08.09.2013 Views

DYSCALCULIE DYSCALCULIE - Koninklijke Van Gorcum

DYSCALCULIE DYSCALCULIE - Koninklijke Van Gorcum

DYSCALCULIE DYSCALCULIE - Koninklijke Van Gorcum

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

tijdschrift voor reken-wiskunde onderwijs | proefnummer<br />

Volgens<br />

Bartjens...<br />

Discussie over<br />

<strong>DYSCALCULIE</strong><br />

NIEUW op internet: www.volgens-bartjens.nl<br />

TOVERVIERKANTEN in groep 4


Het tijdschrift Volgens<br />

Bartjens... is het verenigingsorgaan<br />

van de Nederlandse<br />

Vereniging tot Ontwikkeling<br />

van het Reken-Wiskundeonderwijs<br />

(NVORWO).<br />

Volgens Bartjens... wordt uitgegeven<br />

door de NVORWO<br />

en <strong>Koninklijke</strong> <strong>Van</strong> <strong>Gorcum</strong><br />

BV te Assen en verschijnt vijf<br />

keer per jaar.<br />

Redactieadres<br />

Redactie Volgens Bartjens...<br />

t.a.v. Marjolein Kool<br />

Jonkheer Ramweg 28B<br />

3998 JR Schalkwijk<br />

e-mail:<br />

m.j.h.kool@domstad.nl<br />

Naar dit adres kunt u alles<br />

opsturen wat met de redactionele<br />

inhoud verband<br />

houdt. U kunt hier ook<br />

boeken ter bespreking<br />

aanbieden.<br />

colofon<br />

Eindredactie<br />

Marjolein Kool (werkzaam<br />

op de Hogeschool Domstad<br />

te Utrecht)<br />

Redactieraad<br />

Kees Buijs,<br />

Sjoerd Huitema<br />

Anneke Noteboom<br />

Adri Treffers<br />

Uitgave, abonnementen,<br />

advertenties en druk<br />

<strong>Koninklijke</strong> <strong>Van</strong> <strong>Gorcum</strong> BV,<br />

Postbus 43, 9400 AA Assen<br />

Tel. (0592) 37 95 55<br />

e-mail: volgensbartjens@<br />

vangorcum.nl<br />

Foto omslag<br />

Jasper Oostlander<br />

Foto’s<br />

De foto’s zijn genomen op<br />

de Gertrudisschool in Utrecht<br />

en de St. Matthiasschool in<br />

Alkmaar.<br />

Abonnementen<br />

Particulier € 36,50<br />

Student € 22,50<br />

Schoolabonnement (2 ex.)<br />

€ 62,00<br />

Op aanvraag is een collectief<br />

abonnement mogelijk.<br />

Tel. 0592-379555<br />

NVORWO<br />

Aïdadreef 12<br />

3561 GE Utrecht<br />

e-mail: admnvorwo@fi.uu.nl<br />

tel: 030-2635555<br />

ISSN 0922 1794<br />

Volgens<br />

Bartjens...<br />

<strong>DYSCALCULIE</strong> discussie<br />

Soms is het wel eens goed als je door iemand uit je tent<br />

wordt gelokt, als je wordt geconfronteerd met uitspraken die<br />

lijnrecht tegen je eigen opvattingen ingaan. Je wordt weer<br />

eens wakker geschud en gedwongen om opnieuw na te gaan<br />

denken over zaken die je al jaren geleden had opgeborgen in<br />

het doosje ‘Zo is het en niet anders’. Confronterende uitspraken<br />

houden je scherp.<br />

Tijdens de Panamaconferentie 2003 stond er een forumdiscussie<br />

op het programma en dat leek me een goede zaak.<br />

Ook onze opvattingen over het reken-wiskundeonderwijs<br />

Kinderen die niet leren rekenen 4<br />

Opvattingen en discussie over<br />

dyscalculie en rekenproblemen<br />

Jo Nelissen<br />

moeten van tijd tot tijd afgestoft worden. In het forum zaten<br />

vertegenwoordigers van moderne reken-wiskundemethodes,<br />

echte didactiek-kanonnen, maar desondanks bleef het<br />

verwachte vuurwerk uit. Misschien waren de stellingen niet<br />

prikkelend genoeg, misschien legde de discussieleider<br />

(ondergetekende) de deelnemers het vuur niet na genoeg<br />

aan de schenen … Hoe dan ook, het werd een vriendelijke<br />

gedachtewisseling met veel enerzijds en anderzijds.<br />

Opnieuw bleek dat we het binnen het reken-wiskundewereldje<br />

over het algemeen wel met elkaar eens zijn. Onze<br />

huisjes kunnen onderling wel verschillen, maar ze zijn allemaal<br />

op hetzelfde fundament van de realistische reken-wiskundedidactiek<br />

gebouwd. Een fundament dat de afgelopen<br />

decennia zijn waarde heeft bewezen. Een fundament dat<br />

heipalen bevat als: kinderen leren rekenen met en van elkaar<br />

onder leiding van de leraar, concrete ervaringen stimuleren<br />

het construeren van kennis, denkmodellen ondersteunen de<br />

ontwikkeling van informele naar formele oplossingsmanieren,<br />

enzovoort. Vrijwel iedereen vindt dat goede ideeën. Er<br />

valt weinig over te discussiëren, dus dat moeten we dan ook<br />

maar niet doen. We zijn Paul Witteman niet. We zijn eensgezind.<br />

Da’s mooi. Of zijn we heel misschien –ik durf het<br />

bijna niet hardop te zeggen- een beetje zelfgenoegzaam aan<br />

het worden? Zijn we langzamerhand aan het indutten van<br />

tevredenheid?<br />

In het NRC van 15 november jl. hield Karel Knip een tenen-<br />

2 Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1<br />

krommend pleidooi voor de ouderwetse staartdeling. Het<br />

oude cijferalgoritme moest volgens hem onmiddellijk weer<br />

op de basisschool onderwezen worden, want dat was nodig<br />

en leerzaam. Ik klom onmiddellijk in de pen en verwachtte<br />

dat half Nederland dat met mij zou doen, maar het bleef<br />

nogal stil. Misschien bent u wel verstandiger dan ik en denkt<br />

u: ‘Echte onzinuitspraken moet je negeren, anders krijgen ze<br />

te veel onverdiende aandacht.’ Misschien springt u pas in<br />

uw harnas als er werkelijk een wereld te winnen valt.<br />

In het septembernummer van Willem Bartjens stond een<br />

Dyscalculie: reken er niet te snel op! 12<br />

Pleidooi voor grote terughoudendheid in<br />

het gebruik van de term ‘dyscalculie’<br />

Willem Vermeulen<br />

artikel van Annemie Desoete over dyscalculie. Het blad lag<br />

nog niet op de mat of de eerste reacties van lezers stroomden<br />

mijn mailbox al binnen. ‘Dyscalculie’ is een onderwerp<br />

dat ons nog wel wakker maakt. De reacties variëren van<br />

enerzijds: ‘Weg met dat etiket. Zodra kinderen het opgeplakt<br />

krijgen, gooien kind en leerkracht de handdoek in de<br />

ring, terwijl elk kind met de juiste begeleiding (een beetje)<br />

rekenen kan leren.’ tot anderzijds de uitspraak van Annemie:<br />

‘In elke klas zit wel een leerling met dyscalculie. Dat<br />

moet je (h)erkennen, dan kun je vervolgens kijken wat je<br />

eraan kunt doen.’ Tussen deze uitersten ligt een breed scala<br />

van opvattingen over dyscalculie. In dit nummer vindt u een<br />

selectie. Maar daarmee is het laatste woord over dit onderwerp<br />

nog niet gezegd. Terwijl ik dit stukje schrijf zie ik alweer<br />

een dyscalculie-discussiemailtje in mijn mailbox belanden.<br />

Heel goed! Laten we weer eens lekker met elkaar in discussie<br />

gaan over ons reken-wiskundeonderwijs. Een keer<br />

met de vuist op tafel slaan mag best, maar het gaat vooral<br />

om argumenten, onderzoeksresultaten en praktijkervaringen.<br />

Als onze leerlingen er maar beter van worden. En als<br />

wij maar weer gaan nadenken over ons mooie vak. Dat zouden<br />

we vaker moeten doen!<br />

Marjolein Kool<br />

Hoofdredacteur Volgens Bartjens...


NIEUW:<br />

Volgens Bartjens... op internet:<br />

www.volgens-bartjens.nl<br />

Volgens Bartjens... op internet een onderwerp dat ons<br />

nog wel wakker maakt. De reacties variëren van enerzijds:<br />

‘Weg met dat etiket. Zodra kinderen het opgeplakt<br />

krijgen, gooien kind en leerkracht de handdoek in de<br />

ring, terwijl elk kind met de juiste begeleiding (een beetje)<br />

rekenen kan leren.’ tot anderzijds de uitspraak van<br />

Annemie: ‘In elke klas zit wel een leerling met dyscalcu-<br />

Amy leert handig rekenen 37<br />

Getalinzicht als fundament voor<br />

strategiegebruik.<br />

Sytze Steinvoorte<br />

ARTIKELEN<br />

Redactioneel 2<br />

Marjolein Kool<br />

Wat kun je eraan doen? 10<br />

Kinderen met dyscalculie, deel 2<br />

Annemie Desoete<br />

Ik zie er zelden een 18<br />

Reactie op het artikel over dyscalculie<br />

Cecile Borghouts<br />

Met sprongen vooruit 20<br />

Verslag van de voorscholing voor<br />

Pabodocenten en schoolbegeleiders<br />

Uschi van der Velden<br />

Ei van Columbus 24<br />

De rekenkrant voor kinderen van<br />

tien tot twaalf jaar<br />

Jos van den Bergh en Ron Felix<br />

Grote Rekendag 2004 38<br />

Verslag van de try-out van het lespakket<br />

over oriënteren en plaats bepalen<br />

Vincent Jonker<br />

lie. Dat moet je (h)erkennen, dan kun je vervolgens kijken<br />

wat je eraan kunt doen.’ Tussen deze uitersten ligt<br />

een breed scala van opvattingen over dyscalculie. In dit<br />

nummer vindt u een selectie. Maar daarmee is het laatste<br />

woord over dit onderwerp nog niet gezegd. Terwijl ik dit<br />

stukje schrijf zie ik alweer een dyscalculie-discussiemailtje<br />

in mijn mailbox belanden. Heel goed!<br />

Tovervierkanten 28<br />

De magische krachten van getallenvierkanten<br />

in groep 4<br />

Erica de Goeij en Adri Treffers<br />

Met tien in bed 34<br />

Maak van een prentenboek een<br />

rekenvertelkist voor kleuters<br />

Ans Veltman<br />

Nationale Rekendagen 2003 40<br />

Twee inspirerende conferentiedagen<br />

Karel Groenewegen<br />

RUBRIEKEN<br />

Interactie 11<br />

Kleine kinderen worden groot 22<br />

Marian Steverink<br />

Wiskunde op straat 24<br />

Harrie Sormani<br />

Vroeger 26<br />

Ed de Moor<br />

Groetjes van groep vier 28<br />

Lia van Diem<br />

Ingerekend 43<br />

Peter van den Bremen<br />

Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1 3<br />

@<br />

De bekende Nederlander in getallen: 43<br />

Drs.P<br />

Harrie Sormani<br />

INHOUD VOLGENS BARTJENS...<br />

IN DIT PROEFNUMMER


Kinderen die niet lere<br />

Opvattingen en discussie over dyscalculie<br />

en rekenproblemen<br />

Het voordeel van de<br />

oplevende belangstelling<br />

voor dyscalculie is,<br />

dat er weer veel aandacht<br />

is voor kinderen<br />

met rekenproblemen.<br />

Jo Nelissen<br />

H o o f d a r t i k e l<br />

Jo Nelissen zet verschillende opvattingen over dyscalculie<br />

op een rijtje en adviseert het etiket ‘dyscalculie’ spaarzaam<br />

te hanteren. Het lijkt zinvoller om vast te stellen welke kinderen<br />

rekenproblemen hebben, wat die problemen zijn en<br />

hoe daar het beste aan gewerkt kan worden.<br />

Inleiding: rekenproblemen<br />

Sinds er rekenonderwijs wordt gegeven, zijn er kinderen die<br />

te kampen hebben met rekenproblemen. Rekenproblemen<br />

van kinderen, maar ook van volwassenen, kregen al zo’n<br />

honderd jaar geleden aandacht en ruim vijftig jaar geleden<br />

schreef de Groningse pedagoog <strong>Van</strong> Gelder (1952) over<br />

rekenstoornissen en rekenfouten. Hij bekritiseerde onder<br />

meer de opvatting van Henschen (uit 1919) dat rekenstoornissen<br />

een pathologische basis hebben.<br />

Maar wat zijn het voor problemen waar de leerlingen last<br />

van hebben tijdens het leren rekenen? Het CITO doet al<br />

zo’n twintig jaar onderzoek naar de prestaties van<br />

Nederlandse basisschoolleerlingen op het gebied van rekenen-wiskunde<br />

(Noteboom e.a., 1997). In periodieke peilingen<br />

wordt nagegaan welke mate van beheersing door de<br />

4 Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1<br />

JASPER OOSTLANDER<br />

leerlingen op de verschillende reken-wiskundige gebieden is<br />

bereikt. Eind groep 5 is dat bijvoorbeeld onderzocht op het<br />

gebied van: getallen en bewerkingen (zoals: tellen en ordenen,<br />

structureren, optellen, delen, toepassingen, enzovoort)<br />

en op het gebied van meten (meten, tijd en geld).<br />

Uit de analyses van de resultaten wordt een beeld verkregen<br />

van het vaardigheidsniveau dat door de leerlingen wordt<br />

behaald: van e, het laagste, tot a, het hoogste niveau. Tevens<br />

wordt geanalyseerd welke handelwijzen een leerling volgt,<br />

hoe een opgave wordt aangepakt en welk type opgaven een<br />

Figuur 1<br />

Ankie koopt 2 van deze<br />

pakjes. Hoeveel lollies<br />

zijn dat samen?<br />

Hoeveel potloden samen?<br />

___x ___ potloden = ___ potloden.<br />

Twee opgaven uit de periodieke peiling van het onderwijsniveau<br />

aan het eind van groep 5.<br />

leerling wel of niet beheerst. Om een concreet voorbeeld te<br />

geven: bij vermenigvuldigen (item 1) zien de leerlingen 6<br />

lollies afgebeeld en moeten ze de vraag beantwoorden hoeveel<br />

lollies in twee pakjes zitten. Deze opgave wordt door de<br />

d- en e-leerlingen (25% van de leerlingen!) veelal tellend<br />

opgelost. In item 9 zien de leerlingen 4 doosjes met daarop<br />

het cijfer 8 (potloden). De vraag is hoeveel potloden er zijn.<br />

(Zie afbeelding 1)<br />

stigmatis<br />

De oplossing kan niet worden gevonden op basis van tel-<br />

len terwijl deze leerlingen een hoger oplossingsniveau niet<br />

beheersen. Deze opgave wordt dan ook niet opgelost. Dat<br />

komt vooral omdat deze d- en e-leerlingen geen inzicht<br />

hebben in de structuur van getallen, omdat ze geen strate-<br />

daar is ni<br />

gieën beheersen en niet reflecteren op hoe ze handelen.<br />

Toen ik eens een kind vroeg hoe het had gerekend, gaf het<br />

als antwoord: ‘Ik weet niet hoe ik reken’.<br />

De problemen waarvan die leerlingen last ondervinden<br />

tijdens het proces van leren rekenen (zo blijkt uit de analyses<br />

van het CITO) hebben betrekking op het uitvoeren van<br />

rekenoperaties (optellen, aftrekken, enzovoort) en op het<br />

automatiseren. Bovendien hebben deze leerlingen onvoldoende<br />

inzicht verworven (vooral in de opbouw van en de<br />

relatie tussen getallen) en komen ze in de problemen vanwege<br />

omslachtige of onjuiste toepassing van (geleerde) aanpakken.


n rekenen<br />

JASPER OOSTLANDER<br />

Dyscalculie: verschillende opvattingen<br />

Sinds een aantal jaren worden rekenproblemen steeds vaker<br />

als dyscalculie getypeerd. Dys betekent ‘niet’ en calculeren<br />

betekent ‘rekenen’. Dyscalculie betekent dus ‘niet kunnen<br />

rekenen’. Aan de term ‘dyscalculie’ werd door <strong>Van</strong> Gelder<br />

jaren geleden al uitvoerig aandacht geschonken. Hij maakte<br />

een onderscheid tussen ‘acalculie’ en ‘dyscalculie’.<br />

Acalculie doet zich voor als het verlies van een ‘reeds verworven<br />

rekensysteem’, doorgaans als gevolg van ernstige<br />

traumata van de hersenschors: de persoon kan niet meer<br />

rekenen. <strong>Van</strong> Gelder typeert dyscalculie als een ontwikkelingsstoornis,<br />

die optreedt bij ‘het aanleren van het rekenen.<br />

De leerling ondervindt beperkingen tijdens het leerproces.’<br />

(cursief J.N.)<br />

<strong>Van</strong> Gelder zal waarschijnlijk niet vermoed hebben dat<br />

veertig/vijftig jaar later het begrip dyscalculie opnieuw leven<br />

zou worden ingeblazen. Ook niet dat het ruime gebruik<br />

ervan zou leiden tot een toenemende begripsverwarring.<br />

Een veelheid van opvattingen heeft inmiddels al het licht<br />

gezien. Het is mogelijk deze tot een viertal terug te brengen<br />

Ruijssenaars) echter geen kwestie van onvoldoende<br />

inzicht, volgens Desoete weer wél. <strong>Van</strong> Luit benadrukte<br />

(in een persoonlijk gesprek) dat er een verband is tussen<br />

dyscalculie en problemen met het langetermijngeheugen<br />

op een ‘specifiek kennisdomein’.<br />

2. In een gesprek over dyscalculie met het team van de<br />

Psychologische Adviespraktijk Begaafden Utrecht<br />

(PABU) kwam als hun standpunt naar voren dat ze van<br />

dyscalculie spreken wanneer ernstige rekenproblemen na<br />

uitvoerige behandeling hardnekkig blijven voortbestaan.<br />

ering: ‘dyscalculie,<br />

en wel de volgende.<br />

1. Dyscalculie als aanduiding van rekenstoornissen die in<br />

principe bij alle leerlingen kunnen voorkomen en die in<br />

principe (ortho)didactisch te behandelen zijn. In de<br />

publicaties gaat het vooral om dyscalculie bij jonge leer-<br />

ets meer aan te doen ’<br />

lingen.<br />

Onder deze opvatting schuilen echter weer verschillende<br />

interpretaties. Zo ziet Desoete (2003) dyscalculie als een<br />

hardnekkig uitvallen op het gebied van rekenen, ‘zonder<br />

aanwijsbare reden’. Een aantal auteurs (onder andere<br />

Ruijssenaars e.a., 2002) ziet dyscalculie vooral als een<br />

probleem van automatisering van ‘rekenfeiten’, en problemen<br />

bij het vlot en correct uitvoeren van de procedures<br />

(voor tellen, optellen, aftrekken, vermenigvuldigen,<br />

enzovoort.). Om het automatiseringsprobleem aan te<br />

kunnen pakken, moet de stof, volgens Braams, wél<br />

‘geheel begrepen’ zijn. Dyscalculie is volgens hem (en<br />

Dyscalculie is volgens deze opvatting een moeilijk te<br />

corrigeren stoornis, al hangt dit natuurlijk ook af van<br />

de aard en ernst van het probleem (vergelijk <strong>Van</strong><br />

Gelders acalculie).<br />

3. Een derde opvatting (naar voren komend in een persoonlijk<br />

gesprek met Gravemeijer) luidt dat een deel<br />

van de leerlingen altijd moeite zal hebben met rekenen-wiskunde<br />

vanwege de spreiding in prestaties die<br />

zich nu eenmaal altijd op alle gebieden voordoet.<br />

Zolang er geen aantoonbaar verband gevonden is<br />

tussen hersenfuncties en rekenproblemen wordt er<br />

de voorkeur aan gegeven de term dyscalculie te vermijden.<br />

Naar analogie van dyslexie, dat als een probleem<br />

binnen het taalgebied wordt gezien, wil<br />

Gravemeijer alleen van dyscalculie spreken als zich<br />

binnen het rekengebied een ernstige uitval voordoet.<br />

4. Alleen rekenproblemen die zich bij leerlingen met<br />

een goed ontwikkelde intelligentie voordoen, zodanig<br />

dat er sprake is van een grote discrepantie met prestaties<br />

op de andere kennisdomeinen, worden als dyscalculie<br />

getypeerd. Indien deze het gevolg zijn van<br />

een hersenstoornis (of anderszins) zal didactische<br />

behandeling niet succesvol zijn (vergelijk van Gelders<br />

acalculie). Indien emotionele of persoonlijkheidsproblemen<br />

een rol spelen, is behandeling mogelijk. Bij<br />

leerlingen die over de hele linie zwak presteren is er<br />

geen grote discrepantie met prestaties op andere leer-<br />

Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1 5<br />

Als dyscalculie een<br />

aandachtstoornis zou zijn,<br />

waarom is die dan niet op<br />

andere gebieden merkbaar?


gebieden en is er sprake van rekenproblemen (vergelijk van<br />

Gelders dyscalculie).<br />

Het vierde en laatste standpunt wordt in dit artikel bepleit,<br />

uitgewerkt en toegelicht.<br />

Dyscalculie en intelligentie<br />

In afbeelding 2 zien we de verdeling van de intelligentie van<br />

een hele bevolking. Uitgaande van de vierde opvatting komt<br />

dyscalculie uitsluitend rechts in de verdeling voor. <strong>Van</strong> dyscalculie<br />

wordt niet gesproken bij kinderen, die over de hele<br />

linie zwak tot zeer zwak presteren vanwege een lager potentieel.<br />

Het heeft weinig zin om bij een kind met bijvoorbeeld<br />

het syndroom van Down dat zich de telrij tot tien nauwelijks<br />

heeft kunnen eigen maken, van dyscalculie te spreken,<br />

net zo min als het zin heeft te constateren dat het geen mooi<br />

verhaal kan schrijven, Chopin niet kan vertolken of niet kan<br />

schaken. De verstandelijke vermogens zijn nu eenmaal over<br />

de hele linie ontoereikend (het is allemaal ‘dys’, om het zo<br />

maar eens te zeggen). Met afbeelding 2 is niet gesuggereerd<br />

Figuur 2<br />

Normaalverdeling intelligentie<br />

dat rekenproblemen direct en uitsluitend veroorzaakt worden<br />

door intelligentietekorten. Wel is het zo dat leerlingen<br />

met een hoger ontwikkelde intelligentie doorgaans beter<br />

presteren. Indien ze echter laag presteren op het gebied van<br />

rekenen-wiskunde en op de andere gebieden hoog, is er<br />

sprake van een opmerkelijke discrepantie, die om nadere<br />

analyse vraagt.<br />

In afbeelding 2 zien we rond het gemiddelde (IQ van<br />

100), de grootste groep mensen (leerlingen), 70% van de<br />

(school)bevolking heeft een IQ tussen 85 en 115. De leerlingen<br />

die in deze groep links van het gemiddelde zitten zijn<br />

leerlingen die over het algemeen vrij matig presteren.<br />

Op het gebied van rekenen-wiskunde zijn ze niet sterk en is<br />

er vaak extra aandacht nodig (zie de linker stippelpijl in<br />

afbeelding 2). De leerlingen die in deze groep rechts van het<br />

gemiddelde zitten, zijn weinig opvallende leerlingen die<br />

normaal maar zelden bovenmatig presteren. Op het gebied<br />

van rekenen-wiskunde blinken ze niet uit, maar grote problemen<br />

doen zich niet vaak voor (zie rechter stippelpijl).<br />

Als leerlingen in deze groep problemen met rekenen-wiskunde<br />

hebben, is het zeer de vraag of er dan sprake is van<br />

dyscalculie. Grote discrepantie met prestaties op andere<br />

gebieden dan rekenen-wiskunde doet zich immers weinig<br />

voor omdat de prestaties op alle gebieden matig of gemiddeld<br />

zijn.<br />

6 Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1<br />

JASPER OOSTLANDER<br />

Bovendien is er nog het volgende punt van aandacht: er<br />

zijn op alle mogelijke gebieden (soms grote) verschillen tussen<br />

leerlingen. Op gebied van muziek, taal, sport, tekenen<br />

enzovoort en dus ook op het gebied van rekenen-wiskunde.<br />

Als leerlingen op een bepaald gebied zwak presteren, is er<br />

toch niet meteen sprake van dyscalculie?<br />

Uit onderzoek van het CITO is bekend dat allochtone leerlingen<br />

een aanzienlijke achterstand op het gebied van rekenen-wiskunde<br />

hebben. Ook bij meisjes is dat het geval, zo<br />

blijkt uit onderzoek van Vermeer (1997). We kunnen daaruit<br />

echter niet concluderen dat allochtone leerlingen en<br />

meisjes meer aanleg hebben voor dyscalculie. Uit recent<br />

onderzoek van <strong>Van</strong> de Boer (2003) is heel iets anders gebleken,<br />

namelijk dat problemen van allochtone leerlingen in<br />

het Voortgezet Onderwijs vooral het gevolg zijn van miscommunicatie<br />

tussen leerlingen en leraar én van misinterpretatie<br />

door de leerlingen van wiskundige opdrachten. Ze<br />

begrijpen de context en vraagstelling verkeerd. <strong>Van</strong> Eerde<br />

(1996) ontdekte dat in de analyse van het denken van<br />

Er is sprake van dyscalculie als er een discrepantie bestaat tussen<br />

rekenprestaties en prestaties op andere leergebieden.<br />

(allochtone) leerlingen aanknopingspunten gevonden kunnen<br />

worden voor remediëring.<br />

Trouwens, als iemand niet zo goed is in de Duitse taal dan<br />

spreken we toch ook niet meteen van ‘dysgermanie’.<br />

Twee groepen leerlingen<br />

Uit ervaring is bekend dat er in elke klas leerlingen voorkomen<br />

die over de hele linie (op meerdere gebieden) zwak tot<br />

slecht presteren. Dat zijn in principe de leerlingen met een<br />

IQ lager dan 85, links in de normaalverdeling. Met de vette<br />

pijl links zijn de leerlingen gelokaliseerd die ernstige problemen<br />

hebben en met een dunne pijl de leerlingen die minder<br />

ernstige problemen ondervinden. Dat is samen ruim 16%<br />

van de populatie. Dat zijn dus allemaal leerlingen die op<br />

meerdere vakgebieden met moeite het onderwijs kunnen<br />

volgen en die óók op het gebied van het rekenen zwak zijn.<br />

We hebben dus met twee verschillende groepen kinderen<br />

te maken. Tot de ene groep behoren de leerlingen die over<br />

de hele linie zwak tot slecht presteren en dus óók op het<br />

gebied van rekenen-wiskunde (IQ lager dan 85). De andere<br />

groep bestaat uit leerlingen die alléén op het gebied van het<br />

rekenen extra hulp nodig hebben (volgens Desoete betreft<br />

dat 6 à 7% van de leerlingen in het basisonderwijs. Dat zouden<br />

dus ruim 100.000 basisschoolleerlingen zijn). Deze laatste<br />

groep leerlingen is rechts in de normaalverdeling te vin-


JASPER OOSTLANDER<br />

den; hun IQ ligt boven de 115 en het betreft ruim 16% van<br />

de (school)bevolking. Bij déze leerlingen zou sprake kunnen<br />

zijn van dyscalculie indien er sprake is van grote discrepantie<br />

in prestaties op het gebied van rekenen-wiskunde en<br />

andere gebieden. Naarmate deze leerlingen meer naar<br />

rechts in de verdeling worden aangetroffen (dus naarmate ze<br />

op andere terreinen beter presteren en intelligenter zijn),<br />

wordt het fenomeen steeds boeiender. Hoe is het immers<br />

mogelijk dat iemand die intelligent is - problemen oplost,<br />

analyseert, reflecteert, formaliseert - toch slecht is in rekenen-wiskunde,<br />

terwijl in dat vak juist deze vaardigheden<br />

zo’n centrale rol spelen?<br />

Samenvattend: in afbeelding 2 is rechts van het gemiddelde<br />

met een stippelpijl het gebied aangegeven waarin zich<br />

dyscalculie kán voordoen, maar zoals gezegd is het moeilijk<br />

uit te maken of hier wel sprake is van dyscalculie omdat<br />

zich doorgaans geen grote discrepantie voordoet met prestaties<br />

op andere vakgebieden. Met een dunne pijl, rechts van<br />

het gemiddelde, is het gebied aangegeven ( IQ tussen 115 en<br />

130) waar zich serieuze gevallen van dyscalculie kunnen<br />

voordoen. Met een vette pijl is het gebied getraceerd waar<br />

zich leerlingen kunnen bevinden met een ernstige uitval op<br />

het gebied van rekenen-wiskunde die echter in andere vakken<br />

hoog presteren en die heel intelligent zijn. Dit zijn intrigerende<br />

gevallen van dyscalculie.<br />

21 in plaats van 12), ze wisselen cijfers binnen rekenprocedures<br />

om (13 – 6 = 13, want 6 – 3 = 3 en 10 + 3 = 13), ze<br />

voeren geen controle uit op hun werkwijze noch op de uitkomst<br />

(metacognitie genoemd) en een (groot) deel van de<br />

kinderen heeft ook nog last van problemen op andere vakgebieden,<br />

zoals lezen, taal en muziek. Er is een relatie tussen<br />

dyscalculie en dyslexie, zegt Ruijssenaars (2003). Wat opvalt<br />

is dat deze analyse van de problemen van kinderen die volgens<br />

de auteurs aan dyscalculie lijden niet verschilt van de<br />

typering van de rekenproblemen van zwakke leerlingen,<br />

zoals bekend uit vakdidactisch onderzoek (zie bijvoorbeeld<br />

van Eerde, 1996 en Treffers, 2002).<br />

Ook de voorgestelde hulp aan kinderen met dyscalculie<br />

verschilt nauwelijks van de hulp die in vakdidactisch onderzoek<br />

doorgaans wordt geadviseerd, althans wat de inhoud<br />

betreft. Ten aanzien van de didactiek wordt echter soms<br />

sterker accent gelegd op een meer ‘structurerende’ aanpak<br />

dan in de vakdidactiek gebeurt. Een selectie uit de suggesties<br />

voor hulp luidt als volgt: gebruik van concreet materiaal,<br />

niet meerdere strategieën tegelijk aanbieden, het werk-<br />

opnieuw belangstelling<br />

Diagnose en remediëring<br />

nis) met name in de orthopedagogische literatuur steeds<br />

voor<br />

vaker ten onrechte vervangen door<br />

‘dyscalculie’<br />

de term ‘dyscalculie’.<br />

Als dyscalculie echter wezenlijk iets anders is dan een<br />

Zoals gezegd wordt de term ‘rekenprobleem’ (rekenstoor-<br />

rekenprobleem, dan zou dat zichtbaar moeten zijn in de<br />

diagnose en in de hulp die voor leerlingen met dyscalculie<br />

(volgens de eerst besproken opvatting in de tweede paragraaf)<br />

geschikt geacht wordt.<br />

De problemen van kinderen met dyscalculie worden in de<br />

(orthopedagogische) literatuur doorgaans als volgt getypeerd.<br />

De kleuters met dyscalculie hebben moeite met tellen<br />

vooral met synchroon tellen en ze blijven maar op de vingers<br />

tellen. Leerlingen met dyscalculie zijn erg traag, het vlot<br />

en geautomatiseerd rekenen komt niet op gang, ze hebben<br />

geheugenproblemen en vergeten steeds wat ze alsmaar<br />

oefenden. Ze voeren geleerde procedures verkeerd uit of<br />

verwarren procedures met elkaar, ze lijden aan aandachtsstoornissen,<br />

ze keren de cijfers in een getal om (ze schrijven<br />

geheugen minimaal belasten (door bijvoorbeeld met tafelkaarten<br />

te laten werken), extra aanmoedigen, veel structuur<br />

bieden en hints geven (Desoete). Verder wordt erop gewezen<br />

kleine stapjes te laten zien, te visualiseren, het kind<br />

hardop te laten denken, gericht uitleg te geven en het kind<br />

spelletjes met dobbelstenen of Rummicub te laten doen.<br />

De conclusie moet luiden dat een specifieke theorie over dyscalculie<br />

nauwelijks is terug te vinden in de analyse van problemen<br />

en de suggesties voor remediëring. De meeste suggesties<br />

zijn al bekend uit vakdidactisch onderzoek en onderzoek<br />

van het Cito.<br />

Daarmee is niets gezegd over de kwaliteit van de suggesties<br />

voor hulp en remediëring. Onder andere ‘De rekenhulp<br />

voor kleuters’ van <strong>Van</strong> Luit bevat bijvoorbeeld adequate<br />

suggesties zoals gebruik leren maken van telstrategieën, vertrouwd<br />

raken met dubbelstructuur en vijfstructuur, problemen<br />

leren aanpakken, enzovoort.<br />

Oorzaken van dyscalculie<br />

Er zijn kinderen en volwassenen, die ondanks een goed ontwikkelde<br />

intelligentie, rekenproblemen ondervinden. De<br />

neuropsychologen Butterworth en Dehaene hebben over<br />

een aantal van deze (soms zeer eigenaardige) gevallen gepubliceerd.<br />

Butterworth analyseerde bijvoorbeeld het rekenen<br />

van de ‘acalculic’ Strozzi. Deze Strozzi, een zakenman, was<br />

Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1 7<br />

Sinds een aantal jaren<br />

worden rekenproblemen<br />

steeds vaker als dyscalculie<br />

getypeerd.


niet in staat twee getallen bij elkaar op te tellen, zelfs 1 + 1<br />

niet. Wel kon hij de telrij tot 20 opzeggen en hij wist bijvoorbeeld<br />

dat de 6 na de 5 kwam, hij kon echter de som 5 +<br />

1 niet uitrekenen. Dehaene vertelt over een patiënt die<br />

getroffen werd door een hersenbeschadiging. Hij kon daarna<br />

weliswaar getallen lezen en schrijven, maar hij wist niet<br />

(meer) welk getal tussen 2 en 4 voorkwam. Hij kon wel precies<br />

vertellen welke maand tussen februari en april voorkwam<br />

of welke dag voorafging aan woensdag.<br />

Dyscalculie, veroorzaakt door een neurologische of psychiatrische<br />

aandoening, komt zo zelden voor dat we eerder<br />

aan promillen van de (school)bevolking moeten denken dan<br />

aan procenten. Het is theoretisch overigens denkbaar dat ook<br />

bij kinderen met een lagere intelligentie zulke aandoeningen<br />

een rol spelen, maar in die gevallen is er meestal toch geen<br />

sprake van een grote discrepantie tussen prestaties op het<br />

gebied van reken-wiskunde en andere gebieden. Die discrepantie<br />

wordt in dit artikel juist als kenmerkend voor dyscalculie<br />

beschouwd.<br />

Er zijn echter nog ándere factoren (dan Butterworth en<br />

Dehaene onderzochten) die verband houden met het ontstaan<br />

van dyscalculie. Als we die meetellen, zitten we met die<br />

promillen wellicht aan de krappe kant.<br />

Uitgaande van de in dit artikel bepleite criteria (normaal<br />

tot hoog intelligent en toch uitval bij rekenen-wiskunde)<br />

zijn er inderdaad nóg een aantal factoren aanwijsbaar die<br />

mogelijk het ontstaan van dyscalculie beïnvloeden.<br />

Dat zijn ten eerste ernstige emotionele problemen. Deze<br />

ernstige emotionele<br />

kunnen leiden tot ontmoediging en een negatief zelfbeeld<br />

met name met betrekking tot de exacte vakken. En een<br />

negatief zelfbeeld leidt weer tot tegenvallende prestaties.<br />

problemen<br />

Deze leerlingen schrijven hun problemen toe aan hun<br />

gebrekkige capaciteit. Dat komt voor bij jongens en meisjes,<br />

maar bij met name allochtone meisjes wordt dit versterkt<br />

door een cultuur-etnisch probleem. Exacte vakken worden<br />

voor vrouwen als onbelangrijk beschouwd (dat komt overigens<br />

ook bij autochtone vrouwen voor) en de stimulans om<br />

te presteren, ontbreekt.<br />

Ten tweede kan de motivatie voor het leren van rekenenwiskunde<br />

onherstelbaar zijn aangetast. Zo vertelde een<br />

Pabo-studente eens dat ze letterlijk vlekken voor haar ogen<br />

kreeg als ze al vermoedde dat er gerekend moest worden. Zij<br />

kon en wilde absoluut niet (meer) rekenen, de motivatie was<br />

door angst en gebrek aan zelfvertrouwen ernstig aangetast.<br />

Ten derde kan een eenzijdige, sterk mechanistische didactiek<br />

de oorzaak zijn van dyscalculie. Er is hier sprake van<br />

ernstige ‘didactische verwaarlozing’. Sommige volwassenen<br />

hebben een heel eigen werkwijze bij het rekenen ontwikkeld.<br />

Slechts enkelen durven dat toe te geven. Zo vertelde een<br />

lerares uit het speciaal onderwijs onlangs dat ze alleen in<br />

kleuren kon rekenen. Bijvoorbeeld: rood + groen = geel. De<br />

kleuren associeerde ze met aantallen en zo verkreeg ze een<br />

uitkomst. Zo’n systeem is echter slechts beperkt toepasbaar<br />

en boven de 20 was ze dan ook hulpeloos. Dit voorbeeld laat<br />

zien hoe iemand met ‘gezond verstand’ toch kan vastlopen<br />

in het rekenen. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze lerares<br />

ooit zelf rekenen heeft geleerd op basis van het zogenoemde<br />

Cuisenaire systeem, een systeem dat de kinderen leert rekenen<br />

door gekleurde staafje te associëren met aantallen.<br />

Als mogelijk vierde oorzaak van dyscalculie wordt in de<br />

literatuur een ‘mogelijk erfelijke stoornis’ genoemd<br />

8 Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1<br />

(Braams, 2000). Of ‘een aangeboren of vroeg verworven storing’,<br />

veroorzaakt door een ‘dominant gen’ (Desoete, 2003).<br />

De Vos (2003) meent : ‘Sommige vormen van dyscalculie<br />

lijken erfelijk te zijn’ en ook Ruijssenaars (2003) ziet een<br />

erfelijke oorzaak. Kortom, dyscalculie kan volgens deze<br />

auteurs mogelijk veroorzaakt worden door genetische factoren.<br />

Met zulke uitspraken moet men echter voorzichtig zijn.<br />

Uiteraard berust ons bestaan als mens geheel op onze genen,<br />

want die bepalen onze mogelijkheden en op individueel<br />

niveau bepalen ze het potentieel. Maar onze vermogens<br />

komen tot ontwikkeling, zegt de neurofysioloog Blakemore,<br />

door structuren die door eiwitten worden gereguleerd. De<br />

genen produceren die eiwitten. Genen produceren dus geen<br />

gedrag (zoals het uitvoeren van de vermenigvuldigprocedure<br />

of het oplossen van reken-wiskundige problemen), genen<br />

produceren eiwitten. Daarom zegt Blakemore: ‘Genen willen<br />

niets en genen weten niets’. Een bepaald gen bevat slechts de<br />

code voor een eiwit dat een bepaald gedrag aanstuurt. Het<br />

uiteindelijke gedrag komt (na een keten van complexe neurofysiologische<br />

processen te hebben doorlopen) tot stand op<br />

basis van veel meer dan de genetische informatie, namelijk<br />

ervaringen (zie ook Ridley 2003).


Er zijn nou eenmaal<br />

verschillen tussen<br />

leerlingen. Ieder heeft<br />

zijn eigen sterke<br />

punten.<br />

Dit is een nogal technisch verhaal, maar het is nodig om<br />

de relatie die tussen dyscalculie en genetisch bepaalde stoornissen<br />

wordt gelegd met de nodige terughoudendheid te<br />

kunnen beoordelen.<br />

Maar stel nou eens dat er onverwachts een ‘getallen-gen’<br />

opgespoord zou worden, en stel voorts dat we kunnen constateren<br />

dat dit gen bij een bepaalde leerling een rekenstoornis<br />

veroorzaakt, wat voor remedie zou dan met het oog op<br />

die stoornis, didactisch gezien, passend zijn? Wie het weet,<br />

mag het zeggen.<br />

Soorten dyscalculie<br />

In het artikel van Desoete, dat in het septembernummer van<br />

Willem Bartjens is verschenen, worden een zestal soorten of<br />

verschijningsvormen van dyscalculie besproken. Verheldert<br />

deze indeling in zes verschijningsvormen het begrip dyscalculie?<br />

• De eerste soort is de ‘geheugendyscalculie’ waarmee<br />

bedoeld wordt dat leerlingen moeite hebben met het onthouden<br />

van afspraken. Het is niet duidelijk waarom leerlingen<br />

alleen op het gebied van rekenen afspraken niet<br />

kunnen onthouden en niet op bijvoorbeeld het gebied van<br />

de spelling of grammatica, op welke gebieden immers ook<br />

veel afspraken gelden. Spelling is zelfs niets anders dan een<br />

afsprakensysteem.<br />

• De tweede soort is de ‘procedurele dyscalculie’ en houdt in<br />

dat leerlingen soms vergissingen, omkeringen (42 – 3 = 41)<br />

en fouten maken (42 ? 3 = 45). Dat zijn echter in de didactiek<br />

heel bekende en vrij gemakkelijk te repareren werkwijzen.<br />

Trouwens, wie vergist zich nooit eens?<br />

• ‘Getallenkennisdyscalculie’ treedt aan het licht als kinderen<br />

bijvoorbeeld 25 als 52 lezen. Dat is een bekende vergissing<br />

die meestal van tijdelijke aard is en samenhangt met onze<br />

taal. In het Russisch, Chinees of Engels komt deze ‘getallenkennisdyscalculie’<br />

dan ook nauwelijks voor. ‘Twenty<br />

three’ spreek je uit zoals het wordt geschreven: 20 en 3.<br />

• De vierde soort is dyscalculie ‘voortkomend uit de nietverbale<br />

leerstoornis’, Daarmee is bedoeld dat het technisch<br />

rekenen vlot verloopt, maar dat het inzicht niet wil doorbreken.<br />

Met deze omschrijving wijkt Desoete af van de<br />

werkdefinitie van haar vakgenoten (ik begrijp trouwens<br />

niet goed wat zij hiermee bedoelt)<br />

• Dyscalculie als ‘een algemene aandachtstoornis’. Deze leerlingen<br />

vergeten waar ze mee bezig zijn. Waarom is dat probleem<br />

(juist vanwege het algemene karakter ervan) niet<br />

ook op andere gebieden merkbaar?<br />

• Dyscalculie die te ‘maken heeft met een stoornis in het<br />

logisch deductief denken’. Waarschijnlijk moeten we hier<br />

lezen: intelligentie. Maar dan hebben we dus gewoon te<br />

maken met leerlingen die zwak presteren vanwege een<br />

matig cognitief potentieel en bij deze leerlingen, zo zagen<br />

we in afbeelding 2, is geen sprake van dyscalculie.<br />

Conclusie: de indeling in verschijningsvormen van dyscalculie<br />

van Desoete roept theoretische zowel als praktische<br />

vragen op. De vergissingen, de procedurefouten, enzovoort<br />

komen in de praktijk bij zo veel leerlingen voor dat een buitensporig<br />

hoog percentage, althans volgens de normen van<br />

Desoete, aan dyscalculie zou moeten lijden.<br />

Tot besluit: hoe verder?<br />

In het geval dat de diagnose van een kind met rekenproblemen<br />

in de richting van dyscalculie wijst (volgens de opvatting<br />

zoals in dit artikel bepleit), wát valt er dan te doen? De<br />

vraag of een neurologische of psychiatrische aandoening of<br />

een hersenbeschadiging zódanig reparabel is dat de leerprocessen<br />

op het gebied van rekenen-wiskunde substantieel verbeterd<br />

kunnen worden, is moeilijk te beantwoorden. Zoals<br />

we zagen, meent <strong>Van</strong> Gelder dat er in zo’n geval sprake is<br />

van een onherstelbare uitval (‘acalculie’). Het lijkt verstandig<br />

daar de ter zake deskundigen, zoals neurologen, over te<br />

laten oordelen.<br />

Dat ligt anders als we het over leerlingen hebben met<br />

(ernstige) emotionele, motivatie- of persoonlijkheidsproblemen<br />

(zoals een negatief zelfbeeld). Onder deskundige leiding<br />

en met geduld en begrip zullen zeker passende remediërende<br />

maatregelen kunnen worden genomen, zowel van<br />

psychologische als van vakdidactische aard.<br />

Ook wanneer leerlingen didactisch zijn verwaarloosd, zal<br />

adequate hulp mogelijk zijn. Tenminste, als die hulp niet te<br />

laat komt omdat de (omslachtige en onwenselijke) procedures<br />

al te diep zijn ingeslepen.<br />

Wanneer het echter gaat om hulp aan leerlingen die over<br />

de hele linie zwak zijn, en in die gevallen is er volgens de in<br />

Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1 9


dit artikel bepleite opvatting doorgaans géén sprake van dyscalculie,<br />

kan geput worden uit de ervaring die al gedurende<br />

vele jaren is opgedaan. Extra stimulans is wenselijk en kan<br />

op individueel niveau redelijk effectief zijn. Er kan echter<br />

een fase aanbreken dat beoordeeld moet worden wat het<br />

haalbare niveau van een individuele leerling is, gezien de<br />

reeds bestede hulp en het effect van die hulp. Uiteindelijk<br />

kan het wenselijk zijn te differentiëren zowel naar leertraject,<br />

tempo en het na te streven niveau.<br />

Ten slotte: de recent oplevende aandacht voor dyscalculie<br />

heeft als voordeel dat er extra energie wordt gestoken in de<br />

problematiek van leerlingen met problemen op het gebied<br />

van reken-wiskunde. Een punt van zorg kan echter zijn dat<br />

leerlingen gestigmatiseerd worden indien de indruk wordt<br />

gewekt dat dyscalculie direct wijst op een ‘genetisch defect’<br />

of ‘iets raars in de hersenen’ waaraan je als leerkracht nou<br />

eenmaal niets kunt doen. Of er aan rekenproblemen iets<br />

gedaan kan worden kan alleen worden vastgesteld na evaluatie<br />

van een intensief uitgevoerde behandeling.]<br />

De auteur is medewerker aan het Freudenthal Instituut.<br />

Literatuur<br />

Blakemore, C. (2003) ‘Genen weten niks en doen niks’. In<br />

de Wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad, 20-7-2003.<br />

Boer, C.van de (2003) Als je begrijpt wat ik bedoel. (dissertatie)<br />

Freudenthal Instituut Universiteit Utrecht.<br />

Braams, T (2000) ‘Dyscalculie’. In: Tijdschrift voor remedial<br />

teaching, nr.4, p.6-11.<br />

Butterworth, B (1999) The mathematical brain. London,<br />

Papermac.<br />

Dehaene S. (1999) What are numbers really? A cerebral basis<br />

for number sense (Internet).<br />

Desoete, A. (2003) ‘In elke klas zit er minstens één’.<br />

In: Willem Bartjens, jrg.23, nr.1, p.11-13.<br />

Eerde, H.A.A van (1996)) Kwantiwijzer. Tilburg, Uitgeverij<br />

Zwijsen.<br />

Gelder, L.van (1952) ‘Acalculi en dyscalculie’. In:<br />

Paedagogische Studiën, jrg.29 , p.176-188.<br />

Luit, H.van (2003) ‘Jonge kinderen en dyscalculie’. In:<br />

Jeugd, School en Wereld, jrg. 87, nr.7 , p. 6-10.<br />

Noteboom, A., F.van der Schoot, J.Janssen & N.Veldhuijzen<br />

(1997) Balans van het rekenwiskundeonderwijs halverwege<br />

de basisschool 3. CITO, Arnhem.<br />

Ridley, M. (2003) Nature via nurture: Genes, Experience, and<br />

What Makes us Human? HarpertCollins.<br />

Ruijssenaars, A.J.J.M. (1997) Rekenproblemen. Theorie, diagnostiek,<br />

behandeling. Rotterdam, Lemniscaat.<br />

Ruijssenaars, A.J.J.M. & P.Ghesquière (red.) (2002) Dyslexie<br />

en dyscalculie. Leusden, Leuven Acco.<br />

Ruijssenaars, A.J.J.M. (2003) ‘Veelgestelde vragen over<br />

rekenproblemen en dyscalculie.’ In: Balans, januarinummer,<br />

p.28-31.<br />

Treffers, A. (2002) Dyscalculie (http://www.fi.uu.nl/rekenweb/leraren/welcome.html<br />

(d.d. 24-7-2003)<br />

Vermeer, H (1997) Sixth-grade students’ mathematical problem-solving<br />

behavior: motivational variables and gender<br />

differences. Leiden University.<br />

Vos, T. de (2003) Dyscalculie<br />

(http://www.opvoedadvies.nl/dyscalculie.htm)<br />

10 Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1<br />

rubriek<br />

INTER<br />

In het reken-wiskundeonderwijs bestaan<br />

nog vele kwesties waarover de meningen<br />

verdeeld zijn. In de rubriek ‘Interactie’<br />

wordt steeds zo’n kwestie onder de loep<br />

genomen. Aan het eind van deze column<br />

vragen we ook uw mening. Bezoek onze<br />

internetsite, daar kunt u reageren op de<br />

stelling.<br />

www.<br />

UITSLAG<br />

Stelling: “Als we de diagnose<br />

‘dyscalculie’ niet meer stellen,<br />

verdwijnt het verschijnsel van<br />

zelf”<br />

De laatste tijd bestaat er een trend om veel rekenproblemen<br />

onder het kopje ‘dyscalculie’ te schuiven. Ouders, leerkrachten<br />

en leerlingen lijken soms zelfs enigszins opgelucht als de<br />

diagnose na een lange periode van worstelen met rekenproblemen<br />

uiteindelijk gesteld wordt: ‘Nu weten we wat het is’,<br />

waarna berusting volgt. Het kind heeft dyscalculie dus er valt<br />

niets meer aan te doen. Zo’n houding is onwenselijk en dus<br />

vroegen wij onze lezers of het misschien beter zou zijn om<br />

het etiket ‘dyscalculie’ niet meer te plakken. Daar was een<br />

groot deel van de lezers het niet mee eens.<br />

De uitslag van de stemming is:<br />

Mee eens 19%<br />

Niet mee eens 54%<br />

Neutraal 27%<br />

Enkele reacties:<br />

- Er is nog veel discussie over de precieze definitie van<br />

dyscalculie, maar er zijn nou eenmaal kinderen met<br />

rekenproblemen die niet voortkomen uit gebrekkig<br />

rekenonderwijs of beperkte verstandelijke vermogens,<br />

dat mogen we niet ontkennen.<br />

- Dyscalculie kun je niet opheffen door er niet meer<br />

over te praten, maar we moeten niet opgeven, de<br />

meeste rekenproblemen zijn door een goede begeleiding<br />

wel te verhelpen.<br />

- Wat een onzin om kinderen met rekenproblemen op<br />

te delen in twee groepen: ‘wel dyscalculie’ en ‘niet<br />

dyscalculie’. Onderzoek wat ze niet kunnen en doe er<br />

wat aan!


ACTIE<br />

Is ‘goed’ wel goed voor ons?<br />

Het realistische reken-wiskundeonderwijs heeft de afgelopen<br />

decennia steeds meer voet aan de grond gekregen.<br />

Dat hebben we mede te danken aan de moderne rekenwiskundemethoden<br />

die inmiddels allemaal het realistische<br />

gedachtegoed uitdragen. Alle boekjes staan vol uitdagende<br />

contexten, ondersteunende denkmodellen, alternatieve<br />

oplossingsmanieren, praatplaten en ga zo maar door. In<br />

de bijbehorende docentenhandleidingen wordt de leerkracht<br />

opgeroepen om interactieve leergesprekken te<br />

houden, om leerlingen ideeën uit te laten wisselen, om<br />

volgensbartjens.nl.<br />

concrete materialen te gebruiken, enzovoort.<br />

Natuurlijk zijn er onderlinge verschillen tussen de methoden:<br />

de een heeft een uitvoerige, gedetailleerde handleiding,<br />

de andere een handige, compacte. De ene methode<br />

heeft meer herhalings- en extrastof. De ander houdt meer<br />

rekening met verschillen tussen leerlingen, enzovoort.<br />

Natuurlijk valt er ook op de moderne methoden nog wel<br />

wat te mopperen: De een behandelt te veel verschillende<br />

onderwerpen op een bladzijde. De ander heeft te weinig<br />

oefenstof. Een derde is meer geschikt voor bollenbozen,<br />

enzovoort. Maar over het algemeen heeft het<br />

Nederlandse reken-wiskunde-onderwijs goede methoden.<br />

Methoden die aansluiten bij de moderne opvattingen over<br />

het realistische reken-wiskundeonderwijs. Methoden die<br />

vol staan met prachtig leerlingenmateriaal. De vraag is<br />

alleen of we daar blij mee mogen zijn. ‘Is goed wel goed<br />

voor ons?’ Ik zie een gevaar in onze goede reken-wiskundemethoden<br />

en ik ben benieuwd of u dat met me eens<br />

bent.<br />

Het lijkt wel of de methoden van tegenwoordig tegen de<br />

leerkrachten zeggen: ‘Denk nou maar niet zelf na over je<br />

rekenonderwijs. Dat hebben wij al voor jou gedaan. Volg<br />

ons boekje en dan komt het wel goed.’ De leerling wordt<br />

tegenwoordig voortdurend uitgedaagd om zelf kennis te<br />

construeren, maar de leerkracht kan maar beter niet zelf<br />

gaan nadenken en maar beter niet zelf rekenonderwijs<br />

gaan ontwerpen.<br />

Leerkrachten die in de rekenles toch graag in willen spelen<br />

op actuele gebeurtenissen: de jaarlijkse sportdag, een artikel<br />

in de krant, het wereldrecord schaatsen, hebben daar<br />

nauwelijks de tijd voor. Ze moeten al iedere dag rekenen<br />

om het programma af te krijgen, daar kan niet nog meer<br />

bij. En iets schrappen in de methode? Wat kan er eigenlijk<br />

gemist worden in die dichtgetimmerde, goeddoordachte,<br />

weldoorwrochte leerlijnen? De vakdidactiek is precisiewerk<br />

geworden. Als leerkracht moet je van goeden didactische<br />

huize komen om je eigen koers door de methode te<br />

volgen. Wie kent de TAL-brochures uit zijn hoofd? De studenten<br />

die van de pabo komen in ieder geval niet. Daar is<br />

didactisch precisiewerk op het niveau van de afzonderlijke<br />

vakken niet meer aan de orde. Op menig pabo wordt de<br />

vakinhoudelijke component meer en meer weggesnoeid.<br />

Pedagogisch gezien hebben onze toekomstige leerkrachten<br />

veel in huis, maar kennen ze de leerlijnen voor het<br />

rekenen tot honderd? Weten ze welke denkmodellen<br />

geschikt zijn voor het rekenen met breuken? Ik durf er<br />

mijn hand niet meer voor in het vuur te steken. De studenten<br />

zelf zitten er niet mee, die stappen zelfverzekerd voor<br />

de klas onder het motto: ‘Er zijn toch heel goede rekenwiskundemethoden<br />

die je kunt volgen? Ik hoef het zelf<br />

toch niet allemaal te weten?’ Maar wat te doen als er een<br />

leerling uitvalt? Kunnen ze dan de juiste diagnose stellen,<br />

Stelling: “De Nederlandse reken-wiskundemethoden<br />

zijn te perfect”.<br />

kunnen ze stapjes terugdoen in de leerlijn om hiaten op te<br />

sporen? Pabo-studenten zeggen: ‘…maar dan stuur ik zo’n<br />

kind toch naar de IB’er of de RT’er?!’ De leerkracht voor de<br />

klas wordt steeds minder vakdocent. Moeten we ons er<br />

maar bij neerleggen dat er in de toekomst geen leerkrachten<br />

meer zullen zijn die vakdidactisch van de hoed en de<br />

rand weten? Die in kunnen spelen op de verschillen tussen<br />

kinderen, die kinderen met rekenproblemen nog zelf kunnen<br />

helpen, die in de rekenles inhaken op wat leerlingen<br />

bezig houdt of wat er die dag gebeurt is in de klas, in de<br />

school, in de wereld? Is een leerkracht die keurig een<br />

goede reken-wiskundemethode volgt een goede leerkracht?<br />

Zijn er over een aantal jaren nog leerkrachten die<br />

het boek durven aan te passen aan hun leerlingen, @of gaat<br />

het uitsluitend andersom?<br />

Perfecte realistische reken-wiskundemethoden. Er is vele<br />

jaren aan gewerkt om dit ideaal te bereiken. Maar nu het<br />

zo ver is, hou ik mijn hart vast.<br />

Marjolein Kool<br />

Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1 11<br />

Wat vindt u van deze kwestie?<br />

Surf naar onze website www.volgens-bartjens.nl en reageer op de<br />

stelling: “De Nederlandse reken-wiskundemethoden zijn te perfect”.


Groetjes<br />

van groep 4<br />

In de boot<br />

In deze les wordt een klein begin gemaakt met de tafeltjes,<br />

de tafels van vermenigvuldiging. Dit gebeurt aan de hand<br />

van een tekening van een roeitocht. Je ziet drie boten met<br />

elk vijf mensen erin. Ik vraag aan de kinderen hoeveel mensen<br />

er in de boten zitten en hoe ze aan dat aantal gekomen<br />

zijn.<br />

Nou, dat is geen moeilijke vraag. De vingers schieten al snel<br />

de lucht in. Ik schrijf steeds de manier waarop geteld is op<br />

het bord. Amela vertelt dat het vijftien personen zijn en dat<br />

zij 2 erbij 2 erbij 2 heeft gedaan. ‘Hoeveel keer moet ik dan<br />

twee opschrijven?’ vraag ik. Dat telt zij na. ‘Het moet 7 keer<br />

en dan nog 1 erbij.’ Ik schrijf het op en zeg: ‘Prima hoor!’<br />

Dieke doet het wat eenvoudiger door gewoon 1 + 1 + 1 + 1<br />

enz. te tellen. Ook goed. Lindsey telt 5 + 5 = 10. Dat zijn de<br />

eerste twee boten samen. En dan komt de derde boot erbij<br />

en dat is: 10 + 5 =15. Knap werk van haar. Zoë heeft een<br />

iets moeilijkere manier van tellen gehanteerd. Ze heeft uit<br />

elke boot eerst twee mensen genomen 2 + 2 + 2 en daar dan<br />

het ‘overschot’ van elke boot bijgeteld 3 + 3 + 3.<br />

Dan komt de volgende strategie: gewoon 5 + 5 + 5. Tamara<br />

ontdekt dat het ook met 4 + 4 + 4 + 3 kan en de laatste<br />

12 Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1<br />

manier die gevonden wordt, is 3 + 3 + 3 + 3 + 3. Bij elkaar<br />

zijn dat negen manieren om het aantal mensen te tellen.<br />

Beau zit het overzicht op het bord te bekijken en zegt dan:<br />

‘Die 5 + 5 + 5 is eigenlijk drie keer vijf.’ ‘Wauw, dat is slim<br />

van jou. Jij weet meer dan je zelf vaak denkt’, roep ik enthousiast.<br />

Terwijl Beau een meter boven zijn stoel uitgroeit<br />

herhaal ik nog eens wat hij gezegd heeft. ‘Die 5 + 5 + 5 zijn<br />

dus drie groepjes van 5 en dat is weer hetzelfde als 3 x 5.’ Ik<br />

schrijf het ook op het bord zodat iedereen kan zien hoe slim<br />

dit is. Iedereen is heel tevreden met deze sprong vooruit.<br />

Maar niemand komt op het idee om die vijf drieën ook te<br />

voorzien van een keersom (5 x 3) en dat laat ik voorlopig<br />

dan maar zo.<br />

Lia van Diem<br />

Dan gaan we verder met tellen. Elke boot<br />

heeft twee roeispanen, dus ik vraag hoeveel<br />

roeispanen er zijn. Ook hier komen<br />

wel zeven verschillende werkwijzen uit.<br />

Allemaal nagenoeg hetzelfde als bij het<br />

aantal roeiers. Loes probeert ook bij de<br />

roeispanen een keersom te maken, maar<br />

dat valt niet mee. Ze telt 2 x 2 en steekt<br />

daarbij twee vingers omhoog. Die twee<br />

telt ze bij de uitkomst van 2 x 2 = 4 en zo<br />

komt ze toch ook aan 6. Iedereen zit haar<br />

vol bewondering aan te kijken en probeert<br />

mee te denken en te begrijpen wat ze doet.<br />

Dat valt absoluut niet mee. Haar berekening<br />

is ook zo ingewikkeld dat zelfs ik het<br />

niet begrijp. Teleurgesteld geeft ze het na<br />

drie pogingen op. Iedereen zucht met<br />

haar mee. Tafeltjes leren is wel leuk, maar<br />

toch ook best wel moeilijk. Gelukkig kent<br />

iedereen al één tafeltje goed: zijn eigen<br />

tafeltje. Daaraan moet de rest toch ook<br />

wel te leren zijn.<br />

De auteur is werkzaam in groep 4 van basisschool ‘De<br />

Stappen’ in Tilburg


Wiskunde<br />

16 x 12 2- 1 = 8 x 25 = 4 x 50 = 20<br />

op straat<br />

Boer Bart<br />

Er waart een spook door reken-wiskundeland, en dat<br />

spook heet: ‘Boer Bart’. In ieder reken- of wiskundeboek<br />

komen we deze fiere agrariër tegen en een ding wordt al<br />

snel duidelijk. Boer Bart is geen doorsneeboer. Zo woont<br />

hij nooit naast de weg. Nee, zijn boerderij staat altijd een<br />

kleine 200 meter in de wei. Ook is hij de enige plattelander<br />

die vlakbij een bushalte woont. Het enige nadeel voor hem<br />

is dat deze halte nooit bij zijn oprit staat, maar altijd een<br />

kleine 300 meter links of rechts van zijn oprit. Dan is het<br />

wel weer fijn dat Boer Bart de stelling van Pythagoras kent<br />

en zo vlekkeloos kan uitrekenen hoeveel hij kan afsnijden<br />

door schuin door zijn wei naar de bushalte te lopen.<br />

Als de plek van de bushalte zijn enige probleem zou zijn,<br />

was het leven voor hem nog wel te pruimen, maar bij Boer<br />

Bart stapelt het leed zich op. Zo is hij in het wiskundeboek<br />

van mijn dochter, ‘Getal & Ruimte, vwo 4’, pluimveehouder<br />

en heeft hij kippen, ganzen en eenden. Om de beesten<br />

uit elkaar te houden, wil hij zijn land in drie rechthoekige<br />

stukken verdelen en elk stuk met een afrastering omheinen.<br />

Boer Bart is in het gelukkige bezit van<br />

10 rollen gaas van elk 40 meter lengte. De<br />

vraag aan mijn dochter was: Bij welke afmetingen<br />

hebben de landjes van Boer Bart de<br />

grootst mogelijke oppervlakte? Een hele<br />

zondagmiddag hebben de kippen van dit<br />

idiote keuterboertje ons gezinsleven verduisterd.<br />

De machtspositie van Boer Bart dient aangevallen<br />

te worden. Niet alleen omdat de<br />

agrarische sector in het algemeen aan belang<br />

inboet, maar ook omdat de wiskunde niet<br />

opfleurt van al die gezochte boerenproblemen.<br />

Als er bij een formule geen betekenisvol<br />

probleem is, dan maar liever geen som<br />

of alleen de formule.<br />

Persoonlijk wil ik de Boer Bart-problemen<br />

vervangen door vragen als: Hoe lang is de<br />

Duizendmeterweg? Jammer genoeg heeft<br />

deze Amsterdamse straat zijn naam niet<br />

gekregen omdat hij in de wiskundewijk ligt,<br />

vlakbij de sinusoïde, de tangenshoek of het<br />

pi-plein. Frequente bezoekers van de Amsterdamse<br />

Bosbaan weten dat de naam van de Duizendmeterweg niet<br />

gebaseerd is op zijn lengte of breedte, maar dat hij zo heet<br />

omdat hij begint bij de helft van de Bosbaan bij het duizendmeterpunt.<br />

Een fotootje van het straatnaambord<br />

‘Duizendmeterweg’ is voor een wiskundeboek een nuttige<br />

illustratie. Zo zie ik ze graag in een wiskundeboek, onder<br />

de uitdrukkelijke voorwaarde dat er geen vraag bij staat en<br />

dat het absoluut zeker is dat aan de totale 100.000 cm van<br />

deze weg geen Boer Bart te bekennen is.<br />

De binding met de landbouw is natuurlijker en speelt<br />

beter in op de allochtone leerling als we onze leerlingen<br />

een kleine honderd sinaasappelen geven met de opdracht<br />

deze zo compact mogelijk op te stapelen. Mogelijke vragen<br />

zijn: Hoe hoog wordt de stapel? En: Hoeveel sinaasappelen<br />

liggen er in de onderste laag van een toren van vijf<br />

lagen? Daar valt veel reken- en denkwerk uit te halen. Dat<br />

beweert ook Joep Engels in zijn artikel in de Trouw van<br />

13-10-2003. Toen de wiskundige Kepler zijn berekeningen<br />

over het stapelen van sinaasappels aan de boeren Bart in<br />

de Parijse Hallen had voorgelegd , schijnen zij gezegd te<br />

hebben: ‘Wij weten wel hoe je sinaasappelen moet stapelen,<br />

maar we hebben moeite met de artisjokken!’<br />

De enige Boer Bart-som die ik wil toestaan is de som<br />

waarin Boer Bart wil trouwen. Als simpele boer wil hij<br />

natuurlijk een jongere vrouw, maar wel zo dat de buurtschap<br />

geen schande spreekt van het leeftijdsverschil. De<br />

buurtschap heeft hiervoor een regel, die luidt: N + 7 = V<br />

waarin V de leeftijd van de vrouw is en N de leeftijd van<br />

de man. De vraag is nu hoe oud Boer Bart moet zijn om<br />

met een meisje van 16 te kunnen trouwen?<br />

Harrie Sormani<br />

Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1 13<br />

Judith van der Velden


Ei van Columbus<br />

Jos van den Bergh, Ron Felix. Illustraties: Leo Faes<br />

Hoe ver is het?<br />

De dorpjes Ballum en Cottum liggen aan de 22 km lange<br />

(kaarsrechte) weg van Aatum naar Derrum. <strong>Van</strong> Aatum<br />

naar Cottum is het precies 10 km en van Ballum naar<br />

Derrum precies 15 km. Kun jij uitvinden hoever het van<br />

Ballum naar Cottum is?<br />

Vouwen en<br />

bouwen<br />

Je hebt vast wel eens een kubus gemaakt door eerst zelf een<br />

bouwplaat te tekenen, die uit te knippen en vervolgens in<br />

elkaar te plakken. Misschien gebruikte je als bouwplaat<br />

deze figuur:<br />

Er zijn ook nog allerlei andere bouwplaten mogelijk om<br />

een kubus te vouwen. Weet je hoeveel verschillende mogelijkheden<br />

er zijn?<br />

Hieronder staan twaalf verschillende bouwplaten van een<br />

kubus. Eigenlijk<br />

zijn het er elf,<br />

want er is er één<br />

bij die je niet tot<br />

een kubus kunt<br />

vouwen. Welke<br />

bouwplaat is dat?<br />

14 Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1<br />

Op zaterdag 2 augustus<br />

2003 stierf de onvergetelijkedichter-zangertekstschrijver<br />

Willem<br />

Wilmink.<br />

Willem schreef voor kinderen<br />

en volwassenen. Soms gingen zijn teksten over het<br />

onderwijs. In een van zijn liedjes staat de regel: ‘Jeremiee,<br />

ik heb een twee, wat een akelig rotdictee’. In zijn bundel<br />

‘Ze zeggen dat de aarde draait’ staat een gedicht over de<br />

meerkeuzetoets:<br />

Wat motten doen voor je ondergoed,<br />

wat de zure regen voor bomen doet,<br />

wat Satan deed voor het Paradijs,<br />

doet multiple choice voor het onderwijs.<br />

Alleen al hiervoor verdient hij de onsterfelijkheid.<br />

Zoek de<br />

getallen<br />

Willem<br />

Wilmink<br />

Ik heb vier verschillende getallen in mijn hoofd. Bij elkaar<br />

opgeteld zijn ze 27. Als ik bij het eerste getal 2 optel, van<br />

het tweede getal 2 aftrek, het derde getal met 2 vermenigvuldig<br />

en het vierde getal door 2 deel, vind ik vier keer<br />

dezelfde uitkomst. Welke zijn die vier getallen?


Onmogelijke<br />

opdracht<br />

Omdat de rechter het ook niet meer weet, krijgt de verdachte<br />

de volgende keus voorgelegd. Uit een zakje met<br />

daarin een zwarte en een witte steen moet hij er willekeurig<br />

één kiezen. Is de steen wit dan is hij vrij, maar is de steen<br />

zwart dan wacht hem straf. Hij ziet toevallig dat de zaalwachter,<br />

belast met de uitvoering van dit vonnis, stiekem<br />

twee zwarte stenen in het zakje doet. De verdachte denkt<br />

diep na en doet een greep in de zak. Vervolgens doet hij<br />

iets waardoor hij de vrijheid verkrijgt. Wat heeft de slimmerik<br />

volgens jou gedaan om te overleven?<br />

Kruisgetalpuzzel<br />

Horizontaal<br />

1 12 dozijn<br />

3 (3 x 3) + (4 x 4) =<br />

5 110 : 2 =<br />

6 Hoeveel vingers aan honderd handen?<br />

Verticaal<br />

1 5 x 25 =<br />

2 60 – 15 =<br />

4 300 : 2 =<br />

5 de helft van de helft van 200<br />

ei<br />

van<br />

Muziek en<br />

getallen<br />

Columbus<br />

Hoeveel artiesten of muziekgroepen<br />

kun je noemen waarvan in de naam één of meer cijfers<br />

voorkomen? Laat je vader en moeder meedenken! Kun je<br />

liedjes noemen waarin getallen voorkomen?<br />

Wist je dat?<br />

• Je hersenen verbruiken 20% van je energie.<br />

• Als je je hersenen aan zou kunnen raken voelen ze als<br />

een zachtgekookt ei.<br />

• Je hersenen bestaan voor 80% uit water.<br />

• Voordat een baby wordt geboren,<br />

groeien zijn hersenen met een snelheid<br />

van 2000 cellen per seconde!!<br />

• Na je vijfentwintigste verjaardag<br />

beginnen er al hersencellen af te<br />

sterven. Per dag wel zo’n 12.000.<br />

• Weet je hoeveel er dat per jaar<br />

zijn?<br />

• Veel hè? Maar dat is niet erg.<br />

Zelfs als je heel erg oud wordt heb<br />

je nog altijd 98 procent van je cellen<br />

over!<br />

Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1 15


Ei van Columbus<br />

Spiegelklokken<br />

Weet jij hoe laat het is op elke klok?<br />

Slim zijn en<br />

geluk hebben<br />

Je speelt dit spel met zijn tweeën en met één dobbelsteen.<br />

Ieder tekent voor zichzelf twee hokjes. Speler A begint en<br />

gooit de dobbelsteen. Het aantal ogen dat hij gooit moet<br />

hij in één van z’n hokjes noteren; hij mag zelf weten in<br />

welk hokje. Dan doet speler B hetzelfde. Nu is speler A<br />

weer aan de beurt. Het aantal ogen dat hij nu gooit noteert<br />

hij in het andere hokje en zo doet speler B dat ook weer.<br />

Degene die het grootste getal van twee cijfers heeft<br />

gevormd, heeft gewonnen.<br />

speler A speler B<br />

Bijzondere<br />

getallen<br />

Zet de cijfers 1, 2, 3 en 4 in deze volgorde op de stippen<br />

tussen de cijfers van het getal 6 . 7 . 8 . 9 . 5 en verdubbel<br />

dat getal.<br />

Verdubbel de getallen 1234 en 67895 en zet de cijfers van<br />

het eerste antwoord weer tussen de cijfers van het tweede<br />

antwoord.<br />

Wat valt je op?<br />

16 Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1<br />

Zwemmen<br />

of rennen?<br />

Het wereldrecord op de 100 meter schoolslag voor heren<br />

staat op 59,94 seconden.<br />

Wat denk je, zou je aan de rand van het bad rustig met de<br />

zwemmer kunnen meelopen als hij met zijn kampioensrace<br />

bezig is? Of moet je rennen?<br />

Nog meer<br />

spiegels<br />

Probeer nu ook het volgende getal eens te lezen.<br />

Maar pas op!


Kun je goed<br />

rekenen?<br />

Als je denkt dat je goed kunt rekenen, dan moet je eens<br />

proberen om zoveel mogelijk oplossingen te bedenken<br />

voor het volgende probleem.<br />

9 8 7 6 5 4 3 2 1 = 100<br />

Tussen de cijfers mag je een +, een -, een : of een x zetten.<br />

Je mag ook haakjes gebruiken. Hoeveel mogelijkheden kun<br />

je vinden?<br />

Karel, de<br />

snelle teller<br />

Corien: Zeg, Karel, jij bent slim en ze vinden jou een<br />

supersnelle teller, ja toch?<br />

Karel: Ja, en wat wou je daarmee zeggen?<br />

Corien: Ik ga je snelheid op de proef stellen. Antwoord zo<br />

snel mogelijk op mijn drie vragen, wil je?<br />

Karel: Tuurlijk!<br />

Corien: (laat alle vingers van één hand zien)<br />

Hoeveel vingers tel je?<br />

Karel: Vijf<br />

Corien: (Laat alle vingers van beide handen zien)<br />

Hoeveel vingers nu?<br />

Karel: Tien. Wordt het nog moeilijk?<br />

Corien: (duwt beide handen met gespreide vingers bijna<br />

tegen het gezicht van Karel) En hoeveel aan tien handen?<br />

Karel: Honderd.<br />

Corien: Je telt te snel. Ik had je slimmer verwacht.<br />

Wat vind jij?<br />

Een goed…<br />

167 x 3 x 2 x 2<br />

ei<br />

van<br />

De antwoorden en uitkomsten van het Ei van Columbus<br />

vind je op www.volgens-bartjens.nl.<br />

Columbus<br />

Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1 17


De bekende<br />

Nederlander in<br />

getallen<br />

Drs.P<br />

Drs. P, pseudoniem voor Heinz Polzer, stopte op de lagere<br />

school met rekenen omdat hij een talenknobbel had.<br />

Pas later ontdekte hij dat rekenen en taal goed samen<br />

kunnen gaan, met name in een vormvast vers of lied.<br />

De school op het Schoolplein<br />

<strong>Van</strong> 1926 tot 1932 bezocht ik de lagere school in Utrecht, die<br />

zeer toepasselijk was gevestigd op het Schoolplein. De school<br />

was heel gangbaar, niet vervallen maar ook niet monumentaal<br />

en ik heb het er wel goed gehad. Ik ben er niet gemaltraiteerd.<br />

Het rekenonderwijs was er heel traditioneel. Gewoon<br />

de tafels van 3, 4 en 5. Ook waren er problemen als: ‘Jan<br />

heeft zeven boeken en die wegen zoveel. Piet heeft drie boeken<br />

en die wegen zoveel? Hoe dik is een boek?’ Of : ‘Jan loopt<br />

13 kilometer, Piet loopt er 18 Hoeveel<br />

seconden komt Jan eerder aan?’ Ik<br />

was daar niet gek op. Het oplossen<br />

kostte me geen moeite,<br />

maar het leverde me geen<br />

inspiratie op. Het enige dat<br />

ik echt leuk vond waren<br />

deelsommen waarbij je een<br />

gigantisch getal had en<br />

daarnaast een ander ook<br />

tamelijk fors getal waarmee<br />

je het eerste getal<br />

deelde. Vooral<br />

in de laatste<br />

fase was dat<br />

spannend<br />

als je nog<br />

maar<br />

18 Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1<br />

één keer moest vermenigvuldigen en de som precies moest<br />

uitkomen. Een som die niet uitkwam kwam in die tijd niet<br />

voor. Als je precies het juiste getal vond, voelde je dat je niet<br />

voor niets gerekend had.<br />

Tegenwoordig mag de zakrekenmachine in de rekenles<br />

gebruikt worden. Ik vind dit zeer verwerpelijk. In winkels zie<br />

je al dat ze op een machientje moeten nagaan wat ze terug<br />

moeten geven. Het is een armzalig gezicht. Het kunnen hoofdrekenen<br />

is een verworvenheid die wij moeten behouden.<br />

Tijdens mijn verblijf van zes jaar in Indonesië vond ik het<br />

gebruik van de abacus prachtig om te zien. Men kon er<br />

razendsnel mee overweg. Ik gebruik nooit een rekenmachine,<br />

ik reken uit mijn hoofd of op papier.<br />

Talent voor taal<br />

In de laatste klassen van de lagere school constateerde men<br />

bij mij een merkbaar talent voor taal. De opvatting was toen:<br />

een talenknobbel kan niet samengaan met een reken- of wiskundeknobbel.<br />

Men leerde mij dat deze knobbels doodsvijanden<br />

van elkaar waren. Wie bij de talen thuis hoorde, was<br />

afkerig van wiskunde en ik nam dit standpunt over. Op de<br />

middelbare school was het voor mij echt een ontdekking dat<br />

wiskunde ook een bepaalde charme had. Niet zozeer bij algebra,<br />

maar vooral bij meetkunde. Als je in een driehoek het<br />

snijpunt tekent van middellijnen, loodlijnen en zwaartelijnen<br />

dan blijken die drie punten op één lijn te liggen. Dat vind ik<br />

zo mooi dat hoef ik niet te bewijzen, dat is magie. Het is<br />

moeilijk onder woorden te brengen, het is een romantisch<br />

gevoel. De abstracte wereld kreeg door dit soort zaken voor<br />

mij een heel eigen bekoring.<br />

Wiskundeleraar Schreck<br />

De liefde voor de wiskunde is sterk begeesterd door een<br />

leraar op de middelbare school, een manspersoon genaamd<br />

Schreck. Een angstaanjagende naam, maar een zeer vriendelijke<br />

man. Hij kon het vak ‘verkopen’. Hij liet de leerlingen<br />

merken dat wiskunde oppervlakkig gezien dor lijkt, maar dat<br />

het als je ermee bezig gaat verdomd leuk is. Als je bij wiskunde<br />

ergens achterkomt heb je ook echt iets tot stand gebracht.<br />

De heer Schreck had behagen in zijn vak. Hij praatte er met<br />

liefde over en dat had effect op de klas. Voor een wiskundeleraar<br />

is dat knap, een geschiedenisleraar heeft het makkelijker.<br />

Die heeft iets tastbaars; rampen, krijgsgewoel, maar een wis-


kundeleraar moet de klas winnen met alleen maar cijfers en<br />

formules. Dat is geen geringe opgave. Bij scheikunde is dit bij<br />

mij niet gelukt. De proeven met stank en knallen bevielen<br />

wel, maar de formules waren vervelend. Dat is voor mij een<br />

weinig aantrekkelijke vorm van wiskunde.<br />

Wiskunde en vormvaste verzen<br />

In het dagelijks leven gebruik ik niet veel wiskunde. Niet<br />

bewust tenminste. Wel zie ik een duidelijke wiskundige kant<br />

bij het schrijven van vormvaste teksten. Dat uit zich in het<br />

metrum, maar ook in het rijm. Bij vormvaste teksten geeft<br />

een wiskundige structuur van metrum en rijm meer spanning.<br />

Zo heeft het Perzisch kwatrijn, een vierregelig vers met<br />

als rijmschema aaba, een spannend dynamisch evenwicht.<br />

De tekst rammelt niet en valt niet om. Abab als rijmschema<br />

is te kinderlijk en verzen die niet rijmen…, laten we het daar<br />

niet over hebben.<br />

Bij het sonnet gebruikt men al jaren abab abab cde cde als<br />

rijmschema, een beschamend simpele logische gestalte, die<br />

erg sjokkerig is. Veel beter is het door mij ontworpen<br />

Zwitserse sonnet met als rijmschema aaba bbab cde edc. In<br />

het eerste deel zitten twee Perzische kwatrijnen die elkaars<br />

spiegelbeeld zijn, net als het rijm in het tweede deel. Het<br />

evenwicht en het terugkeren van rijm geven een levendigheid,<br />

die ontbreekt bij een stereotiep rijmschema.<br />

Met de euro heb ik qua rekenen niet veel moeite. Ik neem<br />

gewoon 2,2, want zo precies komt het er vaak niet op aan.<br />

Wel denk ik met weemoed terug aan de guldens, rijksdaal-<br />

ders, kwartjes, stuivers en centen. Ze waren veel makkelijker<br />

te onderscheiden. Ze roepen het verleden op en ze zijn gezelliger.<br />

Ik denk ook met plezier terug aan de vierkanten stuivers.<br />

Je herkende ze onmiddellijk en kon ze niet verwarren<br />

met andere munten. Munten met een gat zoals men in<br />

Estland heeft, zijn ook heel goed.<br />

Zonder wiskunde geen beschaving<br />

Mijn favoriete getallen zijn acht en veelvouden van acht. Die<br />

spreken me meer aan dan bijvoorbeeld priemgetallen.<br />

Negenvouden zijn leuk omdat je zo makkelijk uit kan rekenen<br />

of het getal wel of niet deelbaar is door negen. Als je alle<br />

cijfers van het getal bij elkaar optelt, krijg je een getal dat ook<br />

deelbaar is door negen, zoiets vind ik fantastisch. Ik hoef niet<br />

te weten hoe dat zit, ik ben tevreden met het feit dat het zo<br />

is.<br />

Wiskunde is een interessant en nuttig gebied. Ik heb<br />

samen met Marjolein Kool een gedichtenbundel ‘Wis-en<br />

natuurlyriek’ samengesteld om deze boodschap uit te dragen.<br />

Met berijmde teksten gaat dat beter dan met een droog<br />

en ingewikkeld betoog en gezien de gunstige reacties en verkoopcijfers<br />

klopt dit. Taal is onontbeerlijk voor het formuleren<br />

van je gedachten, maar wie de wiskunde niet kan toepassen<br />

kan geen huis bouwen en geen voertuig construeren.<br />

Zonder wiskunde is er geen beschaving.<br />

Harrie Sormani<br />

Drs.P in getallen<br />

Leeftijd 84 jaar<br />

Gewicht Dat heb ik nooit bijgehouden<br />

Schoenmaat 42<br />

Tijd nodig voor het Dat is slechts bij benadering aan te geven, sommige onderwerpen zijn<br />

schrijven van een veeleisend, sommige onderwerpen gaan vlot. Zo maak ik nu teksten<br />

vormvast vers op dezelfde wijze als de Franse schrijver Alphonse Allais. Deze man<br />

schreef stukjes voor een tijdschrift die altijd even lang moesten zijn. Hij<br />

zorgde hiervoor door de tekst op het eind altijd aan te vullen met de<br />

regel: ‘Ha, ha, ha’ lachte de barones, ‘ha, ha, ha, ha…’ Dat schrijf ik nu<br />

ook en in deze vorm maak ik snel een paar verzen op een dag, maar<br />

soms is het moeilijker. Maar langer dan een aantal middagen blijf ik<br />

niet op een tekst sabbelen.<br />

Aantal regels favoriete vers Mijn favoriete versvorm is het onzijn. Het heeft elf regels met als<br />

rijmschema abcbcdcdaee.<br />

Aantal leden van de band In de oorspronkelijke bezetting acht, maar in het lied dat ik<br />

‘Los Pommodores’ opgenomen heb, speelt alleen de congaspeler.<br />

Aantal pagina’s In Nederland is het ‘Kees de Jongen’ en dat is ongeveer 250 bladfavoriete<br />

boek zijden. De auteur is Theo Thijssen. Hij schreef niet om de dingen<br />

mooier te maken, maar heel recht op en neer over wat Kees dacht en<br />

uitvoerde. Dat boekje blijft boeien.<br />

Lengte van de Dodenrit Iets meer dan honderd werst. In ieder geval was Omsk een mooie<br />

stad, maar net iets te ver weg.<br />

Aantal mensen op de Ik had bij het schrijven geen concrete veerpont op het oog, maar ik<br />

veerpont schat dat op een gemiddelde veerpont toch 80 tot 90 mensen gaan.<br />

Als er meer op staan moet de veerman net als in het lied roepen: ‘De<br />

boot is vol, de boot is vol!!’<br />

Volgens Bartjens... Jaargang 24 2004/2005 nr. 1 19

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!