06.09.2013 Views

Verticale splitsing van erfpacht uitgespit - BarentsKrans

Verticale splitsing van erfpacht uitgespit - BarentsKrans

Verticale splitsing van erfpacht uitgespit - BarentsKrans

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

RODE DRAAD POSTRELATIONELE SOLIDARITEIT<br />

12. Tot slot<br />

Op de fiscale behandeling <strong>van</strong> verrekening <strong>van</strong><br />

pensioenrechten waarop de Wet VPS <strong>van</strong> toepassing<br />

is, is wat mij betreft <strong>van</strong>uit fiscaaltheoretisch oogpunt<br />

niets op te merken. Dat neemt niet weg dat ik<br />

de fiscale tussenstap <strong>van</strong> aftrek bij de ene partij en<br />

heffing bij de andere partij onnodig vind.<br />

Wat betreft de verdeling <strong>van</strong> lijfrenten die tot een<br />

gemeenschap behoren is mijn benadering dat patijen<br />

niet recht hebben op de helft <strong>van</strong> de lijfrentepolis,<br />

maar op de helft <strong>van</strong> de waarde er<strong>van</strong>. In dat geval is<br />

er geen sprake <strong>van</strong> verrekening als een <strong>van</strong> de partners<br />

de hele polis krijgt toegedeeld en de andere partij<br />

een gelijkwaardig vermogensbestanddeel. Er is<br />

dan sprake <strong>van</strong> een verdeling <strong>van</strong> gemeenschappe-<br />

<strong>Verticale</strong> <strong>splitsing</strong> <strong>van</strong> <strong>erfpacht</strong><br />

<strong>uitgespit</strong><br />

1. Inleiding<br />

Casus<br />

Het is een bekend fenomeen. Erfpachters “voelen”<br />

dat het <strong>erfpacht</strong>recht gelijk is aan eigendom. Vaak<br />

een onterecht gevoel; alleen al omdat de waardering<br />

<strong>van</strong> <strong>erfpacht</strong> ten opzichte <strong>van</strong> de waardering <strong>van</strong><br />

eigendom anders en niet eenvoudig is 1 . Gevolg <strong>van</strong><br />

dit gevoel is dat een <strong>erfpacht</strong>er, <strong>van</strong>uit commercieel<br />

oogpunt, wenst om te gaan met zijn <strong>erfpacht</strong>recht<br />

als ware het eigendom. Eén <strong>van</strong> de mogelijkheden<br />

die de <strong>erfpacht</strong>er daarbij wenst te benutten is een<br />

gedeeltelijke verkoop <strong>van</strong> zijn “vastgoed”. Zo komt<br />

het bijvoorbeeld voor dat een aantal parkeerplaatsen,<br />

thans behorend tot het “eigen” kantoorgebouw,<br />

wordt verkocht aan de <strong>erfpacht</strong>er <strong>van</strong> een belendend<br />

kantoorgebouw. Meer juridisch verwoord: de <strong>erfpacht</strong>er<br />

wil zijn <strong>erfpacht</strong>recht ten aanzien <strong>van</strong> een<br />

deel <strong>van</strong> de bezwaarde zaak behouden en ten aanzien<br />

<strong>van</strong> een ander deel overdragen. Dit voorbeeld<br />

geeft Bartels ook 2 . Voordat de levering <strong>van</strong> de parkeerplaatsen<br />

kan plaatsvinden zal het <strong>erfpacht</strong>srecht,<br />

voorzover betrekking hebbende op die parkeerplaatsen,<br />

zelfstandig overdraagbaar moeten<br />

worden gemaakt met behulp <strong>van</strong> de zogenaamde<br />

verticale <strong>splitsing</strong> als bedoeld in art. 5:91 lid 2 BW.<br />

Maar wat is nu eigenlijk verticale <strong>splitsing</strong> en wat<br />

zijn de gevolgen daar<strong>van</strong>? Voorzover ik kan overzien<br />

is daar in de literatuur nog nauwelijks aandacht aan<br />

besteed. In deze bijdrage zal ik hierop ingaan.<br />

lijk vermogen en niet <strong>van</strong> verrekening. De fiscale<br />

gevolgen (aftrek bij de ene partij en heffing bij de<br />

ander) is dan niet aan de orde. Van verrekening is<br />

dan immers geen sprake.<br />

De algemeen heersende opvatting en de mijne<br />

staan lijnrecht tegenover elkaar, waarbij Bollen-<br />

Vandenboorn het Hof Den Bosch aan haar zijde<br />

heeft.<br />

Wat daar ook <strong>van</strong> zij, de uitvoerings- en adviespraktijk<br />

zouden er zeer mee gebaat zijn als de afwikkeling<br />

<strong>van</strong> een scheiding waarbij sprake is <strong>van</strong> verdeling en<br />

verrekening <strong>van</strong> pensioenrechten en lijfrenten fiscaal<br />

geruisloos kan verlopen. Bovendien is de wet dan in<br />

overeenstemming met de praktijk.<br />

Mr. J.R. Koenecke*<br />

2. Ontstaan <strong>erfpacht</strong>recht<br />

Erfpacht wordt gevestigd krachtens notariële akte 3<br />

gevolgd door de inschrijving <strong>van</strong> een afschrift <strong>van</strong> die<br />

akte in de openbare registers voor registergoederen,<br />

zulks op de voet <strong>van</strong> art. 5:85 juncto art. 3:98 BW.<br />

Hiermee verkrijgt de <strong>erfpacht</strong>er een zakelijk recht op<br />

grond waar<strong>van</strong> hij bevoegd is tot het houden en<br />

gebruiken <strong>van</strong> de onroerende zaak, die in eigendom<br />

toebehoort aan de (bloot-)eigenaar 4 . Bij de uitgifte<br />

* Kandidaat-notaris te ’s-Gravenhage.<br />

(jeffrey.koenecke@barentskrans.nl)<br />

1. Bijvoorbeeld: M. Boesveld, “Erfpacht: simpeler dan het<br />

lijkt”, PropertyNL Magazine, nr. 5, 8 april 2011.<br />

2. Asser/Mijnssen, Van Velten & Bartels 5* 2008, nr. 225.<br />

3. Vaak ook aangeduid met: uitgifte in <strong>erfpacht</strong>.<br />

4. In deze bijdrage zal ik mij niet mengen in de (recent)<br />

gevoerde discussie over de vraag of een beperkt recht, zoals<br />

het <strong>erfpacht</strong>recht, betrekking kan hebben op meerdere<br />

onroerende zaken, althans in die zin dat ik hierbij aangeef<br />

het eens te zijn met Verstappen en Kouffeld/Wiertsema: één<br />

beperkt recht kan op meerdere onroerende zaken betrekking<br />

hebben. Zie hierover: W.G. Huijgen, “Erfpachtconversie<br />

bij appartementen en de rechtsgevolgen daar<strong>van</strong> voor de<br />

betrokken lasten en beperkingen”, WPNR (2010), 6859,<br />

L.C.A. Verstappen, “Reactie op “Erfpachtconversie bij<br />

appartementen en de rechtsgevolgen daar<strong>van</strong> voor de<br />

betrokken lasten en beperkingen””, WPNR (2011), 6871 en<br />

V. Tweehuysen, “Reactie op “Reactie op “Erfpachtconversie<br />

bij appartementen en de rechtsgevolgen daar<strong>van</strong> voor de<br />

betrokken lasten en beperkingen”””, WPNR (2011) 6890 en<br />

M. Kouffeld en J. Wiertsema, “Wanneer ontstaat een nieuw<br />

recht <strong>van</strong> <strong>erfpacht</strong> en welke gevolgen heeft dat?”, Vastgoed<br />

Fiscaal & Civiel, jaargang 17, maart 2012, p. 12-16.<br />

32 WPNR . . .<br />

19 januari 2013/6958


in <strong>erfpacht</strong> zullen, in het algemeen, afspraken worden<br />

gemaakt ten aanzien <strong>van</strong> (i) de canon, (ii) de<br />

bestemming- en het gebruik, (iii) de (overige) bijzondere<br />

bepalingen, en (iv), in het meest voorkomende<br />

geval dat de uitgifte door een gemeente<br />

plaatsvindt, het <strong>van</strong> toepassing verklaren <strong>van</strong> algemene<br />

<strong>erfpacht</strong>voorwaarden. Het <strong>erfpacht</strong>recht krijgt<br />

bij de totstandkoming een voor de bezwaarde zaak<br />

afgebakend pakket aan <strong>erfpacht</strong>voorwaarden mee<br />

en met dat pakket dient het <strong>erfpacht</strong>recht zich te<br />

redden in het rechtsverkeer. Uitgaande <strong>van</strong> voormelde<br />

casus, zal de <strong>erfpacht</strong>er bij de verkoop de<br />

parkeerplaatsen “uit” het <strong>erfpacht</strong>recht dienen te<br />

“halen” en dus dienen over te gaan tot verticale <strong>splitsing</strong><br />

<strong>van</strong> het bestaande <strong>erfpacht</strong>recht, aldus dat<br />

twee separate <strong>erfpacht</strong>rechten ontstaan 5 . Ten ge -<br />

volge <strong>van</strong> deze “verwijdering” zal het voormalige<br />

<strong>erfpacht</strong>recht niet meer bestaan, maar zullen wel<br />

nieuwe <strong>erfpacht</strong>rechten ontstaan. Onder 6 kom ik<br />

hier op terug.<br />

3. <strong>Verticale</strong> <strong>splitsing</strong> en overdracht?<br />

Bedoelde verticale <strong>splitsing</strong> zal plaatsvinden op<br />

grond <strong>van</strong> art. 5:91 lid 2 BW, dat luidt als volgt:<br />

“In de akte <strong>van</strong> vestiging kan ook worden be -<br />

paald, dat de <strong>erfpacht</strong>er zijn recht niet zonder<br />

toestemming <strong>van</strong> de eigenaar kan splitsen door<br />

overdracht of toedeling <strong>van</strong> de <strong>erfpacht</strong> op een<br />

gedeelte <strong>van</strong> de zaak.”<br />

Art. 5:92 lid 2 BW sluit aan op het vorenstaande door<br />

te bepalen:<br />

“Na overdracht of toedeling <strong>van</strong> de <strong>erfpacht</strong> op<br />

de zaak of een gedeelte daar<strong>van</strong> of <strong>van</strong> een aandeel<br />

in de <strong>erfpacht</strong> zijn de verkrijger en zijn<br />

rechtsvoorganger hoofdelijk verbonden voor de<br />

door laatstgenoemde verschuldigde canon die in<br />

de voorafgaande vijf jaren opeisbaar is geworden.”<br />

Opgemerkt wordt, onder andere door Bartels, dat de<br />

zaak zich voor <strong>splitsing</strong> moet lenen, zoals het geval is<br />

met een perceel grond 6 . Dit lijkt mij juist. Overigens<br />

dient de in art. 5:91 lid 2 BW bedoelde verticale <strong>splitsing</strong><br />

te worden onderscheiden <strong>van</strong> een horizontale<br />

<strong>splitsing</strong> 7 .<br />

De vraag is hoe art. 5:91 lid 2 BW dient te worden<br />

begrepen. Is het de bedoeling <strong>van</strong> de wetgever om<br />

een verticale <strong>splitsing</strong> door overdracht of toedeling 8<br />

te kunnen onderwerpen aan een toestemmingsvereiste<br />

en dat zulks andere wijzen <strong>van</strong> verticale<br />

<strong>splitsing</strong> (anders dan door overdracht) onverlet<br />

laat? Zo ja, kunnen deze andere wijzen niet worden<br />

onderworpen aan een toestemmingsvereiste? Of<br />

dient lid 2 zo te worden opgevat dat verticale <strong>splitsing</strong><br />

alleen kan plaatsvinden door overdracht en dat<br />

de wetgever bedoelt dat een verticale <strong>splitsing</strong> welke<br />

niet plaatsvindt door een overdracht, niet kan<br />

19 januari 2013/6958 WPNR . . .<br />

VERTICALE SPLITSING VAN ERFPACHT<br />

bestaan? Wat is derhalve de oorsprong en de reden<br />

<strong>van</strong> de opgenomen koppeling “<strong>splitsing</strong>-overdracht”?<br />

4. Parlementaire geschiedenis<br />

Aangezien nergens in het BW is omschreven wat verticale<br />

<strong>splitsing</strong> als begrip inhoudt (anders dan de<br />

horizontale <strong>splitsing</strong>) kan wellicht de parlementaire<br />

geschiedenis antwoorden op deze vragen geven.<br />

Daaruit blijkt dat art. 5:91 en 5:92 BW in het Ontwerp-Meijers<br />

en het Regeringsontwerp nog in één<br />

ontwerpart. 5.7.1.5. waren opgenomen. Voor een<br />

beter begrip <strong>van</strong> de eerder genoemde koppeling tussen<br />

<strong>splitsing</strong> en overdracht, geef ik hieronder de<br />

tekst <strong>van</strong> de voorgestelde artikelen in het Ontwerp-<br />

Meijers en het Regeringsontwerp weer.<br />

Het voorgestelde art. 5.7.1.5. in het Ontwerp-Meijers<br />

luidt als volgt:<br />

“1. Een <strong>erfpacht</strong>er kan zijn recht op de gehele<br />

zaak of op een deel daar<strong>van</strong> aan een ander<br />

overdragen.<br />

2. Na een overdracht is de nieuwe <strong>erfpacht</strong>er<br />

hoofdelijk met de vorige voor reeds verschenen<br />

termijnen <strong>van</strong> de canon aansprakelijk.<br />

Voor de termijnen die na de overdracht verschijnen,<br />

is uitsluitend de nieuwer <strong>erfpacht</strong>er<br />

aansprakelijk.<br />

3. Na een <strong>splitsing</strong> <strong>van</strong> de <strong>erfpacht</strong> zijn de <strong>erfpacht</strong>ers<br />

<strong>van</strong> de delen hoofdelijk voor de<br />

gehele canon aansprakelijk.<br />

4. Bij de akte <strong>van</strong> vestiging kan <strong>van</strong> het in de<br />

vorige twee leden bepaalde worden afgeweken.”<br />

De Toelichting-Meijers 9 geeft daarbij aan dat aan de<br />

toenmalige bevoegdheid tot overdracht door de <strong>erfpacht</strong>er<br />

<strong>van</strong> zijn <strong>erfpacht</strong>recht, gegeven in art. 771<br />

(oud) BW, toegevoegd is dat “de <strong>erfpacht</strong>er het recht<br />

kan splitsen door zijn recht op een deel <strong>van</strong> de zaak<br />

over te dragen” (onderstreping JRK). Interessante<br />

opmerking, maar daar blijft het bij omdat in het vervolg<br />

op deze toelichting verder slechts wordt ingegaan<br />

op de (hoofdelijke) aansprakelijkheid voor de<br />

5. Te weten één <strong>erfpacht</strong>recht ten aanzien <strong>van</strong> het kantoorgebouw<br />

en één <strong>erfpacht</strong>recht ten aanzien <strong>van</strong> de parkeerplaatsen.<br />

6. Asser/Mijnssen, Van Velten & Bartels 5* 2008, nr. 225.<br />

7. De horizontale <strong>splitsing</strong> betreft de <strong>splitsing</strong> in appartementsrechten;<br />

daarvoor bestaan de art. 5:91 lid 3 en 5:106<br />

leden 2 en 7 BW. Dit laat ik in deze bijdrage verder buiten<br />

beschouwing. Uitgebreider hierover, onder meer, J.D. de<br />

Jong en H.D. Ploeger, “Erfpacht en opstal”, Monografieën<br />

BW. B28, Deventer: Kluwer 2009, nr. 32.<br />

8. De toedeling laat ik gemakshalve in deze bijdrage verder<br />

buiten beschouwing, maar daarvoor geldt hetzelfde.<br />

9. Parlementaire geschiedenis <strong>van</strong> het Nieuwe Burgerlijk Wetboek.<br />

Boek 5. Zakelijke rechten, p. 310.<br />

33


VERTICALE SPLITSING VAN ERFPACHT<br />

canon. Het voorgestelde lid 4 regelt niet, zoals thans<br />

het geval is in art. 5:91 leden 1 en 2 BW, dat voor de<br />

overdracht en/of <strong>splitsing</strong> toestemming <strong>van</strong> de<br />

(bloot-)eigenaar kan worden vereist. Immers, het<br />

ontwerp gaf aan dat slechts <strong>van</strong> de voorgestelde<br />

leden 2 en 3 bij de akte <strong>van</strong> vestiging <strong>van</strong> het <strong>erfpacht</strong>recht<br />

zou kunnen worden afgeweken. Dit blijkt<br />

uit de Toelichting-Meijers waarin wordt opgemerkt<br />

dat, daar waar “de <strong>splitsing</strong> <strong>van</strong> het recht zonder<br />

goedvinden en voorkennis <strong>van</strong> de eigenaar kan<br />

plaatsvinden, moet de regel, dat de rechthebbende<br />

op de delen, waarin het oorspronkelijke <strong>erfpacht</strong>srecht<br />

is gesplitst, ieder voor de gehele canon aansprakelijk<br />

zijn, worden gehandhaafd (…)”.<br />

Als reactie hierop luidt het voorgesteld art. 5.7.1.5. in<br />

het Regeringsontwerp als volgt:<br />

“1. In de akte <strong>van</strong> vestiging kan worden bepaald,<br />

dat de <strong>erfpacht</strong>er zijn recht niet zonder toestemming<br />

<strong>van</strong> de eigenaar kan splitsen door<br />

zijn recht op een deel <strong>van</strong> de zaak over te<br />

dragen.<br />

2. Zijn twee of meer personen deelgenoot in de<br />

<strong>erfpacht</strong> of <strong>erfpacht</strong>er <strong>van</strong> onderscheidende<br />

delen <strong>van</strong> de zaak, dan zijn zij voor de canon<br />

hoofdelijk aansprakelijk.<br />

3. Na een overdracht is de verkrijger hoofdelijk<br />

met de overdrager voor de reeds verschenen<br />

termijnen <strong>van</strong> de canon aansprakelijk.<br />

4. Bij de akte <strong>van</strong> vestiging kan <strong>van</strong> het in de<br />

vorige twee leden bepaalde worden afgeweken.”<br />

De memorie <strong>van</strong> toelichting op het Regeringsontwerp<br />

10 geeft aan dat twee wijzigingen zijn aangebracht<br />

op het Ontwerp-Meijers, die - kort gezegd -<br />

zien op (i) het opnemen <strong>van</strong> het toestemmings -<br />

ver eiste, en (ii) het aanscherpen <strong>van</strong> de hoofdelijke<br />

aansprakelijkheid betreffende de canon. Voor deze<br />

bijdrage is slechts de eerstbedoelde wijziging <strong>van</strong><br />

belang en hiervoor wordt het volgende argument<br />

gegeven: de eigenaar (waarbij de wetgever slechts<br />

uitgaat <strong>van</strong> een gemeente als de in <strong>erfpacht</strong> uitgevende<br />

instantie 11 ) “er een gerechtvaardigd belang bij<br />

kan hebben dat de exploitatie <strong>van</strong> een als één geheel<br />

in <strong>erfpacht</strong> uitgegeven stuk grond in één hand blijft”.<br />

Het werd daarom wenselijk geacht dat de <strong>erfpacht</strong>er<br />

“zijn recht niet zonder toestemming <strong>van</strong> de eigenaar<br />

kan splitsen door het voor een of meer delen <strong>van</strong> de<br />

zaak, waarop zijn recht rust, over te dragen” (onderstreping<br />

JRK).<br />

Tussenconclusie is dat de eerder genoemde koppeling<br />

“<strong>splitsing</strong>-overdracht” haar oorsprong vindt in<br />

art. 5.7.1.5., zonder dat toen andere redenen dan<br />

overdracht voor een verticale <strong>splitsing</strong> zijn overwogen.<br />

Ook het voorlopig verslag <strong>van</strong> de Vaste Commissie<br />

voor Justitie uit de Tweede Kamer 12 gaat met<br />

name in op het toestemmingsvereiste - waarschijnlijk<br />

wederom alleen denkend <strong>van</strong>uit de positie <strong>van</strong> de<br />

gemeente als in <strong>erfpacht</strong> uitgevende instantie - door<br />

aan te geven:<br />

“Het moet gemeenten mogelijk worden gemaakt<br />

enige invloed te oefenen op de persoon <strong>van</strong><br />

opvolger. Het kan gemeenten niet onverschillig<br />

zijn, wie op industrieterreinen of in havengebieden<br />

als <strong>erfpacht</strong>ers gaan optreden.”<br />

Op grond <strong>van</strong> de daarop volgende memorie <strong>van</strong><br />

antwoord aan de Tweede Kamer is vervolgens<br />

art. 5.7.1.5. gewijzigd en gesplitst in art. 5.7.1.5. en<br />

5.7.1.5a. (huidige art. 5:91 en 5:92 BW). De redenen<br />

hiervoor waren het toevoegen <strong>van</strong> het toestemmingsvereiste<br />

en de in plaats daar<strong>van</strong> benodigde<br />

ver<strong>van</strong>gende machtiging (zie art. 5:91 lid 4 BW).<br />

5. <strong>Verticale</strong> <strong>splitsing</strong> (dus) ook zonder<br />

overdracht?<br />

Op grond <strong>van</strong> de parlementaire geschiedenis meen<br />

ik dat geen (bijzondere) reden te geven is waarom<br />

verticale <strong>splitsing</strong> slechts kan bestaan in samenhang<br />

met overdracht. Immers, destijds lijkt geen rekening<br />

te zijn gehouden 13 met een andere reden voor verticale<br />

<strong>splitsing</strong> dan overdracht. Ik meen dan ook dat<br />

de parlementaire geschiedenis ons hier niet verder<br />

helpt. Om die reden bestaat ruimte om - nu de wetsgeschiedenis<br />

niet voldoende “overtuigingskracht<br />

heeft om deze voor de uitleg te kunnen gebruiken” -<br />

deze wetsgeschiedenis aan te vullen 14 . Derhalve<br />

meen ik dat verticale <strong>splitsing</strong> <strong>van</strong> <strong>erfpacht</strong>recht ook<br />

zonder een noodzakelijke samenhang met overdracht<br />

mogelijk moet zijn. Ik zie ook geen enkel<br />

bezwaar in het toestaan <strong>van</strong> verticale <strong>splitsing</strong> zonder<br />

dat daarbij (tevens) sprake is <strong>van</strong> een overdracht.<br />

Deze mogelijkheid is ook gewenst. Uit de wet<br />

en de wetsgeschiedenis volgt niet dat <strong>splitsing</strong> louter<br />

mogelijk is in geval <strong>van</strong> overdracht.<br />

10. Parlementaire geschiedenis <strong>van</strong> het Nieuwe Burgerlijk<br />

Wetboek. Boek 5. Zakelijke rechten, p. 311-312.<br />

11. Asser/Mijnssen, Van Velten & Bartels 5* 2008, nr. 212 en<br />

A.A. <strong>van</strong> Velten, “Privaatrechtelijke aspecten <strong>van</strong> onroerend<br />

goed”, Deventer: Kluwer 2009, nr. 12.3.<br />

12. Parlementaire geschiedenis <strong>van</strong> het Nieuwe Burgerlijk Wetboek.<br />

Boek 5. Zakelijke rechten, p. 312.<br />

13. Rekening werd slechts gehouden met de gemeente als in<br />

<strong>erfpacht</strong> uitgevende instantie en diverse daarna ontstane,<br />

huidige varianten <strong>van</strong> <strong>erfpacht</strong> bestonden toen ook nog<br />

niet; zie hiervoor bijvoorbeeld A.A. <strong>van</strong> Velten, “Privaatrechtelijke<br />

aspecten <strong>van</strong> onroerend goed”, Deventer:<br />

Kluwer 2009, nr. 12.4.<br />

14. Zie in dit verband in dezelfde zin: W. Snijders, “Parlementaire<br />

geschiedenis: zin en onzin”, WPNR (2008), 6774.<br />

34 WPNR . . .<br />

19 januari 2013/6958


6. Nieuwe <strong>erfpacht</strong>rechten<br />

Een na ontstaan <strong>van</strong> het <strong>erfpacht</strong>recht door te<br />

voeren wijziging betekent (i) een wijziging <strong>van</strong> het<br />

bestaande <strong>erfpacht</strong>recht zelf, danwel (ii) het ontstaan<br />

<strong>van</strong> een nieuw <strong>erfpacht</strong>recht. Dat onderscheid<br />

maakt groot verschil. De discussie die gevoerd wordt<br />

over het onderscheid tussen gewijzigd en nieuw<br />

recht vindt plaats via de band <strong>van</strong> de wijziging <strong>van</strong><br />

één of meer essentialia <strong>van</strong> het <strong>erfpacht</strong>recht. Deze,<br />

interessante, discussie valt echter buiten het bestek<br />

<strong>van</strong> deze bijdrage 15 . Duidelijk is in ieder geval dat een<br />

verticale <strong>splitsing</strong> tot gevolg heeft dat (ten minste)<br />

twee nieuwe <strong>erfpacht</strong>rechten ontstaan. Maar omdat<br />

nergens in het BW is omschreven wat verticale <strong>splitsing</strong><br />

als begrip inhoudt, geeft verticale <strong>splitsing</strong><br />

slechts het resultaat aan en geeft het niet aan welke<br />

rechtshandelingen daarmee gepaard gaan. Ik ontleen<br />

hieraan een aanvullend argument om de eerder<br />

genoemde koppeling “<strong>splitsing</strong>-overdracht” te<br />

mogen loslaten 16 .<br />

Teneinde te komen tot nieuwe <strong>erfpacht</strong>rechten door<br />

het eerst laten tenietgaan <strong>van</strong> het bestaande <strong>erfpacht</strong>recht,<br />

dienen wij ons te bedienen <strong>van</strong> de<br />

bestaande begrippen in het BW. Een en ander kan<br />

plaatsvinden via de weg <strong>van</strong> opzegging 17 , gevolgd<br />

door vestiging. Echter, in de meeste akten <strong>van</strong> vestiging<br />

<strong>van</strong> een <strong>erfpacht</strong>recht en/of de daarbij <strong>van</strong> toepassing<br />

verklaarde algemene <strong>erfpacht</strong>voorwaarden,<br />

is de bevoegdheid tot opzegging door de <strong>erfpacht</strong>er<br />

uitgesloten 18 en in het algemeen is de opzegging door<br />

de (bloot-)eigenaar beperkt 19 . Om tot nieuwe <strong>erfpacht</strong>srechten<br />

te geraken zal daarom vaak de weg<br />

<strong>van</strong> afstand (en aanvaarding) 20 <strong>van</strong> het oude <strong>erfpacht</strong>recht<br />

onder gelijktijdige vestiging (en aanvaarding)<br />

<strong>van</strong> de nieuwe <strong>erfpacht</strong>rechten 21 moeten<br />

worden bewandeld. In een dergelijk geval is<br />

art. 5:85 juncto art. 3:98 BW onverkort <strong>van</strong> toepassing.<br />

Deze rechtshandelingen vinden (vaak) impliciet<br />

plaats in de akte <strong>van</strong> verticale <strong>splitsing</strong>, althans<br />

dat concludeer ik op grond <strong>van</strong> de mij bekende notariële<br />

akten. Meestal constateren partijen in de akte<br />

(al dan niet op voorspraak <strong>van</strong> de notaris-redacteur<br />

<strong>van</strong> de akte) dat een verticale <strong>splitsing</strong> plaatsvindt<br />

en dat nieuwe <strong>erfpacht</strong>rechten, met elk een afgebakend<br />

pakket aan <strong>erfpacht</strong>voorwaarden, ontstaan.<br />

Daarbij wordt vaak niet ingegaan op de rechtshandelingen<br />

die in verband met de verticale <strong>splitsing</strong><br />

plaatsvinden 22 . Deze al dan niet impliciete afstand en<br />

gelijktijdige vestiging kan een aantal, soms onwenselijke,<br />

consequenties met zich brengen voor het oude<br />

<strong>erfpacht</strong>recht en de nieuwe <strong>erfpacht</strong>rechten. Enkele<br />

consequenties hebben betrekking op: 23<br />

– bestaande rechten <strong>van</strong> hypotheek en/of pand,<br />

art. 3:81 lid 3 BW;<br />

– bestaande erfdienstbaarheden, art. 5:84 lid 3<br />

BW;<br />

– heffing <strong>van</strong> overdrachtsbelasting, art. 6 lid 2<br />

en 9 lid 2 Wet op belastingen <strong>van</strong> rechtsverkeer;<br />

19 januari 2013/6958 WPNR . . .<br />

VERTICALE SPLITSING VAN ERFPACHT<br />

– vergoedingsrechten, art. 5:99 BW (en de daarmee<br />

samenhangende retentierechten <strong>van</strong><br />

art. 5:100 BW).<br />

7. Toestemming (bloot-)eigenaar<br />

Hiervoor heb ik al aangegeven dat de verticale <strong>splitsing</strong><br />

onderworpen kan zijn aan toestemming <strong>van</strong> de<br />

(bloot-)eigenaar, omdat dit bij de vestiging <strong>van</strong> het<br />

<strong>erfpacht</strong>recht is bepaald. Indien de benodigde toestemming<br />

ontbreekt, is de verticale <strong>splitsing</strong> nietig 24 .<br />

De toestemming is immers benodigd om de verticale<br />

<strong>splitsing</strong> - althans, de daaruit voortvloeiende impliciete<br />

rechtshandelingen <strong>van</strong> afstand en vestiging <strong>van</strong><br />

<strong>erfpacht</strong>rechten - het beoogde gevolg te laten hebben<br />

25 . Het bepaalde in art. 5:91 lid 4 BW regelt de<br />

eventueel door de rechter te geven ver<strong>van</strong>gende toestemming.<br />

Indien, zoals betoogd onder 5, kan worden<br />

aangenomen dat de eerder genoemde samenhang<br />

“<strong>splitsing</strong>-overdracht” mag worden losgelaten<br />

en tevens bij de vestiging <strong>van</strong> het <strong>erfpacht</strong>recht géén<br />

toestemmingsvereiste, als bedoeld in art. 5:91 lid 2<br />

BW, is opgenomen, kan verticale <strong>splitsing</strong> dus plaatsvinden<br />

zonder dat de (bloot-)eigenaar is betrokken.<br />

Hoewel dit gevolgen kan hebben ten aanzien <strong>van</strong> wat<br />

de (bloot-)eigenaar <strong>van</strong> de <strong>erfpacht</strong>er dient te dulden,<br />

valt dit te billijken. Immers, indien de eigenaar<br />

bij de uitgifte in <strong>erfpacht</strong> niet voor verticale <strong>splitsing</strong><br />

een toestemmingsvereiste stipuleert, heeft hij reeds<br />

daar zijn rechten prijsgegeven. De financiële gevolgen<br />

voor de (bloot-)eigenaar worden daarbij door de<br />

wetgever (voor vijf jaren) gemitigeerd door art. 5:92<br />

lid 2 BW.<br />

15. Voor een overzicht hier<strong>van</strong> verwijs ik kortheidshalve<br />

naar Kouffeld/Wiertsema (voetnoot 4) en ook naar Asser/<br />

Mijnssen , Van Velten & Bartels 5* 2008, nr. 218a.<br />

16. Ook omdat de wetgever de <strong>splitsing</strong> ziet in samenhang met<br />

overdracht, is dat voor mij een indicatie dat <strong>splitsing</strong> als<br />

zodanig geen rechtshandeling is.<br />

17. Art. 3:81 lid 2 aanhef en onder d BW.<br />

18. Art. 5:87 lid 1 BW.<br />

19. Art. 5:87 lid 2 BW.<br />

20. Art. 3:81 lid 2 aanhef en onder c BW.<br />

21. Welk verschil tussen opzegging respectievelijk afstand en<br />

aanvaarding met name ligt in het verschil tussen een eenzijdige<br />

respectievelijk meerzijdige rechtshandelingen. Dit verklaart<br />

dat opzegging door de <strong>erfpacht</strong>er, in het belang <strong>van</strong><br />

de (bloot-)eigenaar, vaak is uitgesloten.<br />

22. Wellicht dat deze bijdrage ook kan dienen als een aansporing<br />

aan het notariaat om de rechtszekerheid nog beter<br />

te dienen door zulks (voortaan) in een dergelijke akte te<br />

expliciteren.<br />

23. Voor een vollediger overzicht hier<strong>van</strong> verwijs ik naar<br />

Kouffeld /Wiertsema (voetnoot 4) en ook naar mr. F.A.N. <strong>van</strong><br />

Rooijen en mr. R.A. Bol, “Erfpacht en hypotheek: hoe scherp<br />

is het notariaat?”, WPNR (2009), 6814 en 6815.<br />

24. Asser/Mijnssen, Van Velten & Bartels 5* 2008, nr. 225.<br />

25. Zie ook art. 3:57 BW.<br />

35


VERTICALE SPLITSING VAN ERFPACHT<br />

Vervolgvraag is: op welke wijze moet de door de<br />

(bloot-)eigenaar te verlenen toestemming in de<br />

notariële akte worden opgenomen. In mij bekende<br />

akten <strong>van</strong> verticale <strong>splitsing</strong> kom ik de toestemming<br />

tegen (i) als een in de akte opgenomen verklaring<br />

namens de (bloot-)eigenaar, danwel (ii) als een meewerken<br />

door de (bloot-)eigenaar aan de verticale<br />

<strong>splitsing</strong> door het daadwerkelijk partij zijn bij de<br />

akte. Waaijer 26 geeft aan dat de term “partij bij de<br />

akte” ruim dient te worden opgevat en dat daarom<br />

“ook degene die goedkeuring of toestemming moet<br />

geven om een onaantastbare rechtshandeling<br />

<strong>van</strong> een ander mogelijk te maken” moet worden<br />

beschouwd als partij bij een akte. Niet als partij bij<br />

de akte te duiden personen zijn “de personen die een<br />

onmiddellijk belang hebben bij de instandhouding<br />

<strong>van</strong> een verklaring die niet tot een of meer bepaalde<br />

personen is gericht (art. 3:56 sub b BW)”. Gelet op<br />

het vorenstaande en het ook voor het notariaat<br />

geldende adagium “bij twijfel niet inhalen”, geef ik<br />

dan ook uitdrukkelijk de voorkeur aan een akte<br />

waarbij de (bloot-)eigenaar partij is bij de akte <strong>van</strong><br />

verticale <strong>splitsing</strong> en als partij bij de akte zijn toestemming<br />

verleent voor de verticale <strong>splitsing</strong>.<br />

8. De “vergeten” verticale <strong>splitsing</strong><br />

Het komt in de praktijk voor, zo blijkt uit mij<br />

bekende akten, dat niet eerst wordt overgegaan tot<br />

verticale <strong>splitsing</strong> maar dat direct - gelet op de casus<br />

onder 1 - de parkeerplaatsen worden verkocht en<br />

geleverd bij notariële akte. De levering <strong>van</strong> de parkeerplaatsen<br />

wordt dan geconstrueerd als een levering<br />

<strong>van</strong> een gedeelte <strong>van</strong> het recht <strong>van</strong> <strong>erfpacht</strong>,<br />

gelijk een levering <strong>van</strong> een gedeelte <strong>van</strong> een perceel.<br />

Dit kan (dus) volgens mij niet, althans: ik heb grote<br />

moeite om een dergelijke overdracht in een akte te<br />

zien als een impliciete verticale <strong>splitsing</strong> en vervolgens<br />

ook nog te zien als een impliciete afstand en<br />

gelijktijdige vestiging <strong>van</strong> <strong>erfpacht</strong>rechten 27 . Een<br />

dergelijke akte past ook niet in het beeld <strong>van</strong> het <strong>erfpacht</strong>recht<br />

met een afgebakend pakket aan <strong>erfpacht</strong>voorwaarden.<br />

Daarnaast: art. 5:91 lid 2 BW<br />

spreekt ook (terecht) <strong>van</strong> verticale <strong>splitsing</strong> “<strong>van</strong> de<br />

<strong>erfpacht</strong> op een gedeelte <strong>van</strong> de zaak” en niet over<br />

een gedeelte <strong>van</strong> de <strong>erfpacht</strong> zelf. Ik vermoed dan<br />

ook dat de betrokkenen (partijen èn de notaris) in<br />

een dergelijk geval zich te veel hebben laten leiden<br />

door het onder 1 bedoelde gevoel. Het lijkt mij dienstig<br />

om in een dergelijk geval alsnog te proberen de<br />

“vergeten” verticale <strong>splitsing</strong> te repareren op de voet<br />

<strong>van</strong> conversie of convalescentie 28 . Wellicht kan vijfentwintig<br />

jaar na een “vergeten” verticale <strong>splitsing</strong><br />

art. 5:97 BW ook nog redding bieden; veel hoop<br />

koester ik daarbij niet.<br />

9. Conclusies<br />

Op grond <strong>van</strong> het vorenstaande kom ik tot de volgende<br />

conclusies:<br />

– verticale <strong>splitsing</strong> moet ook mogelijk zijn<br />

zonder dat sprake is <strong>van</strong> een overdracht of<br />

toedeling;<br />

– verticale <strong>splitsing</strong> heeft tot gevolg dat (ten<br />

minste) twee nieuwe <strong>erfpacht</strong>rechten ontstaan;<br />

– verticale <strong>splitsing</strong> gaat gepaard met de<br />

rechtshandelingen opzegging of afstand (en<br />

aanvaarding) <strong>van</strong> het oude <strong>erfpacht</strong>recht<br />

onder gelijktijdige vestiging (en aanvaarding)<br />

<strong>van</strong> de nieuwe <strong>erfpacht</strong>rechten;<br />

– verticale <strong>splitsing</strong> heeft een aantal, soms,<br />

onwenselijke gevolgen;<br />

– indien voor verticale <strong>splitsing</strong> toestemming<br />

benodigd is, dient de (bloot-)eigenaar partij<br />

te zijn bij de akte <strong>van</strong> verticale <strong>splitsing</strong>.<br />

26. Mr. B.C.M. Waaijer, bewerking <strong>van</strong> J.C.H. Melis’<br />

“De Notariswet”, Deventer: Kluwer: 2003, p. 120.<br />

27. Wat daar<strong>van</strong> de gevolgen kunnen zijn (nietigheid, vernietigbaarheid<br />

of non-existentie), laat ik buiten de beschouwing<br />

<strong>van</strong> deze bijdrage.<br />

28. W.J. Zwalve, L.C.A. Verstappen en J.B. Huizink,<br />

“Bekrachtiging en aanverwante rechtsfiguren”, preadviezen<br />

Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie,<br />

Den Haag: Sdu 2003.<br />

36 WPNR . . .<br />

19 januari 2013/6958

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!