Daidallein 9 Maart 2010
Daidallein 9 Maart 2010
Daidallein 9 Maart 2010
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Het veldkruis<br />
Op die ochtend in de lente kost het bewegen geen enkele moeite. Alsof ik tot<br />
gewichtloosheid ben veroordeeld, zweef ik boven het aardoppervlak. Overal om mij heen<br />
heerst de intense stilte van de zomerochtend met een zon die straalt maar nog niet<br />
verteert. De wereld ademt een en al sereniteit en harmonie uit.<br />
Op lichte voeten nader ik de boerenhoeve die hier al eeuwen staat, omgeven door een<br />
baaierd van groen in alle denkbare schakeringen. Even verderop zie ik door het groen een<br />
glimp van de nieuw gebouwde huizen die het perceel waarop de oude boerderij gevestigd<br />
is, van alle kanten naderen. Maar het zijn zulke kleine fragmenten dat ik de<br />
nieuwbouwhuizen weg kan denken waardoor het visioen intact blijft. Telkens weer<br />
herhaald, zie ik mezelf de zomerdageraad omhelzen, innig en allesomvattend.<br />
‘Nog maar enkele dagen geleden maakte Louis Aragon mij er opmerkzaam op, dat van het<br />
uithangbord van een hotel in Pourville, waarop in rode letters de woorden MAISON ROUGE<br />
te zien zijn, de letters en de schikking zodanig waren dat onder een bepaalde schuine hoek<br />
vanaf de weg het woord “MAISON” verdween en “ROUGE” eruitzag als “POLICE”.’ 1<br />
Ik stel me de oude zandweg voor die hier vroeger gelopen moet hebben, door grillige<br />
bossen en ongevormde velden meanderend. Nu ligt deze plek midden in het met huizen<br />
bezette gedeelte van de gemeente. Maar toen begon de bebouwde kom nog ver weg van<br />
hier. Steden en dorpen hebben zoveel land geüsurpeerd sinds het begin van de negentiende<br />
eeuw. De zandweg is opgeslorpt door de voortschrijdende tijd en de evolutie van de<br />
vooruitgang. Niets, nog niet het kleinste spoor, herinnert aan het bestaan van die zandweg<br />
Ik spreek de voorgoed verdwenen landweg toe. Ik vertrouw me toe aan de landweg. Ik lach<br />
met de landweg. Ik noem deze relatie een eedgenootschap – zonder op enigerlei wijze een<br />
conspiratie te willen constitueren. Waartegen wil je samenzweren?<br />
Nu heeft de middag zijn intrede gedaan. De hondshitte slaat genadeloos toe. De lucht<br />
zindert. Een koor van krekels doet van zich horen – onophoudelijk. Soms doet een vogeltje<br />
of insect zijn best om het ergerlijke getsjilp te overstemmen. Een lichte bries beweegt het<br />
koren en de klaprozen aan de rand van het korenveld links. Ik vlij mij in het hoge gras<br />
rechts en kijk naar boven, naar de blauwe lucht daarboven. Nog nooit heb ik zo’n blauwe<br />
lucht gezien; er hangt nog niet één wolkje in. De blauwe lucht is een zee. Het azuur van de<br />
middellandse zee, daar kijk ik naar, zoals die rimpelloos boven mij drijft. En de loom<br />
makende werking van de mediterrane sfeer overweldigt mij nu in dit blauwe uur van<br />
weemoed.<br />
1 André Breton, ‘Nadja’. Amsterdam, 1973, p. 51.<br />
36