omgaan met ouders - De Algemene Onderwijsbond

omgaan met ouders - De Algemene Onderwijsbond omgaan met ouders - De Algemene Onderwijsbond

07.09.2013 Views

Zeventig procent van de basisscholen heeft geen begeleidingsprogramma voor beginnende leraren Coaching komt steeds meer in beeld Met grote lerarentekorten in het verschiet, wil minister Van der Hoeven de uitstroom van jonge docenten zoveel mogelijk beperken. In 2007 moet de uitval met tien procent zijn teruggebracht. Steeds meer scholen zien het belang van begeleiding in. Ons Middelbaar Onderwijs (OMO), dat 45 scholen voor voortgezet onderwijs in Noord-Brabant bestuurt, beschouwt de begeleiding als ‘een kwestie van goed werkgeverschap’. Vanaf september 2005 biedt OMO trajecten aan waarin coaching en scholing samen worden gebracht. Nu wordt het nog aan de scholen zelf overgelaten hoe ze starters opvangen. Het Zwijsencollege in Veghel (aangesloten bij OMO) is al acht jaar bezig met het begeleiden van beginnende docenten. Elke starter heeft een begeleider vanuit de sectie en een coach voor de algemene zaken. Beide begeleiders bezoeken regelmatig de lessen en geven feedback. Daarnaast zijn er themabijeenkomsten. Binnen tien maanden vindt er een beoordeling plaats, maar dat oordeel wordt niet uitgesproken door de begeleiders. “Begeleiding en beoordeling zijn gescheiden”, vertelt Hans van Oosteren, een van de twee coaches die het Zwijsencollege heeft aangesteld. “Anders kan de begeleiding bedreigend zijn.” De stichting Carmel, die dertien scholengemeenschappen bestuurt, is twee jaar geleden begonnen met het opzetten van begeleidingsteams. Het team bestaat uit een interne begeleider die voor twee dagen per week is aangesteld en een aantal coaches die één dag in de week zijn vrijgeroosterd. Zij nemen de jonge docenten onder hun hoede en bieden een begeleidingsprogramma aan. “Goede begeleiding heeft enorme meerwaarde voor de docent”, vertelt Jeltje Dorgerlo, projectleider Opleiden in de school. “Het is essentieel dat starters weten waar ze terecht kunnen en dat duidelijk is dat ze niet direct alles hoeven te weten en te kunnen.” De openbare basisscholen in Hilversum bieden sinds vier jaar een intensief, verplicht begeleidingsprogramma aan. Voor iedere starter is een draaiboek ontwikkeld en er zijn vier externe mentoren aangesteld. Elke starter heeft een interne coach, een mentor en neemt deel aan bijeenkomsten met een netwerkgroep. De mentor bezoekt de starter een keer in de drie weken. Een van die mentoren is Henk van Amerongen. “Coaching komt steeds meer in beeld”, stelt hij. “Maar het beroep is ook een stuk zwaarder geworden.” Hij benadrukt het belang van externe mentoren. “Door hun onafhankelijke positie waarborg je de vertrouwelijkheid van de gesprekken. Op deze manier kunnen we veel starters binnenboord houden. Mensen solliciteren zelfs bij ons vanwege het verplichte mentorprogramma.” 14 Straksvoordeklas • MEI 2005 uitwisselen en casussen behandelen.” Het Zwijsencollege werkt al acht jaar met een begeleidingstraject voor jonge docenten (zie kader Coaching steeds meer in beeld). “Ik heb nu beter contact met mijn collega’s en veel meer plezier in mijn werk”, stelt Tanja. “Het is heel fijn om te weten dat je altijd op iemand kunt terugvallen.” Zeventig procent van de basisscholen beschikt niet over een deugdelijk plan voor de begeleiding van startende leraren. Evelien Hoogendoorn (37) zou al heel blij zijn als de school af en toe bijpraatmomenten zou organiseren. In juli 2004 is ze afgestudeerd aan een verkorte pabo-opleiding. Na haar afstuderen was het een dag hier en een dag daar invallen. Dat viel haar niet altijd mee. “Ik ben niet de enige bij wie het soms een rommeltje is. Als invaller lopen je lessen bijna nooit goed omdat je de klas niet kent. Maar als je dan aan jezelf gaat twijfelen, wordt het van kwaad tot erger.” Om toch ervaringen uit te kunnen wisselen heeft ze in Groningen een intervisiegroep voor beginners opgezet. Een keer in de twee maanden komt de groep bij elkaar. Als invaller voelde ze zich soms gebruikt. “Je moet à la minute opdraven en het zijn vaak de moeilijkste klassen die je krijgt. Want waar worden leerkrachten het vaakst ziek? In moeilijke klassen.” Ze kreeg niet veel steun van de scholen waar ze als invaller werkte. “Eigenlijk moet er iemand zijn die je opvangt en vertelt wie de moeilijke leerlingen zijn. En het scheelt al zo veel als ze vragen of het een beetje lukt.” Uit de wind Sinds februari vervangt ze een leerkracht die met zwangerschapsverlof is. Evelien vindt het een verademing om nu haar ‘eigen groep’ te hebben. “Ik werk op een kleine school in Friesland en heb twaalf leerlingen. Ik word een beetje uit de wind gehouden en dat is heel prettig. Ik hoef bijvoorbeeld geen remedial teaching te doen. De deuren tussen de lokalen staan open en dat maakt het makkelijker om om hulp te vragen.” Ze heeft inmiddels geleerd niet te hoge eisen aan zichzelf te stellen. “Je kunt het niet voor honderd procent goed doen, je moet zelfs niet streven naar negentig procent. Zo’n eerste jaar vreet energie. Je moet dus vooral niet in commissies gaan zitten.” Ook in landen als Engeland, Frankrijk, Canada en de Verenigde Staten is de uitval onder jonge docenten groot. Daarom hebben deze landen speciale begeleidingsprogramma’s ontwikkeld

voor starters. Ze staan bijvoorbeeld minder uren voor de klas (zie kader Minder uren, toch een volledig salaris). In Nederland zijn de regelingen niet zo riant. Daarom kiezen veel beginnende docenten bewust voor een deeltijdbaan. “Ik ken bijna geen beginner die fulltime werkt”, stelt Ciska Pouw. Zelf moet ze er ook niet aan denken om 26 lesuren te draaien. “Twintig uur is al heel vermoeiend. Dat betekent dat je ook geen fulltime salaris hebt, terwijl je er heel veel energie insteekt.” Gerrit van de Kolk (24) vindt het ‘heel gaaf’ om voor de klas te staan, maar een volledige aanstelling raadt hij iedere starter af. Deze zomer studeert hij af, maar hij staat inmiddels al weer bijna vier jaar voor de klas. Op het Zwolse Carolus Clusius geeft hij negentien uur per week aardrijkskunde en is hij mentor van een klas. “Ik heb een collega met een volledige aanstelling. Dan ben je alleen maar lesboer en kun je er niets bijdoen. Ik vind het juist heel leuk om mentor te zijn. Met een volledige baan zou ik dat er niet bij kunnen hebben. En dan moet je ook steeds nee zeggen als je gevraagd wordt voor zaken als het voorbereiden van excursies en feestavonden. Daar vragen ze vaak de jonge docenten voor omdat ze ervan uitgaan dat die frisse ideeën hebben.” Vrijgeroosterd Sanneke Rook (24) werkt sinds dit schooljaar op de openbare Fabriciusschool voor basisonderwijs in Hilversum en is vrijgeroosterd voor extra taken zoals de sinterklaas- en kerstcommissie. “De werkdruk is hoog”, vindt ze. Tot een maand geleden werkte ze vier dagen, nu drie dagen. “Maar op mijn vrije dag ben ik ook bezig met school. Naast je lessen komen er nog zo veel dingen bij. Hoe je bijvoorbeeld een rapport schrijft. Dat kost in het begin erg veel tijd. Dat leer je niet tijdens je stages.” Met haar vragen kan Sanneke terecht bij haar mentor die daarvoor een keer in de twee weken een hele dag is vrijgeroosterd. Daarnaast heeft ze nog een externe begeleider en een aantal bijeenkomsten van haar mentorgroep. “Van studiegenoten hoor ik wel eens dat ze in het diepe worden gegooid, maar ik ben heel goed opgevangen, ook door mijn collega’s.” Ze vindt het heerlijk om voor de klas te staan, maar wil het liefst vier dagen per week werken. “Een fulltime baan vind ik te zwaar.” “De eerste drie maanden was ik iedere dag bekaf”, vertelt Ramon Groenendijk (26). Hij studeerde Nederlands en literatuurwetenschappen en begon zonder enige onderwijservaring afgelopen september als docent Nederlands. Hij koos bewust voor het Veghelse Zwijsencollege vanwege de goede opvang voor beginnende docenten. “Met dertig van die kinderen is het in het begin politieagentje spelen. Mijn begeleider vanuit de sectie kwam vaak in mijn lessen kijken. Ik kreeg tips om orde te houden en dan merk je dat sommige dingen bij jou werken en andere niet. Door die begeleiding heb ik veel meer zelfvertrouwen gekregen.” Ramon heeft inmiddels twee positieve beoordelingen gekregen en is begonnen met een eerstegraadsopleiding om zijn onderwijs- Minder uren, toch een volledig salaris Straksvoordeklas • MEI 2005 In Frankrijk krijgen starters een volledig salaris terwijl ze maar eenderde van het aantal uren voor de klas staan bevoegdheid te halen. “Ik ben heel tevreden met mijn baan. Ik wilde aanvankelijk een onderzoeksbaan bij de universiteit, maar daar ben ik helemaal niet meer mee bezig.” De AOb organiseert op 1 juni een evenement voor beginnende leraren en studenten. Meer informatie vind je op pagina 22. Niet alleen in Nederland haken jonge docenten voortijdig af. Ook Engeland, Frankrijk, Canada en de Verenigde Staten kampen met dit probleem. Daarom hebben deze landen veel energie gestoken in het opzetten van begeleidingsprogramma’s, die in lengte variëren van één tot drie jaar. De gedachte is dat starters meerdere jaren nodig hebben om zich het vak eigen te maken. De beginnende docent volgt cursussen en workshops en krijgt een ervaren mentor toegewezen. Elk land heeft zijn eigen programma ontwikkeld, maar gemeenschappelijk is dat de starter minder uren voor de klas hoeft te staan, terwijl hij wel voor een fulltime baan wordt uitbetaald. Frankrijk gaat daarin het verst; een volledig salaris terwijl de starter maar eenderde van het aantal uren voor de klas staat. In Engeland werkt een beginner tien procent minder dan zijn ervaren collega. Daarnaast worden starters ook ontzien door ze bijvoorbeeld niet voor een lastige klas te zetten of te ingewikkelde taken te geven. Voor het grootste deel financiert de staat de begeleidingsprogramma’s. De ervaring heeft namelijk geleerd dat die investering loont. Leraren die goed worden gecoacht, stromen veel minder snel uit. In Californië leverde het begeleidingsprogramma een verbluffend resultaat op. Hield voordien de helft van de starters het binnen vijf jaar voor gezien, nu werkt na twee jaar 94 procent van de beginners nog steeds in het onderwijs. 15

Zeventig procent van<br />

de basisscholen heeft<br />

geen begeleidingsprogramma<br />

voor<br />

beginnende leraren<br />

Coaching komt steeds meer in beeld<br />

Met grote lerarentekorten in het verschiet, wil minister Van der Hoeven de uitstroom van<br />

jonge docenten zoveel mogelijk beperken. In 2007 moet de uitval <strong>met</strong> tien procent zijn<br />

teruggebracht. Steeds meer scholen zien het belang van begeleiding in. Ons Middelbaar<br />

Onderwijs (OMO), dat 45 scholen voor voortgezet onderwijs in Noord-Brabant bestuurt,<br />

beschouwt de begeleiding als ‘een kwestie van goed werkgeverschap’. Vanaf september<br />

2005 biedt OMO trajecten aan waarin coaching en scholing samen worden gebracht. Nu<br />

wordt het nog aan de scholen zelf overgelaten hoe ze starters opvangen.<br />

Het Zwijsencollege in Veghel (aangesloten bij OMO) is al acht jaar bezig <strong>met</strong> het begeleiden<br />

van beginnende docenten. Elke starter heeft een begeleider vanuit de sectie en een coach<br />

voor de algemene zaken. Beide begeleiders bezoeken regelmatig de lessen en geven feedback.<br />

Daarnaast zijn er themabijeenkomsten. Binnen tien maanden vindt er een beoordeling<br />

plaats, maar dat oordeel wordt niet uitgesproken door de begeleiders. “Begeleiding en<br />

beoordeling zijn gescheiden”, vertelt Hans van Oosteren, een van de twee coaches die het<br />

Zwijsencollege heeft aangesteld. “Anders kan de begeleiding bedreigend zijn.”<br />

<strong>De</strong> stichting Carmel, die dertien scholengemeenschappen bestuurt, is twee jaar geleden<br />

begonnen <strong>met</strong> het opzetten van begeleidingsteams. Het team bestaat uit een interne begeleider<br />

die voor twee dagen per week is aangesteld en een aantal coaches die één dag in de<br />

week zijn vrijgeroosterd. Zij nemen de jonge docenten onder hun hoede en bieden een<br />

begeleidingsprogramma aan. “Goede begeleiding heeft enorme meerwaarde voor de<br />

docent”, vertelt Jeltje Dorgerlo, projectleider Opleiden in de school. “Het is essentieel dat<br />

starters weten waar ze terecht kunnen en dat duidelijk is dat ze niet direct alles hoeven te<br />

weten en te kunnen.”<br />

<strong>De</strong> openbare basisscholen in Hilversum bieden sinds vier jaar een intensief, verplicht begeleidingsprogramma<br />

aan. Voor iedere starter is een draaiboek ontwikkeld en er zijn vier externe<br />

mentoren aangesteld. Elke starter heeft een interne coach, een mentor en neemt deel<br />

aan bijeenkomsten <strong>met</strong> een netwerkgroep. <strong>De</strong> mentor bezoekt de starter een keer in de drie<br />

weken. Een van die mentoren is Henk van Amerongen. “Coaching komt steeds meer in<br />

beeld”, stelt hij. “Maar het beroep is ook een stuk zwaarder geworden.” Hij benadrukt het<br />

belang van externe mentoren. “Door hun onafhankelijke positie waarborg je de vertrouwelijkheid<br />

van de gesprekken. Op deze manier kunnen we veel starters binnenboord houden.<br />

Mensen solliciteren zelfs bij ons vanwege het verplichte mentorprogramma.”<br />

14 Straksvoordeklas • MEI 2005<br />

uitwisselen en casussen behandelen.” Het<br />

Zwijsencollege werkt al acht jaar <strong>met</strong> een begeleidingstraject<br />

voor jonge docenten (zie kader<br />

Coaching steeds meer in beeld). “Ik heb nu beter<br />

contact <strong>met</strong> mijn collega’s en veel meer plezier<br />

in mijn werk”, stelt Tanja. “Het is heel fijn om te<br />

weten dat je altijd op iemand kunt terugvallen.”<br />

Zeventig procent van de basisscholen beschikt<br />

niet over een deugdelijk plan voor de begeleiding<br />

van startende leraren. Evelien Hoogendoorn (37)<br />

zou al heel blij zijn als de school af en toe bijpraatmomenten<br />

zou organiseren. In juli 2004 is<br />

ze afgestudeerd aan een verkorte pabo-opleiding.<br />

Na haar afstuderen was het een dag hier en<br />

een dag daar invallen. Dat viel haar niet altijd<br />

mee. “Ik ben niet de enige bij wie het soms een<br />

rommeltje is. Als invaller lopen je lessen bijna<br />

nooit goed omdat je de klas niet kent. Maar als je<br />

dan aan jezelf gaat twijfelen, wordt het van<br />

kwaad tot erger.” Om toch ervaringen uit te<br />

kunnen wisselen heeft ze in Groningen een<br />

intervisiegroep voor beginners opgezet. Een keer<br />

in de twee maanden komt de groep bij elkaar.<br />

Als invaller voelde ze zich soms gebruikt. “Je<br />

moet à la minute opdraven en het zijn vaak de<br />

moeilijkste klassen die je krijgt. Want waar worden<br />

leerkrachten het vaakst ziek? In moeilijke<br />

klassen.” Ze kreeg niet veel steun van de scholen<br />

waar ze als invaller werkte. “Eigenlijk moet er<br />

iemand zijn die je opvangt en vertelt wie de<br />

moeilijke leerlingen zijn. En het scheelt al zo<br />

veel als ze vragen of het een beetje lukt.”<br />

Uit de wind<br />

Sinds februari vervangt ze een leerkracht die <strong>met</strong><br />

zwangerschapsverlof is. Evelien vindt het een<br />

verademing om nu haar ‘eigen groep’ te hebben.<br />

“Ik werk op een kleine school in Friesland en heb<br />

twaalf leerlingen. Ik word een beetje uit de wind<br />

gehouden en dat is heel prettig. Ik hoef bijvoorbeeld<br />

geen remedial teaching te doen. <strong>De</strong><br />

deuren tussen de lokalen staan open en dat<br />

maakt het makkelijker om om hulp te vragen.”<br />

Ze heeft inmiddels geleerd niet te hoge eisen<br />

aan zichzelf te stellen. “Je kunt het niet voor<br />

honderd procent goed doen, je moet zelfs niet<br />

streven naar negentig procent. Zo’n eerste jaar<br />

vreet energie. Je moet dus vooral niet in commissies<br />

gaan zitten.”<br />

Ook in landen als Engeland, Frankrijk, Canada<br />

en de Verenigde Staten is de uitval onder jonge<br />

docenten groot. Daarom hebben deze landen<br />

speciale begeleidingsprogramma’s ontwikkeld

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!