Kol b.d. Charles Brantz - Nederlandse Officieren Vereniging

Kol b.d. Charles Brantz - Nederlandse Officieren Vereniging Kol b.d. Charles Brantz - Nederlandse Officieren Vereniging

nederlandseofficierenvereniging.nl
from nederlandseofficierenvereniging.nl More from this publisher
06.09.2013 Views

c a r r e ac ti e Leidt faLend miLitair Leiderschap in nederLand tot persoonLijke consequenties? Het artikel van de heren De Roode en Volbeda, ingeleid door de heer Klep, heeft mij aan het denken gezet. Omdat het onderwerp te belangrijk is, wil ik een aantal kanttekeningen plaatsen en aanvullingen geven bij de inhoud van het artikel. Mijn reactie zal zich op drie onderwerpen concentreren: de operationele perceptie, de Nederlandse militaire leider en Srebrenica, het voorbeeld van Nederlands falend militair leiderschap. Ik laat het uitvoerend militair leiderschap in Bosnië voorshands buiten beschouwing omdat dat geen deel uitmaakt van de discussie over Srebrenica. Misschien een andere keer. Operationele perceptie Het is wenselijk om aan te geven binnen welk raamwerk mijn kanttekeningen geplaatst moeten worden om de essentie van mijn teksten in de juiste context te kunnen plaatsen. Mijn huidige optiek is gebaseerd op ervaringen in internationale functies die in een periode van tien jaar varieerden van adviseur van opper- en vlagofficieren tot staf- en commandofuncties op het politiek strategische (NATO Hoofdkwartier), via het operationeel beleidvoerend en het tactisch uitvoerend niveau. Binnen dat raamwerk ziet de ruimte waarin een militair zijn of haar functie uitvoert er anders uit dan in het artikel wordt beschreven. Hoe die er volgens mij uitziet heb ik geschetst in mijn artikelen ‘Contemporaine operaties: complex, verrassend, uitdagend en …succesvol?’, ‘Afghanistan quo vadis?’ en ‘Militair vermogen anders benaderd?’. In het kort komt het erop neer dat moderne operaties niet meer beantwoorden aan het traditionele beeld van ‘oorlog’ zoals dat in het artikel middels een aantal voorbeelden wordt geschetst en de kans op falen bij de moderne militaire leider groter is dan voorheen. Uit de tekst en de voorbeelden die in het artikel worden aangehaald, proef ik dat er sprake is van verschillende kleuren militair leiderschap. Aan de ene kant wordt de problematiek van de commandant (door mij als uitvoerende militaire leider betiteld) uitgebreid belicht, aan de andere kant wordt een aantal zinnen besteed aan de beleidsbepaler annex adviseur van het politieke lichaam (de adviserende militaire leider). Omdat binnen de Nederlandse krijgsmacht de militaire leider meer (een groot percentage zelfs alleen maar) tijd in de uitvoerende dan in de adviserende rol spendeert, zal bij selectie en werving de criteria die daaraan ten grondslag liggen het uitgangspunt voor het rekruteren van nieuwe militaire leiders zijn. Door de groei van kennis en kunde, vorming en selectie zal die uitvoerende militaire leider zich moeten ontwikkelen tot de gewenste kwaliteit adviserende militaire leider. Die verschillende invullingen van militair leiderschap leiden bij falen tot verschillende gevolgen in aard en gewicht, waarbij ik uit de tekst proef dat de Nederlandse uitvoerende militaire leider op het operationeel en tactisch niveau het niet zo slecht doet, wat volgens het artikel gelet op het Srebrenicavoorbeeld niet van de adviserende militaire leider gezegd kan worden. De vraag is of dat in die julimaand van 1995 inderdaad het geval is geweest, maar dat is een andere discussie. In de afgelopen 10 jaar duiden een veranderde instelling van NATO, verpolitisering van gewapende conflicten, groeiende invloed van westerse gevoeligheden 1) , kanttekeningen bij de importantie van staten en de multigekleurde omgeving waarin de militaire leider vaker dan hem lief is een dienende dan een dirigerende rol heeft, op een politieke en militaire belevingswereld waarin speelveld, spelregels, tegenstander, marges en wijzen van optreden sterk veranderd zijn en militair vermogen behoefte heeft aan een nieuw type militaire leider. Van een warrior in de klassieke zin van het woord is hij veranderd in een kosmopolitische diplowarrior en die verandering komt het beste tot uiting in de toepassing van gewapend geweld die niet meer het monopolie van de militair is en in min of meerdere mate Kol b.d. Charles BRANTZ Carré 2 - 2011 pagina 29

c a r r e ac ti e<br />

Leidt faLend miLitair Leiderschap<br />

in nederLand tot persoonLijke consequenties?<br />

Het artikel van de heren De Roode en Volbeda, ingeleid door de heer Klep,<br />

heeft mij aan het denken gezet. Omdat het onderwerp te belangrijk is, wil<br />

ik een aantal kanttekeningen plaatsen en aanvullingen geven bij de inhoud<br />

van het artikel. Mijn reactie zal zich op drie onderwerpen concentreren:<br />

de operationele perceptie, de <strong>Nederlandse</strong> militaire leider en Srebrenica,<br />

het voorbeeld van Nederlands falend militair leiderschap. Ik laat het<br />

uitvoerend militair leiderschap in Bosnië voorshands buiten beschouwing<br />

omdat dat geen deel uitmaakt van de discussie over Srebrenica. Misschien<br />

een andere keer.<br />

Operationele perceptie<br />

Het is wenselijk om aan te geven binnen welk raamwerk<br />

mijn kanttekeningen geplaatst moeten worden om<br />

de essentie van mijn teksten in de juiste context te<br />

kunnen plaatsen. Mijn huidige optiek is gebaseerd op<br />

ervaringen in internationale functies die in een periode<br />

van tien jaar varieerden van adviseur van opper- en<br />

vlagofficieren tot staf- en commandofuncties op het<br />

politiek strategische (NATO Hoofdkwartier), via het<br />

operationeel beleidvoerend en het tactisch uitvoerend<br />

niveau. Binnen dat raamwerk ziet de ruimte waarin<br />

een militair zijn of haar functie uitvoert er anders<br />

uit dan in het artikel wordt beschreven. Hoe die er<br />

volgens mij uitziet heb ik geschetst in mijn artikelen<br />

‘Contemporaine operaties: complex, verrassend,<br />

uitdagend en …succesvol?’, ‘Afghanistan quo vadis?’<br />

en ‘Militair vermogen anders benaderd?’. In het kort<br />

komt het erop neer dat moderne operaties niet meer<br />

beantwoorden aan het traditionele beeld van ‘oorlog’<br />

zoals dat in het artikel middels een aantal voorbeelden<br />

wordt geschetst en de kans op falen bij de moderne<br />

militaire leider groter is dan voorheen.<br />

Uit de tekst en de voorbeelden die in het artikel worden<br />

aangehaald, proef ik dat er sprake is van verschillende<br />

kleuren militair leiderschap. Aan de ene kant wordt<br />

de problematiek van de commandant (door mij als<br />

uitvoerende militaire leider betiteld) uitgebreid belicht,<br />

aan de andere kant wordt een aantal zinnen besteed<br />

aan de beleidsbepaler annex adviseur van het politieke<br />

lichaam (de adviserende militaire leider). Omdat binnen<br />

de <strong>Nederlandse</strong> krijgsmacht de militaire leider meer<br />

(een groot percentage zelfs alleen maar) tijd in de<br />

uitvoerende dan in de adviserende rol spendeert, zal bij<br />

selectie en werving de criteria die daaraan ten grondslag<br />

liggen het uitgangspunt voor het rekruteren van nieuwe<br />

militaire leiders zijn. Door de groei van kennis en kunde,<br />

vorming en selectie zal die uitvoerende militaire leider<br />

zich moeten ontwikkelen tot de gewenste kwaliteit<br />

adviserende militaire leider. Die verschillende invullingen<br />

van militair leiderschap leiden bij falen tot verschillende<br />

gevolgen in aard en gewicht, waarbij ik uit de tekst proef<br />

dat de <strong>Nederlandse</strong> uitvoerende militaire leider op<br />

het operationeel en tactisch niveau het niet zo slecht<br />

doet, wat volgens het artikel gelet op het Srebrenicavoorbeeld<br />

niet van de adviserende militaire leider<br />

gezegd kan worden. De vraag is of dat in die julimaand<br />

van 1995 inderdaad het geval is geweest, maar dat is<br />

een andere discussie.<br />

In de afgelopen 10 jaar duiden een veranderde instelling<br />

van NATO, verpolitisering van gewapende conflicten,<br />

groeiende invloed van westerse gevoeligheden 1) ,<br />

kanttekeningen bij de importantie van staten en de<br />

multigekleurde omgeving waarin de militaire leider<br />

vaker dan hem lief is een dienende dan een dirigerende<br />

rol heeft, op een politieke en militaire belevingswereld<br />

waarin speelveld, spelregels, tegenstander, marges en<br />

wijzen van optreden sterk veranderd zijn en militair<br />

vermogen behoefte heeft aan een nieuw type militaire<br />

leider. Van een warrior in de klassieke zin van het woord<br />

is hij veranderd in een kosmopolitische diplowarrior<br />

en die verandering komt het beste tot uiting in de<br />

toepassing van gewapend geweld die niet meer het<br />

monopolie van de militair is en in min of meerdere mate<br />

<strong>Kol</strong> b.d. <strong>Charles</strong> BRANTZ<br />

Carré 2 - 2011 pagina 29


Carré 2 - 2011 pagina 30<br />

wordt gereguleerd en de afgedwongen samenwerking<br />

met niet-militaire niet-hiërarchische veelal horizontaal<br />

georiënteerde structuren waardoor het sluiten van<br />

compromissen routine is geworden.<br />

In contemporaine missiegebieden moet gewapend<br />

geweld helaas worden gedeeld met niet-militaire<br />

en niet-reguliere entiteiten als private military<br />

corporations, individuele beveiligingsentiteiten en<br />

grensoverschrijdende rebellie-structuren waar<br />

ook criminele entiteiten deel van uitmaken. In die<br />

caleidoscoop van betrokken entiteiten met tegengestelde<br />

belangen blijft de militair verantwoordelijk voor de mate<br />

van veiligheid en wordt de militaire leider afgerekend<br />

op het ontbreken daarvan. Aan de andere kant wordt<br />

de militair die deel uitmaakt van een westerse coalitie<br />

en/of alliantie in de toepassing van geweld op diverse<br />

manieren gereguleerd. De bekendste reguleringen<br />

zijn rules of engagement en International Humanitarean<br />

Law. Daarnaast heeft NATO door zijn streven naar<br />

consensus een andere onbedoelde vorm van regulering<br />

geproduceerd: het force generation proces, het zoeken<br />

naar een evenwicht tussen behoefte en bereidheid. De<br />

consequentie is dat een NATO-strijdmacht wel of niet<br />

deel uitmakend van een multigekleurde coalitie in de<br />

meeste gevallen qua assortiment, kwaliteit en kwantiteit<br />

niet kan beantwoorden aan de behoefte, waardoor<br />

die strijdmacht met een zelf gegenereerd gebrek aan<br />

effectiviteit en doelmatigheid aan de startlijn komt. Bij<br />

de bestrijding van een onvoorspelbare, gewelddadige<br />

en transnationale tegenstander in een veelal islamitisch<br />

georiënteerde ontwrichte samenleving, hangt dat<br />

pakket aan reguleringen als een molensteen om de<br />

hals van de militaire leider, omdat de grote mate van<br />

operationele voorspelbaarheid het verrassingselement<br />

beperkt, de kans op succes vermindert en de kosten<br />

uitgedrukt in slachtoffers verhoogt.<br />

Die multikleuring dwingt tot het sluiten van<br />

compromissen over doelen, wijzen van optreden en<br />

in te zetten middelen en die compromissen kunnen<br />

plaatselijk en tijdelijk tot ongewenste ineffectiviteit<br />

of uitblijven van noodzakelijke militaire acties leiden.<br />

Dat effect kan nog worden versterkt wanneer militair<br />

vermogen niet een dirigerende of supported, maar<br />

een dienende of supporting rol moet vervullen. De<br />

eerste consequentie is dat de militaire leider moet<br />

samenwerken met actoren die een afwijkende cultuur,<br />

belang, doelstelling, structuur, tijdactiviteitenschema,<br />

agenda, manier van fondsenwerving en netwerken<br />

hebben en hij daardoor niet alleen moet streven naar<br />

interoperabiliteit en standaardisatie met militaire<br />

contingenten van NATO lid- en partnerstaten en<br />

niet-NATO militaire structuren, maar ook met<br />

niet-militaire actoren in de operatieve ruimte. Een<br />

tweede consequentie is dat de militaire leider als<br />

de gewenste veiligheid niet kan worden gerealiseerd<br />

respectievelijk gewaarborgd, niet-militair gekleurde<br />

verantwoordelijkheden en activiteiten voor zijn<br />

rekening moet nemen en een derde consequentie is<br />

dat de militaire leider zich vaker en sneller moet voegen<br />

naar doelstellingen van niet-militaire en vooral politiek<br />

georiënteerde actoren.<br />

Vanuit die perceptie benaderd, is het mij niet geheel<br />

duidelijk in welke context en betekenis het verwerven<br />

van overwicht en vrijheid van handelen moet worden<br />

geplaatst bij de uitvoering van contemporaine missies.<br />

Ik proef uit de tekst dat het hoofdzakelijk om het<br />

kinetische, het fysieke aspect handelt, maar volgens mij<br />

hebben die twee meer met karakter, instelling, lenigheid<br />

en kennis van de militaire leider te maken (het nietkinetische<br />

aspect) dan met kosten (kwantiteit). Anders<br />

gezegd: ook met weinig middelen of in ondertal-situaties<br />

kan een militaire leider de gewenste resultaten bereiken.<br />

Voorbeelden genoeg in de militaire geschiedenis:<br />

(beperkte) informatie en zoals infanteristen het noemen<br />

“smoel op het terrein” gecombineerd met een uitermate<br />

goed ontwikkeld gevoel voor timing zorgden ervoor<br />

dat grote commandanten als Alexander de Grote en<br />

Khālid ibn al-Walīd (592-642) 2) ook in ondertalsituaties,<br />

veldslagen in hun voordeel hebben beslist. Wel is het<br />

zo dat huidige militaire leiders oplossingen moeten<br />

zoeken voor de gevolgen van het consensusbeginsel<br />

en <strong>Nederlandse</strong> militaire leiders bovendien door<br />

onevenwichtige bezuinigingen worden geconfronteerd<br />

met uitgedunde en minder goed opgeleide eenheden.<br />

Maar daarmee werden militaire leiders in het verleden<br />

bij operaties waar slijtage een belangrijke doelstelling<br />

was, ook geconfronteerd. Nieuw is het dus niet.<br />

Wanneer veiligheid als vertrekpunt voor stabiliteit, de<br />

doelstelling van contemporaine operaties is, dan draait<br />

het net als veel operaties in de militaire geschiedenis om<br />

controle en beïnvloeding van de omgeving in regionaal


georiënteerd theaters. Bij die inspanningen om controle<br />

te krijgen en te behouden staat de gronddimensie<br />

centraal en dat betekent aanwezigheid in aantallen. Veel<br />

boots on the ground dus. Wanneer Nederland aan dat<br />

soort missies deel wil blijven nemen, zal dat principe<br />

bij de komende afslankingsoperatie nooit vergeten<br />

mogen worden.<br />

Vanuit die perceptie ondersteun ik de karakterisering van<br />

contemporaine missies als vredesoperaties (de regering<br />

betitelde in 1993 die nieuwe operaties Crisisbeheersing<br />

of CB operaties) en de gekunstelde opsplitsing in witte<br />

en groene operaties niet, omdat die bij politici en<br />

samenleving het beeld opwekken dat gewapend geweld<br />

eerder uitzondering dan regel is. Dat kan weliswaar<br />

plaatselijk en tijdelijk juist zijn maar in de brede context<br />

van het beeld dat ik van contemporaine operaties<br />

heb geschetst, absoluut onjuist. Ik verwijs naar de<br />

Prioriteitennota 1993 “Een andere wereld, een andere<br />

defensie” waarin de toenmalige regering benadrukte<br />

aan welke politieke uitgangspunten moet worden<br />

voldaan voordat Nederlands militair vermogen dat is<br />

opgebouwd uit professionele militairen zou worden<br />

aangeboden voor een ver-van-huis missie en op basis van<br />

die politieke uitgangspunten benadrukte de Bevelhebber<br />

der Landstrijdkrachten in 1993 dat KL-eenheden in het<br />

gehele geweldsspectrum inzetbaar moesten zijn en een<br />

uitzending in de organieke en in een aangepaste tailormade<br />

samenstelling mogelijk moest zijn. Die perceptie<br />

van de Bevelhebber werd in de beantwoording van<br />

Kamervragen door de KL expliciet bevestigd: “KL<br />

militair vermogen moet in zijn potentiële capaciteit voor<br />

een Grootschalig Conflict tevens de potentiële capaciteit<br />

voor een CB Operatie bezitten, omdat CB Operaties<br />

en Algemene Verdedigingstaak onlosmakelijk met elkaar<br />

verbonden zijn”. Ik onderschrijf ook niet dat door<br />

contemporaine operaties bepaalde traditionele militaire<br />

waarden als kameraadschap, offerbereidheid, voldoening<br />

over een goed uitgevoerde gevaarlijke opdracht een<br />

comeback beleven. Daarmee doen we de militairen<br />

tekort die hun loopbaan en carrière voor de ver-vanhuis<br />

missies invulden en overwaarderen we de huidige<br />

militaire samenleving. Zowel van de een als de ander<br />

mag en moet worden verwacht dat hij die waarden als<br />

beginselen voor de vervulling van het militaire beroep<br />

beschouwt. Persoonlijk heb ik noch tijdens de Koude<br />

Oorlog-periode noch in de overgangsfase noch in de<br />

‘ver-van-huis missies-periode’ kunnen constateren dat<br />

een of meerdere van die waarden afwezig waren in de<br />

instelling van mijn collega’s.<br />

De contemporaine militaire leider<br />

Wat betekent die veranderde operationele perceptie<br />

voor de contemporaine uitvoerende militaire leider? Hij<br />

moet aan uitermate scherpe criteria voldoen, namelijk<br />

in potentie beschikken over een politieke ‘antenne’; een<br />

lenige geest hebben om gelijktijdig in diverse locaties<br />

van een missiegebied verschillende operatietypen onder<br />

sterk variërende omstandigheden te kunnen plannen<br />

en uitvoeren gekoppeld aan het besef dat het militaire<br />

instrument in post conflictsituaties supporting en niet<br />

supported is aan niet-militaire instrumenten; mentale<br />

instelling en het inzicht hebben om de consequenties<br />

van die (gewijzigde) rolverdeling te kunnen doorgronden<br />

en vertalen naar de gewenste inzet van het militaire<br />

instrumentarium; het vermogen hebben om de<br />

karakteristieken van de culturele identiteit van de<br />

samenleving in een missiegebied te doorgronden en<br />

die karakteristieken te kunnen vertalen naar de juiste<br />

toepassing van geformuleerde en opgedragen rules of<br />

engagement.. Teruggrijpend op de observatie van Sir<br />

John Kiszely 3) dat “de contemporaine militair denkt<br />

dat kwaliteitsverbeteringen van individu en eenheid<br />

door meer en intensievere training en oefening kan<br />

worden bereikt, waarbij intellectuele luiheid leidt<br />

tot een fantasieloze en weinig uitdagende invulling”<br />

die aanleiding gaf tot zijn stelling dat “training een<br />

voorbereiding is voor het voorspelbare toegespitst<br />

op specifieke taken, terwijl educatie, de verdieping<br />

en verbreding van het intellect, de versterking van de<br />

mentale en morele kracht, de gewenste voorbereiding<br />

voor onzekerheid is” versterkt door het feit dat<br />

training en oefening in een gecontroleerde omgeving<br />

moet gebeuren en concluderend dat het gros van de<br />

huidige militaire structuren noch op individuele noch<br />

op collectieve basis, noch vrijwillig noch in opdracht die<br />

educatie stimuleert en beloont, zal in de voorbereiding<br />

op contemporaine politiek georiënteerde conflicten<br />

het accent primair op opvoeding en het kweken<br />

van wederzijds begrip tussen militair vermogen en<br />

niet-militaire actoren moeten liggen. Het gros van<br />

de uitvoerende militaire leiders zal bij ver-van-huis<br />

missies het op Grand Strategisch niveau geformuleerde<br />

takenpakket en de militaire vertaling daarvan door het<br />

militair-strategische niveau, zodanig moeten uitvoeren<br />

dat de militaire randvoorwaarde voor een niet-militaire<br />

oplossing wordt bereikt. Onder die omstandigheden<br />

wordt veel gevraagd van zijn vermogen tot ‘command<br />

by persuasion’, zijn intellectuele lenigheid om ‘unity of<br />

effort’ te genereren en zijn militaire pragmatisme om<br />

de gewenste ‘force agility’ te produceren.<br />

Van de tekst die uitspreekt dat de adviserende militaire<br />

leider steeds politieker wordt en daardoor in een<br />

moeilijke positie gemanoeuvreerd kan worden, ben<br />

ik absoluut niet onder de indruk. Ik verwijs daarvoor<br />

terug naar de kanttekeningen die ik heb geplaatst bij het<br />

artikel van collega Tjepkema. Een opperofficier moet<br />

in staat zijn om politieke leiders te overtuigen dat een<br />

missie uit militair oogpunt onwenselijk is; dat de kans op<br />

succes gegeven de militaire en politieke omstandigheden<br />

waaronder militairen een opdracht moeten uitvoeren,<br />

gering is en niet opweegt tegen de te verwachten<br />

fysieke en psychische schade van de individuele militair,<br />

slijtage van het materieel en reconstructie van het<br />

betrokken militair vermogen. Hij moet beseffen dat zijn<br />

militairen geen speelbal kunnen en mogen worden van<br />

politiek narcisme. Libanon en Srebrenica zijn daarvan<br />

voorbeelden. Vooraf was onduidelijk wat de meerwaarde<br />

van een <strong>Nederlandse</strong> eenheid voor de oplossing van het<br />

conflict zou zijn (Libanon) respectievelijk dat de kans<br />

op succes gering zo niet nihil was (Srebrenica). Hij<br />

moet beseffen dat een opperofficier op ieder niveau<br />

de eerste en de hardste klappen op moet vangen en<br />

Carré 2 - 2011 pagina 31


Carré 2 - 2011 pagina 32<br />

de adviserende militaire leider op het politieke niveau<br />

is de eerst aangewezene om politici op de militaire<br />

incorrectheid van hun argumenten en drijfveren te<br />

wijzen. Slaagt de betrokken opperofficier niet in die<br />

opdracht en zet de politieke leiding toch door, dan is<br />

hij niet de juiste man op de juiste plaats en moet zijn<br />

consequenties trekken.<br />

Er zijn genoeg dissertaties en boeken te vinden die<br />

uitgebreid verhalen over de oorzaken van militair falen<br />

en bijna altijd komt het neer op zoals ik dat vaak schilder<br />

op het verkeerde moment diepduiken. Sir John Keegan<br />

geeft in zijn boeken “The Face of Battle” en “A History<br />

of Warfare” genoeg voorbeelden om daar conclusies<br />

uit te trekken. Uit de tekst die ik heb gewijd aan de<br />

operationele perceptie blijkt dat de doelstelling van<br />

de beschreven voorbeelden in het artikel anders is<br />

dan van contemporaine operaties. Geen bodycounts en<br />

materiële schade noch het doelbewust terroriseren<br />

van de civiele bevolking of het uitschakelen van civiele<br />

infrastructuur zoals dat middels massale luchtoperaties<br />

en artillerievuur-barrages in WO I, WO II, Korea,<br />

Vietnam, Tweede Golfoorlog, Kosovo en de diverse<br />

oorlogen tussen Arabieren en Israëlieten het geval is<br />

geweest. Het uitgangspunt is niet meer overwinning,<br />

maar succes. Omdat de Grand of politiek georiënteerde<br />

strategie de militaire strategie dirigeert, is de doelstelling<br />

van ver-van-huis missies niet meer militair maar politiek<br />

georiënteerd. Heden ten dage zal de militaire leider op<br />

deze kompasrichting moeten varen ‘de beste militaire<br />

leider ter plekke is niet degene die bevelen van boven<br />

politiek correct uitvoert, maar degene die met gezond<br />

verstand, medemenselijkheid, en tactisch en strategisch<br />

inzicht weet welke bevelen niet op te volgen’. De kans<br />

op falend militair leiderschap is daardoor groter en<br />

resulteert in tegenstelling tot de traditionele operaties<br />

in diverse gevolgen: slachtoffers, subversieve activiteiten<br />

en tegenwerking van de te hulp geschoten samenleving;<br />

toename van criminele en zwarte markt activiteiten,<br />

gebrekkige samenwerking tussen militaire en nietmilitaire<br />

actoren met als gevolg het temporiseren van<br />

de hulpverlening, het fenomeen van de strategische<br />

korporaal; het terugtrekken van nationale contingenten<br />

en zelfs het einde van een ver-van-huis missie. Daarom<br />

is het antwoord op vragen als: hoe constateert men<br />

falend militair leiderschap en tot welke consequenties<br />

leidt dat voor betrokken militaire leiders, interessant<br />

genoeg om te worden beantwoord. In de pre WO II<br />

periode lijkt die beantwoording eenvoudiger te zijn,<br />

namelijk de persoon die het politieke en militaire<br />

leiderschap in zich verenigde. Tijdens de Koude Oorlog<br />

was wat Nederland betreft de beantwoording niet aan<br />

de orde en bij ver-van-huis missies is dat antwoord door<br />

de sterke politieke invloed complexer geworden. De<br />

twee vragen, hoe en door wie is geconstateerd dat bij<br />

Srebrenica sprake is geweest van falende militaire leiders<br />

en wat de consequenties voor de betrokken militaire<br />

leiders zijn geweest, hadden de auteurs mïjns inziens<br />

in het deel over Srebrenica moeten beantwoorden om<br />

te benadrukken hoe Nederland met een dergelijk falen<br />

is omgegaan.<br />

Srebrenica<br />

Omdat de onderbouwing van de auteurs stoelt op<br />

formele rapporten uit de periode 1996-2002 verdient<br />

dit deel van het artikel een aanvullende tekst over<br />

het politiek en militair leiderschap in Den Haag. Bij<br />

de formele rapporten is het documenteren – het<br />

verzamelen en verwerken van informatie – nooit het<br />

kernprobleem geweest, wel het zoeken naar de juiste<br />

verbanden en het interpreteren van de beschikbare<br />

informatie. De manier waarop geïnterpreteerd wordt,<br />

is afhankelijk van culturele achtergrond, militaire<br />

expertise en ervaring, politieke respectievelijk militaire<br />

invalshoek, de te bevestigen aannames en de vertaling<br />

van verstrekte richtlijnen van en door hen die conclusies<br />

trekken en aanbevelingen doen. Op een aantal van die<br />

aspecten is het bij die rapporten ernstig misgegaan en<br />

is de formulering van de conclusie “de militaire top”<br />

heeft de beginselen van oorlogvoering in deze fase<br />

onvoldoende bij de besluitvorming betrokken. Hier is<br />

sprake van falend militair leiderschap” te gemakkelijk.<br />

Uit die zinsnede wordt niet duidelijk wat de auteurs<br />

onder de militaire top verstaan, over welke fase de<br />

auteurs spreken (opbouwfase en uitvoering van eerste<br />

rotatie, resp. tweede rotatie, resp. derde rotatie of<br />

over de voorbereiding en uitvoering van alle drie de<br />

rotaties), welke beginselen van oorlogvoering wel of<br />

niet bij de besluitvorming betrokken hadden moeten<br />

worden, welke yardstick is gebruikt om aan te tonen<br />

dat die beginselen onvoldoende bij de besluitvorming<br />

zijn betrokken en waarom de tweede component van<br />

commandovoering, namelijk de bevelvoering, buiten de<br />

discussie van falend militair leiderschap is gelaten, omdat


door de richtlijnen en opdrachten vanuit Den Haag<br />

daarvan zeker sprake is geweest. De auteurs hadden<br />

moeten bedenken dat vaststellingen uit rapporten<br />

die tot veel kritiek uit de nationale en internationale<br />

politieke en militaire samenleving hebben geleid, niet<br />

klakkeloos overgenomen moeten worden. Laat ik hun<br />

vaststelling iets meer vlees op het bot geven.<br />

Hoewel men in Den Haag door uitspraken van<br />

verantwoordelijke politici, telefoongesprekken tussen<br />

Den Haag en Bosnië, persberichten, aanvullende<br />

richtlijnen aan <strong>Nederlandse</strong> militairen in Bosnië en<br />

met name in Potocari, opdrachten aan de militaire<br />

leiding van DB en ministeriële rapportages aan het<br />

parlement een ander beeld heeft opgeroepen, zat<br />

niet Nederland op de bestuurderstoel, maar de UN<br />

4) . In het gunstigste geval zat Nederland achterin bij<br />

het raam van waaruit men een inzicht zou kunnen<br />

hebben in het landschap binnen en rond de Safe Area.<br />

De UN heeft middels UNSCR’s, Safe Area Concept,<br />

Mourillon overeenkomst, richtlijnen en opdracht van<br />

de direct verantwoordelijke commandant SNE, ROE<br />

en rapportages SGUN helder gemaakt welk beeld zij<br />

heeft van samenstelling en instelling van een militaire<br />

bijdrage en uitvoering van het opgedragen pakket in<br />

een Safe Area. Uit die teksten komt duidelijk de eis van<br />

(psychische en fysieke) robuustheid om een uitzending<br />

van zes maanden in een gebied waar een burgeroorlog<br />

woedt succesvol in te vullen; een gemechaniseerde<br />

of gemotoriseerde gepantserde militaire entiteit die<br />

vanuit zijn oorlogstaak eenvoudig en soepel kan worden<br />

voorbereid op een operatie die buiten het gebruikelijke<br />

Koude Oorlog-patroon valt. Individu en eenheid moeten<br />

de instelling hebben om in voorkomend geval uit<br />

zelfverdediging 5) gewapend geweld daadwerkelijk toe te<br />

passen om de gewenste uitvoering van het mandaat te<br />

kunnen afdwingen. Bij de taakuitvoering in een Safe Area<br />

zijn escalatievermogen en de herkenbare intentie om (uit<br />

zelfverdediging) wapengeweld te gebruiken, belangrijke<br />

randvoorwaarden voor een succesvolle uitvoering van<br />

het mandaat in het algemeen en het Safe Area Concept<br />

in het bijzonder. Bovendien blijkt uit een nota van de<br />

juridische adviseur aan de minister (van Defensie en<br />

Buitenlandse Zaken) dat alle niet-combattanten in<br />

een Safe Area recht hebben op de bescherming van<br />

UNPROFOR als sprake is van ogenblikkelijke aanranding<br />

of onmiddellijk gevaar van aanranding van het lichaam.<br />

Uit UNSCR 836 en ROE blijkt wanneer toepassing<br />

van gewapend geweld als een daad van zelfverdediging<br />

gerechtvaardigd is.<br />

Die uitgangspunten vormen de opmaat voor keuze,<br />

samenstelling en opbouw van een <strong>Nederlandse</strong><br />

bijdrage aan de UN-missie in Bosnië-Herzegovina.<br />

Die informatie is ver voor de ontplooiing van de<br />

eerste rotatie bekendgesteld en is mij in Tuzla in mei<br />

1994 uitgebreid uit de doeken gedaan. Nederland<br />

heeft zelf in de Prioriteitennota 1993 vastgelegd<br />

onder welke voorwaarden Nederland aan een UNmissie<br />

zal bijdragen. Op bladzijde 12 en 13 staan die<br />

opgelijnd: mandaat van de operatie moet duidelijk<br />

en uitvoerbaar zijn; afstemming op bijdrage andere<br />

deelnemende landen; <strong>Nederlandse</strong> bijdrage moet een<br />

toegevoegde waarde aan de operatie als geheel hebben;<br />

de te verwachten tijdsduur moet overbrugbaar zijn<br />

(voortzettingsvermogen of continueringcapaciteit);<br />

aanvaardbaar veiligheidsrisico (waarbij het onduidelijk<br />

is welke yardstick door de regering wordt gehanteerd);<br />

paraatheidsbeginsel; geschiktheid uit te zenden<br />

eenheden om diverse crisisbeheersingsoperaties in<br />

een missiegebied uit te voeren; afstemmingsgraad der<br />

middelen binnen eenzelfde operationeel verband of<br />

kortweg interoperabiliteit en de veiligheidssituatie. De<br />

minister geeft nog een aanvullende richtlijn mee aan de<br />

KL “in zijn potentiële capaciteit voor een Grootschalig<br />

Conflict moet de uit te zenden eenheid tevens de<br />

potentiële capaciteit voor een CB Operatie bezitten,<br />

omdat CB Operaties en Algemene Verdedigingstaak<br />

onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn”. De vraag of<br />

Nederland die voorwaarden duidelijk heeft gemaakt<br />

aan de UN, kan ik niet beantwoorden. De KL vertaalt<br />

de politieke richtlijnen als volgt “KL moet operationele<br />

eenheden bezitten die in het gehele geweldsspectrum<br />

inzetbaar zijn” en “KL eenheden moeten in de organieke<br />

en in een aangepaste tailor-made samenstelling<br />

uitgezonden kunnen worden voor een CB Operatie”.<br />

Mediabeelden bevestigen in 1993 dat een uitzending<br />

naar Bosnië geen snoepreisje is en fysieke en psychische<br />

ontberingen schering en inslag zijn. Hoe reageren<br />

militaire beleidsbepalers in Den Haag en Apeldoorn?<br />

Aanvankelijk terughoudend en zelfs afwijzend, maar<br />

in juni 1993 klinkt opeens uit de burelen in Apeldoorn<br />

de uitspraak “voor de toekomstige werving (van het<br />

beroepsleger) zou het heel slecht zijn wanneer men<br />

niet verder zou zijn gekomen dan de Ossendrechtse<br />

heide en een oefeningetje in Griekenland”. In de Juliana<br />

kazerne in Den Haag vinden ze dat een volstrekt<br />

oneigenlijk argument en het lijkt erop dat de geesten<br />

zich binnen de KL gaan scheiden. Wanneer in het<br />

laatste halfjaar van 1993 6) steeds duidelijker wordt<br />

dat eenheden van de Luchtmobiele Brigade in een of<br />

meerdere Safe Areas ontplooid zullen worden, is de<br />

Bevelhebber der Landstrijdkrachten ervan overtuigd<br />

dat een ontplooiing van een eenheid in een Safe Area<br />

bijna grenst aan zelfmoord, getuige zijn uitspraken als<br />

“mission impossible”; “speelbal van de Serviërs”; “waanzin<br />

militairen ergens naar toe te sturen waar ze de mensen<br />

moeten beschermen en niet mogen verdedigen” 7) ;<br />

“er ligt geen goed besluit en er zijn geen behoorlijke<br />

mandaten van de VN”; “ik kan praten als Brugman, maar<br />

het is tegen dovemansoren (de oren van Kamerleden)”.<br />

Andere militaire monden in Den Haag vragen zich af<br />

“hoe je met zo weinig troepen dat (ontwikkelingen<br />

binnen en buiten de Safe Area) effectief onder controle<br />

kan houden. Je bent dan volledig overgeleverd aan<br />

de goodwill van de strijdende partijen”. Desondanks<br />

gaat de bevelhebber na een “goed gesprek” met de<br />

minister overstag en hecht meer gewicht aan nietoperationele<br />

politiek georiënteerde argumenten die<br />

generaals en kolonels van zijn eigen staf naar voren<br />

schuiven dan aan rationele operationele argumenten.<br />

Teksten als “goed voor het imago en presentatie<br />

van de KL”; “vereenvoudiging van de besluitvorming<br />

voor de invoering van de bewapende helikopter” en<br />

Carré 2 - 2011 pagina 33


Carré 2 - 2011 pagina 34<br />

zelfs de uitspraak “eervolle, niet eenvoudige, maar<br />

wel uitvoerbare opdracht” kunnen in de burelen van<br />

Apeldoorn en Den Haag worden gehoord.<br />

Canadezen, Britten en Fransen, gepokt en gemazeld<br />

door de ervaringen van vele missies in diverse delen<br />

van de wereld, passen bewapening aan aard, intensiteit,<br />

vermoedelijke lengte van het desbetreffende conflict<br />

en de wens om een uitgebalanceerde force protection<br />

en escalatie-capaciteit te bezitten, aan. De veiligheid<br />

van eigen militairen vertaald in criteria als bescherming<br />

en slagkracht is volgens die landen belangrijker dan<br />

het opvolgen van theoretische richtlijnen van welke<br />

organisatie ook. De Britten vertalen die twee criteria<br />

in de Warrior “the Warrior itself is a superb piece of<br />

military hardware.....the Warriors had been fitted with<br />

additional protective armor.....Warrior provided a tremendous<br />

feeling of protection and this gave us a great deal of<br />

confidence when going about our business in Bosnia. Once<br />

in a Warrior everyone felt safe. But Warrior could also fight,<br />

if necessary. It had a 30 mm. Reardon cannon..... and the<br />

Hughes chain-gun”. Nederland heeft een andere visie<br />

op het geheel. De aanvankelijke bezorgdheid die uit<br />

het mission impossible statement spreekt, wordt niet<br />

vertaald in richtlijnen die recht doen aan een worst<br />

case scenario in een burgeroorlog. Afwijkend van de<br />

burgeroorlog-realiteit in de Bosnische beemden, stuurt<br />

de KL voor de opbouw van de operationele eenheid<br />

zijn functionarissen op pad met een merkwaardige<br />

vertaling van robuust optreden - Peace Keeping scenario<br />

- verwijzend naar de problemen die de KL bij de UNIFILopdracht<br />

in de periode 1979-1983 had ondervonden<br />

- uitzending op basis van vrijwilligheid – en gezien de<br />

budgettaire krapte moet gestreefd worden naar een<br />

beperking van kosten. Wat dientengevolge uit de hoed<br />

van de tovenaar komt rollen is niet de door de UN<br />

gewenste, voor oorlogvoering opgeleide eenheid met<br />

escalatiecapaciteit en een inlichtingenstructuur, maar<br />

een licht infanteriebataljon voorzien van een YPR met<br />

een punt 50 mitrailleur, een in elkaar geknutselde toren<br />

van kevlar 8) , met een geschoonde Organieke Munitie<br />

Uitrusting (OMU) 9) . Geschoond, omdat bepaalde<br />

munitiesoorten als mijnen en brisantgranaten voor<br />

de mortier uit de samenstelling gehaald zijn en door<br />

schaarste een Beschikbaar Munitie Rantsoen (BMR)<br />

van 16% op Dragon raketten geplaatst moet worden.<br />

Geen inlichtingenstructuur waardoor de eenheid geen<br />

inzicht heeft in bewegingen buiten de bestandsgrenzen<br />

en grotendeels afhankelijk is van niet te controleren<br />

informatie uit min of meer onbetrouwbare bronnen.<br />

Met de consequenties van het ontbreken van een<br />

inlichtingenstructuur word ik in de periode februari<br />

1994-februari 1995 doorlopend geconfronteerd.<br />

Indrukken tijdens mijn reis naar de Safe Area in mei<br />

1994 en gesprekken met de commandant van de eerste<br />

rotatie bevestigen mijn bezorgdheid. In een Intern<br />

Memorandum heb ik na terugkomst de Bevelhebber<br />

geïnformeerd dat de wereld van Commandant DB<br />

wel heel beperkt was en hij teveel afhankelijk was van<br />

informatie die hij kreeg van ABiH, VRS, NGO’s, JCO’s en<br />

UNMO’s. Organisatiestructuren die gelet op hun rol in<br />

de belegeringseconomie eigen (vaak verborgen) agenda’s<br />

bezitten. Ik doe binnen de Landmachtstaf het voorstel<br />

de middelen van het commando verkenningspeloton te<br />

verbeteren en hun opdracht te verruimen. De inhoud<br />

van dat Intern Memorandum heeft tot heel wat gebulder<br />

geleid in de burelen van de Juliana kazerne omdat<br />

militaire beleidsbepalers van mening zijn dat de UN<br />

en haar troepen in Bosnië geen inlichtingenstructuur<br />

nodig heeft, omdat ….ze er niet zitten om te vechten.<br />

Ze zitten er voor een humanitaire actie waar je geen<br />

inlichtingendienst voor nodig hebt… 10) .<br />

Omdat de <strong>Nederlandse</strong> regering medio 1993 twee<br />

voorwaarden stelt voor het beschikbaar stellen van een<br />

operationele eenheid - een Algemene Vredesregeling<br />

voor Bosnië-Herzegovina en een helder en duidelijk<br />

mandaat voor bij te dragen nationale contingenten –<br />

is het op zijn minst verrassend dat zij geen nationaal<br />

mandaat voor de ontplooiing van een operationele<br />

eenheid in Bosnië vastlegt. Sterker nog, in september<br />

1993 biedt de minister een operationele eenheid aan de<br />

SGUN aan zonder expliciete voorwaarden uitgedrukt<br />

in tijdsduur 11) , bepaald gebied of bepaalde taak 12) .<br />

Die omissie is des te opmerkelijker, omdat de KL<br />

Crisisstaf op werkniveau de <strong>Nederlandse</strong> Permanente<br />

Vertegenwoordiging bij de UN in 1993 op de hoogte<br />

heeft gesteld van een aantal informele voorwaarden:<br />

niet verspreid; niet in een Safe Area en bij voorkeur in<br />

Centraal Bosnië, zo dicht mogelijk bij Busavaca waar het<br />

BE-NL transportbataljon was gelegerd. In het verlengde<br />

daarvan zet de eerste rotatie ondersteund door de<br />

Luchtmobiele Brigade voor hun eerste verkenningsronde<br />

in december 1993 drie opties op papier: overname van<br />

een deel van de taken van Britbat in centraal Bosnië<br />

bij Zenica; overname van een deel van het gebied van<br />

Spabat ten noorden van Mostar en een no-go optie,<br />

overname van de Safe Areas Srebrenica van CanBat en<br />

Zepa van UkrBat. De praktijk heeft uitgewezen hoe het<br />

verder is gelopen.<br />

“Politicians lead wars, military execute them” is een<br />

gevleugelde uitspraak die het karakter van contemporaine<br />

missies reflecteert. Politiek en militair Nederland heeft<br />

de door de mainstream media gepresenteerde realiteit<br />

niet in de kwaliteit van de uit te zenden eenheid


uitgedrukt en verloochent en passant eigen politieke<br />

en militaire uitgangspunten. Het gevolg is dat de<br />

geoefendheid in het opgedragen takenpakket, ingedeelde<br />

middelen en samenstelling/omvang van de <strong>Nederlandse</strong><br />

operationele eenheid noch aan geformuleerde politieke<br />

uitgangspunten, noch aan het door de Defensiestaf/KL<br />

geformuleerde antwoord aan het Parlement, noch aan<br />

de door de KL geformuleerde richtlijnen en zeker niet<br />

aan UN-criteria beantwoorden.<br />

Gelet op de uitspraken van militaire autoriteiten hebben<br />

zij blijkbaar niet de moeite genomen respectievelijk<br />

zijn niet in staat geweest om zich in te leven in de<br />

manier waarop strijdende partijen, lokale en regionale<br />

gezagsdragers en vooral plaatselijke bevolking,<br />

terminologieën als geloofwaardigheid en afschrikking<br />

interpreteren. Het korte termijn denken zegeviert<br />

en uitvoerende militaire leiders moeten het in die 18<br />

maanden-periode maar opknappen. Het is helder dat<br />

op het internationale en nationale podium mooi weer<br />

gespeeld wordt met <strong>Nederlandse</strong> militairen. Politieke<br />

leiders en adviserende militaire leiders falen, maar tot<br />

op heden zijn die woorden niet uit de monden van<br />

de verantwoordelijke politici en militairen te horen<br />

geweest.<br />

De bovenstaande tekst is een sterkere onderbouwing<br />

van de conclusie die de auteurs hebben getrokken.<br />

Rest een antwoord op de vragen hoe, door wie en<br />

wanneer is dat herkend, wie heeft dat naar buiten<br />

gebracht en tot welke gevolgen heeft die constatering<br />

geleid? Die vragen zijn in de rapporten uit de periode<br />

1996-2002 vaag of zelfs niet beantwoord en ook<br />

nu weer zijn het mediavertegenwoordigers geweest<br />

die de alarmklok hebben geluid. Jarenlang hebben ze<br />

proberen aan te tonen wie voor het debacle binnen<br />

Nederland verantwoordelijk gesteld moet worden.<br />

Van zelfreinigend vermogen bij politici en militairen is<br />

op een uitzondering na geen sprake en consequenties<br />

zijn er tot 2002 voor de betrokken politici en militairen<br />

niet geweest. Zij die hadden gefaald zijn bevorderd,<br />

hebben een leuke functie gekregen of zijn gewoon blijven<br />

zitten op hun riante posities. Uiteindelijk moeten na de<br />

behandeling van het NIOD-rapport in het Parlement<br />

de regering en de adviserende militaire leider op het<br />

militair strategisch niveau het veld ruimen. De minister<br />

verzocht de Bevelhebber der Landstrijdkrachten zijn<br />

functie op te geven, maar liet de adviserende militaire<br />

leiders op het politiek strategisch – defensiestaf –<br />

niveau buiten schot. Bob Stewart gaf in die rapportage<br />

van Twee Vandaag zijn mening over het geharrewar<br />

in Den Haag “soldiers are there to obey and execute<br />

orders; officers have the responsibility to alter the order if<br />

it is wrong. But the buck stops where the dice started to<br />

roll, at the political level” en daarmee bedoelde hij de<br />

adviserende militaire leider en de politicus die hij moet<br />

adviseren. Het is niet relevant hoe wij als <strong>Nederlandse</strong><br />

militairen zelf op Srebrenica terugkijken, het is relevant<br />

hoe andere nationaliteiten onze inspanningen in de Safe<br />

Area en in Den Haag beoordelen en de woorden van<br />

Stewart spreken boekdelen. Meer dan alle rapporten die<br />

Nederland in de periode 1995-2002 heeft geproduceerd.<br />

Noten<br />

1) Het voorkomen van bijkomende schade en slachtoffers onder onschuldige<br />

burgers; het taboe op vernietiging van humanitaire symbolen als scholen<br />

en ziekenhuizen; het vermijden van slachtoffers in de eigen rangen; het<br />

handhaven van wettelijke en juridische regelgeving en de sterke neiging naar<br />

politieke correctheid versterken de drang om de toepassing van gewapend<br />

geweld te reguleren.<br />

2) Khalid ibn al-Walid heeft in meer dan 100 veldslagen meestal in<br />

ondertalsituaties tegen strijdmachten van het Romeinse en Perzische<br />

Imperium en hun bondgenoten gevochten en is gedurende zijn militaire<br />

carrière onoverwonnen gebleven.<br />

3) De voormalige directeur van de UK Defence Academy in Camberly schrijft<br />

daarover uitvoerig in zijn december 2005 artikel voor RUSI.<br />

4) Het is relevant om aan te geven in welke context Dutchbat formeel<br />

zijn taken had moeten uitvoeren: Op het moment dat DB vaste voet op<br />

Bosnische en/of Kroatische bodem had gezet en transfer of authority<br />

heeft plaatsgevonden, acteerde DB in 1994 onder de militaire vleugels van<br />

UNPROFOR in Zagreb en Bosnia-Herzegovina Command in Kiseljak, later<br />

Sarajevo; vanaf april 1994 kwam daar een hiërarchische laag bij namelijk<br />

NorthEastern Command op Tuzla Airbase bij Tuzla. In maart 1995 waren<br />

dat UNPF in Zagreb, UNPROFOR in Sarajevo en Sector North East op TAB,<br />

Tuzla. Die drie hiërarchische lagen zouden het militaire reilen en zeilen van<br />

DB kleur moeten geven, maar dat werd regelmatig verstoord door vragen<br />

om informatie, richtlijnen en opdrachten uit Den Haag. De Bevelhebber der<br />

Landstrijdkrachten heeft frequent uitgesproken dat <strong>Nederlandse</strong> officieren<br />

binnen de Commandolijn van de UN geen functionele bemoeienissen<br />

hadden met hun autoriteiten in Nederland (zolang alles maar binnen het<br />

mandaat blijft) en hij vertrouwen had in de multinationale commandant<br />

onder wiens bevel de KL-eenheden na transfer of authority vielen, het was<br />

en bleef volgens hem diens verantwoordelijkheid.<br />

5) Self defence bij een beschieting van de Safe Area, een gewapende aanval op<br />

de Safe Area en het overschrijden van de Safe Area-grens en een bewuste<br />

actie die erop is gericht de FOM van UNPROFOR binnen, buiten en naar<br />

de Safe Area te beperken.<br />

6) Overigens wordt de eerste rotatie pas op 1 december 1993 tijdens hun<br />

eerste verkenningstocht in Kiseljak formeel door de DOKL telefonisch op<br />

de hoogte gebracht.<br />

7) Is gezien de strekking van UNSCR 836 onjuist.<br />

8) Hoe beschermend die voor de boordschutter is heb ik op 3 juni 1995 in<br />

Kalisja met eigen ogen kunnen zien.<br />

9) Op basis van normen vastgelegd in de IM LLC # 19-93 d.d. 5 november<br />

1993. Invulling gevend aan de uitgangspunten van de UN is de berekening<br />

gebaseerd op het aantal harde en zachte (Sovjet) doelen dat een bataljon<br />

in 72 uur vermoedelijk zou moeten bestrijden in zijn bataljonsvak en het<br />

aantal schoten dat men dacht nodig te hebben om een hard of zacht doel<br />

uit te kunnen schakelen.<br />

10) NIOD Rapport Bijlage: De rol van Inlichtingen en Veiligheidsdiensten blz.<br />

141.<br />

11) De verantwoordelijke minister informeert de SGUN pas in juni 1994 dat<br />

de eenheid in beginsel voor anderhalf jaar is aangeboden.<br />

12) Dergelijke voorwaarden bepalen de ruimte, de marge voor een UN<br />

Commandant om een <strong>Nederlandse</strong> eenheid te kunnen ontplooien en zijn<br />

bovendien een garantie dat op Nederland moet worden teruggekoppeld<br />

indien grenzen van die ruimte moeten worden overschreden. Die UN<br />

Commandant kan een <strong>Nederlandse</strong> eenheid in dat geval alleen inzetten<br />

binnen de overeengekomen taakopdracht, beschikbaar gestelde middelen<br />

en de afgesproken geografische bezettingen.<br />

Carré 2 - 2011 pagina 35

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!