hoofdstuk 2
hoofdstuk 2
hoofdstuk 2
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
verkoopprijs<br />
winst<br />
interne<br />
middelen<br />
externe<br />
middelen<br />
PRIJS<br />
GELDSTROOM<br />
Werking van de onderneming<br />
kostprijs van<br />
de producten<br />
interne<br />
middelen<br />
externe<br />
middelen<br />
aanwendingen<br />
interne<br />
middelen<br />
blijven meer<br />
dan een jaar<br />
bewaard<br />
verbruikt in<br />
de loop van<br />
het jaar<br />
externe middelenverworven<br />
buiten de<br />
onderneming<br />
markt van de<br />
bevoorrading<br />
bronnen<br />
middelen<br />
voortgebracht<br />
door de<br />
activiteit<br />
middelen<br />
van externe<br />
aanbrengers<br />
kapitaalmarkt<br />
vergoeding<br />
kapitaal<br />
verschaffers<br />
Onderneming brengt goederen en/of diensten op de markt mbv. productiemiddelen:<br />
∗ externe middelen: alles wat de onderneming van buitenuit gebruikt/verbruikt<br />
bijv. grondstoffen, verbruiksgoederen, diensten in onderaanneming<br />
<br />
in de loop van het jaar verbruikt, bijv. arbeid, reklame<br />
∗ interne middelen:<br />
in de onderneming bewaard blijven, bijv. gebouwen, machines<br />
gebruik of verbruik van productiemiddelen heeft tot gevolg : uitgaven<br />
betalen van gebouwen, machines, grondstoffen, onderaannemers, personeel<br />
deze middelen: geleverd<br />
⎧<br />
door de verkoop van de goederen/diensten op de markt<br />
⎨ uitgaven voor de externe middelen<br />
voldoende voor: interne verbruik gedurende het jaar<br />
⎩<br />
klein gedeelte van de interne middelen, bewaard in de onderneming<br />
Probleem: tijdsverschil tussen inkomsten en uitgaven<br />
Oplossing: financiering van deze productiemiddelen<br />
door vennoten, bankiers, leveranciers, werknemers, staat, ...<br />
hiervoor verwachten zij een aangepaste vergoeding (dividend, interest)<br />
Algemene boekhouding<br />
Weerspiegeling van dit ondernemingsgebeuren<br />
Functie: weergeven van de waarden en de verandering van waarden binnen een<br />
onderneming, en dit zo werkelijkheidsgetrouw als mogelijk<br />
(1) bezittingen en vorderingen (aanwendingen) (2) verplichtingen en kapitaal (bronnen)<br />
Regelmatige tijdstippen (jaarlijks) overzicht van de diverse aanwendingen en bronnen:<br />
∗ hoeveel grondstoffen zijn er nog in voorraad<br />
∗ hoe groot is de uitstaande lening bij de bank<br />
∗ vergelijking opbrengsten met kosten ⇒ winst/verlies over een bepaalde periode<br />
Resultaat: balans en resultatenrekening<br />
Twee principes: zaaktheorie en dubbele boekhouding<br />
Industriële boekhouding of analytische kostprijsboekhouding<br />
Winstgevendheid ve. onderneming: bepaald door kostprijs van de aangeboden goederen<br />
kostprijs: kan gedeeltelijk beïnvloed worden door de onderneming<br />
hiervoor is een nauwkeurige registratie nodig van de verschillende kostenelementen<br />
Zaaktheorie<br />
1. kent alleen materiële schulden en bezittingen (geen juridische feiten)<br />
2. beschouwt bedrijf als onafhankelijk van de eigenaars<br />
Er wordt onderscheid gemaakt tussen<br />
• het vermogen van de onderneming<br />
• het vermogen van de eigenaar(s) van de onderneming<br />
de eigenaar: een buitenstaander<br />
⎧<br />
⎨ steeds verantwoording<br />
de onderneming is hem eventueel winstuitkering<br />
⎩<br />
bij vereffening uitbetaling<br />
verschuldigd<br />
Op die manier kan het eindresultaat van de onderneming bepaald worden zonder dat<br />
dit resultaat beïnvloed wordt door allerlei transacties die niet de onderneming maar de<br />
eigenaars aanbelangen.
Dubbele boekhouding<br />
bezittingen en vorderingen (B): alle elementen die de onderneming ter beschikking<br />
worden gesteld<br />
schulden: oorsprong van alle bezittingen:<br />
∗ ten aanzien van de eigen-kapitaalbezitters (eigenaars) (Se)<br />
∗ ten aanzien van derden die slechts extern bij de onderneming betrokken zijn (Sd)<br />
maatschappelijk bezit van een onderneming = bezittingen - schulden tov. derden<br />
MB = B − Sd of B = Se + Sd<br />
waarbij het maatschappelijk bezit (MB) de schuld tov. de eigenaars is<br />
Het geheel van bezittingen en vorderingen, gesteld tegenover alle schulden, ondergaat<br />
doorlopend wijzigingen in samenstelling, aard en waardegrootte van zijn componenten.<br />
Bij vereffening, bij afwezigheid van winst of verlies:<br />
∗ alle eigendommen (B) worden te gelde gemaakt<br />
∗ hiermee vereffening van de lopende schulden (Sd)<br />
∗ rest: de vroeger ingebrachte som van de eigen-kapitaalbezitters (Se).<br />
Dubbele boekhouding: mogelijke transacties: (B − Sd = Se)<br />
• innerlijke waardeverschuiving binnen B, Sd of Se:<br />
+ kasgelden (−B) overdragen naar bank(+B)<br />
+ een schuld aangaan (+Sd) om een andere schuld te betalen (−Sd)<br />
toe(/af)name van een element van B of Sd of Se<br />
= af(/toe)name van een ander element van B of Sd of Se<br />
• waardeomzetting met effect op B en Sd:<br />
+ aanschaf van goederen (+B) met aankoopschuld bij leverancier (+Sd)<br />
+ gebruik van kasmiddelen (−B) voor de betaling van schulden (−Sd)<br />
toe(/af)name van een element van B<br />
= toe(/af)name van een element van Sd<br />
• waardeomzetting met effect op B en Se of op Sd en Se:<br />
+ kasmiddelen verhogen (+B) met de verdiende interesten (+Se)<br />
+ kasmiddelen verlagen (−B) met de te betalen huur (−Se)<br />
+ lening afbetalen (−Sd) met resultaat van kapitaalsverhoging (+Se)<br />
In het derde geval gaat het over transacties met een winst- of verlieseffect:<br />
winst: vermeerdering van de schuld aan de kapitaalbezitter als beloning voor zijn<br />
inbreng<br />
verlies: vermindering van de schuld aan de kapitaalbezitter als risico verbonden aan zijn<br />
inbreng<br />
dus toename (afname) van een element uit B<br />
= een toename/winst (afname/verlies) van een element uit Se<br />
dus afname (toename) van een element uit Sd<br />
= een toename/winst (afname/verlies) van een element uit Se<br />
De boekhouding noteert al die verrichtingen die aanleiding geven tot een wijziging in de<br />
basisvergelijking B − Sd = Se (inbegrepen winst- en verlieselementen).<br />
Deze gelijkheid wordt echter nooit verbroken.<br />
Hierdoor geeft iedere verrichting aanleiding tot een dubbele inschrijving (voor dezelfde<br />
waarde en op hetzelfde ogenblik).<br />
Balans<br />
geeft de toestand van een onderneming weer op een bepaald ogenblik<br />
− rechts: passief: de bronnen of de schulden waarop de onderneming steunt<br />
− links: actief: omschrijving van het gebruik van deze bronnen of bezittingen<br />
Basiskenmerk van een balans: het evenwicht<br />
het totaal van de bronnen financiert het totaal van de aanwendingen<br />
een onderneming kan niet meer bronnen aanwenden dan deze waarover ze beschikt<br />
ACTIEF = PASSIEF<br />
- gebruik van fondsen<br />
- wat de onderneming<br />
bezit (B)<br />
- bronnen van fondsen<br />
- hoe de onderneming<br />
de activa<br />
financiert (Sd + Se)<br />
AANWENDINGEN = BRONNEN
Boekhouden met opeenvolgende balansen<br />
• na iedere verrichting maakt men een nieuwe balans<br />
• dit geeft een nieuw overzicht van het vermogen<br />
Voorbeeld:<br />
1. De heer Siebels richt een onderneming op met een beginkapitaal van 220. Dit<br />
bedrag wordt op de bankrekening van de onderneming gestort op 1 maart.<br />
2. Op 5 maart koopt de onderneming een gebouw ter waarde van 140, dat contant<br />
betaald wordt.<br />
3. Op 10 maart koopt de onderneming voor 60 grondstoffen, op termijn betaalbaar.<br />
Oprichting bedrijf: (+B, +Se)<br />
Aankoop gebouw: (+B, −B)<br />
A Balans op 1/3 P<br />
IX Liquide middelen 220 I Kapitaal 220<br />
220 220<br />
A Balans op 5/3 P<br />
III Materiële vaste activa I Kapitaal 220<br />
A Gebouwen 140<br />
IX Liquide middelen 80<br />
220 220<br />
Aankoop grondstoffen, op termijn betaalbaar: (+B, +Sd)<br />
A Balans op 10/3 P<br />
III Materiële vaste activa I Kapitaal 220<br />
A Gebouwen 140<br />
VI Voorraden en bestellingen IX Schulden op ten hoogste<br />
in uitvoering 1 jaar<br />
A Voorraden C Handelsschulden<br />
1.Grondstoffen 60 1.Leveranciers 60<br />
IX Liquide middelen 80<br />
280 280<br />
• deze methode: omslachtig, tijdrovend en weinig overzichtelijk<br />
• onderneming met duizenden verrichtingen per dag: onmogelijk<br />
• hulpmiddel: rekeningen: detaillering van verschillende onderdelen van de balans<br />
Resultatenrekening<br />
Balans: toestand vd. bezittingen en schulden vd. onderneming op een bepaald ogenblik<br />
Resultatenrekening: hoe het vermogen van de onderneming aangewend is<br />
weergave van winst of verlies over een bepaalde periode<br />
de opbrengsten worden geplaatst tegenover de kosten die gemaakt zijn om de<br />
opbrengsten te verwerven<br />
D Resultatenrekening C<br />
Kosten<br />
Opbrengsten<br />
Winst<br />
Verlies<br />
<br />
door deze voorstelling van opbrengsten en kosten kan men een oordeel vormen over de<br />
financieel-economische toestand van de onderneming
Rekening<br />
een staat per vermogensbestanddeel waarop alle gerelateerde wijzigingen systematisch<br />
worden aangevuld in twee kolommen<br />
(dus, geen vermenging van vermeerderingen/verminderingen in één kolom)<br />
voorstelling:<br />
D rekening X C<br />
toenamen en afnamen worden gegroepeerd op de linker- en rechterzijde<br />
∗ debiteren: het inschrijven van een bepaald bedrag op de linkerzijde<br />
∗ crediteren: het inschrijven van een bepaald bedrag op de rechterzijde<br />
Voorbeeld: betaal 100 aan leverancier en stort 1000 op bankrekening<br />
D kas C<br />
1500 100<br />
1000<br />
D leverancier C<br />
100 1000<br />
D bank C<br />
1000<br />
Op gelijkmatige tijdstippen: het saldo van elke rekening maken:<br />
het verschil tussen de ingeschreven debetbedragen en creditbedragen<br />
een rekening afsluiten: het saldo inschrijven langs de zwakste zijde:<br />
D rekening X C<br />
credittotaal<br />
debettotaal<br />
debetsaldo<br />
D kas C<br />
1500 100<br />
1000<br />
400<br />
D leverancier C<br />
100 1000<br />
900<br />
D rekening X C<br />
debettotaal<br />
credittotaal<br />
creditsaldo<br />
D bank C<br />
1000<br />
Rekeningenstelsel (of rekeningenplan of boekhoudkundig plan)<br />
een systematische voorstelling van alle aangewende rekeningen<br />
Verhogen van de vergelijkbaarheid tussen verschillende ondernemeningen:<br />
boekhoudwet: minimumindeling van het rekeningenstelsel<br />
1000<br />
vermogensrekeningen : elementen van de balans<br />
Aktiefrekeningen BALANS Passiefrekeningen<br />
D goederen C<br />
+ −<br />
D vorderingen C<br />
+ −<br />
D beschikbaarheden C<br />
+ −<br />
D eigen vermogen C<br />
− +<br />
D schulden L.T. C<br />
− +<br />
D schulden K.T. C<br />
− +<br />
∗ Toenamen in activa: genoteerd aan de debetzijde, afnamen aan de creditzijde<br />
∗ Toenamen in passiva: genoteerd aan de creditzijde, afnamen aan de debetzijde<br />
kostenrekeningen en opbrengstenrekeningen : elementen van de resultatenrekening<br />
D kostenrekening C<br />
+ −<br />
D opbrengstenrekening C<br />
− +<br />
∗ Toenamen in kosten: genoteerd aan de debetzijde, afnamen aan de creditzijde<br />
∗ Toenamen in opbrengsten: genoteerd aan de creditzijde, afnamen aan de debetzijde<br />
Samengevat: debiteren crediteren<br />
stijging actief daling actief<br />
daling passief stijging passief<br />
kost opbrengst<br />
grootboek : volledige verzameling gebruikte rekeningen in een onderneming<br />
bevat alle verrichtingen uitgevoerd in de onderneming: logisch gerangschikt
Balans begin van het boekjaar:<br />
Openen van de rekeningen:<br />
D Terreinen C<br />
15<br />
D Eigen C<br />
15<br />
A Balans op 1/1/2008 P<br />
Terreinen 15 Eigen vermogen 15<br />
Vorderingen 10 Vreemd vermogen 23<br />
Beschikbaar 13<br />
Totaal 38 Totaal 38<br />
actiefrekeningen: debiteren voor waarde op beginbalans<br />
passiefrekeningen: crediteren voor waarde op beginbalans<br />
D Vreemd C<br />
23<br />
D Vorderingen C<br />
10<br />
D Beschikbaar C<br />
13<br />
D Opbrengsten C D Kosten C<br />
1. aankoop partij goederen voor 12, op krediet stijging P, kost<br />
2. betaling 12, bijv. 2 maanden later (daling P, daling A)<br />
3. verkoop van deze partij voor 17, op krediet (stijging A, opbrengst)<br />
4. ontvangst 17, bijv. 1 maand later (daling A, stijging A)<br />
5. betaling loonkosten 2 (daling A, kost)<br />
D Terreinen C<br />
15<br />
D Eigen C<br />
15<br />
D Vorderingen C<br />
10 17<br />
17<br />
D Vreemd C<br />
12 23<br />
12<br />
D Opbrengsten C<br />
D Beschikbaar C<br />
17<br />
13 12<br />
17 2<br />
D Kosten C<br />
12<br />
2<br />
1. afsluiten van de rekeningen: debet- en creditsaldo berekenen, behalve voor de<br />
opbrengsten- en kostenrekeningen<br />
2. overbrengen kosten naar resultatenrekening<br />
3. overbrengen opbrengsten naar resultatenrekening<br />
4. overbrengen resultaat naar eigen vermogen<br />
D Terreinen C<br />
15 DS 15<br />
D Resultaten C<br />
14 17<br />
3<br />
Balans einde van het boekjaar:<br />
D Vorderingen C<br />
10 17<br />
17 DS 10<br />
D Vreemd C<br />
12 23<br />
CS 23 12<br />
D Beschikbaar C<br />
13 12<br />
17 2<br />
DS 16<br />
D Opbrengsten C<br />
17 17<br />
1. gedebiteerd creditsaldo komt op de passiefzijde van de balans<br />
2. gecrediteerd debetsaldo komt op de actiefzijde van de balans<br />
D C<br />
A P<br />
debetsaldo<br />
D Eigen C<br />
15<br />
CS 18 3<br />
D Kosten C<br />
12<br />
2 14<br />
D C<br />
creditsaldo<br />
A Balans op 31/12/2008 P<br />
Terreinen 15 Eigen vermogen 15<br />
Vorderingen 10 Winst 3<br />
Beschikbaar 16 Vreemd vermogen 23<br />
Totaal 41 Totaal 41
Dagboek of journaal<br />
Bij elke verrichting worden twee rekeningen aangepast:<br />
eentje wordt gedebiteerd en de ander gecrediteerd<br />
Deze twee rekeningen worden genoteerd in het dagboek<br />
bevat een chronologische inschrijving van alle handelsverrichtingen<br />
Een journaalpost:<br />
datum<br />
naam rekening X –<br />
Debet Credit<br />
nr aan rekening Y –<br />
(korte verklaring)<br />
Centralisatiemethode<br />
Nodig: verwoorden van elke transactie in een aparte journaalpost en een dubbele<br />
inschrijving in de rekeningen van het grootboek<br />
Praktisch: groeperen van gelijkaardige transacties (betalingen, verkopen) in hulpboeken<br />
Periodisch: getotaliseerde transacties inschrijven in het journaal en in de<br />
grootboekrekeningen<br />
hulpboeken (dagelijks)<br />
(b.v. maandelijks)<br />
journaal grootboek<br />
JAARREKENING<br />
- Balans<br />
- Resultatenrekening<br />
- Toelichting<br />
Voorbeeld<br />
1. Op 1 oktober richt de heer Bellens een zaak op door 90000 in de kas te storten.<br />
2. Op 5 oktober stelt de heer Fransen een lening van 50000 ter beschikking van de<br />
onderneming.<br />
3. Op 10 oktober worden obligaties gekocht ter waarde van 12000. Deze obligaties<br />
worden contant betaald.<br />
4. Op 15 oktober wprden goederen aangekocht ter waarde van 30000. De leverancier<br />
is de heer Stijnen. De factuur (nr 376) is betaalbaar op het einde van de maand.<br />
5. Op 30 oktober wordt de heer Stijnen contant betaald.<br />
6. Op 14 november wordt de helft van de goederen in voorraad verkocht voor<br />
20000. De heer Verwimp heeft de goederen ontvangen, maar nog niet betaald.<br />
7. Het huurgeld voor het magazijn (2000) vanaf oktober tot en met december wordt<br />
betaald op 1 december.<br />
Op 1 oktober richt de heer Bellens een zaak op door 90000 in de kas te storten.<br />
journaalpost:<br />
01/10<br />
Kas 90000<br />
Debet Credit<br />
1 aan Kapitaal 90000<br />
oprichting bedrijf<br />
boekingen in het grootboek:<br />
D Kas C<br />
(1) 90000<br />
D Kapitaal C<br />
90000 (1)<br />
(vermeerdering van kas met 90000 = kapitaalvermeerdering met 90000)
Op 5 oktober stelt de heer Fransen een lening van 50000 ter beschikking van de<br />
onderneming.<br />
journaalpost:<br />
boekingen in het grootboek:<br />
05/10<br />
Kas 50000<br />
Debet Credit<br />
2 aan Leningen 50000<br />
lening van Fransen<br />
D Kas C<br />
(1) 90000<br />
(2) 50000<br />
D Leningen C<br />
50000 (2)<br />
Op 10 oktober worden obligaties gekocht ter waarde van 12000. Deze obligaties worden<br />
contant betaald.<br />
journaalpost:<br />
10/10<br />
Obligaties 12000<br />
Debet Credit<br />
3 aan Kas 12000<br />
aankoop obligaties<br />
boekingen in het grootboek:<br />
D Kas C<br />
(1) 90000 12000 (3)<br />
(2) 50000<br />
D Obligaties C<br />
(3) 12000<br />
Tussentijdse samenvatting<br />
Bezit Schuld<br />
Vermeer- Vermin- Vermeer- Vermin-<br />
dering dering dering dering<br />
1. Kas 90000 1. Kapitaal 90000<br />
2. Kas 50000 2. Lening 50000<br />
3. Kas 12000<br />
4. Obligaties 12000<br />
152000 12000 140000<br />
140000 140000<br />
Het evenwicht dat de voorwaarde voor het dubbel boekhouden vormt, blijft behouden.<br />
In de eerste drie transacties zijn er geen effecten op Se (winst of verlies).<br />
Volgende transacties illustreren het gebruik van<br />
∗ opbrengsten: bijv. verkopen;<br />
∗ kostenrekeningen: bijv. betaalde huur.<br />
Op 15 oktober worden goederen aangekocht ter waarde van 30000. De leverancier is de<br />
heer Stijnen. De factuur (nr 376) is betaalbaar op het einde van de maand.<br />
journaalpost:<br />
15/10<br />
Aankopen 30000<br />
Debet Credit<br />
4 aan Leveranciers 30000<br />
boekingen in het grootboek:<br />
aankoop bij Stijnen (factuur 376)<br />
D Aankopen C<br />
(4) 30000<br />
D Leveranciers C<br />
30000 (4)
Op 30 oktober wordt de heer Stijnen contant betaald.<br />
journaalpost:<br />
31/10<br />
Leverancier 30000<br />
Debet Credit<br />
5 aan Kas 30000<br />
betaling factuur 376<br />
boekingen in het grootboek:<br />
D Leveranciers C<br />
(5) 30000 30000 (4)<br />
D Kas C<br />
(1) 90000 12000 (3)<br />
(2) 50000 30000 (5)<br />
Op 14 november wordt de helft van de goederen in voorraad verkocht voor 20000. De<br />
heer Verwimp heeft de goederen ontvangen, maar nog niet betaald.<br />
journaalpost:<br />
14/11<br />
Klanten 20000<br />
Debet Credit<br />
6 aan Verkopen 20000<br />
boekingen in het grootboek:<br />
verkoop aan Verwimp (factuur 3)<br />
D Klanten C<br />
(6) 20000<br />
D Verkopen C<br />
20000 (6)<br />
Het huurgeld voor het magazijn (2000) vanaf oktober tot en met december wordt<br />
betaald op 1 december.<br />
journaalpost:<br />
01/12<br />
Betaalde huur 2000<br />
Debet Credit<br />
7 aan Kas 2000<br />
betaling huur okt/dec<br />
boekingen in het grootboek:<br />
D Betaalde huur C<br />
(7) 2000<br />
Salderen van grootboekrekeningen:<br />
D Kas C<br />
(1) 90000 12000 (3)<br />
(2) 50000 30000 (5)<br />
2000 (7)<br />
96000 DS<br />
140000 140000<br />
D Leningen C<br />
CS 50000 50000 (2)<br />
D Obligaties C<br />
(3) 12000 12000 DS<br />
D Klanten C<br />
(6) 20000 20000 DS<br />
D Kas C<br />
(1) 90000 12000 (3)<br />
(2) 50000 30000 (5)<br />
2000 (7)<br />
D Kapitaal C<br />
CS 90000 90000 (1)<br />
D Leveranciers C<br />
(5) 30000 30000 (4)<br />
D Aankopen C<br />
(4) 30000 30000 DS<br />
D Verkopen C<br />
CS 20000 20000 (6)<br />
D Betaalde huur C<br />
(7) 2000 2000 DS
Kostprijs van de aangekochte goederen: niet volledig ten laste van periode<br />
Op 31/12: nog goederen ter waarde van 15000 in voorraad<br />
Kost van de aangekochte goederen: corrigeren met de voorraadwijziging<br />
(voorraadwijziging: eindvoorraad op 31/12 - beginvoorraad op 1/10)<br />
journaalpost:<br />
31/12<br />
Voorraad 15000<br />
Debet Credit<br />
8 aan Voorraadwijzigingen 15000<br />
boekingen in het grootboek:<br />
D Voorraad C<br />
(8) 15000 15000 DS<br />
eindvoorraad<br />
D Voorraadwijzigingen C<br />
CS 15000 15000 (8)<br />
Het groeperen van alle opbrengsten- en kostenrekeningen in een globale<br />
resultatenrekening laat toe het behaalde resultaat te bepalen.<br />
D Resultatenrekening C<br />
Aankopen 30000 Verkopen 20000<br />
Voorraadwijziging -15000<br />
Huur 2000<br />
CS Winst 3000<br />
In de periode oktober-december een winst van 3000<br />
20000 20000<br />
Resultaat (winst van 3000) bepaalt de verandering in de schuld die de ondeneming<br />
heeft aan de eigenaar<br />
D Balans 31/12 C<br />
Obligaties DS 12000 Kapitaal CS 90000<br />
Voorraad DS 15000 Lening CS 50000<br />
Klanten DS 20000 Winst CS 3000<br />
Kas DS 96000<br />
143000 143000<br />
Balans: linkerzijde: activa<br />
de aanwendingen van de fondsen, alle middelen waarmee de onderneming kan werken<br />
rangschikking volgens liquiditeitsgraad : de mate waarin de bestanddelen min of meer<br />
snel in geld kunnen omgezet worden zonder de continuïteit in het gedrang te brengen<br />
1. vastliggende of vaste activa: bijv. bedrijfsgebouw of machine: bij aanschaf is geld<br />
(koopkracht) besteed; deze koopkracht is niet verloren gegaan, maar kan niet<br />
direct terug liquide gemaakt worden: de koopkracht is vastgelegd voor meerdere<br />
bedrijfscycli<br />
2. realiseerbare of omzetbare middelen: bijv. voorraden of klanten (debiteuren):<br />
komen op een relatief korte termijn weer vrij onder liquide vorm (na verloop van<br />
een bedrijfscyclus)<br />
3. beschikbare waarden: bijv. kas of bank: het is mogelijk om onmiddellijk over de<br />
koopkracht te beschikken<br />
vlottende of courante activa: omzetbare en beschikbare waarden
Balans: rechterzijde: passiva<br />
de bronnen van de fondsen die de financiering van het actief mogelijk maken<br />
globale indeling: eigen vermogen en vreemd vermogen<br />
rangschikking volgens eisbaarheidsgraad : de mate waarin de schulden al dan niet vlug<br />
in de tijd eisbaar zullen zijn<br />
1. eigen vermogen of zuiver vermogen of eigen middelen:<br />
niet-eisbaar deel van het totaal vermogen<br />
∗ kapitaal: wordt door de eigen vermogensverschaffers (aandeelhouders)<br />
ingebracht zonder voorafgaande afspraak voor terugbetaling<br />
∗ reserves: de winsten die in de onderneming blijven<br />
2. schulden op lange termijn: bijv. leningen, investeringskredieten, alle schulden<br />
met een looptijd van langer dan één jaar<br />
3. schulden op korte termijn: bijv. leveranciers, lonen, belastingen, te verdelen<br />
winst, alle schulden die de onderneming binnen het jaar moet terugbetalen<br />
graad van liquiditeit<br />
Indeling van de balans<br />
ACTIEF PASSIEF<br />
VASTE VAST-<br />
ACTIVA LIGGENDE<br />
WAARDEN<br />
zullen binnen gebouwen<br />
het jaar niet machines<br />
in geld omgezet<br />
worden<br />
COURANTE EXPLOITATIE-<br />
ACTIVA WAARDEN<br />
of VOORRAAD<br />
worden normaal<br />
omgezet in<br />
geld binnen<br />
het jaar<br />
grondstoffen<br />
REALISEERBARE<br />
WAARDEN<br />
klanten<br />
BESCHIKBAAR<br />
bank,kas<br />
EIGEN BESTENDIGE<br />
MIDDELEN KAPITALEN<br />
kapitaal, niet opeisbaar<br />
reserves binnen het jaar<br />
SCHULDEN<br />
OP LANGE EN<br />
MIDDELLANGE<br />
TERMIJN<br />
leningen<br />
SCHULDEN PASSIEF OP<br />
OP KORTE KORTE<br />
TERMIJN TERMIJN<br />
de geregisleveranciers,<br />
treerde rechten<br />
te verdelen zijn opeisbaar<br />
winst binnen het jaar<br />
graad van opeisbaarheid<br />
Belang van een balans<br />
Beoordeling van de financiële positie van de onderneming:<br />
1. is er op balansdatum voldoende vermogen aanwezig om de bedrijfsactiviteit voort<br />
te zetten?<br />
∗ de winst zou wel eens onvoldoende kunnen zijn<br />
∗ verlies geeft een aantasting van het vermogen<br />
2. kunnen de aangegane financiële verplichtingen op korte en lange termijn<br />
nagekomen worden<br />
3. is het gunstig resultaat voldoende groot dat het geheel of gedeeltelijk aan de<br />
eigen vermogenverschaffers kan worden afgestaan?<br />
• antwoorden op deze vragen zijn niet eenvoudig te formuleren op basis van één<br />
balans;<br />
• meestal nodig: balansen van opeenvolgende boekjaren;<br />
• balansgegevens kunnen sterk variëren naargelang van het ogenblik van de<br />
productiecyclus waarop de balans wordt gemaakt (bijv. speelgoedfabriek)<br />
Actief balans 31/12/200x Passief<br />
Bedrijfsgebouw 4500<br />
Voorraden<br />
Klanten<br />
3500<br />
1200<br />
Kas,bank 800<br />
Kapitaal<br />
Reserves<br />
5000<br />
500<br />
Lening 2500<br />
Leveranciers<br />
Winst<br />
1000<br />
1000<br />
10000 10000<br />
∗ aktief: vast kapitaal is 45%; werkkapitaal om dagelijks mee te werken is 55%<br />
∗ passief: 55% eigen vermogen dat voor zeer lange tijd in bedrijfsmiddelen kan worden<br />
geactiveerd (met winst erbij: tot 65%)<br />
∗ ∗ vaste middelen (45%) : gefinancieerd met eigen permanente middelen (55%)<br />
∗ werkkapitaal : voor een deel gefinancieerd door 20% eigen vermogen (5000 + 500<br />
+ 1000 - 4500) en voor een deel met 25% vreemd vermogen op lange termijn ; de<br />
rest komt vanuit het leverancierskrediet<br />
∗ beschikbare middelen: onvoldoende wanneer de leveranciers allen tegelijk hun<br />
vorderingen innen.<br />
belangrijk: hoe verhouden balansposten zich wanneer ze gegroepeerd worden op<br />
liquiditeitsgraad en eisbaarheidsgraad
Effect van de datum waarop de balans opgemaakt wordt:<br />
A 30/6/2009 P<br />
vaste activa 130 kapitaal 120<br />
voorraad 480 schulden LT 70<br />
realiseerbaar 20 schulden KT 400<br />
winst 40<br />
Totaal 630 Totaal 630<br />
A 31/12/2009 P<br />
vaste activa 130 kapitaal 120<br />
voorraad 100 schulden LT 70<br />
realiseerbaar 40 schulden KT 20<br />
winst 60<br />
Totaal 270 Totaal 270<br />
Eind juni zijn er heel wat voorraden, voor een groot deel gefinancieerd met schulden op<br />
korte termijn, bijv. leveranciers die nog niet betaald zijn.<br />
Eind december, na een belangrijke verkoopperiode, is de voorraad grotendeels weg en<br />
zijn ook de schulden op korte termijn voor een groot deel betaald.<br />
Resultatenrekening<br />
bedrijfskosten en bedrijfsopbrengsten overige kosten en opbrengsten<br />
bedrijfskosten: tijdens het produceren van goederen of het leveren van diensten worden<br />
middelen geheel of gedeeltelijk verbruikt:<br />
het ondernemingsproces vraagt immers input van:<br />
• ondernemingsmiddelen:<br />
∗ vaste activa, bijv. machines: een gedeelte van de waarde van deze bestendige<br />
middelen wordt in het proces verbruikt (afschrijvingskosten)<br />
∗ grondstoffen en hulpstoffen: geheel of gedeeltelijk door het proces verbruikt<br />
• werkingsmiddelen (dit zijn middelen waarvan prestatiecapaciteit niet in voorraad<br />
wordt gehouden), bijv.:<br />
∗ personeelskosten: het personeel verbruikt zijn prestaties tijdens het proces<br />
∗ kosten voor diensten die verbruikt worden in het proces, bijv. telefoon,<br />
elektriciteit, water, reclame, gas, kantoor<br />
bedrijfsopbrengsten: belangrijk onderdeel: de verkopen van (afgewerkte) producten<br />
overige kosten en opbrengsten: financiële en uitzonderlijke<br />
Bedrijfsopbrengsten:<br />
Resultatenrekening: staffelvorm<br />
∗ omzet<br />
∗ wijzigingen in de voorraad goederen in bewerking en gereed product en in<br />
bestellingen in uitvoering (toename +, afname −)<br />
∗ geproduceerde vaste activa<br />
∗ andere bedrijfsopbrengsten<br />
Bedrijfskosten;<br />
∗ Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen:<br />
− inkopen<br />
− wijzigingen in de voorraad (toename −, afname +)<br />
∗ Diensten en diverse goederen<br />
∗ Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen<br />
∗ Afschrijvingen en waardeverminderingen<br />
∗ Andere bedrijfskosten<br />
∗ ...<br />
Bedrijfswinst (+) of Bedrijfsverlies (−)<br />
Voorraadcorrecties:<br />
• kost van aankoop van grondstoffen en hulpstoffen<br />
(+) vermeerderen met de beginvoorraad<br />
(−) verminderen met de eindvoorraad<br />
beginvoorraad : een overname van de voorraad die overbleef bij het einde van<br />
vorig boekjaar<br />
eindvoorrraad: goederen die niet gebruikt/verkocht zijn tijdens het boekjaar;<br />
ze worden overgenomen in de voorraad van het volgende boekjaar<br />
• bedrijfsopbrengst =<br />
omzet<br />
(+) vermeerderd met de eindvoorraad van (half)afgewerkte producten<br />
(−) verminderd met de beginvoorraad van deze producten
Voorraadwijzigingen handelsgoederen:<br />
Voorbeeld 1<br />
Aankoop: 800 stuks à 60/stuk 48000<br />
Verkoop: 700 stuks à 90/stuk 63000<br />
Eenvoudig gezien: bedrijfsresultaat 15000; maar ook rekening houden met resterende<br />
voorraad: 100 stuks à 60 of 6000<br />
Dus, bedrijfsresultaat = 15000 + (eindvoorraad - beginvoorraad) of 21000<br />
kosten opbrengsten<br />
aankoop 48000 verkoop 63000<br />
voorraadwijzigingen -6000<br />
Neemt de waarde van de voorraad toe op het einde van het boekjaar, dan verminderen<br />
de bedrijfskosten en verhoogt het bedrijfsresultaat<br />
Voorbeeld 2<br />
Beginvoorraad: 100 stuks à 60/stuk 6000<br />
Aankoop: 800 stuks à 60/stuk 48000<br />
Verkoop: 850 stuks à 90/stuk 76500<br />
Dus, bedrijfsresultaat = 28500 + (eindvoorraad - beginvoorraad) of 25500<br />
kosten opbrengsten<br />
aankoop 48000 verkoop 76500<br />
voorraadwijzigingen 3000<br />
Neemt de waarde van de voorraad af op het einde van het boekjaar, dan vermeerderen<br />
de bedrijfskosten en daalt het bedrijfsresultaat<br />
Samenstelling van het bedrijfsresultaat:<br />
Leveranciers Aankopen<br />
Kas, Bank, PR<br />
X<br />
X X<br />
voorraadwijzigingen<br />
voorraadwijzigingen<br />
grondstoffen/hulpstoffen half-/afgewerkte producten<br />
BV EV<br />
Vaste activa Afschrijvingen<br />
X X<br />
Personeelskosten<br />
X<br />
Overige kosten<br />
X<br />
Oordeel vormen over:<br />
Bedrijfsresultaten<br />
KOSTEN D C OPBRENGSTEN<br />
Overige bedrijfskosten<br />
Aankopen Verkopen<br />
Voorraadwijziging Voorraadwijziging<br />
(BV-EV) (EV ′ -BV ′ )<br />
Afschrijvingen<br />
Personeelskosten<br />
Overige<br />
bedrijfsopbrengsten<br />
Bedrijfsresultaat Bedrijfsresultaat<br />
(indien > 0) (indien < 0)<br />
CS <br />
DS<br />
Belang van resultatenrekening<br />
Verkopen Klanten<br />
X X<br />
BV ′ EV ′<br />
Overige<br />
opbrengsten Kas, Bank, PR<br />
X X<br />
∗ rendement van de specifieke bedrijfsactiviteit:<br />
gunstig verschil/verhouding tussen bedrijfsopbrengsten en bedrijfskosten<br />
(te vergelijken met vorige jaren en vergelijkbare ondernemingen)<br />
∗ rentabiliteit: verhouding tussen rendement en het ingezette vermogen om dat<br />
rendement te behalen<br />
D Resultatenrekening C<br />
bedrijfskosten 600 bedrijfsopbrengsten 1200<br />
financiële kosten 600 financiële opbrengsten 200<br />
uitzonderlijke kosten 600 uitzonderlijke opbrengsten 300<br />
verlies van het boekjaar 100<br />
1800 1800<br />
Een batig bedrijfsresultaat van een renderende onderneming kan worden opgeslorpt<br />
door diverse (financiële/uitzonderlijke) kosten die niet karakteristiek zijn voor de<br />
eigenlijke bedrijvigheid.
Balans en resultatenrekening<br />
Verwerking van de resultaten: welk deel van de winst/het verlies<br />
• wordt toegevoegd/onttrokken aan het eigen kapitaal<br />
• wordt uitgekeerd aan/gedragen door de kapitaalverschaffers (de eigenaars)<br />
A Balans P<br />
Actief<br />
Eigen<br />
vermogen<br />
overgedragen<br />
gereserveerde<br />
winst<br />
Schulden<br />
verdeelde<br />
winst<br />
D Resultatenrekening C<br />
Kosten<br />
netto winst<br />
Opbrengsten<br />
Oefening: de activiteiten van garage Debra bestaan uit onderhoud van voertuigen en<br />
de aan- en verkoop van tweedehandswagens.<br />
Gegeven:<br />
beginbalans<br />
Verrichtingen:<br />
A Balans op 1/4/2009 P<br />
Gebouwen 5000 Kapitaal 4000<br />
Installaties 500 Lening 2000<br />
Meubilair 200<br />
Bank 260<br />
Kas 40<br />
Totaal 6000 Totaal 6000<br />
1. 3/4: aankoop computer aan 100, te betalen einde maand<br />
2. 10/4: ontvangst betaling factuur voor uitgevoerde onderhoudswerken (100)<br />
3. 12/4: aankoop tweedehandswagen aan 200, te betalen einde maand<br />
4. 20/4: verkoop van tweedehandswagen aan 300, klant betaalt met bankcheque<br />
5. 22/4: innen van bankcheque, storting op bankrekening<br />
6. 30/4: betaling factuur computer via bankoverschrijving<br />
7. 30/4: betaling factuur tweedehandswagen via bankoverschrijving<br />
Gevraagd: journaalposten en boekingen in grootboek; balans op 30/4/2009<br />
• wat bedoelt men met waarde?<br />
Waarde van activa<br />
• hoe moeten wijzigingen (inflatie, slijtage) in rekening gebracht worden?<br />
Vaste activa: bijv. gebouwen, terreinen<br />
gebruiksgoederen die verscheidene keren kunnen worden aangewend<br />
dus een stapsgewijs waardeverlies: elk jaar wordt een gedeeltelijke waardevermindering<br />
van het activabestanddeel in rekening gebracht (afschrijvingen)<br />
Evaluatie van voorraden:<br />
bij stijgende inflatiepercentages geven resultatenrekening en balans een minder getrouw<br />
beeld van de onderneming<br />
wanneer historische prijzen gebruikt worden:<br />
∗ een feitelijke onderwaardering van het verbruik<br />
∗ een oneigenlijke vermeerdering van de winst (dus, verhoging belasting)<br />
Een koffiebranderij:<br />
Voorbeeld omtrent voorraad<br />
vorig boekjaar een grote voorraad koffiebonen aangekocht tegen 100/eenheid<br />
afgewerkte producten werden verkocht tegen 150/eenheid<br />
omwille van hoge inflatie: grondstofprijs dit jaar gestegen tot 300/eenheid<br />
dezelfde winstmarge: verkoopprijs verhoogd tot 350/eenheid<br />
belastingsschaal is 40%<br />
omzet van dit jaar kan volledig uit voorraad van vorig jaar geleverd worden.<br />
Voor de prijsstijging: winst van 30/eenheid en kasstroom van 30/eenheid<br />
In huidig boekjaar: historische kostprijs gebruiken geeft een winst van 250/eenheid<br />
dit is geen echte winst, omdat naast verkoopprijs ook kostprijs gestegen is<br />
belastingen op de totale winsten: stijgen van 20/eenheid<br />
naar 100/eenheid resultaat is een verarming van de onderneming.<br />
Juister beeld: voorraden waarderen tegen vervangingswaarde.
voor prijsstijging na prijsstijging<br />
historische kostprijs vervangingswaarde<br />
bedrijfsopbrengsten (O) 150 350 350<br />
bedrijfskosten (K) -100 -100 -300<br />
bedrijfsresultaat 50 250 50<br />
belastingen (B) 20 100 20<br />
nettowinst 30 150 30<br />
kasinstroom (O − B) 130 250 330<br />
vervanging -100 -300 -300<br />
nettokastroom 30 -50 30<br />
Niet eenvoudig om rekening te houden met alle effecten om zo te komen tot een<br />
waarheidsgetrouwe jaarrekening<br />
Belgische wetgeving:<br />
geen enkele methode opgelegd bij gebrek aan een gevestigde doctrine<br />
maar waarderen tegen vervangingswaarde is niet toegelaten