08.09.2013 Views

vector - Fontys Lerarenopleiding Tilburg

vector - Fontys Lerarenopleiding Tilburg

vector - Fontys Lerarenopleiding Tilburg

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>vector</strong><br />

magazine nr.<br />

In dit nummer:<br />

voor onderwijs 12+<br />

Special over rouw in het onderwijs<br />

18 2012<br />

Bètabreed Steunpunt Brainport geeft impuls aan<br />

bètaonderwijs Zuid-Nederland<br />

Opbrengstgericht werken met als doel een<br />

ambitieuze leercultuur<br />

Aanvullende scholing voor afgestudeerde<br />

leraren Omgangskunde<br />

Agenda<br />

14 juni 2012 - Onderzoeksdag FLOT<br />

5 oktober 2012 - Docentendag FLOT


Ten geleide<br />

En net op het moment dat we in<br />

eigen huis alle krachten bundelen<br />

om studenten niet de dupe te laten<br />

zijn van de tegenstrijdige onder­<br />

wijsmaatregelen van Kabinet Rutte,<br />

trekt Wilders er de stekker uit. Het<br />

is me niet duidelijk welke rol de<br />

PVV nu feitelijk heeft gespeeld bij<br />

het lerarenbeleid maar ik treur niet<br />

om zijn vertrek. Je zou zo’n collega<br />

in je team hebben!<br />

En die andere partijen dan? Hebben<br />

onderwijsmensen eigenlijk wel politieke<br />

vrienden waar ze door dik en dun van<br />

op aan kunnen? Ik niet. Mijn dagelijkse<br />

inspiratie haal ik al meer dan veertig<br />

jaar uit collega’s, studenten (voorheen<br />

leerlingen) en regelmatig ook uit voorbijgangers,<br />

die onderwijs een warm hart<br />

toe dragen. Een mooi voorbeeld vind<br />

ik de initiatiefnemers van ‘Leraren met<br />

lef’ (zie www.lerarenmetlef.com). Zij<br />

kregen het in april voor elkaar om een<br />

kleine 800 leraren en leraren-in-opleiding<br />

op hun vrije zaterdag samen te laten<br />

komen om hun passie te delen en de<br />

basis te leggen voor een manifest. Hierin<br />

2<br />

Vector • nr. 18 • 2012<br />

verwoorden ze waarvoor ze staan en<br />

wie ze nodig hebben om hun ambities<br />

te realiseren. Ik was er trots op dat daar<br />

zoveel studenten uit <strong>Tilburg</strong> bij waren.<br />

En Vector maakt me ook steeds weer<br />

enthousiast. Het ene tijdschrift na het<br />

andere stopt ermee, maar de crisis<br />

weerhoudt òns er niet van om te blijven<br />

publiceren. Wij delen met plezier wat<br />

er in Sittard en <strong>Tilburg</strong> aan mooi nieuw<br />

onderwijs ontwikkeld wordt en gaan<br />

graag het gesprek aan met mensen die<br />

daar ook belang aan hechten. In dit<br />

nummer, speciale aandacht voor de wijze<br />

waarop praktijkgericht onderzoek de<br />

kwaliteit van het leren kan versterken.<br />

Sanneke Bolhuis weet daar alles van.<br />

Met haar lectoraat legde ze de basis voor<br />

onderzoek als professionele leerstrategie<br />

van docenten. En dat de invloed van<br />

deze lector veel verder reikte dan <strong>Tilburg</strong>,<br />

bleek op haar druk bezochte afscheidssymposium<br />

in maart van dit jaar. Ook<br />

Limburgse scholen doen verslag van hun<br />

succesvolle ervaringen met onderzoekend<br />

leren. FLOS en FLOT geven tevens<br />

beide inkijk in de wijze waarop ze al vóór<br />

de poort checken of ze wel de goede<br />

studenten binnen krijgen. In Limburg<br />

door middel van een speciale studiekeuzecheck<br />

voorafgaand aan de inschrijving<br />

en vanuit Brabant laat Anne Kerkhoff<br />

zien hoe de Taalwerkplaats in actie komt,<br />

als uit de schriftelijke intake blijkt dat<br />

onvoldoende taalvaardigheid wel eens<br />

een struikelblok kan worden. Een ander<br />

bijzonder onderwerp in dit nummer is<br />

‘Rouw en verdriet’, drie artikelen die het<br />

thema vanuit steeds andere perspectieven<br />

belichten. De samenwerking in de<br />

regio komt terug in de terugblik op de<br />

certificering van opleiders in de school en<br />

in de bijdrage over het Bètabrede Steunpunt.<br />

En zoals altijd ook in dit nummer<br />

aandacht voor eigentijds onderwijs als<br />

e-learning, het gebruik van de iPad en<br />

de opmars van vo-content, sinds kort<br />

versterkt met de beste lesontwerpen van<br />

leraren-in-opleiding. Redacteur Jan de<br />

Jong kijkt niet alleen over de landsgrenzen<br />

naar het succes van het onderwijs<br />

in Finland maar hij blijft ook heel dicht<br />

bij huis, bij scholen in <strong>Tilburg</strong> en Breda,<br />

waar leerlingen prachtige gedichten<br />

schrijven over moeilijke onderwerpen als<br />

vrede en vrijheid. Dit, en nog veel meer,<br />

voor iedereen die van onderwijs houdt in<br />

dit voorjaarsnummer van Vector.<br />

En het is of de duvel er zelf mee speelt:<br />

ook Geert Wilders heeft op de valreep<br />

nog een plaatsje weten te verwerven.<br />

Wat mij betreft wel voor het laatst en<br />

eerlijk gezegd ben ik overstag gegaan,<br />

omdat studenten er onderzoek naar deden:<br />

het succes van de PVV in Limburg.<br />

Ik hoop dat ze ervan geleerd hebben!<br />

Ans Buys<br />

Directeur <strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong> <strong>Tilburg</strong>


Inhoud<br />

4 Meer dan atomen<br />

vervangen door bits<br />

iPad op school<br />

6 Uitval eerstejaarsstudenten<br />

terugbrengen<br />

<strong>Lerarenopleiding</strong> Sittard start<br />

studiekeuzeproject<br />

8 Intakedagen vóór de poort<br />

Voortijdig signaleren niveau<br />

taal en rekenen van nieuwe<br />

studenten<br />

10 Aanvullende scholing voor<br />

afgestudeerde leraren<br />

omgangskunde<br />

12 Johan Struik, nieuwe<br />

adjunct-directeur bij FLot<br />

13 ‘Nog niet getekend door<br />

uitgedragen beleid’<br />

FLOS-studenten analyseren<br />

het succes van de PVV in<br />

Limburg<br />

15 opbrengstgericht<br />

werken met als doel een<br />

ambitieuze leercultuur<br />

Special over rouw in het<br />

onderwijs<br />

18 riet Fiddelaers-Jaspers: ‘In<br />

de omgang met rouw vindt in<br />

het onderwijs de laatste jaren<br />

een duidelijke verschuiving<br />

plaats’<br />

Colofon<br />

© mei 2012<br />

<strong>Fontys</strong> Hogescholen<br />

Vector is een uitgave van <strong>Fontys</strong><br />

<strong>Lerarenopleiding</strong> Sittard (FLOS) en<br />

<strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong> <strong>Tilburg</strong><br />

(FLOT).<br />

20 Het thema ‘rouw’ bij<br />

de lerarenopleiding<br />

Levensbeschouwing<br />

22 ‘en toen kwam alles ineens<br />

samen’<br />

Lilian van den Bergh verzorgt<br />

uitvaarten en schrijft<br />

levensverhalen<br />

25 Sanneke Bolhuis bij haar<br />

afscheid:<br />

‘Er is niemand meer die<br />

betwist dat onderzoek<br />

thuishoort in het hbo’<br />

27 Symposium ‘Het succes van<br />

de onderzoekende leraar’<br />

30 Als delen<br />

vermenigvuldigen wordt...<br />

32 Dode vissen in de stroom<br />

Pasi Sahlberg en het Finse<br />

onderwijsmodel<br />

34 Maurice Schols:<br />

‘We leiden soms op voor<br />

beroepen die nog niet<br />

bestaan’<br />

36 Nieuwe basiscursus voor<br />

schoolpracticumdocenten<br />

van oMo-scholen<br />

38 Bètabreed Steunpunt<br />

Brainport geeft impuls aan<br />

bètaonderwijs in Zuid-<br />

Nederland<br />

Redactie: Henk Naaijkens,<br />

Erno Mijland, Jan de Jong,<br />

Claudia Boets<br />

Redactieadres:<br />

h.naaijkens@fontys.nl<br />

Adresmutaties:<br />

directiesecretariaat-lero@fontys.nl<br />

<strong>vector</strong><br />

magazine<br />

Ans Buys, directeur<br />

<strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong> <strong>Tilburg</strong><br />

André Nijsen, directeur<br />

<strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong> Sittard<br />

40 Gedichten schrijven voor<br />

4 mei<br />

42 column christel Kuijpers<br />

44 citaten<br />

Agenda<br />

Vector op uw huisadres<br />

Als u het op prijs stelt om Vector<br />

gratis thuis te ontvangen, stuur dan<br />

s.v.p. een e-mail naar<br />

directiesecretariaat-lero@fontys.nl<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

3


4<br />

iPad op school<br />

Meer dan atomen<br />

vervangen door bits<br />

In een recordtempo heeft de iPad<br />

van Apple de wereld veroverd. Op<br />

de populaire tablet kun je onder<br />

andere teksten schrijven en lezen,<br />

foto’s en filmpjes bekijken en<br />

maken, communiceren, spelletjes<br />

spelen of je werkzaamheden<br />

plannen. Wat heeft de iPad het<br />

onderwijs te bieden?<br />

Vector • nr. 18 • 2012<br />

Tekst: Erno Mijland<br />

Onlangs introduceerde Maurice de Hond zijn plannen voor het opstarten van zogenaamde<br />

Steve Jobs-scholen. De iPad speelt er een hoofdrol als faciliterend stuk gereedschap.<br />

Daarbij zal de eerste gedachte die bij velen opkomt zijn: nooit meer zeulen met<br />

veel te zware boekentassen! Educatieve uitgeverij ThiemeMeulenhoff kreeg de afgelopen<br />

periode inderdaad steeds vaker de vraag of haar studieboeken digitaal beschikbaar<br />

konden komen, vertelt Rob Sudmeijer, Manager Business Innovation & New Media bij<br />

de uitgeverij. ‘Aan die vraag wilden we graag voldoen. Tegelijkertijd vonden we dat het<br />

aanbod dan meer moest zijn dan een boek achter glas. Maar we beseften ook dat we<br />

de aansluiting moesten houden bij een grote groep docenten die gewend is aan het<br />

werken met methodes.’ 23 vo-scholen en bij elkaar zo’n 2500 leerlingen werken inmiddels<br />

met iPads en de door ThiemeMeulenhoff ontwikkelde app Schooltas. Alle boeken<br />

van de uitgeverij zijn beschikbaar via deze app op basis van gebruikerslicenties. De app is<br />

voorzien van een aantal extra functionaliteiten ten opzichte van het traditionele boek. Zo<br />

kun je notities (‘prikkers’) maken en deze delen met andere gebruikers, beschik je over<br />

een schrift voor je eigen aantekeningen bij de lesstof en kun je in- en uitzoomen op elke<br />

pagina.


Ontwikkelingen<br />

Het is nog maar het begin, zegt Sudmeijer. ‘De app is nog volop in ontwikkeling. De ervaringen<br />

met en wensen naar aanleiding van het gebruik van de app nemen we mee in<br />

volgende versies. Uiteraard hebben we daarnaast ook zelf ideeën over hoe het onderwijs<br />

gaat veranderen onder invloed van dit soort technologieën en de enorme hoeveelheid<br />

inhoud die op allerlei manieren beschikbaar is en komt. Als je je daarin verdiept, kun je<br />

niet anders dan concluderen dat moderne devices en het internet voor een omwenteling<br />

in het onderwijs gaan zorgen. We willen daar stapsgewijs met het onderwijs vorm<br />

en inhoud aan geven. Dat begint met nadenken over heel praktische zaken: met een<br />

tablet voor elke leerling heb je geen papieren schoolagenda meer nodig en er hoeft<br />

geen schoolbel meer te rinkelen. Maar het gaat vooral om didactiek: hoe organiseer je<br />

je lessen, hoe ga je om met de mogelijkheden en risico’s van onbeperkte toegang tot<br />

allerlei bronnen en sociale media en hoe kun je de inhoud beter afstemmen op de snelheid,<br />

de leervragen en de leerstijl van de individuele leerling. We zijn ook geïnspireerd<br />

door de krachtige principes van games: hoe kun je die vertalen naar leermiddelen? Een<br />

voorbeeld: in een game weet je altijd hoe ver je bent in het spel. In een profiel kun je die<br />

informatie voor de leerstof natuurlijk heel gemakkelijk inbouwen. Of het gaat werken is<br />

allemaal een kwestie van uitproberen en ervaren.’<br />

Mindmaps en presentaties<br />

Iemand die daar volop mee bezig is, is Merel Rameckers, docente en mentor aan het<br />

Lentiz | Geuzencollege in Vlaardingen. Ze heeft een klas met 15 kinderen die vanwege<br />

gedrags- en of leerproblemen extra aandacht en begeleiding nodig hebben. De leerlingen<br />

hebben allemaal een iPad met de app Schooltas. ‘We werken met de methodes voor<br />

Engels, geschiedenis en aardrijkskunde. Leerlingen werken er graag mee, al vindt een<br />

enkeling het lezen van langere teksten prettiger vanaf papier. Dat kan, we hebben ook<br />

de boeken beschikbaar.’ Rameckers gebruikt de iPad intensief en voor veel verschillende<br />

vakken en doeleinden. ‘Met de app Popplet maken de leerlingen mindmaps waarin ze<br />

de lesstof samenvatten en met Keynote maken ze presentaties. Voor dat laatste heb ik<br />

een kabeltje, waarmee je de iPad aan de beamer kunt koppelen. Verder laat ik de dictees<br />

op het apparaat maken en gebruiken we Skill Builder Spelling om het schrijven van<br />

woorden te automatiseren.’ Op het apparaat kun je ook filmpjes maken en monteren,<br />

vertelt Rameckers. ‘We hebben onlangs een project gedaan met een partnerschool in<br />

Maassluis. De leerlingen kregen de opdracht de lesstof van aardrijkskunde in een filmpje<br />

samen te vatten voor leerlingen van de andere school. Dat werkte heel motiverend. En<br />

voor de muziekles gebruiken we onder andere Virtuoso (een virtuele piano) en Garageband<br />

(meerdere virtuele instrumenten).’<br />

Internet<br />

De leerlingen kunnen via het draadloze netwerk van de school het internet op. Gaat het<br />

daar niet mis? ‘Nee hoor’, zegt Rameckers. ‘We hebben heel duidelijke afspraken die we<br />

strak hanteren. Als je je er niet aan houd, neem ik de iPad in. Dat risico lopen ze liever<br />

niet: ik hoef dan ook zelden in te grijpen.’ Zelfs leerlingen met specifieke leerbehoeften<br />

zijn gebaat bij de iPad. ‘Daar is het hier in Vlaardingen zelfs mee begonnen. Voor de<br />

leerlingen met leesproblemen en dyslexie hebben we destijds voor het eerst een app<br />

ingezet die teksten voor kon lezen, terwijl je ze meeleest, een belangrijke ondersteuning<br />

voor deze leerlingen.’<br />

Zwitsers zakmes<br />

Met de introductie van de iPad doe je dus meer dan de atomen van het traditionele<br />

lesboek omzetten in digitale bits. Je haalt er een Zwitsers zakmes voor leren mee de klas<br />

in. De iPad biedt apps om eigen ebooks samen te stellen, gebruik te maken van Skype of<br />

het daarmee vergelijkbare FaceTime, (educatieve) spelletjes te spelen en webapplicaties<br />

te draaien. Je maakt bovendien van de tablet in een handomdraai een digitaal stemkastje,<br />

een dicteerapparaat of het virtuele bord van een gezelschapsspelletje. Werken<br />

leerlingen dan alleen nog maar via hun schermpje-op-A5-formaat? Sudmeijer: ‘Zeker<br />

niet. In de praktijk zoeken ook leerlingen naar vormen van wat we wel blended learning<br />

noemen. Naast de iPad kan er dan ook een atlas en een schrift met een pen op de<br />

schoolbank liggen, gaan leerlingen met elkaar en met de leraar in gesprek enzovoort.’<br />

Enthousiasme<br />

Rameckers voelt zich met een aantal<br />

van haar collega’s een iPad-voorloper.<br />

‘We moeten nog veel leren, steken daar<br />

veel tijd in. Met het nodige enthousiasme<br />

kom je dan een heel eind, want<br />

het apparaat zelf is niet moeilijk te<br />

bedienen en werkt altijd. En als ik het<br />

even niet weet, is er altijd wel een leerling<br />

die me wil helpen. Dat vind ik geen<br />

probleem en het geeft het zelfvertrouwen<br />

van zo’n jongen of meisje altijd<br />

een flinke boost. Mooi toch?’<br />

De iPad is niet de enige tablet op<br />

de markt, maar vriend en vijand<br />

zijn het erover eens dat het<br />

apparaat in allerlei opzichten veel<br />

te bieden heeft. Zo zijn er veel<br />

betaalbare apps (programma’s)<br />

beschikbaar die de gebruiksmogelijk<br />

heden van het apparaat<br />

vergroten. Het apparaat is licht van<br />

gewicht, start razendsnel op, de<br />

batterij gaat een hele werkdag<br />

mee en de programma’s zijn over<br />

het algemeen bijzonder gebruiksvriendelijk.<br />

Kritiek is er ook: zo<br />

ondersteunt de iPad Flash niet, een<br />

veelgebruikte programmeertaal<br />

voor dynamische inhoud, zoals<br />

spelletjes en animaties, en is er<br />

geen USB-poort om gemakkelijk<br />

randapparatuur aan de iPad te<br />

koppelen of via een stick<br />

bestanden over te zetten.<br />

De app Schooltas is gratis te downloaden<br />

in de AppStore. Met een<br />

proefaccount kun je kennismaken<br />

met de functionaliteiten aan de<br />

hand van enkele voorbeeldhoofdstukken<br />

voor verschillende schoolvakken.<br />

Links bij dit artikel:<br />

http://tinyurl.com/ipadopschool<br />

‘We moeten nog veel leren,<br />

steken daar veel tijd in’<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

5


De uitval van de eerstejaarsstudenten<br />

bij de lerarenopleidingen in<br />

Nederland is groot. Uit een studie<br />

van het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt<br />

(SBO) uit Den Haag<br />

blijkt dat uitvallers herkenbaar zijn<br />

omdat zij zich minder oriënteren,<br />

laat hun studie kiezen en lagere<br />

verwachtingen van opleiding en<br />

eigen prestaties hebben. Het is een<br />

telkens terugkerend onderwerp en<br />

schoolleiders breken er hun hoofd<br />

over, ook bij de lerarenopleidingen<br />

van <strong>Fontys</strong> Hogescholen in Sittard<br />

en <strong>Tilburg</strong>. De lerarenopleiding in<br />

Sittard start een project om dit<br />

probleem te beperken.<br />

Uitval eerstejaars­<br />

studenten terugbrengen<br />

<strong>Lerarenopleiding</strong> Sittard start<br />

studiekeuzeproject<br />

Tekst: Henk Naaijkens<br />

Jeroen de Brouwer is bij <strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong> Sittard verantwoordelijk<br />

voor het verbeteren van studiesuccessen. ‘Bij alle lerarenopleidingen<br />

in Nederland is de uitval van de eerstejaarsstudenten<br />

dramatisch hoog’, bevestigt hij. ‘Bij de lerarenopleiding in<br />

Sittard vinden wij op de oude manier doorgaan niet acceptabel.<br />

Maatschappelijk gezien niet, maar ook voor de studenten niet.<br />

Het is zonde van tijd, energie en het geld wanneer zoveel studenten<br />

starten met een opleiding die niet bij hen past. Daarom<br />

zijn we het project Studiekeuzecheck gestart. Hierin werken<br />

enkele docenten samen onder leiding van Tom Boves, een expert<br />

op het gebied van effectieve mondelinge communicatie.‘<br />

Verkeerde verwachtingen<br />

De Brouwer realiseert zich dat in het verleden al veel onderzoek<br />

is verricht naar studie-uitval. ‘Bij de lerarenopleiding in Sittard<br />

bleek, dat studenten die zich aanmelden voor de lerarenopleiding<br />

vaak verkeerde verwachtingen hebben. Daarom besloten<br />

we te kiezen voor een traject “voor de poort”. Wij gaan uit van<br />

de volgende gedachte: als studenten verkeerde verwachtingen<br />

hebben ten aanzien van hun studie, dan ligt dat aan ons. Een<br />

student Geschiedenis komt hier binnen vanuit de motivatie dat<br />

geschiedenis zo’n mooi vak is. Hij herinnert zich de bevlogen verhalen<br />

van zijn leraar, hij werd daardoor getriggerd. Maar in het<br />

6 Vector • nr. 18 • 2012<br />

eerste jaar komt hij er achter dat hij op een lerarenopleiding zit<br />

en dat hij voor pubers komt te staan die niet allemaal geïnteresseerd<br />

zijn in wat hij vertelt. Dan gaat het er om dat je je kennis<br />

overbrengt, kunt omgaan met klassenmanagement en adequaat<br />

reageert op problemen. Kortom: er komt veel meer bij kijken dan<br />

alleen je interesse voor het onderwerp of het schoolvak. ’<br />

‘En dan hoor je achteraf: maar dat hadden ze toch moeten<br />

weten! Wij vinden dat je daar niet mee weg komt.<br />

Het is onze opdracht om te zorgen dat de studenten er<br />

goed van op de hoogte zijn wat ze kunnen verwachten<br />

als ze hier binnenkomen. Dat is beter voor de student en<br />

voor ons, ook al betekent het dat je daardoor misschien<br />

minder studenten binnenkrijgt.’<br />

Stoplichtenmodel<br />

Om een goed beeld te krijgen van de verwachtingen die studenten<br />

hebben van de opleiding en de uitoefening van hun toekomstig<br />

beroep werd besloten hen een digitale vragenlijst voor te<br />

leggen. ‘Als wij naar aanleiding hiervan vinden dat de verwachtingen<br />

niet overeenkomen met wat wij bieden, dan volgt er een<br />

gesprek. In de toelatingsprocedure willen wij een soort “stoplichtenmodel”<br />

volgen. Groen licht krijgen degenen die in onze


ogen een goed beeld hebben van de opleiding en voldoende<br />

gemotiveerd zijn. Aanmelders met rood licht krijgen van ons te<br />

horen dat ze beter niet aan de opleiding kunnen beginnen. Wij<br />

geven ze het advies zich te oriënteren op een andere studie die<br />

beter bij hen past. De studenten die oranje licht krijgen vormen<br />

waarschijnlijk de grootste groep: het kan best zijn dat de lerarenopleiding<br />

goed bij hen past of juist niet. Een goed gesprek over<br />

hun verwachtingen moet uitsluitsel geven over hun motivatie, of<br />

er belemmeringen zijn en zo ja welke.<br />

Voorbereiding<br />

In de voorbereiding van het studiekeuzeproject krijgt een aantal<br />

punten bijzondere aandacht. Jeroen de Brouwer: ‘Op de eerste<br />

plaats is het natuurlijk essentieel dat je een goede vragenlijst<br />

hebt. Daarnaast gaan we docenten trainen om gesprekken te<br />

voeren. Binnenkort beginnen we met trainingen voor motiverende<br />

gespreksvoering voor zes tot acht docenten. Het mooiste<br />

is als de student na zo’n gesprek zelf tot de conclusie komt of<br />

de opleiding waarvoor hij kiest perfect bij hem past of juist niet.<br />

Dan is het natuurlijk van belang op welk tijdstip je deze intake<br />

laat plaatsvinden. We zetten alles op alles om in mei de gesprekken<br />

te voeren, dus nog vóór het officiële inschrijftraject.’<br />

Gesprekken<br />

In de gesprekken wordt gekeken naar de motivatie en vragen we of<br />

de student geïnteresseerd is in de leefwereld van zijn toekomstige<br />

leerlingen. Een andere vraag die we stellen is: vindt je omgeving –<br />

ouders, familie, vrienden of de leraar op school – dat dit beroep bij<br />

je past? Ook vragen we hoeveel uren studenten denken te gaan<br />

besteden aan hun studie in combinatie met bijbaantjes en hobby’s.<br />

Daarnaast leggen we de studenten pictogrammen voor met de<br />

meest voorkomende redenen van studie-uitval. De pictogrammen<br />

helpen om daar dieper op in te gaan.<br />

Tijdens de laatste Open Dag hebben we dergelijke gesprekken al<br />

met belangstellenden gevoerd. Ze werden gemiddeld beoordeeld<br />

met een 8,2 en bij 10% scoorden we zelfs een 10. Wel hadden<br />

we op die dag te maken met een iets andere doelgroep. De<br />

deelnemende leerlingen stonden nog aan het begin van het keuzeproces,<br />

terwijl wij het instrument willen inzetten voor degenen<br />

die al een tamelijk heldere keuze gemaakt hebben.<br />

Doelgroep<br />

Een ander punt is hoe je de doelgroep op het goede moment<br />

bereikt. Jeroen de Brouwer: ‘We willen dat deelnemers zich registreren,<br />

zodat we ze daarna actief kunnen benaderen. Dat kan<br />

via de website, of op de Open Dagen. Ik zou dit eigenlijk als een<br />

eis willen invoeren, maar dat gaat niet zo eenvoudig. Dus voorlopig<br />

moeten we studenten daartoe verleiden, met als belangrijk<br />

argument dat het in hun belang is. Als studenten nalaten zich te<br />

registreren, of niet mee willen werken aan de studiekeuzecheck,<br />

kun je je afvragen wat hun motivatie is. Dat zou dan eigenlijk<br />

ook meteen een onderwerp van gesprek moeten zijn. Van de<br />

Universiteit van Maastricht hoorde ik dat studenten afhaken als<br />

ze vragenlijsten moeten invullen. Het was blijkbaar reden voor<br />

minder gemotiveerde studenten om toch maar met een andere<br />

studie te beginnen. Als studenten zo bij een opleiding terecht<br />

komen die beter bij hen past, is dat natuurlijk ook goed. Er<br />

wordt vaak geroepen dat late aanmelders de eerste uitvallers<br />

zijn. We weten inmiddels dat dit verhaal voor onze opleiding niet<br />

klopt. In 2009 zat de grootste groep uitvallers bij de inschrijvers<br />

Jeroen de Brouwer (l) en Tom Boves (r)<br />

in maart, in 2010 gold dat voor de groep van mei. Het percentage<br />

uitvallers van degenen die zich in september inschreven zit<br />

weliswaar boven het gemiddelde, maar in absolute aantallen<br />

gaat het dan om een heel kleine groep.<br />

Toetsen van kennis<br />

Jeroen de Brouwer wil nog een stap verder gaan om studenten<br />

op een goede manier te selecteren.: ‘We denken erover om bij<br />

aanmelding ook kennis te toetsen. Zodoende kunnen we tijdens<br />

het gesprek zeggen: je wilt wel docent economie worden, maar<br />

je reken- of taalniveau is onvoldoende. Spijker eerst bepaalde<br />

onderdelen bij, en wel vóór september! Ik zou daarbij willen<br />

verwijzen naar een passende cursus.<br />

Propedeuse<br />

Met deze manier van “selectie voor de poort” hoopt FLOS de<br />

studie-uitval aanzienlijk te beperken. Maar ook de studenten die<br />

niet geschikt zijn voor de lerarenopleiding worden beter op weg<br />

geholpen. ‘We willen dat ze een plek vinden waar ze beter tot<br />

hun recht komen en ze daar bij helpen. En degenen die we wel<br />

toelaten,moeten de opleiding echt kunnen halen. Gemakkelijk<br />

wordt het ze daarbij niet gemaakt, want we zijn van plan de eisen<br />

van de propedeuse te verscherpen. We hopen dat met deze<br />

maatregelen de kwaliteit van de opleiding overeind blijft en dat<br />

we goede studenten gaan afleveren. Mogelijk wordt het zó succesvol<br />

dat andere scholen dit ook op deze manier gaan doen.’<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

7


Intakedagen vóór<br />

de poort<br />

Voortijdig signaleren niveau taal en rekenen<br />

van nieuwe studenten<br />

Tekst: Anne Kerkhoff (met medewerking van Lijn Schutte)<br />

Bij alle kennis en kunde die élke bekwame leraar nodig<br />

heeft, horen ook een hoog niveau van taalvaardigheid in<br />

het Nederlands en competenties om taalgericht les te ge­<br />

ven. Taal en taalgerichte didactiek zijn dan ook aandachts­<br />

punten in alle lerarenopleidingen van <strong>Fontys</strong> Lerarenoplei­<br />

ding <strong>Tilburg</strong>. De Taalwerkplaats heeft de opdracht om de<br />

opleidingen daarbij te ondersteunen. Geïnspireerd door<br />

collega’s van <strong>Fontys</strong> PABO’s, die betrokken waren bij het<br />

Zwaluwstaartproject*, begon de Taalwerkplaats daar vorig<br />

jaar al mee vóór de poort. De ervaringen zijn zo positief<br />

dat de activiteiten dit jaar worden voortgezet en uitge­<br />

breid. Scholen en studenten die belangstelling hebben,<br />

kunnen zich melden!<br />

Competente leraren zijn taalvaardige leraren<br />

Competente leraren zijn taalvaardige leraren. Het zijn leraren die<br />

bijvoorbeeld goed kunnen luisteren, die moeilijke zaken in woord<br />

en geschrift begrijpelijk kunnen maken en die kunnen inschatten<br />

welke woorden daarbij problemen kunnen opleveren voor hun<br />

leerlingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de taalvaardigheid<br />

van leraren één van de weinige docentkenmerken is waarvan<br />

onderzoekers empirisch hebben kunnen aantonen dat ze direct<br />

samenhangen met de leerprestaties van leerlingen. Leraren die hogere<br />

scores halen op taaltoetsen, hebben leerlingen die significant<br />

beter presteren. Niet alleen bij het schoolvak ‘taal’, maar ook bij<br />

andere vakken (Gennip en Vrieze 2008).<br />

8 Vector • nr. 18 • 2012<br />

Succesvolle studenten zijn taalvaardige studenten<br />

Niet alleen om een competente leraar te zijn, maar ook om er een<br />

te worden, is een hoog taalvaardigheidsniveau nodig. De lerarenopleiding<br />

stelt hoge eisen aan de taalvaardigheid van studenten.<br />

Naast ‘academische taalvaardigheden’ – om studieboeken te lezen,<br />

colleges te volgen en reflectieverslagen te schrijven – moeten<br />

studenten vanaf het begin ook meer professionele taalvaardigheden<br />

beheersen. Tijdens stages wordt immers meteen een beroep<br />

gedaan op hun vermogen om bijvoorbeeld verstaanbaar te spreken,<br />

leerlingen – ook de minder taalvaardige - te verstaan en om<br />

vruchtbare gesprekken te voeren met leerlingen én volwassenen.<br />

Taalbeleid<br />

In de Taalwerkplaats proberen we studenten daarbij te ondersteunen.<br />

We doen dat door samen met de opleidingen te zoeken naar<br />

mogelijkheden om ‘taalgericht’ op te leiden en door studenten die<br />

tijdens de opleiding tegen problemen aan te lopen, te begeleiden<br />

met behulp van cursussen, individuele begeleiding en studenttutoring.<br />

De ervaring leert dat ons aanbod niet altijd volstaat. Vooral<br />

voor studenten die hun vooropleiding buiten Nederland hebben<br />

afgerond, geldt dat de uitval in het eerste jaar erg groot is en dat<br />

die, ondanks onze inspanningen, óók wordt veroorzaakt door<br />

taalproblemen.<br />

Vóór de poort beginnen<br />

Omdat studie-uitval voor alle betrokken partijen ongunstig is – en<br />

niet alléén en zelfs niet in de eerste plaats vanwege de langstudeerdersboete<br />

– is de Taalwerkplaats in de zomer van 2011 gestart<br />

met het organiseren van ‘intakedagen’. We hadden daarbij twee<br />

hoofddoelen voor ogen: we wilden bereiken dat de studenten hun<br />

keuze voor de lerarenopleiding nog eens serieus zouden (her)overwegen<br />

én we wilden dat de studenten, die zouden besluiten met<br />

de opleiding te starten, zich vanaf dag één bij FLOT thuis zouden<br />

voelen en de weg naar de Taalwerkplaats zouden weten te vinden.<br />

We hebben ons daarbij laten inspireren door het SURFproject<br />

‘Integrale trajectbegeleiding door kiezen en (ver)binden’, kortweg<br />

het ‘Zwaluwstaartproject’.


Intakedagen<br />

Een intakedag van de Taalwerkplaats bestaat niet uit een dag<br />

taaltoetsen. We hebben aandacht besteed aan álle factoren die<br />

volgens het Zwaluwstraatproject van invloed zijn op studiesucces:<br />

vooropleiding, leerervaringen, gezondheidssituatie, netwerk,<br />

houdingsaspecten en toekomstbeeld. We deden dat door middel<br />

van een gevarieerd en druk programma. De studenten bekeken en<br />

bespraken filmpjes over het beroep van leraar, namen actief deel<br />

aan een miniles Flankerend Onderwijs, maakten een portret van<br />

zichzelf als competente docent over vier jaar en presenteerden dat<br />

voor de groep. De studenten namen verder in groepen deel aan<br />

een puzzeltocht door het Mollergebouw, voerden leergesprekken<br />

met elkaar en met een aantal FLOT-docenten en maakten – uiteraard<br />

– tussendoor ook nog een aantal toetsen: rekenen, schrijven<br />

en spellen. Daarnaast vulde elke student een schriftelijke vragenlijst<br />

in waarin alle ‘Zwaluwstaartfactoren’ aan de orde kwamen, aangevuld<br />

met wat vragen over hun specifieke taalsituatie.<br />

Startadviezen<br />

Na afloop van de dag schreven we op basis van alle informatie die<br />

we hadden verzameld – de vragenlijsten, de opnames van de presentaties,<br />

de toetsen, de observaties tijdens de groepsactiviteiten<br />

- voor elke student een individueel ‘startadvies’ waarin we sterke<br />

en zwakke punten benoemden en concrete suggesties gaven over<br />

de manier waarop ze aan die zwakke punten zouden kunnen<br />

werken áls ze zouden besluiten de opleiding te gaan volgen. Die<br />

tips varieerden van het advies om snel contact op te nemen met de<br />

studieloopbaanbegeleider tot en met een link naar een volgens ons<br />

nuttige website of het lesrooster van de Taalwerkplaats.<br />

Tevreden studenten<br />

We hebben de deelnemende studenten aan het einde van de<br />

intakedag én aan het einde van periode één gevraagd naar hun<br />

reacties en ervaringen. Op de dag zelf deden we dat in de groep<br />

en tien weken later deden we dat door elke student afzonderlijk<br />

telefonisch te benaderen voor een interview. De reacties waren uitgesproken<br />

positief. De studenten gaven aan blij te zijn dat ze alvast<br />

met andere studenten en met hun nieuwe opleiding hadden kennisgemaakt.<br />

Ze voelden zich daardoor al wat vertrouwd en verbonden<br />

met de andere studenten en docenten die ze op de intakedag<br />

hadden ontmoet. De studenten gaven ook<br />

aan dat ze zich pas tijdens de intakedag bewust<br />

waren geworden van de hoge eisen die<br />

de lerarenopleiding stelt aan hun taalvaardigheid.<br />

Het was hen duidelijk geworden dat een<br />

reden als ‘goed zijn in wiskunde’ of ‘Spaans<br />

is mijn moedertaal’ pertinent niet voldoende<br />

is om de opleiding met plezier te volgen en<br />

succesvol af te ronden. Sommige studenten<br />

gaven aan dat zij deze dag graag veel eerder<br />

hadden meegemaakt, omdat ze dan meer gelegenheid<br />

hadden gehad om hun keuze voor<br />

de lerarenopleiding te heroverwegen. En één<br />

student, die na zes weken met zijn opleiding<br />

stopte, gaf tijdens zijn exitgesprek expliciet<br />

aan dat de ervaringen van de intakedag hem<br />

zouden helpen bij het maken van de keuze<br />

voor een andere opleiding.<br />

Tevreden studieloopbaanbegeleiders<br />

Ook de betrokken studieloopbaanbegeleiders, die via de studenten<br />

kopieën van de startadviezen en de intakedocumenten<br />

kregen, reageerden enthousiast. De startadviezen bleken nuttig als<br />

uitgangspunt bij de eerste kennismaking met de studenten en bij<br />

studievoortganggesprekken.<br />

Vervolg<br />

De positieve reacties van alle betrokken partijen hebben ertoe<br />

bijgedragen dat FLOT ook dit jaar intakedagen organiseert voor<br />

aspirant-studenten. Gezien de grote groep studenten die zich<br />

jaarlijks meldt, is het niet haalbaar om elke belangstellende student<br />

voor zo’n dag uit te nodigen. We hebben besloten om alleen de<br />

vragenlijst – via internet - voor te leggen aan alle studenten die<br />

zich melden als belangstellende dan wel als student. Op grond<br />

van de gegevens die de studenten invullen, worden drie groepen<br />

studenten onderscheiden:<br />

1) studenten die op grond van de intakevragenlijst zonder meer<br />

kunnen worden beschouwd als ‘kansrijk’;<br />

2) studenten die gegevens invullen op grond waarvan we twijfelen<br />

aan de juistheid of haalbaarheid van hun keuze voor de opleiding;<br />

en<br />

3) studenten die gegevens invullen op basis waarvan we ons<br />

afvragen of ze beschikken over de ‘basisvaardigheden’ op de<br />

terreinen van taal, rekenen en kennis van de wereld, die nodig<br />

zijn om succesvol te studeren.<br />

De laatste groep krijgt een uitnodiging voor een intakedag van de<br />

Taalwerkplaats. De anderen worden door de opleiding van hun<br />

keuze uitgenodigd voor een intakegesprek.<br />

Perspectief<br />

Het uiteindelijke rendement van investeringen in een uitgebreide<br />

intake van studenten, kan pas na een paar jaar worden vastgesteld.<br />

Op grond van onze ervaringen tot nu toe, hebben we echter al<br />

goede hoop dat deelname aan een intakedag van de Taalwerkplaats<br />

studenten kan helpen bij het maken van een juiste studiekeuze<br />

en tevens bijdraagt aan een goede start van een opleiding<br />

tot ‘de best denkbare (en dus zeer taalvaardige) leraar’.<br />

* Het Zwaluwstaartproject is een door SURF<br />

gesubsidieerd project waarin de faculteit Educatie<br />

van Hogeschool Zuyd, de afdeling Kinderopvang en<br />

Onderwijs van het Koning Willem I College en de<br />

<strong>Fontys</strong> PABO’s samenwerken. Zie http://www.fontys.nl/<br />

zwaluwstaart/home.412728.htm<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

9


10 Vector • nr. 18 • 2012


Aanvullende scholing voor<br />

afgestudeerde leraren<br />

Omgangskunde<br />

Er is een oplossing bereikt voor de problemen die speel­<br />

den rond de bevoegdheid voor afgestudeerden van de<br />

lerarenopleidingen Omgangskunde. De vier betrokken<br />

hogescholen hebben, in overleg met het ministerie, het<br />

werkveld, de inspectie en het Interstedelijk Studenten<br />

Overleg, een oplossing gevonden die recht doet aan de<br />

verwachtingen van de studenten Leraar Omgangskunde.<br />

‘Ik ben erg tevreden met de oplossing die, in overleg met<br />

alle belanghebbende partijen, is bereikt’, aldus Thom de<br />

Graaf, voorzitter van de HBO­Raad. ‘Het belangrijkste is<br />

dat de studenten niet de dupe mogen worden van de<br />

steken die alle partijen hier hebben laten vallen.’<br />

Wet BIO<br />

Studenten Leraar Omgangskunde die voor 2006 begonnen<br />

aan hun opleiding hadden automatisch recht op een brede<br />

bevoegdheid. Met de invoering van de Wet BIO in 2006 verviel<br />

deze uitzonderingssituatie. Dat was echter niet bekend bij de<br />

aanbieders, noch bij de inspectie of de werkgevers. Studenten<br />

zijn daarom sinds 2006 in de veronderstelling geweest dat zij<br />

voor een brede bevoegdheid werden opgeleid, en werkgevers<br />

hebben hen ook op die manier aangesteld. Dat dit achteraf niet<br />

juist was, heeft begrijpelijkerwijs tot veel commotie en onrust<br />

onder de studenten geleid.<br />

De oplossing<br />

De regeling die nu is getroffen, houdt in dat studenten die tot<br />

en met het studiejaar 2011/2012 aan de opleiding zijn begonnen<br />

en na 1 augustus 2006 hun diploma hebben gehaald (of<br />

nog zullen behalen), in de gelegenheid worden gesteld om<br />

- kosteloos - aanvullende scholing te volgen. Wanneer zij deze<br />

aanvullende scholing met goed gevolg afronden zijn zij alsnog<br />

benoembaar om, naast Omgangskunde, les te geven in tien<br />

vakken in het praktijkonderwijs en aan LWOO-geïndiceerde<br />

leerlingen in het vmbo. Het gaat om dezelfde vakken die leraren<br />

basisonderwijs ook mogen geven in het praktijkonderwijs en aan<br />

LWOO-geïndiceerde leerlingen, namelijk: Nederlands, Engels,<br />

wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde, biologie (inclusief kennis<br />

der natuur),verzorging, muziek, handvaardigheid en tekenen.<br />

Aanvullende scholing<br />

De aanvullende scholing wordt op dit moment met de betrokkenen<br />

samengesteld en heeft een zwaarte van ongeveer 15 European<br />

Credits (EC’s) (ruim 400 studiebelastinguren). Studenten<br />

en afgestudeerden ontvangen bericht zodra het programma is<br />

vastgesteld en zij kunnen zich vervolgens inschrijven voor deze<br />

scholing. Het eerste scholingsaanbod zal in elk geval vanaf 1 september<br />

2012 plaatsvinden.<br />

Opleiding in de toekomst<br />

Omdat de brede bevoegdheid niet meer zal gelden voor studenten<br />

die vanaf 2012 met Omgangskunde starten, gaan de<br />

betreffende lerarenopleidingen van de hogescholen van Utrecht,<br />

Leiden, Leeuwarden en <strong>Fontys</strong> in overleg met het werkveld om<br />

te kijken op welke wijze zij in de toekomst hun opleiding het<br />

beste kunnen inrichten. Zij willen - met de beperkte bevoegdheid<br />

- toch tegemoet komen aan de wensen van het werkveld<br />

en de behoeften van de leerlingen in het praktijk- en leerwegondersteunend<br />

onderwijs. De opleiding geeft nu een tweedegraads<br />

bevoegdheid voor het vak Omgangskunde. Dit vak wordt<br />

voornamelijk in het mbo gegeven. Vakken als sociale vaardigheden,<br />

burgerschap, beroepshouding en persoonlijke ontwikkeling,<br />

maar ook faalangstreductietrainingen en leefstijl komen ook in<br />

het voortgezet onderwijs voor. Dit zijn vakken die de leraar omgangskunde<br />

bij uitstek kan verzorgen. Door het vak omgangskunde<br />

op de lessentabel te plaatsen, in plaats van bovenstaande<br />

benamingen, kan de leraar omgangskunde een vaste aanstelling<br />

krijgen in het voortgezet onderwijs en het praktijkonderwijs.<br />

Patricia van der Linden-Straatman<br />

Teamleider Biologie-GzW-Omgangskunde<br />

p.vanderlinden@fontys.nl<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

11


Johan Struik is afkomstig van <strong>Fontys</strong> Opleidingscentrum Speciale<br />

Onderwijszorg, beter bekend als OSO. Daar was hij als regiomanager<br />

verantwoordelijk voor de activiteiten in de regio<br />

Utrecht en Flevoland. Hij begon bij OSO als docent en werd<br />

daarna teamleider. Het pad naar OSO liep vanaf de pabo, docent<br />

speciaal onderwijs en vervolgens ambulant begeleider in het<br />

voortgezet onderwijs.<br />

Scharnierpunt<br />

Tijdens de innovatiedag van FLOT stelde hij zich voor aan zijn<br />

nieuwe collega’s. Vanaf zijn jongste jeugd keek hij al reikhalzend<br />

uit naar zijn eerste onderwijservaringen, vertelt hij. De hooggespannen<br />

verwachtingen die hij vroeger had, zijn voor een groot<br />

deel waargemaakt. ‘Ik heb in mijn onderwijsloopbaan het geluk<br />

gehad verschillende docenten te ontmoeten met veel liefde<br />

voor en kennis van de inhoud van hun vak. Dat heeft voor mij<br />

persoonlijk veel betekend. De natuurlijke drang om te leren en<br />

te ontwikkelen is gebleven, mede dankzij die docenten die iets<br />

te vertellen hadden en met hun kennis en passie de studenten<br />

inspireerden.’ Johan Struik noemt ‘relatie’ als scharnierpunt in<br />

het onderwijs. ‘Alleen in samenwerking met elkaar komen we<br />

tot goed en krachtig onderwijs. Zonder relatie geen prestatie.’<br />

Muziek en literatuur<br />

De liefde voor muziek en de literatuur heeft een grote invloed<br />

gehad op zijn ontwikkeling. Met de contrabas trad hij jarenlang<br />

op als semiprofessioneel muzikant. Daarnaast was hij actief als<br />

componist en songschrijver bij EMI. Toen zijn contract daar afliep,<br />

stopte hij met het schrijven en componeren van liedjes en kwam<br />

het onderwijs op de eerste plaats. Door zijn interesse in taal en<br />

communicatie kwam hij later in contact met een uitgeverij die<br />

twee kinderboeken van hem uitgaf: Juf vermist en Slotgeheim.<br />

12 Vector • nr. 18 • 2012<br />

Johan Struik<br />

Nieuwe adjunct-directeur<br />

bij FLOT<br />

Tekst: Henk Naaijkens<br />

Op 1 februari is Johan Struik als adjunct­directeur<br />

Onderwijs in dienst getreden bij <strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong><br />

<strong>Tilburg</strong>. Daarmee volgt hij Patrick Eckringa op, die per 1<br />

januari benoemd is tot directeur van <strong>Fontys</strong> Hogeschool<br />

Communicatie in Eindhoven.<br />

Relatie<br />

Zijn visie op het onderwijs richt zich niet zozeer op de beperkingen<br />

van leerlingen maar meer op de mogelijkheden die ze in<br />

potentie hebben. ’Als ik bekijk wat er allemaal valt te winnen<br />

in het voortgezet onderwijs, kom ik nogmaals uit bij de relatie.<br />

In de eerste plaats, de relatie met de leerling. Juist door af te<br />

stemmen op je leerlingen kun je een optimaal leerrendement<br />

bewerkstelligen. Als tweede, de samenwerking tussen docenten.<br />

De school moet een lerende organisatie zijn, met voortdurende<br />

intervisie, collegiale consultatie en een continue gerichtheid<br />

om het gezamenlijk beter te doen. De huidige maatschappij zit<br />

zodanig in elkaar, dat dit van het onderwijs wordt gevraagd. Ik<br />

pleit daarnaast voor een sterkere gerichtheid op de mogelijkheden<br />

van de leerling. We pinnen ons vaak te veel vast op wat<br />

ze niet kunnen.’<br />

Inspirerend<br />

Johan Struik realiseert zich dat dit vraagt om een gedifferentieerde<br />

aanpak. ‘Het eist veel van je didactisch en pedagogisch vermogen,<br />

gekoppeld aan een sterke inhoud. Betrokken zijn bij de inhoudelijkheid<br />

van je vak maakt het inspirerend. Vakmanschap en meesterschap<br />

kunnen niet afzonderlijk naast elkaar bestaan. Ik denk<br />

dat je pas goed onderwijs kunt geven als je met en van elkaar<br />

leert. Het betekent dat je over je vak veel met elkaar moet praten.’<br />

Verschillen<br />

‘Onderscheidend in het onderwijs is, dat je kunt omgaan met<br />

verschillen tussen leerlingen. Als je je ervan bewust bent dat de<br />

gemiddelde leerling niet bestaat, dan weet je dat je ze niet bereikt<br />

door alleen frontaal les te geven. Leerlingen zijn je belangrijkste<br />

werkmateriaal, om goed werk te leveren moet je je in ze verdiepen.<br />

Je moet ze beter kennen dan de methoden die je toepast!’


‘Nog niet getekend<br />

door uitgedragen beleid’<br />

FLOS-studenten analyseren het succes van de PVV in Limburg<br />

Tekst: Jan de Jong<br />

Tweede­ en derdejaarsstudenten<br />

economie, geschiedenis en<br />

aardrijkskunde uit Sittard zochten<br />

in een gezamenlijk project naar<br />

een verklaring voor de grote winst<br />

van de PVV in Limburg bij<br />

de provinciale verkiezingen van<br />

maart 2011.<br />

De opdracht was helder: ‘Ga op zoek naar mogelijke verklaringen voor het stemgedrag<br />

tijdens de verkiezingen voor de Provinciale Staten van Limburg in 2011 vanuit geografisch,<br />

historisch en economisch perspectief.’ Daar konden de studenten Mens & Maatschappijvakken<br />

mee aan de slag. De uitslagen van 2010 (Tweede Kamer) en 2011 waren<br />

natuurlijk ook opmerkelijk. Zeker in Limburg, waar de PVV in korte tijd uitgroeide tot<br />

de grootste partij. In kranten en televisieprogramma’s werden de meest uiteenlopende<br />

meningen over de achterliggende oorzaken geopperd. Een goed moment dus, om het<br />

allemaal eens nauwkeurig in kaart te brengen.<br />

Heerlen…<br />

De Sittardse studenten gingen in kleine onderzoeksteams aan de slag. In elk team waren<br />

de drie vakken aardrijkskunde, geschiedenis en economie vertegenwoordigd en ieder<br />

team richtte zijn onderzoek op één Limburgse stad. Zo gingen Rosanne Quaden, Rik<br />

Beyer, Alex van Roekel, Saskia Coenen, Silvia Hanssen en Jelle Hünen in Heerlen aan de<br />

slag. De uitslag was daar duidelijk: in vergelijking met de Statenverkiezingen van 2007<br />

kelderde het CDA van 22,7 naar 12,9% en de SP van 34,3 naar 20,6%. De PVV daartentegen<br />

kwam met 21,1% voor het eerst de uitslagenlijsten binnen.<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

13


In hun historisch overzicht stellen de onderzoekers dat het CDA<br />

en (later) de PvdA sterk aan invloed inboetten, omdat deze<br />

partijen er niet in slaagden Heerlen na de sluiting van de mijnen<br />

uit het dal te trekken. Gekoppeld aan de slechte economische<br />

situatie ontstond er een braindrain, waardoor er relatief<br />

weinig hoogopgeleiden zijn. En omdat het arbeidsaanbod van<br />

de achterblijvers vaak niet aansluit bij de vraag heeft Heerlen<br />

verhoudingsgewijs met een hoge werkloosheid te kampen. Niettraditionele<br />

partijen lijken hiervan het meest te profiteren. Zie de<br />

uitslagen van de SP in 2007 en die van de PVV in 2011.<br />

Paul Jungbluth, onderzoeker aan de Universiteit van Maastricht,<br />

wijst er in een interview met Alex en Jelle op dat het Limburgse<br />

stemgedrag niet alleen economische, maar zeker ook demografische<br />

oorzaken heeft. Zo denkt hij dat de afbrokkeling van het<br />

CDA al bij de oprichting van die partij is begonnen. Limburgers<br />

herkenden er te weinig de katholieke KVP-lijn in. Ook het feit<br />

dat Limburg van oudsher sterke economische en sociale banden<br />

met Duitsland had, en zich daardoor minder verbonden voelde<br />

met de rest van Nederland, speelt een rol. Wilders maakte hier<br />

handig gebruik van door zijn Limburgse wortels te benadrukken<br />

tijdens de verkiezingscampagne. Jungbluth introduceert in het<br />

gesprek het begrip ‘Politikverdrossenheit’, wat zoveel betekent<br />

als ‘de buik vol hebben van politiek’. Omdat ‘de’ politiek geen<br />

oplossing biedt voor de problemen, gaan kiezers op zoek naar<br />

andere, ‘eigen’ oplossingen.<br />

…en Roermond<br />

De situatie in Roermond is niet te vergelijken met die in Heerlen,<br />

zo constateerden de onderzoekers Yves Theunissen, Jules Ramakers,<br />

Tom Kessels en Dirk Kneepkens. Om te beginnen moest<br />

de PVV in Roermond de VVD voor laten gaan: 19,1 tegenover<br />

25,5% van de stemmen. Maar ook hier waren het CDA en de<br />

SP de grote verliezers. De PvdA wist in Roermond het verlies te<br />

beperken tot 1,2%.<br />

14 Vector • nr. 18 • 2012<br />

Voor de teloorgang van het CDA gelden volgens de FLOS-<br />

studenten de bekende redenen: ontkerkelijking, gepaard gaand<br />

met het verdwijnen van het paternalisme. Het is een neergaande<br />

lijn die al lang geleden is ingezet, zo stellen zij vast. In 1963<br />

kreeg de KVP in Roermond bijvoorbeeld nog 70% van de<br />

stemmen. Binnen tien jaar was dat afgekalfd tot 38% in 1972.<br />

Opmerkelijker is de redelijke stabiliteit van de PvdA en vooral<br />

van de VVD. ‘Roermond is voor ondernemers aantrekkelijk. In<br />

2010-2011 is de stad verkozen tot meest vriendelijke gemeente<br />

voor Midden- en Kleinbedrijven […] De vele ondernemers zijn<br />

belangrijk voor Roermond, en hebben daardoor dus veel invloed<br />

op de stad. De VVD speelt hier slim op in en probeert deze groep<br />

voor zich te winnen, [kennelijk] met succes,’ zo staat het in het<br />

onderzoeksrapport van de studenten.<br />

Over het succes van de PVV concluderen de onderzoekers twee<br />

aspecten: onvrede met de sociaal-maatschappelijke en sociaaleconomische<br />

situatie in Roermond én herkenbaarheid van de<br />

PVV. Voor dat laatste is vooral Geert Wilders zelf verantwoordelijk<br />

met zijn oneliners en het beeld van de ‘gewone’ Nederlanders<br />

Henk en Ingrid. ‘Beide zijn bedoeld om mensen zich tot de<br />

ideeën van de PVV aangetrokken te laten voelen.’ Bovendien is<br />

de partij, zoals één van de geïnterviewden het uitdrukte, ‘nog<br />

niet getekend door beleid dat ze hebben uitgedragen.’ Een voordeel<br />

dat ze bij de volgende verkiezingen in ieder geval niet meer<br />

zullen hebben, zo stelt het rapport vast.<br />

Zinvol en leerzaam<br />

Bronnenonderzoek, verslaglegging, samenwerken, interviewen,<br />

presenteren, debatteren. Dat zijn de vaardigheden die de<br />

studiewijzer voor dit onderzoeksproject benoemt. Daar had ‘het<br />

logenstraffen van borrelpraat’ ook wel bij mogen staan. Want,<br />

zoals de studiewijzer het stelt: ‘Ook aan de borreltafel passeerden<br />

uiteenlopende verklaringen [voor het succes van de PVV,<br />

dJ] de revue.’ Het staat buiten kijf dat die doelstelling door de<br />

FLOS-studenten ruimschoots is gehaald. De lijvige onderzoeksrapporten<br />

spreken (letterlijk!) boekdelen.


Opbrengstgericht<br />

werken met als doel een<br />

ambitieuze leercultuur<br />

<strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong> <strong>Tilburg</strong> (FLOT) werkt opbrengstgericht en wil<br />

kennis en ervaring over opbrengstgericht werken uitwisselen en verdiepen<br />

met scholen voor voortgezet onderwijs. Daarvoor start FLOT met<br />

managementoverleg over onderwijskundig leiderschap. Ook worden op de<br />

deelnemende scholen docentenwerkplaatsen ingericht. De deelthema’s voor<br />

docenten zijn taal, rekenen en onderwijs dat past voor alle groepen leerlingen.<br />

Tekst: Christel Kuijpers<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

15


De kaders van opbrengstgericht werken<br />

Scholen zijn al enige tijd druk bezig met taal en rekenen. Bij wet<br />

is een nieuwe standaard voor taal en rekenen op de drempels<br />

van het onderwijs bekrachtigd. De implementatie daarvan wordt<br />

binnenkort getoetst in de centrale examens voor mbo en vo.<br />

Maar de ambities gaan verder. Het voortgezet onderwijs wordt<br />

door het ministerie van OCW en de VO-raad gestimuleerd<br />

komende jaren hard aan de slag te gaan om nog opbrengstgerichter<br />

te werken en werk te maken van een ambitieuze leercultuur.<br />

Opbrengstgerichter, want gericht op leerrendementen bij<br />

leerlingen was iedereen in de scholen altijd al.<br />

Onderzoek toont mindere scores<br />

Het PISA-onderzoek 2009 laat echter zien dat Nederlandse<br />

leerlingen minder goed scoren dan in 2003. Ook tonen nationale<br />

onderzoeken aan dat leerlingen in het vo de laatste jaren minder<br />

hoge cijfers halen voor Nederlands, Engels en wiskunde dan<br />

enkele jaren geleden. Daarnaast stelde de inspectie van het<br />

onderwijs in haar onderwijsverslag 2009/2010 vast dat slechts<br />

ongeveer twintig procent van de scholen voldoet aan haar criteria<br />

voor opbrengstgericht werken.<br />

Ambities om leerresultaten optimaal te benutten<br />

De ambities van de Nederlandse overheid voor economische groei<br />

en sociale ontwikkeling leidden in het laatste regeerakkoord tot<br />

de oproep de kwaliteit van onderwijs te versterken en hogere<br />

prestaties van alle leerlingen na te streven. Deze ambitie is door<br />

de minister neergelegd in het Actieplan Beter Presteren. Daarin<br />

gaat het over opbrengstgericht werken. Dit kenmerkt zich door<br />

een cultuur, die er op gericht is om de leerresultaten van leerlingen<br />

optimaal te benutten, het beste uit alle leerlingen halen en<br />

om de professionele nieuwsgierigheid van leraren te prikkelen. Zij<br />

moeten streven naar een constante verbetering van de leerprestaties<br />

van leerlingen en van de kwaliteit van het onderwijs.<br />

Aanpak begint in de school<br />

Het ministerie heeft de scholen nodig om haar ambities te<br />

realiseren. Daarom is zij een gesprek aangegaan met de vertegenwoordigers<br />

van scholen, waaronder de VO-Raad. In het<br />

bestuursakkoord 2012-2015 van de VO-Raad en het ministerie<br />

van OCW zijn de ambities voor het voortgezet onderwijs verder<br />

aangescherpt. De echte aanpak begint in elke school zelf. Op alle<br />

niveaus: strategisch, tactisch en operationeel. Een visie op de weg<br />

waarlangs de ambities op de eigen school bereikt zullen worden,<br />

vormt de eerste stap. Hoe gaan we op onze school de te verantwoorden<br />

resultaten het best bereiken? Welke innovaties zijn<br />

nodig, welke verbeteringen, hoe doen we dat? In de komende<br />

jaren zal de inspectie van het onderwijs erop toezien of de school<br />

erin slaagt om leerlingen op het niveau te brengen dat van de<br />

leerlingen mag worden verwacht en om deze leerlingen zonder<br />

vertraging of schooluitval door hun schoolloopbaan te leiden.<br />

De rol van taal en rekenen<br />

Het onderwijs in taal en rekenen zullen belangrijke vliegwielen<br />

vormen voor het opbrengstgericht werken. Deze basisvaardigheden<br />

staan al sinds 2010 bovenaan op de agenda van de overheid.<br />

De invoering van referentieniveaus voor taal en rekenen zal<br />

de eerste opbrengsten in de scholen zichtbaar maken. Immers,<br />

resultaten van taal- en rekenonderwijs werken door in resultaten<br />

voor de andere vakken. Hierbij gaat het niet om voortgang in de<br />

16 Vector • nr. 18 • 2012<br />

ontwikkeling van basisvaardigheden van alleen zwakke leerlingen,<br />

maar van alle leerlingen. Ieder wordt uitgedaagd om op het<br />

eigen niveau te komen tot betere prestaties. Naast fundamentele<br />

niveaus die door alle leerlingen op een overgangsmoment<br />

in de doorlopende leerlijnen behaald moeten worden, zijn ook<br />

streefniveaus voor excellente leerlingen beschreven. Het Referentiekader<br />

taal en rekenen vormt op die manier tegelijkertijd een<br />

instrument om doorlopende leerlijnen van po naar vo en van vo<br />

naar mbo of hbo te versterken.<br />

Leren in context die leerlingen aanspreekt<br />

Het zijn vooral docenten die daadwerkelijk zorgen voor beter<br />

taal- en rekenonderwijs van hun leerlingen. Zij geven het<br />

primair proces inhoud en vorm. Zij begeleiden de individuele<br />

leerlingen en hun ouders bij de voortgang van het leren. In de<br />

meeste scholen voeren docenten met elkaar de discussie: gaan<br />

we taal- en rekenniveaus van leerlingen verhogen door extra<br />

lessen Nederlands en rekenen aan te bieden? Of pakken we de<br />

kans om leerlingen veel meters te laten maken in met name het<br />

taalleerproces, door juist in de zaakvakken taal- en rekenvaardigheden<br />

te stimuleren? Dat geeft het team de kans leerlingen te<br />

motiveren voor het leren van taal en rekenen: de basisvaardigheden<br />

worden geleerd in een context die de leerlingen aanspreekt.<br />

Verschillende scenario’s worden onderzocht<br />

Daarnaast vinden discussies plaats over de methoden die aanvullingen<br />

behoeven voor verschillende groepen leerlingen. Welke<br />

aanvullingen zijn voor wie gewenst? Hoe organiseert de school<br />

de benodigde differentiatie? Hoe en door wie wordt de ondersteuning<br />

bij persoonlijke leervragen geboden? Het bedenken van<br />

mogelijkheden en het onderzoeken welke aanpak wel of niet<br />

werkt, brengt veel energie in de teamsamenwerking. Ook de<br />

samenwerking tussen team en management vindt plaats bij het<br />

organiseren en nader onderzoeken van de bedachte scenario’s.<br />

Hoe kunnen verschillen worden benut<br />

Tussen leraren in een team bestaan onderling altijd verschillen.<br />

En dat is maar goed ook, want dan kunnen deze verschillen benut<br />

worden. Het schoolmanagement als onderwijskundig leider<br />

stuurt op de wijze waarop dat binnen de school gebeurt. Een<br />

school die leeropbrengsten wil maximaliseren, zal vanzelf resultaatgerichte<br />

plannen op allerlei niveaus bedenken en uitvoeren.<br />

Naast de formulering van een eigen visie formuleert elke school<br />

een schoolplan met doelen voor het taal- en rekenbeleid. Daarna<br />

worden deze als SMART geformuleerde activiteitenplannen binnen<br />

het team of de afdeling gepresenteerd. Tot slot maakt het<br />

management afspraken met individuele docenten over ieders rol<br />

in dat proces.<br />

Een goed HRM­beleid is onmisbaar<br />

Via de gesprekscyclus kunnen resultaatsafspraken worden afgesproken,<br />

maar ook gemonitord en geëvalueerd. Beoordelen is<br />

van belang bij functiedifferentiatie binnen het lerarenteam, omdat<br />

dit een manier is om verschillende functioneringsniveaus van<br />

leraren zichtbaar te maken. Professionalisering van het team of<br />

teamleden vormt daarin een aandachtspunt. Daarbij zijn steeds<br />

drie basale dimensies aan de orde: vakinhoudelijke kennis en<br />

vakdidactiek van leraren; pedagogisch-didactische competenties<br />

van leraren en de persoon van de leraar zelf. Na de lerarenopleiding<br />

zijn leraren startbekwaam. Hun verdere ontwikkeling vindt


plaats binnen het team op school. Daar blijken goede leraren gekenmerkt te worden<br />

door persoonlijke kwaliteiten. Excellente leraren zijn in staat hun leerlingen op een dieper<br />

en geïntegreerd niveau te laten leren. Zij leggen als vanzelf een relatie tussen hun kennis<br />

over onderwijs en dat wat er zich daadwerkelijk in de concrete lessituatie afspeelt.<br />

Moeten nu alle leraren in het team hetzelfde kunnen en doen, of komen verschillen tot<br />

hun recht? Geldt hetzelfde voor alle leerlingen? De vragen die ook op dit niveau leven<br />

zijn: welke aanpak past het best bij wie, hoe ziet dat eruit, wat is het beoogd resultaat?<br />

Successen worden zichtbaarder en kunnen worden gevierd!<br />

Samen onderzoekend aan de slag<br />

De weg naar opbrengstgerichter werken wordt dus aangelegd op verschillende niveaus<br />

binnen de school. Ervaringen met invoering van taal- en rekenbeleid - met innovaties in<br />

het algemeen - hebben ons geleerd dat verankering het best gegarandeerd wordt als het<br />

beleid en de implementatie deel uitmaken van het integrale onderwijsbeleid of de kwaliteitszorg<br />

van de school. Daarbij zijn nog verschillende varianten mogelijk. Hoe bepaal je<br />

welke aanpak het meest succesvol zal zijn?<br />

We weten dat de leraar de grootste succesfactor vormt voor opbrengstgericht werken.<br />

Het feit dat elke school excellente leraren naast startbekwame leraren in de teams heeft,<br />

biedt kansen. Excellente leraren kunnen hun kennis en ervaring binnen het team benutten<br />

in coaching van minder ervaren collega’s. Zij kunnen opgedane kennis binnen het<br />

team verspreiden en voorstellen doen voor het taal- en rekenbeleid, al dan niet vanuit een<br />

hogere functie. De frisse blik van nog in opleiding zijnde, of net hun opleiding afgerond<br />

hebbende collega’s, houdt de blik van het team fris. Een teamaanpak is daarom kansrijk.<br />

Actieonderzoek<br />

Actieonderzoek vormt een goed instrument om goed inzicht te krijgen welke aanpak wel<br />

of niet werkt. Het management wordt uitgedaagd tot onderzoeksmatig leidinggeven,<br />

gericht op de kritische analyse en interpretatie van prestaties in het kader van de kwaliteitszorg.<br />

Daarnaast kunnen concrete actieonderzoeken worden uitgevoerd door de docenten<br />

en aankomende leraren binnen de school die opbrengstgerichter wil werken.<br />

Hier raken ambities tussen scholen elkaar. Ook binnen de lerarenopleidingen zijn we met<br />

actieonderzoek bezig onderwijs te innoveren en te verbeteren. Ervaringen die we opdoen<br />

met opbrengstgericht werken worden bij FLOT uitgewisseld door een groep collega’s.<br />

Onze ambitie is die ervaringen te delen met scholen voor voortgezet onderwijs waarmee<br />

we in onze regio samenwerken. Door samen actieonderzoeken op te zetten en uit te voeren<br />

kunnen we onze kennis vergroten. Door de kennis en ervaring onderling uit te wisselen,<br />

kunnen we nieuwe aanpakken ontwikkelen, uitproberen, monitoren en verbeteren.<br />

Samen aan de slag<br />

FLOT wil graag een managementoverleg<br />

rondom dit thema starten. De ambitie<br />

is om ook docentenwerkplaatsen in te<br />

richten voor docenten, die op dezelfde<br />

scholen werkzaam zijn, voor taal, rekenen<br />

en passend onderwijs voor alle<br />

leerlingen. Samen aan de slag om meer<br />

opbrengsten tot stand te brengen in<br />

het onderwijs in deze regio. Het geheel<br />

belooft meer te zijn dan de som der<br />

delen. Wilt u meedoen aan het managementoverleg<br />

‘Opbrengstgericht werken’<br />

of deel uitmaken van een docentenwerkplaats<br />

taal, rekenen en/of passend<br />

onderwijs voor alle leerlingen, dan kunt<br />

u contact opnemen met Jacqueline<br />

Gielen, j.gielen@fontys.nl.<br />

In het bestuursakkoord 2012-2015 van<br />

de VO-Raad en het ministerie van OCW<br />

zijn de ambities voor het voortgezet<br />

onderwijs als volgt geformuleerd:<br />

• Leerlingen behalen goede prestaties<br />

op de kernvakken en worden breed<br />

gevormd.<br />

• Scholen werken systematisch aan<br />

het maximaliseren van prestaties van<br />

leerlingen (opbrengstgericht).<br />

• Leraren signaleren verschillen tussen<br />

alle leerlingen en gaan daarmee op<br />

een adequate wijze om.<br />

• Op scholen wordt excellentie<br />

gestimuleerd en hoogbegaafdheid<br />

ondersteund.<br />

• Op scholen heerst een lerende cultuur,<br />

waarbij ook het leren van leraren<br />

en schoolleiders aandacht krijgt.<br />

Een goed HRM-beleid is daarvoor een<br />

voorwaarde.<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

17


Special over rouw in het onderwijs<br />

Riet Fiddelaers­Jaspers:<br />

‘In de omgang met rouw vindt in het onderwijs de<br />

laatste jaren een duidelijke verschuiving plaats’<br />

Tekst: Henk Naaijkens<br />

Als het onderwerp ‘rouw’ ter sprake<br />

komt valt al snel de naam van<br />

Riet Fiddelaers­Jaspers. Zij schreef<br />

verschillende brochures en boeken<br />

over rouw en is vooral gespecialiseerd<br />

in rouwende kinderen en jongeren.<br />

De relatie met het onderwijs<br />

is dan snel gelegd. De lerarenopleiding<br />

Levensbeschouwing heeft aan<br />

haar gevraagd om vanuit de Raad<br />

van Advies mee te kijken naar het<br />

curriculum.<br />

In 1996 verschenen twee boeken van<br />

haar – “Afscheid voor altijd” en “Dood<br />

normaal” voor het basis- en voortgezet<br />

onderwijs. Daarmee werd voor het<br />

eerst didactisch materiaal gepubliceerd<br />

dat bruikbaar was in het onderwijs. De<br />

aandacht die deze publicaties trokken,<br />

zorgde tijdens een congres over<br />

dit onderwerp in de Utrechtse jaarbeurs<br />

in 1996 voor een grote belangstelling<br />

van docenten en media. Sinds die tijd<br />

heeft het onderwerp rouw langzaam<br />

maar zeker een vaste plaats veroverd<br />

in het onderwijs. De maatschappelijke<br />

aandacht nam toe, evenals de bereidheid<br />

om erover te praten. Ook kwam steeds<br />

meer materiaal beschikbaar dat geschikt<br />

was om jongeren in het onderwijs op<br />

een verantwoorde manier te begeleiden.<br />

18 Vector • nr. 18 • 2012<br />

Business as usual<br />

‘Begin jaren 90 was er weinig materiaal<br />

en inzicht voorhanden over rouw op<br />

scholen’, vertelt Riet Fiddelaers-Jaspers.<br />

‘Het Sint-Janslyceum in Den Bosch was<br />

daar een goede uitzondering op, want<br />

daar draaide in die tijd al een rouwgroep.<br />

Er was ook een groot verschil<br />

tussen school en thuis. In ’t algemeen<br />

– zeker als er in het gezin iets plaatsvond<br />

– hadden de scholen een houding van:<br />

gewoon doorgaan, business as usual. Bij<br />

een thuissituatie was het voor de school<br />

toch vaak een ver-van-m’n- bed-show.’<br />

Uitstel<br />

Kinderen en jongeren pakken hun rouw<br />

meestal niet meteen op. Uitstel van rouw<br />

is eerder normaal dan een uitzondering,<br />

weet ze intussen door jarenlange<br />

ervaring. ‘Als je te maken hebt met<br />

leerlingen in het voortgezet onderwijs,<br />

dan heb je kans dat eerder verlies weer<br />

actueel wordt. Kinderen en jongeren<br />

rouwen in stukjes. In ieder deel van hun<br />

leven komen er nieuwe vragen, omdat<br />

ze in een nieuwe levensfase belanden en<br />

hun verstandelijke vermogens zich meer<br />

ontwikkelen. Op verschillende momenten<br />

- denk aan contacten op school<br />

of tijdens de stage - klopt er weer een<br />

stukje rouw op de deur. Studenten worden,<br />

bijvoorbeeld als leraar in opleiding,<br />

geconfronteerd met een leerling die<br />

bijvoorbeeld ook een vader of moeder<br />

verloren heeft. Dit kan hun eigen jonge<br />

verlies raken.<br />

Kluisje<br />

In het algemeen hebben jongeren meer<br />

last van een ingrijpende gebeurtenis,<br />

als die in een ver verleden plaatsvond.<br />

De rouw die ze bij zich dragen is van<br />

buitenaf ook niet altijd zichtbaar. Riet<br />

Fiddelaers: ‘Ze willen op dat moment<br />

die rouw niet aan, die wordt dan als het<br />

ware geparkeerd. Ik noem het vaak: in<br />

een kluisje van binnen, daar gaat het in<br />

en dat gaat op slot. Nu lijkt het van de<br />

buitenkant of iemand normaal functioneert<br />

en dat is ook zo. Maar de rouw<br />

zit er wel! Op een bepaald moment<br />

gaat, bijvoorbeeld door een bepaalde<br />

gebeurtenis, die deur weer een stukje<br />

open en dan moet je er iets mee. Vooral<br />

tijdens de puberteit gebeurt er veel met<br />

een kind. Er komen allerlei gevoelens<br />

naar boven en er ontstaat behoefte om<br />

een relatie op te bouwen met een ander.<br />

Maar dat kan angst met zich meebrengen:<br />

blijft die ander wel? Want ze<br />

hebben in hun jeugd meegemaakt dat er<br />

iemand uit hun leven verdween. Daaruit<br />

kan bindingsangst ontstaan.’<br />

Verschuiving<br />

Riet Fiddelaers ziet de laatste jaren<br />

duidelijk een verschuiving optreden in<br />

de omgang met rouw in het onderwijs.<br />

‘Vroeger moest ik bij het overlijden<br />

van een leerling of een leerkracht vaak<br />

zeggen: sta eens wat langer stil bij zo’n<br />

ingrijpende gebeurtenis. Nu ben ik eerder<br />

geneigd om aan te geven: je moet<br />

het gewone leven ook weer oppakken.<br />

Dat betekent dat er beslissingen moeten<br />

worden genomen over het gedenktafeltje<br />

of de stilteruimte. Van belang is<br />

dat hierover goed gecommuniceerd<br />

wordt in de school en dat het niet ineens<br />

verdwijnt.’<br />

Waarom haar interesse voor rouw in het<br />

onderwijs? Toen ze al enige tijd bezig<br />

was met trainingen geven aan docenten<br />

over sociaal-emotionele problematiek,<br />

kwam regelmatig het thema verlies aan<br />

de orde. ‘Ik vond dat ik daar iets mee<br />

moest doen en dat zegt natuurlijk ook<br />

iets over mij. Sinds wanneer dit thema<br />

mij bezighoudt? Ik ben opgegroeid in<br />

een gezin waar rouw onuitgesproken<br />

aanwezig was, ik heb het bij wijze van<br />

spreken vroeger thuis ingeademd. Er<br />

werd niet veel over gesproken, maar het<br />

was er wel. Intussen staat het onderwerp<br />

meer in de belangstelling en is er veel<br />

onderzoek gedaan.’


Rouw op school<br />

‘In 1993 ben ik gepromoveerd op het onderwerp “rouw op<br />

school”. Daarbij heb ik speciaal gekeken naar individuele<br />

begeleiding en groepsbegeleiding. Toen ik bij de KPC-Groep<br />

(Katholiek Pedagogisch Centrum, een adviesorganisatie voor het<br />

onderwijs) werkte, werd ik steeds vaker gevraagd op scholen<br />

als zich situaties voordeden rondom verlies. Ik ben leraren gaan<br />

opleiden om groepen te kunnen begeleiden. Intussen heeft dit<br />

onderwerp een hoge vlucht genomen en zijn er op veel scholen<br />

rouwbegeleidingsgroepen ontstaan. Daarnaast heeft de begeleiding<br />

van individuele leerlingen zich sterk ontwikkeld.’<br />

Omgaan met verlies<br />

‘In 2003 heb ik met een collega<br />

een tweejarige opleiding<br />

opgezet: Omgaan met verlies.<br />

Hieraan namen veel mensen<br />

deel uit het onderwijs, het<br />

maatschappelijk werk en de<br />

hulpverlening. Deze opleiding<br />

gaat echt de diepte in.<br />

Want je moet eerst je eigen<br />

rouwlandschap onderzoeken.<br />

Door eerst je eigen stuk te<br />

onderzoeken, kun je pas iets<br />

voor een ander betekenen.<br />

Als je het hebt over het thema leven en dood, hoor je te weten<br />

hoe het jongeren raakt en hoe het jou raakt. Dan pas kun je<br />

een juiste houding bepalen om er voor de leerlingen te zijn.<br />

Iedereen maakt in zijn leven verlies mee. Verlies zit op veel meer<br />

plekken dan je in de gaten hebt. Soms moet je leren afstand<br />

te houden, want er zijn leerlingen die daar op school niet mee<br />

geconfronteerd willen worden. Enerzijds zijn er gevoelens over<br />

verlies, anderzijds is er behoefte aan afleiding. Daar moet je dan<br />

als begeleider een verbinding mee maken. Maar makkelijk is het<br />

niet. Komt er een goedwillende mentor naar ze toe en reageren<br />

ze met een houding alsof er niks aan de hand is en ze nergens<br />

last van hebben.’<br />

Subtiel<br />

Hieruit blijkt dat omgaan met jongeren met verlies om een subtiele<br />

aanpak vraagt. ‘Iedere jongere wil hierin gehoord zijn, maar<br />

ze vragen allemaal om een specifieke aanpak. Soms kan een<br />

knipoog of een blik al voldoende zijn. Mijn leraar snapt wat er<br />

aan de hand is, weet de leerling dan. Ik zeg altijd tegen leraren:<br />

ga niet alleen af op de buitenkant. Het lijkt of dingen niet aankomen,<br />

maar het komt wel degelijk binnen. Je moet daarvoor wel<br />

het goede moment en de goede manier kiezen. Vooral aandacht<br />

geven is belangrijk. Luisteren is vaak belangrijker dan praten. En<br />

spreek leerlingen vooral niet aan op hun verlies in een volle klas,<br />

maar neem ze even apart. Behalve in rouwgroepen natuurlijk,<br />

want daar herkennen ze elkaars problemen.<br />

Boosheid<br />

Riet Fiddelaers is ervan overtuigd dat de school in de begeleiding<br />

bij rouw een zinvolle rol kan spelen. ‘Kinderen willen hun ouders<br />

niet nog verdrietiger maken, dus je kunt door je aanwezigheid<br />

veel betekenen. Ze denken vaak dat het niet normaal is als zich<br />

bijvoorbeeld een vorm van boosheid manifesteert. Het normaliseren<br />

van rouw is belangrijke info voor jongeren.<br />

Kleine dingen<br />

‘Een groot verlies dat een leerling heeft meegemaakt, daarmee<br />

ben je meestal wel bekend. Een verlies dat zich lang geleden<br />

afspeelde, daarvan ben je niet altijd op de hoogte. En juist dat<br />

speelt vaak een nog grotere rol.<br />

Juist het hele jonge verlies is niet<br />

erkend, bijvoorbeeld in gevallen<br />

waarbij een ouder overleed toen<br />

het kind nog heel jong was. Bij<br />

jong verlies is er vaak sprake van<br />

een ‘verliestrauma’: voor een kind<br />

is het een overspoelende ervaring.<br />

Je ontwikkelt als jongere een<br />

overlevingsstrategie om jezelf te<br />

handhaven. Dan ontstaat er een verschil<br />

tussen binnenkant en buitenkant.<br />

Jongeren gaan bijvoorbeeld stoer gedrag<br />

vertonen, of ze doven hun verdriet met drank of<br />

met drugs. Daarom moet je in het onderwijs goed<br />

kijken waar de begeleiding ophoudt en de therapie begint. Maar<br />

door het normaliseren met eenvoudige dingen kun je heel veel<br />

doen.’<br />

Toets voor directie<br />

‘De balans tussen aandacht voor het thema en de lessen weer<br />

oppakken, dat is een probleem dat ik altijd op scholen tegenkom.<br />

Omdat iedereen dit op een andere manier ervaart,<br />

kunnen er conflicten over ontstaan. Het is een vraag die altijd<br />

terugkomt, omdat mensen er basaal anders over denken. Als de<br />

directeur zegt: haal dat rouwaltaartje nu maar eens weg, dan<br />

vindt de docent dat misschien nog niet het juiste moment. En<br />

dan zijn ook de ouders boos. Hoe communiceer je daarover met<br />

elkaar. Ben je helder? Daar kunnen soms echt grote conflicten<br />

over ontstaan. Vaak is het niet mogelijk om daar normaal over te<br />

praten. Daarom is een situatie van verlies, zeker bij een drama,<br />

vaak een toets voor de directie. Óf ze gloriëren, óf ze vallen van<br />

hun voetstuk.’<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

19


Special over rouw in het onderwijs<br />

<strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong> <strong>Tilburg</strong><br />

kent op het gebied van levensbe­<br />

schouwing twee opleidingen: de<br />

lerarenopleiding Levensbeschou­<br />

wing en de opleiding Levensbe­<br />

schouwelijk werker. De opleiding<br />

voor Levensbeschouwelijk werker<br />

richt zich op drie sectoren: de zorg,<br />

verlies en rouw, en samenleving<br />

en overheid. Binnen deze sectoren<br />

kan op verschillende manieren<br />

invulling gegeven worden aan<br />

het beroep. Denk bijvoorbeeld<br />

aan levensbeschouwelijk coach/<br />

begeleider, trainer van cursussen<br />

op ethisch of levensbeschouwe­<br />

lijk terrein en uitvoering geven<br />

aan rituelen bij levensingrijpende<br />

gebeurtenissen.<br />

Tekst: Henk Naaijkens Thema twee in het eerste studiejaar: Rouw<br />

Studenten van de opleiding Levensbeschouwelijk werker krijgen tijdens het eerste jaar<br />

volop gelegenheid om zich te verdiepen in levensbeschouwelijke thema’s. David Slomp<br />

en Koen Overkamp praten enthousiast over hun eerste ervaringen. Uit hun manier van<br />

praten blijkt, dat ze met veel betrokkenheid en heel bewust bezig zijn met de opleiding.<br />

‘Het profiel van onze opleiding Levensbeschouwelijk werker is zodanig, dat studenten<br />

zich ruimschoots kunnen oriënteren op allerlei onderdelen van het maatschappelijk<br />

leven’, zegt Bert Boumans. ‘In de propedeutische fase zitten veel beroepsvoorbereidende<br />

elementen, dus moeten de studenten een kans krijgen om straks te kunnen kiezen welk<br />

aandachtsgebied zij willen volgen binnen de variant levensbeschouwelijk werker. We<br />

kennen bij de opleiding voor levensbeschouwelijk werker drie varianten: aandacht voor<br />

de wereld van de zorg, de wereld van verlies en rouw in periode twee en de wereld van<br />

zingeving op het maatschappelijk snijvlak. Denk bij dit laatste bijvoorbeeld aan werken<br />

met uitgeprocedeerde asielzoekers, daklozen, het aidspastoraat of ex-gedetineerden. In<br />

iedere periode staat een bepaald aandachtsveld centraal.’<br />

20 Vector • nr. 18 • 2012<br />

Het thema ‘rouw’<br />

bij de levensbeschouwelijke<br />

opleidingen<br />

Raakvlakken<br />

Rouw heeft veel raakvlakken met verschillende werkgebieden, hebben de studenten<br />

ontdekt. Je kunt er op allerlei manieren, soms onverwacht, mee in aanraking komen. Koen<br />

Overkamp koos voor een werkstuk over euthanasie. Hierin beschrijft hij de morele, ethische


en juridische aspecten. ‘Wat vinden de mensen van euthanasie en waarom, hoe kijkt men<br />

door de eeuwen heen naar dit onderwerp. Ik heb ook het wetboek erbij gehaald om te<br />

kijken hoe de “wet bij levensbeëindiging” in elkaar zit, vertelt hij.<br />

Veel snuffelen<br />

‘Rouw en aanverwante problematiek, zoals euthanasie, komen studenten op allerlei<br />

gebieden tegen’, vertelt Bert Boumans, studieloopbaanbegeleider van de eerstejaars. ‘In de<br />

zorg heb je ethische commissies waar de levensbeschouwelijk werker in zit. Tijdens de vier<br />

perioden die het studiejaar kent - een algemene inleiding, oriëntatie over het thema rouw,<br />

verkenning van de wereld van de zorg en afsluitend: levensbeschouwing op het snijvlak van<br />

de maatschappelijke organisatie - ligt de nadruk op kennismaken en oriënteren. Het eerste<br />

jaar van de opleiding is veel snuffelen’, legt hij uit. ‘In het kader van het thema rouw zijn we<br />

bij een uitvaartonderneming geweest en bezochten we het kerkhof aan de Bredaseweg.<br />

We hebben aan de grafmonumenten gezien hoe de visie op dood in de loop van de laatste<br />

decennia veranderd is in het publieke domein. Eenzelfde ontwikkeling vind je terug bij de<br />

gedachtenisprentjes. Daar zie je ook dat er in de loop van de tijd een verschuiving optreedt.<br />

Vroeger werd de aandacht gericht op het leven na de dood bij God, later werd verwezen<br />

naar het hiernamaals en in deze tijd ligt het accent op de herdenking van het leven dat<br />

geleefd is. Bij de gedachtenisprentjes zien we nu de tendens dat de overledenen hun eigen<br />

prentjes maken.’<br />

Niet verdrietig<br />

Een aparte ervaring vond David Slomp de excursie naar het crematorium in Bergen op<br />

Zoom. ‘Daar zagen we islamitische en christelijke begraafplaatsen naast elkaar. Wat me<br />

speciaal opviel was dat het er helemaal niet verdrietig uitzag maar juist heel vriendelijk en<br />

tegemoetkomend. Je wordt verwelkomd in een mooi decor dat niet onmiddellijk associaties<br />

oproept met dood en rouw. Dat vond ik heel bijzonder.’<br />

Verschillende culturen<br />

David maakte een werkstuk over rouw en rouwverwerking in verschillende culturen. Daarin<br />

betrekt hij ook filosofische en religieuze aspecten. ‘Ik word aangetrokken door de vragen<br />

over het leven vanuit de verschillende religies’, verklaart hij zijn interesse. ‘In de islamitische<br />

cultuur zijn de rituelen rondom dood en begraven heel sober,’ viel hem op. ‘Dat komt omdat<br />

ze geloven in de wederopstanding. Bij het boeddhisme en hindoeïsme staat de religie<br />

centraal en zoekt men naar een houvast om de dood een plaats te geven. Daar geloven ze<br />

in reïncarnatie. Bij christenen is de Bijbel een inspiratiebron. Jezelf identificeren, terugzien en<br />

herkennen speelt daarbij een grote rol.’<br />

Rouw in het onderwijs<br />

In het onderwijs kan een docent onverwacht te maken krijgen met een situatie waarin<br />

rouw een rol speelt. ‘Als er op een school bijvoorbeeld een leerling of docent overlijdt, dan<br />

is rouw een thema dat zich onverwacht en op verschillende gebieden manifesteert’, zegt<br />

Bert Bouman. ‘Als zich een dergelijke gebeurtenis voordoet, denk dan bijvoorbeeld aan de<br />

zorg voor de klasgenoten, de contacten met ouders rondom de uitvaart, de emoties die<br />

spelen binnen het docentencorps. De reden waarom de leerling is overleden speelt een rol.<br />

Dat kan zijn door een ziekte, een ongeluk of zelfdoding. Omgaan met gevoelens ligt vaak<br />

heel subtiel, want bij sommige leerlingen kan soms een dubbel gevoel ontstaan. Zij worden<br />

verondersteld verdrietig te zijn, terwijl het niet uitgesloten is dat een leerling de overleden<br />

schoolgenoot of docent misschien niet mocht. Het probleem op de school is dat algemene<br />

gevoelens vaak wel eenduidig zijn, maar dat geldt niet voor de individuele leerling of docent.<br />

Die gemengde en tegenstrijdige gevoelens vragen om een professionele aanpak.’<br />

Altaartje<br />

Studenten die de lerarenopleiding<br />

volgen, voeren bij hun beroepsvoorbereiding<br />

een literatuurstudie uit. Margot<br />

Roovers heeft bij haar beroepsvoorbereiding<br />

onderzoek gedaan naar rouw.<br />

‘Het is belangrijk om te ervaren wat er<br />

in de praktijk op je afkomt. Ik voerde<br />

een opdracht uit bij de GGD en enkele<br />

zorginstellingen, om te onderzoeken<br />

wat voor plannen ze hadden. Toen de<br />

directeur van mijn vroegere basisschool<br />

overleed, heb ik aan de docenten<br />

gevraagd: hoe gaan jullie daar mee<br />

om, hoe pak je het aan en hoe praten<br />

jullie er met elkaar over? Er werd onder<br />

andere een altaartje ingericht waar<br />

de leerlingen een herinnering aan de<br />

directeur konden wegleggen, zoals een<br />

tekst of een foto. Ik heb de docenten<br />

gevraagd hoe lang ze dit altaar zouden<br />

laten staan. Als antwoord kreeg ik:<br />

pas wanneer de leerlingen aangeven<br />

dat het weg mag, eerder doen we het<br />

niet. Dat was voor mij een teken dat<br />

deze school zorgvuldig omgaat met<br />

gevoelens.’<br />

Emoties<br />

Ook Eric Schapendonk volgt de lerarenopleiding.<br />

Hij spitste zijn literatuuronderzoek<br />

toe op het thema rouw in<br />

concrete situaties. ‘Die doen zich in<br />

het onderwijs voor als er bijvoorbeeld<br />

sprake is van de onverwachte dood<br />

van een leerling, zoals een ongeluk of<br />

door zelfdoding. Mijn opdracht was te<br />

onderzoeken hoe je hiermee omgaat<br />

en wat er moet gebeuren. Er spelen<br />

bij zo’n gebeurtenis heftige emoties.<br />

Daarom had ik het idee: daar zou ik<br />

later wel iets mee willen doen. Hoe help<br />

je de leerlingen of je mededocenten<br />

hiermee? Voor mij is het belangrijk dat<br />

ik deze problemen niet ontken. Als<br />

docent levensbeschouwing wordt van<br />

je verwacht dat je oplossingen aanbiedt<br />

of een troostend praatje houdt. Van de<br />

docent wordt ook verwacht dat hij sterk<br />

is, zodat je steunpilaar kunt zijn voor<br />

anderen en hulp kunt verlenen. Maar<br />

tegelijkertijd moet je wel mens blijven<br />

en je emoties kunnen tonen.’<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

21


Special over rouw in het onderwijs<br />

Tekst: Jan de Jong<br />

‘En toen kwam alles ineens samen’<br />

Lilian van den Bergh verzorgt uitvaarten en schrijft levensverhalen<br />

22 Vector • nr. 18 • 2012


Lilian van den Bergh studeerde in<br />

1996 af bij de opleiding Nederlands<br />

van de <strong>Tilburg</strong>se lerarenopleiding.<br />

Maar ze wilde geen lerares worden.<br />

‘Je had toen nog twee vrije stu­<br />

dierichtingen. Dat waren commu­<br />

nicatieopleidingen waar je na een<br />

gemeenschappelijk eerste jaar voor<br />

kon kiezen.’ Zij koos voor de rich­<br />

ting “communicatie voor culturele<br />

instellingen”.<br />

‘Ik werkte destijds in de gezondheidszorg,’<br />

vertelt Lilian. ‘En daarnaast ging ik<br />

studeren. Eerst vwo op het Avondcollege<br />

in ’s-Hertogenbosch, daarna Nederlands<br />

in <strong>Tilburg</strong>. Niet omdat ik “iets” wilde worden,<br />

maar gewoon uit belangstelling. Ik<br />

heb altijd al een grote liefde voor literatuur<br />

gehad, dus Nederlands leek een voor de<br />

hand liggende keuze.’<br />

Lilian kijkt met veel plezier terug op haar<br />

studietijd. ‘Ik heb echt genoten van de<br />

opleiding. Als ik er aan terugdenk komen<br />

er meteen weer allerlei namen bovendrijven.’<br />

Die van Cees Lemmens bijvoorbeeld,<br />

een bevlogen docent die destijds<br />

grammatica gaf. ‘Dat vak heeft me wel<br />

wat zweetdruppeltjes gekost’, herinnert ze<br />

zich. ‘Maar dat werd ruimschoots goedgemaakt<br />

door de fantastische literatuurlessen<br />

van Ton Smulders en Alfred Kerckhoffs.<br />

Ook op de lessen van Henriette<br />

Visser, die Mythologie gaf, en Annemarie<br />

Rijkers van vakken als PR en Voorlichting,<br />

kijk ik met heel veel plezier terug.’<br />

‘Maar ja, toen was ik klaar en stond ik<br />

voor de vraag: wat nu? Ik wilde nog<br />

steeds heel graag “iets” met literatuur<br />

gaan doen. Ik heb toen een advertentie<br />

in de krant gezet, of mensen belangstelling<br />

hadden voor een literatuurkring. Naar<br />

aanleiding daarvan nam de bibliotheek<br />

in Sint-Michielsgestel contact met me op.<br />

Of ik een literatuurcursus wilde komen<br />

geven. Daarnaast startte ik in diezelfde tijd<br />

nog een paar andere literatuurkringen op.’<br />

‘Dat was natuurlijk in de eerste plaats<br />

vooral heel erg leuk. Maar het was toch<br />

vooral leuk “voor erbij”. Die leeskringen<br />

vormden niet echt een basis om een<br />

financieel onafhankelijk bestaan op te<br />

bouwen.’ Die basis vond ze wel bij het<br />

Bureau voor Emancipatiezaken van de Provincie<br />

Noord-Brabant. Lilian: ‘Ik heb daar<br />

vijfenhalf jaar gewerkt. Ik stelde folders en<br />

brochures samen, organiseerde informatiebijeenkomsten,<br />

bijvoorbeeld rond de<br />

uitreiking van de jaarlijkse emancipatieprijs.<br />

Eén thema was daarbij De relatie<br />

tussen emancipatie en kunst, waarvoor ik<br />

kunstenaars heb uitgenodigd om hun visie<br />

op emancipatie te geven. Daar hebben we<br />

toen een mooi boek van gemaakt.’<br />

Na haar jaren bij het Emancipatiebureau<br />

verkaste Lilian naar Zorgbelang Brabant,<br />

waar haar ervaring in de gezondheidszorg<br />

én de inmiddels opgedane ervaring in een<br />

communicatiebaan mooi samenkwamen.<br />

‘Het leukste van werken in de communicatie<br />

bleef toch altijd nog het schrijven van<br />

teksten en het samenstellen van boekjes<br />

en folders. En natuurlijk het interviewen<br />

van mensen daarvoor.’<br />

Naast haar baan heeft ze ook Goud in<br />

de wijken gemaakt voor GroenLinks in ’s-<br />

Hertogenbosch. En Eén hand, vijf vingers,<br />

allemaal anders voor Thuiszorg <strong>Tilburg</strong>.<br />

‘Dat laatste boekje was echt bedoeld om<br />

mantelzorgers een hart onder de riem te<br />

steken. Ik kon daarin mensen die in vijf<br />

heel verschillende situaties zaten, hun<br />

verhaal laten doen. Voor mijzelf kwam in<br />

dit boekje ineens alles samen: gezondheidszorg,<br />

interviews, nieuwsgierigheid en<br />

vooral het verhaal achter gewone mensen.<br />

Ik wist meteen dat ik hier wel verder in<br />

zou willen. Maar hoe precies, dat was<br />

voor mij nog niet duidelijk.<br />

Daar kwam verandering in na een boswandeling<br />

met een goede vriendin. ‘Die<br />

vertelde over een kennis die terminaal was<br />

en graag haar levensverhaal wilde vertellen<br />

nu het nog kon. Later thuis heb ik daar<br />

nog veel aan gedacht, en toen realiseerde<br />

ik me: zoiets zou ik ook wel willen, levensverhalen<br />

van mensen optekenen en<br />

daar dan een mooie uitgave van maken.<br />

Ik heb toen in 2008 een voorbeeldboekje<br />

gemaakt, want je moet mensen natuurlijk<br />

wel wat kunnen laten zien. Ik maakte<br />

een folder en mijn zoon bouwde een<br />

website. Daarna nog de inschrijving bij<br />

de Kamer van Koophandel en toen was<br />

WoordenWel een feit. De naam komt uit<br />

een gedicht van de jonggestorven dichter<br />

Jacques Perk. Het betekent “bron waaruit<br />

woorden opwellen”, dat leek mij niet alleen<br />

een toepasselijke, maar ook een heel<br />

mooie poëtische naam.’<br />

WoordenWel dankt zijn bestaan dus aan<br />

het idee om levensverhalen te boekstaven.<br />

Maar dat zou al snel niet meer de belangrijkste<br />

activiteit van Lilian van den Bergh<br />

zijn. Lilian: ‘In december 2007 overleed<br />

mijn vader. Ik heb toen samen met mijn<br />

broers de afscheidsdienst samengesteld.<br />

Vooral ook heel erg gezocht naar teksten<br />

en verhalen die troost boden. Daar heb ik<br />

toen zelf ook echt heel veel aan gehad.<br />

En later dacht ik: als mij dat zoveel troost<br />

geeft, dan zal dat voor iemand anders<br />

ook wel zo zijn. Soms kost het mensen<br />

heel veel moeite om de juiste tekst bij een<br />

uitvaart of op een herinneringsprentje<br />

te vinden. Daar zou ik met WoordenWel<br />

hulp bij kunnen bieden.<br />

In het begin dacht ik nog heel naïef dat<br />

het eigenlijk tamelijk eenvoudig was:<br />

mensen bellen mij voor een tekst of zo<br />

en dan zorg ik dat die er komt. Maar dat<br />

werkt dus niet. Via via heb ik toen contact<br />

gelegd met een uitvaartonderneming,<br />

eigenlijk met de bedoeling om alleen<br />

teksten te leveren. Maar de onderneming<br />

kwam meteen met een andere vraag.<br />

Ze wilden graag dat ik de diensten mee<br />

vorm zou gaan geven. Dat ben ik na<br />

enige aarzeling toen ook gaan doen. Het<br />

gaat dan natuurlijk niet om de ‘gewone’<br />

standaarddiensten, maar juist om een heel<br />

persoonlijke invalshoek, door mensen zelf<br />

er heel sterk bij te betrekken. Het contact<br />

met de nabestaanden is op die manier<br />

veel intensiever en ik heb ook bij de uitvaart<br />

zelf een rol. Dat lukt naast een vaste<br />

baan natuurlijk niet. Ik heb mijn baan bij<br />

Zorgbelang toen opgegeven.’<br />

Lilian wil wel kwijt dat dat geen makkelijk<br />

besluit was: ‘Ik wilde graag zelfstandig blijven,<br />

ook financieel. Maar ik heb toch voor<br />

deze stap gekozen, ook al omdat mijn<br />

man er volledig achter stond. En ik heb er<br />

geen moment spijt van gehad!’<br />

‘Ik heb eerst nog een tijdje met iemand<br />

meegedraaid die dit werk al jaren deed,<br />

daarna ben ik zelfstandig begonnen. Ik<br />

heb me intussen gespecialiseerd in diensten<br />

die aan iedereen recht doen. Mensen<br />

moeten zich erin kunnen herkennen. Ik<br />

kom bij heel verschillende families en het<br />

is telkens weer een uitdaging om de juiste<br />

toon te vinden. De begrafenisonderne-<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

23


Special over rouw in het onderwijs<br />

ming zet mij niet alleen in bij crematies,<br />

maar ook bij afscheidsdiensten in de<br />

kerk. Dan heb je vaak te maken met een<br />

pastoor die zo zijn eigen ideeën heeft over<br />

een uitvaart. Het is de kunst om er dan<br />

toch iets persoonlijks van te maken. Alleen<br />

als mensen echt een traditionele kerkdienst<br />

willen, moeten ze niet bij mij zijn.’<br />

‘Ik ben altijd op zoek naar teksten die iets<br />

toevoegen, die troost bieden. Naast de<br />

persoonlijke herinneringen en verhalen<br />

kan dat voor de één een gedichtje van<br />

Toon Hermans zijn en bij de ander iets van<br />

Slauerhoff of Marsman. De diensten leveren<br />

soms ook heel aardige reacties op van<br />

de bezoekers. Zo zei een man me ooit:<br />

“Zo zou ik ook begraven willen worden,<br />

bij jou zijn de doden in goede handen.”<br />

Of ik word door de uitvaartondernemer<br />

gebeld dat iemand die ik helemaal niet<br />

ken, speciaal naar mij gevraagd heeft.<br />

Die heeft mij dan een jaar eerder bij een<br />

dienst gezien. Daarnaast nemen mensen<br />

ook steeds vaker zelf contact met me op.’<br />

Omdat het werken voor één opdrachtgever<br />

tegenwoordig niet zonder risico is,<br />

heeft Lilian intussen contact met meerdere<br />

ondernemers. Gemiddeld verzorgt ze<br />

twee à drie uitvaarten in de week. Soms<br />

vier, ‘maar dan is het wel een erg drukke<br />

week. Bij elke uitvaart horen immers ook<br />

de huisbezoeken en de voorbereiding.’<br />

Ook het andere werkterrein van Woorden-<br />

Wel, de levensverhalen, bestaat nog. ‘Het<br />

gaat daarbij vaak om verhalen van iemand<br />

die al behoorlijk oud is. De familie wil dan<br />

graag dat die verhalen bewaard blijven.<br />

Ook dan moet het eerst en vooral ‘klikken’.<br />

Maar anders dan bij de uitvaarten,<br />

gaat het bij de levensverhalen toch vaak<br />

om de lange adem. Het is een proces van<br />

Marie! Ge vraagt hoe ‘k nu op eens<br />

Zoo vele liedjes kweel,<br />

Terwijl ik nooit in vroeger tijd<br />

Een hand sloeg aan de veêl!<br />

Ze waren in mijn harte reeds,<br />

(Nu ‘k achteraf bezie),<br />

Gestapeld en ze smachtten steeds<br />

Naar ’t minnen van Marie<br />

Nu rollen zij te zamen snel<br />

Mij uit een minnaars mond<br />

En dansen in een Woordenwel<br />

Uit ’s harten diepsten grond.<br />

Jacques Perk (1859­1881)<br />

24 Vector • nr. 18 • 2012<br />

maanden, waarin je echt een band met iemand<br />

opbouwt. Een enkele keer gebeurt<br />

het dan dat iemand er halverwege het<br />

proces alsnog vanaf ziet. Daar zijn vaak<br />

heel goede, persoonlijke redenen voor.<br />

Maar ik heb er dan al wel een hoop werk<br />

in zitten. Dan moet ik dus echt even heel<br />

zakelijk zijn. Daar heb ik soms nog wel<br />

wat moeite mee, met die zakelijke kant.<br />

Die moet ik echt nog een beetje leren,’<br />

geeft ze toe.


Sanneke Bolhuis<br />

bij haar afscheid:<br />

‘Er is niemand meer die<br />

betwist dat onderzoek thuishoort<br />

in het hbo’<br />

Tekst: Henk Naaijkens<br />

Zij was de eerste die bij de lerarenopleiding in <strong>Tilburg</strong> werd aangesteld in de functie van<br />

lector. ‘Het lectoraat was in eerste instantie verbonden aan de masteropleiding, maar<br />

breidde zich al snel uit naar de bachelor. In die tijd lag de inhoud van de functie niet<br />

definitief vast’, weet ze nog. ‘Voor mij was het een open start die me de mogelijkheid<br />

gaf om na te denken wat onderzoek in het onderwijs kan betekenen en hoe ik het zou<br />

gaan aanpakken.’<br />

Onderzoek in het onderwijs<br />

‘Het besef dat veel wetenschappelijk onderzoek de praktijk niet bereikt, was mijn grootste<br />

uitdaging om hier aan de slag te gaan. Voor leraren is het vaak onduidelijk wat ze<br />

in hun eigen praktijk kunnen doen met wetenschappelijk onderzoek. Als docenten zelf<br />

praktijkonderzoek en actieonderzoek doen, kijken ze op de eerste plaats naar de geldigheid<br />

binnen hun eigen context. Praktijkonderzoek en actieonderzoek door leraren zelf<br />

gaat altijd over de vragen die zich voordoen in hun eigen praktijk, op hun eigen school.<br />

Hetzelfde geldt voor docenten in de lerarenopleiding. Beide vormen van onderzoek zijn<br />

niet vrijblijvend, want je onderzoekt je eigen handelen en probeert om dat te onderbouwen<br />

en te verbeteren. Praktijk- en actieonderzoek beschouwen we als een professionele<br />

leerstrategie. Daarnaast blijft het belangrijk om wetenschappelijk onderzoek te richten<br />

op praktijkrelevante vraagstukken. En om resultaten van dat onderzoek veel meer te<br />

vertalen in publicaties die voor leraren bruikbaar zijn.’<br />

Curriculuminnovatie<br />

De opdracht van lectoren betreft de vier domeinen curriculuminnovatie, professionalisering<br />

van opleiders, het werkveld (de scholen dus) en onderzoek en wetenschap. Hoe<br />

hebben verschillende onderdelen van het curriculum, waar ze als lector bij betrokken<br />

was, zich de afgelopen jaren ontwikkeld? Sanneke Bolhuis: ‘In het curriculum van de<br />

lerarenopleiding is de plaats van onderzoek veel duidelijker geworden. In de bacheloropleidingen<br />

doen studenten actieonderzoek over hun eigen handelen in de klas. Ze ontwikkelen<br />

bijvoorbeeld een speciale manier van lesgeven - zoals samenwerkend leren of een<br />

practicum - en onderzoeken of ze daarmee de beoogde effecten bereiken. Bijvoorbeeld<br />

meer actieve leertijd, meer plezier en motivatie. Onderwerpen van bachelorstudenten zijn<br />

bijvoorbeeld toetsen van spreekvaardigheden bij Frans, verbeteren van rekenvaardigheden<br />

in een digitale leeromgeving. Of ze proberen maatregelen uit om beter orde te houden.<br />

Het praktijkonderzoek in de master mag gaan over vragen in de eigen klas of meer op<br />

het niveau van de school. Onze masterstudenten staan vaak al jaren voor de klas en van<br />

docenten met een eerstegraadsbevoegdheid mag in de school ook wat meer worden<br />

verwacht. Aan het praktijkonderzoek door masterstudenten worden natuurlijk hogere<br />

eisen gesteld. Voorbeelden van schoolproblemen zijn de overgang van onder- naar<br />

bovenbouw of het omgaan met zorgleerlingen.’<br />

Op 23 maart j.l. nam Sanneke<br />

Bolhuis afscheid als lector bij FLOT.<br />

Daarmee sloot zij twee periodes<br />

van vier jaar lectorschap af.<br />

‘Als ik terugkijk denk ik dat er<br />

veel gebeurd is. Het is duidelijk<br />

geworden dat onderzoek een<br />

belangrijke functie heeft in het<br />

hbo en voor de werkvelden<br />

waarvoor het hbo opleidt.<br />

Voor ons is dat het algemeen<br />

voortgezet en middelbaar<br />

beroepsonderwijs.’<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

25


Leerlijn<br />

Ook in andere onderdelen van de opleiding zijn nu elementen<br />

terug te vinden die de rol van de leraar als ontwikkelaar en<br />

onderzoeker van de eigen praktijk benadrukken. ‘Opleidingen<br />

zijn ook bezig om een leerlijn onderzoek in de opleiding te benoemen,<br />

om zodoende voor de studenten duidelijker te maken<br />

dat ze zich in diverse onderdelen van de opleiding tegelijk ook<br />

al voorbereiden op het afstudeeronderzoek. Denk bijvoorbeeld<br />

aan opdrachten zoals literatuur zoeken en verwerken, observeren<br />

en interviewen van leerlingen (op de stageschool) en goede<br />

toetsvragen formuleren.’<br />

Innovatiestrategie<br />

Curriculuminnovatie is breder dan alleen het inbrengen van<br />

onderzoek in de opleidingen. Bij de innovatiestrategie van FLOT<br />

door middel van pilots, gestart onder Ans Buys, speelt het lectoraat<br />

ook een belangrijke rol. Sanneke Bolhuis: ‘Opleiders voeren<br />

een pilot uit in de vorm van praktijkonderzoek. Op basis daarvan<br />

wordt beoordeeld of de pilot wordt voortgezet in het gewone<br />

onderwijs of misschien ook een goed idee is voor andere<br />

opleidingen. Door zelf zo met onderwijs bezig te zijn, laat je als<br />

opleider het goede voorbeeld zien.’<br />

Professionalisering van docenten<br />

‘Er is nascholing en intervisie geweest om docenten te helpen<br />

zich ideeën over onderzoek eigen te maken die passen bij<br />

praktijkonderzoek als professionele leerstrategie. Vergeleken met<br />

acht jaar terug zijn veel meer opleiders bekend met onderzoek<br />

doen in de eigen onderwijssituatie. Ik vind het leuk om te horen<br />

dat docenten nu ook steeds meer zijn nadenken over de vraag<br />

hoe je deze onderzoeksvaardigheden al eerder in het curriculum<br />

aan studenten leert. Dus om een leerlijn te ontwikkelen. Het doel<br />

van onderzoek als professionele leerstrategie wordt daardoor<br />

weer veel explicieter.’<br />

Werkveld<br />

Een ander domein is dat van het werkveld, de vo- en mboscholen.<br />

‘De studenten doen onderzoek in de scholen en krijgen<br />

de opdracht om de resultaten met de school te bespreken en de<br />

resultaten te presenteren. Hiermee zorgen ze ervoor dat ook anderen<br />

in de school er iets van kunnen leren. Vooral op de academische<br />

opleidingsscholen krijgen de studenten de opdracht om<br />

onderzoek te doen. Ik hoop dat we naar een situatie toegroeien<br />

waarin steeds meer leraren in de school als schoolopleider de<br />

studenten ook in het kader van hun onderzoek begeleiden. Er<br />

bestaan ook mooie vormen van samenwerking tussen werkveld<br />

en opleiding in de vorm van netwerken, zoals docentwerkplaatsen.<br />

Daarin zitten studenten, leraren van scholen en opleiders en<br />

wordt nieuw onderwijs ontwikkeld dat ook wordt onderzocht.<br />

Van zulke verbanden hebben zowel studenten als leraren als<br />

opleiders voordeel.’<br />

Onderzoeksdag<br />

Onder de titel: Ons werk, werkt het’, wordt ieder jaar een<br />

onderzoeksdag door het lectoraat georganiseerd. Sanneke<br />

Bolhuis wijst naar een poster die boven haar bureau hangt. ‘Dat<br />

is een vraag die je jezelf stelt. We doen allemaal ons best, maar<br />

werkt het zoals je hoopt dat het werkt? Het bleek dat dit voor<br />

veel docenten een schot in de roos was. Ik wil daarbij trouwens<br />

benadrukken dat het geen louter technische vraag is.<br />

26 Vector • nr. 18 • 2012<br />

Voor het beantwoorden van ervan moet je altijd eerst nadenken<br />

over de vraag wat je doel was. Wat wil je bereiken met je onderwijs?<br />

Pas dan heeft het zin om te kijken of je dat ook inderdaad<br />

bereikt – of en hoe dat beter zou kunnen. Praktijkonderzoek is<br />

een professionele strategie omdat je als professional ook verantwoording<br />

over je werk moet kunnen en willen afleggen.’<br />

Onderzoek en wetenschap<br />

Bij het lectoraat hoort ook een kenniskring om samen met de<br />

medewerkers in het instituut praktijkgericht onderzoek te doen.<br />

‘In mijn kenniskring hebben alle medewerkers iets gedaan dat<br />

inspirerend kan zijn voor anderen. Daarom deelden ze die kennis<br />

door presentaties binnen en buiten FLOT. Sommigen hebben<br />

daar ook over gepubliceerd. We zijn een reeks gestart met<br />

praktijkpublicaties, speciaal voor collega’s in het vo en mbo en<br />

andere opleidingen. Titels uit de reeks zijn: ‘Werken met beelden<br />

in de economieles’, ‘Bij nader inzien: professionalisering door<br />

dialoog en videofeedback’, ‘Tel uit je winst: wat leren leraren van<br />

een bedrijfsstage’ en ‘Van onderzoek tot lesmateriaal. European<br />

Values Education’.<br />

Sommigen vonden onderzoek doen zó leuk, dat ze verder zijn<br />

gegaan met promotieonderzoek. Daarnaast heeft <strong>Fontys</strong> in een<br />

bepaalde periode geld beschikbaar gesteld voor het aantrekken<br />

van promovendi. Mijn promovendi zijn nu of klaar of in de laatste<br />

fase. Ik hoop dat er ook in de toekomst ruimte gevonden kan<br />

worden voor het promoveren van medewerkers. Want we willen<br />

graag van hieruit ook het wetenschappelijk onderzoek stimuleren<br />

dat praktijkgerichte vraagstellingen heeft.’<br />

Toekomst<br />

‘Toen ik begon was het <strong>Fontys</strong>beleid om op elk instituut een<br />

lector te hebben. Tegenwoordig zijn de instituten zelf verantwoordelijk<br />

voor hun onderzoeksbeleid, inclusief het aantrekken<br />

van lectoren. Vanwege het grote aantal studenten is het nu<br />

voor FLOT mogelijk om nieuwe lectoren aan te nemen: een op<br />

het thema meesterschap en drie vakdidactische lectoren voor<br />

respectievelijk de bètavakken, de gammavakken en de moderne<br />

vreemde talen. Deze lectoren gaan samen met de opleidingen<br />

een onderzoeksprogramma maken. Ik zie de toekomst voor<br />

onderzoek bij FLOT dan ook zonnig tegemoet.’<br />

Essentie<br />

‘Al deze ontwikkelingen kosten tijd’, zegt Sanneke Bolhuis.<br />

‘Mensen moeten eerst wennen aan het idee, ze moeten het<br />

interessant en belangrijk gaan vinden en er tijd voor maken. Er<br />

is nu niemand meer die betwist dat onderzoek thuishoort in het<br />

hbo. Ik vind het mooi van de opleiders te horen dat ze er steeds<br />

enthousiaster over worden omdat ze merken dat het de beroepsuitoefening<br />

beter maakt. Want dat is toch de essentie: we<br />

willen hier goede leraren opleiden. Anders ben je niet bezig met<br />

de kern van de zaak. Ik heb het gevoel dat ik mensen heb helpen<br />

nadenken hoe onderzoek door leraren hieraan kan bijdragen.’


Symposium ‘Het succes van de<br />

onderzoekende leraar’<br />

Onderzoek doen in de eigen schoolpraktijk als strategie<br />

voor professionalisering en schoolontwikkeling<br />

Het doen van onderzoek in de eigen schoolpraktijk neemt in de opleiding van<br />

leraren voortgezet onderwijs in Limburg een belangrijke plaats in. Tijdens een<br />

symposium bij <strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong> Sittard op donderdag 5 april, wis­<br />

selden zowel aanstaande als zittende leraren actief verworven kennis uit. Dit<br />

gebeurde niet eerder op een dergelijke grootschalige manier. <strong>Fontys</strong> Leraren­<br />

opleiding Sittard werkt al jarenlang intensief samen met het scholenveld in<br />

Limburg.<br />

Crime Scene Investigation<br />

In zijn inleiding typeert Ron Bonekamp, lid van het College van Bestuur van het<br />

Limburgs Voortgezet Onderwijs (LVO), onderzoek in de schoolpraktijk aan de hand<br />

van de detectiveserie “Crime Scene Investigation (CSI)”. ‘De school is de plek waar het<br />

gebeurt. Onderzoek moet ter plekke plaatsvinden met en voor mensen van de school en<br />

opbrengsten moeten daar hun weg vinden. Het gaat uiteindelijk om beter onderwijs voor<br />

leerlingen,’ zijn enkele van de stellingen die Bonekamp poneert.<br />

Tekst: Henk Naaijkens<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

27


Het mes snijdt aan twee kanten<br />

Onderzoek doen door leraren is volgens<br />

Ton Lenders een manier om zelf nieuwe<br />

dingen te leren en om mee te werken<br />

aan ontwikkeling van de school. ‘Het<br />

mes snijdt aan twee kanten. Als leraar<br />

probeer je altijd problemen, die je in<br />

de klas of op school tegenkomt, te<br />

tackelen. Bijvoorbeeld het zoeken naar<br />

nieuwe manieren om leerlinggedrag in<br />

de klas te reguleren of het zoeken naar<br />

nieuwe aanpakken en strategieën om<br />

bepaalde leerlingen iets uit te leggen.<br />

Een belangrijk speerpunt voor ons als<br />

AOSL-projectleiders is het scheppen<br />

van randvoorwaarden in de opleiding<br />

en op de scholen, die het doen van<br />

onderzoek door leraren (in opleiding)<br />

bevorderen om zo bij te dragen aan<br />

hun eigen ontwikkeling en die van de<br />

schoolpraktijk.’<br />

Het onderzoeksprogramma van de AOSL<br />

als geheel wordt uitgevoerd onder de<br />

noemer ‘Leren en begeleiden in en voor<br />

de schoolpraktijk’ en bestaat uit twee<br />

overkoepelende programmalijnen:<br />

1 (vak)didactiek: leermethoden en<br />

leermiddelen;<br />

2 begeleiding van leraren: processen en<br />

strategieën.<br />

Het onderzoek binnen deze<br />

programmalijnen wordt vanuit drie<br />

bronnen geëntameerd en uitgevoerd:<br />

1 als onderdeel van een bachelor- of<br />

masterstudie;<br />

2 voortvloeiend vanuit behoeften en<br />

vragen van de school (schoolplan);<br />

3 als onderzoeksthema van <strong>Fontys</strong><br />

<strong>Lerarenopleiding</strong> Sittard of de Open<br />

Universiteit.<br />

28 Vector • nr. 18 • 2012<br />

Apen<br />

Gastspreker en bioloog Patrick van Veen kijkt vanuit een ander perspectief naar onderzoek<br />

doen. Als bioloog vertelt hij over het succes van de onderzoekende aap. Evenals mensen<br />

zijn apen sociale wezens. ‘Apen hebben allerlei manieren van onderzoek doen ontwikkeld<br />

en werken daarbij vaak samen. Zonder onderzoek te doen kan de soort niet overleven.<br />

Ook voor leraren en scholen is dat belangrijk. De onderzoekende leraar stelt zich open<br />

voor nieuwe invloeden en onderzoekt of hij daar iets mee kan of moet en is bereid om<br />

zijn ervaringen en inzichten met anderen te delen. Het is een manier om zich te kunnen<br />

aanpassen aan veranderende omstandigheden,’ houdt Van Veen de toehoorders voor.<br />

Tijdens het symposium werden in bijna dertig parallelsessies de resultaten gepresenteerd<br />

van afgerond en lopend kleinschalig onderzoek in de schoolpraktijk. De bedoeling was om<br />

zoveel mogelijk doelgroepen bij elkaar te brengen. Ook andere scholen buiten het AOSL-<br />

(Academische Opleidingsschool Limburg) samenwerkingsverband waren uitgenodigd om<br />

kennis te maken met de opbrengsten van onderzoek. De derde- en vierdejaarsstudenten<br />

en leraren van de AOSL-scholen presenteerden hun praktijkonderzoek via presentaties en<br />

posters. Bij alle sessies was een discussiant aanwezig, die het onderzoek kritisch onder de<br />

loep nam en de discussie met het aanwezige publiek aanzwengelde. Voor de deelnemende<br />

studenten werd als extra prikkel door een onafhankelijke jury een aantal prijzen voor de<br />

beste presentaties toegekend.<br />

Gezamenlijk podium<br />

‘Bij onderzoek door leraren (in opleiding) gaan de eigen professionalisering en het bijdragen<br />

aan de ontwikkeling van de school vaak hand in hand’, zegt Frank Crasborn, voorzitter<br />

van de symposiumcommissie. Hij houdt zich bij de lerarenopleiding in Sittard onder andere<br />

bezig met professionalisering van leraren en lerarenopleiders. ‘Het doen van onderzoek<br />

levert een bijdrage aan het leren en bevordert een kritische houding. De dagelijkse<br />

schoolpraktijk is turbulent en daarom wordt vaak gekozen voor snelle oplossingen. Dat zijn<br />

niet altijd de beste. Zelf onderzoek doen kan helpen om wat breder en dieper naar een<br />

praktijksituatie- of probleem te kijken en daarmee misschien meer duurzame oplossingen te<br />

ontwikkelen die ook voor collega’s bruikbaar zijn.’ Maar wat gebeurt er met de resultaten?<br />

Frank Crasborn: ‘Leraren ontwikkelen in hun eigen beroepspraktijk specifieke en<br />

waardevolle aanpakken en kennis, die de aandacht van collega’s van andere scholen<br />

verdient. Helaas blijven de verworven inzichten vaak verborgen voor de buitenwereld. In<br />

de hectiek van de dagelijkse schoolpraktijk wordt de prioriteit begrijpelijkerwijs gelegd<br />

bij hun kerntaak: het verzorgen van onderwijs. Het symposium biedt leraren een voor<br />

de buitenwereld zichtbaar podium én de uitdaging om de aanpak en opbrengsten<br />

van eigen onderzoek met anderen te delen. Daarbij geeft juist de actieve inbreng van<br />

praktijkonderzoek van zowel ervaren leraren als van leraren in opleiding een extra dimensie<br />

aan het geheel.‘<br />

Samenwerkingsverband<br />

Onder de vlag van de Academische Opleidingsschool Limburg (AOSL) wordt vanaf 2005<br />

intensief samengewerkt met alle Limburgse schoolbesturen voor voortgezet onderwijs, de<br />

Open Universiteit en de Universiteit Maastricht. De participatie van alle zes schoolbesturen<br />

voor voortgezet onderwijs in Limburg in één samenwerkingsverband met FLOS, is daarbij<br />

uniek. Het AOSL-partnerschap wordt eendrachtig geleid door twee projectleiders: Ton<br />

Lenders, adjunct-directeur van een van de betrokken vo-scholen en Frank Crasborn,<br />

associate lector bij FLOS en universitair hoofddocent bij de Open Universiteit.<br />

Van alle zes Limburgse schoolbesturen voor voortgezet onderwijs participeren één<br />

of twee grote scholengemeenschappen in het AOSL-partnerschap: Blaricum College<br />

Venlo, BC Broekhin Roermond, Connect College Echt, Graaf Huyn College Geleen,<br />

Sintermeertencollege Heerlen, Sophianum Gulpen, Trevianum Sittard en SG Philips van<br />

Horne en Het Kwadrant te Weert.<br />

Bioloog Patrick van Veen bekijkt onderzoek doen vanuit het aapperspectief


Frank Crasborn overhandigt de prijzen voor de beste presentaties van studenten<br />

Vervolg<br />

‘Deze editie van het AOSL-onderzoeksymposium in Sittard mag gerust een succes genoemd<br />

worden’, reageren Frank Crasborn en Ton Lenders na afloop. ‘Dat bleek niet alleen uit het<br />

aantal deelnemers. Het symposium werd bezocht door ruim 300 mensen, terwijl we er<br />

een kleine 250 hadden verwacht. Ook uit de feedback die we ontvingen spreekt vooral<br />

enthousiasme. Ruim 90% van de aanwezigen gaf, na afloop in een anonieme schriftelijke<br />

evaluatie, onder andere aan dat het symposium in deze vorm zeker voor herhaling vatbaar<br />

is. De datum van het volgende symposium is inmiddels vastgesteld op 11 april 2013. Het<br />

samenwerkingsverband AOSL nodigt u alvast van harte uit hierbij aanwezig te zijn.’<br />

Derdejaarsstudenten presenteren hun onderzoek<br />

Reacties<br />

‘Een uitstekend georganiseerde<br />

happening. Een uiting van de<br />

goede samenwerking tussen <strong>Fontys</strong><br />

<strong>Lerarenopleiding</strong> Sittard en het voscholenveld<br />

in Limburg.’ (schoolleider)<br />

‘Het symposium is een prachtige<br />

gelegenheid om te zien en te<br />

horen welke onderzoeken hebben<br />

plaatsgevonden op andere<br />

scholen. Door die resultaten op<br />

een dergelijke grote schaal met<br />

elkaar te delen, kunnen veel leraren<br />

(in opleiding) en scholen er hun<br />

voordeel mee doen. Tevens is het<br />

de moeite waard om collega’s van<br />

andere scholen te spreken. Voor<br />

studenten is het een mooie manier<br />

om hun onderzoeksresultaten te<br />

presenteren voor medestudenten,<br />

hun eigen opleiders en leraren uit<br />

het onderwijsveld. Ook kunnen ze<br />

inspiratie opdoen voor hun eigen<br />

afstudeeronderzoek.’ (leraar vo)<br />

‘Gepresenteerde afstudeeronderzoeken<br />

gaven een goed beeld<br />

van wat me te wachten staat.’<br />

(derdejaarsstudent)<br />

‘De mogelijkheden tot discussie<br />

met mensen uit het beroepenveld<br />

en de feedback uit verschillende<br />

invalshoeken, in plaats van alleen<br />

mijn eigen begeleiders op de<br />

opleiding, vond ik erg zinvol.’<br />

(vierdejaarsstudent)<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

29


Internet als rijk gevulde, educatieve grabbelton<br />

Als delen vermenigvuldigen<br />

Vele handen maken licht werk. Het internet stelt leraren<br />

op een laagdrempelige manier in staat vele handen bij<br />

elkaar te brengen. Er ontstaan dan ook steeds meer<br />

individuele en collectieve initiatieven om lesmateriaal en<br />

–ideeën online te delen.<br />

Tekst: Erno Mijland<br />

30 Vector • nr. 18 • 2012<br />

wordt...<br />

Klascement, VO-content en Wikiwijs, maar ook Vindingrijk,<br />

Bioweetjes of Bart Blogt... het zijn vindplaatsen voor digitaal<br />

lesmateriaal en –ideeën, van tip tot compleet uitgewerkt<br />

lesplan met tekstmateriaal. Steeds meer docenten dragen bij<br />

aan deze rijk gevulde, educatieve grabbelton. Ze willen met<br />

collega’s in contact komen, meer uitwisselen, hun vakgebied<br />

een beetje aantrekkelijker maken of een onderwerp op de<br />

kaart zetten. Zoals biologieleraar Rik Smale, die sinds kort<br />

werkt aan de website Bioweetjes. ‘Ik vind dat de lesmethodes<br />

tekort schieten. Ze bieden te weinig algemene basiskennis<br />

en weten leerlingen niet te boeien en enthousiasmeren. Je<br />

les beginnen met een interessant feit maakt het allemaal wat<br />

levendiger. Mijn tips gaan bijvoorbeeld over de leefwereld van<br />

leerlingen (jeugdpuistjes) of over de actualiteit (de paddentrek<br />

in de lente).’ Smale gebruikt ook Twitter en Facebook om zijn<br />

‘bioweetjes’ onder de aandacht te brengen.


Veel docenten maken eigen lesmateriaal, maar hebben niet een<br />

eigen distributiekanaal in de vorm van een website of weblog.<br />

Klascement en Wikiwijs bieden dan een kanaal om materialen<br />

beschikbaar te stellen. Door de materialen van metatags (labels)<br />

te voorzien, kunnen bezoekers van deze websites gemakkelijk<br />

zoeken op vakgebied of leerjaar. VO-content gaat nog een stap<br />

verder. De stichting VO-content heeft een platform ingericht,<br />

dat fungeert als een landelijke open leermaterialenbank voor het<br />

voortgezet onderwijs. Vanaf het volgend studiejaar is een aantal<br />

stercollecties beschikbaar, pakketjes die traditionele methodes<br />

(deels) kunnen vervangen. De stichting zorgt voor kwaliteitscontrole<br />

en begeleiding van docenten die met het materiaal willen<br />

gaan werken. Scholen die met VO-content aan de slag willen,<br />

betalen een contributie van zeven euro per leerling per jaar.<br />

Het landelijk Algemeen Directeurenoverleg van de Educatieve<br />

Faculteiten (ADEF) heeft met de initiatiefnemers van VO-content<br />

afgesproken dat ook leraren-in-opleidingen materiaal op VOcontent<br />

kunnen plaatsen. Ans Buys, voorzitter van ADEF, heeft<br />

daartoe het initiatief genomen omdat ze het belangrijk vindt dat<br />

studenten bij het ontwerpen van nieuw lesmateriaal hoge eisen<br />

stellen aan de kwaliteit en daartoe worden ze extra gestimuleerd<br />

wanneer de beste ideeën mee mogen dingen naar een plaatsje<br />

op de landelijke leermaterialenbank.<br />

Vindingrijk<br />

David van der Kooij deelt op zijn website Vindingrijk allerlei ideeen<br />

voor lessen die het creatieve denken van de leerling bevorderen.<br />

‘Het is allemaal begonnen met mijn persoonlijke ontdekking<br />

van de kracht van creatief denken en hoe dat het leven een stuk<br />

aangenamer kan maken. Ja, je mag het een missie noemen om<br />

anderen daar vervolgens warm voor te maken. Voor jongeren is<br />

het erg belangrijk creatief en oplossingsgericht te leren denken<br />

om hun plek te vinden in de samenleving van morgen.’ Van der<br />

Kooij laat leerlingen voor een biologieles in de huid kruipen van<br />

Dr. Frankenstein of voor maatschappijleer nadenken over het<br />

dagelijks leven in de Oval Office. ‘Het zijn lessen die je laten ervaren<br />

waartoe je brein allemaal in staat is met de juiste uitdaging.<br />

Een lesidee uitwerken en opschrijven helpt me mijn gedachten te<br />

scherpen. Door de ideeën vervolgens te publiceren bouw ik aan<br />

een eigen archief, waaruit ik op elk moment kan putten voor<br />

mijn eigen werkzaamheden. Publiceren over een bepaald onderwerp<br />

helpt verder je naam te vestigen. Ik word wel gevraagd<br />

workshops te komen verzorgen naar aanleiding van wat mensen<br />

van me lezen op Vindingrijk en dat vind ik heerlijk om te doen.<br />

Ik ben ervan overtuigd dat er altijd wel iets op de een of andere<br />

manier terugkomt als je kennis en inspiratie deelt.’<br />

Een Prezi over de islam<br />

Bart Hoogendijk is leraar levensbeschouwing. Op zijn weblog<br />

deelt hij ideeën en bronnen, zoals een Prezi over de islam. ‘In<br />

een blog kun je tekst en allerlei media verwerken, zoals presentaties,<br />

filmpjes, foto’s, muziek en lesvoorbereidingen. Ik vind het<br />

waardevol om informatie over levensbeschouwing en godsdienst<br />

bijeen te brengen en deze toegankelijk te maken voor een breed<br />

publiek. Het bijhouden van een blog daagt mij uit om mijn lessen<br />

levendig te houden. Het is ook wel spannend omdat je weet dat<br />

er mensen over de hele wereld mee kunnen lezen. Dat stimuleert<br />

je om zorgvuldig na te denken over wat je publiceert en over<br />

hoe je dat het beste opschrijft. Daardoor verhoogt bloggen je<br />

niveau van schrijven. Bloggen kan je een nieuw gehoor geven:<br />

anderen lezen wat je geschreven hebt, gaan erover nadenken en<br />

komen met reacties. Dat stimuleert.’<br />

Niet voor de reacties<br />

Die reacties komen overigens niet en masse. Als je educatief<br />

materiaal publiceert, verwacht dan geen bloemen of applaus.<br />

‘Jammer,’ zegt Van der Kooij, ‘maar zo is het nu eenmaal. Mijn<br />

ervaring is dat de enkeling die reageert, vaak iemand is die je<br />

persoonlijk kent. Terwijl de statistieken aangeven dat er veel<br />

meer mensen naar je blogs hebben gekeken. Ik zou het wel leuk<br />

vinden als leraren die iets doen met mijn ideeën wat vaker terug<br />

zouden rapporteren hoe het uitgepakt heeft. Daar leer je dan<br />

ook weer van.’ Hoogendijk heeft dezelfde ervaring. ‘Ik krijg wel<br />

eens een reactie, maar vind het te weinig. En dat terwijl mijn<br />

YouTube-kanaal al meer dan 8000 keer bekeken is.’<br />

Links bij dit artikel: http://tinyurl.com/<strong>vector</strong>12<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

31


Dode vissen in de stroom<br />

Pasi Sahlberg en het Finse onderwijsmodel<br />

Tekst: Jan de Jong<br />

Vorig jaar verscheen zijn boek Finnish Lessons: What Can the World Learn from Educational Change in Finland en sinds­<br />

dien reist Pasi Sahlberg de wereld rond om zijn verhaal te vertellen. Zo sprak hij afgelopen maart in Nieuwegein op het<br />

symposium ‘Lerend leiden – Leidend leren’ van de AVS, de Algemene Vereniging van Schoolleiders.<br />

Sahlberg is een echte onderwijsman. Hij is ooit begonnen als<br />

leraar en lerarenopleider, maar heeft inmiddels zijn sporen verdiend<br />

als nationaal en internationaal adviseur op het gebied van<br />

educatie. Die grote hoeveelheid uitnodigingen voor congressen,<br />

symposia en interviews is niet verwonderlijk, want Sahlberg is<br />

een van de grote promotors van het Finse onderwijsmodel. En<br />

omdat Finse leerlingen al ruim een decennium lang bovenaan te<br />

vinden zijn in de PISA-ranglijsten voor reken-, lees- en scienceprestaties,<br />

wil de wereld graag van hem weten hoe dat nou<br />

precies komt. Met als onuitgesproken onderliggende vraag: ‘Wat<br />

moeten wij doen om net zo goed te worden als jullie?’<br />

Teach less, learn more<br />

Als je Sahlberg hoort spreken, lijkt het simpel: gooi alle dingen<br />

die wij verstandig vinden overboord en begin opnieuw. Het is<br />

natuurlijk een stuk complexer, maar als we enkele uitgangspunten<br />

sec op een rijtje zetten, komt het allemaal nogal gewaagd<br />

over: geen woord over vroeg- of voorschoolse educatie, één<br />

schooltype voor alle leerlingen van zeven tot zestien jaar, geen<br />

onderwijsinspectie, geen landelijke toetsing. Maar wel: leraren<br />

met veel vrijheid en een hoog maatschappelijk aanzien, die bovendien<br />

maar twee à drie lessen per dag geven. En leerlingen die<br />

zo’n zes- tot zevenhonderd uur per jaar les krijgen, zodat het systeem<br />

ook nog eens relatief goedkoop is. ‘Teach less, learn more,’<br />

noemt Sahlberg dat. ‘In andere landen geven leraren soms zes<br />

of zeven uur les op een dag, en dat gedurende vijf dagen in de<br />

32 Vector • nr. 18 • 2012<br />

week,’ weet hij. ‘Vind je het gek dat ze dan geen energie meer<br />

over hebben voor andere zaken, zoals de ontwikkeling van hun<br />

eigen onderwijs?’<br />

Het lijkt allemaal te mooi om waar te zijn.<br />

En toch is het waar. De PISA-scores liegen niet.<br />

Aan de basis van het systeem liggen een paar ingrijpende<br />

maatregelen. De instelling van de periskoulu bijvoorbeeld, waar<br />

alle Finnen van hun zevende tot hun zestiende basisonderwijs<br />

volgen. ‘Eerder beginnen is onzin,’ zegt Sahlberg. ‘Leerlingen<br />

moeten wel rijp zijn om onderwijs te volgen voordat je hen<br />

ermee lastig valt.’ Finland kent natuurlijk wel crèches en kleuterscholen,<br />

maar die jonge kinderen zijn nog niet leerplichtig. Op<br />

de periskoulu krijgen de leerlingen eerst zes jaar lang les van een<br />

klassenleraar en daarna nog drie jaar van vakleraren. Opmerkelijk<br />

is dat al deze leraren een universitaire mastergraad hebben. De<br />

klassenleraren hebben een onderwijsmaster, de vakleraren zijn<br />

afgestudeerd in hun specifieke vakgebied en hebben daarnaast<br />

een onderwijsdiploma.<br />

Na deze basisopleiding houdt de leerplicht op. Maar niettemin<br />

stroomt 95% van de leerlingen door naar het gymnasium of naar<br />

een technische vervolgopleiding. En na drie jaar zet wederom<br />

60% zijn studieloopbaan voort op een universiteit of een polytechnische<br />

hogeschool. Aardig detail: al dit onderwijs is gratis.


Dode vissen<br />

Maar waar komen binnen dit relatief eenvoudige en goedkope systeem die geweldige<br />

resultaten dan toch vandaan? Sahlberg zet in zijn boek Finnish lessons het Finse onderwijs<br />

af tegen vijf wereldwijd aanvaarde uitgangspunten:<br />

Tegenover de grote aandacht voor basisvakken, huldigt Finland het principe van een<br />

breed en creatief onderwijsaanbod. ‘Extra aandacht voor taal en rekenen gaat<br />

onherroepelijk ten koste van de andere vakken,’ stelt Sahlberg. Dat klinkt weliswaar<br />

logisch, maar toch is de bijzondere aandacht voor kernvakken een wereldwijd verbreid<br />

fenomeen.<br />

Het tweede uitgangspunt is dat van de individualisering. Omdat overal – van Amerika<br />

tot Nederland – de school toewerkt naar het zoveelste toetsmoment, is standaardisering<br />

van het onderwijsaanbod noodzakelijk, zeker als leerlingen ook nog eens extern, dus<br />

niet door hun eigen leerkrachten, getoetst worden. Zo’n systeem dwingt hen ‘to go with<br />

the flow’. Sahlbergs veelzeggende reactie hierop: ‘Only dead fish go with the flow’.<br />

Om die individualisering mogelijk te maken, moet derhalve het hele toetssysteem overboord.<br />

Want ondanks het feit dat alle Finnen negen jaar lang hetzelfde basisonderwijs<br />

volgen, kunnen scholen leerlingen juist in hun individuele ontwikkeling tegemoetkomen,<br />

omdat er op geen enkel moment van hogerhand getoetst wordt. De enige die toetst is<br />

de leerkracht en die doet dat uitsluitend om voor zichzelf de nodige feedback op zijn<br />

werk te krijgen.<br />

De vorderingen van de leerlingen zijn de professionele verantwoordelijkheid van de leraar.<br />

En omdat dat een hooggekwalificeerde professional is, is die verantwoordelijkheid bij<br />

hem of haar ook in goede handen. Als hij voortdurend middels testresultaten rekenschap<br />

moet afleggen van zijn functioneren, trek je in feite zijn professionaliteit in twijfel.<br />

Zijn vierde punt betreft de schoolorganisatie. Die moet niet in handen zijn van bedrijfsmatig<br />

handelende, marktdenkende managers. In plaats daarvan adviseert hij om net als in<br />

Finland uitsluitend schoolleiders en bestuurders met een onderwijsachtergrond te<br />

benoemen. Ook zijn vijfde punt heeft weer met controle te maken. De Finse onderwijswereld<br />

is, zo betoogt Sahlberg, gebaseerd op samenwerking en vertrouwen in plaats<br />

van op data en controle. Goede scholen en betrokken leraren zijn er namelijk helemaal<br />

niet op uit om dat vertrouwen te beschamen.<br />

De besten van de besten<br />

Ik noemde het hierboven al: in Finland hebben leraren behoorlijk veel aanzien. Samen met<br />

artsen en advocaten vormen zij de top-3 van de maatschappelijke ladder. En dat komt<br />

niet door het salaris, dat verhoudingsgewijs niet veel hoger is dan bij ons. Toch zijn er jaarlijks<br />

enkele duizenden gegadigden voor een plaats op de universiteit om leraar te worden.<br />

Ze weten dat de selectie hiervoor streng is en daarom storten alleen de allerbesten zich op<br />

de toelatingsprocedure. En dan nog wordt maar ongeveer 10% toegelaten, zodat Finland<br />

met recht van zijn leraren kan zeggen dat zij ‘de besten van de besten’ zijn. Wat hen dan<br />

wél trekt? Een baan die niet alleen aanzien oplevert, maar ook werk dat een beroep doet<br />

op hun eigen creativiteit en hun een grote vrijheid van handelen biedt.<br />

Hoe mooi het allemaal ook klinkt, het Finse onderwijsmodel laat zich niet zo één, twee,<br />

drie naar (bijvoorbeeld) de Nederlandse situatie kopiëren. Aan de basis van het model<br />

liggen ingrijpende beslissingen die Finland in de jaren zestig en zeventig genomen heeft.<br />

De oprichting van de negenjarige periskoulu bijvoorbeeld, en de eis dat alle onderwijsgevenden<br />

een universitaire masteropleidng hebben. Daarna heeft het nog een jaar of<br />

dertig geduurd voordat de hoge kwaliteit van het onderwijs in eigen land en in de rest<br />

van de wereld zich begon af te tekenen. De eersten die van zo’n nieuw systeem zouden<br />

profiteren, zijn de vijf- en zesjarigen van nu. En ook de vervanging van al het onderwijspersoneel<br />

door nieuw opgeleide masters duurt een generatie.<br />

Maar er zijn meer verschillen. Finland heeft iets meer dan vijf miljoen inwoners in een<br />

land dat ongeveer acht keer zo groot is als Nederland. Bovendien heeft het land een<br />

betrekkelijk homogene bevolking. Van een multicultureel probleem is nauwelijks sprake.<br />

Ook Sahlberg realiseert zich de verschillen als geen ander. Natuurlijk is het systeem niet één<br />

op één in een ander land plaatsen. Maar toch zal hij de wereld blijven bereizen met zijn<br />

boodschap. ‘Het Finse verhaal is belangrijk,’ schrijft hij in Finnish lessons, ‘omdat het hoop<br />

biedt aan hen die hun geloof in algemeen toegankelijk onderwijs dreigen te verliezen.’<br />

Pasi Sahlberg: Finnisch lessons. What<br />

Can The World Learn From Educational<br />

Change? (2011), 197 blz, €30,90<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

33


Maurice Schols: ‘We leiden<br />

soms op voor beroepen die<br />

nog niet bestaan’<br />

Tekst: Henk Naaijkens<br />

34 Vector • nr. 18 • 2012<br />

Het onderzoek van een promovendus kan zich bezighouden met niet­bestaan­<br />

de beroepen. Daar is Maurice Schols zich van bewust en daarmee moet de<br />

lerarenopleider in dit moderne tijdsgewricht rekening houden, volgens hem.<br />

In tegenstelling tot andere promovendi die in Vector aandacht krijgen, zit hij<br />

nog midden in zijn onderzoekstraject.


Maurice Schols is lerarenopleider bij de<br />

vakgroep Engels en doet onderzoek naar<br />

de technologische professionalisering van<br />

lerarenopleiders. Daarbij kijkt hij vooral<br />

naar de manier waarop de lerarenopleider<br />

zich professionaliseert in het gebruik<br />

van moderne technologieën in het<br />

onderwijs, zowel formeel als informeel.<br />

‘Te vaak wordt de nadruk gelegd op de<br />

instrumentele vaardigheden. Daardoor is<br />

er te weinig aandacht voor de behoeften<br />

en wensen van de docentenopleider met<br />

betrekking tot de onderwijskundige en<br />

pedagogische aspecten’, is hij van mening.<br />

‘Welke beroepen zijn er in 2020?<br />

Dat is nu nog niet te voorspellen. Want<br />

ze bestaan nog niet maar je moet er nu<br />

al rekening mee houden.’<br />

Ervaring<br />

Een piepjonge promovendus kun je hem<br />

niet meer noemen, want hij heeft al<br />

vijftien jaar ervaring als docent. Maurice<br />

Schols is van huis uit anglist en studeerde<br />

in Leiden. Vervolgens behaalde hij zijn<br />

Master of Science in Sheffield, met elearning<br />

als specialiteit. Een onderzoek<br />

dat hij bij <strong>Fontys</strong> Internationale School<br />

Economie (FIHE) in Venlo deed, leverde<br />

hem in Amerika positieve publiciteit op.<br />

Professoren aldaar stimuleerden hem om<br />

hiermee verder te gaan. ‘Toen begon het<br />

bij mij te borrelen en nam ik het besluit<br />

mijn docentschap te combineren met een<br />

promotieonderzoek.’<br />

Angelsaksisch model<br />

Dat hij daarbij koos voor het Angelsaksisch<br />

promotietraject is gezien deze<br />

achtergrond niet vreemd. ‘Bij OSO werd<br />

twee jaar geleden een samenwerking<br />

gestart met de universiteit van Roehampton<br />

om een International Professional<br />

Doctorate aan te bieden’ vertelt hij.<br />

‘Dit kenmerkt zich doordat niet alleen<br />

veel waarde wordt toegekend aan de<br />

theoretische relevantie van het onderzoek<br />

maar ook aan de praktische waarde<br />

ervan. Ik heb mij hiervoor aangemeld en<br />

mijn onderzoeksvoorstel werd goedgekeurd.<br />

Gedurende de eerste twee jaar<br />

moet je laten zien dat je in staat bent om<br />

onderzoek van hoogwaardige kwaliteit<br />

te verrichten. Hierna mag je pas aan het<br />

eigenlijke onderzoekstraject beginnen,<br />

dat vervolgens nog twee tot drie jaar<br />

duurt. In deze fase bevind ik me nu, ik<br />

ben dus al een heel eind op weg. Dit<br />

Angelsaksisch model - EdD = Doctor of<br />

Education - wijkt af van het bestaande<br />

PhD traject - Doctor of Philosophy - dat<br />

we in Nederland hanteren. Beide trajecten<br />

leiden op tot de graad van doctor,<br />

maar de invulling is vooral gericht op de<br />

context van de professional.’<br />

Just in case versus just in time<br />

Toen Maurice Schols solliciteerde bij<br />

<strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong> <strong>Tilburg</strong> bleek<br />

er behoefte te zijn aan iemand die zich<br />

bezighield met e-learning. ‘Weliswaar<br />

wordt in het onderwijs aandacht besteed<br />

aan het gebruik van technologie, maar<br />

de professionalisering ervan blijft vaak<br />

onderbelicht. Een docent krijgt bijvoorbeeld<br />

uitleg over het smartboard op een<br />

moment dat hij er geen gebruik van<br />

maakt. Tegen de tijd dat hij dit middel<br />

‘Je ziet bijvoorbeeld<br />

op de nacht van<br />

donderdag op vrijdag<br />

na het uitgaan<br />

een piekmoment<br />

ontstaan! Daaruit<br />

kun je afleiden dat<br />

informeel leren steeds<br />

meer toeneemt.’<br />

wil inzetten voor zijn lessen weet hij niet<br />

meer hoe het werkt, laat staan dat hij<br />

weet hoe je het smartboard didactisch<br />

moet toepassen. “Just in case versus just<br />

in time”. Het is belangrijk dat de docent<br />

zich het “ownership” gaat toe-eigenen.<br />

Vaak wordt educatieve technologie aangeboden<br />

die op het betreffende moment<br />

voor de docent niet functioneel is. De docent<br />

wil iets hebben wat op dat moment<br />

geschikt is voor zijn context.’<br />

Transformatie<br />

‘Het is jammer dat er een steeds grotere<br />

discrepantie ontstaat tussen het gebruik<br />

van ICT en digitale leermiddelen enerzijds<br />

en de opleiding van docenten anderzijds.<br />

Het zou eigenlijk andersom moeten zijn’,<br />

vindt Maurice Schols. ‘Het is typerend dat<br />

we wel ideeën hebben over de manier<br />

waarop de lerarenopleider zijn professionaliteit<br />

zou moeten invullen. Maar hoe<br />

die in de praktijk gerealiseerd moet worden<br />

is vaak nog een vraagteken. Eigenlijk<br />

moeten we het onderwijs opnieuw gaan<br />

“shapen”. Daarmee bedoel ik dat je<br />

moet denken aan een transformatie van<br />

denkbeelden, aannames, onderwerpen<br />

en concepten naar de maatschappij en<br />

het onderwijs van de 21e eeuw. Dit is<br />

een onderdeel van “life long learning”.<br />

Terwijl er een leerder voor je zit uit de<br />

21e eeuw, zijn de leerconcepten vaak<br />

nog traditioneel omdat ze in het verleden<br />

zijn bedacht. Om te voldoen aan de eisen<br />

van de hedendaagse student moeten ze<br />

dus verandering ondergaan.’<br />

Achterdeur<br />

Dit is in kort bestek waar het onderzoek<br />

van Maurice Schols over gaat. Hij is niet<br />

de eerste die zich hiermee bezighoudt,<br />

erkent hij. ‘Maar er bestaat nog geen<br />

generiek model voor technologische<br />

professionalisering (emerging technology),<br />

ofwel de inzet van nieuwe<br />

technologische middelen. ‘Wij denken<br />

nog steeds aan synchroon leren, maar<br />

leren vindt steeds meer plaats in een<br />

asynchrone omgeving. Kijk maar naar<br />

de chatroom, die beide mogelijkheden<br />

biedt. Bij de vakgroep Engels gebruiken<br />

we wiki’s en dan merk je dat studenten<br />

op verschillende momenten bezig zijn<br />

met hun leerproces. Je ziet bijvoorbeeld<br />

op de nacht van donderdag op vrijdag na<br />

het uitgaan een piekmoment ontstaan!<br />

Daaruit kun je afleiden dat informeel<br />

leren steeds meer toeneemt. Studenten<br />

gaan uit en bespreken met elkaar de stof<br />

in een informele setting. Je moet hier in<br />

het onderwijs rekening mee houden, is<br />

mijn conclusie. Desnoods haal je de buit<br />

via de achterdeur binnen.’<br />

Ownership<br />

‘Ik wil met mijn onderzoek een bijdrage<br />

leveren aan het ownership van de docent.<br />

Dat deze de functionele meerwaarde<br />

van digitale middelen niet alleen<br />

inziet, maar ook de kansen krijgt om zijn<br />

eigen professionaliteit als vakexpert te<br />

verbeteren. Daarnaast moet hij zich als<br />

burger bewust zijn van de belangrijke<br />

maatschappelijke discussies,’ klinkt het<br />

verantwoord. ‘Ik zie dit als een kans, een<br />

“opportunity”, het zit in mijn lessen. Als<br />

docent moet je dichter bij je doelgroep<br />

komen om te weten wat er leeft. We<br />

leiden op voor beroepen die soms nog<br />

niet bestaan. Het betekent dat je een<br />

visie moet ontwikkelen over je onderwijspraktijk.<br />

Je moet vooruit denken: er komt<br />

weer iets nieuws aan.’<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

35


Op donderdag 26 januari vond de uitreiking plaats van<br />

de eerste certificaten van de SPD­training nieuwe stijl.<br />

Het ging om de eerste groep van 11 cursisten die in een<br />

gezamenlijk project van OMO­FLOT deze training met<br />

succes afrondde.<br />

Tekst: Henk Naaijkens<br />

Nieuwe basiscursus voor<br />

schoolpracticumdocenten<br />

36 Vector • nr. 18 • 2012<br />

van OMO-scholen<br />

In overleg met OMO heeft FLOT in de zomer van 2011 een<br />

basiscursus ontwikkeld voor schoolpracticumdocenten op Academische<br />

Opleidingsscholen (AOS). Voor OMO-scholen is dit nu de<br />

standaard en de deelnemers ontvangen na afloop van de cursus<br />

een OMO-certificaat. Naast de bestaande basiscursus begeleidingsvaardigheden<br />

gaat FLOT ook aan niet-OMO-scholen een<br />

SPD-cursus aanbieden.<br />

Tender<br />

De samenwerking met OMO is het resultaat van een tender (aanbestedingsprocedure)<br />

waaraan meer opleidingsscholen hebben<br />

deelgenomen. FLOT kwam hier uit als de opleiding die het meest<br />

beantwoordt aan de eisen die OMO stelt aan het kwaliteitstraject.<br />

Om de certificering een plek te geven in de historie van het<br />

onderwijs, opende Jos Hulsker van OMO de middag met een<br />

kort historisch overzicht.<br />

Veranderende kijk<br />

‘Het bestaan van de schoolpracticumdocent zegt iets over de<br />

verhouding tussen scholen en lerarenopleidingen’, volgens Jos<br />

Hulsker. ‘Vroeger was er nog geen sprake van onderwijsdidactiek.<br />

Pas toen in 1971 de nieuwe lerarenopleidingen startten,


gingen vakken als didactiek, pedagogiek en onderwijskunde deel<br />

uitmaken van het onderwijs. Vanaf 1998 werden de stages<br />

uitgebreid en ontstonden de eerste cursussen voor schoolpracticumdocenten.<br />

Door middel van hospiteren werden opdrachten<br />

geoefend op de scholen. De laatste jaren is de kijk op de<br />

verhouding tussen de lerarenopleidingen en de stagescholen<br />

veranderd’.<br />

Veel vakkennis<br />

Piet Noordzij is een van de opleiders bij de cursus. ‘De spd’s<br />

hebben natuurlijk veel vakkennis en beroepskennis’, vertelt hij.<br />

‘Maar daar gaat deze cursus niet over. We gaan er vanuit dat de<br />

cursisten al goede leraren zijn. De kunst is dat ze ervoor moeten<br />

zorgen dat hun stagiairs het van hen kunnen leren. Een schaatser<br />

kan nog zo goed zijn in zijn sport, dat alleen is niet voldoende<br />

om zijn kennis over te dragen. Daarom gaat het er in deze cursus<br />

om dat de cursisten snappen dat het in de praktijk leren van<br />

zo’n vak een speciale methodiek en didactiek vereist. Om dat te<br />

bereiken bieden we ze verschillende manieren aan om dit hun<br />

studenten te laten leren.’<br />

Vier manieren van begeleiden van stagiair<br />

Piet Noordzij noemt kort een viertal manieren van leren die in<br />

de cursus met de spd’s worden besproken. ‘Op de eerste plaats<br />

leren stagiairs door te kijken. De spd doet het voor en laat zien<br />

hoe het vak er in de praktijk uitziet. Dat noemen we modelleren:<br />

in onderdelen, met verschillende stapjes laten zien hoe<br />

het proces verloopt. Een tweede manier is leren door exploratie<br />

en reflectie. Dit betekent dat de spd gelegenheid geeft aan de<br />

student om verschillende onderdelen uit te proberen: wat werkt<br />

beter en wat werkt minder goed. En laat ze ook eens bij een collega<br />

in een ander vak kijken, geven wij als advies. Want daar ziet<br />

het er misschien weer anders uit. Coachend begeleiden is een<br />

derde manier waaraan we aandacht besteden. Hierbij komt het<br />

er op neer dat je studenten aanmoedigt, over dipjes heen helpt,<br />

feedback geeft en enthousiasmeert.<br />

Een vierde manier bestaat uit ondersteunen en loslaten. De spd<br />

geeft de stagiair taakondersteuning op maat, hij leert hen met<br />

tips en trucs goed vakdidactisch les te geven, verwijst ze naar<br />

modellen en naar bronnen zoals vakbladen waar ze waardevolle<br />

informatie kunnen vinden.’<br />

Een goede begeleider past deze manieren in samenhang toe en<br />

kijkt naar wat de stagiair nodig heeft. Het gaat om de competentieontwikkeling<br />

van de student.’<br />

Gesprekken<br />

‘Een belangrijk aandachtspunt in de cursus is het voeren van<br />

gesprekken met de stagiairs’, zegt Piet Noordzij. ‘Want over<br />

bovenstaande punten wordt vanzelfsprekend veel gepraat en<br />

dan is het de kunst dat je niet gaat preken, maar stagiairs leert<br />

te reflecteren op hun functioneren. Je gaat immers samen met<br />

elkaar bekijken hoe het eventueel beter kan. We proberen deze<br />

gesprekssituaties zo concreet mogelijk te oefenen met casussen,<br />

gebaseerd op ervaringen die de cursisten in hun eigen praktijk<br />

tegenkomen. Hierbij reiken we verschillende methodieken, technieken<br />

en oefeningen aan. Tijdens de cursus moeten de cursisten<br />

een portfolio samenstellen waarin ze hun praktijkervaringen<br />

vastleggen. Daaruit blijkt dat de cursisten soms tot verrassende<br />

inzichten zijn gekomen, zoals bij de uitreiking van de certificaten<br />

is gebleken.’<br />

Eerstelijnsopleider<br />

Jos Hulsker beschouwt de spd na deze opleiding als medeopleider.<br />

Volgens hem speelt de Spd-cursus hier nadrukkelijk<br />

op in. ‘We hebben nu drie academische opleidingsscholen en<br />

ik verwacht dat de spd zal groeien in betekenis. We komen er<br />

steeds meer achter dat het opleiden in de school gedaan wordt<br />

door de spd. Die mag dus gezien worden als een eerstelijnsopleider.<br />

Daarom moet de rol van de spd goed in beeld worden<br />

gebracht. Want de kwaliteit van de spd bepaalt de kwaliteit van<br />

de opleiding in de school’.<br />

Rolmodel<br />

Ook Anton van den Brink van FLOT onderstreept het groter<br />

wordende imago van de lerarenopleider. ‘De schoolpracticumbegeleider<br />

heeft een rolmodelfunctie, de kwaliteit wordt steeds<br />

hoger, want het hbo stelt steeds strengere eisen. Wij willen de<br />

beste leraar opleiden omdat de leerlingen dat verdienen. Opleiden<br />

in de school is een prachtig project, maar we mogen een<br />

aantal zorgpunten niet uit het oog verliezen. Want je moet de<br />

studenten wel op de juiste plek zien te krijgen.’<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

37


Bètabreed Steunpunt Brainport geeft impuls<br />

aan bètaonderwijs in Zuid-Nederland<br />

Tekst: Henk Naaijkens<br />

Je bent docent in een bètavak. Je<br />

hebt behoefte aan nascholing en<br />

professionalisering, want je wilt<br />

bijblijven in je vakgebied en de<br />

ontwikkelingen gaan snel. De op­<br />

lossing komt in zicht, want op de<br />

website: www.betabreed.nl vind<br />

je straks alles wat op dit gebied in<br />

de regio wordt aangeboden, zowel<br />

vakinhoudelijk als ­didactisch. En<br />

als je niet aantreft wat je zoekt,<br />

dan kun je hier je vraag stellen.<br />

38 Vector • nr. 18 • 2012<br />

Dit is het ideaalbeeld dat de regiegroep van dit steunpunt voor ogen heeft. En een eerste<br />

versie van de website is al een feit. De regiegroep besloot een aantal initiatieven op<br />

het gebied van bètaonderwijs in de regio te bundelen. De afgelopen tien jaar vonden<br />

allerlei vernieuwingen plaats in het bètaonderwijs. Door inhoudelijke veranderingen in<br />

eindexamenprogramma’s en door andere didactische benaderingen - zoals de ‘concept/<br />

context-benadering’ voor de sciencevakken - groeit onder bètadocenten de behoefte<br />

aan extra scholing.<br />

Vaksteunpunten<br />

Om hier verandering in aan te brengen werden er enkele jaren geleden per regio<br />

verschillende afzonderlijke zogeheten ‘vaksteunpunten’ ingericht. Het doel van deze<br />

vaksteunpunten was om docenten te ondersteunen bij de diverse vernieuwingen binnen<br />

hun vakgebied. De behoefte hieraan bleek groot te zijn. Deze vaksteunpunten functioneerden<br />

echter behoorlijk los van elkaar terwijl de vernieuwingen van de verschillende<br />

vakken veel overeenkomsten met elkaar vertonen. Van onderlinge samenwerking was<br />

nog weinig sprake. Naast inhoudelijke wijzigingen in de examenprogramma’s – die voor<br />

het ene vak omvangrijker zijn dan voor het andere vak - hebben de bètavakken ook te<br />

maken met didactische veranderingen, vooral onder invloed van de zogenoemde concept/context-benadering.<br />

Regiegroep Bètabreed Steunpunt Brainport<br />

Sinds een half jaar zijn activiteiten van de vaksteunpunten gebundeld in het Bètabrede<br />

Steunpunt Brainport.


Randvoorwaarden<br />

’Vakinhoudelijk en didactisch gaan de bètavakken van het voortgezet onderwijs de<br />

komende jaren veranderen’, zegt Jessica van de Ven die vanuit de Technische Universiteit<br />

Eindhoven vertegenwoordigd is in de regiegroep. ‘Daarom hebben docenten veel<br />

behoefte aan ondersteuning. Vanwege de vakinhoudelijke en didactische inbreng lag<br />

het voor de hand dat deze ondersteuning werd opgezet vanuit de TU Eindhoven, in het<br />

bijzonder de Eindhoven School of Education, de <strong>Fontys</strong> techniekopleidingen in Eindhoven<br />

en de bètaopleidingen van <strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong> <strong>Tilburg</strong>. Wij zorgen voor de randvoorwaarden,<br />

zodat de collega’s die de vaksteunpunten bemensen hun werk optimaal<br />

kunnen uitvoeren. Die randvoorwaarden bestaan uit één algemene website, een goede<br />

afstemming tussen de vaksteunpunten en het verzorgen van de algemene logistiek.’<br />

Breder verband<br />

Minke Wolters is namens <strong>Fontys</strong> Hogeschool Techniek Eindhoven vertegenwoordigd in<br />

de regiegroep. ‘Iedere vakgroep heeft een vaksteunpunt dat zijn eigen activiteiten ontwikkelt<br />

om de docenten in het voortgezet onderwijs te ondersteunen’, legt ze uit. ‘Deze<br />

vaksteunpunten werken samen in het bètabreed overleg. We richten ons nu vooral op<br />

Midden- en Oost-Brabant. Maar we zoeken ook aansluiting in een breder verband. Want<br />

er zijn ook steunpunten in andere regio’s en er is een landelijk overleg waar we elkaars<br />

ervaringen uitwisselen. Daar maken we natuurlijk gebruik van.’<br />

Gezamenlijk aanbod<br />

Ook FLOT is partner in dit project, met Rutger van de Sande - teamleider van de lerarenopleidingen<br />

Natuurkunde, Scheikunde en Techniek - als vertegenwoordiger in de<br />

regiegroep. ‘Het betekent dat onze opleiders participeren in de steunpunten vanuit hun<br />

eigen vakdisciplines’, licht hij toe. ‘ Maar het is natuurlijk wel belangrijk dat de verschillende<br />

partijen goed met elkaar samenwerken, zodat je interessant gezamenlijk aanbod<br />

krijgt op de website. We kennen de collega’s in Eindhoven goed maar samenwerken is<br />

een volgende stap. Het is echter opvallend hoe betrokken alle collega’s bij dit initiatief<br />

zijn. Je merkt dat er echt een drive is om met collega’s uit het voortgezet onderwijs aan<br />

de slag te gaan.’<br />

Klimaat<br />

Wat precies de behoeften zijn in het voortgezet onderwijs en wat voor soort activiteiten<br />

er plaatsvinden is niet altijd even gemakkelijk te bepalen, hebben de drie leden van de<br />

regiegroep gemerkt. Minke Wolters: ‘Het zou voor ons gemakkelijker zijn als docenten<br />

precies kunnen aangeven waar ze behoefte aan hebben. Maar die behoefte kan voor<br />

elke docent weer anders zijn. Wij zouden het in ieder geval toejuichen als er een klimaat<br />

ontstaat waarin de ene partij een vraag stelt en de andere zegt: daar heb ik wel een<br />

antwoord op. Daarom moeten we in de communicatie naar de scholen duidelijk maken<br />

wat het aanbod is en onze oren goed openhouden voor onderliggende vragen.’<br />

Jet­Net<br />

Hoewel de coördinatiegroep vindt dat ze zich nog in een pril stadium bevindt, is de<br />

website snel tot stand gekomen. Hiermee is alvast voldaan aan een belangrijke basis<br />

om het voorgenomen traject verder uit te stippelen. In april worden de jaarprogramma’s<br />

2012-2013 gepubliceerd. ‘We willen ook een koppeling met het bedrijfsleven tot stand<br />

brengen’, zegt Jessica van de Ven. ‘Hierbij denken we er bijvoorbeeld aan om ook een<br />

koppeling met Jet-Net te maken, het Jongeren en Technologie Netwerk Nederland. Dat<br />

is een samenwerkingsverband tussen bedrijven, onderwijs en overheid, waarin ook veel<br />

aandacht is voor professionalisering voor docenten.’<br />

Nascholingsaanbod<br />

En verder ontwikkelen we een nascholingsaanbod’, vult Rutger van de Sande aan. ‘Denk<br />

bijvoorbeeld aan bijeenkomsten waar aandacht wordt besteed aan veranderende examenprogramma’s.<br />

Maar het kan ook gaan over inhoudelijke en didactische bijeenkomsten<br />

op het gebied van informaticaonderwijs. Intussen zijn we begonnen met nascholing<br />

rond de vormgeving van practica. Het mooie van de website is, dat je bij één loket<br />

terecht kunt voor nascholing en professionalisering op het terrein van bètaonderwijs.’<br />

Dit steunpunt is een samenwerking<br />

tussen de Technische Universiteit Eindhoven<br />

en <strong>Fontys</strong> Hogescholen. Vanuit<br />

<strong>Fontys</strong> zijn zowel de <strong>Fontys</strong> techniekopleidingen<br />

in Eindhoven als <strong>Fontys</strong><br />

<strong>Lerarenopleiding</strong> <strong>Tilburg</strong> vertegenwoordigd.<br />

De coördinatie ligt in handen van<br />

Minke Wolters (<strong>Fontys</strong> techniekopleidingen),<br />

Jessica van de Ven (TU/e) en<br />

Rutger van de Sande (<strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong><br />

<strong>Tilburg</strong>). Uitgangspunt was<br />

bundeling van alle initiatieven van de<br />

vaksteunpunten op het gebied van<br />

nascholing en professionalisering. Het<br />

opzetten van een website als gemeenschappelijk<br />

loket voor informatie over<br />

bètavakken was de eerste activiteit van<br />

de regiegroep. Deze website beschrijft<br />

het professionaliseringsaanbod per vak:<br />

biologie, informatica, natuurkunde, NLT,<br />

scheikunde, wiskunde en het Technasiumvak<br />

‘Onderzoek en ontwerpen’.<br />

Doelstellingen<br />

Het Bètabreed Steunpunt Brainport wil<br />

een impuls geven aan het bètaonderwijs<br />

in Eindhoven en haar brede regio.<br />

Beoogde effecten zijn:<br />

1 bètaonderwijs in een maatschappelijke<br />

context plaatsen, waardoor het<br />

belang van deze vakken voor leerlingen<br />

aantoonbaarder wordt;<br />

2 bètaonderwijs aan laten sluiten op het<br />

vervolgonderwijs;<br />

3 bètaonderwijs aantrekkelijk maken als<br />

opstart voor studiekeuze en beroep,<br />

zodat jong talent ook in de toekomst<br />

voor technologie kiest.<br />

Vaksteunpunten<br />

De vaksteunpunten richten zich op vakdocenten<br />

in de monodisciplines: natuurkunde,<br />

scheikunde, biologie, informatica,<br />

NLT, wiskunde en O&O (Technasia).<br />

De vaksteunpunten stimuleren en faciliteren:<br />

1 kennisuitwisseling tussen de HO- en<br />

VO-instellingen. Deze kennisuitwisseling<br />

kan van een vakinhoudelijke en<br />

een vakdidactische aard zijn;<br />

2 kennisuitwisseling tussen docenten<br />

onderling;<br />

3 informatie voor docenten over landelijke<br />

of regionale initiatieven;<br />

4 kennisuitwisseling en coaching bij de<br />

invoering van de vakvernieuwingen<br />

in het VO.<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

39


Gedichten schrijven voor 4 mei<br />

Brabantse scholieren ‘strijden’ om een plaatsje op de Dam<br />

Tekst: Jan de Jong<br />

Op 4 mei las Charlotte Fontijne,<br />

leerling van gymnasium Beekvliet<br />

in Sint­Michielsgestel, voor tien­<br />

duizenden aanwezigen en miljoe­<br />

nen televisiekijkers haar gedicht<br />

‘De stilte spreekt’ voor tijdens de<br />

dodenherdenking op de Dam in<br />

Amsterdam. Op 15 maart koos de<br />

jury haar gedicht uit na een finale<br />

met zestien dichtende scholieren uit<br />

Noord­Brabant.<br />

Voor het Onze Lieve Vrouwelyceum<br />

(OLV) in Breda was 15 maart een spannende<br />

dag. Maar liefst acht leerlingen<br />

van de school zouden ’s avonds op de<br />

KMA meedingen naar de hoofdprijs: je<br />

eigen gedicht voor de koningin en heel<br />

televisiekijkend Nederland voordragen<br />

tijden de 4 mei-herdenking op de Dam.<br />

40 Vector • nr. 18 • 2012<br />

Jos Lanters van het OLV: ‘In weerwil van<br />

de Tweede Fase doen wij hier op school<br />

heel veel aan literatuur. Niet alleen<br />

tijdens de lessen, maar bijvoorbeeld ook<br />

tijdens een jaarlijkse literatuurdag.’ Veel<br />

bekende schrijvers hebben de weg naar<br />

het OLV in de loop van de jaren weten<br />

te vinden, getuige de indrukwekkende<br />

‘wall of fame’, een wand vol met foto’s<br />

van auteurs die de school ooit bezochten<br />

voor lezingen of workshops.<br />

Oorlogstrauma’s<br />

‘Het Comité 4 en 5 mei was voor het<br />

project “Dichter bij 4 mei” op zoek naar<br />

Brabantse scholen die veel aan literatuur<br />

deden. Daar hoorden wij natuurlijk bij!’<br />

aldus Lanters. ‘Niet alléén vanwege die<br />

literatuur, maar het paste ook mooi in<br />

het thema “Tweede Wereldoorlog” waar<br />

we met havo 4 bij geschiedenis mee<br />

bezig waren.’ Hiervoor zijn de leerlingen<br />

onder andere naar het oorlogsmuseum<br />

geweest, waar ze urenlang met een oorlogsveteraan<br />

uit Libanon hebben gesproken.<br />

‘Bijvoorbeeld over oorlogstrauma’s.<br />

Dat vonden ze heel indrukwekkend.’<br />

‘En hier op school hadden we een<br />

project rond Paul Windhausen. Dat<br />

was een verzetsstrijder die tevens leraar<br />

tekenen was aan het OLV. Hij is verraden<br />

en samen met een aantal anderen door<br />

de Duitsers op de Vloeiweide bij Breda<br />

geëxecuteerd. Het ‘Vloeiweide-drama’<br />

wordt in Breda nog steeds ieder jaar op 4<br />

mei herdacht.’<br />

Diana Ozon en Judy Elfferich<br />

Toen de school zich voor ‘Dichter bij 4<br />

mei’ had aangemeld, is er een workshop<br />

van een halve dag georganiseerd met de<br />

dichters Diana Ozon en Daniël Dee. Lanters:<br />

‘Het was prachtig om te zien hoe zij<br />

de leerlingen wisten te inspireren. Vanaf<br />

het begin met een minuut stilte om in de<br />

sfeer van herdenken te komen, tot aan<br />

het eind, toen leerlingen enthousiast aan<br />

het schrijven waren geslagen.’ Het succes<br />

van de workshop meet Lanters onder<br />

andere af aan het feit dat zelfs wat<br />

onwillige leerlingen na de workshop nog<br />

wilden blijven zitten om er iets moois van<br />

te maken.’<br />

Ook de Frater van Gemertschool in<br />

<strong>Tilburg</strong> kwam in aanmerking voor een<br />

workshop. Daar gaf dichteres Judy Elfferich<br />

acte de présence. ‘Onze school<br />

is wel een bijzondere school. Wij zijn<br />

de zorglocatie binnen het <strong>Tilburg</strong>se<br />

en bieden onder andere leerlingen<br />

met autisme onderwijs op vmbo-t- en<br />

havoniveau,’ vertelt coördinator Guido<br />

Bonke. Marleen van Hout, ckv-docent,<br />

vult aan: ‘Judy Elfferich deed het heel<br />

goed hier op school. Er hebben zo’n zeventig<br />

leerlingen deelgenomen aan haar<br />

workshop. Judy benaderde hen eerst met<br />

Charlotte Fontijne, Gymnasium Beekvliet,<br />

Sint-Michielsgestel Auke de Leeuw, Dr.-Knippenbergcollege, Helmond Kevin Frambach, Frater van Gemertschool, <strong>Tilburg</strong>


een aantal concrete opdrachten: “Denk<br />

aan een persoon, aan een onderwerp”,<br />

dat soort dingen.’ Daarna gingen de<br />

leerlingen aan de slag. Van Hout: ‘Dat<br />

leverde prachtige gedichten op die recht<br />

uit het hart kwamen. Ik kreeg er gewoon<br />

kippenvel van.’ Een aantal gedichten is<br />

opgenomen in de mooi vormgegeven<br />

eigen bundel van de Frater van Gemertschool<br />

Herdenken.<br />

De grote finale<br />

Op 15 maart zat ook de Frater van<br />

Gemert in spanning. Twee leerlingen uit<br />

3-vmbo waren genomineerd. ‘De klas was<br />

hartstikke trots,’ meldt Marleen van Hout.<br />

’s Avonds op de KMA blijkt dat één van<br />

de twee <strong>Tilburg</strong>se dichters, Damien van<br />

Riel, ervoor heeft gekozen om toch maar<br />

niet mee te doen. ‘De spanning was te<br />

groot.’ Maar de ander, Kevin Frambach,<br />

maakt dat meer dan goed. Want hoewel<br />

zijn gedicht ‘De reis’ niet tot de vier winnende<br />

gedichten behoort, krijgt Kevin<br />

als eerste een eervolle vermelding van<br />

de jury voor zijn geweldige voordracht.<br />

Hij heeft zijn gedicht inmiddels op 4 mei<br />

voorgedragen bij de herdenking in de<br />

Heikense Kerk in <strong>Tilburg</strong>.<br />

Ook de kandidaten van het OLV dringen<br />

niet door tot op de Dam. Maar twee van<br />

de drie ‘tweede’ plaatsen zijn wel voor<br />

de Bredase school. De eerste die naar voren<br />

mag komen is Teun Schoemaker van<br />

het OLV. Hij mag zijn gedicht voorlezen<br />

op de herdenking in Kamp Amersfoort.<br />

Wat hij daarvan vindt, wil nieuwslezer<br />

Jeroen Overbeek, die de avond presenteert,<br />

weten. ‘Ik ben al lang blij dat ik<br />

niet naar de Dam hoef,’ antwoordt Teun<br />

zichtbaar opgelucht. Later op de avond<br />

staat hij nog wat beduusd voor zich uit<br />

te kijken. ‘Zo stil is hij anders nooit!’<br />

lacht een van zijn leraren.<br />

Ook de herdenking in Kamp Vught<br />

mocht worden opgeluisterd door een<br />

OLV-finalist: Quin Freijters. En Westerbork<br />

‘ging’ naar Auke de Leeuw van het<br />

Knippenbergcollege in Helmond.<br />

Teun Schoemaker<br />

(OLV Breda)<br />

Vrijheid<br />

Ik kan nooit genoeg begrijpen<br />

Hoeveel verdriet er was<br />

Ik kan nooit genoeg meeleven<br />

Voor al het leed dat er toen was<br />

Donkere tijden en tijden van angst<br />

Dictatuur is een roofdier en het volk de<br />

vangst<br />

Mensen leven in onzekerheid<br />

Ze waren hier niet op voorbereid<br />

Na al de verschrikking<br />

Zijn er jaren voorbij<br />

Maar we herdenken nogsteeds<br />

Hoe dankbaar we zijn.<br />

Quin Freijters, Onze Lieve Vrouwelyceum, Breda Teun Schoemakers, Onze Lieve Vrouwelyceum, Breda<br />

Kevin Frambach<br />

(Frater van Gemertschool):<br />

De Reis<br />

We staan in een kring<br />

Allemaal hetzelfde doel<br />

de reis is loodzwaar<br />

We dragen al onze herinneringen mee<br />

Het is een last die nooit weggaat<br />

We nemen onze eigen weg maar komen<br />

op hetzelfde uit<br />

Vrijheid waar je maar kan kijken<br />

Dat is onze bestemming<br />

Charlotte Fontijne<br />

(Gymnasium Beekvliet):<br />

De stilte spreekt<br />

Hoorde u het?<br />

Toeschouwer op de bank<br />

Hoorde jij het net?<br />

Kindje aan je papa’s hand<br />

Zij die het horen,<br />

Luisteren<br />

Heb je gevonden waar het ontspringt?<br />

Alleen,<br />

Hoor je hen fluisteren<br />

Terwijl, nu wij tezamen<br />

Hun spreken harder klinkt<br />

Men zegt: ‘Twee minuten is het stil’<br />

Zo heb ik ze nooit beleefd<br />

Stilte is als er mensen zwijgen<br />

Maar elk van deze stemmen leeft<br />

Ik hoorde in de stilte geen zwijgen<br />

Een soldaat sprak tegen mij<br />

Over liefde voor zijn gezin<br />

Hoe hij van hen houdt<br />

Zijn stem klonk vredig en blij<br />

Die mevrouw hoorde net geen zwijgen<br />

Een stilte allerminst<br />

De stem van haar grootvader sprak<br />

Hoe trots hij op haar is<br />

Zijn stem,<br />

Van binnenin<br />

Zij die niet geluisterd hebben,<br />

Hebben niet gehoord<br />

Maar, het hindert niet<br />

Luisteren kan altijd<br />

Hun stemmen klinken voort.<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

41


Cursusaanbod (maatwerk)<br />

‘Een goede leraar leert zijn leven lang’<br />

Bent u als professional in het onderwijs toe aan een volgende stap?<br />

Wilt u zich verder ontwikkelen en uw kennis uitbreiden? Sta niet stil en kies voor<br />

een van de vele maatwerktrajecten van <strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong> <strong>Tilburg</strong> (FLOT).<br />

Waarom <strong>Fontys</strong>?<br />

- Expert op onderwijsgebied<br />

- Competentiegericht (wet BIO en landelijke kennisbasis)<br />

- Betrokkenheid, persoonlijke aandacht centraal<br />

- Hoge professionele maatstaven<br />

- Maatwerk<br />

Contact:<br />

Telefoon: 08550 71766<br />

E-mail: professionaliserenflot@fontys.nl<br />

Meer informatie en ons complete cursusaanbod vindt u op:<br />

www.fontys-lerarenopleiding.nl/professionaliseren<br />

Zinvol werk<br />

Tekst: Christel Kuijpers<br />

Het is een druilerige dag. Mijmerend zit ik met een kopje<br />

warme thee op de bank. Ik heb net in een vakblad gelezen<br />

dat er nog steeds veel aandacht nodig is voor de ontwikkeling<br />

van taal-, reken- en ICT-vaardigheden. Hoewel ik<br />

de afgelopen jaren in allerlei projecten die hierop gericht<br />

waren werkzaam was, zijn er volgens recente onderzoeken<br />

nog te veel laaggeletterden. Vanuit het onderwijs, maar<br />

ook vanuit het bedrijfsleven, de overheid en maatschappelijke<br />

instellingen spannen we ons opnieuw in om meer<br />

volwassenen en jongeren basisvaardig te laten zijn, zodat<br />

zij volop mee kunnen doen in onze maatschappij. Ik slaak<br />

een diepe zucht…helpen al die inspanningen wel echt?<br />

Even zak ik weg in twijfel en moedeloosheid. Dan denk ik<br />

aan gezinnen die ik ontmoet heb, waar thuis nauwelijks<br />

Nederlands wordt gesproken. Toch is het Nederlands daar<br />

een belangrijke voertaal. Ik zat erbij en zag hoe de kinderen<br />

moeiteloos onderhandelden met hun ouders over hoe<br />

laat ze thuis mochten komen. Dat deden ze in het Nederlands,<br />

een taal waarin de ouders zich niet goed kunnen<br />

uitdrukken, maar hun tieners des te beter. Zij wonnen dan<br />

ook steevast de onderhandelingen.<br />

Is het dan zo slecht gesteld met de basisvaardigheden? Ik<br />

zucht nog eens diep en blader wat door mijn stapel vak-<br />

42 Vector • nr. 18 • 2012<br />

Column<br />

literatuur. En ik word blij. Mijn oog valt immers op een rapport<br />

van het Sociaal en Cultureel Planbureau, waarin wordt<br />

bevestigd dat de tweede generatie allochtone leerlingen<br />

het op school juist tamelijk goed doet. Ik scan het ECBOrapport<br />

over kernvaardigheden en lees daarin dat binnen<br />

de groep laaggeletterden in Nederland een grote groep<br />

redelijk vaardig is. Mijn blik valt op het taalbeleidsplan van<br />

Were Di, de school waar ik, als frisse FLOT-taalconsultant,<br />

ben uitgenodigd om morgen een kijkje te komen nemen.<br />

Zo kan ik van dichtbij zien hoe docenten daar werken aan<br />

het vergroten van leesvaardigheid bij hun leerlingen. Hoe<br />

docenten op leerpleinen en in klaslokalen bij alle lessen<br />

aandacht schenken aan begrijpelijk taalgebruik. Hoe ze<br />

werken aan een grotere woordenschat bij leerlingen. Ik<br />

besluit de site van Were Di nog even te checken op actuele<br />

berichten, dus start mijn pc op. En dan word ik helemaal<br />

vrolijk. Ik krijg een e-mailbericht binnen van vriend Jan die<br />

werkt bij een groot onderwijsadviesbureau. Samen met<br />

scholen die de negatieve geluiden over het onderwijs beu<br />

waren, heeft hij een lied gemaakt. Een geluid van vertrouwen,<br />

bevlogenheid, waarde(n)vol werken, vol enthousiasme.<br />

Want er gaat ontzettend veel goed. Laten we dat<br />

vooral niet uit het oog verliezen. Een hart onder de onderwijsriem,<br />

voor ons allemaal, om de moed erin te houden en<br />

ons met hart en ziel in te blijven zetten voor jonge mensen<br />

en hun toekomst. Ik beluister het lied en blijf de hele week<br />

het “Groot Onderwijs Geuzenlied” zingen. Zingen jullie<br />

mee? Wat fijn om samen een bijdrage te mogen leveren<br />

aan dit zinvolle werk! Leraren met lef, ik ben er voor!<br />

(YouTube trefwoord: Groot onderwijs Geuzenlied.)<br />

Christel Kuijpers is consultant bij de Taalwerkplaats van <strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong> <strong>Tilburg</strong>. Zij neemt het stokje van Maud Slaats, die<br />

voorheen de column schreef, over.


Van meester tot master<br />

een investering in uzelf<br />

die u op voorsprong zet!<br />

<strong>Fontys</strong> biedt deeltijdopleidingen in:<br />

- Master of Education<br />

- Master Special Educational<br />

Needs (SEN)<br />

- Master Leren en Innoveren<br />

Nieuw! Vanaf september 2012:<br />

- Vakinhoudelijke cursussen van de<br />

opleiding Master of Education op<br />

contractbasis<br />

fontys.nl/masters<br />

nr. 18 • 2012 • Vector<br />

43


Citaten Agenda<br />

‘Óf prestatiebeloning werkt in een branche waar lang niet<br />

vaststaat welk product wordt geleverd en wat we onder kwaliteit<br />

verstaan, is twijfelachtig. (...) Er bestaat een vracht aan onderzoek<br />

dat bewijst dat prestatieloon heel goed werkt als het gaat om<br />

het aantal onthoofde koeien per minuut of de snelheid waarmee<br />

komkommers van de lopende band worden gegrist, maar niet<br />

voor werk waarvoor je hoofd en hart en vakkennis gebruikt.’<br />

(Columniste Aleid Truijens in de Volkskrant, 28 maart 2012)<br />

‘De leraar moet weer zelf in positie komen. (...) De afgelopen<br />

jaren hebben leraren heel wat laten liggen. Zij hebben het vak<br />

een beetje uit handen laten nemen. De politiek bepaalt veel<br />

meer de agenda, terwijl heel veel internationale onderzoeken<br />

laten zien dat de kwaliteit van de leerkrachten het verschil maakt<br />

in de school.’<br />

(Ton de Langen, woordvoerder ‘Leraren met Lef’, in Pulse, nummer 1 / 2012)<br />

‘Een mens wordt gelukkig van het ontwikkelen van z’n talenten.<br />

Het is echt heerlijk om je te concentreren. Om je mee te laten<br />

voeren door de stof.’<br />

(Minister Van Bijsterveldt in tijdschrift TvOO, maart 2012)<br />

‘Het fundament van de publieke opvoeding tot burger heeft<br />

betonrot. Volgens de grondwet moet de overheid daar iets aan<br />

doen. Maar die blaast met fragmentarische verandering het leerrendement<br />

op.’<br />

(Ton van Haperen in De Republikein, nummer 1 / 2012)<br />

‘Ik heb een mavo-4-klas die ik elke dag zie, het is mijn mentorklas.<br />

Als er iets is met de computers wijst iedereen altijd<br />

direct naar Mitchell, een van de leerlingen. Daarom heb ik hem<br />

gevraagd of ik hem kon inhuren voor privéles. Dat wilde hij.<br />

(...) Hij laat mij een paar dingetjes zien die mogelijk zijn met het<br />

smartboard, daarmee oefen ik, en de volgende week heb ik weer<br />

nieuwe vragen voor hem. Ik ben heel blij met deze constructie.’<br />

(Jacquelien Boerefijn, docent biologie van het Groen van Prinstererlyceum<br />

in Vlaardingen in de Kennisnet-brochure ‘Gebruik de ict-leer-kracht van<br />

leerlingen’)<br />

‘Er wordt veel op de jongeren gemopperd, maar het zijn kanjers,<br />

die zich in vier jaar enorm ontwikkelen.’<br />

(Carla Pijnenburg van het Koning Willem I College in Den Bosch in Backstage<br />

Magazine, maart 2012)<br />

‘Het heeft mij wel even gekost om mijn lesvoorbereiding los te<br />

laten zodat ik beter kon luisteren naar de behoeften van leerlingen.<br />

Het is vaak overleven, je gaat van dag tot dag en probeert<br />

alles controleerbaar te houden. Terugkijkend op mijn beginfase<br />

was ik een docent die elke variabele wilde uitsluiten omdat de<br />

leerlingen alles van mij vroegen. Nu ik enigszins doorheb hoe ik<br />

mijn lessen wil geven, merk ik dat ik tijd, energie en ruimte tussen<br />

de oren over heb om meer nieuwe en onbekende didactische<br />

toepassingen uit te proberen.’<br />

(Docent Engels Gijs Palsrok op de website www.lenteinhetonderwijs.nl)<br />

44 Vector • nr. 18 • 2012<br />

14 juni 2012 ­ Onderzoeksdag<br />

De lectoraten van <strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong> <strong>Tilburg</strong> en de<br />

Pedagogisch Technische Hogeschool organiseren de zesde editie<br />

van de Onderzoeksdag. Laat u inspireren door:<br />

• een interessante keynote door dr. Kim Schildkamp van<br />

de Universiteit Twente over onderzoekend werken aan<br />

schoolproblemen met gegevens die binnen de school<br />

beschikbaar zijn, zoals cijferlijsten, leerlingvolgsysteem en<br />

inspectierapporten;<br />

• workshops over het doen van praktijkonderzoek of over het<br />

toepassen van kennis uit praktijkonderzoek;<br />

• presentaties van kenniskringleden van de drie lectoraten over het door<br />

hen uitgevoerde praktijkonderzoek.<br />

Meer informatie en aanmelden op www.fontys-lerarenopleiding.nl/<br />

Onderzoeksdag-2012.<br />

5 oktober 2012 ­ Docentendag<br />

Op 5 oktober, de Dag van de Leraar, vindt al weer de derde editie van de<br />

Docentendag bij <strong>Fontys</strong> <strong>Lerarenopleiding</strong> <strong>Tilburg</strong> plaats. Binnenkort meer<br />

informatie over. Noteer deze datum alvast in uw agenda!<br />

fontys.nl/flot<br />

<strong>vector</strong><br />

magazine<br />

00.M.3762.03.12

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!