................................................................................................. 28 

KENMERKEN........................................................................................................................................ 28 

EINDTERMEN....................................................................................................................................... 29 

Doelmannen................................................................................................................................................. 36 

Opwarming keeperstraining 1 ................................................................................................................. 36 

Opwarming keeperstraining 2 ................................................................................................................. 37 

WEDSTRIJDOPWARMING (30 minuten)............................................................................................ 37 

OEFENSTOF.......................................................................................................................................... 37 

KLSK, de grootste, kleine club van België - 1 -

1. Kerngedachte 


Onze hoofddoelstelling is de spelers op te leiden tot aspirant – profvoetballer die 

zodoende probleemloos de stap kunnen zetten naar het laatste niveau, de beloften. 

Deze categorie behoort tot de professionele bovenbouw. We houden wel rekening 

met het maximale bereikbare van ieder individu. 

Het winnen van een wedstrijd staat niet centraal. Er wordt wel van iedere speler 

gevraagd zijn uiterste best te doen om een wedstrijd winnend af te sluiten. 

OPLEIDEN TOT PROFVOETBALLERS IS OPLEIDEN 

TOT WINNAARS! 

Een winnaar dient volgende kenmerken uit te stralen: 

1. The sky is the limit 

Steeds het beste van zichzelf geven. De spelersgroepen zullen dit begrip hoog in 

hun vaandel dienen te dragen tijdens de opleiding. 

Dit is een noodzakelijke vereiste om te slagen. 

2. Mentaal sterk(weerbaar) zijn! 

De spelers dienen steeds uit te gaan van hun eigen sterkte; geloven in hun eigen 

kunnen en aldus bewust zijn van hun eigen mogelijkheden (ook onmogelijkheden) 

ZELFVERTROUWEN hebben! 

Naast zelfvertrouwen ook aan zelfkritiek kunnen doen en openstaan voor advies en 

opbouwende kritiek van de trainersstaf! 

Een grote dosis gezonde agressiviteit hebben, gebaseerd op positieve energie en 

volharding (niet zeuren, nooit opgeven, geen excuses) 

Steeds grenzen willen verleggen door leergierigheid te tonen, permanent 

concentratie op te brengen en inspanningen te leveren. 

3. Sportattitude hebben, enthousiasme en plezier tonen! 

Voetbal beleven als een passie. Zich als een bezield voetballer (vol vuur) op het 

terrein uitleven. 

4. Persoonlijkheid uitstralen! 

Voornamelijk lef en durf hebben! 

Creatief zijn en verantwoordelijkheid opnemen. 

Last but not least: 

Fairplay tov tegenstrever en scheidsrechter. 

Een perfecte houding en respect tov de coach, medespelers en afgevaardigden. 

5. Groepsgeest hebben en vedettenstatus verbannen! 

Het individu kan slechts verbeteren dankzij de groep. 

Teamgevoel is daarom immers van het grootste belang. 


2. Het leerplan 


De hoofddoelstelling van de opleiding is in de vorige rubriek reeds weergegeven, 

namelijk: 

Spelers opleiden voor het fanionteam 

Wij onderscheiden twee categorieën van spelers: 

FLANKSPELERS OF CENTRAAL OPTREDENDE SPELERS 

Welke specifieke kwaliteiten kenmerken beide type? 

FLANKSPELERS : 

EXPLOSIVITEIT 

SNELHEID 

WENDBAARHEI 

DRIBBELVAARDIG (sterk in uitschakelen van tegenstrever) 

TRAPTECHNIEK (voorzet en schot op doel) 

LEF EN DURF 

STRIJDLUST 

CENTRAAL OPTREDENDE SPELER: * 

LOOPVERMOGEN 

TECHNISCH VAARDIG (passen/trappen-voorzet/schot op doel-dribbel/tackle) 

KOPSPEL 

COMBINATIEVERMOGEN (spel maken) 

POSITIESPEL (de brains in het centrum)) 

VISTA 

CONCENTRATIE 

COMMANDO (coaching) 

Afhankelijk van de meer verdedigende kwaliteiten of meer aanvallende kwaliteiten of 

beschikkend over een combinatie van beide kwaliteiten vormen wij volgende spelers: 

Verdedigers flank – centraal (met aanvallende impulsen) 

(positiedekking / storen, overnemen, buitenspelval opzetten / interceptie, 

markage / duel 1:1 / integratie in de aanval) 

Aanvallers flank – centraal met doelinstinct (ook verdedigend werk) 

(Creativiteit,durf / dribbelen, wel of niet op solotoer / afhaken, switchen / ruimte zoeken en maken / 

assist, shot op doel / eerste verdedigers, pressing) 

Middenvelders flank – centraal (verdedigend, aanvallend, doelinstinct) 

(balans, evenwicht / positie: gaten opvullen,penetratie / spel maken, diepte en snelheid / markage, 

interceptie / aanvallend en verdedigend werk) 


2.1. HET OPLEIDINGSSYSTEEM 

2.1.1. ORGANISATIEVORM 

X1 

X2 X3 X4 X5 

X6 X8 

X10 

X7 X11 

X9 

4 – 3 – 3 spelsysteem 


De 9 veldzones (3x3 verticaal en horizontaal) zorgen allereerst voor verdeelde 

voetbalarbeid op het veld en tevens voor een perfecte veldbezetting. 

Als opleidingsinstrument lijkt ons deze organisatievorm met haar positieve 

spelopvatting het meest aangewezen om specifieke (flank of centraal spelende) 

verdedigers, aanvallers en middenspelers te vormen. Verdedigers zullen moeten 

over aanvallende capaciteiten beschikken, aanvallers zullen verdedigend werk 

moeten opknappen en middenvelders zullen zowel verdedigende als aanvallende 

capaciteiten moeten bezitten. 

De zones zijn kleine ruimtes die de spelers zullen een opleiding bieden conform het 

moderne voetbal: duelkrachtig en hoge snelheid van uitvoering. Anderzijds zal het 

spel in de zones voortdurend concentratie en coaching eisen, de nodige discipline 

vragen inzake de uitvoering van basistaken en tezelfdertijd de nodige 

verantwoordelijkheid leren opnemen. Persoonlijkheid en mentale vorming worden 

permanent in vraag gesteld! 

De teamgeest in dit systeem moet optimaal zijn, er zijn geen echte sleutelposities in 

het team en alle taken (plaatsen) zijn evenwaardig. 

De globale organisatie is gebaseerd op het spel van 3 horizontale linies, die steeds 

met elkaar in contact moeten blijven. Iedere linie heeft specifieke 

uitvoeringsmodaliteiten. 

Tijdens de opleiding zal een speler, als flank of centraal spelende speler, in twee 

zelfs drie zones verticaal moeten leren spelen. 


2.1.2. RODE DRAAD 


1. Wij voetballen om te winnen 

2. Spelers moeten flair, durf en overtuiging uitstralen 

3. Sportief gedrag t.o.v. scheidsrechter 

4. We spelen in een organisatie en houden deze aan 

5. Onderlinge coaching 

6. Wedstrijdtempo opdringen aan de tegenstander 

7. Correct gebruik van de ruimtelijke afmetingen 

8. Doelman moet steeds contact houden met zijn verdediging 

9. Snelle en correcte balcirculatie met een minimum aan balcontacten 

10. Zelfkritiek 

We laten de spelers flair, durf en overtuiging uitstralen. 

Nooit laten aftroeven, zowel fysiek als verbaal. 

Het verplicht “vooruitverdedigen” bewerkstelligt flair en overtuiging. 

Spelers moeten zich een harnas eigen maken dat hen zal toelaten om later 

gemakkelijker te functioneren in onze maatschappij. 

Accepteer een beslissing van de scheidsrechter. 

Bij twijfelachtige beslissingen van de scheidsrechter moeten de spelers leren hun 

energie en hun emoties op een goede manier te gebruiken. 

Dikwijls wordt het onjuist veroveren van een bal gezien als een twijfelachtige 

beslissing. Spelers moeten de bal veroveren zonder zware overtreding. Fel maar 

correct. 

Speel in een organisatie en hou deze aan. 

Alle posities moeten steeds bezet zijn. Spelers moeten reageren vanuit hun taak en 

hun positie. 

Elkaar coachen is erg belangrijk. 

Probleemoplossend werken door onderlinge coaching. 

Spelers gebruiken hiervoor woorden uit het coachingvocabularium. 

Wedstrijdtempo opdringen aan de tegenstanders. 

Jeugdspelers moeten beseffen, dat door zelf het tempo te kunnen regelen, je de 

wedstrijd naar je hand kunt zetten, zelfs tegen sterkere tegenstanders. 

Correct gebruik van de ruimtelijke afmetingen 

Knijpen bij balverlies en bij balbezit het speelveld lang en breed maken. 

Het spel verleggen naar de andere zijde als de ruimte aan de ene kant van het 

speelveld erg klein wordt en de tegenstander fel verdedigt. 

Speel de bal als het kan in de diepte op de spits. Geen breedtepassen. Onderlinge 

afstanden steeds respecteren. 

Werk aan zelfkritiek. 

Spelers wijzen op hun tekortkomingen en oplossingen aanreiken. 



2.2. TAAKOMSCHRIJVING IN HET OPLEIDINGSSYSTEEM 

Om spelers enerzijds goed te laten functioneren in de 4 – 3 – 3 organisatievorm 

en om anderzijds spelers voetbalbekwaamheden te laten verwerven, gaan wij uit 

van 3 hoofdmomenten tijdens de wedstrijd: 

BALBEZIT – BALVERLIES – OMSCHAKELING 

- Hoe gaan wij uitverdedigen, hoe bouwen we op en hoe scheppen wij kansen 

en scoren wij? (balbezit) 

- Hoe voorkomen wij tegendoelpunten, hoe maken wij het de opbouw van de 

tegenstander lastig en hoe veroveren wij de bal? (balverlies) 

- Balbezit en balverlies wisselen elkaar steeds af en spelers moeten hierdoor 

telkens omschakelen van verdedigende functie naar aanvallende en 

omgekeerd. (omschakeling) 

Antwoorden op deze vragen kan je terugvinden in onze EINDTERMEN (cfr. 

Verder). Deze zijn opgesteld per categorie. 

Tijdens deze drie hoofdmomenten zullen wij het voornamelijk hebben over de 

taken en de verantwoordelijkheden voor : 

HET GEHELE TEAM 

PER LINIE 

PER SPELER INDIVIDUEEL 

De uiteindelijke concretisatie vertaalt zich in de eindtermen die moeten gehaald 

worden door de spelers.Zij worden dan ook gebruikt als basis voor de 

tweejaarlijkse evaluatie. 


2.2.1. BALBEZIT 

2.2.1.1 TAKEN VOOR HET GEHELE TEAM 

1. Positiespel 


Het terrein zo breed mogelijk maken en driehoeksspel nastreven. Goed in eigen zone 

spelen, maar niet op één lijn (zie driehoekjes). 

2. Dieptespel 

Attent zijn op de mogelijkheid om allereerst diep te spelen, en om niet te verzanden in 

breedtespel. 

3. Veldbezetting 

Aandacht voor de afstanden tussen de spelers in de verschillende linies ( niet te kort 

en te lang) en voor rugdekking (= taakovername inschuivende speler) 

4. Concentratie 

Zeer hoge eisen inzake concentratie en scherpte worden gevraagd. Spreken en 

coachen (vooral centraal) = iedereen wakker houden! 

5. Nauwkeurigheid en perfectie nastreven 

In de routinespeelmomenten geen slordige passen, onnodig balverlies, onnodig 

energie verspillen, juiste balsnelheid enz… 

6. Aanvallen 

Steeds trachten een numerieke meerderheid te creëren. Penetratie via het centrum 

indien mogelijk ; zoniet via flanken met strakke voorzetten. Aandacht voor bezetting 

aan eerste en tweede paal en de afgeweerde bal (nummer 10). 

7. Speelwijze bij balbezit 

Eigen waarheidszone: uitverdedigen = geen risico - sober spelen 

Opbouw eigen helft : weinig risico - geen balverlies 

Opbouw helft tegenstander : meer risico - spel verplaatsen - numerieke 

meerderheid 

Waarheidszone: kansen scheppen – improviseren – scoren 

Algemeen : Snel combinatiespel, één, twee of maximaal driemaal raken 

Afwisselend kort-lang spel. 


2.2.1.2. TAKEN PER LINIE 

Achterste linie NRS 1-2-3-4-5 

Geen onnodige risico’s en balverlies. 


Hoge balsnelheid en snel verplaatsen van het spel op de afhakende spitsen ( belangrijk is 

dat de middenspelers de baan vrijlaten en niet dichtlopen ) 

Positioneel goed spelen, breed tov elkaar, en veld groot maken. Steeds oplossing bieden 

aan balbezitter met gezicht naar eigen kamp. 

Steeds situaties creëren waarin het driehoeksspel tot zijn recht komt. 

Balbezittende speler moet steeds in zijn rug gedekt worden. 

Mekaar goed coachen. 

Middelste linie NRS -6-8-10 

Goed in de eigen zone spelen. 

Goed de baan naar de spitsen vrijhouden bij balbezit van de verdedigers, dwz veldbezetting 

optimaal houden door laterale (horizontale) en verticale verplaatsingen te maken. 

Regelmatig penetreren, doch niet te vroeg de diepte ingaan. 

Niet onnodig met de bal lopen en spel vanuit eigen zone verleggen. 

Controlerend spelen, leiding geven. 

Spelbepalend zijn ( diep, breed, vleugelverandering ) 

Ruitvorm behouden. 

Steunspelers, dienende rol voor de spitsen. 

Afvallende en terugkerende ballen opvagen bij aanspelen spitsen. 

Op gepaste moment: rechtstreekse tegenstrever in duel 1:1 durven uitschakelen 

Voorste linie NRS 7-9-11 

Door individuele actie, dribbelen en met de nodige durf en creativiteit, doelkansen creëren en 

spontaan afwerken. 

Afhaken en switchen ( onderlinge samenwerking en ruimtes niet dichtlopen ) 

Het veld breed maken en penetratie langs de vleugels 

Voorzetten 1 ste en 2 de paal en voldoende (3) mankracht in de strafschopzone 


2.2.1.3. INDIVIDUELE TAKEN 


Doelverdediger NR. 1 

- volwaardige teamspeler; rol van libero, belangrijk aanspeelpunt om het spel te 

verleggen 

- bal met diverse lichaamsdelen aan- en meenemen 

- snelle voortzetting van het spel d.m.v. pas, uitworp,uittrap(max. 2 tijden) 

- steeds van vleugel veranderen 

- steeds meedoen in positiespel, aanbieden voor de terugspeelbal 

- concentratie en coaching van de achterste linie 

Vleugelverdedigers NRS. 2 en 5 

- speelveld breed maken en permanent bal langs zijlijn vragen 

- zone verlaten als de positie kan worden overgenomen 

- geen laterale pas naar centrumverdediger, wel schuinsachterwaarts 

- diepe pas en kruispas op spitsen 

- sober spel bij de opbouw op eigen speelveld 

Centrale verdedigers NR. 3 en 4 

- doeltreffende techniek; snel aannemen en inspelen maar voren gericht 

- max. één tijd voor bal in de lucht en max. twee tijden bal over de grond bij het 

aannemen en doorspelen 

- integratie in de aanval slechts indien nr. 4 plaatsoverneemt voor 1:1 duel 

- goed positiespel, coachen en leiding geven 

- sober spel bij de opbouw op eigen speelhelft 

- breed positie kiezen tov nr. 4 

Specifieke functie NR. 4 

- voortdurend aanbieden voor de verdedigers achter zich, breed positiespel tov nr. 3 

- verplaatsen, verleggen van het spel van de ene naar de andere vleugel 

- voorwaarts spelen en baltempo en circulatiesnelheid bepalen, korte en lange pas 

gebruiken 

- elftal door coaching en positiespel bij elkaar houden 

- aanvallend inschakelen via 1-2 combinaties 

- als achterste punt van de ruit het middenveld ondersteunen 

Controlerende middenvelders NRS. 6-8 

- veld breed houden om voor ruimte en aanspeelpunten te zorgen 

- door positiespel voor driehoeken zorgen 

- bal vragen van verdedigers en juist ingedraaid staan bij balontvangst 

- crosspas durven gebruiken 

- niet lopen met de bal, tempo maken via snelle voorwaartse balcirculatie 

- steun geven aan spelers voor hen 

- eerst trachten vooruit te spelen, dan pas achteruit 

- taakovername van inschuivende verdedigers 



Aanvallende Middenvelder NR. 10 

- elftal bij elkaar houden door enerzijds kaatsen of anderzijds vasthouden bal 

- juiste positie bij voorzet en afgeweerde bal op de 16- meter 

- moment kiezen om als tweede spits te verschijnen 

- in de waarheidszone attent voor de rebound 

- rust uitstralen, steeds aanbieden en zorgen voor aanspeelbaarheid 

- aanvallers vrij spelen 

- centrale penetratie met individuele actie 

Vleugelspitsen NRS. 7-11 

- zo diep en zo breed mogelijk spelen met juiste flankvoorzetten 

- insnijdende beweging om ruimte te maken voor flankverdedigers 

- wegtrekken om ruimte te maken voor centrumspits 

- dribbelacties maken om zo de achterlijn proberen te halen en goede voorzetten te 

geven 

- positie tweede paal(koppen) bij voorzet andere kant 

- in de waarheidszone dribbelen en schot op doel gebruiken 

Centrumspits NR. 9 

- voortdurend in beweging om dieptepas te krijgen en/of om ruimte te maken voor 

nr.10 die penetreert 

- flankaanvallers in de diepte aanspelen en kaatsen op middenvelders 

- steeds attent zijn op fouten van de tegenstrever om alzo eveneens in scoringspositie 

te komen 

- goed afschermen (bewust lichaam gebruiken) en zorgvuldig kaatsen 

- dribbelacties en risico’s nemen bij afronding (lef en durf tonen) 

- niet te vroeg inkomen en bewust 1 ste of 2 de paal kiezen. 


2.2.2. BALVERLIES 

2.2.2.1. TAKEN VOOR HET GEHELE TEAM 


1. Positiespel 

Spelers verdedigen elk hun eigen zone Er wordt mandekking in zone gespeeld met 

overnames en met rugdekking. 

De verdedigers dienen altijd tussen de tegenstander en het doel opgesteld te staan. 

Hoe dichter bij eigen doel, hoe korter de dekking. 

2. Bal veroveren 

De tegenstander bij balbezit zo snel en zo vroeg mogelijk aanpakken. Dus pressie 

onmiddellijk uitoefenen op de balbezittende speler van de tegenpartij. Bal veroveren 

bij voorkeur via interceptie. Geen onnodige tackles en tegenstrever verplichten tot 

lateraal voetbal. Remmend wijken en agressief toeslaan op het juiste moment 

3. Veldbezetting 

Pressie uitoefenen gebeurt, collectief en consequent, voornamelijk op de helft van de 

tegenstrever en met minstens 7 spelers achter de bal. Niet werkende vleugel schuift 

naar binnen en de diepe bal eruit halen. 

De ruimte op de helft van de tegenstrever is klein, doch op onze helft is de ruimte 

zeer groot! Doelverdediger speelt minstens ter hoogte van de 16m-lijn. 

4. Concentratie 

De ruimte achter de verdedigingsgordel is groot; gevaar voor een dodelijke counter is 

permanent aanwezig. Steeds bij de les zijn! Niet bewust op buitenspel spelen. 

5. Balrecuperatie 

Eenmaal de bal terug in ons bezit zorgen voor goede balcirculatie en het niet snel 

verliezen van de bal. 

Opletten met breedtepassen! 

6. Coaching 

Goede coaching van achteruit is zeer belangrijk. Situatie achter de speler die vooruit 

wil verdedigen is belangrijk; welke kant er moet afgeschermd worden; welke speler er 

moet overgenomen worden. 

7. Speelwijze 

Eigen waarheidszone : individueel scherp/kort dekken - schot blokkeren 

Eigen speelhelft : duel 1:1-dwingen tot breedtespel 

Helft tegenstrever : onderscheppen/interceptie - afschermen van de balweg 

Waarheidszone : storen – jagen - dwingen tot risico naar centrum toe 


2.2.2.2. TAKEN PER LINIE 


Achterste linie NRS. 1-2-3-4-5 

- speelruimte klein maken 

- hoe dichter bij eigen doel, hoe korter en scherper er verdedigd moet worden in 

duel 1:1 (agressief, maar geen domme fouten) 

- speler naar buiten toe dwingen en vooral lichaam gebruiken 

- voorzet op de flanken verhinderen 

- slim verdedigen, sliding tackle niet te snel aanwenden en geen onnodige 

overtredingen rond de eigen waarheidszone. 

- Knijpen en altijd rugdekking geven 

- Keeper moet goed de ruimte achter de verdedigers afschermen 

- Geen fouten op spelers met rug naar ons doel 

- Onmiddellijk middenlijn halen bij pressingsignaal 

Middelste linie NRS.6-8-10 

- tegenstander goed in zone bespelen 

- scherp dekken van de balbezitter in de zone 

- niet te gemakkelijk laten uitspelen 

- dieptepas trachten te voorkomen 

- rugdekking aan elkaar geven 

- onderlinge coaching en aanvallers coachen i.v.m. het positioneel verdedigen 

- onmiddellijk aansluiten bij voorste linie bij pressingsignaal 

Voorste linie NRS. 7-9-11 

- bij balbezit tegenpartij storen en jagen ter hoogte van de pressinglijn 

- eerst positioneel verdedigen en dan juiste moment kiezen om te jagen 

- flanken afschermen en flankverdedigers tegenpartij naar binnen dwingen 

- dieptepas voorkomen 

- vooral druk op de zwakste tegenstrever 



2.2.2.3. INDIVIDULELE TAKEN 

Doelverdedigers NR. 1 

- coaching en leiding geven om te voorkomen dat de tegenstander kansen krijgt 

- naar voren keepen bij dieptepassen en intercepteren (duel 1:1 voorkomen) 

- ter hoogte van 16m-lijn spelen 

- rol van libero 

- steeds actief en geconcentreerd zijn 

Vleugelverdedigers NRS. 2 en 5 

- hoe dichter bij het eigen doel, hoe scherper, strikter de dekking wordt 

- altijd binnenkant dekken 

- flankzone verdedigen 

- rugdekking geven en doel verdedigen = naar binnen komen als bal aan de 

andere zijde is 

- gezond agressief in duel 1:1; geen domme, wilde tackles 

- coaching middenvelders 

Centrale verdedigers NR. 3 en 4 

- meestal centrumspits zeer kort en gezond agressief bespelen, bij voorkeur in 

sandwich met nr. 4 en afwisselend met nr. 4 

- bal in de lucht : kopduels aangaan en bal niet laten stuiteren ( one-touch ) 

- controlerende taak en ook rugdekking geven onderling en op aangevallen 

flankverdediger 

- coaching NRS. 2, 5 en middenvelders 

Controlerende middenvelders NRS. 6-8 

- mandekking in de zone en dieptepas vermijden 

- bij balverlies een dienende taak en steeds verdedigend denken; coachen van 

middenveld en aanvallers 

- meeschuiven bij pressing en knijpen 

- slim verdedigen (soms vooruit, soms remmend); niet laten uitschakelen 

Aanvallende middenvelder NR.10 

- tegenstander in de zone oppikken en volgen; niet laten uitschakelen 

- goed en steeds mee terugsluiten achter de bal en tussen nr 6 en 8 

- bij vooruitverdedigen, zeer actief in de pressing 

- dieptepas vanuit het centrum voorkomen 

- coaching van de aanvallers 

Vleugelspitsen NRS. 7-11 

- steeds de vleugelverdedigers bespelen; steeds breed-diagonaal lopen 

- vooruit verdedigen op de vleugelverdedigers 

- dieptepas weghalen 

- bij opbouw aan de ander kant : knijpen 

- collectief jagen op gepaste moment 

- vleugelverdedigers naar binnen toe dwingen om uit te verdedigen; voor de 

tegenstander is het centrum risicovol 

Centrumspits NR. 9 

- in samenwerking met de vleugelspitsen opbouw tegenstander storen 

- signaalgever van pressing 

- NRS. 3 en 4 bespelen 

- dieptepas en uitverdedigen via centrum voorkomen 

- balrecuperatie in de waarheidszone van de tegenstander is vaak scoren! 

KLSK, de grootste, kleine club van België - 13 -

3. Trainingsplan 

3.1. GLOBAAL TRAININGSPLAN 

3.1.1. HUISHOUDELIJK REGLEMENT 


1. Iedere speler behoort op tijd op de training en de wedstrijd te zijn. Bij 

thuiswedstrijden is dat een uur voor de wedstrijd en bij uitwedstrijden op het 

tijdstip vermeld op de wekelijkse mededelingen. De spelers zijn 15 minuten voor 

aanvang van de training in het jeugdcomplex aanwezig. De trainers verzorgen het 

toezicht in de kleedkamers. 

2. Iedere speler dient zich voornaam en correct te gedragen t.o.v. medespelers, 

tegenstanders, scheidsrechters, afgevaardigde, trainer/coach en publiek. Het 

positief uitdragen van de goede naam van onze club naar buiten toe wordt gezien 

als een verplichting. 

3. De spelers begeven zich gezamenlijk onder begeleiding van de trainer naar het 

trainingsveld en terug. Na de training douchen, afdrogen en omkleden en de 

kleedkamer dadelijk verlaten. 

4. Waardevolle voorwerpen blijven thuis. Bij verlies of beschadiging kan er op 

niemand iets verhaald worden. 

5. Verzorg je lichaam goed en gebruik zeep en badslippers bij het douchen. Knip de 

nagels van je tenen regelmatig, zodat ze niet in de huid kunnen groeien. 

6. Tijdens de voetbalwedstrijden zijn de kousen omhoog, shirt in je broek. Ook op de 

training draag je de voetbalkledij ordelijk. 

7. Bezoek zoveel mogelijk iedere training. Indien je niet kunt komen moet je vooraf 

telefonisch afmelden bij de trainer. De training wordt in principe nooit afgelast. Het 

trainingsbezoek wordt geregistreerd. De studie gaat wel steeds voor. Tijdens de 

proefwerken zijn de trainingen dan ook facultatief. 

8. Vanaf U14 staat de individuele prestatie zoveel mogelijk op de voorgrond en 

gebeuren er gerichte vervangingen. Spelers die geen speelgelegenheid hebben 

spelen bij een samenwerkende club 

9. Voetballen bij Lierse wordt als individuele prestatiesport bekeken, waarbij het 

hoogste niveau wordt nagestreefd.Een speler van niveau 8 moet een 8 halen. 

Spelers hebben dan ook de plichten van een selectiespeler: 

- de training of wedstrijd gaat voor andere activiteiten; ook bij slecht weer 

- studie, werk of andere hobby’s zodanig indelen, dat je aan je 

voetbalverplichtingen kunt voldoen 

10. Voetballen in een andere club zonder toestemming van de clubleiding is niet 

toegestaan. 


3.1.2. WEDSTRIJDVOORBEREIDING 


In het leerproces van de voetballer wordt de “wedstrijd” als een belangrijk 

leermoment aanzien. De verschillende vaardigheden om goed te kunnen voetballen 

dienen in de wedstrijd samengebundeld gebruikt te worden. De wedstrijd is op ieder 

moment van het leerproces een evaluatie van de globale capaciteiten van de 

voetballer. 

Iedere coach bereidt zijn wedstrijd dan ook voor volgens een vast ritueel: 

A. ALGEMEEN 

- afspraak in de kleedkamer 1 uur voor de wedstrijd 

- aanvang bordtheorie 45 minuten voor de wedstrijd 

- gezamenlijk kleedkamer verlaten en aanvang wedstrijdopwarming 35 minuten 

voor de wedstrijd 

- terugkeer naar de kleedkamers 10 minuten voor de aftrap 

- winnaarmentaliteit stimuleren 2 minuten voor de wedstrijd 

B. BORDTHEORIE 

- samenstelling van het team 

- basistaken per linie en individueel in balbezit en balverlies uiteenzetten 

- strategie: a. hoekschop voor en tegen 

b. vrijschop voor en tegen (centraal en schuin voor doel) 

c. strafschop 

- winnaarmentaliteit stimuleren 

C. WEDSTRIJDOPWARMING 

Controleren van de opwarming, die zelfstandig door de groep geleid en 

uitgevoerd wordt. Spelers kennen de type-opwarming. 

D. TIJDENS DE WEDSTRIJD 

Opmerkingen in relatie tot het presteren in de wedstrijd, dus zeer nadrukkelijk 

hun gedrag individueel als collectief beïnvloeden, t.o.v. het nastreven van de 

eindtermen. Gebruik het coachingvocabularium. Tijdens de rust worden er 

bijsturende en leerzame opmerkingen gegeven. 

E. NA DE WEDSTRIJD 

Opmerkingen die een weergave zijn van problemen of positieve punten tijdens 

de wedstrijd dienen duidelijk en voor iedereen begrijpbaar op tafel te komen. 

Opbouwende toon behouden! 

Nooit persoonlijk worden. Individuele fouten komen op de eerstvolgende 

training aan bod. Positieve punten mogen wel al vermeld worden. 


3.1.3.LEERMETHODIEK 


Inleiding 

In navolging van de visie van de KBVB neemt de wedstrijdvorm ook bij ons een 

cruciale rol in. Het belang van het spelen van wedstrijden zowel als competitie- als 

trainingsvorm neemt in belang toe nu het straatvoetbal verdwenen is. 

Door vrij te spelen in de “rapido” en op het terrein leren de spelers erg veel. 

VOETBAL - EIGEN ASPECTEN 

Spelers worden het meest doelgericht opgeleid wordt als ze tijdens hun opleiding 

zoveel mogelijk geconfronteerd worden met echte voetbalproblemen die ze samen 

dienen op te lossen. Aangezien deze spelproblemen zich voordoen tijdens het 

spelen van een wedstrijd zullen we hen moeten confronteren met wedstrijdgerichte 

spelsituaties .Het doel van de training is dan het oplossen van een bepaald 

spelprobleem door middel van een efficiënte coaching. Aangezien we de principes 

van het zonevoetbal toepassen zullen die spelproblemen te maken hebben met 

“zoneprincipes” bij balbezit en balverlies. We gebruiken hiervoor de eindtermen. 

Wedstrijdvormen tijdens een training 

Om te kunnen spreken van een wedstrijdvorm dienen volgende elementen aanwezig 

te zijn: 

- 1. Aanvaller(s) 

- 2. Verdediger(s) 

- 3. Keeper 

- 4. Bal 

- 5. Afgebakend terrein met doelen op de doellijn 

- 6. Echte wedstrijdreglementen. 

Om organisatorische redenen laten we wel toe een groot doel te vervangen door 

bvb. 2 kleine doelen op voorwaarde dat er minstens naar 1 groot doel met keeper 

aangevallen wordt. 

KEUZE VAN DE OEFENSTOF 

De trainer kiest zijn oefenstof in functie van het trainingsdoel (cfr. Eindtermen). Hij zal 

variëren met aantal spelers en afmetingen om zo wedstrijdsituaties te creëren 

waarbij de spelers gemakkelijk of moeilijker het spelprobleem kunnen oplossen. 

De trainer zal steeds de echte reglementen van het voetbalspel trachten te behouden 

omdat spelproblemen ontstaan door die spelreglementen. Als de speler bv. niet meer 

dan 3 keer aan de bal mag komen wordt er een bepaalde druk op de speler gelegd 

die niet dezelfde is als tijdens de wedstrijd waar iedere speler wel onbeperkt aan de 

bal mag komen. Bovendien wordt de speler verplicht om soms verkeerde 

beslissingen te nemen, om met andere woorden het spelprobleem verkeerd op te 

lossen. De speler moet immers altijd een individuele actie kunnen uitvoeren als 

mogelijke oplossing voor het spelprobleem. Extra spelregels kunnen wel ingevoerd 

worden om de spelers te belonen bij het goed oplossen van het probleem of 

bestraffen bij het slecht oplossen. Een beloning kan zijn : doelpunt telt dubbel omdat 

een richtlijn correct wordt uitgevoerd. Een bestraffing kan zijn : een fout fluiten 

wanneer er flagrant wordt gezondigd tegen een richtlijn. 


TRAININGSSCHEMA 


Coachen en trainen krijgt gestalte volgens een aanpak bestaande uit: 

1. kijk naar het handelen en gedrag van de spelers 

in een wedstrijd; (observatie) 

2. haal hier de voetbalproblemen uit, rekening 

houdend met leeftijd en periodiseringplan; 

(foutenanalyse) 

3. voetbalprobleem aanpakken, vertalen en 

opbouwen in een trainingsvorm; (remediëren) 

4. nagaan of het geoefende in een wedstrijdvorm 

resultaat heeft; 

5. vinden de spelers dat het verbetert? (beleving) 

De trainer bepaalt dus de oefenstof voor zijn trainingen, rekening houdend met de 

opgelegde afspraken, doelstellingen en opdrachten (cfr.hoger). Hij is ook 

verantwoordelijk voor een zeer plezierige voetbalopleiding en een goede 

vooruitgang van zijn jeugdspelers op voetbaltechnisch en voetbaltactisch gebied. 

Om dit alles te bereiken is overleg met de technische staf natuurlijk zeer 

verhelderend en handig. 

Methodiek 

Progressieve methode 

We starten de training met de eenvoudigste wedstrijdvorm. Dit is de wedstrijdvorm 

waarin het spelprobleem zich op identieke wijze als in de eindvorm voordoet maar 

zeker door de spelers op te lossen is De eindwedstrijdvorm op de training bestaat uit 

het tegenelkaar laten spelen van 2 numeriekgelijke ploegen 

Bij onpaar kan ofwel de sterkste ploeg voortdurend in numerieke minderheid spelen 

of kan een neutrale speler steeds met de ploeg in balbezit meespelen. Na het 

bepalen van de begin- en eindvorm, zoekt de trainer naar de meest geschikte 

tussenwedstrijdvormen waarbij de ene vorm complexer is dan de andere. De 

complexiteit van de wedstrijdvormen wordt systematisch opgedreven door te variëren 

met aantal spelers en/of grootte van de terreinen. 

Zandlopermethode 

We starten hier met de eindvorm. Na een zelfevaluatie wordt er afgedaald naar 

eenvoudiger wedstrijdvormen om uiteindelijk terug te komen naar een verbeterde 

versie van de eindvorm. De spelers moeten dan in de eindvorm het spelprobleem 

wel kunnen oplossen. 

MIM-methode 

- wet van de transfert:overeenkomst training-wedstrijd.Spelproblemen leren 

oplossen op training. 

KLSK, de grootste, kleine club van België - 17 -


- Wet van de bescherming:mentor zal helpen zonder de speler zijn fysieke en 

sociale integriteit aan te tassen. 

- Wet van de herhalingen:herhaling leidt tot verbetering,tot perfectie en zorgt 

voor een betere kennis van de materie. 

- Wet van de individualisering:elke speler heeft recht op individuele aandacht. 

- Afwisseling wedstrijdvorm-tussenvorm 


3.2. GEDETAILLEERD TRAININGSPLAN 

Per categorie is een gedetailleerd trainingsplan opgesteld. 


Er is een leerplan en er zijn dus doelstellingen en eindtermen geformuleerd. 

Het is dus duidelijk dat elke speler deze eindtermen, op het einde van iedere cyclus 

die men doorlopen heeft, zo goed mogelijk moet bereiken. 

Het hiernavolgende trainingsplan beschrijft per categorie: 

1. Groepskarakteristieken (fysiek en psychologisch vlak) 

2. Eindtermen 

A. FYSISCH 

B. PSYCHOMOTORISCH 

C. COGNITIEF 

D. SOCIAAL-AFFECTIEF 

E. TACTISCH 

- balbezit 

- balverlies 

- balbezit – balverlies 

- balverlies – balbezit 

- tactische training 

F. TECHNISCH – TACTISCH 

G. TECHNISCH 


U14 EN U15 (C- JUNIOREN) 

KENMERKEN 

A. psychologische eigenschappen 


- grote veranderingen op sociaal en psychisch vlak. Kinderen moeten op school 

zelfstandiger leren werken en verantwoordelijkheid opnemen ; meer huiswerk 

maken en studeren waardoor ze dingen die ze graag doen, minder kunnen 

doen. Het gevolg van dit alles is dat de speler vaak meer met zichzelf dan met 

anderen bezig. Egocentrische houding en een hoge zelfdunk. 

- Daartegenover biedt de “bevestiging van zijn persoon” de mogelijkheid om zijn 

creativiteit verder te laten ontbolsteren. In zijn spel en zijn gedachtegang moet 

de speler de kans hebben om zelf oplossingen te zoeken. Goede vondsten 

moeten dan ook door de trainer naar waarde worden geschat. 

- Het kind maakt zich meer los van het gezin (andere referentiecategorie), gaat 

tegen de mening van volwassenen in en wordt kritischer. 

- Onlustgegevens en een grote wisseling in stemmingen zijn schering en inslag. 

Zij kampen met een identiteitsprobleem en hebben het moeilijk zichzelf te 

controleren in hun reacties tegenover derden. 

- Hij zal ook meer en meer met de slechte kanten van de maatschappij in 

aanraking komen. Het stimuleren van een goede leefgewoonte is hier dus van 

groot belang (voorbeeldfunctie) 

B. FYSISCHE EIGENSCHAPPEN 

- In deze leeftijdscategorie ontstaan houterig bewegende en slungelachtige 

personen (tijdelijk) 

- Fysiek bestaan er grote verschillen inzake bouw en lengte van het lichaam. 

- Vaak zijn er problemen met de aanhechtingen van het kniegewricht (Osgood- 

Schlatter) 

- Door de niet harmonieuze groei zal de lenigheid en de snelheid sterk 

verminderen. Ook de motoriek gaat tijdelijk achteruit zodat de spelers tijdelijk 

erg onhandig(voetig) zijn. 

- De groei tijdens de puberteit laat inzake kracht een beperkte 

belastbaarheid toe. Speler stimuleren om lenigheidoefeningen te doen en 

snelheid te trainen buiten de gezamenlijke trainingen. Minder ogende 

blessures toch serieus nemen. Strikte medische begeleiding! 


EINDTERMEN 


A. FYSISCH (F) 

F1 lenigheid behouden en aanwakkeren (sit and reach) 

F2 correcte lichaamshouding behouden 

F3 uithoudingsvermogen vergroten 

F4 houdingsopvoeding: buikspieren en rugspieren verstevigen (aangepast) 

F5 aanwakkeren van behendigheid 

B. PSYCHOMOTORISCH (PM) 

a. Sprint- en looptechniek 

PM1 correcte loophouding en gekruiste coördinatie 

PM2 automatisatie voetenwerk (hoge pasfrequentie) 

PM3 dissociatie van bewegingen 

PM4 juiste armbeweging, romphouding en beenbeweging 

b. Snelheidstraining 

PM5 startsnelheid 

PM6 reactiesnelheid op auditieve, visuele en sensibele signalen 

PM7 ritme- en richtingsverandering in snelheidswedlopen 

PM8 herhaald kort sprintvermogen 

PM9 versnellingsvermogen 

C. Coördinatietraining 

PM10 dynamische evenwichtsregeling (starten, duwen, in evenwicht blijven) 

PM11 inhibitievermogen of het afremmen of ombuigen van een beweging in 

een andere actie 

PM12 wendbaarheid (snelheid van richtingverandering: schijnbeweging 

PM13 onderscheid kunnen aanvoelen van ritme, van tempo (dribbel) 

d. Algemene lichaamsscholing 

PM14 lenigheid (dynamisch, stretching en/of Zweedse gymnastiek) 

E. Voetbalkrachttraining 

PM15 basiskracht t.o.v. eigen lichaamsrecht 

C. COGNITIEF (C) 

C1 notie hebben over voedingsleer 

C2 speler heeft basiskennis over voetbalblessures 

C3 taalvorming en begrippen aanleren vanuit de motoriek 

(coachingvocabularium) 

C4 positionele taakomschrijving kennen 

C5 toegepaste spelregels kennen 

C6 kritische vorming: mening hebben en uitdrukken 

C7 eigen prestatie kunnen beoordelen in vergelijking met medespelers 

C8 basiskennis over EHBO 

C9 speler heeft basiskennis over hygiëne 

C10 speler kan medespeler richtlijnen geven 

C11 speler kan richtlijnen van medespeler begrijpen 

C12 speler is weerbaar tegen zaken uit de illegaliteit 


D. SOCIAAL-AFFECTIEF (SA) 


A1 speler speelt om te winnen 

A2 speler wil het hoogst mogelijke niveau halen als voetballer 

A3 speler kan een nederlaag met waardigheid aanvaarden 

A4 speler kan neen zeggen tegen racisme en druggebruik 

A5 speler kan de spelregels naleven 

A6 speler heeft respect voor derden op en naast het terrein 

A7 speler doet aan zelfreflectie 

A8 speler durft andere spelers richtlijnen geven en aanvaardt ook richtlijnen van 

anderen 

A9 speler heeft respect voor het materiaal 

A10 speler kan stipt afspraken naleven 

A11 speler kan individueel oefenen om zijn tekortkomingen weg te werken 

A12 speler kan uitkomen voor zijn eigen mening en deze argumenteren 

A13 speler kan luisteren naar de mening van anderen: eigenheid van medespeler 

accepteren en waarderen 

A14 speler kan zijn ongelijk toegeven in een discussie of in een spelsituatie 

A15 speler durft fouten maken en kan leren uit gemaakte fouten 

E. TACTISCH (TA) 

1.BALBEZIT 

Hoofdthema 1: POSITIESPEL BIJ BALBEZIT. 

1/ bij het vrijlopen: 

BB1 speler zoekt de vrije ruimte op en is dus aanspeelbaar 

BB2 door mijn vrijlopen wordt ook een medespeler aanspeelbaar 

BB3 als speler de bal doorspeelt, loop hij zich steeds onmiddellijk terug vrij 

2/ bij het steun geven: 

BB4 speler loopt snel naar de balbezitter toe die zich in een moeilijke positie bevindt om 

hem een extra mogelijkheid te bieden tot passing 

BB5 speler loopt door zijn aanbieden de afspeelmogelijkheden niet dicht 

3/ bij de taakovername: 

BB6 speler neemt de verdedigende taak over van zijn medespeler die infiltreert 

Hoofdthema 2: PASSING (BALBEZIT) 

1/ bij korte passing: 

BB7 speler kan een dichte medespeler op de juiste voet, met de gepaste balsnelheid en 

op het gepaste ogenblik aanspelen 

BB8 speler past zodanig dat de medespeler onmiddellijk verder kan spelen (in de loop, 

een rollende bal) 

2/ bij lange passing: 

BB9 speler kan een lange pas versturen naar een speler die ver af staat of loopt 

BB10 speler kan een lange pas spelen over de grond in de loop van de medespeler 

BB11 speler kan een voorzet trappen tot bij een inlopende medespeler en tussen doelman 

en verdediging 


Hoofdthema 3: BALCONTROLES. 

1/ op lage ballen: 


BB12 speler kan de bal zo onder controle nemen dat hij geen terreinverlies prijsgeeft 

BB13 speler kan zijn balcontrole richten 

2/ op hoge ballen: 

BB14 speler kan de bal onder controle nemen met borst, bovendij, voet en de actie in 1 

beweging verder zetten 

BB15 speler kan deze balaanname ook in de gewenste speelrichting oriënteren 

Hoofdthema 4: BAL LEIDEN EN DRIBBELEN. 

1/ leiden van de bal: 

BB16 speler kan snel terreinwinst maken bal aan de voet, want hij heeft geen aanspeelpunt 

BB17 de bal kleeft aan zijn voet(en) 

BB18 speler blijft in balbezit terwijl hij de bal afschermt en kan een andere richting uit 

2/ dribbelen: 

BB19 als speler dribbelt schakel hij de tegenstrever ook uit 

BB20 speler kan dribbelen in de diepte (lengteas van het veld) en dus terreinwinst boeken 

BB21 speler dribbelt spontaan en zet de tegenstrever gemakkelijk op de verkeerde voet 

BB22 speler dribbelt verrassend en onvoorspelbaar 

Hoofdthema 5: DOELPOGING 

1/ van kortbij: 

BB23 speler werkt af als hij een doelkans krijgt 

BB24 speler scoort met een nauwkeurige strak geplaatste bal 

BB25 speler blijft kalm en beheerst bij de afwerking 

2/ van op afstand: 

BB26 als er geen medespeler beter geplaatst staat, gaat speler zijn kans 

BB27 speler kan de bal gekruist trappen 


2. BALVERLIES 


Hoofdthema 1: i.f.v. de bal 

Interceptie, afweren en ontzetten van de bal: 

BV1 speler kan de bal onderscheppen, zo hoog mogelijk in het veld, volledig in 

balbezit 

BV2 speler verhindert door zijn interceptie een doelkans 

BV3 speler onderschept bal binnen zijn zone 

BV4 door zijn afweren vermijdt hij een doelpunt 

Hoofdthema 2: i.f.v. DE TEGENSTREVER DIE AAN DE BAL IS. 

1/ het jagen naar de bal: 

BV5 speler zet de tegenstrever met de bal snel onder druk als hij in zijn zone komt 

(best nog vooraleer hij de bal krijgt toegespeeld) 

BV6 speler valt hem erg kort aan 

BV7 speler belet hem de bal voor doel te brengen 

BV8 speler verhindert hem de bal diep te spelen 

2/ de tackle of de sliding: 

BV9 speler wint de duels door een correcte tackle of al koppend 

BV10 speler kan hierdoor ook nog de bal onder controle krijgen 

3/ remmend wijken: 

BV11 speler haalt de snelheid uit de actie van de tegenstrever – balbezitter, en laat 

daardoor medespeler(s) terugkeren: er kan opnieuw druk gezet worden 

BV12 speler duelleert niet, want hij kan de bal toch niet veroveren via tackle 

BV13 speler duwt de tegenstander naar buiten waardoor hij minder gevaarlijk wordt 

Hoofdthema 3: i.f.v. DE TEGENSTREVER ZONDER DE BAL 

1/ afsluiten van speelhoeken 

BV14 speler kan ervoor zorgen dat de tegenstrever die naast hem staat (of achter) 

niet kan aangespeeld worden 

2/ korte dekking of markage 

BV15 speler kan de bal bemachtigen die voor zijn tegenstrever bestemd was 

BV16 speler kan tegenstander onder druk zetten nog voor hij aangespeeld wordt 

BV17 speler zorgt ervoor dat tegenstander zich niet kan vrijlopen in zijn rug 

Hoofdthema 4: i.f.v. mijn ploegmaat, die het dichtst bij de bal is. 

Rugdekking en onderlinge dekking 

BV18 speler is op een zodanige korte afstand van zijn uitgeschakelde medespeler 

dat hij druk kan zetten op de tegenstrever aan de bal 

BV19 speler verkleint de afstand met zijn dichtste medespeler zo sterk dat er geen 

pas tussendoor kan gegeven worden 


3. BALBEZIT – BALVERLIES 

1/ positiespel na balverlies door de medespeler/ 


BV20 speler valt als dichtst bij de bal zijnde speler de tegenstrever onmiddellijk aan 

BV21 speler markeert zijn rechtstreekse tegenstrever van heel kort 

BV22 speler sluit onmiddellijk de speelhoek af naar de gevaarlijkste tegenstrever 

2/ positiespel na persoonlijk balverlies 

BV23 speler kan onmiddellijk opnieuw het duel aangaan met de speler aan wie hij 

de bal verloor 

BV24 speler kan erg vlug de positie overnemen van zijn medespeler die in 

confrontatie is met de tegenstrever aan wie hij de bal verloor 

4. BALVERLIES - BALBEZIT. 

1/Positiespel na balrecuperatie door een medespeler. 

BV25 speler stelt zich onmiddellijk in een zo gunstig mogelijke positie op 

2/ Actie met de bal na persoonlijke balverovering: 

BV26 speler maakt onmiddellijk terreinwinst richting doel via een actie bal aan de 

voet 

BV27 speler maakt terreinwinst via een dieptepas op een medespeler 

BV28 speler trapt naar doel, want hij heeft een reële doelkans. 

5. TACTISCHE TRAINING 

TA1 basisautomatismen: 

- korte hoekschop met 2 en beweging achterom (keuze) (TA1.1) 

- driehoeksspel (TA1.2) 

- beweging achterom (TA1.3) 

- opstelling bij hoekschop voor (TA1.4) 

- opstelling bij hoekschop tegen (TA1.5) 

- inworp na switchbeweging (TA1.6) 

speler kan zich juist opstellen bij hoekschop voor (TA1.7) 

- speler kan zich juist opstellen bij hoekschop tegen (TA1.8) 

- speler kan zich juist opstellen bij vrije trap voor (TA1.9) 

- speler kan zich juist opstellen bij vrije trap tegen (TA1.10) 

- positiewissels (TA1.11) 

TA2 individuele tactiek 

- speler kan een welbepaalde taak bepaald door de elftalpositie van 1-4-3-3 

spelsysteem bij balbezit correct uitvoeren (TA2.1) 


spelsysteem bij balverlies correct uitvoeren (TA2.2) 

- speler kan de algemene taken van het 1-4-3-3 spelsysteem bij balbezit correct 

uitvoeren (TA2.3) 

- speler kan de algemene taken van het 1-4-3-3 spelsysteem bij balverlies 

correct uitvoeren (TA2.4) 



F. TECHNISCH - TACTISCH (TT) 

- oogcontact met speler aan de bal bij vrijlopen (TT1) 

- verbaal en visueel kenbaar maken bij het aanspeelbaar staan (TT2) 

- Loshaken bij strikte mandekking eventueel voorafgegaan door een 

vooractie (=schijnbeweging) (TT3) 

- Oogcontact naar speler naar wie je de pass geeft (TT4) 

- 1-2 beweging in alle facetten (TT5) 

- juiste keuze : leiden of passen (TT6) 

- draaibeweging met bal weg van de tegenstander (TT7) 

- draaibeweging met bal in de richting van vrijstaande medespeler (TT8) 

- juiste keuze : dribbel, pass of schot (TT9) 

- bal volgen na het uitvoeren van het doelschot (TT10) 

- juiste keuze: interceptie of niet (TT11) 

- juiste interceptie om in het bezit van de bal te geraken (TT12) 

- balbezitter op juist moment aanvallen (TT13) 

- positie t.o.v. het doel en de speler aan de bal (TT14) 

- balbezitter zo snel mogelijk aanvallen (TT15) 

- op de juiste manier het duel opzoeken (TT16) 

- juiste verdedigende positie bij duel (TT17) 

- niet laten misleiden door schijnbeweging bij duel (TT18) 

- speler kan een strafschop nauwkeurig trappen (TT19) 

- speler kan een vrije trap nauwkeurig trappen (TT20) 

- speler kan een hoekschop nauwkeurig trappen (TT21) 

G. TECHNISCH 

1.Algemene eindtermen: 

de basistechnieken moeten dikwijls herhaald worden, correcte uitvoering en 

perfectie moeten nagestreefd worden. Het komt er ook op aan de snelheid van 

uitvoering te verhogen, door de techniek veel in beweging te laten uitvoeren en de 

speler voor keuzes te plaatsen (zien, denken en spelen). 

Basistechnieken (BT) 

- balgewenning (balgoochelen met alle delen van het lichaam) en leiden van de 

bal binnen- en buitenkant voet, gecombineerd met kapbewegingen met ritme 

en richtingsveranderingen (vooral tijdens de opwarming herhalen. 

- Dribbeltechnieken : schaarbeweging en dubbele schaarbeweging 

- Schijnbewegingen : voorzet veinzen + kapbeweging of achter steunvoet 

doorspelen. 

- Alle controletechnieken (voetzool, binnenkant en buitenkant voet) 

Amortie (wreef voet, dij, borst, en ook het hoofd) in beweging laten uitvoeren. 

Gerichte balcontroles! 

- Passen (binnenkant voet en wreef, hieltje) 

trappen (korte lob, lange lob, deviaties, brossage) 

doelschot (met wreef, vluchtschot, drop-kick) 

- Verdedigende technieken: schoudercharge, frontaal en zijwaarts blokkeren, 

tackling en sliding-tackling. 

- Kopspel : voorwaarts, draaiend, pikeren, achterwaarts, deviatie, met duik 

(vooral in beweging: springend en lopen) 


2. Specifieke eindtermen 


- korte passing met binnenkant voet naar vrijstaande speler over de 

grond (T1) 

- lange passing met wreef (T2) 

- voorzet op het gepaste moment, met de juiste balsnelheid naar de 

juiste plaats (T3) 

- lage bal niet afwachten maar hem tegemoet gaan (T4) 

- 

- een nauwkeurige controle op lage bal met alle contactoppervlakten 

(T5) 

- juist ingedraaid staan voor of tijdens balcontrole (T6) 

- controle van hoge bal, indien mogelijk voor de bots (T7) 

- amorti van hoge bal met voet, dij, borst of hoofd (T8) 

- leiden met alle contactoppervlaktes (T9) 

- draaibeweging met bal richting doel van de tegenstander (T10) 

- het zo dicht mogelijk naar de bal kijken bij het leiden (T11) 

- het zo dicht mogelijk bij de voet houden van de bal bij het dribbelen 

(T12) 

- dribbel door een verandering van snelheid of ritme (T13) 

- dribbel door middel van een schijnbeweging (T14) 

- zo weinig mogelijk naar de bal kijken bij een dribbel (T15) 

- trappen met binnenkant voet en wreef (T16) 

- afwerken op hoge bal in 1 tijd: volley, halve volley en omhaal (T17) 

- hard en nauwkeurig naar doel trappen vanop afstand (T18) 

Individuele training 

De leerinhouden tijdens de individuele training zijn afhankelijk van de sterke en 

zwakke punten van de speler en zijn dan ook voor iedereen verschillend en kunnen 

niet vooraf bepaald worden. Trap tweede voet, kopspel, wendbaarheid met bal in 

diagonaalvorm en kopspel zijn veel voorkomende items wegens algemene zwakte. 


U16 EN U17 (B-JUNIOREN) 

KENMERKEN 

PSYCHOLOGISCHE KENMERKEN 


- De emotionele onrust bestaat nog, maar wordt minder en minder. 

De motivatie kan echter nog zeer wisselend zijn en ook de prestaties in de 

wedstrijd kunnen dus heel wisselend zijn. 

- De speler heeft meer en meer controle over zichzelf en misplaatste 

agressiviteit verdwijnt meer en meer. De eigen normen kunnen nochtans nog 

in conflict komen met de groepsnormen 

- Verantwoordelijkheidsgevoel voor zijn eigen prestaties en deze van het team 

ontstaat door het feit dat hij in staat is, zijn eigen spel en dit van het team te 

analyseren 

- De neiging om afspraken te verwaarlozen is in deze groep opvallend 

- Een scherp analysevermogen mag vanaf deze categorie verwacht worden

EINDTERMEN 


A. FYSISCH (F) 

F1 lenigheid behouden en aanwakkeren (dagelijks) 

F2 correcte lichaamshouding behouden 

F3 uithoudingsvermogen vergroten (acyclisch aëroob, fartlek en 

tempotraining komen voetbalspecifiek aan bod) 

F4 houdingsopvoeding: buikspieren en rugspieren verstevigen (aangepast) 

F5 aanwakkeren van behendigheid 

B. PSYCHOMOTORISCH (PM) 

A. Sprint- en looptechniek 

PM1 correcte loophouding en gekruiste coördinatie 

PM2 automatisatie voetenwerk (afwisselend lage en hoge pasfrequentie) 

PM3 dissociatie van bewegingen 

PM4 juiste armbeweging, romphouding en beenbeweging 

PM5 ritmegevoel met aandacht voor knie-inzet 

B. Snelheidstraining 

PM5 startsnelheid (afzet) 

PM6 reactiesnelheid op auditieve, visuele en sensibele signalen 

PM7 ritme- en richtingsverandering in snelheidswedlopen 

PM8 herhaald kort sprintvermogen 

PM9 versnellingsvermogen 

PM10 toevoegen van een weerstand 

PM11 combinatie coördinatietraining – snelheidstraining 

C. Coördinatietraining 

PM10 dynamische evenwichtsregeling (starten, duwen, in evenwicht blijven) 

PM11 inhibitievermogen of het afremmen of ombuigen van een beweging in 

een andere actie 

PM12 wendbaarheid (snelheid van richtingverandering: schijnbeweging 

D. Algemene lichaamsscholing 

PM13 lenigheid (stretching en/of Zweedse gymnastiek) 

E. Voetbalkrachttraining 

PM14 basiskracht t.o.v. eigen lichaamsgewicht 

PM15 sprongkracht, duelkracht en excentrieke voetbalkracht 

C. COGNITIEF (C) 

C1 voedingsleer 

C2 speler heeft kennis over EHBO en blessurepreventie 

C3 coachingvocabularium 

C4 positionele taakomschrijving goed kennen 

C6 kritische vorming: mening hebben en uitdrukken 

C7 eigen prestatie kunnen beoordelen in vergelijking met medespelers 

C8 speler kent bondsreglementen inzake spelersovereenkomsten 

C10 speler kan medespeler richtlijnen geven 

C11 omgangsvormen met succes en pers 

C12 speler is weerbaar tegen zaken uit de illegaliteit 


D. SOCIAAL-AFFECTIEF (SA) 


A1 speler speelt om te winnen 

A2 speler wil het hoogst mogelijke niveau halen als voetballer 

A3 speler kan een nederlaag met waardigheid aanvaarden 

A4 speler kan neen zeggen tegen racisme en druggebruik 

A5 speler kan opkomen voor eigen rechten en rechten van anderen in de groep 

A6 speler heeft respect voor derden op en naast het terrein 

A7 speler doet aan zelfreflectie en geeft daarover feedback 

A8 speler durft andere spelers richtlijnen geven en aanvaardt ook richtlijnen van 

anderen 

A9 speler heeft respect voor het materiaal 

A10 speler kan stipt afspraken naleven 

A11 speler kan individueel oefenen om zijn tekortkomingen weg te werken 

A12 speler kan uitkomen voor zijn eigen mening en deze argumenteren 

A13 speler kan op gepaste wijze kritiek uiten tegenover een medespeler ( = bal, 

niet de man) 

A14 speler kan optimaal in groep functioneren 

A15 speler kan goed functioneren in stress-situaties 

E. TACTISCH (TA) 

1.BALBEZIT 

Hoofdthema 1: POSITIESPEL BIJ BALBEZIT. 

1/ bij het vrijlopen: 

BB1 speler zoekt de vrije ruimte op en is dus aanspeelbaar 

BB2 door mijn vrijlopen wordt ook een medespeler aanspeelbaar 

BB3 als speler de bal doorspeelt, loop hij zich steeds onmiddellijk terug vrij 

2/ bij het steun geven: 

BB4 speler loopt snel naar de balbezitter toe die zich in een moeilijke positie bevindt om 

hem een extra mogelijkheid te bieden tot passing 

BB5 speler loopt door zijn aanbieden de afspeelmogelijkheden niet dicht 

3/ bij de taakovername: 

BB6 speler neemt de verdedigende taak over van zijn medespeler die infiltreert 

Hoofdthema 2: PASSING (BALBEZIT) 

1/ bij korte passing: 

BB7 speler kan een dichte medespeler op de juiste voet, met de gepaste balsnelheid en 

op het gepaste ogenblik aanspelen 

BB8 speler past zodanig dat de medespeler onmiddellijk verder kan spelen (in de loop, 

een rollende bal) 

2/ bij lange passing: 

BB9 speler kan een lange pas versturen naar een speler die ver af staat of loopt 

BB10 speler kan een lange pas spelen over de grond in de loop van de medespeler 

BB11 speler kan een voorzet trappen tot bij een inlopende medespeler en tussen doelman 

en verdediging 


Hoofdthema 3: BALCONTROLES. 

1/ op lage ballen: 


BB12 speler kan de bal zo onder controle nemen dat hij geen terreinverlies prijsgeeft 

BB13 speler kan zijn balcontrole richten 

2/ op hoge ballen: 

BB14 speler kan de bal onder controle nemen met borst, bovendij, voet en de actie 

in 1 beweging verder zetten 

BB15 speler kan deze balaanname ook in de gewenste speelrichting oriënteren 

Hoofdthema 4: BAL LEIDEN EN DRIBBELEN. 

1/ leiden van de bal: 

BB16 speler kan snel terreinwinst maken bal aan de voet, want hij heeft geen 

aanspeelpunt 

BB17 de bal kleeft aan zijn voet(en) 

BB18 speler blijft in balbezit terwijl hij de bal afschermt en kan een andere richting 

uit 

2/ dribbelen: 

BB19 als speler dribbelt schakel hij de tegenstrever ook uit 

BB20 speler kan dribbelen in de diepte (lengteas van het veld) en dus terreinwinst 

boeken 

BB21 speler dribbelt spontaan en zet de tegenstrever gemakkelijk op de verkeerde 

voet 

BB22 speler dribbelt verrassend en onvoorspelbaar 

Hoofdthema 5: DOELPOGING 

1/ van kortbij: 

BB23 speler werkt af als hij een doelkans krijgt 

BB24 speler scoort met een nauwkeurige strak geplaatste bal 

BB25 speler blijft kalm en beheerst bij de afwerking 

2/ van op afstand: 

BB26 als er geen medespeler beter geplaatst staat, gaat speler zijn kans 

BB27 speler kan de bal gekruist trappen 


2. BALVERLIES 

Hoofdthema 1: i.f.v. de bal 

Interceptie, afweren en ontzetten van de bal 


BV1 speler kan de bal onderscheppen, zo hoog mogelijk in het veld, volledig in 

balbezit 

BV2 speler verhindert door zijn interceptie een doelkans 

BV3 speler onderschept bal binnen zijn zone 

BV4 door zijn afweren vermijdt hij een doelpunt 

Hoofdthema 2: i.f.v. DE TEGENSTREVER DIE AAN DE BAL IS. 

1/ het jagen naar de bal 

BV5 speler zet de tegenstrever met de bal snel onder druk als hij in zijn zone komt 

(best nog vooraleer hij de bal krijgt toegespeeld) 

BV6 speler valt hem erg kort aan 

BV7 speler belet hem de bal voor doel te brengen 

BV8 speler verhindert hem de bal diep te spelen 

2/ de tackle of de sliding 

BV9 speler wint de duels door een correcte tackle of al koppend 

BV10 speler kan hierdoor ook nog de bal onder controle krijgen 

3/ remmend wijken 

BV11 speler haalt de snelheid uit de actie van de tegenstrever – balbezitter, en laat 

daardoor medespeler(s) terugkeren: er kan opnieuw druk gezet worden 

BV12 speler duelleert niet, want hij kan de bal toch niet veroveren via tackle 

BV13 speler duwt de tegenstander naar buiten waardoor hij minder gevaarlijk wordt 

Hoofdthema 3: i.f.v. DE TEGENSTREVER ZONDER DE BAL 

1/ afsluiten van speelhoeken 

BV14 speler kan ervoor zorgen dat de tegenstrever die naast hem staat (of achter) 

niet kan aangespeeld worden 

2/ korte dekking of markage 

BV15 speler kan de bal bemachtigen die voor zijn tegenstrever bestemd was 

BV16 speler kan tegenstander onder druk zetten nog voor hij aangespeeld wordt 

BV17 speler zorgt ervoor dat tegenstander zich niet kan vrijlopen in zijn rug 

Hoofdthema 4: i.f.v. mijn ploegmaat, die het dichtst bij de bal is. 

Rugdekking en onderlinge dekking 

BV18 speler is op een zodanige korte afstand van zijn uitgeschakelde medespeler 

dat hij druk kan zetten op de tegenstrever aan de bal 

BV19 speler verkleint de afstand met zijn dichtste medespeler zo sterk dat er geen 

pas tussendoor kan gegeven worden 


3. BALBEZIT – BALVERLIES 

1/ positiespel na balverlies door de medespeler/ 


BV20 speler valt als dichtst bij de bal zijnde speler de tegenstrever onmiddellijk aan 

BV21 speler markeert zijn rechtstreekse tegenstrever van heel kort 

BV22 speler sluit onmiddellijk de speelhoek af naar de gevaarlijkste tegenstrever 

2/ positiespel na persoonlijk balverlies 

BV23 speler kan onmiddellijk opnieuw het duel aangaan met de speler aan wie hij 

de bal verloor 

BV24 speler kan erg vlug de positie overnemen van zijn medespeler die in 

confrontatie is met de tegenstrever aan wie hij de bal verloor 

4. BALVERLIES - BALBEZIT. 

1/Positiespel na balrecuperatie door een medespeler. 

BV25 speler stelt zich onmiddellijk in een zo gunstig mogelijke positie op 

2/ Actie met de bal na persoonlijke balverovering: 

BV26 speler maakt onmiddellijk terreinwinst richting doel via een actie bal aan de 

voet 

BV27 speler maakt terreinwinst via een dieptepas op een medespeler 

BV28 speler trapt naar doel, want hij heeft een reële doelkans. 

5. TACTISCHE TRAINING 

TA1 basisautomatismen: 

- korte hoekschop met 2 en beweging achterom (keuze) (TA1.1) 

- driehoeksspel (TA1.2) 

- beweging achterom (TA1.3) 

- opstelling bij hoekschop voor (TA1.4) 

- opstelling bij hoekschop tegen (TA1.5) 

- inworp na switchbeweging (TA1.6) 

- speler kan zich juist opstellen bij strategische fasen voor (TA1.7) 

- speler kan zich juist opstellen bij strategische fasen tegen (TA1.8) 

- positiewissels (TA1.9) 

- scherm (TA1.10) 

TA2 individuele tactiek (cfr. Jeugdplan) 


spelsysteem bij balbezit correct uitvoeren (TA2.1) 


spelsysteem bij balverlies correct uitvoeren (TA2.2) 

- speler kan de algemene taken van het 1-4-3-3 spelsysteem bij balbezit correct 

uitvoeren (TA2.3) 

- speler kan de algemene taken van het 1-4-3-3 spelsysteem bij balverlies 

correct uitvoeren (TA2.4) 


TECHNISCH - TACTISCH (TT) 


- positiewissel met medespeler om vrij te komen (TT1) 

- Loshaken bij strikte mandekking eventueel voorafgegaan door een 

vooractie (=schijnbeweging) (TT2) 

- Aanvallen van speler die met rug naar doel staat (TT3) 

- Vrijlopen buiten de gezichtshoek van de verdediger (TT4) 

- 1-2 beweging in alle facetten (TT5) 

- keuze: keeper dribbelen, lobben of plaatsbal (TT6) 

- correct ingedraaid staan om maximaal speelveld te overzien (TT7) 

- anticipatie als derde speler op de “toekomstige” balbezitter (TT8) 

- het zolang mogelijk verbergen van de bedoeling van de pas (TT9) 

- kijken voor of tijdens het ontvangen van de bal naar vrijstaande speler 

(TT10) 

- het vooraf creëren van ruimte aan de kant van de dribbel (TT11) 

- tegenspeler langs zijn zwakste kant dribbelen (TT12) 

- tackle/slidingcharge bij 100% zekerheid (TT13) 

- balbezit nastreven bij duel op lage en hoge bal (TT14) 

- balbezitter zo snel mogelijk en op juiste moment aanvallen (TT15) 

- opstellen in de schiethoek bij doelpoging (TT16) 

- juiste verdedigende positie bij duel (TT17) 

- niet laten misleiden door schijnbeweging bij duel (TT18) 

- speler kan een strafschop nauwkeurig trappen (TT19) 

- speler kan een vrije trap nauwkeurig trappen (TT20) 

- speler kan een hoekschop nauwkeurig trappen (TT21) 

- korte pas naar speler die in de meest gunstige positie aanspeelbaar 

opgesteld staat (TT22) 

G. TECHNISCH 

1.Algemene eindtermen: 

de basistechnieken moeten dikwijls herhaald worden, correcte uitvoering 

en perfectie moeten nagestreefd worden. Het komt er ook op aan de 

snelheid van uitvoering te verhogen, door de techniek veel in beweging 

te laten uitvoeren en de speler voor keuzes te plaatsen (zien, denken en 

spelen).(cfr.eindtermen vorige categorie) 


2. Specifieke eindtermen: 


- korte nauwkeurige pas zo snel mogelijk geven (T1) 

- lange passing met wreef (T2) 

- lange passing (dieptepas, kruispas, voorzet) naar aanspeelbare medespeler 

(T3) 

- lange passing: juiste snelheid (T4) 

- voorzet op het gepaste moment, met de juiste balsnelheid naar de juiste 

plaats (T5) 

- gericht kopspel naar aanspeelbare medespeler (T6) 

- bij balcontrole zo weinig mogelijk naar de bal kijken (T7) 

- juist ingedraaid staan voor of tijdens balcontrole (T8) 

- in 1 tijd spelen: deviaties (T9) 

- stoppend meenemen van de hoge bal i.f.v. de meest gunstige verderzetting 

van de spelactie (T10) 

- doorspelen van een hoge bal in 1 tijd naar een vrijstaande speler (T11) 

- zoveel mogelijk terreinwinst boeken bij het leiden (T12) 

- dribbelen van de keeper (T11) 

- trappen met binnenkant voet en wreef (T12) 

- voor de trap kijken naar de positie en houding van de doelman (T13) 

- naar doel trappen vanuit een schuine hoek (T14) 

- lobben van de keeper (T15) 

- afwerken met het hoofd (T16) 

- afwerken op hoge bal in 1 tijd: volley, halve volley en omhaal (T17) 

- hard en nauwkeurig naar doel trappen vanop afstand (T18) 

- afwerken op lage bal in 1 tijd of 2 tijden (T19) 

- doeltrap met de voet het dichtst bij de bal (T20) 

- het onverwacht naar doel trappen (T21) 

- snel en nauwkeurig afwerken (T22) 

Individuele training 

De leerinhouden tijdens de individuele training zijn afhankelijk van de sterke en 

zwakke punten van de speler en zijn dan ook voor iedereen verschillend en kunnen 

niet vooraf bepaald worden. Trap tweede voet, kopspel, wendbaarheid met bal in 

diagonaalvorm en kopspel zijn veel voorkomende onderwerpen wegens algemene 

zwakte. 


DOELMANNEN 

Opwarming keeperstraining 1 

1. Individueel 5 min ( loslopen, armen en schouders losmaken, …) 

2. Koordspringen 

3 x 40 maal voor -10 en -11 

3 x 50 maal voor -12, -13 en -14 

3 x 80 maal voor -15, -16 en -18 


3. Circuit van 10 oefeningen: 

1. Handen – voetenstand/ m.b.(3 kg) van linker naar rechterhand werpen. 

(Bal mag geen grond raken, dus snel reageren) 

2. Zit op grond met rechte rug/ Plooi springtouw 4-dubbel en beweeg 

telkens de benen onder en boven het touw nadat ze gestrekt zijn 

geweest. Voeten mogen geen grond raken. Zithouding moet blijven. 

3. Springtouw aan doelpaal binden 10cm van de grond, doelman springt 

(met benen iets gespreid) 180°(gedurende de vooropgezette tijd). 

4. Buiklig voor doelpaal, m.b. in handen, ellebogen en voeten van de 

grond (5cm)/ m.b. werpen tegen paal (ellebogen en voeten blijven van 

de grond; afstand tot paal + 15 cm). 

5. Bal tussen voeten klemmen, ruglig, armen gespreid/ voeten heffen 90° 

t.o.v.romp en zijwaarts bal laten zakken tot 10cm van de grond (l. en r.). 

6. Tempo touwspringen 

7. Ruglig, benen op de grond/ buigen en strekken 

8. Spreidzit met m.b./ curl-ups 

9. Push-ups op m.b. 

10. Handenvoetenstand/ benen strekken achterwaarts en terug springen 

tussen de armen; handen blijven op dezelfde plaats. 

Circuit van 5 voor -10 en -11: 30 sec werken, 30 sec rust. 

Circuit van 10 oefeningen, voor -12, -13 en -14: 30 sec per oefening, 30 sec rust. 

Circuit van 10 oefeningen, voor -15, -16 en -18: 45 sec per oefening, 45 sec rust. 

4. Intrappen op doelman 

Borsthoogte 20x 

Over de grond 10x 

Links plat 5x 

Rechts plat 5x 

5. Hoge ballen: 5 soorten oefeningen, 1 oefening per opwarming 

1. 10x bal komen halen, snel achteruit voor doellijn plukken in de hoogte 

2. 10x afwisselend linkerpaal en rechterpaal tikken, vertrek aan de 6m en 

terugkeren naar de 6m, midden in de goal onder de lat de bal pakken. 

3. 10x aan de doellijn vertrekken in midden van 16m, hoge ballen plukken, 

doorlopen naar de 16m en terug, opnieuw hoge bal plukken, verder lopen 

naar doellijn. 

4. 10x zowel links van doel als rechts, hoge bal 1 ste paal, 2 de hoge bal aan de 

2 de paal. 

5. 2 kegels op de 6m, 1 doelman in de goal, de andere 2 doelmannen aan de 

kegel, hoge bal pakken, al spurtend doorschuiven. 


Opwarming keeperstraining 2 

1. Individueel 5 min ( loslopen, armen en schouders losmaken, …) 

2. Touwspringen 

3 x 40 maal voor -10 en -11 

3 x 50 maal voor -12, -13 en -14 

3 x 80 maal voor -15, -16 en -18 

3. Intrappen op doelman 

Borsthoogte 20x 

Over de grond 10x 

Links plat 5x 

Rechts plat 5x 

WEDSTRIJDOPWARMING (30 minuten) 

10 minuten loslopen en stretching (armen en schouders losmaken, beetje 

versnellen…) 


Intrappen 20 x borsthoogte 

Vanuit buigzit 10 x links gooien 

10 x rechts gooien 

10 x achteruitgooien 

Intrappen in 1 tijd 5 x links 

5 x rechts 

Centers 10 x links en 10 x rechts 

Ballen op de 16 m (3 of 4) 4 keer na mekaar 

1 ste keer op lichaam 

2 de keer beetje naast hem 

3 de keer snel achter elkaar op signaal van keeper 

4 de keer idem als 3 

Wat reflexen naar keuze 

Wat uittrappen naar keuze 

De keuze van de opwarming laat ik aan de doelman, hij moet zich goed voelen. 

Dit zijn de elementen die er moeten inzitten. 

OEFENSTOF 

Cfr.Jeugdplan tot U13 m.d.v. alles sneller, harder, van verder, hoger,… 

Het handboek van de KBVB is ter beschikking in de kleedkamer van de trainers. 



De door de TD gecontroleerde klasseurs van de trainers van de verschillende 

categorieën kunnen als vademecum aangewend worden.

Jeugdplan 13 tot 17 jaar - Lierse

Create successful ePaper yourself

Delete template?

Save as template?