05.09.2013 Views

Boekbesprekingen 2008 en 2009 - Nederlandse Taalkunde

Boekbesprekingen 2008 en 2009 - Nederlandse Taalkunde

Boekbesprekingen 2008 en 2009 - Nederlandse Taalkunde

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Aan de abonnees van <strong>Nederlandse</strong> <strong>Taalkunde</strong><br />

Sinds jaargang 13 (<strong>2008</strong>) verschijn<strong>en</strong> de <strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> andere<br />

rubriek<strong>en</strong> van <strong>Nederlandse</strong> <strong>Taalkunde</strong> (Signalem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, Uit de tijdschrift<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> Ontvang<strong>en</strong> boek<strong>en</strong>) uitsluit<strong>en</strong>d digitaal op www.letter<strong>en</strong>tijdschrift<strong>en</strong>.nl.<br />

Daar hebb<strong>en</strong> abonnees bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> toegang tot de digitale versie van nieuw<br />

versch<strong>en</strong><strong>en</strong> artikel<strong>en</strong> <strong>en</strong> tot het archief van eerdere jaargang<strong>en</strong>.<br />

Door opstartproblem<strong>en</strong> bij de digitalisering zijn helaas de boekbespreking<strong>en</strong><br />

niet steeds optimaal beschikbaar geweest. Wij betreur<strong>en</strong> dit <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

daarom in overleg met de uitgever beslot<strong>en</strong> lezers <strong>en</strong> auteurs tegemoet<br />

te kom<strong>en</strong> door de boekbespreking<strong>en</strong> van de jaargang<strong>en</strong> 13 (<strong>2008</strong>) <strong>en</strong> 14<br />

(<strong>2009</strong>) in dit nummer van de papier<strong>en</strong> versie op te nem<strong>en</strong>. Vanaf 2010<br />

zull<strong>en</strong> de boekbespreking<strong>en</strong> uitsluit<strong>en</strong>d in digitale vorm gepubliceerd word<strong>en</strong>.<br />

De redactie van <strong>Nederlandse</strong> <strong>Taalkunde</strong><br />

346 <strong>Nederlandse</strong> <strong>Taalkunde</strong>, jaargang 14, <strong>2009</strong>-3


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Peter Ackema, Patrick Brandt, Maaike<br />

Schoorlemmer & Fred Weerman (eds.).<br />

Argum<strong>en</strong>ts and Agreem<strong>en</strong>t, Oxford: Oxford University<br />

Press, 2006. VIII + 349 blz. ISBN 0 19<br />

928573 X. BP 60,00.<br />

Het boek Argum<strong>en</strong>ts and Agreem<strong>en</strong>t, geredigeerd<br />

door Peter Ackema, Patrick Brandt, Maaike<br />

Schoorlemmer <strong>en</strong> Fred Weerman, is versch<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

naar aanleiding van de workshop ‘The Role of<br />

Agreem<strong>en</strong>t in Argum<strong>en</strong>t Structure’, georganiseerd<br />

door de Universiteit van Utrecht (UiL OTS)<br />

in 2001. Het optred<strong>en</strong> van lege argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> staat<br />

c<strong>en</strong>traal in het boek. Zo is het in het Italiaans<br />

mogelijk om het subject weg te lat<strong>en</strong>, zoals in<br />

‘cred-o’ (geloof-1.sg), terwijl dit in andere tal<strong>en</strong>,<br />

bijvoorbeeld het Engels, niet mogelijk is. Dit<br />

verschijnsel staat bek<strong>en</strong>d als pro-drop <strong>en</strong> lijkt<br />

gerelateerd te zijn aan de aanwezigheid van vervoeging<br />

op het werkwoord. Intuïtief gezi<strong>en</strong> is dit<br />

logisch: als uit de vervoeging op het werkwoord<br />

al blijkt wat het subject van de zin is, lijkt e<strong>en</strong><br />

pronom<strong>en</strong> overbodig. De relatie tuss<strong>en</strong> werkwoordsvervoeging<br />

<strong>en</strong> de mogelijkheid van prodrop<br />

is echter ingewikkelder. De voorwaard<strong>en</strong><br />

waaronder pro-drop toegestaan is, verschill<strong>en</strong><br />

van taal tot taal.<br />

E<strong>en</strong> van de meest interessante aspect<strong>en</strong><br />

van dit boek is dan ook dat er e<strong>en</strong> grote variatie<br />

aan tal<strong>en</strong> <strong>en</strong> taaltypes aan bod komt. Zo<br />

word<strong>en</strong> behalve de bek<strong>en</strong>de pro-droptal<strong>en</strong> zoals<br />

het Spaans <strong>en</strong> het Italiaans, ook gedeeltelijke<br />

pro-droptal<strong>en</strong> zoals het Hebreeuws <strong>en</strong> het Fins<br />

besprok<strong>en</strong>. Daarnaast bested<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele auteurs<br />

aandacht aan diachronische ontwikkeling van<br />

tal<strong>en</strong> <strong>en</strong> dialect<strong>en</strong>. Ook is er e<strong>en</strong> hoofdstuk over<br />

werkwoordsvervoeging <strong>en</strong> lege argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in<br />

de <strong>Nederlandse</strong> Gebar<strong>en</strong>taal.<br />

Alle auteurs b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong> pro-drop vanuit e<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>eratief perspectief, maar verschill<strong>en</strong> in de<br />

precieze uitwerking hiervan. E<strong>en</strong> onderscheid<br />

kan gemaakt word<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> auteurs die prodrop<br />

als e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e eig<strong>en</strong>schap zi<strong>en</strong> waarin<br />

tal<strong>en</strong> van elkaar kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> <strong>en</strong> auteurs<br />

die pro-drop relater<strong>en</strong> aan bepaalde affix<strong>en</strong> of<br />

constructies binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> taal. Als voorbeeld van<br />

het eerste kan het hoofdstuk van Margaret Speas<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Zij beargum<strong>en</strong>teert dat in<br />

pro-droptal<strong>en</strong> affix<strong>en</strong> apart in het lexicon opgeslag<strong>en</strong><br />

zijn, terwijl in andere tal<strong>en</strong> het paradigma<br />

als geheel in het lexicon opgeslag<strong>en</strong> is <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

lexicaal subject nodig is. Op e<strong>en</strong>zelfde macroniveau<br />

stell<strong>en</strong> Artemis Alexiadou, Eloise Jelinek<br />

<strong>en</strong> Mark Baker alledrie e<strong>en</strong> parameter voor die<br />

bepaalt of pro-drop in e<strong>en</strong> taal voorkomt of<br />

niet.<br />

Als voorbeeld van het tweede kan het hoofdstuk<br />

van Olaf Ko<strong>en</strong>eman g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Hij<br />

bespreekt pro-drop in zog<strong>en</strong>oemde gedeeltelijke<br />

pro-droptal<strong>en</strong>, waarin pro alle<strong>en</strong> mogelijk is met<br />

bepaalde affix<strong>en</strong>. Ko<strong>en</strong>eman stelt dat de mogelijkheid<br />

van pro in deze tal<strong>en</strong> direct gekoppeld<br />

is aan het k<strong>en</strong>merk [+pronominaal]. E<strong>en</strong> affix is<br />

[+pronominaal] als het historisch gerelateerd is<br />

aan e<strong>en</strong> pronom<strong>en</strong>. Op deze manier wordt prodrop<br />

op e<strong>en</strong> microniveau verklaard.<br />

In g<strong>en</strong>eratieve theorieën van pro-drop wordt<br />

er e<strong>en</strong> onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> formele<br />

lic<strong>en</strong>tiëring <strong>en</strong> interpretatieve lic<strong>en</strong>tiëring van<br />

pro (cf. Rizzi, 1986). Beide types van lic<strong>en</strong>tiering<br />

word<strong>en</strong> in het boek besprok<strong>en</strong>. Cecilia<br />

Poletto laat via e<strong>en</strong> studie van Noord-Italiaanse<br />

dialect<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat veel Romaanse tal<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

ontwikkeling hebb<strong>en</strong> doorgemaakt van e<strong>en</strong> fase<br />

met meerdere mogelijkhed<strong>en</strong> tot formele lic<strong>en</strong>tiëring<br />

(via governm<strong>en</strong>t door e<strong>en</strong> sterke C° <strong>en</strong><br />

via spec-head agreem<strong>en</strong>t) naar e<strong>en</strong> situatie met<br />

één mogelijkheid tot formele lic<strong>en</strong>tiëring (via<br />

spec-head agreem<strong>en</strong>t). Het bestaan van meerdere<br />

mogelijkhed<strong>en</strong> tot formele lic<strong>en</strong>tiëring van pro<br />

in e<strong>en</strong> taal noemt zij ‘asymmetrische pro-drop’.<br />

Met betrekking tot interpretatieve lic<strong>en</strong>tiëring,<br />

stelt Patricia Cabredo Hofherr dat Rizzi’s classificatie<br />

van pro niet volstaat om de distributie van<br />

pro in tal<strong>en</strong> te verklar<strong>en</strong>. Als alternatief voor Rizzi’s<br />

interpretatief onderscheid tuss<strong>en</strong> refer<strong>en</strong>tiële<br />

pro, quasi-argum<strong>en</strong>tele pro <strong>en</strong> expletieve pro,<br />

pleit zij voor e<strong>en</strong> onderscheid tuss<strong>en</strong> deiktische,<br />

anaforische <strong>en</strong> niet-anaforische pro op basis van<br />

e<strong>en</strong> andere classificatie van congru<strong>en</strong>tiek<strong>en</strong>-<br />

347


merk<strong>en</strong>. Zo wordt deiktische pro geïd<strong>en</strong>tificeerd<br />

door de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> [+spreker] of [+hoorder].<br />

Niet-anaforische pro heeft – in teg<strong>en</strong>stelling tot<br />

anaforische pro – ge<strong>en</strong> refer<strong>en</strong>t in de discourse,<br />

waardoor volledige id<strong>en</strong>tificatie door de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

[persoon] <strong>en</strong> [getal] niet vereist is.<br />

Verrass<strong>en</strong>d g<strong>en</strong>oeg kom<strong>en</strong> in het boek ook<br />

aspect<strong>en</strong> van het Nederlands aan bod.<br />

Het wordt algeme<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat het<br />

Nederlands ge<strong>en</strong> pro-drop k<strong>en</strong>t omdat de werkwoordsvervoeging<br />

te weinig gespecificeerd is<br />

om pro te lic<strong>en</strong>tiër<strong>en</strong>. Zo hebb<strong>en</strong> de tweede <strong>en</strong><br />

derde persoon <strong>en</strong>kelvoud vaak dezelfde uitgang,<br />

ev<strong>en</strong>als de drie person<strong>en</strong> in het meervoud. Toch<br />

is er e<strong>en</strong> constructie waarin pro-drop voorkomt,<br />

namelijk in de imperatief, zo laat het artikel<br />

van Hans B<strong>en</strong>nis ons zi<strong>en</strong>. Deze constructie is<br />

bijzonder omdat deze altijd tweede persoon uitdrukt.<br />

Deze eig<strong>en</strong>schap heeft tot gevolg dat het<br />

lexicale subject weggelat<strong>en</strong> mag word<strong>en</strong>. Echter,<br />

pro-drop is niet in alle imperatiefconstructies<br />

mogelijk. Zo is in (1a) pro wel mogelijk, terwijl<br />

pro niet mogelijk is in (1b) <strong>en</strong> (1c).<br />

(1) a. Wees nou e<strong>en</strong>s lief!<br />

b. Wez<strong>en</strong> *(jullie) nou e<strong>en</strong>s lief!<br />

c. Weest *(u) nou e<strong>en</strong>s lief!<br />

Het werkwoord in (1a) is ondergespecificeerd<br />

<strong>en</strong> het pro-subject kan geïnterpreteerd word<strong>en</strong><br />

als tweede persoon <strong>en</strong>kelvoud, tweede persoon<br />

meervoud <strong>en</strong> als beleefdheidsvorm. Volg<strong>en</strong>s<br />

B<strong>en</strong>nis is er in imperatiefconstructies e<strong>en</strong> syntactisch<br />

k<strong>en</strong>merk [2] aanwezig in het C-domein<br />

dat ervoor zorgt dat pro geïd<strong>en</strong>tificeerd kan<br />

word<strong>en</strong>. Dit syntactische k<strong>en</strong>merk zorgt ervoor<br />

dat pro in (1a) wel mogelijk is, maar niet in (1b)<br />

<strong>en</strong> (1c), waar het werkwoord ‘overgespecificeerd’<br />

is, zodat het subject alle<strong>en</strong> geïnterpreteerd<br />

kan word<strong>en</strong> als tweede persoon meervoud <strong>en</strong><br />

beleefdheidsvorm, respectievelijk.<br />

E<strong>en</strong> ander opvall<strong>en</strong>d hoofdstuk is dat van<br />

Inge Zwitserlood <strong>en</strong> Ingeborg van Gijn over<br />

werkwoordsvervoeging <strong>en</strong> lege argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in<br />

de <strong>Nederlandse</strong> Gebar<strong>en</strong>taal (NGT). Gebar<strong>en</strong>ta-<br />

348<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

l<strong>en</strong> zijn visueel-ruimtelijke tal<strong>en</strong>, waarin de hand<strong>en</strong>,<br />

het lichaam <strong>en</strong> het gezicht e<strong>en</strong> cruciale rol<br />

spel<strong>en</strong>. Theoretisch taalkundig onderzoek naar<br />

gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong> heeft aangetoond dat gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong> tal<strong>en</strong> veel overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> in<br />

architectuur verton<strong>en</strong>. Geheel in deze lijn lat<strong>en</strong><br />

Zwitserlood <strong>en</strong> Van Gijn zi<strong>en</strong> dat NGT congru<strong>en</strong>tie<br />

tuss<strong>en</strong> subject <strong>en</strong> het werkwoord <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

object <strong>en</strong> het werkwoord kan verton<strong>en</strong>. In gebar<strong>en</strong>taal<br />

komt congru<strong>en</strong>tie op het werkwoord tot<br />

uitdrukking in e<strong>en</strong> beweging of plaatsing van de<br />

hand of arm tuss<strong>en</strong> locaties in de gebar<strong>en</strong>ruimte<br />

waar eerder al e<strong>en</strong> bepaalde refer<strong>en</strong>t gelocaliseerd<br />

is. Zwitserlood <strong>en</strong> Van Gijn suggerer<strong>en</strong><br />

dat de keuze voor e<strong>en</strong> specifieke handvorm in<br />

sommige werkwoord<strong>en</strong> ook e<strong>en</strong> vorm van congru<strong>en</strong>tie<br />

met het subject of object is.<br />

Waar sommige argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in gesprok<strong>en</strong><br />

tal<strong>en</strong> niet hoorbaar zijn, zijn sommige argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

in gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong> niet zichtbaar. Zwitserlood<br />

<strong>en</strong> Van Gijn beargum<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> dat NGT twee<br />

manier<strong>en</strong> voor het lic<strong>en</strong>tiër<strong>en</strong> van lege argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>t: door middel van werkwoordsvervoeging<br />

<strong>en</strong> door middel van e<strong>en</strong> verbinding met<br />

e<strong>en</strong> nul-topic. Dit laatste is vergelijkbaar met wat<br />

door sommige taalkundig<strong>en</strong> is voorgesteld voor<br />

het Chinees, dat helemaal ge<strong>en</strong> werkwoordsvervoeging<br />

k<strong>en</strong>t <strong>en</strong> waarin toch lege argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

voorkom<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> nul-topic krijgt dan e<strong>en</strong> interpretatie<br />

door de discourse. Zwitserlood <strong>en</strong> Van<br />

Gijn stell<strong>en</strong> dat dergelijke nul-topicverbinding<strong>en</strong><br />

ook voor NGT het optred<strong>en</strong> van lege argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

in de afwezigheid van werkwoordsvervoeging<br />

zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong>.<br />

De hoofdstukk<strong>en</strong> in het boek zijn over het<br />

algeme<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> hoog niveau. Het boek biedt<br />

e<strong>en</strong> uitgebreid overzicht van pro-dropverschijnsel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> hun mogelijke verklaring<strong>en</strong> in tal<strong>en</strong>.<br />

Echter, deze verscheid<strong>en</strong>heid aan ideeën <strong>en</strong><br />

interpretaties heeft tot gevolg dat deze vaak<br />

ofwel erg g<strong>en</strong>eraliser<strong>en</strong>d ofwel erg specifiek<br />

zijn. Het eerste is het geval bij analyses die prodrop<br />

als e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schap van e<strong>en</strong> taal als geheel<br />

beschouw<strong>en</strong> (deze analyses lijk<strong>en</strong> pro-dropverschijnsel<strong>en</strong><br />

in niet pro-droptal<strong>en</strong> niet goed


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

te kunn<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong>). Het tweede is het geval<br />

bij analyses die pro-drop relater<strong>en</strong> aan eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> affix of van e<strong>en</strong> specifieke<br />

constructie (deze analyses lijk<strong>en</strong> te zeer toegespitst<br />

op één taal). Dit roept de vraag op of alle<br />

pro-dropverschijnsel<strong>en</strong> in alle tal<strong>en</strong> wel met één<br />

<strong>en</strong>kele theorie verklaard kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. De<br />

redacteur<strong>en</strong> van het boek lijk<strong>en</strong> te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> van<br />

wel. Zij stell<strong>en</strong> in het inleid<strong>en</strong>de hoofdstuk e<strong>en</strong><br />

parameter voor met verschill<strong>en</strong>de beslissingniveau’s<br />

die zowel macrovariatie als microvariatie<br />

in pro-drop tuss<strong>en</strong> tal<strong>en</strong> zou moet<strong>en</strong> beschrijv<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong>. Het blijft echter de vraag of deze<br />

theorie alle pro-dropverschijnsel<strong>en</strong> die beschrev<strong>en</strong><br />

staan in dit boek, kan verklar<strong>en</strong>. Ook lijkt<br />

de formulering van e<strong>en</strong> dergelijke theorie niet<br />

op zijn plaats in e<strong>en</strong> inleid<strong>en</strong>d hoofdstuk. Omdat<br />

deze theorie tot e<strong>en</strong> synthese probeert te kom<strong>en</strong><br />

van de pro-dropverschijnsel<strong>en</strong> die beschrev<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> in dit boek, zou deze beter tot zijn<br />

recht zijn gekom<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> afsluit<strong>en</strong>d hoofdstuk.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> de redacteurs zo hun theorie<br />

beter uit kunn<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>.<br />

Gegev<strong>en</strong> de verscheid<strong>en</strong>heid aan ideeën<br />

<strong>en</strong> interpretaties, is dit boek van grote waarde<br />

voor taalkundig<strong>en</strong> die geïnteresseerd zijn in dit<br />

onderwerp, vooral voor h<strong>en</strong> die in het g<strong>en</strong>eratieve<br />

kader werk<strong>en</strong>. ‘Argum<strong>en</strong>ts and Agreem<strong>en</strong>t’<br />

zal zeker bijdrag<strong>en</strong> aan de theoretische discussie<br />

over pro-drop.<br />

Bibliografie<br />

Rizzi, L. (1986). Null Objects in Italian and the<br />

Theory of Pro. Linguistic Inquiry 17, 501-<br />

557.<br />

Marcel Giez<strong>en</strong>, Siebe de Korte <strong>en</strong> Franca Wesseling<br />

email: siebe_dekorte@yahoo.com<br />

A. Kraak. Homo loqu<strong>en</strong>s <strong>en</strong> homo scrib<strong>en</strong>s. Over<br />

natuur <strong>en</strong> cultuur bij de taal. Amsterdam: Amsterdam<br />

University Press, 2006. ISBN 90 5366 954 5.<br />

512 pagina’s. EUR 44,95.<br />

De synchrone theoretische taalwet<strong>en</strong>schap<br />

begint met e<strong>en</strong> postuum boek van Ferdinand<br />

de Saussure. “Er is bij mijn wet<strong>en</strong> in de wet<strong>en</strong>schapsgeschied<strong>en</strong>is<br />

ge<strong>en</strong> vergelijkbaar geval van<br />

iemand aan wie de geboorte van e<strong>en</strong> nieuwe<br />

discipline wordt toegeschrev<strong>en</strong> op basis van e<strong>en</strong><br />

boek, de Cours de linguistique générale, dat hij<br />

niet zelf heeft geschrev<strong>en</strong>, waarvan hij niet kon<br />

voorzi<strong>en</strong> dat het geschrev<strong>en</strong> zou word<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat<br />

drie jaar na zijn dood werd gepubliceerd.” Dat<br />

schrijft Remmert Kraak in zijn eig<strong>en</strong> postume<br />

boek Homo loqu<strong>en</strong>s <strong>en</strong> homo scrib<strong>en</strong>s’ (p. 92), dat<br />

eind 2006, iets meer dan e<strong>en</strong> jaar na zijn dood,<br />

versche<strong>en</strong>.<br />

Natuurlijk zou niemand Saussures Cours <strong>en</strong><br />

Kraaks Homo loqu<strong>en</strong>s op één lijn will<strong>en</strong> stell<strong>en</strong>,<br />

al was het maar omdat Kraak zijn eig<strong>en</strong> boek<br />

wel degelijk zelf geschrev<strong>en</strong> heeft: to<strong>en</strong> hij overleed,<br />

was het manuscript al nag<strong>en</strong>oeg voltooid<br />

<strong>en</strong> de bezorger, de Nijmeegse taalkundige Ad<br />

Fool<strong>en</strong>, meldt dat zijn werk inhield “beslissing<strong>en</strong><br />

nem<strong>en</strong> over details, citat<strong>en</strong> controler<strong>en</strong>, definitieve<br />

nummering van de paragraf<strong>en</strong>, sam<strong>en</strong>stell<strong>en</strong><br />

van de bibliografie <strong>en</strong> de index”. Fool<strong>en</strong><br />

heeft dat overig<strong>en</strong>s prijz<strong>en</strong>swaardig nauwkeurig<br />

gedaan.<br />

Verder lijkt het niet Kraaks voornaamste<br />

bedoeling geweest om e<strong>en</strong> geheel nieuwe subdiscipline<br />

in de taalwet<strong>en</strong>schap te vestig<strong>en</strong>. In<br />

zekere zin is zijn b<strong>en</strong>adering daarvoor ook te kritisch.<br />

Zijn belangrijkste stelling is dat de gehele<br />

westerse taalwet<strong>en</strong>schap diepgaand is beïnvloed<br />

door het schrift. Hoewel het in ieder geval sinds<br />

Saussure (<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>lijk al langer) geme<strong>en</strong>goed is<br />

om te stell<strong>en</strong> dat de gesprok<strong>en</strong> taal (homo loqu<strong>en</strong>s)<br />

het primaire onderzoeksobject is <strong>en</strong> geschrev<strong>en</strong><br />

taal (homo scrib<strong>en</strong>s) daar in het beste geval van is<br />

afgeleid, blijk<strong>en</strong> ook de meest vooraanstaande<br />

taalwet<strong>en</strong>schappers er niet in geslaagd het beeld<br />

van taal dat uit het schrift ontstaat helemaal los<br />

349


te lat<strong>en</strong>: taal bestaat uit afzonderlijke spraakklank<strong>en</strong><br />

die grofweg corresponder<strong>en</strong> met letters<br />

<strong>en</strong> die gegroepeerd word<strong>en</strong> in woord<strong>en</strong> die<br />

grofweg overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> met wat er in geschrifte<br />

tuss<strong>en</strong> twee spaties komt te staan. Met grote eruditie<br />

<strong>en</strong> beheersing van de materie maakt Kraak<br />

aannemelijk dat inderdaad de schriftuurlijkheid<br />

in de taalkundige theorievorming geslop<strong>en</strong> is,<br />

maar hoe we precies aan dat probleem kunn<strong>en</strong><br />

ontsnapp<strong>en</strong> wordt minder duidelijk; e<strong>en</strong> beeld<br />

van e<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schap van homo loqu<strong>en</strong>s zonder<br />

homo scrib<strong>en</strong>s komt uit dit boek niet naar vor<strong>en</strong>.<br />

Toch zijn er ook overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de<br />

postume boek<strong>en</strong> van Saussure <strong>en</strong> Kraak: beide<br />

kun je lez<strong>en</strong> als de weerslag van e<strong>en</strong> langdurige<br />

worsteling die hun auteurs hebb<strong>en</strong> doorgemaakt<br />

in de laatste dec<strong>en</strong>nia van hun lev<strong>en</strong> – e<strong>en</strong> worsteling<br />

met de vraag wat nu eig<strong>en</strong>lijk het object<br />

is van taalkundig onderzoek. Hoe bestudeer je<br />

iets zo etherisch als de m<strong>en</strong>selijke gesprok<strong>en</strong><br />

taal? Hebb<strong>en</strong> we met al onze indrukwekk<strong>en</strong>de<br />

theorieën <strong>en</strong> methodologieën eig<strong>en</strong>lijk wel grip<br />

op de zaak? Lat<strong>en</strong> we ons niet in de lur<strong>en</strong> legg<strong>en</strong><br />

door onze, bijvoorbeeld door het schrift ingegev<strong>en</strong>,<br />

illusies?<br />

Dat zijn wez<strong>en</strong>lijke vrag<strong>en</strong> die taalkundig<strong>en</strong><br />

zich, meegesleept door de praktijk van het dagelijkse<br />

onderzoek, weinig, misschi<strong>en</strong> te weinig,<br />

stell<strong>en</strong>. Homo loqu<strong>en</strong>s <strong>en</strong> homo scrib<strong>en</strong>s is alle<strong>en</strong><br />

daarom al de moeite waard. Het boek heeft<br />

vooral de vorm van e<strong>en</strong> leesverslag: in de meeste<br />

gevall<strong>en</strong> bespreekt Kraak in ext<strong>en</strong>so literatuur<br />

die hij over de relatie tuss<strong>en</strong> het gesprok<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

geschrev<strong>en</strong> woord gelez<strong>en</strong> heeft; hij laat zijn<br />

voor- <strong>en</strong> afkeur<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> <strong>en</strong> probeert deze met<br />

argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> te onderbouw<strong>en</strong>. Voor zover ik<br />

dat kan beoordel<strong>en</strong>, heeft hij tamelijk compleet<br />

overzicht over de publicaties van de afgelop<strong>en</strong><br />

dec<strong>en</strong>nia. Tezam<strong>en</strong> voert dat tot e<strong>en</strong> coher<strong>en</strong>t<br />

beeld van de problematiek die de geschrev<strong>en</strong><br />

taal ons stelt – e<strong>en</strong> taalkundige moet eig<strong>en</strong>lijk<br />

prober<strong>en</strong> te verget<strong>en</strong> dat hij lez<strong>en</strong> <strong>en</strong> schrijv<strong>en</strong><br />

kan, maar dat lez<strong>en</strong> <strong>en</strong> schrijv<strong>en</strong> zit zo diep in<br />

ons wez<strong>en</strong> geïmpregneerd, dat we nooit zeker<br />

wet<strong>en</strong> of dat wel lukt.<br />

350<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Na e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> inleid<strong>en</strong>d hoofdstuk (‘De<br />

vorming tot schriftelijkheid’) ontvouwt Kraak in<br />

hoofdstuk 2 (‘De alfabetische bril’) zijn visie op<br />

de manier waarop het alfabetische schrift de hele<br />

taalkunde, <strong>en</strong> dan met name de fonologie, heeft<br />

beïnvloed: fonolog<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> nooit echt loskom<strong>en</strong><br />

van het idee van de ‘spraakklank’, ook al is<br />

de empirische evid<strong>en</strong>tie hiervoor volg<strong>en</strong>s Kraak<br />

uiterst mager. Hoofdstuk 3 (‘Over de oorsprong<br />

<strong>en</strong> ontwikkeling van het schrift’) bespreekt<br />

verschill<strong>en</strong>de theorieën over het ontstaan van<br />

het alfabetische schrift <strong>en</strong> laat zi<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> door<br />

taalkundig<strong>en</strong> herhaaldelijk naar vor<strong>en</strong> gebracht<br />

d<strong>en</strong>kbeeld op zijn minst naïef is: de Griek<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong><br />

op het idee gekom<strong>en</strong> zijn om het spraaksignaal<br />

in klank<strong>en</strong> onder te verdel<strong>en</strong> die ieder met<br />

e<strong>en</strong> letter kond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong>. Hoofdstuk<br />

4 (‘De logisch-filosofische bril’) gooit het<br />

over e<strong>en</strong> iets andere boeg: hier wordt betoogd<br />

dat het idee van syntaxis <strong>en</strong> van de toepassing<br />

op logische structur<strong>en</strong> op taal ook voortkom<strong>en</strong><br />

uit e<strong>en</strong> te schriftelijke manier van d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> over<br />

taal. Het laatste hoofdstuk heet ‘de e<strong>en</strong>heid van<br />

taal <strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> als mysterie’ <strong>en</strong> gaat in op het<br />

aloude probleem van de relatie tuss<strong>en</strong> taal <strong>en</strong><br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, om, met Chomsky, te concluder<strong>en</strong> dat<br />

het gewone m<strong>en</strong>selijke d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> wel<br />

altijd e<strong>en</strong> ‘mysterie’ zal blijv<strong>en</strong>.<br />

Het is onmogelijk om op alle aspect<strong>en</strong> van<br />

dit veelzijdige boek in te gaan, al is het maar<br />

omdat dit e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> grote belez<strong>en</strong>heid zou vereis<strong>en</strong><br />

als Kraak t<strong>en</strong>toonspreidt, maar over de<br />

ontwikkeling van de taalkunde lijkt Kraak te<br />

pessimistisch. Dat valt te illustrer<strong>en</strong> aan zijn<br />

visie op de fonologie. Terecht wijst de auteur<br />

er in hoofdstuk 2 op dat de ‘spraakklank’ of het<br />

‘segm<strong>en</strong>t’ zeker tot <strong>en</strong> met de Sound Pattern of<br />

English (SPE, N. Chomsky <strong>en</strong> M. Halle, The MIT<br />

Press, 1968) e<strong>en</strong> allesoverheers<strong>en</strong>de rol speelt,<br />

<strong>en</strong> dat SPE zelfs zover gaat als de roemrucht<br />

ingewikkelde spelling van het Engels e<strong>en</strong> ‘near<br />

optimal’ repres<strong>en</strong>tatie van de klankvorm van<br />

het Engelse woord te noem<strong>en</strong>. Maar aan het<br />

eind van datzelfde hoofdstuk blijkt al dat die rol<br />

van het segm<strong>en</strong>t sinds 1968 gaandeweg minder


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

belangrijk is geword<strong>en</strong>, onder andere met de<br />

komst van de autosegm<strong>en</strong>tele <strong>en</strong> de metrische<br />

fonologie: de eerste postuleert het autonome<br />

bestaan van del<strong>en</strong> van het spraakgeluid die kleiner<br />

zijn dan het segm<strong>en</strong>t, de tweede van del<strong>en</strong><br />

die groter zijn dan het segm<strong>en</strong>t zoals metrische<br />

voet<strong>en</strong>. Ge<strong>en</strong> van beide niveaus wordt systematisch<br />

in het westerse alfabet g<strong>en</strong>oteerd <strong>en</strong> kan<br />

dus aan beïnvloeding door het schrift word<strong>en</strong><br />

toegeschrev<strong>en</strong>.<br />

Het segm<strong>en</strong>t is daarmee vanzelf minder<br />

belangrijk geword<strong>en</strong> in de theorie. Tegelijkertijd<br />

blijft het ook in de autosegm<strong>en</strong>tele fonologie e<strong>en</strong><br />

rol spel<strong>en</strong>, zoals Kraak terecht opmerkt. Het is<br />

echter maar de vraag of dit alle<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong><br />

toegeschrev<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> ‘alfabetische bril’: er zijn<br />

nu e<strong>en</strong>maal ook empirische argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor<br />

het k<strong>en</strong>merk te gev<strong>en</strong>. Ik noem er twee in het<br />

Nederlands. In de eerste plaats ontbreekt in erfwoord<strong>en</strong><br />

zoals bek<strong>en</strong>d de stemhebb<strong>en</strong>de velaire<br />

plosief. Gegev<strong>en</strong> het feit dat we wel stemloze<br />

velaire plosiev<strong>en</strong> én stemhebb<strong>en</strong>de plosiev<strong>en</strong> op<br />

andere plaats<strong>en</strong> van articulatie hebb<strong>en</strong>, lijkt het<br />

moeilijk dit feit zelfs maar vast te stell<strong>en</strong> zonder<br />

te kunn<strong>en</strong> prat<strong>en</strong> over bundeling<strong>en</strong> van (ev<strong>en</strong>tueel<br />

autosegm<strong>en</strong>tele) k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>: dat is het<br />

segm<strong>en</strong>t.<br />

E<strong>en</strong> ander voorbeeld: in het Nederlands<br />

bestaan lettergrep<strong>en</strong> die eindig<strong>en</strong> op -arm (warm,<br />

alarm) <strong>en</strong> lettergrep<strong>en</strong> die eindig<strong>en</strong> op -amp<br />

(lamp, kamp, ramp) maar ge<strong>en</strong> lettergrep<strong>en</strong> die<br />

eindig<strong>en</strong> op -*armp. Het is wederom moeilijk<br />

in te zi<strong>en</strong> hoe we dit feit kunn<strong>en</strong> beschrijv<strong>en</strong><br />

als we niet kunn<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> over de notie<br />

van syllabesegm<strong>en</strong>t of medeklinker: we zoud<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> dat er binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rijm wel twee<br />

medeklinkers kunn<strong>en</strong> staan, maar niet drie.<br />

Met andere woord<strong>en</strong> lijkt het segm<strong>en</strong>t – als<br />

e<strong>en</strong> afgeleid begrip, niet als e<strong>en</strong> primitieve – wel<br />

degelijk op dit mom<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> geldige, op onafhankelijke<br />

empirische grond<strong>en</strong> gemotiveerde basis<br />

te hebb<strong>en</strong>. Dat wil niet zegg<strong>en</strong> dat het niet nuttig<br />

is als iemand af <strong>en</strong> toe de vraag aan de orde stelt<br />

hoe reëel de begripp<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>lijk zijn waar we<br />

mee werk<strong>en</strong>.<br />

Uiteindelijk ging het Kraak waarschijnlijk<br />

om nog wez<strong>en</strong>lijker zak<strong>en</strong>, zoals de relatie tuss<strong>en</strong><br />

taal <strong>en</strong> d<strong>en</strong>kvermog<strong>en</strong>. Ook onze visie op<br />

het gewone alledaagse d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> zou volg<strong>en</strong>s hem<br />

wele<strong>en</strong>s versluierd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door de verschriftelijking.<br />

Het valt daarbij op dat hij daarbij<br />

nauwelijks in og<strong>en</strong>schouw neemt dat de m<strong>en</strong>s<br />

e<strong>en</strong> visueel wez<strong>en</strong> is, voor wie kijk<strong>en</strong> doorgaans<br />

belangrijker is dan luister<strong>en</strong>. Wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

repres<strong>en</strong>taties zijn doorgaans visueel <strong>en</strong> niet<br />

auditief; het is niet duidelijk dat dit veroorzaakt<br />

wordt door onze bek<strong>en</strong>dheid met het schrift, of<br />

dat, omgekeerd, deze visualiteit de dwing<strong>en</strong>de<br />

kracht van het schrift moet verklar<strong>en</strong>. Maar<br />

deze kwesties word<strong>en</strong> al snel zo ingewikkeld<br />

<strong>en</strong> wijsgerig dat ze eerder behandeld lijk<strong>en</strong> te<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> postuum boek dan in e<strong>en</strong><br />

boeksignalem<strong>en</strong>t als het onderhavige.<br />

Marc van Oost<strong>en</strong>dorp<br />

351


Judith van Wijk. The Acquisition of the Dutch<br />

Plural. Utrecht: LOT, 2007. X + 318 blz. ISBN 90<br />

78328 21 6. EUR 27,37.<br />

Met haar proefschrift levert Judith van Wijk<br />

e<strong>en</strong> bijdrage aan de discussie over de regelmatige<br />

<strong>en</strong> onregelmatige morfologie die sinds de<br />

opkomst van connectionistische verklaringsmodell<strong>en</strong><br />

voor eerste-taalverwerving, e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale<br />

rol speelt binn<strong>en</strong> de taalkunde. Van Wijk toetst<br />

aan de hand van door haar verkreg<strong>en</strong> acquisitiedata<br />

of het ‘dual mechanism model’, zoals voorgesteld<br />

door Pinker & Prince (1989) houdbaar is<br />

voor het Nederlands, <strong>en</strong> stelt e<strong>en</strong> theoretische<br />

aanpassing voor op grond van deze data.<br />

De klassieke Chomskiaanse verklaring<strong>en</strong> voor<br />

woordvormingsprocess<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> gebruik van<br />

uitsluit<strong>en</strong>d regels (Chomsky & Halle 1968, Halle<br />

& Mohanan 1985). Eén van de voornaamste kritiekpunt<strong>en</strong><br />

op deze puur regel-gebaseerde theorieën,<br />

is dat ze e<strong>en</strong> beroep do<strong>en</strong> op ‘onderligg<strong>en</strong>de<br />

vorm<strong>en</strong>’ die onvoldo<strong>en</strong>de psychologisch<br />

reëel word<strong>en</strong> geacht. Teg<strong>en</strong>over deze op regels<br />

gebaseerde theorieën zijn verschill<strong>en</strong>de connectionistische<br />

modell<strong>en</strong> voorgesteld, waarin verondersteld<br />

wordt dat morfologische process<strong>en</strong> in<br />

beginsel voortkom<strong>en</strong> uit opslag van de verschill<strong>en</strong>de<br />

vorm<strong>en</strong>. Rumelhart <strong>en</strong> McClelland (1986)<br />

introducer<strong>en</strong> het Parallel Distributed Processing<br />

(PDP)-model, dat gebaseerd is op patroonherk<strong>en</strong>ning.<br />

In e<strong>en</strong> dergelijk model is er ge<strong>en</strong> plaats<br />

voor linguïstische regels, maar word<strong>en</strong> bepaalde<br />

input-output patron<strong>en</strong> aan elkaar gekoppeld.<br />

Concreet: als e<strong>en</strong> werkwoord als stamvocaal e<strong>en</strong><br />

“ij” heeft, dan is de kans groot dat de verled<strong>en</strong><br />

tijd van dat werkwoord e<strong>en</strong> “ee” heeft. Schematisch<br />

is het model voor te stell<strong>en</strong> als twee<br />

(of drie) lag<strong>en</strong> met knooppunt<strong>en</strong> die met elkaar<br />

in verbinding staan. Hoe meer evid<strong>en</strong>tie e<strong>en</strong><br />

bepaalde input-output verbinding krijgt, met<br />

andere woord<strong>en</strong> hoe vaker e<strong>en</strong> bepaalde vorm<br />

in de input aanwezig is, hoe zekerder deze door<br />

het model wordt beschouwd.<br />

Pinker <strong>en</strong> Prince (1989) stell<strong>en</strong> e<strong>en</strong> theorie<br />

voor die gebaseerd is op zowel regels als<br />

352<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

opslag: het ‘dual mechanism model’. Het model<br />

claimt dat regelmatige <strong>en</strong> onregelmatige vorm<strong>en</strong><br />

op verschill<strong>en</strong>de manier<strong>en</strong> behandeld word<strong>en</strong>.<br />

Regelmatige vorm<strong>en</strong> zijn door regels gevormd;<br />

onregelmatige vorm<strong>en</strong> zijn opgeslag<strong>en</strong> in het<br />

m<strong>en</strong>tale lexicon. Als in het lexicon e<strong>en</strong> onregelmatige<br />

vorm aanwezig is, krijgt die altijd de<br />

voorrang bov<strong>en</strong> toepassing van de regel. Is er<br />

ge<strong>en</strong> opgeslag<strong>en</strong> vorm, dan wordt e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamd<br />

‘default’ affix aan het vrije morfeem<br />

gebond<strong>en</strong>. Marcus et al. (1995:192) definieert<br />

aanhechting van de default als volgt: ‘[…] an<br />

operation that applies not to particular sets of<br />

stored items or to their frequ<strong>en</strong>t patterns, but<br />

to any item whatsoever, as long as it does not<br />

already have a precomputed output listed for<br />

it’.<br />

Van Wijk veronderstelt in haar dissertatie dat<br />

het Nederlands op het gebied van defaultbepaling<br />

voor het meervoud afwijkt van het Engels<br />

<strong>en</strong> niet één, maar twee defaults k<strong>en</strong>t ( –s <strong>en</strong> –<strong>en</strong>),<br />

omdat beide uitgang<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> op<br />

het mom<strong>en</strong>t dat er ge<strong>en</strong> opgeslag<strong>en</strong> vorm voor<br />

hand<strong>en</strong> is. De distributie van deze twee affix<strong>en</strong><br />

wordt bepaald door twee principes: de ritmische<br />

factor (Van Haering<strong>en</strong> 1947) <strong>en</strong> de sonoriteit van<br />

de slotklank.<br />

De echte test van het ‘dual mechanism<br />

model’ bestaat volg<strong>en</strong>s Van Wijk uit e<strong>en</strong> confrontatie<br />

met acquisitie-data, <strong>en</strong> die vormt het<br />

hart van de dissertatie. Kortweg luidt het klassieke<br />

idee, dat eerste-taalverwervers eerst alle<br />

vorm<strong>en</strong> opslaan, maar gaandeweg e<strong>en</strong> regelmaat<br />

ontdekk<strong>en</strong>. Is de regelmaat e<strong>en</strong>maal verworv<strong>en</strong><br />

dan word<strong>en</strong> de onregelmatige vorm<strong>en</strong> tijdelijk<br />

weggedrukt. Dat wegdrukk<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> leereffect:<br />

de kinder<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> de onregelmatige vorm<strong>en</strong><br />

minder vaak gehoord waardoor het ‘geheug<strong>en</strong>spoor’<br />

minder sterk is. Naarmate kinder<strong>en</strong> meer<br />

onregelmatige vorm<strong>en</strong> hor<strong>en</strong>, slijt<strong>en</strong> die onregelmatige<br />

vorm<strong>en</strong> in het geheug<strong>en</strong> in <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

uiteindelijk opboks<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de regel.<br />

Hoe moet<strong>en</strong> we dit model nu interpreter<strong>en</strong><br />

als er twee defaults in het spel zijn? Van Wijk<br />

constateert dat dat afhangt van de versie van


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

de theorie die we kiez<strong>en</strong>. Ze onderscheidt de<br />

oorspronkelijke versie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> variant daarop die<br />

gesuggereerd is door Pinker (1999:231). De originele<br />

versie doopt Van Wijk de ‘single default’<br />

hypothese (SDH). In de variant wordt verondersteld<br />

dat er twee defaults zijn; elk in hun eig<strong>en</strong><br />

fonologische domein: de ‘double default’ hypothese<br />

(DDH).<br />

De SDH voorspelt dat alle kinder<strong>en</strong> ófwel<br />

met –<strong>en</strong> ófwel met -s als <strong>en</strong>ig meervoudsaffix<br />

beginn<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat ze dat affix sterk overg<strong>en</strong>eraliser<strong>en</strong>.<br />

Om de voorspelling<strong>en</strong> van de DDH<br />

duidelijk te kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>, maakt Van Wijk e<strong>en</strong><br />

onderscheid tuss<strong>en</strong> pure overg<strong>en</strong>eralisaties <strong>en</strong><br />

fonologische overg<strong>en</strong>eralisaties. E<strong>en</strong> pure overg<strong>en</strong>eralisatie<br />

kom<strong>en</strong> we teg<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> woord e<strong>en</strong><br />

affix krijgt (-<strong>en</strong> of –s) dat niet verwacht wordt op<br />

grond van de ritmische factor, noch het sonoriteitsprincipe,<br />

noch op grond van het feit dat<br />

woord<strong>en</strong> die erg lijk<strong>en</strong> op het betreff<strong>en</strong>de woord<br />

(in de ‘lexicale neighbourhood’ van het woord<br />

ligg<strong>en</strong>) hetzelfde affix krijg<strong>en</strong>. Taarts is e<strong>en</strong><br />

pure overg<strong>en</strong>eralisatie, omdat de ritmische factor<br />

–<strong>en</strong> afdwingt, omdat de sonoriteitsfactor –<strong>en</strong><br />

afdwingt <strong>en</strong> omdat woord<strong>en</strong> die op taart rijm<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> hetzelfde klemtoonpatroon hebb<strong>en</strong> (paard,<br />

kaart, staart etc.) óók allemaal –<strong>en</strong> als meervoud<br />

hebb<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> fonologische overg<strong>en</strong>eralisatie is<br />

het optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> affix dat voorspeld wordt<br />

op grond van één van de twee fonologische principes,<br />

maar dat niet wordt voorspeld door het<br />

andere fonologische principe én niet door de rijm<strong>en</strong>de<br />

woord<strong>en</strong>. Bijvoorbeeld, paraplu-<strong>en</strong> volgt<br />

de ritmische factor (paraplu heeft eindklemtoon),<br />

maar de woord<strong>en</strong> in de buurt (eindig<strong>en</strong>d<br />

op u [y] met finale klemtoon) kiez<strong>en</strong> allemaal –s<br />

(m<strong>en</strong>u’s, etc.). We hebb<strong>en</strong> hier dus te mak<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> overg<strong>en</strong>eralisatie van de ritmische factor.<br />

Fonologische overg<strong>en</strong>eralisaties vall<strong>en</strong> dus uite<strong>en</strong><br />

in overg<strong>en</strong>eralisaties van de ritmische factor<br />

<strong>en</strong> overg<strong>en</strong>eralisaties van de sonoriteitsfactor.<br />

De DDH voorspelt nu dat we beide fonologische<br />

overg<strong>en</strong>eralisaties teg<strong>en</strong>kom<strong>en</strong>: zowél<br />

overg<strong>en</strong>eralisaties van -<strong>en</strong> áls overg<strong>en</strong>eralisaties<br />

van -s. Immers, kinder<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s<br />

deze hypothese in elk fonologisch domein e<strong>en</strong><br />

default. Het kind zal op e<strong>en</strong> bepaald mom<strong>en</strong>t<br />

de stap moet<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele default<br />

naar de dubbele default. Die stap zal dan tijdelijk<br />

e<strong>en</strong> hybride patroon (‘hybride default’, HD) te<br />

zi<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> van zowel pure overg<strong>en</strong>eralisaties als<br />

fonologische overg<strong>en</strong>eralisaties.<br />

Van Wijk heeft eerst e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamde ‘wug’test<br />

afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> bij kinder<strong>en</strong> van 4 <strong>en</strong> 5 jaar oud,<br />

waarbij kinder<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> elicitatietaak het meervoud<br />

moet<strong>en</strong> producer<strong>en</strong> van onzinwoord<strong>en</strong>.<br />

Uit de resultat<strong>en</strong> blijkt dat verschill<strong>en</strong>de kinder<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong>de strategieën lijk<strong>en</strong> te volg<strong>en</strong>.<br />

Het gedrag van sommige kinder<strong>en</strong> past in de<br />

SDH terwijl het gedrag van ander<strong>en</strong> past in de<br />

DDH. Ook zijn er kinder<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> HD-patroon<br />

lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. De kinder<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in hun keuze<br />

van het meervoudssuffix gestuurd door de ritmische<br />

én de sonoriteitsfactor, zij het minder<br />

sterk dan de volwass<strong>en</strong> controle-groep. In het<br />

algeme<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> de kinder<strong>en</strong> e<strong>en</strong> groei van het<br />

s-meervoud zi<strong>en</strong>.<br />

Omdat het resultaat van de cross-sectionele<br />

‘wug’-test suggereert dat de kinder<strong>en</strong> niet (of<br />

niet allemaal) het patroon SD-HD-DD lijk<strong>en</strong> te<br />

volg<strong>en</strong>, zoals voorspeld wordt door de meest<br />

voor de hand ligg<strong>en</strong>de interpretatie van het<br />

model, heeft Van Wijk ervoor gekoz<strong>en</strong> om ook<br />

e<strong>en</strong> longitudinale studie op te zett<strong>en</strong> waarin<br />

bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> wat jongere kinder<strong>en</strong> (2 à 3 jaar)<br />

word<strong>en</strong> getoetst. Uit deze studie blijkt dat kinder<strong>en</strong><br />

niet voor e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele default kiez<strong>en</strong>. De<br />

SDH alléén kan de data niet verklar<strong>en</strong>. Net als<br />

uit de cross-sectionele studie naar vor<strong>en</strong> komt,<br />

verton<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de kinder<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de<br />

patron<strong>en</strong> die alle<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

door gebruikmaking van én de SDH, én de DDH<br />

én de HDH. In de woord<strong>en</strong> van Van Wijk (p.<br />

229): ‘There is no clear path along which subjects<br />

develop; no single interpretation applies to<br />

any of the age groups’.<br />

Met bov<strong>en</strong>staande analyse heeft Van Wijk<br />

aangetoond dat het ‘dual mechanism model’ van<br />

Pinker niet langer houdbaar is voor de vorming<br />

van het <strong>Nederlandse</strong> meervoud. Ter vervanging<br />

353


van dit model stelt zij e<strong>en</strong> ‘words-and-constraints<br />

model’ voor, waarbij de fonologie e<strong>en</strong> belangrijke<br />

rol speelt. Dit nieuwe model, gebaseerd<br />

op Optimality Theory (OT) kan schematisch als<br />

volgt weergegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong>:<br />

word<br />

354<br />

irregular stored in m<strong>en</strong>tal lexicon<br />

regular default affix (singled out<br />

by affix-specific constraint)<br />

secondary affix(es) (distributed<br />

by morphologically<br />

free constraints)<br />

Figuur 1 (Van Wijk, 2006, p. 255)<br />

Binn<strong>en</strong> OT wordt uitgegaan van e<strong>en</strong> bepaalde<br />

individuele hiërarchie (‘ranking’) van fonologische<br />

eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> (‘constraints’). In haar<br />

nieuwe analyse koppelt Van Wijk de verschill<strong>en</strong>de<br />

overg<strong>en</strong>eralisatiepatron<strong>en</strong> die de proefperson<strong>en</strong><br />

lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> aan verschill<strong>en</strong>de ‘constraint<br />

rankings’. Dat betek<strong>en</strong>t dat de constraint-ranking,<br />

<strong>en</strong> daarmee de grammatica, per persoon<br />

kan verschill<strong>en</strong>. Deze rankings moet<strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s<br />

verklar<strong>en</strong> waarom sommige overg<strong>en</strong>eralisatiepatron<strong>en</strong><br />

bij de vorming van het <strong>Nederlandse</strong><br />

meervoud niet voorkom<strong>en</strong>. Zoals Van Wijk zelf<br />

opmerkt ziet de OT-analyse er in eerste instantie<br />

veelbelov<strong>en</strong>d uit, maar constateert zij ook dat<br />

het model nog wel aanpassing behoeft, aangezi<strong>en</strong><br />

het bijvoorbeeld niet in staat blijkt variatie<br />

binn<strong>en</strong> proefperson<strong>en</strong> te verklar<strong>en</strong>.<br />

Van Wijk heeft e<strong>en</strong> originele dissertatie<br />

geschrev<strong>en</strong>, waarin zij op heldere wijze het theoretische<br />

debat uite<strong>en</strong>zet omtr<strong>en</strong>t de interpretatie<br />

van het ‘dual mechanism model’ <strong>en</strong> waarin zij<br />

e<strong>en</strong> aanpassing voorstelt van die theorie gebaseerd<br />

op grondige empirische studie van taalontwikkeling,<br />

zowel cross-sectioneel als longitudinaal.<br />

De pres<strong>en</strong>tatie van de uitkomst<strong>en</strong> van het<br />

empirisch onderzoek is niet op alle punt<strong>en</strong> ev<strong>en</strong><br />

helder <strong>en</strong> stelt de lezer soms voor flinke puz-<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

zels. Zo moet voor e<strong>en</strong> begrip van de tabell<strong>en</strong> in<br />

hoofdstuk 5 regelmatig teruggebladerd word<strong>en</strong><br />

naar andere tabell<strong>en</strong> die op hun beurt soms weer<br />

alle<strong>en</strong> geïnterpreteerd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als m<strong>en</strong><br />

nog weer andere gegev<strong>en</strong>s raadpleegt. De keuze<br />

om bijna elke paragraaf van e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatting te<br />

voorzi<strong>en</strong> werkte bij deze lezers eerder verwarr<strong>en</strong>d<br />

dan dat het steun geeft.<br />

Aan het eind blijv<strong>en</strong> we ook met <strong>en</strong>kele theoretische<br />

vrag<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong>. Eén daarvan betreft de<br />

manier waarop Van Wijk frequ<strong>en</strong>tie heeft meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

in haar onderzoek. Baay<strong>en</strong> et al. (1997,<br />

2002) lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat er ‘surface frequ<strong>en</strong>cy’ effect<strong>en</strong><br />

bestaan voor meervoudsvorm<strong>en</strong> op -<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

-s. Dat wil zegg<strong>en</strong>, hoe frequ<strong>en</strong>ter e<strong>en</strong> bepaalde<br />

woordvorm is, hoe sneller die woordvorm in e<strong>en</strong><br />

lexicale decisietaak wordt herk<strong>en</strong>d. Dergelijke<br />

effect<strong>en</strong> word<strong>en</strong> niet voorspeld door het ‘dual<br />

mechanism’ model. Frequ<strong>en</strong>tie kan alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol<br />

spel<strong>en</strong> bij opgeslag<strong>en</strong> items; bij regelmatige items<br />

wordt elke keer dezelfde regel toegepast <strong>en</strong> dus<br />

word<strong>en</strong> hier ge<strong>en</strong> effect<strong>en</strong> van frequ<strong>en</strong>tie voorspeld.<br />

De gevond<strong>en</strong> ‘surface frequ<strong>en</strong>cy’-effect<strong>en</strong><br />

duid<strong>en</strong> op opslag <strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> daarom in principe<br />

e<strong>en</strong> probleem voor het ‘dual mechanism’ model.<br />

Van Wijk gaat in haar dissertatie voorbij aan dit<br />

probleem. In de dissertatie wordt de zog<strong>en</strong>aamde<br />

neighbourhood bepaalt op grond van typefrequ<strong>en</strong>tie,<br />

maar nerg<strong>en</strong>s gaat ze uit van de mogelijkheid<br />

dat tok<strong>en</strong>frequ<strong>en</strong>tie ook e<strong>en</strong> rol zou kunn<strong>en</strong> spel<strong>en</strong><br />

bij de vorming van meervoud<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> andere theoretische kwestie waarmee<br />

de lezer blijft zitt<strong>en</strong> na de op OT gebaseerde<br />

oplossing van Van Wijk, is het feit dat volwass<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

regelmatige vorm<strong>en</strong> allemaal hetzelfde<br />

behandel<strong>en</strong>. Als de constraint rankings individueel<br />

bepaald zijn, dat wil zegg<strong>en</strong> als iedere<strong>en</strong> zijn<br />

eig<strong>en</strong> grammatica heeft, is de vraag waarom we<br />

in de volwass<strong>en</strong>-praktijk ge<strong>en</strong> variatie aantreff<strong>en</strong><br />

in de vorming van e<strong>en</strong> meervoud<strong>en</strong>. Afgezi<strong>en</strong><br />

van het bek<strong>en</strong>de voorbeeld van woord<strong>en</strong> eindig<strong>en</strong>d<br />

op schwa die inderdaad meestal zowel<br />

meervoudsvorming met -s als met -<strong>en</strong> toestaan,<br />

lijkt variatie in meervoudsvorming de uitzondering<br />

<strong>en</strong> bepaald niet veelvuldig voor te kom<strong>en</strong>.


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Wellicht moet<strong>en</strong> we het OT model van<br />

Van Wijk dan ook uitsluit<strong>en</strong>d beschouw<strong>en</strong> als<br />

acquisitiemodel. Kinder<strong>en</strong> gaan bij het ler<strong>en</strong> van<br />

nieuwe vorm<strong>en</strong> te werk volg<strong>en</strong>s het OT model,<br />

maar blijv<strong>en</strong> dit niet do<strong>en</strong>. Op het mom<strong>en</strong>t dat<br />

e<strong>en</strong> bepaalde vorm frequ<strong>en</strong>ter voorkomt, wordt<br />

deze opgeslag<strong>en</strong>. Dit impliceert overig<strong>en</strong>s niet<br />

zondermeer dat het model niet meer werkzaam<br />

zou kunn<strong>en</strong> zijn als de taalontwikkeling is ‘voltooid’.<br />

Misschi<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> we het vergelijk<strong>en</strong> met<br />

het ler<strong>en</strong> van tafels van verm<strong>en</strong>igvuldiging. Het<br />

product van 8 <strong>en</strong> 6 kan iedere<strong>en</strong> met basisschool<br />

zonder na te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> gev<strong>en</strong>, maar dat betek<strong>en</strong>t<br />

niet dat het vermog<strong>en</strong> om te verm<strong>en</strong>igvuldig<strong>en</strong><br />

verlor<strong>en</strong> is gegaan. Alle<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> volwass<strong>en</strong><br />

spreker wordt geconfronteerd met onzinwoord<strong>en</strong>,<br />

valt deze terug zijn ‘rek<strong>en</strong>regels’: het words<br />

and constraints model.<br />

Loes Baz<strong>en</strong>, Jan Don, Ineke Druif, Ko<strong>en</strong> Gijzel,<br />

Janneke Westermann<br />

Bibliografie<br />

Chomsky, N. & M. Halle (1968). The Sound<br />

Pattern of English. New York: Harper & Row.<br />

Haering<strong>en</strong>, C.B. van (1947). De meervoudsvorming<br />

in het Nederlands. In: C.B. van<br />

Haering<strong>en</strong>, Neerlandica. Ver spreide opstell<strong>en</strong>.<br />

’s-Grav<strong>en</strong>hage: Daam<strong>en</strong>, 186-209.<br />

Halle, M. & M.P. Mohanan (1985). Segm<strong>en</strong>tal<br />

Phonology of Modern English. Lin guistic<br />

Inquiry, 57-116.<br />

Marcus e.a. (1995). German Inflection: The<br />

Exception That Proves The Rule. Cognitive<br />

Psychology 29, 189-256.<br />

Pinker, Stev<strong>en</strong> (1999). Words and Rules: the<br />

Ingredi<strong>en</strong>ts of Language, New York: Har per<br />

Collins.<br />

Pinker, Stev<strong>en</strong> & Alan Prince (1988). On<br />

Language and Connectionism: Analysis of a<br />

parallel distributed processing model of language<br />

acquisition. Cognition 28, 73-193.<br />

Elise de Bree. Dyslexia and Phonology: A study of<br />

the phonological abilities of Dutch childr<strong>en</strong> at risk of<br />

dyslexia. Utrecht: LOT, 2007. 195 blz. ISBN 90<br />

78328 26 1. Proefschrift Universiteit Utrecht.<br />

De meeste kinder<strong>en</strong> ler<strong>en</strong> één of meer moedertal<strong>en</strong><br />

zonder problem<strong>en</strong>. Wanneer het taalverwervingsproces<br />

door e<strong>en</strong> aanwijsbare red<strong>en</strong><br />

achterblijft of anders verloopt dan bij normale<br />

kinder<strong>en</strong> het geval is, spreekt m<strong>en</strong> wel van e<strong>en</strong><br />

secundaire taal ontwik ke lings stoor nis. Dat is het<br />

geval bij kinder<strong>en</strong> met cognitieve problem<strong>en</strong> of<br />

kinder<strong>en</strong> bij wie sprake is van e<strong>en</strong> gehoorstoornis.<br />

Er is echter ook e<strong>en</strong> groep kinder<strong>en</strong> die taalverwervingproblem<strong>en</strong><br />

blijk<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> zonder<br />

dat daar e<strong>en</strong> duidelijke oorzaak voor aan te wijz<strong>en</strong><br />

valt. Ze beschikk<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> goed functioner<strong>en</strong>d<br />

gehoor, e<strong>en</strong> normaal werk<strong>en</strong>d z<strong>en</strong>uwstelsel<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> normale (gemiddelde) intellig<strong>en</strong>tie. In de<br />

internationale literatuur word<strong>en</strong> deze kinder<strong>en</strong><br />

aangeduid als kinder<strong>en</strong> met Specific Language<br />

Impairm<strong>en</strong>t (SLI).<br />

Als kinder<strong>en</strong> ler<strong>en</strong> lez<strong>en</strong> op de basisschool, is<br />

hun mondelinge taalontwikkeling in de meeste<br />

gevall<strong>en</strong> al zo ver gevorderd dat ze zich de basisprincipes<br />

eig<strong>en</strong> gemaakt hebb<strong>en</strong> van het begrip<br />

<strong>en</strong> de productie van de fonologie, de morfosyntaxis,<br />

de semantiek <strong>en</strong> de pragmatiek van hun<br />

moedertaal. Dat houdt in, dat ze de basisregels<br />

van de deelgebied<strong>en</strong> van taal verworv<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> dat ze deze regels kunn<strong>en</strong> begrijp<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

toepass<strong>en</strong>. Ze hebb<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> (actieve) woord<strong>en</strong>schat<br />

van ongeveer 4000 woord<strong>en</strong>. Er zijn<br />

kinder<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> normale taalontwikkeling niet<br />

goed tot lez<strong>en</strong> <strong>en</strong> spell<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Als bij deze<br />

kinder<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> duidelijk aanwijsbare verklaring<br />

gevond<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> voor hun lees- <strong>en</strong> spellingsproblem<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> wanneer de problem<strong>en</strong> hardnekkig<br />

blijk<strong>en</strong> te zijn, word<strong>en</strong> deze kinder<strong>en</strong><br />

dyslectisch g<strong>en</strong>oemd. Dyslexie is e<strong>en</strong> lees- <strong>en</strong><br />

spellingsstoornis die optreedt bij kinder<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> normale intellig<strong>en</strong>tie, die bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de<br />

geleg<strong>en</strong>heid hebb<strong>en</strong> gehad om zich het<br />

lez<strong>en</strong> <strong>en</strong> spell<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong>.<br />

355


Dyslexie komt bij 3-10 % van alle kinder<strong>en</strong> voor.<br />

Veel kinder<strong>en</strong> met SLI blijk<strong>en</strong> later problem<strong>en</strong><br />

te krijg<strong>en</strong> met lez<strong>en</strong> <strong>en</strong> spell<strong>en</strong> <strong>en</strong> ze word<strong>en</strong><br />

gediagnosticeerd als dyslectisch. E<strong>en</strong> van de<br />

verklaring<strong>en</strong> voor de relatie tuss<strong>en</strong> SLI <strong>en</strong> dyslexie<br />

is, dat beide aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de<br />

gradaties zoud<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> van e<strong>en</strong>zelfde continuüm<br />

van taalstoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong> dyslexie wordt<br />

wel beschouwd als e<strong>en</strong> mildere vorm van SLI.<br />

Omgekeerd zou dyslexie het verdere taalverwervingsproces<br />

kunn<strong>en</strong> belemmer<strong>en</strong>, omdat e<strong>en</strong><br />

kind door te lez<strong>en</strong> zijn taal verder kan ontwikkel<strong>en</strong>.<br />

De relatie tuss<strong>en</strong> SLI <strong>en</strong> dyslexie is niet e<strong>en</strong>duidig<br />

<strong>en</strong> er bestaan verschill<strong>en</strong>de b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> theorieën over het verband daartuss<strong>en</strong>.<br />

Het onderzoek van Elise de Bree, waarvan<br />

in haar dissertatie verslag wordt gedaan, maakt<br />

deel uit van het project Early language developm<strong>en</strong>t<br />

in Specific Language Impairm<strong>en</strong>t and dyslexia: A<br />

prospective and comparative study, e<strong>en</strong> groot onderzoek<br />

naar de relatie tuss<strong>en</strong> SLI <strong>en</strong> dyslexie, gefinancierd<br />

door de <strong>Nederlandse</strong> organisatie voor<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijk Onderzoek (NWO), met als<br />

projectleider prof. dr. F.N.K.Wijn<strong>en</strong>, hoogleraar<br />

aan de universiteit van Utrecht <strong>en</strong> e<strong>en</strong> van de<br />

promotor<strong>en</strong> van De Bree. De andere promotor is<br />

prof. dr. W.Z. Zonneveld, ook van Utrecht.<br />

De Bree richt zich in haar onderzoek op het<br />

ontrafel<strong>en</strong> van de voorwaard<strong>en</strong> voor of voorlopers<br />

van het ler<strong>en</strong> lez<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> het echte<br />

(vroege) taaller<strong>en</strong> anderzijds. Zij focust daarbij<br />

op productieve <strong>en</strong> receptieve fonologische vaardighed<strong>en</strong>.<br />

De red<strong>en</strong> daarvoor is, dat m<strong>en</strong> het er<br />

in de literatuur over het algeme<strong>en</strong> over e<strong>en</strong>s<br />

is, dat dyslexie te mak<strong>en</strong> heeft met problem<strong>en</strong><br />

in het <strong>en</strong>coder<strong>en</strong>, vasthoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> ophal<strong>en</strong> van<br />

fonologische repres<strong>en</strong>taties. Omdat de kern van<br />

het leesproces gevormd wordt door het koppel<strong>en</strong><br />

van klank<strong>en</strong> aan geschrev<strong>en</strong> tek<strong>en</strong>s (grafeemfoneem<br />

koppeling), wordt het probleem bij<br />

kinder<strong>en</strong> met dyslexie gezocht in het verwerk<strong>en</strong><br />

van fonologische informatie <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> minder<br />

ontwikkel<strong>en</strong>d fonologisch bewustzijn.<br />

Het verwervingsproces van de fonologie is<br />

weinig onderzocht bij kinder<strong>en</strong> met dyslexie. De<br />

356<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Bree bekijkt in haar onderzoek ge<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong><br />

die reeds als dyslectische gediagnoticeerd zijn.<br />

Het doel van haar onderzoek is om uit te zoek<strong>en</strong><br />

wat de verschill<strong>en</strong> <strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> zijn in<br />

de vroege fonologische verwerving bij kinder<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>etisch bepaald risico op dyslexie, vergelek<strong>en</strong><br />

met kinder<strong>en</strong> met SLI. Bij kinder<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> risico op dyslexie is t<strong>en</strong>minste e<strong>en</strong> van beide<br />

ouders of e<strong>en</strong> ouder broertje of zusje dyslectisch.<br />

E<strong>en</strong> derde groep wordt gevormd door normale<br />

kinder<strong>en</strong> van dezelfde leeftijd als de onderzoeksgroep<strong>en</strong>.<br />

Vermeld moet word<strong>en</strong>, dat De Bree<br />

e<strong>en</strong> cross-sectionele onderzoeksopzet hanteert,<br />

waarbij sprake is van heel jonge kinder<strong>en</strong> (1 jaar<br />

<strong>en</strong> 6 maand<strong>en</strong> tot 3 jaar) <strong>en</strong> van kinder<strong>en</strong> in de<br />

leeftijd van 3 jaar tot 5 jaar. In de eerste leeftijdsgroep<br />

nem<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> deel met e<strong>en</strong> risico<br />

op dyslexie naast ev<strong>en</strong> oude normale kinder<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> in de tweede leeftijdsgroep zitt<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s<br />

kinder<strong>en</strong> met SLI.<br />

De onderzoeksvrag<strong>en</strong> in de dissertatie zijn:<br />

1. Lat<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> risico op dyslexie<br />

problem<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> in de verwerving van de<br />

fonologie?<br />

2. Welke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in<br />

fonologische verwerving lat<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> risico op dyslexie zi<strong>en</strong>, vergelek<strong>en</strong> met<br />

kinder<strong>en</strong> met SLI?<br />

Bij het beantwoord<strong>en</strong> van de eerste onderzoeksvraag<br />

gaat De Bree uit van de fonologische<br />

tekorthypothese, die stelt dat dyslectici problem<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> met het construer<strong>en</strong>, vasthoud<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

ophal<strong>en</strong> van fonologische repres<strong>en</strong>taties. Als<br />

deze hypothese juist is, dan zou de verwerving<br />

van fonologische vaardighed<strong>en</strong> problem<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

oplever<strong>en</strong> bij kinder<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> risico op<br />

dyslexie.<br />

De tweede onderzoeksvraag betreft de relatie<br />

tuss<strong>en</strong> problem<strong>en</strong> in de fonologie bij kinder<strong>en</strong><br />

met risico op dylexie <strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> met SLI.<br />

Daarover zijn in de literatuur drie hypothes<strong>en</strong><br />

bek<strong>en</strong>d. De eerste stelt, dat er e<strong>en</strong> continuüm<br />

is tuss<strong>en</strong> vroege taalproblem<strong>en</strong> <strong>en</strong> fonologisch


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

gebaseerde leesproblem<strong>en</strong>. SLI <strong>en</strong> dyslexie zijn<br />

kwalitatief hetzelfde <strong>en</strong> de verklaring voor beide<br />

aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> fonologische stoornis. Het<br />

<strong>en</strong>ige verschil tuss<strong>en</strong> beide groep<strong>en</strong> is, dat kinder<strong>en</strong><br />

met SLI meer fout<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> dan<br />

de risicokinder<strong>en</strong>, maar er zull<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> andere<br />

fout<strong>en</strong> te vind<strong>en</strong> zijn. Deze hypothese wordt de<br />

<strong>en</strong>kele oorzaakhypothese g<strong>en</strong>oemd.<br />

De kwalitatieve verschill<strong>en</strong>hypothese neemt ook<br />

aan dat er fonologische problem<strong>en</strong> t<strong>en</strong> grondslag<br />

ligg<strong>en</strong> aan zowel SLI als dyslexie, maar omdat<br />

veel kinder<strong>en</strong> met SLI ook problem<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

in de verwerving van de morfosyntaxis <strong>en</strong> de<br />

woord<strong>en</strong>schat, wordt op grond van deze hypothese<br />

niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> kwantitatief verschil tuss<strong>en</strong><br />

de groep<strong>en</strong> verwacht, maar ook dat zij kwalitatief<br />

zull<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>.<br />

De comorbiditeitshypothese stelt, dat kinder<strong>en</strong><br />

met dyslexie lijk<strong>en</strong> op kinder<strong>en</strong> met SLI, maar<br />

dat er onderligg<strong>en</strong>d slechts bij kinder<strong>en</strong> met<br />

dyslexie sprake is van e<strong>en</strong> fonologisch probleem.<br />

Fonologische problem<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol bij<br />

dyslexie <strong>en</strong> niet bij SLI. Alle<strong>en</strong> wanneer kinder<strong>en</strong><br />

met SLI ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s dyslectisch blijkt<strong>en</strong> te zijn,<br />

zull<strong>en</strong> ze ook fonologische problem<strong>en</strong> verton<strong>en</strong>,<br />

die onderligg<strong>en</strong>d zijn aan hun taal- <strong>en</strong> leesproblem<strong>en</strong>.<br />

Tuss<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> met SLI <strong>en</strong> kinder<strong>en</strong><br />

met risico op dyslexie zull<strong>en</strong> kwantitatieve <strong>en</strong><br />

kwalitatieve verschill<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> in de verwerving<br />

van de fonologie.<br />

Om de onderzoeksvrag<strong>en</strong> te beantwoord<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de g<strong>en</strong>oemde hypothes<strong>en</strong> te toets<strong>en</strong>, heeft<br />

De Bree e<strong>en</strong> aantal experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> uitgevoerd. Zij<br />

heeft in de eerste plaats gekek<strong>en</strong> naar de spraakproductie<br />

van risicokinder<strong>en</strong> aan de hand van<br />

e<strong>en</strong> plaatjesb<strong>en</strong>oemingstaak <strong>en</strong> deze vergelek<strong>en</strong><br />

met normale kinder<strong>en</strong> van dezelfde leeftijd. De<br />

resultat<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>, dat er sprake is van e<strong>en</strong><br />

milde stoornis in de verwerving van de spraakproductie<br />

bij jonge risicokinder<strong>en</strong>. Vergelek<strong>en</strong><br />

met de oudere normale kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> kinder<strong>en</strong><br />

met SLI blijkt dat risicokinder<strong>en</strong> beter prester<strong>en</strong><br />

dan kinder<strong>en</strong> met SLI, maar wel slechter dan de<br />

controlegroep. Deze resultat<strong>en</strong> duid<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />

vertraging in fonologische verwerving.<br />

Het volg<strong>en</strong>de experim<strong>en</strong>t betreft klemtoontoek<strong>en</strong>ning,<br />

die onderzocht is bij jonge <strong>en</strong><br />

oudere risicokinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> de controlegroep<strong>en</strong>.<br />

De kinder<strong>en</strong> is gevraagd om nons<strong>en</strong>swoord<strong>en</strong><br />

te herhal<strong>en</strong> die klemtoonpatron<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> die<br />

uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong> van regelmatig tot (zeer) onregelmatig<br />

tot verbod<strong>en</strong>. Risicokinder<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

meer moeite met het herhal<strong>en</strong> van hoogst onregelmatige<br />

<strong>en</strong> verbod<strong>en</strong> klemtoonpatron<strong>en</strong> dan<br />

de controlekinder<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> hal<strong>en</strong> ze e<strong>en</strong><br />

lager foneemperc<strong>en</strong>tage correct. Deze resultat<strong>en</strong><br />

duid<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> vertraging in verwerving van<br />

woordklemtoon bij de risicogroep.<br />

Het derde experim<strong>en</strong>t onderzoekt de verwerving<br />

van het morfologische proces van stemalternantie<br />

in het meervoud (pet-pett<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>over bedbedd<strong>en</strong>),<br />

als ook spontane meervoudsvorming<br />

van onzinwoord<strong>en</strong> (flant flant<strong>en</strong> of fland<strong>en</strong>).<br />

De kinder<strong>en</strong> met SLI lat<strong>en</strong> andere alternantiepatron<strong>en</strong><br />

zi<strong>en</strong> dan de risico- <strong>en</strong> de controlegroep:<br />

ze mak<strong>en</strong> meer fout<strong>en</strong> in de meervoud<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

ook realiser<strong>en</strong> ze het stemcontrast anders. Hun<br />

antwoord<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> op die van normale jongere<br />

kinder<strong>en</strong>.<br />

Fonologische verwerking is het onderwerp<br />

van het volg<strong>en</strong>de experim<strong>en</strong>t. De kinder<strong>en</strong> is<br />

gevraagd om nons<strong>en</strong>swoord<strong>en</strong> te herhal<strong>en</strong>. De<br />

resultat<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> aan dat zowel kinder<strong>en</strong> met<br />

risico op dyslexie als kinder<strong>en</strong> met SLI problem<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> met het herhal<strong>en</strong> van nons<strong>en</strong>swoord<strong>en</strong>.<br />

Het is echter wel zo, dat kinder<strong>en</strong> met<br />

SLI meer problem<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> naarmate de woord<strong>en</strong><br />

langer word<strong>en</strong>. Dat is bij de risicokinder<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de controlegroep niet het geval.<br />

Het laatste experim<strong>en</strong>t betreft e<strong>en</strong> taak<br />

waarbij kinder<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> aangev<strong>en</strong> welk woord<br />

uit e<strong>en</strong> reeks niet rijmt op de andere woord<strong>en</strong><br />

(plant - mand - want – jurk). Deze taak, waarmee<br />

het fonologisch bewustzijn wordt onderzocht,<br />

laat ge<strong>en</strong> significante verschill<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

de kinder<strong>en</strong>, hoewel de controlekinder<strong>en</strong> de<br />

hoogste score hal<strong>en</strong> <strong>en</strong> de kinder<strong>en</strong> met SLI de<br />

laagste.<br />

Het onderzoek van De Bree toont t<strong>en</strong> eerste<br />

e<strong>en</strong> fonologisch tekort aan bij jonge kinder<strong>en</strong><br />

357


met e<strong>en</strong> risico op dyslexie, waarbij vermoedelijk<br />

sprake is van e<strong>en</strong> vertraging in de fonologische<br />

verwerving. Problem<strong>en</strong> in de spraakproductie,<br />

de klemtoontoek<strong>en</strong>ning <strong>en</strong> de fonologische verwerking<br />

zijn mogelijke voorlopers <strong>en</strong> voorspellers<br />

van dyslexie. In de tweede plaats blijk<strong>en</strong><br />

dyslexie <strong>en</strong> SLI als twee verschill<strong>en</strong>de aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

beschouwd te moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, gezi<strong>en</strong> de<br />

resultat<strong>en</strong> die uit de experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> naar vor<strong>en</strong><br />

kom<strong>en</strong>. Deze resultat<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> ondersteuning<br />

aan de kwalitatieve verschill<strong>en</strong>hypothese, die<br />

stelt dat SLI <strong>en</strong> dyslexie verschill<strong>en</strong>de aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

zijn, maar dat beide gek<strong>en</strong>merkt word<strong>en</strong><br />

door fonologische problem<strong>en</strong>. De hypothese<br />

laat ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s ruimte voor uitbreiding, waarbij<br />

rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> met andere<br />

linguïstische problem<strong>en</strong> dan fonologische, met<br />

name bij de kinder<strong>en</strong> met SLI, die veelal ook<br />

morfosyntactische problem<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>.<br />

Het proefschrift van De Bree doet verslag<br />

van uitstek<strong>en</strong>d uitgevoerd onderzoek, waarbij de<br />

moeilijk te ontwarr<strong>en</strong> relatie tuss<strong>en</strong> SLI <strong>en</strong> dyslexie<br />

op e<strong>en</strong> heldere manier uite<strong>en</strong>gezet wordt<br />

<strong>en</strong> er op basis van duidelijke vraagstelling<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

viertal hypotheses getoetst wordt. De uitkomst<strong>en</strong><br />

gev<strong>en</strong> aanleiding tot het apart beschouw<strong>en</strong><br />

van taalproblem<strong>en</strong> van twee groep<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong><br />

die deels overlap verton<strong>en</strong> in de (linguïstische)<br />

symptom<strong>en</strong>.<br />

g.w.bol@rug.nl<br />

358<br />

Gerard W. Bol<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Annemarie Kerkhoff. Acquisition of Morpho-<br />

Phonology: The Dutch Voicing Alternation, Utrecht:<br />

LOT, 2007. VI + 325 blz. ISBN 90 78328 35 3.<br />

EUR 26,84. Proefschrift Universiteit Utrecht.<br />

Het is e<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d gegev<strong>en</strong> dat jonge kinder<strong>en</strong><br />

wel e<strong>en</strong>s ‘vergissing<strong>en</strong>’ mak<strong>en</strong> in de vorming<br />

van meervoud<strong>en</strong>. Nederlands ler<strong>en</strong>de kinder<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> gemakkelijk bett<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> in plaats van<br />

bedd<strong>en</strong> of olifand<strong>en</strong> in plaats van olifant<strong>en</strong>. De<br />

kinder<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> e<strong>en</strong> stemloze plosief waar<br />

e<strong>en</strong> stemhebb<strong>en</strong>de gebruikt moet word<strong>en</strong> of<br />

omgekeerd. E<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eratief fonoloog zou je vertell<strong>en</strong><br />

dat fout<strong>en</strong> in dergelijke stemalternanties<br />

voorkom<strong>en</strong> omdat de kinder<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verkeerde<br />

veronderstelling mak<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t de ‘onderligg<strong>en</strong>de<br />

klankvorm’ van die woord<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s<br />

de klassieke g<strong>en</strong>eratieve fonologie eindigt de<br />

onderligg<strong>en</strong>de vorm van het woord bed op e<strong>en</strong><br />

stemhebb<strong>en</strong>de klank, ook al hoor je e<strong>en</strong> stemloze<br />

klank in het <strong>en</strong>kelvoud. De verspreking<br />

wordt in die optiek veroorzaakt doordat het<br />

kind de onderligg<strong>en</strong>de vorm ‘verkeerd raadt’,<br />

<strong>en</strong> dus zegt ze op e<strong>en</strong> goed mom<strong>en</strong>t bett<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

andere mogelijkheid is dat de verspreking het<br />

gevolg is van het aannem<strong>en</strong> door het kind van<br />

e<strong>en</strong> spiegelbeeldige regel ‘intervocalic voicing’<br />

die e<strong>en</strong> stemloze klank tuss<strong>en</strong> twee vocal<strong>en</strong><br />

stemhebb<strong>en</strong>d maakt. E<strong>en</strong> dergelijke regel komt<br />

in tal van tal<strong>en</strong> voor, dus het is niet vreemd dat<br />

kinder<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> zekere periode d<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

dat het Nederlands ook zo’n regel heeft. (Nog)<br />

e<strong>en</strong> alternatieve visie op hetzelfde verschijnsel<br />

is dat kinder<strong>en</strong> dat soort fout<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> omdat<br />

ze de meervoudsvorm van e<strong>en</strong> woord mak<strong>en</strong> op<br />

grond van analogie met andere meervoudsvorm<strong>en</strong>.<br />

De gemaakte fout<strong>en</strong> zijn dan ge<strong>en</strong> gevolg<br />

van e<strong>en</strong> verkeerd gekoz<strong>en</strong> onderligg<strong>en</strong>de vorm,<br />

maar van e<strong>en</strong> ‘verkeerde’ analogie die meer voor<br />

de hand ligt omdat de meeste woord<strong>en</strong> die van<br />

hetzelfde type zijn, op die manier hun meervoud<br />

vorm<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> kind zegt bett<strong>en</strong>, omdat het het<br />

meervoud pett<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t <strong>en</strong> het zegt olifand<strong>en</strong> naar<br />

analogie van hand<strong>en</strong>.


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

‘Final devoicing’ is wellicht het bek<strong>en</strong>dste<br />

fonologische verschijnsel in het Nederlands.<br />

Het is hét voorbeeld van e<strong>en</strong> regel die leidt tot<br />

morfo-fonologische alternanties <strong>en</strong> het is dan<br />

ook wellicht wat verbaz<strong>en</strong>d dat we voor het verschijn<strong>en</strong><br />

van de hier besprok<strong>en</strong> uitvoerige studie<br />

van Annemarie Kerkhoff vrijwel niets over de<br />

verwerving van dit soort alternanties wist<strong>en</strong>.<br />

De hierbov<strong>en</strong> wat schetsmatig weergegev<strong>en</strong><br />

visies op taalverwerving confronteert Kerkhoff<br />

met elkaar in haar studie naar de verwerving<br />

van dergelijke alternanties. Ze vorm<strong>en</strong> de achtergrond<br />

van specifieke taalkundige theorieën<br />

over die alternanties die uitvoerig uite<strong>en</strong>gezet<br />

word<strong>en</strong> (hoofdstuk 2). Die theorieën do<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s<br />

voorspelling<strong>en</strong> over uitkomst<strong>en</strong> van<br />

verschill<strong>en</strong>de experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Kerkhoff rapporteert<br />

e<strong>en</strong> reeks van die experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong>: productieexperim<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

(hoofdstuk 5), <strong>en</strong> perceptie-experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

(hoofdstuk 6). Daaraan voorafgaand<br />

bestudeert Kerkhoff de frequ<strong>en</strong>tie van stemalternanties<br />

in het Nederlands aan de hand van<br />

corpus-data uit CELEX <strong>en</strong> van ‘child-directed<br />

speech’ (hoofdstuk 4). Die frequ<strong>en</strong>tiegegev<strong>en</strong>s<br />

zijn nodig om toetsing van de analogieb<strong>en</strong>adering<br />

mogelijk te mak<strong>en</strong>. Hoofdstuk 3 geeft<br />

e<strong>en</strong> overzicht van eerdere studies omtr<strong>en</strong>t het<br />

stemcontrast <strong>en</strong> de verwerving daarvan. E<strong>en</strong><br />

belangrijk rec<strong>en</strong>t inzicht lijkt te zijn dat stemneutralisatie<br />

in finale positie niet volledig is.<br />

Corpus-onderzoek laat zi<strong>en</strong> dat stemalternanties<br />

minder vaak voorkom<strong>en</strong> dan niet-alterner<strong>en</strong>de<br />

vorm<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> de stemalternanties<br />

e<strong>en</strong> hoge tok<strong>en</strong>frequ<strong>en</strong>tie te hebb<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> vaak sam<strong>en</strong> te gaan met andere onregelmatighed<strong>en</strong>,<br />

zoals bijvoorbeeld klinkeralternanties<br />

(pad – pad<strong>en</strong>). Die hoge tok<strong>en</strong>frequ<strong>en</strong>tie is niet<br />

onverwacht in taalmodell<strong>en</strong> waarin vorm<strong>en</strong> in<br />

hun geheel word<strong>en</strong> opgeslag<strong>en</strong> <strong>en</strong> gemakkelijker<br />

uit het geheug<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gehaald<br />

naarmate ze vaker voorkom<strong>en</strong>: onregelmatigheid<br />

bij de gratie van e<strong>en</strong> hoge frequ<strong>en</strong>tie. De in<br />

de g<strong>en</strong>eratieve taalmodell<strong>en</strong> volstrekt regelmatige<br />

morfo-fonologische alternantie wordt op die<br />

manier beschouwd als e<strong>en</strong> onregelmatigheid.<br />

Ook blijkt dat er bepaalde lexicale gat<strong>en</strong> zijn<br />

waar Kerkhoff handig gebruik van maakt om<br />

de verschill<strong>en</strong>de modell<strong>en</strong> te toets<strong>en</strong>. Zo zijn er<br />

ge<strong>en</strong> woord<strong>en</strong> van het type aap – ab<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>eratief model verwacht<strong>en</strong> we dat kinder<strong>en</strong><br />

niet gevoelig zijn voor dergelijke toevallige gat<strong>en</strong><br />

in het lexicon, maar in e<strong>en</strong> analogiemodel waarin<br />

alle woord<strong>en</strong> in hun geheel word<strong>en</strong> opgeslag<strong>en</strong>,<br />

verwacht<strong>en</strong> we dat kinder<strong>en</strong> die lexicale<br />

gat<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong> derhalve ge<strong>en</strong> (of<br />

veel minder) alternanties zull<strong>en</strong> producer<strong>en</strong>.<br />

Het eerste productie-experim<strong>en</strong>t is e<strong>en</strong> klassieke<br />

‘wug’-test (Berko 1958). Kinder<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> plaatje van e<strong>en</strong> bestaand woord of e<strong>en</strong><br />

onzinwoord voorgelegd <strong>en</strong> moet<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s<br />

e<strong>en</strong> plaatje waarop meerdere exemplar<strong>en</strong> staan<br />

afgebeeld b<strong>en</strong>oem<strong>en</strong>, volg<strong>en</strong>s het strami<strong>en</strong>: “Dit<br />

is e<strong>en</strong> kimp; hier zie je twee...”. Kerkhoff vindt<br />

in de resultat<strong>en</strong> meer aanwijzing<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong><br />

analogische b<strong>en</strong>adering dan voor e<strong>en</strong> pure regelb<strong>en</strong>adering.<br />

Kinder<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> zich te lat<strong>en</strong> leid<strong>en</strong><br />

door woord<strong>en</strong> die ze al k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, eerder dan door<br />

fonologische onderligg<strong>en</strong>de patron<strong>en</strong>. Allereerst<br />

mak<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> nog heel lang fout<strong>en</strong> met<br />

alterner<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong>; <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> vertoont<br />

het aantal fout<strong>en</strong> e<strong>en</strong> omgekeerd ev<strong>en</strong>redig<br />

verband met de frequ<strong>en</strong>tie. Het analogiemodel<br />

voorspelt dat kinder<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> alternanties zull<strong>en</strong><br />

producer<strong>en</strong> waar het volwass<strong>en</strong> Nederlands e<strong>en</strong><br />

lexicaal gat vertoont. Dus, in e<strong>en</strong> context zoals<br />

aap zal e<strong>en</strong> kind altijd e<strong>en</strong> niet-alterner<strong>en</strong>de<br />

vorm moet<strong>en</strong> producer<strong>en</strong>. Zeer sporadisch do<strong>en</strong><br />

kinder<strong>en</strong> dat wel in de productietaak. Speelt<br />

fonologische k<strong>en</strong>nis hier e<strong>en</strong> rol? Kerkhoff lijkt<br />

op dit punt ge<strong>en</strong> definitieve conclusie te will<strong>en</strong><br />

trekk<strong>en</strong>; haar resultat<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> op dit punt niet<br />

mete<strong>en</strong> voor de <strong>en</strong>e <strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de andere theorie<br />

te pleit<strong>en</strong>.<br />

Er is e<strong>en</strong> tweede punt waarop de twee<br />

modell<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de voorspelling<strong>en</strong> do<strong>en</strong>.<br />

Volg<strong>en</strong>s het fonologische model zoud<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong><br />

meer alternanties met p-b moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong><br />

dan met d-t. De red<strong>en</strong> daarvoor is dat de b fonologisch<br />

‘minder gemarkeerd’ is dan de ‘d’, terwijl<br />

het analogiemodel het omgekeerde verwacht: er<br />

359


zijn veel meer gevall<strong>en</strong> van d-t alternanties dan<br />

b-p alternanties. De experim<strong>en</strong>tele resultat<strong>en</strong><br />

wijz<strong>en</strong> erop dat kinder<strong>en</strong> meer d-t alternanties<br />

producer<strong>en</strong> dan b-p.<br />

T<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> derde verschill<strong>en</strong>de<br />

uitkomst die de modell<strong>en</strong> voorspell<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong><br />

de fonologische modell<strong>en</strong> het ook te moet<strong>en</strong><br />

aflegg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de analogiemodell<strong>en</strong>. Het fonologische<br />

model voorspelt dat overg<strong>en</strong>eralisaties<br />

afnem<strong>en</strong> met de leeftijd: immers, naarmate de<br />

kinder<strong>en</strong> ouder word<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ze meer kans<br />

gehad de juiste onderligg<strong>en</strong>de vorm te ler<strong>en</strong>.<br />

Echter, de 5-jarige kinder<strong>en</strong> in het experim<strong>en</strong>t<br />

mak<strong>en</strong> (minst<strong>en</strong>s) ev<strong>en</strong>veel alternanties bij nonwoord<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> overg<strong>en</strong>eralisaties bij de bestaande<br />

woord<strong>en</strong> als de 3-jarig<strong>en</strong>. Hoe kunn<strong>en</strong> we dat<br />

begrijp<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> analogiemodel? Kerkhoff neemt<br />

aan dat in het aanvankelijke lexicon van het<br />

kind de alterner<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> relatief groot<br />

deel uitmak<strong>en</strong>. Juist omdat dat beginlexicon nog<br />

klein is, bevat het relatief veel ‘uitzondering<strong>en</strong>’.<br />

Omdat het kind nieuwe meervoud<strong>en</strong> modelleert<br />

naar bestaande in zijn lexicon, duik<strong>en</strong> er in de<br />

experim<strong>en</strong>tele resultat<strong>en</strong> relatief veel alterner<strong>en</strong>de<br />

vorm<strong>en</strong> op.<br />

In e<strong>en</strong> tweede productie-experim<strong>en</strong>t word<strong>en</strong><br />

kinder<strong>en</strong> gediagnosticeerd met Specific Language<br />

Impairm<strong>en</strong>t (SLI) vergelek<strong>en</strong> met kinder<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> normale ontwikkeling. Ruwweg<br />

gesprok<strong>en</strong> zijn er twee visies op SLI: sommige<br />

onderzoekers m<strong>en</strong><strong>en</strong> dat er sprake is van e<strong>en</strong><br />

typisch verstoring van de grammaticale compon<strong>en</strong>t,<br />

terwijl ander<strong>en</strong> veronderstell<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong><br />

verstoring optreedt bij processing. De eerste visie<br />

voorspelt dat SLI-kinder<strong>en</strong>, omdat ze verbog<strong>en</strong><br />

vorm<strong>en</strong> moeilijk kunn<strong>en</strong> analyser<strong>en</strong>, zich bij de<br />

vorming van meervoud<strong>en</strong> vooral lat<strong>en</strong> leid<strong>en</strong><br />

door hun lexicale k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> dus geheel werk<strong>en</strong><br />

naar analogie van bestaande woord<strong>en</strong>. Dat voorspelt<br />

dat in de ‘wug’-test dergelijke kinder<strong>en</strong> het<br />

minst<strong>en</strong>s ev<strong>en</strong> goed zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> do<strong>en</strong> op<br />

alterner<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> als op niet-alterner<strong>en</strong>de<br />

vorm<strong>en</strong>. Die voorspelling blijkt onjuist: SLIkinder<strong>en</strong><br />

gedrag<strong>en</strong> zich in dit opzicht net als<br />

kinder<strong>en</strong> zonder SLI: de alterner<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong><br />

360<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

kost<strong>en</strong> meer moeite. In e<strong>en</strong> ander opzicht verschill<strong>en</strong>de<br />

SLI-kinder<strong>en</strong> wel van de kinder<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> normale ontwikkeling: ze mak<strong>en</strong> meer<br />

alternanties in onzinwoord<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> parallel<br />

hebb<strong>en</strong> in het lexicon. Kerkhoff verklaart dit<br />

door te wijz<strong>en</strong> op vergelijkbaar gedrag van de<br />

jongste groep normale kinder<strong>en</strong>. Dit zou erop<br />

kunn<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> dat deze kinder<strong>en</strong> nog minder<br />

gevoelig zijn voor de precieze distributionele<br />

gegev<strong>en</strong>s van de stemalternanties in het lexicon.<br />

Naar aanleiding van deze twee experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

concludeert Kerkhoff dan ook (p. 193): “[...] it<br />

seems that we need to reformulate the notion of<br />

a linguistic rule to account for these data, taking<br />

the form of a frequ<strong>en</strong>cy-based g<strong>en</strong>eralisation.”<br />

De resultat<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verder min of meer bevestigd<br />

in twee vergelijkbare experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met<br />

volwass<strong>en</strong> proefperson<strong>en</strong>.<br />

In hoofdstuk 6 wordt de experim<strong>en</strong>tele taak<br />

als het ware omgedraaid: proefperson<strong>en</strong> wordt<br />

gevraagd het <strong>en</strong>kelvoud te producer<strong>en</strong>, gegev<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> bepaald meervoud. Deze taak gaat de kinder<strong>en</strong><br />

wat gemakkelijker af dan de standaard ‘wug’test,<br />

maar nog steeds is het zo dat alterner<strong>en</strong>de<br />

gevall<strong>en</strong> moeilijker zijn dan niet-alterner<strong>en</strong>de<br />

gevall<strong>en</strong>.Ook op basis van onzin-meervoud<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> mediale stemhebb<strong>en</strong>de obstru<strong>en</strong>t (zoals<br />

bijv. kedd<strong>en</strong>) blijft het producer<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kelvoud<br />

(ket) lastiger dan wanneer de mediale<br />

obstru<strong>en</strong>t stemloos is (kett<strong>en</strong>). Daarnaast word<strong>en</strong><br />

twee additionele experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>: e<strong>en</strong><br />

‘picture-selecting task’ <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ‘acceptability task’<br />

waarin kinder<strong>en</strong> werd gevraagd of e<strong>en</strong> bepaald<br />

meervoud acceptabel was als meervoud van e<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kelvoudig woord.<br />

Deze studie suggereert dat eerste-taalverwerving<br />

van morfo-fonologische alternanties<br />

gekoppeld wordt aan de taalvorm<strong>en</strong> waarin de<br />

alternantie zich voordoet. Kinder<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> zich<br />

in de verwerving vooral te lat<strong>en</strong> stur<strong>en</strong> door<br />

de concrete taalvorm<strong>en</strong> <strong>en</strong> veel minder door<br />

abstracte patron<strong>en</strong> die linguïst<strong>en</strong> in die taalvorm<strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong><strong>en</strong> te herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Deze resultat<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong><br />

direct aan bij bevinding<strong>en</strong> uit rec<strong>en</strong>t onderzoek<br />

van bijv. Baay<strong>en</strong> & Ernestus (2003) die


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat de rol van in het lexicon<br />

van doorslaggev<strong>en</strong>de betek<strong>en</strong>is is voor de terugvindbaarheid<br />

van de onderligg<strong>en</strong>de stemwaarde<br />

van g<strong>en</strong>eutraliseerde obstru<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Kerkhoff heeft zonder twijfel e<strong>en</strong> belangwekk<strong>en</strong>de<br />

studie geschrev<strong>en</strong> die door de taalverwerving<br />

van fonologische alternanties te bestuder<strong>en</strong><br />

steun lijkt te gev<strong>en</strong> aan het idee dat dergelijke<br />

fonologische patron<strong>en</strong> niet losgekoppeld kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> van het lexicon, zoals in e<strong>en</strong> klassieke<br />

g<strong>en</strong>eratieve fonologische b<strong>en</strong>adering, maar dat<br />

ze slechts bestaan bij de gratie van de lexicale<br />

items waar ze deel van uitmak<strong>en</strong>.<br />

J.Don@uva.nl<br />

Bibliografie<br />

Jan Don<br />

Baay<strong>en</strong>, H. & M. Ernestus (2003). Predicting<br />

the Unpredictable: Interpreting neutralized<br />

segm<strong>en</strong>ts in Dutch. Language 79, 5-38.<br />

Berko, J. (1958). The child’s learning of<br />

English morphology. Word 14, 150-177.<br />

Ond<strong>en</strong>e van Dulm. (2007). The grammar of<br />

English-Afrikaans code switching. A feature checking<br />

account. Utrecht: LOT, 2007. ISBN 90 78328 30<br />

8. EUR 24,79. Proefschrift Radboud Universiteit<br />

Nijmeg<strong>en</strong>.<br />

In deze dissertatie poogt Ond<strong>en</strong>e van Dulm<br />

bepaalde structurele aspect<strong>en</strong> van codeswitching<br />

tuss<strong>en</strong> Afrikaans <strong>en</strong> Engels te verklar<strong>en</strong>. Grote<br />

groep<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in Zuid-Afrika zijn tweetalig in<br />

deze tal<strong>en</strong> <strong>en</strong> codeswitching is er e<strong>en</strong> alledaags<br />

verschijnsel. Van Dulm gaat uit van e<strong>en</strong> Minimalistisch<br />

kader. Ervan uitgaand dat voor tweetalige<br />

spraak dezelfde principes e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> als voor<br />

monolinguaal taalgebruik, is haar hypothese<br />

dat bepaalde soort<strong>en</strong> switches niet kunn<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

andere juist wel. Dit alles zou beregeld word<strong>en</strong><br />

door e<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong> het Afrikaans <strong>en</strong> het<br />

Engels in de sterkte van inflectionele features,<br />

die uiteindelijk zichtbaar zijn in woordvolgordeverschill<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> de twee tal<strong>en</strong>. Die verschill<strong>en</strong><br />

leid<strong>en</strong> tot de feitelijke voorspelling<strong>en</strong> over wat<br />

wel <strong>en</strong> wat niet kan, <strong>en</strong> conc<strong>en</strong>trer<strong>en</strong> zich in<br />

dit onderzoek voornamelijk op de positie van<br />

het werkwoord. Gebruikelijk in codeswitchingonderzoek<br />

is om dit soort voorspelling<strong>en</strong> te check<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> corpus spontane tweetalige spraak,<br />

maar Van Dulm legde in haar methodologisch<br />

innovatieve onderzoek 30 tweetalige informant<strong>en</strong><br />

(stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de Stell<strong>en</strong>bosch universiteit,<br />

e<strong>en</strong> campus waar veel codeswitching te hor<strong>en</strong><br />

is) e<strong>en</strong> batterij web-based test<strong>en</strong> voor, waarin<br />

ze op e<strong>en</strong> aantal verschill<strong>en</strong>de manier<strong>en</strong> hun<br />

voorkeur<strong>en</strong> <strong>en</strong> afkeur<strong>en</strong> voor bepaalde structur<strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>baar kond<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>. Naast bek<strong>en</strong>de<br />

tak<strong>en</strong> zoals grammaticaliteitsoordel<strong>en</strong> werd<br />

ook de innovatieve Magnitude Estimation-taak<br />

gebruikt, waarbij respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> de mate van<br />

acceptatie niet scor<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> vaste schaal (bv.<br />

5-punts), maar e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> schaal ontwikkel<strong>en</strong>.<br />

Daarmee ontstaat e<strong>en</strong> beter zicht op de mate<br />

waarin respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> stimuli van elkaar vind<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong> op de relevante dim<strong>en</strong>sie, bv. acceptabiliteit.<br />

Het proefschrift beslaat acht helder<br />

opgebouwde hoofdstukk<strong>en</strong>, met als hoofdmoot<br />

361


drie resultaathoofdstukk<strong>en</strong>, die respectievelijk<br />

de beoordelingstak<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> vrije productietaak <strong>en</strong><br />

de Magnitude Estimation taak behandel<strong>en</strong>. De<br />

experim<strong>en</strong>tele opzet stelt Van Dulm in staat het<br />

probleem te omzeil<strong>en</strong> dat de structur<strong>en</strong> die het<br />

object van onderzoek vorm<strong>en</strong> niet vaak voorkom<strong>en</strong><br />

in spontane spraak. Vanuit e<strong>en</strong> theorie<br />

die compet<strong>en</strong>ce <strong>en</strong> performance onderscheidt is<br />

dat natuurlijk e<strong>en</strong> logische gedachtegang; aan<br />

de andere kant kan vanuit e<strong>en</strong> taalgebruiksgebaseerde<br />

theorie juist de inmiddels bek<strong>en</strong>de<br />

teg<strong>en</strong>werping word<strong>en</strong> gemaakt dat de metalinguïstische<br />

oordel<strong>en</strong> van sprekers over zinsstructur<strong>en</strong><br />

die ze bijna nooit teg<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> niet zoveel<br />

zegg<strong>en</strong> over hun interne grammatica.<br />

De combinatie Engels-Afrikaans is interessant<br />

omdat codeswitching-modell<strong>en</strong> veelal gebaseerd<br />

zijn op taalpar<strong>en</strong> waarin de tal<strong>en</strong> typologisch<br />

nogal uit elkaar ligg<strong>en</strong>, zoals Swahili-Engels of<br />

Turks-Nederlands, <strong>en</strong> het tegelijkertijd duidelijk<br />

is dat taalpar<strong>en</strong> met kleinere typologische<br />

afstand, zoals Spaans-Engels, gedeeltelijk andere<br />

patron<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. Dat effect wordt versterkt<br />

waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> als de tal<strong>en</strong> nauw verwant zijn,<br />

zoals bij Engels <strong>en</strong> Afrikaans het geval is. E<strong>en</strong> bijzondere<br />

uitdaging voor e<strong>en</strong> minimalistische verklaring<br />

is dat er ge<strong>en</strong> ruimte is om de op sociolinguïstische<br />

factor<strong>en</strong> teruggaande asymmetrie tuss<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> basistaal <strong>en</strong> e<strong>en</strong> gasttaal te gebruik<strong>en</strong> als<br />

verklaring voor de gevond<strong>en</strong> structur<strong>en</strong>. De te<br />

beoordel<strong>en</strong> zinn<strong>en</strong> zijn dus niet te zi<strong>en</strong> als ’in het<br />

Engels’ of ‘in het Afrikaans’: de positie van werkwoord<br />

<strong>en</strong> argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> moet verklaard word<strong>en</strong><br />

vanuit de syntactische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van dat werkwoord<br />

<strong>en</strong> van de functionele projecties die het<br />

nodig maakt. De zinn<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gerandomiseerd<br />

aangebod<strong>en</strong> <strong>en</strong> bevatt<strong>en</strong> par<strong>en</strong> zoals in (1) <strong>en</strong><br />

(2). Over de vorm die Engels-Afrikaanse codeswitching<br />

aanneemt is overig<strong>en</strong>s niet zo heel<br />

veel bek<strong>en</strong>d: het meeste onderzoek in Zuid-Afrika<br />

conc<strong>en</strong>treert zich op de functies van dit soort<br />

taalgebruik, met name in het onderwijs. E<strong>en</strong> van<br />

de uitzondering<strong>en</strong> is Van Dulm’s eig<strong>en</strong> eerdere<br />

werk. Merk op dat de zinn<strong>en</strong> in (1) <strong>en</strong> (2) ‘echte’<br />

362<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

codeswitching bevatt<strong>en</strong>, <strong>en</strong> niet slechts de insertie<br />

van e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel inhoudswoord: niet alle<strong>en</strong> de<br />

werkwoordsstam is in het Afrikaans, maar ook<br />

de werkwoordelijke inflectie (anders zou er gryps<br />

hebb<strong>en</strong> gestaan, met Engelse vervoeging; merk<br />

tev<strong>en</strong>s op dat (1) de Afrikaanse V2 volgorde<br />

heeft <strong>en</strong> (2) de Engelse SV volgorde).<br />

(1) The crazy policeman gryp skielik his partner’s<br />

gun<br />

(2) The crazy policeman skielik gryp his partner’s<br />

gun<br />

“De gekke politieag<strong>en</strong>t grijpt plotseling het<br />

geweer van zijn partner”<br />

De voorspelling<strong>en</strong> zijn uitgewerkt voor die<br />

aspect<strong>en</strong> waarop de Afrikaanse volgorde (<strong>en</strong> de<br />

<strong>Nederlandse</strong>) verschilt van die van het Engels:<br />

inversieconstructies, ondergeschikte bijzinn<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> ‘ja/nee’ vrag<strong>en</strong>. De zinn<strong>en</strong> die door de informant<strong>en</strong><br />

beoordeeld moest<strong>en</strong> word<strong>en</strong> combiner<strong>en</strong><br />

steeds e<strong>en</strong> gecodeswitcht werkwoord (d.w.z.<br />

e<strong>en</strong> werkwoord in de andere taal dan de rest van<br />

de zin) met deze constructionele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>tueel nog meer codeswitching. De resultat<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> met grote zorg gepres<strong>en</strong>teerd <strong>en</strong> nog<br />

e<strong>en</strong>s sam<strong>en</strong>gevat in het slothoofdstuk. Over het<br />

algeme<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> de hypotheses, die<br />

beschrev<strong>en</strong> welke vorm<strong>en</strong> van codewisseling<br />

meer of minder acceptabel zoud<strong>en</strong> zijn voor de<br />

informant<strong>en</strong>, slechts mondjesmaat bevestigd.<br />

De resultat<strong>en</strong> voor één <strong>en</strong> dezelfde structuur<br />

war<strong>en</strong> vaak niet hetzelfde voor de verschill<strong>en</strong>de<br />

tak<strong>en</strong>, de hypotheses werd<strong>en</strong> beter bevestigd<br />

in de inversie-structur<strong>en</strong> dan in de onderschikking<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> er lek<strong>en</strong> minder beperking<strong>en</strong> te zitt<strong>en</strong><br />

op de positionering van Engelse werkwoord<strong>en</strong><br />

in anderszins Afrikaanse zinn<strong>en</strong> dan andersom.<br />

Sommige andere aspect<strong>en</strong> van de zinn<strong>en</strong> blek<strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>zeer invloed uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong> op de oordel<strong>en</strong>,<br />

met name of het subject pronominaal of e<strong>en</strong><br />

NP was. Zo werd (3) beter bevond<strong>en</strong> dan (4),<br />

waarschijnlijk omdat e<strong>en</strong> geswitcht werkwoord<br />

(met inflectie uit zijn eig<strong>en</strong> taal) beter past in<br />

e<strong>en</strong> langere switch dan in e<strong>en</strong> korte (bij e<strong>en</strong> lan-


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

gere switch zou je kunn<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> dat de spreker<br />

echt op het andere taalsysteem is overgestapt,<br />

terwijl e<strong>en</strong> korte switch meer op insertie in e<strong>en</strong><br />

basistaal lijkt).<br />

(3) Die bek<strong>en</strong>de ou modetydskrif order<br />

young girls op ‘n gereelde basis<br />

(4) Die bek<strong>en</strong>de ou modetydskrif order<br />

they<br />

“Dat bek<strong>en</strong>de oude modetijdschrift<br />

bestell<strong>en</strong> jonge meid<strong>en</strong>/zij (regelmatig)”<br />

Het interessante aan Van Dulm’s testzinn<strong>en</strong> is<br />

dat zij naar codeswitches met vervoegde werkwoord<strong>en</strong><br />

kijkt, waardoor de werkwoordsinflectie<br />

vaak in e<strong>en</strong> andere taal is dan de meeste andere<br />

elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de zin. Spontane codeswitchingdata<br />

lat<strong>en</strong> dit soort switches nou juist weinig<br />

zi<strong>en</strong>: werkwoord<strong>en</strong> uit de andere taal word<strong>en</strong><br />

weliswaar frequ<strong>en</strong>t ingezet, maar meestal vervoegd<br />

met de inflectie van de basistaal. Dit houdt<br />

de mogelijkheid op<strong>en</strong> dat de ambival<strong>en</strong>tie van<br />

de informant<strong>en</strong> over veel van de testzinn<strong>en</strong><br />

voortkomt uit de onbek<strong>en</strong>dheid met dit soort<br />

switches: e<strong>en</strong> Engels werkwoord in e<strong>en</strong> anderszins<br />

Afrikaanse zin zal normaliter van Afrikaanse<br />

inflectie word<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>. Wat dat betreft is het<br />

jammer dat oordel<strong>en</strong> over de geteste zin in (5)<br />

niet zijn vergelek<strong>en</strong> met oordel<strong>en</strong> over variant<strong>en</strong><br />

van dezelfde zin, met slechts de Engelse stam<br />

hate <strong>en</strong> met het Afrikaanse equival<strong>en</strong>t van het<br />

bijwoord. Dat laatste is ook van belang daar de<br />

Magnitude Estimation taak liet zi<strong>en</strong> dat het van<br />

belang was voor de acceptatiegraad van e<strong>en</strong> zin<br />

of het woord naast het werkwoord uit dezelfde<br />

taal kwam. Waarschijnlijk zull<strong>en</strong> de meeste<br />

lezers (6) beter vind<strong>en</strong> dan (7), maar (8) preferer<strong>en</strong><br />

bov<strong>en</strong> beide, <strong>en</strong> (9) nog beter vind<strong>en</strong>.<br />

Je zou echter ook kunn<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong> dat (6)<br />

de voorkeur g<strong>en</strong>iet, vanwege e<strong>en</strong> aantal factor<strong>en</strong>,<br />

waaronder het idiosyncratische aspect van<br />

het Nederlands dat de b<strong>en</strong>odigde inflectie e<strong>en</strong><br />

–t is, <strong>en</strong> die hoor je niet in hate, wat het lastig<br />

maakt het woord morfologisch aan te pass<strong>en</strong><br />

aan het Nederlands. Dit ondersteunt e<strong>en</strong> van<br />

Van Dulms hoofdconclusies: vele factor<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong><br />

tezam<strong>en</strong> wat voor vorm e<strong>en</strong> codeswitch zal<br />

krijg<strong>en</strong>.<br />

(5) Daardie prokureur clearly hates sy lui<br />

sekretaresse.<br />

(6) Die procureur clearly hates zijn luie<br />

secretaresse.<br />

(7) Die procureur duidelijk hates zijn luie<br />

secretaresse.<br />

(8) Die procureur hate zijn luie secretaresse<br />

duidelijk.<br />

(9) Het is duidelijk dat die procureur zijn<br />

luie secretaresse hate.<br />

Zowel het feit dat Engelse werkwoord<strong>en</strong> niet<br />

altijd hun Engelse positionering vasthield<strong>en</strong> als<br />

het feit dat sommige items onverwachte resultat<strong>en</strong><br />

opleverd<strong>en</strong> omdat de Engelse werkwoord<strong>en</strong><br />

meer ingeburgerd blek<strong>en</strong> te zijn in het alledaagse<br />

Afrikaans dan verwacht, wijz<strong>en</strong> op het probleem<br />

dat e<strong>en</strong> theorie over codeswitching die uitgaat<br />

van e<strong>en</strong> strikt onderscheid tuss<strong>en</strong> switches <strong>en</strong><br />

le<strong>en</strong>woord<strong>en</strong> daarmee zijn eig<strong>en</strong> Achilleshiel<br />

creëert. E<strong>en</strong> le<strong>en</strong>woord begint zijn diachrone<br />

weg namelijk als e<strong>en</strong> duidelijke switch, maar<br />

raakt geleidelijk aan steeds meer ingeburgerd.<br />

Als syntactisch gedrag afhankelijk is van le<strong>en</strong>woordstatus,<br />

dan zal dat gedrag ook geleidelijk<br />

verander<strong>en</strong>. Voor mom<strong>en</strong>topnames als in Van<br />

Dulm’s onderzoek betek<strong>en</strong>t dat dat er veel variatie<br />

mag word<strong>en</strong> verwacht, <strong>en</strong> die heeft zij dan<br />

ook gevond<strong>en</strong>. Dit maakt b<strong>en</strong>ieuwd naar wat we<br />

zoud<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> als het onderzoek op e<strong>en</strong> later<br />

tijdstip herhaald zou word<strong>en</strong>. Onder bepaalde<br />

omstandighed<strong>en</strong> ontwikkelt codeswitching zich<br />

soms tot e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gtaal, die de feitelijke moedertaal<br />

van de sprekers is geword<strong>en</strong>. Die sprekers<br />

wissel<strong>en</strong> dan niet echt meer op <strong>en</strong> neer tuss<strong>en</strong><br />

twee tal<strong>en</strong>. Ze sprek<strong>en</strong> gewoon e<strong>en</strong> taal die etymologisch<br />

gezi<strong>en</strong> zijn oorsprong vindt in twee<br />

verschill<strong>en</strong>de tal<strong>en</strong>. In Zuid-Afrika bestaan e<strong>en</strong><br />

aantal zulke tal<strong>en</strong>, waaronder het Afrikaans-<br />

Engelse m<strong>en</strong>gsel ‘Kaap-Afrikaans’. Van Dulm<br />

heeft sprekers van deze taal buit<strong>en</strong> haar onder-<br />

363


zoek gehoud<strong>en</strong>, omdat de verm<strong>en</strong>ging van de<br />

twee tal<strong>en</strong> in deze variëteit zo geconv<strong>en</strong>tionaliseerd<br />

is dat onderzoek slechts oordel<strong>en</strong> over de<br />

structuur van het Kaap-Afrikaans zou oplever<strong>en</strong>,<br />

niet over de structuur van de meer ad-hoc<br />

verm<strong>en</strong>ging die codeswitching geacht wordt te<br />

zijn. Gezi<strong>en</strong> het vermoed<strong>en</strong> dat dergelijke m<strong>en</strong>gtal<strong>en</strong><br />

ontstaan uit int<strong>en</strong>sieve codeswitching zou<br />

het echter de moeite waard zijn in de toekomst<br />

nauwkeurig na te gaan hoe de structuur van het<br />

Kaap-Afrikaans verschilt van die van Afrikaans-<br />

Engelse codeswitching, <strong>en</strong> met name of de structur<strong>en</strong><br />

waarover onder de informant<strong>en</strong> nogal wat<br />

onzekerheid bestaat inmiddels de conv<strong>en</strong>tie zijn<br />

geword<strong>en</strong> in de m<strong>en</strong>gtaal.<br />

a.m.backus@uvt.nl<br />

364<br />

Ad Backus<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Merel Keijzer. Last in first out? An investigation<br />

of the regression hypothesis in Dutch emigrants in<br />

Anglophone Canada. Utrecht: LOT, 2007. XXII +<br />

407 blz. ISBN 90 78328 34 6. EUR 31,03.<br />

[Ik] vroeg me af, of er al ooit in 85 jar<strong>en</strong> voor mijn<br />

geboorte zo’n grote vooruitgang <strong>en</strong> in sommige ding<strong>en</strong><br />

zoo’n grote terugval is voorgekom<strong>en</strong>. (De Brouwer<br />

1992, 1)<br />

In 1953 verruild<strong>en</strong> mijn oudtante Elizabeth de<br />

Brouwer <strong>en</strong> haar grote gezin hun Brabantse<br />

boerderij voor e<strong>en</strong>tje in London, Ontario. Ze was<br />

to<strong>en</strong> 50. Op haar 85e schreef ze voor haar kinder<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> kleinkinder<strong>en</strong> haar emigratieverhaal<br />

op, <strong>en</strong> wel in twee tal<strong>en</strong>: Engels <strong>en</strong> Nederlands<br />

– beide ev<strong>en</strong>zo warrig. Die <strong>en</strong>e keer dat ik haar<br />

ontmoette was ze 92 jaar oud. Het bleek lastig<br />

om met haar te communice r<strong>en</strong> omdat ze steeds<br />

naar uitdrukking<strong>en</strong> <strong>en</strong> woord<strong>en</strong> zocht <strong>en</strong> van<br />

taal wisselde. Mijn oudtante had aan het eind<br />

van haar lev<strong>en</strong> vermoedelijk ge<strong>en</strong> taal meer<br />

waarmee ze zich gedachteloos kon uitdrukk<strong>en</strong><br />

want zelfs het Brabantse dialect, haar echte moedertaal,<br />

was danig verminkt.<br />

Merel Keijzer onderzocht dit f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong>, taalverlies,<br />

in het kader van haar proefschrift, getiteld<br />

Last in first out?, <strong>en</strong> bekeek daartoe de taal <strong>en</strong> taalattitudes<br />

van emigrant<strong>en</strong> in g<strong>en</strong>oemd gebied in<br />

Canada. Monika Schmid (VU) nam de dagelijkse<br />

begeleiding op zich <strong>en</strong> promotor is Lachlan Mack<strong>en</strong>zie<br />

(tev<strong>en</strong>s VU). De ondertitel van het proefschrift<br />

is: An investigation of the regression hypothesis<br />

in Dutch emigrants in Anglophone Canada. Misschi<strong>en</strong><br />

wat ongelukkig geformuleerd (e<strong>en</strong> hypothese/<br />

onderzoek in emigrant<strong>en</strong>?) maar verwijz<strong>en</strong>d naar<br />

de veronderstelling dat talige k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> die het<br />

laatst verworv<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ook als eerste verlor<strong>en</strong><br />

gaan. E<strong>en</strong> eerste blik op de inhoud maakt duidelijk<br />

dat de theoretische onderbouwing uitgebreid<br />

<strong>en</strong> gestructureerd is <strong>en</strong> dat Keijzer e<strong>en</strong> grote hoeveelheid<br />

empirische data heeft verzameld. Ook<br />

vall<strong>en</strong> de ruime opmaak van tekst <strong>en</strong> grootte van<br />

de figur<strong>en</strong> op, die bijdrag<strong>en</strong> aan de lijvigheid van<br />

het boek.


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Na het dankwoord volgt e<strong>en</strong> soort preambu-<br />

le waarin Keijzer de Regressiehypothese introduceert<br />

<strong>en</strong> de totnogtoe gevond<strong>en</strong> volgordeparallell<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> taalverwer ving <strong>en</strong> taalverlies.<br />

Toegepast op taal is deze hypothese niet hard toe<br />

te schrijv<strong>en</strong> aan één onderzoeker maar ze wordt<br />

wel geassocieerd (pp.1-2) met Roman Jakobson<br />

(1941). Vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> voorgaande studies<br />

besprok<strong>en</strong>, die aanton<strong>en</strong> dat de hypothese nooit<br />

echt afdo<strong>en</strong>de bevestigd is. Keijzer geeft zelf al<br />

vroeg in het proefschrift aan dat het e<strong>en</strong> niet al<br />

te overtuig<strong>en</strong>de hypothese is (p.3) <strong>en</strong> ze verwijst<br />

middels kwalificaties als holistic <strong>en</strong> pre-theoretical<br />

naar hed<strong>en</strong>daagse ideeën over hoe taalverlies<br />

<strong>en</strong> taalopbouw zich tot elkaar verhoud<strong>en</strong><br />

(p.16). Keijzers poging<strong>en</strong> om theoretisch bewijs<br />

te vind<strong>en</strong> voor de Regressiehypothese leid<strong>en</strong> de<br />

aandacht soms wat af maar deze hypothese geeft<br />

aan de andere kant ook wel weer houvast.<br />

Keijzer verwerpt nogal krachtig veel voorgaand<br />

onderzoek naar taalverlies (o.a. op p.4<br />

<strong>en</strong> p.9). Zo geeft ze aan dat afasiepatiënt<strong>en</strong> niet<br />

geschikt zijn voor onderzoek in dit kader omdat<br />

het taalverlies bij deze groep veel te plotseling<br />

intreedt. De methodes die ze noemt lijk<strong>en</strong> echter<br />

net zo’n betrouwbare bijdrage op te lever<strong>en</strong> als<br />

Keijzers b<strong>en</strong>adering.<br />

Achtergrond<strong>en</strong> (hoofdstuk 1-5)<br />

De theoretische onderbouwing van het onderzoek<br />

(pp.9-142) is overzichtelijk, transparant <strong>en</strong><br />

uitgebreid. Hoofdstuk 1 gaat over theoretische<br />

concept<strong>en</strong> die relevant zijn bij het begrijp<strong>en</strong> van<br />

taalverlies <strong>en</strong> taalverwerving. Hoofdstuk 2 legt<br />

kort uit hoe hoofdstukk<strong>en</strong> 3, 4 <strong>en</strong> 5 in elkaar zitt<strong>en</strong>.<br />

G<strong>en</strong>oemde drie hoofdstukk<strong>en</strong> behandel<strong>en</strong><br />

stapsgewijs de onderzochte taalstructur<strong>en</strong>: noun<br />

phrase morphology (hoofdstuk 3), verb phrase morphology<br />

(hoofdstuk 4) <strong>en</strong> morpho-syntax (hoofdstuk<br />

5). Voor elke categorie wordt beschrev<strong>en</strong><br />

hoe in het Nederlands de volgorde van taalverwerving<br />

van kinder<strong>en</strong> is <strong>en</strong> de volgorde van<br />

taalverlies van volwass<strong>en</strong>. De gegev<strong>en</strong>s kom<strong>en</strong><br />

uit eerder onderzoek - met name Smits (1996)<br />

onderzoek naar Iowa Dutch taalgeme<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

- <strong>en</strong> word<strong>en</strong> steeds sam<strong>en</strong>gevat in Implicational<br />

hierarchies die op twee manier<strong>en</strong> gelez<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> (verwerving vs. verlies). De red<strong>en</strong><br />

waarom de equival<strong>en</strong>te Engelse structuur steeds<br />

kort vermeld wordt is niet geheel duidelijk,<br />

vooral omdat deze in de rest van het proefschrift<br />

niet systematisch aan verlies of verwerving<br />

wordt gekoppeld <strong>en</strong> slechts als achtergrond lijkt<br />

te di<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

In hoofdstuk 1 vall<strong>en</strong> de grote Language<br />

growth curve <strong>en</strong> Language decline curve (pp.34-35)<br />

op. In elk van deze figur<strong>en</strong> staat één lijn <strong>en</strong> deze<br />

twee lijn<strong>en</strong> zijn gespiegeld id<strong>en</strong>tiek aan elkaar.<br />

Die kun je in één, kleinere, figuur zett<strong>en</strong> of<br />

gezi<strong>en</strong> de e<strong>en</strong>voud ervan zelfs weglat<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

nog meer opvall<strong>en</strong>de notationele redundantie<br />

ligt in het herhal<strong>en</strong> van g<strong>en</strong>oemde Implicational<br />

hierarchies. Elk van deze hiërarchieën wordt<br />

e<strong>en</strong> tweede maal afgedrukt in elk hoofdstuk,<br />

als onderdeel van e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatting. In totaal<br />

gebeurt dit 15 keer <strong>en</strong> dit br<strong>en</strong>gt met zich mee<br />

e<strong>en</strong> onwerkelijke leess<strong>en</strong>satie op pp.140-141,<br />

waar dezelfde hierarchy in één oogopslag twee<br />

keer te zi<strong>en</strong> is.<br />

Methodologie (hoofdstuk 6)<br />

Het zesde hoofdstuk (pp.143-182) meldt onder<br />

andere de sam<strong>en</strong>stelling van de drie onderzoeksgroep<strong>en</strong>:<br />

<strong>Nederlandse</strong> Canadez<strong>en</strong> (taalverliesgroep),<br />

e<strong>en</strong> <strong>Nederlandse</strong> controlegroep<br />

met dezelfde leeftijd (ge<strong>en</strong> taalverlies) <strong>en</strong> adolesc<strong>en</strong>te<br />

<strong>Nederlandse</strong> kinder<strong>en</strong> (bijna hun taalverwervingsproces<br />

afgerond). De Canadese <strong>en</strong><br />

<strong>Nederlandse</strong> volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>groep<strong>en</strong> zijn geselecteerd<br />

volg<strong>en</strong>s strakke criteria (tabel op p.147).<br />

De individuele led<strong>en</strong> van de groep Canadese<br />

Nederlanders zijn nauwgezet gematcht met de<br />

groep <strong>Nederlandse</strong> Nederlanders. Dus voor elke<br />

Canadese Nederlander was er e<strong>en</strong> soortgelijke<br />

niet-Canadese Nederlander - vaak e<strong>en</strong> achtergeblev<strong>en</strong><br />

broer of zus -, wat indrukwekk<strong>en</strong>d is.<br />

Keijzer geeft herhaaldelijk aan dat de jongste<br />

groep bestaat uit 13- <strong>en</strong> 14-jarig<strong>en</strong> (onder ande-<br />

365


e op p.6, p.396, p.402 <strong>en</strong> op de achterkant van<br />

het boek) maar op p.150 wordt duidelijk dat van<br />

de 35 led<strong>en</strong> in deze groep er zes 15 of 16 jaar oud<br />

war<strong>en</strong>. Ze geeft aan dat deze zes dit tijd<strong>en</strong>s de<br />

selectieprocedure niet hebb<strong>en</strong> gemeld maar dat<br />

ze niet af lek<strong>en</strong> te wijk<strong>en</strong> van de 13- <strong>en</strong> 14-jarig<strong>en</strong>.<br />

Ze laat na te vermeld<strong>en</strong> welke tests <strong>en</strong> criteria<br />

ze heeft toegepast om dat niet-afwijk<strong>en</strong> te<br />

bepal<strong>en</strong>. Deze jongste groep heeft niet 45 led<strong>en</strong>,<br />

zoals de twee andere groep<strong>en</strong>, maar 10 minder<br />

<strong>en</strong> Keijzer geeft aan dat tijdgebrek hiervan onder<br />

andere de oorzaak was (p.144). De kindergroep<br />

heeft verder e<strong>en</strong> afwijk<strong>en</strong>de man/vrouwverhouding<br />

<strong>en</strong> bevat twee schoolniveaus (vmbo-T <strong>en</strong><br />

havo).<br />

De lezer kan alle<strong>en</strong> giss<strong>en</strong> naar de achtergrond<strong>en</strong><br />

van deze reeks opmerkelijke keuzes<br />

met betrekking tot de jongste groep <strong>en</strong> zou bijna<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> dat <strong>Nederlandse</strong> scholier<strong>en</strong> moeilijker te<br />

bereik<strong>en</strong> zijn dan Nederlanders die in Canada<br />

hun moedertaal aan het verliez<strong>en</strong> zijn. Het verwervingsgedeelte<br />

van Keijzers gehele onderzoek<br />

hangt af van deze adolesc<strong>en</strong>te groep, maar ze<br />

gaat makkelijk voorbij aan de verschill<strong>en</strong> in de<br />

mate van taalverwerving van 13-jarig<strong>en</strong> aan de<br />

<strong>en</strong>e kant <strong>en</strong> die van 16-jarig<strong>en</strong> aan de andere.<br />

Op die leeftijd telt elk jaar <strong>en</strong> ook speelt geslacht<br />

e<strong>en</strong> grote rol (Saville-Troike 2006: p.82, 84).<br />

Waarom niet gewoon 45 adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van 14<br />

jaar van één schooltype <strong>en</strong> ongeveer ev<strong>en</strong>zoveel<br />

jong<strong>en</strong>s als meisjes?<br />

Op p.152 plaatst Keijzer de kinder<strong>en</strong> van de<br />

twee schoolniveaus in e<strong>en</strong> tabel naast volwass<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

met afgeronde opleidingsniveaus, waarmee<br />

alle kinder<strong>en</strong> als laagopgeleid te boek staan, wat<br />

niet gebruikelijk is.<br />

De rest van hoofdstuk 6 beschrijft gedetailleerd<br />

de verschill<strong>en</strong>de tests. De volwass<strong>en</strong><br />

deelnemers ded<strong>en</strong> in de meeste gevall<strong>en</strong> in<br />

e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele zitting zes tak<strong>en</strong> achter elkaar: de<br />

Sociolinguistic Questionnaire [32 of 79 invul- <strong>en</strong><br />

meerkeuze-items], e<strong>en</strong> C-test [100 invul-items],<br />

e<strong>en</strong> Wug Test [120 invul-items, onder andere<br />

op basis van afbeelding<strong>en</strong>], e<strong>en</strong> Grammaticality<br />

Judgm<strong>en</strong>t Task [38 beoordeelitems], Can-Do Scales<br />

366<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

[43 stelling<strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong>] <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Film Retelling<br />

Task [10 minut<strong>en</strong> film kijk<strong>en</strong> <strong>en</strong> 5 tot 10 minut<strong>en</strong><br />

prat<strong>en</strong>]. In totaal moest<strong>en</strong> de volwass<strong>en</strong><br />

deelnemers dus 333 (Nederlanders in Nederland)<br />

of 380 (Nederlanders in Canada) kleinere<br />

of grotere opdracht<strong>en</strong> do<strong>en</strong>, <strong>en</strong> er war<strong>en</strong> heel<br />

wat instructies die gelez<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. De<br />

duur van de reeks experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> was tot 2,5 uur<br />

(pp.155-156) <strong>en</strong> deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die het niet afkreg<strong>en</strong><br />

binn<strong>en</strong> deze tijd, mocht<strong>en</strong> de laatste taak mee<br />

naar huis nem<strong>en</strong> <strong>en</strong> later opstur<strong>en</strong>. Keijzer geeft<br />

aan dat ‘fatigue factors might influ<strong>en</strong>ce the results’<br />

als de testbatterij langer zou zijn (p.156), maar<br />

dat lijkt me e<strong>en</strong> understatem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> red<strong>en</strong>ering<br />

achteraf. Mede gezi<strong>en</strong> de introspectieve aard van<br />

veel vrag<strong>en</strong> kan ik me niet anders voorstell<strong>en</strong><br />

dan dat bij de meeste deelnemers halverwege de<br />

sessie de conc<strong>en</strong>tratie afnam of inmiddels weg<br />

was. Vooral voor deelnemers van rond de 70<br />

(de oudste was zelfs 80) zal deze testbatterij e<strong>en</strong><br />

zware belasting zijn geweest. Testmoeheid leidt<br />

doorgaans tot veilig <strong>en</strong> ongeïnspireerd scoorgedrag,<br />

waarbij extrem<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vermed<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

algem<strong>en</strong>e, veilige antwoord<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong>.<br />

In e<strong>en</strong> onderzoek als dit, waarin oudere m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

onder andere hun eig<strong>en</strong> taalgewoontes verwoord<strong>en</strong>,<br />

is dit risico nog e<strong>en</strong>s extra aanwezig (Dorian<br />

1981, 158; Smith-Christmas 2007, 30).<br />

Als ik op p.161 lees dat in de Film Retelling<br />

Task de hoeveelheid stimuli gehalveerd is vanwege<br />

tijdgebrek, dan verbaz<strong>en</strong> me de keuze voor<br />

de forse Sociolinguistic Questionnaire <strong>en</strong> de reeks<br />

tak<strong>en</strong> (in één <strong>en</strong>kele sessie) die volg<strong>en</strong>.<br />

Deze Sociolinguistic Questionnaire (pp.157-160)<br />

heeft e<strong>en</strong> onduidelijke status. De eerste paar vrag<strong>en</strong><br />

in deze survey betreff<strong>en</strong> de demografie van<br />

de deelnemers <strong>en</strong> daarna volg<strong>en</strong> gedetailleerde<br />

vrag<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t eig<strong>en</strong> taalvaardigheid <strong>en</strong> de rol<br />

van het Engels <strong>en</strong> het Nederlands in het eig<strong>en</strong><br />

lev<strong>en</strong>, veelal met behulp van glijd<strong>en</strong>de schal<strong>en</strong>.<br />

Op pp.160-161 staat dat de resultat<strong>en</strong> van deze<br />

<strong>en</strong>quête niet statistisch geanalyseerd zijn. Ze zijn<br />

zelfs nerg<strong>en</strong>s terug te vind<strong>en</strong> in het proefschrift.<br />

En dat terwijl de gestructureerde vraagstelling<br />

toch suggereert dat de antwoord<strong>en</strong> systematisch


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geanalyseerd <strong>en</strong> gerapporteerd.<br />

Keijzer vermeldt drie red<strong>en</strong><strong>en</strong> om de <strong>en</strong>quête<br />

toch te do<strong>en</strong>. De eerste red<strong>en</strong> is het verschaff<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> scherper beeld van de deelnemers<br />

als pot<strong>en</strong>tiële verklaring van resultat<strong>en</strong> (p.158),<br />

t<strong>en</strong> tweede het op het gemak stell<strong>en</strong> van de<br />

deelnemers (p.159) <strong>en</strong> t<strong>en</strong> derde het verschaff<strong>en</strong><br />

van achtergrondinformatie over de deelnemers<br />

(pp.160-161). E<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>lijst stelt deelnemers<br />

niet op het gemak, lijkt me. Op p.284 concludeert<br />

Keijzer dat regressie-onderzoek altijd<br />

factor<strong>en</strong> als sociolinguïstische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

L2-invloed mee in overweging moet nem<strong>en</strong>.<br />

Mogelijke factor<strong>en</strong> heeft ze zelf onderzocht maar<br />

niet gerapporteerd.<br />

Gedur<strong>en</strong>de de Sociolinguistic Questionnaire,<br />

afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> aan het begin van de testbatterij, was<br />

de conc<strong>en</strong>tratie van deelnemers waarschijnlijk<br />

optimaal <strong>en</strong> daardoor zijn de antwoord<strong>en</strong> waarschijnlijk<br />

betrouwbaar. Hopelijk word<strong>en</strong> deze<br />

interessante data in e<strong>en</strong> andere publicatie nog<br />

e<strong>en</strong>s publiek.<br />

Resultat<strong>en</strong> (hoofdstuk 7)<br />

De resultat<strong>en</strong> in hoofdstuk 7 (pp.183-254) lop<strong>en</strong><br />

handig parallel aan de drie theoriehoofdstukk<strong>en</strong><br />

(3 t/m 5). Gelukkig neemt Keijzer <strong>en</strong>ige<br />

afstand van de Regressiehypothese <strong>en</strong> bekijkt<br />

ze objectief wat de structur<strong>en</strong> in taalverwerving<br />

<strong>en</strong> -verlies zijn in de onderzochte groep<strong>en</strong>. Net<br />

als in de theoriehoofdstuk k<strong>en</strong>, leidt de auteur<br />

de lezer systematisch door de tekst. Dat is knap<br />

omdat de dataset omvangrijk <strong>en</strong> gecompliceerd<br />

is. De data word<strong>en</strong> helaas soms wat redundant<br />

weergegev<strong>en</strong> <strong>en</strong> onnodig herhaald. De flinke<br />

staafdiagramm<strong>en</strong> op p.190 <strong>en</strong> p.250 lijk<strong>en</strong> bijvoorbeeld<br />

ge<strong>en</strong> nieuwe informatie te bied<strong>en</strong><br />

daar de waardes al gegev<strong>en</strong> zijn. Figur<strong>en</strong> zou je<br />

kunn<strong>en</strong> beperk<strong>en</strong> tot de weergave van moeilijk<br />

te doorgrond<strong>en</strong> cijfermatige data.<br />

De resultat<strong>en</strong> van het onderzoek zijn overtuig<strong>en</strong>d.<br />

De algem<strong>en</strong>e taalvaardigheid van de<br />

twee onderzochte groep<strong>en</strong> was significant minder<br />

dan die van de controlegroep. Dit doet ver-<br />

moed<strong>en</strong> dat de adolesc<strong>en</strong>te groep, alhoewel niet<br />

ideaal geselecteerd, wel aan de gew<strong>en</strong>ste taalontwikkelingscriteria<br />

voldoet. Overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

de Canadese groep <strong>en</strong> deze jongste groep zijn<br />

zichtbaar op het vlak van meervoudmorfologie,<br />

verled<strong>en</strong>-tijdmorfologie, lidwoord<strong>en</strong>, diminutiev<strong>en</strong>,<br />

ag<strong>en</strong>svorm<strong>en</strong>, voltooid deelwoord<strong>en</strong>, verwijzing<strong>en</strong><br />

naar de toekomst, negatie <strong>en</strong> passieve<br />

zinn<strong>en</strong>. En dit leidt tot de conclusie dat morfologie<br />

eerder onderhevig is aan verlies dan syntactische<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>; woordvolgordes in hoofd- <strong>en</strong><br />

bijzinn<strong>en</strong> liet<strong>en</strong> bijvoorbeeld niet de verwachte<br />

symmetrie zi<strong>en</strong>. Syntactische verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

de onderzochte twee groep<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong> alle<strong>en</strong><br />

naar vor<strong>en</strong> in de Film Retelling Task, dus de vrij<br />

gesprok<strong>en</strong> uiting<strong>en</strong>, niet in de schriftelijke Grammaticality<br />

Judgm<strong>en</strong>ts.<br />

Conclusies (hoofdstuk 8-10)<br />

Keijzer scheidt duidelijk bevinding<strong>en</strong> (hoofdstuk<br />

7) van interpreta ties (hoofdstuk 8 <strong>en</strong> 9).<br />

hoofdstuk 8 neemt de morfologische <strong>en</strong> morfosyntacti<br />

sche resultat<strong>en</strong> onder de loep die symmetrie<br />

in verwerving <strong>en</strong> verlies vertoond<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

bekek<strong>en</strong> wordt of regressie hieraan t<strong>en</strong> grondslag<br />

ligt. De auteur legt haar bevinding<strong>en</strong> naast die<br />

van eerder onderzoek, waarna veel vergelijkbare<br />

uitkomst<strong>en</strong> naar vor<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. De subtiliteit van<br />

taalverlies, zo geeft de auteur aan, duidt op itemspecifiek<br />

verlies; de algem<strong>en</strong>e <strong>Nederlandse</strong> taalvaardigheid<br />

lijkt niet te zijn aangetast, daar de<br />

emigrant<strong>en</strong> wel gewoon alle talige tak<strong>en</strong> kond<strong>en</strong><br />

uitvoer<strong>en</strong>. Sommige items ging<strong>en</strong> dan wel fout,<br />

maar de emigrant<strong>en</strong> past<strong>en</strong> wel degelijk succesvol<br />

regels toe <strong>en</strong> communiceerd<strong>en</strong> uiteindelijk<br />

‘normaal’ in het Nederlands.<br />

M<strong>en</strong> vraagt zich op dit punt af of regressie<br />

<strong>en</strong> niet-volledige verwerving op hetzelfde<br />

f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> duid<strong>en</strong>. De aanname in dit onderzoek<br />

is steeds dat de deelnemers het Nederlands als<br />

moedertaal hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> dus volledige verwerving<br />

hebb<strong>en</strong> gek<strong>en</strong>d. Vooral voor de g<strong>en</strong>eratie oudere<br />

deelnemers zou het echter kunn<strong>en</strong> zijn dat ze<br />

e<strong>en</strong> regionale of lokale variant van het Neder-<br />

367


lands als eerste taal hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> het Nederlands<br />

vooral passief <strong>en</strong> als geschrev<strong>en</strong> taal k<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />

(net als mijn oudtante). Deficiëntie in het Standaardnederlands<br />

is dan niet gelijk aan die in hun<br />

moedertaal <strong>en</strong> duidt eerder op e<strong>en</strong> gebrek aan<br />

verwerving van de aangeleerde standaardtaal.<br />

De gevond<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de spontaan<br />

gesprok<strong>en</strong> uiting<strong>en</strong> <strong>en</strong> de grammaticaliteitsbeoordeling<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> hiermee sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>.<br />

Keijzer lijkt zich van e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander bewust,<br />

getuige de opmerking in de tabel op p.147 (punt<br />

4), maar ze doet er verder niets mee.<br />

Hoofdstuk 9 gaat kort in op de vraag wat de<br />

onderligg<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> van de aangetoonde taalachteruitgang<br />

zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zijn. Dat regressie<br />

alléén niet alle uitkomst<strong>en</strong> van het onderzoek<br />

kan verklar<strong>en</strong> lijkt duidelijk <strong>en</strong> in dat licht wordt<br />

onder andere de invloed van het Engels onder<br />

de loep g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Hoofdstuk 10 (pp.283-292)<br />

is het concluder<strong>en</strong>de hoofdstuk <strong>en</strong> vermeldt dat<br />

het onderzoek regressie heeft kunn<strong>en</strong> aanton<strong>en</strong>.<br />

De subtiliteit van regressie wordt nog e<strong>en</strong>s b<strong>en</strong>adrukt<br />

op basis van het gegev<strong>en</strong> dat de algem<strong>en</strong>e<br />

taalvaardigheid intact blijft, vooral als deelnemers<br />

vrij - dus onder niet-gecontroleerde condities<br />

– communiceerd<strong>en</strong>. Verder laat Keijzer in dit<br />

hoofdstuk zi<strong>en</strong> zich bewust te zijn van de kracht<br />

<strong>en</strong> zwaktes van haar methodologie <strong>en</strong> van de<br />

punt<strong>en</strong> waar in vervolgonderzoek aandacht aan<br />

kan word<strong>en</strong> besteed.<br />

App<strong>en</strong>dix<br />

De App<strong>en</strong>dix (pp.307-394) geeft vooral de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong><br />

die gebruikt zijn bij de verschill<strong>en</strong>de<br />

tests. Bij de List of subjects (App.1) was het misschi<strong>en</strong><br />

handiger geweest om de leeftijd op het<br />

mom<strong>en</strong>t van deelname te vermeld<strong>en</strong> in plaats<br />

van het geboortejaar. En de plaats waar m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

opgegroeid zijn, <strong>en</strong> dus talig gevormd, is relevanter<br />

dan hun geboorteplaats. Ook het aantal<br />

jar<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong> in Canada heeft doorge bracht, is<br />

belangrijke informatie over de Canadese Nederlanders,<br />

maar deze is niet weergege v<strong>en</strong>. Deze<br />

368<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

<strong>en</strong> andere hiat<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> het onderzoek minder<br />

reproduceerbaar.<br />

Zoals gemeld zijn de resultat<strong>en</strong> van de Sociolinguistic<br />

Questionnaire (App. 2a-2d; maar liefst<br />

36 pagina’s) niet systematisch gebruikt in het<br />

proefschrift <strong>en</strong> daarom hoort deze eig<strong>en</strong>lijk niet<br />

in de App<strong>en</strong>dix. Het gebruik van de vage term<br />

‘standaard Nederlands’ in deze vrag<strong>en</strong>lijst (bv.<br />

p.349) is nogal verwarr<strong>en</strong>d, daar dit door lek<strong>en</strong><br />

als ‘alledaags/afgezaagd Nederlands’ zou kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> geïnterpreteerd. De Van Dale-term is al<br />

<strong>en</strong>ige tijd ‘Standaardnederlands’ (Martin & Tops<br />

1986; D<strong>en</strong> Boon & Geeraerts, 2005) <strong>en</strong> ook in<br />

de taalkunde is deze term gebruikelijk (Palm<strong>en</strong><br />

2002, 99-103; Van de Velde 2003, 224-226;<br />

Smakman 2006, 33). Maar ook deze meer correcte<br />

term blijft jargon <strong>en</strong> er is iets voor te zegg<strong>en</strong><br />

om gewoon de term ‘Nederlands’ te gebruik<strong>en</strong>,<br />

omdat elke andere (inclusief ‘ABN’) allerlei<br />

vrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> interpretaties oproept. De keus, t<strong>en</strong><br />

slotte, om bij glijd<strong>en</strong>de schal<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de<br />

volgordes te gebruik<strong>en</strong> is riskant (bijvoorbeeld in<br />

vrag<strong>en</strong> 27 <strong>en</strong> 28 op p.332).<br />

Conclusie<br />

Hoewel <strong>en</strong>kele methodologische, notationele<br />

<strong>en</strong> redactionele keuzes wat vrag<strong>en</strong> oproep<strong>en</strong>,<br />

lijk<strong>en</strong> deze keuzes de resultat<strong>en</strong> niet minder<br />

overtuig<strong>en</strong>d <strong>en</strong> betrouwbaar te hebb<strong>en</strong> gemaakt.<br />

Bov<strong>en</strong>al blinkt dit proefschrift uit in uitgebreidheid<br />

<strong>en</strong> transparantie van het onderzoek <strong>en</strong> de<br />

theoretische verantwoording daarvan. Keijzer<br />

heeft niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke bijdrage geleverd<br />

aan de theorievorming rond de volgorde<br />

van taalverlies, ze heeft uitgebreide empirische<br />

data toegevoegd aan e<strong>en</strong> gebied waar deze nog<br />

weinig voorhand<strong>en</strong> war<strong>en</strong>. Ze levert, t<strong>en</strong> slotte,<br />

e<strong>en</strong> mooie <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>dige culturele bijdrage aan de<br />

beschrijving van de ‘buit<strong>en</strong>gaatse’ <strong>Nederlandse</strong><br />

taal <strong>en</strong> cultuur.<br />

D.Smakman@hum.leid<strong>en</strong>univ.nl<br />

Dick Smakman


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Bibliografie<br />

Boon, T. d<strong>en</strong> & Geeraerts, D. (2005). Van<br />

Dale: Groot Woord<strong>en</strong>boek der <strong>Nederlandse</strong> Taal<br />

(14e druk). Utrecht: Van Dale Lexicografie.<br />

Brouwer-Van Eerd, E. (1992). Oma vertelt.<br />

Bl<strong>en</strong>heim, Ontario: The Printers Group Inc.<br />

Dorian, N.C. (1981). Language Death: The life<br />

cycle of a Scottish Gaelic dialect. Philadelphia:<br />

University of P<strong>en</strong>nsylvania Press.<br />

Jakobson, R. (1941). Kindersprache, Aphasie<br />

und allgemeine Lautgesetze. Uppsala: Almqvist<br />

& Witsell.<br />

Martin, W. & Tops, G.A.J. (1986). Van Dale:<br />

Groot Woord<strong>en</strong>boek Nederlands-Engels; Engels-<br />

Nederlands. Utrecht: Van Dale Lexicografie.<br />

Palm<strong>en</strong>, M. (2002). Respons bij telefonische<br />

<strong>en</strong>quêtering. E<strong>en</strong> onderzoek naar het effect van<br />

(socio)linguïstische factor<strong>en</strong>. Dissertatie Radboud<br />

Universiteit Nijmeg<strong>en</strong>.<br />

Saville-Troike, M. (2006). Introducing Second<br />

Language Acquisition. Cambridge: University<br />

Press.<br />

Smakman, D. (2006). Standard Dutch in the<br />

Netherlands - a sociolinguistic and phonetic<br />

description. Dissertatie Radboud Universiteit<br />

Nijmeg<strong>en</strong>.<br />

Smith-Christmas, C.A. (2007). ‘He brought<br />

home the English’: language shift on the Isle<br />

of Skye, Scotland. Leid<strong>en</strong>: MA-scriptie (niet<br />

gepubliceerd).<br />

Smits, C. (1996). Disintegration of Inflection: The<br />

Case of Iowa Dutch. Dissertatie Vrije Universiteit<br />

Amsterdam.<br />

Stroop, J. (red.). Waar gaat het Nederlands naartoe?<br />

Panorama van e<strong>en</strong> taal. Amsterdam: Bert<br />

Bakker.<br />

Van de Velde, H. (2003). Limburgers slap<strong>en</strong> in<br />

bad. Klinkerverschill<strong>en</strong> in het Standaardnederlands.<br />

In: J. Stroop (red.), 224-234).<br />

J.M. van de Weijer & E.J. van der Torre<br />

(red.). Voicing in Dutch. (De)voicing – Phonology,<br />

Phonetics, and Psycholinguistics. Amsterdam/Philadelphia:<br />

John B<strong>en</strong>jamins, 2007. IX + 186 blz.<br />

ISBN 978 90 272 4801 5. EUR 105,00.<br />

Deze bundel versche<strong>en</strong> vorig jaar in de Curr<strong>en</strong>t<br />

Issues in Linguistic Theory reeks van John B<strong>en</strong>jamins<br />

<strong>en</strong> bevat e<strong>en</strong> zestal artikel<strong>en</strong> over de<br />

fonologie <strong>en</strong> de fonetiek van het <strong>Nederlandse</strong><br />

stemcontrast. E<strong>en</strong> uitstek<strong>en</strong>d initiatief, omdat<br />

het Nederlands, zoals de redacteur<strong>en</strong> ook in<br />

hun voorwoord stell<strong>en</strong>, altijd e<strong>en</strong> belangrijke rol<br />

heeft gespeeld in fonologische theorievorming<br />

over verscherping. 1 Daarbij heeft rec<strong>en</strong>t fonetisch<br />

onderzoek geleid tot nieuwe inzicht<strong>en</strong> in de<br />

aard van het <strong>Nederlandse</strong> stemcontrast, waarvan<br />

het meest belangwekk<strong>en</strong>de wel is dat verscherping<br />

leidt tot incomplete neutralisatie (zie Ernestus<br />

2000, Ernestus <strong>en</strong> Baay<strong>en</strong> 2003, Warner e.a.<br />

2004 <strong>en</strong> Port <strong>en</strong> Leary 2005, als ook de bijdrage<br />

van Ernestus <strong>en</strong> Baay<strong>en</strong> in deze bundel).<br />

Het is binn<strong>en</strong> de ruimte van deze boekbespreking<br />

niet mogelijk om aan iedere bijdrage<br />

ev<strong>en</strong>veel recht te do<strong>en</strong>. Ik zal me daarom beperk<strong>en</strong><br />

tot e<strong>en</strong> korte sam<strong>en</strong>vatting van elk van de<br />

zes artikel<strong>en</strong>, hier <strong>en</strong> daar aangevuld met extra<br />

comm<strong>en</strong>taar.<br />

De bundel begint met “Issues in Dutch<br />

devoicing: positional faithfulness, positional<br />

mar kedness, and local conjunction” van Wim<br />

Zonneveld. Zonneveld geeft e<strong>en</strong> gedetailleerd<br />

overzicht van de <strong>Nederlandse</strong> verscherpingsfeit<strong>en</strong><br />

zoals deze in de traditionele litera tuur<br />

te vind<strong>en</strong> zijn, al doet de op<strong>en</strong>ingszin van<br />

het artikel – “Once upon a time (not so long<br />

ago), Final Devoicing was a simple phonological<br />

process” – wellicht anders vermoe d<strong>en</strong>.<br />

Wie hier verwacht dat Zonneveld het probleem<br />

van incomplete neutralisatie aan kaart, wordt<br />

teleurgesteld; alle<strong>en</strong> Ernestus <strong>en</strong> Baay<strong>en</strong> (2003)<br />

1 Ik gebruik de term ‘verscherping’ als vertaling voor<br />

‘final devoicing’, in navolging van bijvoorbeeld Kooij<br />

<strong>en</strong> Van Oost<strong>en</strong>dorp (2003).<br />

369


word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd, in voet noot 8 op p. 8. Met de<br />

geciteerde zin lijkt Zonneveld eerder te will<strong>en</strong><br />

suggerer<strong>en</strong> dat bestaande analyses van verscherping<br />

binn<strong>en</strong> de optimaliteitstheorie (OT) problematisch<br />

zijn.<br />

In het laatste deel van zijn artikel ontwikkelt<br />

Zonneveld e<strong>en</strong> nieuwe OT-analyse van <strong>Nederlandse</strong><br />

verscherping. Die analyse vind ik niet<br />

geheel overtuig<strong>en</strong>d. Op p. 26 merkt Zonneveld<br />

op dat e<strong>en</strong> stemhebb<strong>en</strong>de fricatief in de aanzet<br />

van e<strong>en</strong> syllabe ge<strong>en</strong> regressieve stemassimilatie<br />

afdwingt, maar in plaats daarvan stemloos<br />

wordt: e<strong>en</strong> woord als handzaam wordt uitgesprok<strong>en</strong><br />

als han[ts]aam, niet *han[dz]aam. Dat fricatiev<strong>en</strong><br />

zich in dit opzicht anders gedrag<strong>en</strong> dan<br />

plosiev<strong>en</strong> wordt geïllustreerd door e<strong>en</strong> woord<br />

als hui[zb]aas, waar de [z] stemhebb<strong>en</strong>d is onder<br />

invloed van de [b].<br />

Zonneveld verantwoordt het gedrag van fricatiev<strong>en</strong><br />

door middel van e<strong>en</strong> lokale conjunctie<br />

(“local conjunction”) van de volg<strong>en</strong>de twee OTprincipes:<br />

*On s e tFr i c: De aanzet van e<strong>en</strong> syllabe mag<br />

ge<strong>en</strong> fricatiev<strong>en</strong> bevatt<strong>en</strong> (“…<br />

banning fricatives in onsets”, p.<br />

26).<br />

Ly m a n ’s Law : Twee ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de obstru<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

mog<strong>en</strong> niet allebei stemhebb<strong>en</strong>d<br />

zijn (“No co-occurr<strong>en</strong>ce of<br />

voiced obstru<strong>en</strong>cy with itself”, p.<br />

27).<br />

E<strong>en</strong> lokale conjunctie wordt alle<strong>en</strong> geschond<strong>en</strong><br />

door vorm<strong>en</strong> die beide principes in de conjunctie<br />

sch<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Dat geldt bijvoorbeeld voor de vorm<br />

*han[dz]aam, die zowel e<strong>en</strong> fricatief in de aanzet<br />

als twee ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de stemhebb<strong>en</strong>de obstru<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

heeft, maar niet voor de vorm han[ts]aam,<br />

met alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> fricatief in de aanzet. (Overig<strong>en</strong>s<br />

staat op p. 28 dat de conjunctie ook wordt<br />

geschond<strong>en</strong> door de vorm *han[ds]aam, maar<br />

dat is niet correct.)<br />

370<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Los van het feit dat lokale conjuncties weinig<br />

restrictief zijn, heb ik zo mijn twijfels over Zonnevelds<br />

gebruik van Lyman’s Law. Deze klankwet<br />

is oorspronkelijk afkomstig uit beschrijving<strong>en</strong><br />

van het Japans, waar hij verwijst naar de<br />

observatie dat e<strong>en</strong> stam hoogst<strong>en</strong>s één stemhebb<strong>en</strong>de<br />

obstru<strong>en</strong>t mag bevatt<strong>en</strong>. In het Japans<br />

zijn vorm<strong>en</strong> als *gagi <strong>en</strong> *buda ongrammaticaal,<br />

zoals ook Zonneveld opmerkt. Daarbij is Lyman’s<br />

Law actief in morfologische process<strong>en</strong>; in het<br />

Japans wordt e<strong>en</strong> stemloze obstru<strong>en</strong>t aan het<br />

begin van het tweede lid van e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>stelling<br />

stemhebb<strong>en</strong>d, e<strong>en</strong> proces dat “R<strong>en</strong>daku” wordt<br />

g<strong>en</strong>oemd (zie bijvoorbeeld Itô <strong>en</strong> Mester 1986).<br />

Het effect van R<strong>en</strong>daku is zichtbaar in (1a), waar<br />

de k in kami stemhebb<strong>en</strong>d wordt. In (1b) echter<br />

blijft de k in kaze stemloos, omdat deze stam al<br />

e<strong>en</strong> stemhebb<strong>en</strong>de obstru<strong>en</strong>t bevat.<br />

(1) a. ori + kami → origami<br />

‘papier<br />

vouw<strong>en</strong>’<br />

b. kami + kaze → kamikaze<br />

‘goddelijke wind’<br />

(*kamigaze)<br />

De makkelijkste manier om Lyman’s Law te<br />

formaliser<strong>en</strong> lijkt me dat e<strong>en</strong> Japanse stam niet<br />

meer dan één k<strong>en</strong>merk [voice] mag hebb<strong>en</strong><br />

(waarbij [voice] is voorbehoud<strong>en</strong> aan obstru<strong>en</strong>t<strong>en</strong>).<br />

Zonneveld stelt voor dat Lyman’s Law ook<br />

in het Nederlands actief is, maar in e<strong>en</strong> ander<br />

domein dan in het Japans, namelijk in obstru<strong>en</strong>tclusters.<br />

Deze domein<strong>en</strong> zijn echter van e<strong>en</strong><br />

wez<strong>en</strong>lijk andere soort: de e<strong>en</strong> is morfologisch,<br />

de ander fonologisch. Daarnaast heeft Lyman’s<br />

Law in het Japans betrekking op twee obstru<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

die afzonderlijk van elkaar stemhebb<strong>en</strong>d<br />

zijn. Dat is niet het geval in e<strong>en</strong> woord als<br />

hui[zb]aas, waar de stemhebb<strong>en</strong>dheid van de [z]<br />

wordt afgedwong<strong>en</strong> door die van de [b]. De traditionele<br />

opvatting binn<strong>en</strong> de fonologie is dat we<br />

hier te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel k<strong>en</strong>merk<br />

[voice], dat van de [b] naar de [z] spreidt. E<strong>en</strong>


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

rec<strong>en</strong>tere opvatting is dat e<strong>en</strong> [z] in deze context<br />

het resultaat is van fonetische co-articulatie met<br />

de [b] (zie bijvoorbeeld de bijdrage van Wouter<br />

Jans<strong>en</strong> in deze bundel). Hoe dan ook, we hebb<strong>en</strong><br />

hier niet te mak<strong>en</strong> met twee klank<strong>en</strong> die los<br />

van elkaar stemhebb<strong>en</strong>d zijn. Als dat wel zo zou<br />

zijn, dan zou je verwacht<strong>en</strong> dat er, parallel aan<br />

het Japans, ook tal<strong>en</strong> zijn met stemdissimilatie in<br />

clusters. Volg<strong>en</strong>s mij bestaan zulke tal<strong>en</strong> niet.<br />

Het tweede artikel, “Repres<strong>en</strong>tations of<br />

[Voice], evid<strong>en</strong>ce from acquisition”, van R<strong>en</strong>é<br />

Kager, Suzanne van der Feest, Paula Fikkert,<br />

Annemarie Kerkhoff <strong>en</strong> Tania Zamuner, b<strong>en</strong>adert<br />

het <strong>Nederlandse</strong> stemcontrast vanuit het<br />

perspectief van de taalverwerving. De <strong>Nederlandse</strong>,<br />

Duitse <strong>en</strong> Engelse kindertaaldata die door<br />

de auteurs besprok<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, ondersteun<strong>en</strong> de<br />

“Multiple Feature Hypothesis” – het idee dat<br />

‘stemtal<strong>en</strong>’ als het Nederlands <strong>en</strong> ‘aspiratietal<strong>en</strong>’<br />

als het Duits gebruik mak<strong>en</strong> van verschill<strong>en</strong>de,<br />

monoval<strong>en</strong>te k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (respectievelijk [voice]<br />

<strong>en</strong> [spread glottis]). Kager et al. observer<strong>en</strong> dat<br />

<strong>Nederlandse</strong> kinder<strong>en</strong> e<strong>en</strong> voorkeur verton<strong>en</strong><br />

voor initiële stemloze plosiev<strong>en</strong> <strong>en</strong> Duitse kinder<strong>en</strong><br />

voor ongeaspireerde ‘l<strong>en</strong>is’ plosiev<strong>en</strong>.<br />

Dat verschil kan niet word<strong>en</strong> verklaard als het<br />

laryngale contrast in beide tal<strong>en</strong> wordt gerepres<strong>en</strong>teerd<br />

met e<strong>en</strong> binair k<strong>en</strong>merk [±voice]. Maar<br />

de Multiple Feature Hypothesis kan dit wél verklar<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> andere mogelijke verklaring voor het<br />

gedrag van <strong>Nederlandse</strong> <strong>en</strong> Duitse kinder<strong>en</strong><br />

zou echter kunn<strong>en</strong> zijn dat stemhebb<strong>en</strong>de <strong>en</strong><br />

geaspireerde klank<strong>en</strong> beide relatief moeilijk zijn,<br />

<strong>en</strong> daarom word<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong> door hun respectievelijke<br />

stemloze <strong>en</strong> l<strong>en</strong>is teg<strong>en</strong>hangers.<br />

De auteurs verwerp<strong>en</strong> dit alternatief – de “Articulatory<br />

Effort Hypothesis” (p. 54) – op basis<br />

van kindertaaldata uit het Engels. Net als het<br />

Duits is het Engels e<strong>en</strong> aspiratietaal, maar met<br />

dit verschil dat het Engels ge<strong>en</strong> neutralisatie in<br />

codapositie heeft. Dat betek<strong>en</strong>t dat in het Engels,<br />

in principe althans, de mogelijkheid bestaat<br />

voor regressieve laryngale harmonie. Kager et<br />

al. vind<strong>en</strong> zo’n harmonisch effect inderdaad:<br />

in woord<strong>en</strong> van de vorm C VC wordt C soms<br />

1 2 1<br />

geaspireerd onder invloed van e<strong>en</strong> geaspireerde<br />

C . Wat echter nooit gebeurt, is dat C l<strong>en</strong>is<br />

2 1<br />

wordt onder invloed van e<strong>en</strong> l<strong>en</strong>is C . Dit is niet<br />

2<br />

alle<strong>en</strong> evid<strong>en</strong>tie voor e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel k<strong>en</strong>merk [spread<br />

glottis], maar tev<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> argum<strong>en</strong>t teg<strong>en</strong> de<br />

Articulatory Effort Hypothesis want, zo stell<strong>en</strong><br />

de auteurs, “motoric effort should be indep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t<br />

of the pres<strong>en</strong>ce of a target elsewhere in<br />

the utterance, specifically wh<strong>en</strong> they are not<br />

adjac<strong>en</strong>t ... or wh<strong>en</strong> the targets are articulatory<br />

diverse” (p. 55). (Merk op dat óók het laatste<br />

het geval is in het Engels, waar fortis plosiev<strong>en</strong><br />

geaspireerd zijn aan het woordbegin <strong>en</strong> geglottaliseerd<br />

aan het woordeinde.) Het is in dit<br />

kader misschi<strong>en</strong> interessant om op te merk<strong>en</strong><br />

dat niet-lokale interactie van laryngale k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

in volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>taal eerder dissimilatorisch<br />

dan assimilatorisch van aard is (zie bijvoorbeeld<br />

Botma <strong>en</strong> Smith 2007). Ook dat pleit teg<strong>en</strong> de<br />

Articulatory Effort Hypothesis. (E<strong>en</strong> mooi voorbeeld<br />

van niet-lokale stemdissimilatie is Lyman’s<br />

Law in het Japans.)<br />

In het derde artikel, “Exceptions to final<br />

devoicing”, laat Marc van Oost<strong>en</strong>dorp zi<strong>en</strong> dat er<br />

<strong>Nederlandse</strong> dialect<strong>en</strong> zijn waar ge<strong>en</strong> verscherping<br />

optreedt in de eerste persoon <strong>en</strong>kelvoud<br />

van werkwoord<strong>en</strong> die eindig<strong>en</strong> op /v/ of /γ/<br />

(bijvoorbeeld ik geleu[v]). Van Oost<strong>en</strong>dorp stelt<br />

dat e<strong>en</strong> fonologische analyse van deze uitzondering<br />

(de fricatiev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gevolgd door<br />

e<strong>en</strong> lege klinkerpositie, <strong>en</strong> zijn dus niet woordfinaal)<br />

de voorkeur verdi<strong>en</strong>t bov<strong>en</strong> e<strong>en</strong> morfologische<br />

(stemhebb<strong>en</strong>dheid blijft behoud<strong>en</strong> onder<br />

druk van andere vorm<strong>en</strong> in het paradigma, zoals<br />

geleu[v]<strong>en</strong>). De argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die Van Oost<strong>en</strong>dorp<br />

geeft zijn overtuig<strong>en</strong>d, vooral de observatie dat<br />

sprekers van deze dialect<strong>en</strong> veelal variatie verton<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> realisaties als ik geleu[v] <strong>en</strong> ik geleu[v]<br />

e. De vraag is dan niet zozeer waarom er ge<strong>en</strong><br />

verscherping plaatsvindt, maar of de slotsjwa wel<br />

of niet gerealiseerd wordt.<br />

De vraag waarom juist fricatiev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> uitzondering<br />

op verscherping (kunn<strong>en</strong>) vorm<strong>en</strong><br />

wordt minder helder beantwoord. Van Oost<strong>en</strong>-<br />

371


dorp merkt op dat “fricatives don’t support voicing<br />

contrasts as easily as stops … Phonetically,<br />

they are less compatible with voicing than plosives”<br />

(p. 87). Maar op de volg<strong>en</strong>de pagina lez<strong>en</strong><br />

we: “There is arguably a special relation betwe<strong>en</strong><br />

fricatives and voice … from a cross-linguistic<br />

perspective. According to Maddieson (1984:48),<br />

‘bilabial, d<strong>en</strong>tal and palatal non-sibilant fricatives<br />

are found to occur without a voiceless<br />

counterpart more oft<strong>en</strong> than with one’”. Die<br />

observaties lijk<strong>en</strong> in teg<strong>en</strong>spraak met elkaar.<br />

Van Oost<strong>en</strong>dorp stelt uiteindelijk voor om<br />

het <strong>Nederlandse</strong> fricatiefcontrast te repres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong><br />

met het k<strong>en</strong>merk [spread glottis], maar<br />

ook hier is zijn betoog niet altijd ev<strong>en</strong> duidelijk.<br />

Zo beweert Van Oost<strong>en</strong>dorp dat stemhebb<strong>en</strong>de<br />

fricatiev<strong>en</strong> in deze analyse kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

beschouwd als “(literally) more marked than<br />

voiceless ones, in the same s<strong>en</strong>se that aspirated<br />

stops are more marked than unaspirated ones”<br />

(p. 90). Het is lastig te zi<strong>en</strong> wat de auteur hier<br />

bedoelt, niet in de laatste plaats omdat op de<br />

betreff<strong>en</strong>de pagina [spread glottis] <strong>en</strong> [+spread<br />

glottis] door elkaar word<strong>en</strong> gebruikt. E<strong>en</strong> monoval<strong>en</strong>t<br />

k<strong>en</strong>merk zou eerder suggerer<strong>en</strong> dat<br />

stemloze fricatiev<strong>en</strong> gemarkeerd zijn, t<strong>en</strong>zij het<br />

onderligg<strong>en</strong>de contrast in deze b<strong>en</strong>adering nog<br />

steeds berust op [voice]. Dat laatste wordt echter<br />

op ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel mom<strong>en</strong>t expliciet gemaakt.<br />

De laatste drie artikel<strong>en</strong> zijn fonetischer<br />

van aard <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> door hun experim<strong>en</strong>tele<br />

invalshoek e<strong>en</strong> meer afgebak<strong>en</strong>d karakter. In<br />

“Prevoicing in Dutch initial plosives: production,<br />

perception, and word recognition” laat Petra van<br />

Alph<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat initiële stemhebb<strong>en</strong>de plosiev<strong>en</strong><br />

in ongeveer e<strong>en</strong> kwart van de gevall<strong>en</strong> zonder<br />

‘prevoicing’ (d.w.z. zonder negatieve “voice<br />

onset time”) word<strong>en</strong> gerealiseerd, maar dat<br />

luisteraars ze desondanks in de meeste gevall<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong> van stemloze plosiev<strong>en</strong>.<br />

Dit suggereert dat er achter e<strong>en</strong> label als ‘stemhebb<strong>en</strong>dheid’<br />

(of, zo m<strong>en</strong> wil, e<strong>en</strong> fonologisch<br />

k<strong>en</strong>merk als [voice]), e<strong>en</strong> scala aan fonetische<br />

correlat<strong>en</strong> schuilgaat.<br />

372<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Van Alph<strong>en</strong> test verder of de afwezigheid<br />

van prevoicing van invloed is op woordherk<strong>en</strong>ning.<br />

Dat blijkt inderdaad het geval te zijn, maar<br />

dan alle<strong>en</strong> wanneer er ‘concurr<strong>en</strong>tie’ is met e<strong>en</strong><br />

woord dat begint met e<strong>en</strong> stemloze plosief (dus<br />

bijvoorbeeld in beer, vanwege de aanwezigheid<br />

van peer, maar niet in bloem). De uitkomst van dit<br />

experim<strong>en</strong>t laat derhalve zi<strong>en</strong> dat woordherk<strong>en</strong>ning<br />

gevoelig is voor zowel fonemische als subfonemische<br />

informatie. Van Alph<strong>en</strong> concludeert<br />

hieruit dat woordherk<strong>en</strong>ning e<strong>en</strong> robuust proces<br />

is, behalve in die gevall<strong>en</strong> waar e<strong>en</strong> initiële plosief<br />

zonder prevoicing wordt gerealiseerd én moet<br />

concurrer<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> stemloze teg<strong>en</strong>hanger.<br />

In “Dutch regressive voicing assimilation as<br />

a ‘low level phonetic process’: acoustic evid<strong>en</strong>ce”<br />

onderzoekt Wouter Jans<strong>en</strong> de status van regressieve<br />

stemassimilatie (RVA) <strong>en</strong> fricatiefverscherping<br />

in e<strong>en</strong> zeer specifieke context: die van e<strong>en</strong><br />

plosief–fricatiefcluster gevolgd door e<strong>en</strong> stemhebb<strong>en</strong>de<br />

plosief (bijvoorbeeld rijksdaalder). De<br />

c<strong>en</strong>trale vraag is hoe e<strong>en</strong> fricatief in deze context<br />

wordt gerealiseerd: stemloos, of stemhebb<strong>en</strong>d als<br />

gevolg van RVA? De resultat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> door Jans<strong>en</strong><br />

uitgevoerd productie-experim<strong>en</strong>t lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong><br />

dat RVA in deze context inderdaad voorkomt.<br />

Jans<strong>en</strong> merkt op dat de uitkomst van dit onderzoek<br />

in principe valt te rijm<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> monoval<strong>en</strong>te<br />

analyse op basis van [voice]. In dat geval<br />

zou e<strong>en</strong> stemhebb<strong>en</strong>de obstru<strong>en</strong>t [voice] naar de<br />

voorafgaande fricatief spreid<strong>en</strong>, terwijl de realisatie<br />

van de fricatief in andere context<strong>en</strong> (voor<br />

e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de sonorant of stemloze obstru<strong>en</strong>t<br />

bijvoorbeeld) bepaald wordt door anticipatorische<br />

coarticulatie – de “low level phonetic processes”<br />

uit de titel. Jans<strong>en</strong> geeft echter de voorkeur aan<br />

e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>ere analyse waarin, in de door hem<br />

onderzochte context althans, de realisatie van de<br />

fricatief in alle gevall<strong>en</strong> het resultaat is van coarticulatie.<br />

In het zesde <strong>en</strong> laatste artikel, “Intraparadigmatic<br />

effects on the perception of voice”<br />

van Mirjam Ernestus <strong>en</strong> Harald Baay<strong>en</strong>, wordt<br />

verdere invulling gegev<strong>en</strong> aan de observatie dat<br />

<strong>Nederlandse</strong> verscherping e<strong>en</strong> voorbeeld is van


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

incomplete neutralisatie. Uit eerder onderzoek<br />

is bek<strong>en</strong>d dat g<strong>en</strong>eutraliseerde alterner<strong>en</strong>de plosiev<strong>en</strong><br />

als in mand (man[t], versus man[d]<strong>en</strong>)<br />

e<strong>en</strong> kortere explosie (“burst”) hebb<strong>en</strong> dan nietalterner<strong>en</strong>de<br />

plosiev<strong>en</strong> als in krant (zie Warner et<br />

al. 2004). Ernestus <strong>en</strong> Baay<strong>en</strong> beargum<strong>en</strong>ter<strong>en</strong><br />

dat incomplete neutralisatie ook e<strong>en</strong> perceptuele<br />

basis heeft. De auteurs beschrijv<strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> experim<strong>en</strong>t waarin luisteraars twee soort<strong>en</strong><br />

stimuli krijg<strong>en</strong> gepres<strong>en</strong>teerd die eindig<strong>en</strong> op<br />

stemloze <strong>en</strong> stemhebb<strong>en</strong>de obstru<strong>en</strong>t<strong>en</strong>: complete<br />

woord<strong>en</strong> zoals kran[t] <strong>en</strong> man[t] (waarbij<br />

de eerste [t] niet <strong>en</strong> de tweede wél alterneert), <strong>en</strong><br />

dezelfde woord<strong>en</strong> maar nu zonder de aanzet.<br />

De uitkomst van dit onderzoek suggereert<br />

dat luisteraars alterner<strong>en</strong>de plosiev<strong>en</strong> als ‘stemhebb<strong>en</strong>der’<br />

waarnem<strong>en</strong> dan niet-alterner<strong>en</strong>de<br />

plosiev<strong>en</strong>, vooral wanneer ze complete woord<strong>en</strong><br />

hor<strong>en</strong>. De auteurs concluder<strong>en</strong> hieruit dat de perceptie<br />

van stemhebb<strong>en</strong>dheid mede wordt bepaald<br />

door ‘intraparadigmatische’ k<strong>en</strong>nis: de obstru<strong>en</strong>t<br />

aan het eind van mand klinkt stemhebb<strong>en</strong>der<br />

omdat het paradigma ook het woord mand<strong>en</strong><br />

bevat, waar de /d/ stemhebb<strong>en</strong>d is. Ernestus <strong>en</strong><br />

Baay<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> dat dit effect het best kan word<strong>en</strong><br />

verantwoord door lexicale analogie. Wanneer<br />

e<strong>en</strong> luisteraar e<strong>en</strong> woord als mand hoort, wordt<br />

automatisch ook de gerelateerde vorm mand<strong>en</strong><br />

geactiveerd. Het is deze activatie die bijdraagt aan<br />

het percept van stemhebb<strong>en</strong>dheid. E<strong>en</strong> soortgelijk<br />

sc<strong>en</strong>ario is al eerder beargum<strong>en</strong>teerd voor spraakproductie<br />

(zie Bybee 2001).<br />

De bijdrag<strong>en</strong> aan deze bundel zijn stuk<br />

voor stuk boei<strong>en</strong>d <strong>en</strong> over het algeme<strong>en</strong> helder<br />

geschrev<strong>en</strong>. De redacteurs zijn er in geslaagd om<br />

e<strong>en</strong> breed spectrum aan interessante invalshoek<strong>en</strong><br />

te combiner<strong>en</strong>. Het <strong>en</strong>ige minpunt is het<br />

ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> uitgebreide(re) introductie.<br />

In hun voorwoord gev<strong>en</strong> de redacteurs e<strong>en</strong><br />

uiterst beknopte opsomming van de belangwekk<strong>en</strong>de<br />

aspect<strong>en</strong> van de <strong>Nederlandse</strong> stemfeit<strong>en</strong>,<br />

om vervolg<strong>en</strong>s te volstaan met de opmerking<br />

dat “all of these factors play a role in some of the<br />

articles in this volume” (p. vii). Dat had wel iets<br />

specifieker gekund. Verder is het opmerkelijk dat<br />

Van de Weijer <strong>en</strong> Van der Torre het belang van<br />

de <strong>Nederlandse</strong> verscherpingsdata onderstrep<strong>en</strong><br />

door te verwijz<strong>en</strong> naar Blevins (2004) <strong>en</strong> Port<br />

<strong>en</strong> Leary (2005) – bronn<strong>en</strong> die door ge<strong>en</strong> van<br />

de auteurs in de bundel g<strong>en</strong>oemd word<strong>en</strong>. Zo<br />

rijst het vermoed<strong>en</strong> dat er tuss<strong>en</strong> het indi<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

van de bijdrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> het rediger<strong>en</strong> van de bundel<br />

<strong>en</strong>ige jar<strong>en</strong> zijn verstrek<strong>en</strong>. Dat is jammer, maar<br />

het doet gelukkig niets af aan de kwaliteit van de<br />

artikel<strong>en</strong>, die zonder uitzondering hoog is.<br />

e.d.botma@hum.leid<strong>en</strong>univ.nl<br />

Bibliografie<br />

Bert Botma<br />

Botma, B. & N.S.H. Smith (2007). A dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>cy-based<br />

typology of nasalisation and<br />

voicing ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>a. In: B. Los <strong>en</strong> M. van<br />

Kopp<strong>en</strong> (red.), 36-48.<br />

Bybee, J. (2001). Phonology and Language Use.<br />

Cambridge: Cambridge University Press.<br />

Ernestus, M. (2000). Voice Assimilation and Segm<strong>en</strong>t<br />

Reduction in Casual Dutch. Utrecht: LOT.<br />

Ernestus, M. & R.H. Baay<strong>en</strong> (2003). Predicting<br />

the unpredictable: interpreting neutralised<br />

segm<strong>en</strong>ts in Dutch. Language 79, 5-38.<br />

Itô, J. & A. Mester (1986). The phonology<br />

of voicing in Japanese: theoretical consequ<strong>en</strong>ces<br />

for morphological accessibility. Linguistic<br />

Inquiry 17, 45-73.<br />

Kooij, J. & M. van Oost<strong>en</strong>dorp (2003). Uitnodiging<br />

tot de Klankleer van het Nederlands.<br />

Amsterdam: Amsterdam University Press.<br />

Los, B. & M. van Kopp<strong>en</strong> (2007) (red.). Linguistics<br />

in the Netherlands 2007. Amsterdam/<br />

Philadelphia: B<strong>en</strong>jamins, 36-48.<br />

Port, R.F. & A.P. Leary (2005). Against formal<br />

phonology. Language 81, 927-964.<br />

Warner, N., A. Jongman, J. Ser<strong>en</strong>o & R.<br />

Kemps (2004). Incomplete neutralization<br />

and other sub-phonemic durational differ<strong>en</strong>ces<br />

in production and perception: evid<strong>en</strong>ce<br />

from Dutch. Journal of Phonetics 32,<br />

251-276.<br />

373


Pluymaekers, Mark. Affix reduction in spok<strong>en</strong><br />

Dutch. Probabilistic effects in production and perception.<br />

Nijmeg<strong>en</strong>: MPI Series in Psycholinguistics,<br />

2007. 155 blz. ISBN 978-90-76203-28-7. Ge<strong>en</strong><br />

prijsvermelding. Proefschrift Radboud Univer siteit<br />

Nijmeg<strong>en</strong>.<br />

Op 7 juni 2007 verdedigde Mark Pluymaekers<br />

aan de Radboud Universiteit Nijmeg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bijzonder<br />

verdi<strong>en</strong>stelijk proefschrift: Affix reduction<br />

in spok<strong>en</strong> Dutch. Probabilistic effects in production<br />

and perception. Het proefschrift bestaat uit zes<br />

artikel<strong>en</strong> die de auteur rec<strong>en</strong>t publiceerde in of<br />

aanbood aan wet<strong>en</strong>schappelijke tijdschrift<strong>en</strong>.<br />

Die zes artikel<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> de hoofdstukk<strong>en</strong> 2<br />

tot <strong>en</strong> met 7 van het proefschrift. Hoofdstuk 1<br />

bevat e<strong>en</strong> inleiding, hoofdstuk 8 bevat de conclusie.<br />

Het proefschrift wordt afgerond met e<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong>vatting in het Nederlands (hoofdstuk 9).<br />

Omdat de hoofdstukk<strong>en</strong> eerder in artikelvorm<br />

zijn versch<strong>en</strong><strong>en</strong>, zijn het mooi afgeronde gehel<strong>en</strong><br />

die ook probleemloos afzonderlijk kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gelez<strong>en</strong>.<br />

Aanleiding voor dit onderzoek was de observatie<br />

dat er in gesprok<strong>en</strong> taal heel wat woord<strong>en</strong><br />

sterk gereduceerd word<strong>en</strong> (bv. natuurlijk ><br />

[tyk]). Dat soort reducties wordt vaak verbond<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> verminderde articulatorische inspanning<br />

(“articulation effort”). In dit proefschrift<br />

wordt onderzocht (1) onder welke omstandighed<strong>en</strong><br />

sprekers minder articulatorische inspanning<br />

lever<strong>en</strong> <strong>en</strong> (2) hoe luisteraars omgaan met<br />

woord<strong>en</strong> die reductie hebb<strong>en</strong> ondergaan. De<br />

auteur verwacht dat er meer reductie zal optred<strong>en</strong><br />

naarmate woord<strong>en</strong> beter voorspelbaar zijn.<br />

E<strong>en</strong> aantal factor<strong>en</strong> kan de voorspelbaarheid<br />

bevorder<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of teg<strong>en</strong>werk<strong>en</strong>. In zijn proefschrift<br />

onderzoekt Pluymaekers de invloed van<br />

drie factor<strong>en</strong>: woordfrequ<strong>en</strong>tie (hoofdstukk<strong>en</strong> 2<br />

<strong>en</strong> 3), linguïstische context (hoofdstukk<strong>en</strong> 4 <strong>en</strong><br />

5) <strong>en</strong> morfologische structuur (hoofdstukk<strong>en</strong> 6<br />

<strong>en</strong> 7).<br />

Het proefschrift van Pluymaekers is e<strong>en</strong><br />

aanrader voor iedere<strong>en</strong> die onderzoek doet naar<br />

reductieverschijnsel<strong>en</strong>. Deze studie is name-<br />

374<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

lijk in diverse opzicht<strong>en</strong> vernieuw<strong>en</strong>d (p.11).<br />

Onderzoek naar het verband tuss<strong>en</strong> reductie <strong>en</strong><br />

voorspelbaarheid was tot nu toe vooral gericht<br />

op het Engels, terwijl hier gefocust wordt op het<br />

Nederlands. Verder word<strong>en</strong> in dit proefschrift<br />

verschill<strong>en</strong>de types van spraak onderzocht, varier<strong>en</strong>d<br />

van spontane spraak tot spraak die werd<br />

uitgelokt in e<strong>en</strong> experim<strong>en</strong>tele context. Het<br />

meest vernieuw<strong>en</strong>de is echter dat de auteur zich<br />

conc<strong>en</strong>treert op de akoestische realisatie van<br />

affix<strong>en</strong>: ge-, ver-, ont- <strong>en</strong> -lijk (hoofdstukk<strong>en</strong> 2<br />

<strong>en</strong> 3), -lijk (hoofdstuk 4), -igheid (hoofdstuk 6)<br />

<strong>en</strong> de interfix<strong>en</strong> -s- <strong>en</strong> -e(n)- (hoofdstuk 7). In<br />

hoofdstuk 5 wordt verslag uitgebracht van e<strong>en</strong><br />

perceptie-experim<strong>en</strong>t waarin zowel ongelede als<br />

gelede vorm<strong>en</strong> zijn onderzocht in vaste uitdrukking<strong>en</strong>,<br />

bv. droog brood (ongeleed) vs. vermoorde<br />

onschuld (geleed).<br />

De auteur stelde o.a. vast dat de duur van<br />

affix<strong>en</strong> korter werd naarmate het draagwoord<br />

e<strong>en</strong> hogere frequ<strong>en</strong>tie had. Ook de voorspelbaarheid<br />

van woord<strong>en</strong> in de zinscontext bleek<br />

e<strong>en</strong> belangrijke rol te spel<strong>en</strong>. Als woord<strong>en</strong> uit<br />

hun oorspronkelijke context word<strong>en</strong> geknipt,<br />

zijn ze vaak niet meer herk<strong>en</strong>baar (zie bv.<br />

Ernestus e.a. 2002, Kemps e.a. 2004). Blijkbaar<br />

do<strong>en</strong> luisteraars dus e<strong>en</strong> beroep op de context<br />

om gereduceerde woord<strong>en</strong> toch te kunn<strong>en</strong> herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.<br />

Welke contextfactor<strong>en</strong> de herk<strong>en</strong>baarheid<br />

precies bevorderd<strong>en</strong>, was echter nog niet<br />

bek<strong>en</strong>d. Pluymaekers vond de meest robuuste<br />

effect<strong>en</strong> voor de rechtercontext: gereduceerde<br />

woord<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> beduid<strong>en</strong>d sneller herk<strong>en</strong>d<br />

naarmate het volg<strong>en</strong>de woord voorspelbaarder<br />

was.<br />

De inleiding (hoofdstuk 1) bij het proefschrift<br />

is vrij beknopt (pp.9-12). Positief aan zo’n<br />

beknopte inleiding is dat e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander heel kernachtig<br />

wordt uitgedrukt: de lezer weet precies<br />

wat hij kan verwacht<strong>en</strong> van dit proefschrift. Aan<br />

de andere kant miss<strong>en</strong> sommige lezers zo misschi<strong>en</strong><br />

wel e<strong>en</strong> soort algeme<strong>en</strong> refer<strong>en</strong>tiekader,<br />

met o.a. e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e toelichting bij het gebruik<br />

van affix<strong>en</strong> in het Nederlands <strong>en</strong> e<strong>en</strong> globaal<br />

overzicht van de linguïstische <strong>en</strong> extralinguïsti-


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

sche factor<strong>en</strong> die reductie in de hand (kunn<strong>en</strong>)<br />

werk<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> voorbeeld: de auteur kiest o.a. voor<br />

affix<strong>en</strong> omdat ze doorgaans onbeklemtoond zijn<br />

(p.11). Zonder twijfel e<strong>en</strong> verantwoorde keuze:<br />

op die manier wordt immers de factor klemtoon<br />

constant gehoud<strong>en</strong>. Waarom de factor klemtoon<br />

hier relevant is (afwezigheid van klemtoon<br />

verhoogt namelijk de kans op reductie), wordt<br />

echter niet geëxpliciteerd in de inleiding.<br />

De auteur hoopt dat zijn resultat<strong>en</strong> uiteindelijk<br />

kunn<strong>en</strong> help<strong>en</strong> om psycholinguïstische<br />

modell<strong>en</strong> voor spraakproductie <strong>en</strong> -perceptie<br />

te ler<strong>en</strong> omgaan “with the <strong>en</strong>ormous phonetic<br />

variation pres<strong>en</strong>t in the speech signal [mijn cursivering,<br />

HK]” (p.127). In de inleiding <strong>en</strong> bij de<br />

interpretatie van de onderzoeksresultat<strong>en</strong> had<br />

daarom gerust ook nog iets vaker verwez<strong>en</strong><br />

mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> naar fonetische studies <strong>en</strong> studies<br />

waarin reductief<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn onderzocht<br />

vanuit taalvariatieperspectief. Twee voorbeeld<strong>en</strong>:<br />

• Het prefix ver- blijkt e<strong>en</strong> kortere duur te<br />

hebb<strong>en</strong> bij jongere <strong>Nederlandse</strong> sprekers<br />

dan bij oudere (p.25). Ook merkt de auteur<br />

op dat de vocaal <strong>en</strong> de /r/ uit het prefix vaak<br />

maar moeilijk van elkaar onderscheid<strong>en</strong><br />

kond<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, áls er al e<strong>en</strong> /r/ aanwezig<br />

was. Deze observaties zijn te verbind<strong>en</strong> met<br />

rec<strong>en</strong>t sociolinguïstisch onderzoek naar de<br />

uitspraak van /r/. Daaruit bleek namelijk dat<br />

/r/ in Nederland steeds vaker gevocaliseerd<br />

of gedeleerd wordt (zie bv. Van de Velde<br />

1996, Van Bezooij<strong>en</strong> & Van d<strong>en</strong> Berg 2004).<br />

• In hoofdstuk 6 wordt de duur gemet<strong>en</strong><br />

van het cluster /xh/ uit het suffix -igheid<br />

(bv. bazigheid). Het bleek erg moeilijk om<br />

te bepal<strong>en</strong> of er al dan niet e<strong>en</strong> /h/ aanwezig<br />

was (p.99). Verder blek<strong>en</strong> de Vlaamse<br />

sprekers gemiddeld kortere /xh/-clusters te<br />

producer<strong>en</strong> dan de <strong>Nederlandse</strong> (p.102).<br />

Bij de interpretatie van deze resultat<strong>en</strong> had<br />

verwez<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> naar het feit dat<br />

de dialect<strong>en</strong> in het grootste deel van Noord-<br />

België ge<strong>en</strong> /h/-foneem k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> in anlautpo-<br />

sitie, net als de dialect<strong>en</strong> van de provincie<br />

Zeeland <strong>en</strong> het west<strong>en</strong> van de provincie<br />

Noord-Brabant (zie bv. Weijn<strong>en</strong> 1966). Het<br />

valt immers niet uit te sluit<strong>en</strong> dat sprekers<br />

uit /h/-loze dialectgebied<strong>en</strong> ook geregeld de<br />

/h/ weglat<strong>en</strong> als ze standaardtaal sprek<strong>en</strong><br />

(“interfer<strong>en</strong>tie”), zeker als die /h/ deel uitmaakt<br />

van e<strong>en</strong> cluster zoals /xh/.<br />

Elk hoofdstuk bevat e<strong>en</strong> paragraaf waarin de<br />

gebruikte methode grondig wordt toegelicht. E<strong>en</strong><br />

paar methodologische keuzes hadd<strong>en</strong> misschi<strong>en</strong><br />

nog iets sterker gemotiveerd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

Zo wordt <strong>en</strong>kele mal<strong>en</strong> gebruik gemaakt van<br />

woordfrequ<strong>en</strong>tielijst<strong>en</strong> bij het Corpus Gesprok<strong>en</strong><br />

Nederlands (pp.18, 100). Er wordt echter<br />

niet gespecificeerd welke lijst<strong>en</strong> precies als uitgangspunt<br />

werd<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Bij het CGN zijn<br />

namelijk diverse frequ<strong>en</strong>tielijst<strong>en</strong> beschikbaar:<br />

er bestaan cijfers berek<strong>en</strong>d op basis van het<br />

volledige corpus, maar er zijn ook lijst<strong>en</strong> voor<br />

Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong> Nederland afzonderlijk <strong>en</strong> voor<br />

alle types spraak afzonderlijk (bv. voorgelez<strong>en</strong><br />

spraak vs. spontane conversaties). Verder werd<strong>en</strong><br />

frequ<strong>en</strong>tiegegev<strong>en</strong>s (p.39) <strong>en</strong> transcripties (p.99)<br />

gebruikt uit CELEX. Ook dat is eig<strong>en</strong>lijk niet<br />

vanzelfsprek<strong>en</strong>d. De auteur bestudeert gesprok<strong>en</strong><br />

Nederlands, maar voor zover ik heb kunn<strong>en</strong><br />

nagaan, zijn bij de sam<strong>en</strong>stelling van de CELEXdatabase<br />

alle<strong>en</strong> geschrev<strong>en</strong> bronn<strong>en</strong> gebruikt (zie<br />

Baay<strong>en</strong> e.a. 1995). De CELEX-transcripties zijn<br />

tot stand gekom<strong>en</strong> in Nederland, terwijl ze in dit<br />

proefschrift ook zonder meer als basis word<strong>en</strong><br />

gebruikt voor de automatische segm<strong>en</strong>tatie (in<br />

fonem<strong>en</strong>) van Vlaamse spraak.<br />

Wat me bijzonder beviel aan dit proefschrift,<br />

is dat er diverse b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> <strong>en</strong> techniek<strong>en</strong><br />

gecombineerd word<strong>en</strong>:<br />

• er is zowel aandacht voor spraakproductie<br />

als -perceptie<br />

• er wordt zowel e<strong>en</strong> beroep gedaan op ervar<strong>en</strong><br />

fonetici als op de mogelijkhed<strong>en</strong> van<br />

automatische spraakherk<strong>en</strong>ners<br />

• er word<strong>en</strong> zowel corpora geanalyseerd van<br />

voorgelez<strong>en</strong> spraak als van spontane spraak<br />

375


• het corpusonderzoek wordt aangevuld met<br />

psycholinguïstische experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

Verder is dit proefschrift sterk statistisch onderbouwd.<br />

Het <strong>en</strong>ige wat het statistische plaatje misschi<strong>en</strong><br />

nog iets completer had kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>,<br />

was e<strong>en</strong> bijlage met de absolute cijfers achter de<br />

statistische tests (of e<strong>en</strong> selectie ervan).<br />

De bevinding<strong>en</strong> uit dit proefschrift zijn ook<br />

bijzonder interessant vanuit taaltechnologisch<br />

perspectief. De huidige g<strong>en</strong>eratie spraakherk<strong>en</strong>ners<br />

heeft vaak nog veel moeite met reductieverschijnsel<strong>en</strong>.<br />

Als we zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> voorspell<strong>en</strong><br />

wanneer e<strong>en</strong> woord gereduceerd wordt <strong>en</strong> in<br />

welke mate dat gebeurt, zoud<strong>en</strong> die voorspelling<strong>en</strong><br />

ook geïntegreerd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

spraakherk<strong>en</strong>ner. Op die manier zou de spraakherk<strong>en</strong>ner<br />

als het ware – net als e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s – talige<br />

verwachting<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> opbouw<strong>en</strong>. De auteur<br />

blijft echter – terecht – erg nuchter: het zal<br />

zeker niet e<strong>en</strong>voudig zijn om de bevinding<strong>en</strong> uit<br />

dit proefschrift te integrer<strong>en</strong> in modell<strong>en</strong> voor<br />

spraakherk<strong>en</strong>ning (p.86). Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is er nog<br />

heel wat aanvull<strong>en</strong>d onderzoek nodig. Zo merkt<br />

de auteur op dat er naast de rechtercontext nog<br />

tal van andere variabel<strong>en</strong> zijn die de herk<strong>en</strong>ning<br />

zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bevorder<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of teg<strong>en</strong>werk<strong>en</strong><br />

(pp.88-89): niet alle<strong>en</strong> de linkercontext zou<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> onderzocht, maar bijvoorbeeld<br />

ook prosodische factor<strong>en</strong>, audiovisuele signal<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de invloed van de communicatieve situatie.<br />

Ook de conclusie (hoofdstuk 8) bevat e<strong>en</strong> aantal<br />

interessante <strong>en</strong> inspirer<strong>en</strong>de suggesties voor vervolgonderzoek.<br />

Kortom, reductieverschijnsel<strong>en</strong> zijn bijzonder<br />

complex <strong>en</strong> er ligg<strong>en</strong> nog heel wat onderzoekspistes<br />

op<strong>en</strong>, maar dankzij proefschrift<strong>en</strong><br />

als dat van Mark Pluymaekers krijg<strong>en</strong> we stilaan<br />

toch meer grip op e<strong>en</strong> op het eerste gezicht<br />

ongrijpbaar f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong>.<br />

Hanne Kloots<br />

hanne.kloots@ua.ac.be<br />

Universiteit Antwerp<strong>en</strong> & Artesis Hogeschool<br />

Antwerp<strong>en</strong><br />

376<br />

Bibliografie<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Baay<strong>en</strong>, R., R. Piep<strong>en</strong>brock & L. Gulikers<br />

(1995). The CELEX Lexical Database Consortium<br />

(CD-ROM). Linguistic Data. Philadelphia:<br />

University of P<strong>en</strong>nsylvania, 2de release.<br />

Bezooij<strong>en</strong>, R. van & R. van d<strong>en</strong> Berg (2004).<br />

De Gooise r: wie ziet er wat in <strong>en</strong> waarom?<br />

In: A. van Leuv<strong>en</strong>steijn, R. van Hout & H.<br />

Aerts<strong>en</strong> (red.), Taalvariatie <strong>en</strong> groepsid<strong>en</strong>titeit.<br />

Themanummer Taal <strong>en</strong> Tongval, nr.17,<br />

86-108.<br />

Ernestus, M., H. Baay<strong>en</strong> & R. Schreuder<br />

(2002). The recognition of reduced word<br />

forms. Brain and Language, 81, 162-173.<br />

Kemps, R., M. Ernestus, R. Schreuder & H.<br />

Baay<strong>en</strong> (2004). Processing reduced word<br />

forms: The suffix restoration effect. Brain<br />

and Language, 90, 117-127.<br />

Velde, H. Van de (1996). Variatie <strong>en</strong> verandering<br />

in het gesprok<strong>en</strong> Standaard-Nederlands<br />

(1935-1993). Proefschrift Katholieke Universiteit<br />

Nijmeg<strong>en</strong>.<br />

Weijn<strong>en</strong>, A. (1966). <strong>Nederlandse</strong> dialectkunde.<br />

Ass<strong>en</strong>: Van Gorcum & comp / H.J. Prakke &<br />

H.M.G. Prakke, 2de dr.


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Hans Broekhuis. Derivations and Evaluations:<br />

Object Shift in the Germanic Languages. Berlijn/<br />

New York: Mouton de Gruyter, <strong>2008</strong> (Studies in<br />

G<strong>en</strong>erative Grammar 97). XIV + 382 pagina’s.<br />

ISBN 978-3-11-019864-5 (HC). EUR 98,00.<br />

Er zijn ruwweg twee manier<strong>en</strong> om onderzoek te<br />

do<strong>en</strong>. Ofwel je kiest e<strong>en</strong> onderwerp <strong>en</strong> probeert<br />

daar e<strong>en</strong> goed idee over te ontwikkel<strong>en</strong>, ofwel<br />

je hebt e<strong>en</strong> goed idee <strong>en</strong> zoekt e<strong>en</strong> onderwerp<br />

waarop je het vruchtbaar kunt toepass<strong>en</strong>. Hans<br />

Broekhuis, ook bek<strong>en</strong>d van het grote project<br />

Modern Grammar of Dutch, is iemand die in zijn<br />

theoretische werk consequ<strong>en</strong>t kiest voor de<br />

tweede strategie. Het begon met zijn proefschrift<br />

Chain Goverm<strong>en</strong>t: Issues in Dutch Syntax (1992), <strong>en</strong><br />

nu is daar het ambitieuze Derivations and Evaluations.<br />

Het c<strong>en</strong>trale idee is e<strong>en</strong> nieuwe organisatie<br />

van de grammatica, zo dat belangrijke aspect<strong>en</strong><br />

van het g<strong>en</strong>eratieve minimalistische programma<br />

gecombineerd word<strong>en</strong> met de optimaliteitstheorie<br />

(OT). Het concrete onderwerp van studie is<br />

de positionering van argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> werkwoord<strong>en</strong><br />

in de Germaanse tal<strong>en</strong>, waarbij object shift<br />

(waaronder in dit boek ook scrambling verstaan<br />

wordt) als uitgangskwestie di<strong>en</strong>t.<br />

Broekhuis introduceert het Derivaties <strong>en</strong><br />

Evaluaties-framework met de constatering dat<br />

alle Chomskyaanse grammaticamodell<strong>en</strong> sinds<br />

de jar<strong>en</strong> zev<strong>en</strong>tig bestaan uit e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eratieve<br />

compon<strong>en</strong>t <strong>en</strong> e<strong>en</strong> filtercompon<strong>en</strong>t. De eerste<br />

zorgt voor de opbouw van syntactische structuur<br />

(d<strong>en</strong>k aan Merge of Move α), de tweede zorgt<br />

ervoor dat ongrammaticale structur<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

uitgefilterd door middel van condities op repres<strong>en</strong>taties<br />

(d<strong>en</strong>k aan het that-trace filter of conditie<br />

A van de bindingstheorie). In het huidige<br />

minimalistische programma lijkt de aandacht<br />

wat e<strong>en</strong>zijdig gericht op de g<strong>en</strong>eratieve compon<strong>en</strong>t<br />

(Derivatie), maar in de praktijk wordt er<br />

natuurlijk lustig op los gefilterd door middel van<br />

sterke <strong>en</strong> zwakke features, PF-deletiemechanismes,<br />

<strong>en</strong>zovoort. In de concurrer<strong>en</strong>de OT-syntaxis<br />

is het filter<strong>en</strong> echter de kern van de zaak (Evaluatie);<br />

minder aandacht is er voor de vraag hoe<br />

de te evaluer<strong>en</strong> repres<strong>en</strong>taties (de ‘kandidat<strong>en</strong>’)<br />

geg<strong>en</strong>ereerd zijn. Volg<strong>en</strong>s Broekhuis hoev<strong>en</strong> we<br />

deze twee modell<strong>en</strong> niet als rivaliser<strong>en</strong>d te zi<strong>en</strong>:<br />

ze kunn<strong>en</strong> elkaar juist versterk<strong>en</strong> als ze in elkaar<br />

word<strong>en</strong> geschov<strong>en</strong>. Beide hebb<strong>en</strong> immers e<strong>en</strong><br />

sterke <strong>en</strong> e<strong>en</strong> zwakke kant, die complem<strong>en</strong>tair<br />

zijn. Dat levert het volg<strong>en</strong>de plaatje op (mijn<br />

weergave):<br />

(1) input → g<strong>en</strong>erator: MP → kandida-<br />

kern<br />

t<strong>en</strong>lijst → evaluator: OT → optimale<br />

kern<br />

output<br />

De input komt uit het lexicon. De g<strong>en</strong>erator is<br />

de kern van het minimalistisch programma,<br />

bestaande uit – als ik het goed begrijp – de operaties<br />

Select (Merge), Move, Agree <strong>en</strong> mogelijke<br />

beperking<strong>en</strong> daarop, bijvoorbeeld lokaliteitseffect<strong>en</strong><br />

als gevolg van fases (g<strong>en</strong>eratieve cycli)<br />

<strong>en</strong> de Last Resort Condition, die zegt dat verplaatsing<br />

zonder trigger (dus feature checking)<br />

niet mogelijk is. Alle<strong>en</strong> volledig interpreteerbare<br />

structur<strong>en</strong> word<strong>en</strong> doorgelat<strong>en</strong> (Full Interpretation);<br />

dat levert dan e<strong>en</strong> kandidat<strong>en</strong>lijst met relevante<br />

syntactische structur<strong>en</strong> op. Die word<strong>en</strong><br />

middels de OT-methode geëvalueerd (waarover<br />

zo dadelijk meer), wat e<strong>en</strong> optimaal – doorgaans<br />

uniek – resultaat oplevert. Het geheel onder<br />

(1) mog<strong>en</strong> we ‘core syntax’ noem<strong>en</strong>, wat e<strong>en</strong><br />

welkome correctie is op de lijn van Chomsky,<br />

die de laatste jar<strong>en</strong> steeds meer onderdel<strong>en</strong> uit<br />

de syntaxis verbant naar e<strong>en</strong> niet nader uitgewerkte<br />

periferie.<br />

Het Derivaties <strong>en</strong> Evaluaties-model is niet<br />

geheel nieuw. Het werd eind jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig<br />

ontwikkeld in sam<strong>en</strong>werking met Joost Dekkers<br />

aan de Universiteit van Amsterdam, waar ik zelf<br />

overig<strong>en</strong>s getuige van was. De eerste resultat<strong>en</strong><br />

hadd<strong>en</strong> betrekking op het cO m p -domein van<br />

betrekkelijke bijzinn<strong>en</strong>. Het proefschrift van<br />

Dekkers (1999), met gelijkluid<strong>en</strong>de bov<strong>en</strong>titel<br />

(Derivations and Evaluations), gaat over subject<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> voegwoord<strong>en</strong> in het Frans <strong>en</strong> Nederlands.<br />

Ondanks de LOT/AVT/Anéla-dissertatieprijs<br />

(moet die naam niet e<strong>en</strong>s verkort word<strong>en</strong>?) is<br />

377


Dekkers uit de taalkunde gestapt, maar zijn copromotor<br />

Hans Broekhuis is verdergegaan op<br />

de ingeslag<strong>en</strong> weg, met als resultaat de huidige<br />

gedetailleerde analyse van object shift <strong>en</strong> verwante<br />

zak<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale rol in het boek speelt tabel 1 op<br />

blz. 120, <strong>en</strong> meermaals herhaald, waarin gecomprimeerd<br />

de eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van object shift in<br />

acht Germaanse tal<strong>en</strong> zijn weergegev<strong>en</strong>. Voor<br />

het idee is deze hier gereproduceerd, al kunn<strong>en</strong><br />

de details niet in <strong>en</strong>kele woord<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

besprok<strong>en</strong>:<br />

E<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudig Nederlands voorbeeld is (2). In<br />

de canonieke volgorde staat e<strong>en</strong> object (hier:<br />

dit boek) in de werkwoordelijke groep na e<strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>tueel zinsadverbium (hier: waarschijnlijk);<br />

als object shift plaatsvindt komt dit boek vóór<br />

waarschijnlijk te staan.<br />

(2) Jan heeft waarschijnlijk gelez<strong>en</strong>.<br />

De keuze hangt af van de vraag of het object tot<br />

de presuppositie dan wel de informatiefocus van<br />

de zin behoort. In het eerste geval is e<strong>en</strong> ‘shift’<br />

nodig, in het tweede geval blijft het object in<br />

Table 1: Restrictions on the application of regular object shift<br />

Finnish-<br />

Swedish<br />

378<br />

weak<br />

pronouns<br />

DPs across P across<br />

IO<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

de werkwoordelijke groep staan. Dit verklaart<br />

mete<strong>en</strong> waarom voornaamwoord<strong>en</strong>, die ge<strong>en</strong><br />

nieuwe informatie br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, normaalgesprok<strong>en</strong><br />

verplicht naar vor<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gehaald: Jan heeft<br />

waarschijnlijk * gelez<strong>en</strong>.<br />

Niet alle tal<strong>en</strong> do<strong>en</strong> aan object shift. Broekhuis<br />

leidt e<strong>en</strong> macroparametrisatie op dit vlak af<br />

uit de interactie van twee constraints. *m O v e is op<br />

het eerste gezicht e<strong>en</strong> van de simpelste <strong>en</strong> meest<br />

algem<strong>en</strong>e constraints: het straft verplaatsing af;<br />

e p p(case) zegt dat e<strong>en</strong> niet-gevalueerd naamvalsk<strong>en</strong>merk<br />

zijn ‘goal’ aantrekt. Dat laatste vereist<br />

<strong>en</strong>ige achtergrondk<strong>en</strong>nis. E<strong>en</strong> e p p-constraint<br />

heeft de uitwerking van e<strong>en</strong> sterk feature, wat<br />

wil zegg<strong>en</strong> dat de relatie tuss<strong>en</strong> twee grammaticale<br />

elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> strikt lokaal tot stand moet<br />

word<strong>en</strong> gebracht. In dit geval vindt er agreem<strong>en</strong>t<br />

plaats tuss<strong>en</strong> het object (dat geg<strong>en</strong>ereerd wordt<br />

als zuster van het hoofdwerkwoord <strong>en</strong> dat, zoals<br />

elke naamwoordgroep, abstracte casus draagt)<br />

<strong>en</strong> het functionele hoofd v (dat het werkwoord<br />

transitief maakt, dus het externe argum<strong>en</strong>t<br />

oproept, <strong>en</strong> tegelijk de accusatief lic<strong>en</strong>seert, in<br />

overe<strong>en</strong>stemming met Burzio’s g<strong>en</strong>eralisatie –<br />

zie Burzio 1986). Als e p p(case) nu hoger geord<strong>en</strong>d<br />

is dan *m O v e , dan wordt het object om die<br />

red<strong>en</strong> verplaatst naar het midd<strong>en</strong>veld (SpecvP);<br />

across V precedes<br />

non-verbal<br />

particles<br />

— — n.a. n.a. n.a. n.a.<br />

English — — n.a. n.a. n.a. n.a.<br />

Swedish optional — — — — —<br />

Norwegian optional — — — — +<br />

Danish obligatory — — — — +<br />

Icelandic obligatory optional — — — +<br />

Dutch obligatory optional — — + +<br />

German obligatory optional — + + +


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

omgekeerd, als geldt *m O v e > e p p(case), dan kan<br />

er ge<strong>en</strong> verplaatsing zijn. Beide mogelijkhed<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> geg<strong>en</strong>ereerd <strong>en</strong> zijn onderdeel van de<br />

kandidat<strong>en</strong>lijst, maar de OT-evaluator bepaalt<br />

– afhankelijk van de taalspecifieke constraintord<strong>en</strong>ing<br />

– welke van de verschill<strong>en</strong>de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

als optimale output tevoorschijn komt. De<br />

tal<strong>en</strong> met volledige object shift zijn het IJslands,<br />

Duits <strong>en</strong> Nederlands. Tal<strong>en</strong> zonder object shift<br />

zijn bijvoorbeeld het Engels <strong>en</strong> Frans. In de<br />

Scandinavische tal<strong>en</strong> (De<strong>en</strong>s, Noors, Zweeds) ligt<br />

het gecompliceerder: er is alle<strong>en</strong> sprake van ‘pronoun<br />

shift’ onder bepaalde omstandighed<strong>en</strong>.<br />

OT-constraints zijn universeel <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

algeme<strong>en</strong> karakter. In principe is elk constraint<br />

sch<strong>en</strong>dbaar, wat sam<strong>en</strong>hangt met het idee dat er<br />

allerlei teg<strong>en</strong>gestelde kracht<strong>en</strong> werkzaam zijn in<br />

de taal, net als in het bov<strong>en</strong>staande voorbeeld.<br />

OT is mete<strong>en</strong> ook e<strong>en</strong> theorie over taalvariatie:<br />

de verschill<strong>en</strong>de mogelijke ord<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de<br />

constraints bepal<strong>en</strong> het aantal mogelijke tal<strong>en</strong>.<br />

Broekhuis werkt nauwkeurig uit welke constraints<br />

nodig zijn voor e<strong>en</strong> analyse van object<br />

shift <strong>en</strong> hoe deze op elkaar inwerk<strong>en</strong> in de verschill<strong>en</strong>de<br />

Germaanse tal<strong>en</strong>. Empirische factor<strong>en</strong><br />

die hierbij e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> zijn de positie van het<br />

werkwoord (d<strong>en</strong>k aan Holmbergs g<strong>en</strong>eralisatie,<br />

waarover straks meer), presuppositie <strong>en</strong> focus,<br />

<strong>en</strong> de ev<strong>en</strong>tuele aanwezigheid van hulpwerkwoord<strong>en</strong>,<br />

partikels, indirect object<strong>en</strong>, bijwoord<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> bijwoordelijke bepaling<strong>en</strong>. Het geheel is<br />

behoorlijk complex <strong>en</strong> veelomvatt<strong>en</strong>d, maar de<br />

tekst behandelt stap voor stap alle afleiding<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

mogelijke complicaties. Daardoor is die soms wat<br />

droog, maar Broekhuis verdi<strong>en</strong>t mijns inzi<strong>en</strong>s<br />

grote waardering voor zijn gedetailleerde bespreking.<br />

Het boek bevat e<strong>en</strong> handige app<strong>en</strong>dix waarin<br />

alle gebruikte constraints van de evaluator<br />

kort word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>. Er is ge<strong>en</strong> app<strong>en</strong>dix<br />

waarin de compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de g<strong>en</strong>erator word<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong>gevat. Dat is eig<strong>en</strong>lijk jammer: de titel<br />

wekt de verwachting van e<strong>en</strong> meer ev<strong>en</strong>wichtige<br />

b<strong>en</strong>adering van deze twee modules, maar<br />

de nadruk blijkt in de praktijk te ligg<strong>en</strong> op de<br />

OT-kant van de analyse. Het Derivaties <strong>en</strong> Evaluaties-model<br />

roept bij mij e<strong>en</strong> aantal vrag<strong>en</strong> op;<br />

deze betreff<strong>en</strong> met name de interactie tuss<strong>en</strong> de<br />

verschill<strong>en</strong>de onderdel<strong>en</strong> van het taalsysteem.<br />

Laat ik drie zak<strong>en</strong> noem<strong>en</strong>.<br />

1. Broekhuis stelt terecht dat het w<strong>en</strong>selijk<br />

is dat het aantal kandidat<strong>en</strong> per evaluatie eindig<br />

<strong>en</strong> beperkt is. De specifieke MP-g<strong>en</strong>erator zorgt<br />

daarvoor. In navolging van Grimshaw (1997)<br />

neemt hij aan dat alle<strong>en</strong> kandidat<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

gelijke betek<strong>en</strong>is in dezelfde kandidat<strong>en</strong>set kunn<strong>en</strong><br />

zitt<strong>en</strong>. De aanname van e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamde<br />

numeratie (e<strong>en</strong> geselecteerde set van lexicale<br />

items bij aanvang van de derivatie), waarteg<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> aantal bezwar<strong>en</strong> wordt aangevoerd, is dan<br />

ook overbodig. Maar de vraag is waar de betek<strong>en</strong>is<br />

van e<strong>en</strong> repres<strong>en</strong>tatie wordt bepaald. De<br />

standaardaanname is dat de syntaxis volledige<br />

repres<strong>en</strong>taties doorgeeft aan de PF- <strong>en</strong> LF-interface,<br />

de toegangspoort<strong>en</strong> tot respectievelijk de<br />

uitspraak <strong>en</strong> de interpretatie. In het Derivaties<br />

<strong>en</strong> Evaluaties-model, zou je in eerste instantie<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, wordt de uiteindelijke optimale output<br />

naar de interfaces gestuurd. Maar dan zou<br />

de betek<strong>en</strong>is (<strong>en</strong> uitspraak) na afloop van de<br />

evaluatie van de kandidat<strong>en</strong>set kom<strong>en</strong>, terwijl<br />

die set juist moest word<strong>en</strong> vastgesteld aan de<br />

hand van gelijke betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> onmogelijk<br />

dilemma. E<strong>en</strong> uitweg is dat de interface zich<br />

vóór de evaluator bevindt, zodat elke pot<strong>en</strong>tiële<br />

kandidaat gewog<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>. Behalve in de<br />

theorie van fases vindt dit idee bevestiging in<br />

de eis van Full Interpretation: alle features van<br />

e<strong>en</strong> kandidaat moet<strong>en</strong> interpreteerbaar <strong>en</strong> dus<br />

gevalueerd/gecheckt zijn. Ontbreekt er dan niet<br />

iets in de weergave van het model in (1)? En<br />

wat gebeurt er na de evaluatie van de kandidat<strong>en</strong><br />

met de optimale output – moet die opnieuw<br />

naar de interfaces? Wat is dan de status van de<br />

zog<strong>en</strong>aamde LF- <strong>en</strong> PF-constraints? Meer fundam<strong>en</strong>tele<br />

discussie <strong>en</strong> uitleg was volg<strong>en</strong>s mij op<br />

zijn plaats geweest.<br />

2. Constraints zijn per definitie filters op<br />

repres<strong>en</strong>taties. Ik verwacht dan dat ze iets kunn<strong>en</strong><br />

zegg<strong>en</strong> over het resultaat van e<strong>en</strong> mogelijke<br />

379


ewerking. Sommige van de voorgestelde constraints<br />

verwijz<strong>en</strong> echter expliciet naar de vooraf-<br />

gaande derivatie. Het g<strong>en</strong>oemde *m O v e is hier e<strong>en</strong><br />

duidelijk voorbeeld van: het wordt gedefinieerd<br />

als “don’t apply internal merge” (blz. 37 <strong>en</strong><br />

355). Maar ‘internal merge’ is e<strong>en</strong> proces van de<br />

g<strong>en</strong>erator; het is niet rechtstreeks zichtbaar voor<br />

de evaluator. Uiteraard kunn<strong>en</strong> we aannem<strong>en</strong><br />

dat dit proces traceerbare spor<strong>en</strong> achterlaat in<br />

de resulter<strong>en</strong>de repres<strong>en</strong>tatie. E<strong>en</strong> repres<strong>en</strong>tationeel<br />

evalueerbaar constraint zou er dan zo uit<br />

kunn<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>: *[... X(P) ... t ...], in woord<strong>en</strong>:<br />

x(p)<br />

straf spor<strong>en</strong> van verplaatsing af. Broekhuis’ definitie<br />

“don’t apply internal merge” moet volg<strong>en</strong>s<br />

mij gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> heuristiek op basis<br />

van e<strong>en</strong> dergelijk filter. Het gevaar daarvan is<br />

dat e<strong>en</strong> deel van de theoretische last die er in<br />

feite mee gepaard gaat aan het zicht onttrokk<strong>en</strong><br />

wordt. Voor het filter *Move, bijvoorbeeld, is<br />

niet alle<strong>en</strong> het proces internal merge van belang,<br />

maar ook het bestaan van spor<strong>en</strong> (of eig<strong>en</strong>lijk<br />

kopieën, binn<strong>en</strong> het minimalistisch programma);<br />

dat laatste is overig<strong>en</strong>s tamelijk standaard,<br />

maar niet geheel onomstred<strong>en</strong>.<br />

3. Broekhuis gaat uit van e<strong>en</strong> universele<br />

specificeerder–hoofd–complem<strong>en</strong>t-structuur. Op blz.<br />

73-96 laat hij behoorlijk overtuig<strong>en</strong>d zi<strong>en</strong> dat<br />

e<strong>en</strong> VO-basis zelfs in het Nederlands met zijn<br />

og<strong>en</strong>schijnlijke OV-volgorde (modulo V2) theoretisch<br />

gunstiger uitpakt dan e<strong>en</strong> OV-basis,<br />

als we t<strong>en</strong>minste niet alle<strong>en</strong> naar simpele zinn<strong>en</strong><br />

kijk<strong>en</strong>, maar ook rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong> met<br />

werkwoords clusters <strong>en</strong> de positie van partikels<br />

<strong>en</strong> secundaire predicat<strong>en</strong>. Dat is e<strong>en</strong> mooie<br />

bevestiging van eerder werk van Kayne (1994)<br />

<strong>en</strong> Zwart (1997). Maar hoe <strong>en</strong> waar moet spechoofd-compl<br />

word<strong>en</strong> afgedwong<strong>en</strong>? In de app<strong>en</strong>-<br />

dix wordt gesuggereerd dat er naast h-c O m p L<br />

e<strong>en</strong> OT-constraint spec-h bestaat. Maar die zijn<br />

dan in principe sch<strong>en</strong>dbaar – dat kan toch niet<br />

de bedoeling zijn, zou je zegg<strong>en</strong>. In het boek<br />

word<strong>en</strong> ook nerg<strong>en</strong>s structur<strong>en</strong> geëvalueerd die<br />

in dit opzicht ‘verkeerd’ zijn (bv. met e<strong>en</strong> OV- of<br />

VS-basis). Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> wordt h-c O m p L als ‘order<br />

preservation constraint’ getypeerd, <strong>en</strong> dat lijkt<br />

380<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

mij niet hetzelfde: “[it] favor[s] preservation of<br />

[...] the underlying head-complem<strong>en</strong>t order”<br />

(blz. 357). Maar dan moet de onderligg<strong>en</strong>de<br />

volgorde dus op e<strong>en</strong> andere manier vastgesteld<br />

word<strong>en</strong>, anders valt er niets te behoud<strong>en</strong>. De<br />

uiteindelijke definitie van h-c O m p L luidt echter<br />

nog anders: “a head precedes all terminals originally<br />

dominated by its complem<strong>en</strong>t”. Hier is<br />

ge<strong>en</strong> sprake van ‘preservation’, alle<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

gew<strong>en</strong>ste uiteindelijke volgorde (ook na ev<strong>en</strong>tuele<br />

verplaatsing<strong>en</strong>). Het zou aan mij kunn<strong>en</strong><br />

ligg<strong>en</strong>, maar als lezer b<strong>en</strong> ik nu de draad kwijt<br />

welke kant het op moet met de universele basis-<br />

structuur. Hoe dan ook, met behulp van h-c O m p L<br />

kan Holmbergs g<strong>en</strong>eralisatie – zie Holmberg<br />

(1986) – word<strong>en</strong> afgeleid: bij object shift moet<br />

ook het werkwoord verplaatst word<strong>en</strong>, anders<br />

zou het complem<strong>en</strong>t voorafgaan aan het hoofd.<br />

Dit proces is van kracht in het Zweeds, maar<br />

niet in het Nederlands, zodat bij ons h-c O m p L<br />

laaggerankt is (t<strong>en</strong> gunste van andere, in het<br />

Nederlands belangrijkere constraints). Daaruit<br />

volgt dat na verplaatsing de volgorde compl (...)<br />

hoofd kan ontstaan. Over de geg<strong>en</strong>ereerde basis<br />

zegt het d<strong>en</strong>k ik niets. Merk op dat, aangezi<strong>en</strong> er<br />

toch verplaatst wordt, het voor de uiteindelijke<br />

volgorde niet uitmaakt of we in eerste instantie<br />

compl-hoofd of hoofd-complem<strong>en</strong>t g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong> –<br />

althans in dit <strong>en</strong>e geval.<br />

Laat ik t<strong>en</strong> slotte kort iets zegg<strong>en</strong> over de indeling<br />

van het boek. Er zijn vijf inhoudelijke<br />

hoofdstukk<strong>en</strong>, plus e<strong>en</strong> korte sam<strong>en</strong>vatting, e<strong>en</strong><br />

app<strong>en</strong>dix met constraints, e<strong>en</strong> literatuurlijst <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> beknopte index op onderwerp. Het boek is<br />

uiterlijk mooi verzorgd. E<strong>en</strong> minpuntje is het<br />

gebrek aan hiërarchie in de inhoudsopgave,<br />

wat gezi<strong>en</strong> de vele sub(sub(sub))-paragraf<strong>en</strong><br />

ge<strong>en</strong> overbodige luxe was geweest. Hoofdstuk<br />

1 bespreekt het Derivaties <strong>en</strong> Evaluaties-framework.<br />

In hoofdstuk 2 betoogt Broekhuis dat er<br />

in de literatuur t<strong>en</strong> onrechte verschil is gemaakt<br />

tuss<strong>en</strong> Scandinavische object shift <strong>en</strong> Ned./<br />

Duitse scrambling; beide betreff<strong>en</strong> A-verplaatsing.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s laat hij zi<strong>en</strong> dat we wel onder-


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

scheid moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> gewone object<br />

shift (inclusief scrambling) <strong>en</strong> korte object shift<br />

(binn<strong>en</strong> de VP). Dit laatste vindt plaats in alle<br />

Germaanse tal<strong>en</strong> (inclusief het Engels). E<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> ander hangt sam<strong>en</strong> met de discussie over<br />

VO/OV. Overig<strong>en</strong>s wordt zog<strong>en</strong>aamde ‘medium<br />

scrambling’ zoals O-over-S in het Duits in dit<br />

boek buit<strong>en</strong> beschouwing gelat<strong>en</strong>; hoewel de<br />

afbak<strong>en</strong>ing iets duidelijker had gekund, lijkt me<br />

dat verdedigbaar omdat dit soort scrambling van<br />

e<strong>en</strong> ander type is, namelijk A-bar-verplaatsing,<br />

waarschijnlijk gerelateerd aan focus. Hoofdstuk<br />

3 gaat over gewone object shift. Hierin word<strong>en</strong><br />

de mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> met betrekking<br />

tot object shift besprok<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> de individuele Germaanse tal<strong>en</strong>. Het<br />

OT-systeem doet ook voorspelling<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong><br />

van het aantal mogelijke verschill<strong>en</strong>de tal<strong>en</strong>.<br />

Hoofdstuk 4 bespreekt de interactie tuss<strong>en</strong> object<br />

shift <strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal andere soort<strong>en</strong> verplaatsing<strong>en</strong>,<br />

waaronder A-bar-verplaatsing zoals bij topicalisatie,<br />

vrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> focusconstructies. E<strong>en</strong> van<br />

de mooiste del<strong>en</strong> uit het boek vind ik paragraaf<br />

4.2, waarin de parallell<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> object shift <strong>en</strong><br />

subject shift word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> voorbeeld<br />

van het laatste is Morg<strong>en</strong> komt <br />

waarschijnlijk op bezoek. Hoofdstuk<br />

5 gaat over predicaatsverplaatsing. Dit had e<strong>en</strong><br />

boek op zichzelf kunn<strong>en</strong> zijn. Broekhuis beoogt<br />

hiermee te lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat het geïntroduceerde<br />

systeem, in combinatie met de verschill<strong>en</strong>de<br />

achtergrondaannames, ook in gunstige zin op<br />

andere constructies dan object shift toegepast<br />

kan word<strong>en</strong>. De discussie betreft onder meer<br />

inversie <strong>en</strong> resultatieve small clauses in het<br />

Engels <strong>en</strong> Nederlands.<br />

Kortom, Derivations and Evaluations is van<br />

belang voor iedere<strong>en</strong> die geïnteresseerd is in de<br />

opbouw van het midd<strong>en</strong>veld in de Germaanse<br />

tal<strong>en</strong>. Meer in het algeme<strong>en</strong> is het eerste hoofdstuk<br />

e<strong>en</strong> waardevolle bijdrage aan de discussie<br />

over de architectuur van de grammatica.<br />

Mark de Vries<br />

Algem<strong>en</strong>e Taalwet<strong>en</strong>schap, Rijksuniversiteit<br />

Groning<strong>en</strong><br />

mark.de.vries@rug.nl<br />

Bibliografie<br />

Broekhuis, Hans. 1992. Chain Governm<strong>en</strong>t:<br />

Issues in Dutch Syntax. Proefschrift, Universiteit<br />

van Amsterdam. (HIL dissertaties 2.)<br />

Burzio, Luigi. 1986. Italian Syntax: A Governm<strong>en</strong>t-Binding<br />

Approach. Dordrecht: Reidel.<br />

Dekkers, Joost. 1999. Derivations and Evaluations:<br />

On the Syntax of Subjects and Complem<strong>en</strong>tizers.<br />

Proefschrift, Universiteit van Amsterdam.<br />

(LOT dissertaties 21.)<br />

Grimshaw, Jane. 1997. Projection, heads and<br />

optimality. Linguistic Inquiry 28: 373-422.<br />

Holmberg, Anders. 1986. Word Order and Syntactic<br />

Features in the Scandinavian Languages<br />

and English. Proefschrift, Universiteit van<br />

Stockholm.<br />

Kayne, Richard. 1994. The Antisymmetry of Syntax.<br />

Cambridge MA: MIT Press.<br />

Zwart, Jan-Wouter. 1997. Morphosyntax of Verb<br />

Movem<strong>en</strong>t: A Minimalist Approach to the Syntax<br />

of Dutch. Dordrecht: Kluwer.<br />

381


Maaike Beliën. Constructions, constraints, and<br />

construal: Adpositions in Dutch. Dissertatie Vrije<br />

Universiteit Amsterdamm <strong>2008</strong>. 221 blz. ISBN<br />

90-78328-68-1 € 22,48.<br />

Adposities <strong>en</strong> partikels hebb<strong>en</strong> de laatste jar<strong>en</strong><br />

niet te klag<strong>en</strong> over belangstelling van proefschriftschrijvers<br />

in Nederland: na Helmantel<br />

(Interactions in the Dutch adpositional domain),<br />

Loon<strong>en</strong> (2003, Stante pede gaande van dichtbij<br />

langs AF bestemming @) <strong>en</strong> Blom (2005, Complex<br />

predicates in Dutch) war<strong>en</strong> er in <strong>2008</strong> in de LOT<br />

Dissertation Series maar liefst drie studies over<br />

adposities: Asbury (The Morphosyntax of Case and<br />

Adpositions), Gehrke (Ps in Motion) <strong>en</strong> t<strong>en</strong> slotte<br />

het boek van Maaike Beliën. In bijna al deze<br />

proefschrift<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> <strong>Nederlandse</strong> adposities e<strong>en</strong><br />

hoofdrol <strong>en</strong> dan vooral het intriger<strong>en</strong>de vermog<strong>en</strong><br />

van woord<strong>en</strong> als op, in <strong>en</strong> over om niet alle<strong>en</strong><br />

als prepositie voor te kom<strong>en</strong> (1a), maar ook als<br />

postpositie (1b), of als scheidbaar partikel (1c):<br />

(1) a E<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> fietste op de Rijksparallelweg<br />

p11, (4)<br />

b E<strong>en</strong> meisje fietste de Dokter Larijweg<br />

op p11, (1)<br />

c Iedere<strong>en</strong> dronk zijn drankje op<br />

p12, (7)<br />

Het gaat Beliën vooral om de status van die postposities.<br />

In teg<strong>en</strong>stelling tot wat vrij algeme<strong>en</strong> in<br />

de (syntactische) literatuur wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>,<br />

beargum<strong>en</strong>teert zij dat zulke ‘postposities’, net<br />

als partikels, sam<strong>en</strong> met het werkwoord e<strong>en</strong><br />

scheidbaar complex vorm<strong>en</strong>. Er zijn dan dus<br />

helemaal ge<strong>en</strong> postposities in het Nederlands <strong>en</strong><br />

ze spreekt daarom ook consequ<strong>en</strong>t van particles.<br />

Ik zal in deze bespreking voor het gemak toch<br />

maar gewoon van postposities blijv<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong>,<br />

waar Beliën van ParC (particle construction)<br />

spreekt.<br />

Het proefschrift, theoretisch te plaats<strong>en</strong> in<br />

het kader van de Cognitieve Linguïstiek, is e<strong>en</strong><br />

soort cirkelgang die begint bij e<strong>en</strong> syntactische<br />

vraag: Wat kunn<strong>en</strong> allerlei soort<strong>en</strong> constitu<strong>en</strong>cy<br />

382<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

tests ons nu vertell<strong>en</strong> over het postpositie/partikel-onderscheid<br />

(Chapter 2, Preposition or particle:<br />

Constitu<strong>en</strong>cy tests)?<br />

(2) Ik zie dat e<strong>en</strong> meisje de Dokter Larijweg<br />

op fietste<br />

Hoort op in zin (2) nu bij de NP de Dokter Larijweg<br />

die ervoor staat of bij het werkwoord fietste dat<br />

erop volgt? Daarover blijkt nogal wat on<strong>en</strong>igheid<br />

te zijn, zoals Beliën helder laat zi<strong>en</strong> in hoofdstuk<br />

2. Vanuit dat startpunt begint Beliën e<strong>en</strong> semantische<br />

rondgang die kort als volgt kan word<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong>gevat.<br />

Hoofdstuk 3 (Previous semantic studies):<br />

De bestaande semantische analyses van het<br />

onderscheid tuss<strong>en</strong> pre- <strong>en</strong> postposities schiet<strong>en</strong><br />

tekort.<br />

Hoofdstuk 4 (Adpositional semantics: The<br />

case of over): Aan de hand van de prepositie over<br />

wordt gesuggereerd dat de semantiek van e<strong>en</strong><br />

prepositie opgevat kan word<strong>en</strong> als één algem<strong>en</strong>e<br />

constraint op interpretaties, niet als e<strong>en</strong> netwerk<br />

van betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>.<br />

Hoofdstuk 5 (Prepositional phrases and auxiliary<br />

choice): De keuze tuss<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn bij<br />

preposities wordt niet bepaald door de syntactische<br />

status van de PP, maar door de conceptualisering<br />

van de zin als handeling of verplaatsing.<br />

Hoofdstuk 6 (Constructional semantics: ParCs<br />

vs. PreCs): De postpositionele constructie heeft<br />

e<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is die bestaat uit één algem<strong>en</strong>e constraint<br />

die traversal met e<strong>en</strong> compleet resultaat<br />

uitdrukt.<br />

Hoofdstuk 7 (The grammatical constitu<strong>en</strong>cy<br />

of ParCs): Op basis van hun semantiek word<strong>en</strong><br />

postposities geanalyseerd als partikels bij het<br />

werkwoord <strong>en</strong> niet als hoofd<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> PPconstitu<strong>en</strong>t.<br />

Daarna keert Beliën terug bij de constitu<strong>en</strong>t<strong>en</strong>tests<br />

uit hoofdstuk 2. Omdat ze alle postposities<br />

als partikels behandelt is het belangrijk dat<br />

ze e<strong>en</strong> analyse heeft voor zinn<strong>en</strong> als (3) waar in<br />

structureel bij de garage lijkt te hor<strong>en</strong>:


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

(3) De garage in rijdt hij altijd zelf<br />

p190,(66)<br />

Ze b<strong>en</strong>oemt de garage in wel als constitu<strong>en</strong>t, maar<br />

wil tegelijkertijd in ook hier op semantische<br />

grond<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> als partikel bij e<strong>en</strong> begrep<strong>en</strong><br />

werkwoord: “they evoke the same semantics as<br />

‘full’ ParCs, but profile only parts of it” (p191).<br />

De garage in is dan e<strong>en</strong> fragm<strong>en</strong>t van e<strong>en</strong> volledige<br />

partikelconstructie.<br />

Dit is in veel opzicht<strong>en</strong> e<strong>en</strong> boei<strong>en</strong>d <strong>en</strong> bruikbaar<br />

proefschrift voor iedere<strong>en</strong> die geïnteresseerd is<br />

in postposities/partikels. Niet alle<strong>en</strong> biedt het<br />

e<strong>en</strong> diepgaande bespreking van allerlei aspect<strong>en</strong><br />

van het gedrag van postposities in het Nederlands,<br />

met nuttige, nieuwe data <strong>en</strong> observaties,<br />

het biedt tegelijk ook e<strong>en</strong> duidelijk standpunt<br />

over postposities, namelijk dat ze als zodanig<br />

niet bestaan, maar als partikels moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gezi<strong>en</strong>. Ik was na het lez<strong>en</strong> van het boek<br />

nog niet overtuigd van die stelling, maar het is<br />

belangrijk dat de vanzelfsprek<strong>en</strong>dheid van e<strong>en</strong><br />

postpositionele analyse op e<strong>en</strong> kritische manier<br />

wordt b<strong>en</strong>aderd <strong>en</strong> dat aandacht wordt gevraagd<br />

voor de vele gevall<strong>en</strong> waarin de postpositie zich<br />

als e<strong>en</strong> partikel bij het werkwoord gedraagt.<br />

Ook belangrijk is dat, in e<strong>en</strong> onderzoeksdomein<br />

waarin vooral op persoonlijke intuïties wordt<br />

vertrouwd, voornamelijk ‘echte’ (corpus)voorbeeld<strong>en</strong><br />

gebruikt word<strong>en</strong>. Zo kom<strong>en</strong> voorbeeld<strong>en</strong><br />

onder de aandacht die zich anders minder<br />

goed door het vangnet van de introspectie lat<strong>en</strong><br />

vang<strong>en</strong>. Het is ook zeer te waarder<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong><br />

studie binn<strong>en</strong> de Cognitieve Linguïstiek data<br />

<strong>en</strong> analyses bespreekt die afkomstig zijn uit de<br />

‘hoek’ van de formele syntaxis <strong>en</strong> semantiek. De<br />

praktijk is helaas vaak dat de formele b<strong>en</strong>adering<br />

<strong>en</strong> cognitieve b<strong>en</strong>adering elkaars werk – over <strong>en</strong><br />

weer – neger<strong>en</strong>, maar hier is e<strong>en</strong> studie die die<br />

gewoonte doorbreekt. T<strong>en</strong>slotte biedt Beliën e<strong>en</strong><br />

monoseem alternatief voor de soms willekeurige<br />

netwerk-b<strong>en</strong>adering van woordbetek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> die<br />

in de Cognitieve Linguïstiek zo’n belangrijke rol<br />

speelt: het voorstel tot één schematisch basisbetek<strong>en</strong>is<br />

voor over biedt daarmee misschi<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

testbare <strong>en</strong> falsifieerbare g<strong>en</strong>eralisatie over de<br />

semantiek van dat woord.<br />

Op e<strong>en</strong> aantal aspect<strong>en</strong> van het proefschrift<br />

wil ik graag kort ingaan.<br />

In hoofdstuk 2 wordt helder uit de doek<strong>en</strong><br />

gedaan dat er ondanks het bestaan van e<strong>en</strong> lange<br />

lijst van (syntactische) tests ge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming<br />

is over de status van postposities. Beliën<br />

concludeert dat e<strong>en</strong> (cognitief-)semantische<br />

b<strong>en</strong>adering nodig is, gebaseerd op corpus-data<br />

<strong>en</strong> niet op grammaticaliteitsoordel<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat niet<br />

syntactische tests, maar semantiek belangrijk<br />

is om de constitu<strong>en</strong>t<strong>en</strong>structuur te bepal<strong>en</strong>. Zij<br />

zet onder andere de volg<strong>en</strong>de twee voorbeeld<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong>over elkaar om te lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat taalkundig<strong>en</strong><br />

op basis van teg<strong>en</strong>strijdige resultat<strong>en</strong> van de<br />

topicalisatie-test tot teg<strong>en</strong>overgestelde conclusies<br />

kom<strong>en</strong> over de status van in:<br />

(4) a De garage in rijdt hij altijd zelf<br />

p20,(10)<br />

b *?Het bos in is zij ondanks mijn advies<br />

toch gelop<strong>en</strong> p20,(12)<br />

Nu lijkt het alsof de topicalisatie-test niet e<strong>en</strong>duidig<br />

is, <strong>en</strong> de status van de vetgedrukte<br />

woordgroep<strong>en</strong> onbeslist. De ongrammaticaliteit<br />

van (4b) heeft echter niets te mak<strong>en</strong> met het<br />

constitu<strong>en</strong>tschap van het bos in, omdat we bij het<br />

bijwoord terug e<strong>en</strong>zelfde contrast zi<strong>en</strong>:<br />

(5) a Terug rijdt hij altijd zelf<br />

b *?Terug is zij ondanks mijn advies toch<br />

gelop<strong>en</strong><br />

Er zijn k<strong>en</strong>nelijk beperking<strong>en</strong> op topicalisatie die<br />

niets te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met de status van postposities.<br />

Dit laat zi<strong>en</strong> dat de grammaticaliteit van (4a)<br />

e<strong>en</strong> belangrijke aanwijzing is voor e<strong>en</strong> postpositie-analyse,<br />

maar dat de ongrammaticaliteit van<br />

(4b) omgekeerd ge<strong>en</strong> gewicht in de schaal legt.<br />

Het is daarom belangrijk om de bestaande on<strong>en</strong>igheid<br />

in de literatuur niet zonder meer als gegev<strong>en</strong><br />

te nem<strong>en</strong>, maar te onderzoek<strong>en</strong> waarom tests<br />

conflicter<strong>en</strong>de resultat<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> op te lever<strong>en</strong>.<br />

383


384<br />

Beliën werkt e<strong>en</strong> monoseme analyse van<br />

(prepositioneel) over uit die bestaat uit twee<br />

elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>: (i) e<strong>en</strong> trajector gerelateerd aan e<strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong>taal pad dat e<strong>en</strong> oppervlak volgt van de<br />

landmark <strong>en</strong> (ii) e<strong>en</strong> kracht die van dat pad naar<br />

de landmark wijst. Dit wordt schematisch als<br />

volgt weergegev<strong>en</strong> (p47):<br />

Figuur 1: Over in het Nederlands<br />

Zo’n monoseem alternatief voor de inmiddels<br />

klassieke netwerk-analyse is belangrijk, maar<br />

het is dan belangrijk om de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van zo’n<br />

constraint goed uit te werk<strong>en</strong>. Beliën geeft e<strong>en</strong><br />

analyse die intuïtief aantrekkelijk is, maar die<br />

om verdere uitwerking vraagt. Wat betek<strong>en</strong>t het<br />

voor e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>taal pad om het oppervlak van<br />

e<strong>en</strong> ander object te volg<strong>en</strong>? Hoe bepal<strong>en</strong> we dat<br />

oppervlak? Mag het pad dat e<strong>en</strong> oppervlak volgt<br />

‘uitstek<strong>en</strong>’, zoals in voorbeeld (6)?<br />

(6) als de muis over de stip gaat<br />

p57, (22)<br />

Beliën veronderstelt dat deze mogelijkheid ontstaat<br />

door interactie van de algem<strong>en</strong>e semantiek<br />

van over met de specifieke eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van<br />

(6). Dat is e<strong>en</strong> idee met perspectief, maar noties<br />

als ‘volg<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> ‘oppervlak’ moet<strong>en</strong> dan verder<br />

word<strong>en</strong> uitgewerkt, anders staat e<strong>en</strong> monosemie-analyse<br />

nog betrekkelijk zwak teg<strong>en</strong>over de<br />

netwerk-analyse. Immers, hoe wet<strong>en</strong> we anders<br />

dat de problem<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> netwerk-analyse oplost<br />

door e<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>-netwerk te postuler<strong>en</strong>, in<br />

deze analyse niet verdwijn<strong>en</strong> onder het vloerkleed<br />

van de ongedefinieerde noties ‘oppervlak’<br />

<strong>en</strong> ‘volg<strong>en</strong>’?<br />

De voorgestelde semantiek van partikelconstructies<br />

luidt als volgt: “a motion ev<strong>en</strong>t in which<br />

the trajector traverses a landmark so that result<br />

P is achieved: the trajector moves from where it<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

is not P to where it is completely P” (p98). Traversal<br />

wordt gebruikt in de speciale betek<strong>en</strong>is van<br />

beweging “with respect to a landmark, i.e. [the<br />

trajector] changes position where the landmark<br />

is” (p99), e<strong>en</strong> notie die nog niet helemaal wordt<br />

uitgewerkt, ook niet door de omschrijving<strong>en</strong><br />

“the trajector’s path covers some portion of<br />

the landmark” (p99). Op e<strong>en</strong> bepaald intuïtief<br />

niveau kan de lezer wel inzi<strong>en</strong> hoe de algem<strong>en</strong>e<br />

definitie werkt voor de postpositionele constructies<br />

de kamer in <strong>en</strong> de berg op, waar het resultaat<br />

gebaseerd is op de prepositionele teg<strong>en</strong>hangers<br />

in de kamer <strong>en</strong> op de berg. Het resultaat van de<br />

kamer in is ‘in de kamer’ <strong>en</strong> van de berg op ‘op<br />

de berg’. Bij de postposities langs, voorbij, over,<br />

door, om <strong>en</strong> rond is het resultaat P echter niet<br />

onmiddellijk duidelijk. Circulariteit ligt bij deze<br />

definitie op de loer, als bijvoorbeeld het vereiste<br />

eindresultaat voor (7) wordt gedefinieerd als<br />

“completely over the line” (p116):<br />

(7) […] stapte ik de witte streep over<br />

p115, (33)<br />

Hier moet voorkom<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat resultaat P<br />

van traversal T gedefinieerd wordt in term<strong>en</strong><br />

van eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van traversal T zelf, die weer<br />

alle<strong>en</strong> gedefinieerd kan word<strong>en</strong> op basis van<br />

resultaat P, <strong>en</strong>zovoort. De vraag is dus hoe dat<br />

resultaat P op e<strong>en</strong> onafhankelijke manier gedefinieerd<br />

wordt.<br />

De manier waarop in hoofdstuk 8 wordt<br />

omgegaan met de argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> postpositionele<br />

analyse is uiteindelijk niet helemaal<br />

bevredig<strong>en</strong>d. Beliën geeft toe dat de garage in in<br />

(8a) e<strong>en</strong> constitu<strong>en</strong>t is, maar stelt tegelijkertijd,<br />

op semantische grond<strong>en</strong>, dat dat deel “the same<br />

grammatical constitu<strong>en</strong>cy” (p191) heeft als de<br />

partikelconstructie in (8b):<br />

(8) a [ De garage in ] rijdt hij altijd zelf<br />

b … dat hij de garage [ in rijdt ]


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Maar in (8b) vormt het woord in volg<strong>en</strong>s haar<br />

juist e<strong>en</strong> complex met het werkwoord. Hoe de<br />

constitu<strong>en</strong>t in (8a) e<strong>en</strong> fragm<strong>en</strong>t kan zijn van<br />

de constructie in (8b) op basis van de profilering<br />

van bepaalde del<strong>en</strong> werd mij niet helemaal<br />

duidelijk. Beliën g<strong>en</strong>eraliseert op semantische<br />

grond<strong>en</strong> terecht over (8a) <strong>en</strong> (8b), maar daarmee<br />

is de syntactische relatie tuss<strong>en</strong> (8a) <strong>en</strong> (8b)<br />

niet automatisch verantwoord, zoals dat wel<br />

gebeurt in de heranalyse- of incorporatie-analyses,<br />

g<strong>en</strong>oemd in hoofdstuk 2. Hier is in zekere<br />

zin de omgekeerde operatie nodig, e<strong>en</strong> soort op<br />

profilering gebaseerde ‘excorporatie’ van e<strong>en</strong><br />

partikel uit het werkwoord.<br />

T<strong>en</strong>slotte, in hoofdstuk 8 word<strong>en</strong> de constitu<strong>en</strong>ttests<br />

soms wat te gemakkelijk opzij geschov<strong>en</strong>,<br />

zoals bijvoorbeeld de r-pronomina-test.<br />

Beliëns claim is dat we bij r-pronomina altijd te<br />

mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met preposities of met e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e<br />

setting (voorbeeld (62),p187). Het volg<strong>en</strong>d<br />

voorbeeld laat echter zi<strong>en</strong> dat het woord af toch<br />

echt wel met r-pronomina voorkomt, terwijl het<br />

toch ge<strong>en</strong> prepositie is:<br />

(9) a dat we de berg af liep<strong>en</strong><br />

b de berg waar we af liep<strong>en</strong><br />

c de berg waar we af liep<strong>en</strong> daar<br />

d de berg die we af liep<strong>en</strong><br />

Omdat er ge<strong>en</strong> prepositionele basis is <strong>en</strong> omdat<br />

waar hier niet als setting-bijwoord fungeert<br />

(getuige de mogelijkheid van toevoeging van<br />

zo’n bijwoord in (9c)), moet de conclusie zijn dat<br />

waar het object van e<strong>en</strong> postpositie relativiseert<br />

<strong>en</strong> dat af postpositie is. Natuurlijk laat voorbeeld<br />

(9d) zi<strong>en</strong> dat af ook als partikel voorkomt.<br />

In weerwil van deze kritische opmerking<strong>en</strong><br />

vind ik dit e<strong>en</strong> interessante bijdrage aan het<br />

onderzoek van <strong>Nederlandse</strong> postposities. Ik b<strong>en</strong><br />

b<strong>en</strong>ieuwd naar de verdere uitwerking <strong>en</strong> onderbouwing<br />

van de partikel-analyse die Beliën<br />

voorstelt voor postposities/partikels <strong>en</strong> hoe die<br />

zou kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> sterkere rol van syn-<br />

tactische structur<strong>en</strong> <strong>en</strong> semantische definities<br />

in de Cognitieve Linguïstiek <strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> verdere<br />

to<strong>en</strong>adering tot andere vorm<strong>en</strong> van linguïstiek.<br />

J.Zwarts@uu.nl<br />

Joost Zwarts 1<br />

1 Dank aan Maaike Beliën voor comm<strong>en</strong>taar op <strong>en</strong><br />

discussie naar aanleiding van e<strong>en</strong> eerdere versie van<br />

deze boekbespreking.<br />

385


H<strong>en</strong>k Bloemhoff, Jurj<strong>en</strong> van de Kooi, Hermann<br />

Niebaum & Siemon Reker (red.).<br />

Handboek Nedersaksische Taal- <strong>en</strong> Letterkunde.<br />

Ass<strong>en</strong>: Van Gorcum, <strong>2008</strong>. 466 blz. ISBN 978 90<br />

4329 8. € 59,50.<br />

Op 29 februari 1996 werd het Nedersaksisch<br />

door de <strong>Nederlandse</strong> overheid bij publicatie<br />

in het <strong>Nederlandse</strong> Staatsblad officieel erk<strong>en</strong>d<br />

als regionale taal in de zin van het Europees<br />

handvest voor regionale tal<strong>en</strong> of tal<strong>en</strong> van minderhed<strong>en</strong>.<br />

In het kader van de actie die deze<br />

erk<strong>en</strong>ning begeleidde was duidelijk geword<strong>en</strong><br />

dat er bij diverse person<strong>en</strong>groep<strong>en</strong> die zich zowel<br />

om professionele red<strong>en</strong><strong>en</strong> als uit eig<strong>en</strong> beweging<br />

interesser<strong>en</strong> voor “de regionale (taal)cultuur van<br />

Noord- <strong>en</strong> Oost-Nederland” e<strong>en</strong> grote behoefte<br />

bestond aan e<strong>en</strong> handboek met e<strong>en</strong> “wet<strong>en</strong>schappelijk<br />

georiënteerde basisbeschrijving van<br />

structuur, gebruik <strong>en</strong> historische achtergrond<br />

van het Nedersaksisch in Nederland in het algeme<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> van de hoofdvariant<strong>en</strong> in het bijzonder,<br />

alsmede van de literaire uiting<strong>en</strong> in het Nedersaksisch,<br />

de ontwikkeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> achtergrond<strong>en</strong><br />

daarvan” (H. Niebaum in “Woord vooraf”, blz.<br />

VIII). Met de realisatie van dit handboek werd<br />

aan het Nedersaksisch Instituut van de Rijksuniversiteit<br />

Groning<strong>en</strong> al kort na de erk<strong>en</strong>ning e<strong>en</strong><br />

begin gemaakt. Het bleek echter niet zo makkelijk<br />

te zijn voor elk van de voorzi<strong>en</strong>e thema’s<br />

de nodige specialist<strong>en</strong> te vind<strong>en</strong> <strong>en</strong> de financiële<br />

middel<strong>en</strong> voor het project bije<strong>en</strong> te sprokkel<strong>en</strong>.<br />

Uiteindelijk heeft de realisatie van het plan<br />

neg<strong>en</strong> jaar geduurd. Drie van de oorspronkelijke<br />

medewerk(st)ers (G.H. Kocks, H. Entjes <strong>en</strong> Jo<br />

Daan) hebb<strong>en</strong> de voltooiing van het project niet<br />

meer mog<strong>en</strong> belev<strong>en</strong>.<br />

De term Nedersaksisch, die op de achterflap<br />

van het handboek omschrev<strong>en</strong> wordt als<br />

“de regionale taal van Groning<strong>en</strong>, Stellingwerf<br />

in Friesland, Dr<strong>en</strong>the, Overijssel, de Gelderse<br />

Achterhoek <strong>en</strong> de Veluwe” is ge<strong>en</strong> onomstred<strong>en</strong><br />

begrip, hoewel hij teg<strong>en</strong>woordig langzaam<br />

“in officieel, semi-officieel <strong>en</strong> ook in minder<br />

formeel taagebruik” (H. Bloemhoff, blz. 296)<br />

386<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

ingeburgerd geraakt is. In e<strong>en</strong> nog niet zo ver<br />

terugligg<strong>en</strong>d verled<strong>en</strong> werd hij nog niet exclusief<br />

als overkoepel<strong>en</strong>de term voor de diverse streektal<strong>en</strong><br />

in het noordoost<strong>en</strong> van Nederland gebruikt<br />

<strong>en</strong> stond hij in het wet<strong>en</strong>schappelijke debat in<br />

concurr<strong>en</strong>tie met verwante term<strong>en</strong> als Sassisch,<br />

Niedersächsisch, Nederduits, Oost-Nederlands e.d.<br />

Om die red<strong>en</strong> had aan het begin van dit handboek<br />

e<strong>en</strong> precieze betek<strong>en</strong>isomschrijving van het<br />

hier gehanteerde begrip Nedersaksisch zeker niet<br />

misstaan. Nu wordt m<strong>en</strong> pas op de blz. 295 – 298<br />

door H. Bloemhoff uitvoeriger over de discussie<br />

rondom het naamprobleem ingelicht, al wordt<br />

het probleem ook al door H. Niebaum in e<strong>en</strong><br />

voetnoot op blz. 54 kort ter sprake gebracht.<br />

Het boek bestaat uit twee grote del<strong>en</strong>. Het<br />

eerste deel omvat vijf hoofdstukk<strong>en</strong> waarin<br />

taalkundige thema’s word<strong>en</strong> behandeld (blz.<br />

23 – 323) <strong>en</strong> het tweede deel wordt gevormd<br />

door één groot hoofdstuk dat aan de letterkunde<br />

is gewijd (blz. 324 – 429). Aan het geheel gaat<br />

e<strong>en</strong> historische bijdrage over het Nedersaksische<br />

taallandschap vooraf <strong>en</strong> het boek wordt afgerond<br />

met e<strong>en</strong> blik over de oostgr<strong>en</strong>s naar het<br />

Nederduits, gevolgd door korte biografieën van<br />

de auteurs <strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> register van persoons<strong>en</strong><br />

plaatsnam<strong>en</strong> (blz. 448 – 466).<br />

Het opstel van H. Fe<strong>en</strong>stra over “Historische<br />

ontwikkeling<strong>en</strong> in het Nedersaksische taalgebied”<br />

(blz. 1 – 22) laat zi<strong>en</strong> dat het Nedersaksische<br />

taalgebied <strong>en</strong>erzijds ge<strong>en</strong> landschappelijke<br />

e<strong>en</strong>heid vormt <strong>en</strong> anderzijds van oudsher e<strong>en</strong><br />

sterke band met het oostelijk aangr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>de deel<br />

van Duitsland vertoont. Fe<strong>en</strong>stra demonstreert<br />

in e<strong>en</strong> zeer helder <strong>en</strong> overzichtelijk geschrev<strong>en</strong><br />

betoog de bijzondere positie van e<strong>en</strong> aantal regionale<br />

c<strong>en</strong>tra zoals Groning<strong>en</strong> <strong>en</strong> de IJsselsted<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de sterke invloed<strong>en</strong> die achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s<br />

vanuit het oost<strong>en</strong> <strong>en</strong> later vanuit het west<strong>en</strong><br />

op het gebied inwerkt<strong>en</strong>. Het is jammer dat dit<br />

inleid<strong>en</strong>de hoofdstuk niet zoals de rest van het<br />

boek met e<strong>en</strong> paar kaartjes is geïllustreerd.<br />

De kern van de taal- <strong>en</strong> letterkundige hoofdbrokk<strong>en</strong><br />

van het boek bestaat uit gedetailleerde<br />

beschrijving<strong>en</strong> per gewest (blz. 157 – 293 resp.


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

339 – 416). Beide blokk<strong>en</strong> zijn parallel aangelegd.<br />

Achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> de regio’s<br />

Groning<strong>en</strong>, Stellingwerf, Dr<strong>en</strong>te, Overijssel <strong>en</strong><br />

Gelderland behandeld. Deze c<strong>en</strong>trale stukk<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s in- <strong>en</strong> uitgeleid door <strong>en</strong>kele<br />

algem<strong>en</strong>e bijdrag<strong>en</strong>.<br />

Aan de “Talige beschrijving van de regio’s”<br />

(blz. 157 – 293) gaan drie inleid<strong>en</strong>de opstell<strong>en</strong><br />

vooraf. In hoofdstuk 2 schets L. Kremer de<br />

“Geschied<strong>en</strong>is van de Nedersaksische <strong>Taalkunde</strong>”<br />

(blz. 23 – 51). Zijn met veel nam<strong>en</strong> <strong>en</strong> titels doorspekte<br />

overzicht conc<strong>en</strong>treert zich vooral op de<br />

20e eeuw maar verliest ook de voorgeschied<strong>en</strong>is<br />

met <strong>en</strong>kele idiotica <strong>en</strong> sporadische dialectstudies<br />

niet uit het oog. Het overzicht van de 20e eeuw is<br />

voor e<strong>en</strong> groot deel gewijd aan de ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> inrichting<strong>en</strong> die de studie van het Nedersaksisch<br />

bevorderd hebb<strong>en</strong>, de person<strong>en</strong> die daarbij<br />

betrokk<strong>en</strong> war<strong>en</strong> <strong>en</strong> de vaktijdschrift<strong>en</strong> waarin<br />

hun bijdrag<strong>en</strong> uitgegev<strong>en</strong> werd<strong>en</strong>. Het overzicht<br />

is gestructureerd volg<strong>en</strong>s taalkundige disciplines<br />

(lexicologie <strong>en</strong> lexicografie, dialectologie <strong>en</strong><br />

“geschied<strong>en</strong>is van de geschrev<strong>en</strong> taal”) <strong>en</strong> sluit af<br />

met e<strong>en</strong> omvangrijke literatuurlijst.<br />

E<strong>en</strong> overzicht van de geschied<strong>en</strong>is van het<br />

“Oostnederlandse taallandschap tot het begin<br />

van de 19de eeuw” levert H. Niebaum (blz. 52 –<br />

64). Hij laat zi<strong>en</strong> dat het Nedersaksische gebied<br />

<strong>en</strong> het oostelijk aansluit<strong>en</strong>de deel van Duitsland<br />

taalkundig e<strong>en</strong> continuüm vorm<strong>en</strong> waarin tot<br />

voor kort nauwelijks scheidslijn<strong>en</strong> getrokk<strong>en</strong><br />

kond<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Het hele gebied wordt in de<br />

middeleeuw<strong>en</strong> gek<strong>en</strong>merkt door e<strong>en</strong> zeer opvall<strong>en</strong>de<br />

<strong>en</strong> soms moeilijk te interpreter<strong>en</strong> variabiliteit<br />

in de schrijftaalvorm<strong>en</strong>. Niebaum gaat in dit<br />

hoofdstuk ook uitvoerig in op de z.g. Westfaalse<br />

<strong>en</strong> Hollandse expansiebeweging<strong>en</strong>, die voor e<strong>en</strong><br />

belangrijk deel de interne diversiteit binn<strong>en</strong> het<br />

Nedersaksisch teweeg hebb<strong>en</strong> gebracht.<br />

In het hoofdstuk “Taalstructuur <strong>en</strong> woord<strong>en</strong>schat”<br />

(blz. 65 – 156) kom<strong>en</strong> in sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>de<br />

overzicht<strong>en</strong> de belangrijkste k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het<br />

moderne Nedersaksisch ter sprake. H. Bloemhoff<br />

hangt e<strong>en</strong> beeld op van de fonologische <strong>en</strong> morfologische<br />

aspect<strong>en</strong> <strong>en</strong> C. van Bree gaat in op<br />

de syntaxis. E<strong>en</strong> bijdrage van Jo Daan is aan de<br />

woord<strong>en</strong>schat gewijd <strong>en</strong> R. Ebeling belicht e<strong>en</strong><br />

aantal naamkundige aspect<strong>en</strong>. In de zin van e<strong>en</strong><br />

uitspraak van H. Entjes uit 1975 die beklemtoont<br />

dat de term Nedersaksisch nooit e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>heid<br />

heeft aangeduid, maar steeds “e<strong>en</strong> verzamelnaam<br />

[is] geweest van op elkaar betrokk<strong>en</strong> variant<strong>en</strong>”<br />

(door Bloemhoff geciteerd op blz. 296)<br />

prober<strong>en</strong> de auteurs <strong>en</strong>erzijds steeds de talige,<br />

meestal historisch bepaalde sam<strong>en</strong>horigheid van<br />

het gebied te demonstrer<strong>en</strong>, terwijl ze tegelijk<br />

de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de diverse gewest<strong>en</strong> lat<strong>en</strong><br />

zi<strong>en</strong>, die vaak aan invloed<strong>en</strong> van het oostelijke<br />

Nederduits aan de <strong>en</strong>e <strong>en</strong> het westelijke Nederlands<br />

resp. Hollands aan de andere kant toe te<br />

schrijv<strong>en</strong> zijn.<br />

Veel van wat in dit algeme<strong>en</strong> overzicht<br />

wordt gepres<strong>en</strong>teerd, komt in de daaropvolg<strong>en</strong>de<br />

detailbehandeling per regio (hoofdstuk<br />

“Talige beschrijving<strong>en</strong> van de regio’s”, blz. 157<br />

– 293) terug, zodat e<strong>en</strong> gedetailleerd beeld van<br />

de verspreiding <strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> aantal<br />

verschijnsel<strong>en</strong> wordt opgehang<strong>en</strong>. De vocaalbreking,<br />

het optred<strong>en</strong> van umlaut bij lange vocal<strong>en</strong>,<br />

het “Einheitsplural” <strong>en</strong> zijn variant<strong>en</strong> op –t <strong>en</strong><br />

-<strong>en</strong>, de diminutiefvorming, de prefigering bij<br />

voltooide deelwoord<strong>en</strong>, de verspreiding van<br />

de “rode” <strong>en</strong> de “gro<strong>en</strong>e” werkwoordvolgorde,<br />

het optred<strong>en</strong> van voegwoordcongruëntie <strong>en</strong> de<br />

constructie “hebb<strong>en</strong> + predicatief gebruikt bijvoeglijk<br />

naamwoord” (type “hij heeft de band<br />

lek”) zijn <strong>en</strong>kele van de f<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong> die telk<strong>en</strong>s<br />

weer ter sprake kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> waarvan de geografische<br />

begr<strong>en</strong>zing precies omschrev<strong>en</strong> wordt. S.<br />

Reker beschrijft het Gronings <strong>en</strong> H. Bloemhoff<br />

het Stellingwerfs. Het door G. Kocks begonn<strong>en</strong><br />

hoofdstuk over het Dr<strong>en</strong>ts werd door H.<br />

Bloemhoff <strong>en</strong> H. Niebaum voltooid. De regio’s<br />

Overijssel <strong>en</strong> Gelderland zijn telk<strong>en</strong>s in twee<br />

stukk<strong>en</strong> opgesplitst: Philomène Bloemhoff-de<br />

Bruijn behandelt West- <strong>en</strong> J. Nij<strong>en</strong> Twilhaar<br />

Oost-Overijssel. L. Schaars neemt de Achterhoek<br />

voor zijn rek<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> H. Scholtmeijer “Gelderland<br />

t<strong>en</strong> west<strong>en</strong> van de IJssel”. Deze bijdrag<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong> stilistisch soms sterk van elkaar, maar<br />

387


ze zijn zonder uitzondering boei<strong>en</strong>d <strong>en</strong> met veel<br />

k<strong>en</strong>nis van zak<strong>en</strong> geschrev<strong>en</strong>. Ze zijn goed op<br />

elkaar afgestemd <strong>en</strong> bevatt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rijke schat aan<br />

informatie.<br />

Het taalkundige gedeelte wordt afgeslot<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> beschouwing van H.Bloemhoff over<br />

taalsociologische aspect<strong>en</strong> (blz. 294 – 323). Hier<br />

gaat het om vrag<strong>en</strong> over de k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> het<br />

gebruik van het Nedersaksisch bij diverse sprekersgroep<strong>en</strong>.<br />

Het hoofdstuk is gebaseerd op e<strong>en</strong><br />

taaltelling uit de jar<strong>en</strong> 2002/2003. Er wordt<br />

beschrev<strong>en</strong> hoe de diverse regionale variëteit<strong>en</strong><br />

van het Nedersaksisch gedur<strong>en</strong>de de laatste eeuw<br />

aan e<strong>en</strong> regiolectiseringsproces onder invloed<br />

van de <strong>Nederlandse</strong> standaardtaal onderhevig<br />

zijn geword<strong>en</strong> <strong>en</strong> zodo<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> aantal van hun<br />

bijzondere k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> verliez<strong>en</strong>. Hoewel het<br />

aantal dialectsprekers van g<strong>en</strong>eratie tot g<strong>en</strong>eratie<br />

duidelijk terugloopt, schat Bloemhoff de situatie<br />

nog niet als kritisch in. E<strong>en</strong> belangrijke aanwijzing<br />

voor hernieuwde interesse voor de streektaal<br />

ziet hij in de sterk toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> “kwaliteit <strong>en</strong><br />

kwantiteit van nedersaksische literatuur” <strong>en</strong> in<br />

de muziek in de streektaal die “met name in de<br />

laatste jar<strong>en</strong> e<strong>en</strong> haast explosieve groei [heeft]<br />

meegemaakt” (blz. 319). In het algeme<strong>en</strong> is het<br />

beeld dat de auteur hier ophangt nogal optimistisch<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal provocer<strong>en</strong>de uiting<strong>en</strong> over<br />

o.a. de definitie van het begrip dialect <strong>en</strong> de rol<br />

van de <strong>Nederlandse</strong> Taalunie <strong>en</strong> de Belgische<br />

taalpolitiek als hindernis voor de erk<strong>en</strong>ning van<br />

het Nedersaksisch als regionale taal (blz. 298,<br />

320 – 321) zull<strong>en</strong> vermoedelijk <strong>en</strong> terecht aanleiding<br />

gev<strong>en</strong> tot discussie. In dit hoofdstuk vindt<br />

m<strong>en</strong> ook de reeds eerder geciteerde paragraaf<br />

met de discussie omtr<strong>en</strong>t de term Nedersaksisch.<br />

Het literatuurhoofdstuk (blz. 324 – 429)<br />

bestaat uit bijdrag<strong>en</strong> van F. Veldman <strong>en</strong> Hanny<br />

Diemer (over Groning<strong>en</strong>), H. Bloemhoff <strong>en</strong> P.<br />

Jonker (over Stellingwerf), H. Nijkeuter (over<br />

Dr<strong>en</strong>te), Jannie Bakker-Rietman <strong>en</strong> F. Löwik<br />

(over Overijssel) <strong>en</strong> H. Kors<strong>en</strong>brink (over Oost-<br />

Gelderland <strong>en</strong> Oost-Veluwe). Afgezi<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kele uitzondering gaan de meeste van deze<br />

hoofdstukk<strong>en</strong> niet verder terug dan het einde<br />

388<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

van de 18de eeuw. Belangrijke uitzondering<strong>en</strong><br />

vorm<strong>en</strong> het Zutph<strong>en</strong>s Liedboek <strong>en</strong> het Darfelder<br />

Liederhandschrift uit de 16de eeuw <strong>en</strong> de Over-<br />

Ysselsche Boere-Vryagie, e<strong>en</strong> klucht uit de 17de eeuw. Het literatuurbegrip wordt door <strong>en</strong>kele<br />

auteurs ook breed geïnterpreteerd, zodat ook in<br />

dit gedeelte hier <strong>en</strong> daar niet-literaire bronn<strong>en</strong><br />

zoals woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong> <strong>en</strong> –lijst<strong>en</strong>, de z.g. markeboek<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> andere aantek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> ter sprake<br />

gebracht word<strong>en</strong>. Het inleid<strong>en</strong>de hoofdstuk met<br />

de titel “Nedersaksische letterkunde onderweg”<br />

is van H. Entjes <strong>en</strong> legt e<strong>en</strong> bijzonder acc<strong>en</strong>t<br />

op poging<strong>en</strong> tot het bereik<strong>en</strong> van interregionalisme<br />

na de Tweede Wereldoorlog. Omdat deze<br />

uiteindelijk toch mislukt<strong>en</strong>, bestaat het Nedersaksische<br />

literatuurlandschap teg<strong>en</strong>woordig uit<br />

e<strong>en</strong> groot aantal individuën, ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

initiatiev<strong>en</strong>, die ge<strong>en</strong> echte e<strong>en</strong>heid vorm<strong>en</strong>, al<br />

helemaal niet over de Nederlands-Duitse gr<strong>en</strong>s<br />

he<strong>en</strong>. Het afsluit<strong>en</strong>de hoofdstuk is van J. van<br />

der Kooi <strong>en</strong> behandelt de z.g. orale literatuur,<br />

d.w.z. oorspronkelijk mondeling overgeleverde<br />

volksverhal<strong>en</strong>, sprookjes <strong>en</strong> sag<strong>en</strong>, volkslieder<strong>en</strong>,<br />

rijmspreuk<strong>en</strong>, aftelrijm<strong>en</strong> e.d.<br />

Het hoofdstuk over “Het Nederduits” van H.<br />

Niebaum (blz. 430 – 447) vormt zowat de epiloog<br />

bij dit handboek. Het is e<strong>en</strong> helder overzicht<br />

van de geschied<strong>en</strong>is <strong>en</strong> de indeling van het Niedersächsisch,<br />

de met het Nedersaksisch zeer <strong>en</strong>g<br />

verwante taal t<strong>en</strong> oost<strong>en</strong> van de Duits-<strong>Nederlandse</strong><br />

gr<strong>en</strong>s. Het handboek is goed gestructureerd,<br />

goed leesbaar <strong>en</strong> van de nodige illustraties<br />

in vorm van kaart<strong>en</strong> <strong>en</strong> tabell<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>. Het<br />

valt te verwacht<strong>en</strong> dat het het doel waarvoor het<br />

is geconcipieerd, zeker zal vervull<strong>en</strong>.<br />

Münster, zomer <strong>2009</strong><br />

Amand Berteloot


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Rachel Fournier. Perception of the tone contrast in<br />

East Limburgian dialects. Utrecht: LOT, <strong>2008</strong>. 173<br />

blz. ISBN 90 78328 70 4. EUR 20,19.<br />

1. Doelstelling <strong>en</strong> inhoud van het proefschrift<br />

Door het werk van Guss<strong>en</strong>hov<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> we dat<br />

de realisatie van de Limburgse Acc<strong>en</strong>t1 <strong>en</strong> Acc<strong>en</strong>t2<br />

wordt bepaald door drie factor<strong>en</strong>: 1) focus,<br />

2) positie in e<strong>en</strong> zin (finaal of niet) <strong>en</strong> 3) intonatie<br />

(vraag- of mededel<strong>en</strong>de intonatie). Aan het begin<br />

van haar proefschrift legt Fournier uit dat het<br />

belangrijk is om te wet<strong>en</strong> hoe die drie factor<strong>en</strong><br />

bijdrag<strong>en</strong> aan de perceptie van de twee acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Dit is de belangrijkste doelstelling van het proefschrift.<br />

Met dit doel ontwikkelt ze e<strong>en</strong> aantal test<strong>en</strong><br />

waaraan de sprekers van drie dialect<strong>en</strong> onderworp<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>: de dialect<strong>en</strong> van Roermond,<br />

V<strong>en</strong>lo <strong>en</strong> Weert. Waarom precies deze dialect<strong>en</strong>?<br />

Guss<strong>en</strong>hov<strong>en</strong> (2000ab) heeft lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat in<br />

het Roermonds het verschil tuss<strong>en</strong> de acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

bestaat uit toonverloop. Guss<strong>en</strong>hov<strong>en</strong> heeft dit<br />

geobserveerd door gesprok<strong>en</strong> woord<strong>en</strong> te met<strong>en</strong>.<br />

Hetzelfde geldt voor het dialect van V<strong>en</strong>lo. Dat<br />

is gemet<strong>en</strong> door Guss<strong>en</strong>hov<strong>en</strong> <strong>en</strong> Van der Vliet<br />

(1999). Ook die ontdekking is weer gebaseerd<br />

op gesprok<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong>. Er is echter e<strong>en</strong> belangrijk<br />

verschil tuss<strong>en</strong> V<strong>en</strong>lo <strong>en</strong> Roermond. Het<br />

Roermonds heeft niet meer dan twee intonatiemelodieën,<br />

namelijk de vraagintonatie <strong>en</strong> de<br />

mededel<strong>en</strong>de intonatie, terwijl het dialect van<br />

V<strong>en</strong>lo e<strong>en</strong> groter aantal heeft. Het dialect van<br />

Weert verschilt van zowel het Roermonds als het<br />

dialect van V<strong>en</strong>lo. In Heijmans <strong>en</strong> Guss<strong>en</strong>hov<strong>en</strong><br />

(1998) <strong>en</strong> Heijmans (2003) is aangetoond dat in<br />

het Weerts het belangrijkste verschil tuss<strong>en</strong> de<br />

acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bestaat uit klinkerduur: e<strong>en</strong> lettergreep<br />

met Acc<strong>en</strong>t1 is beduid<strong>en</strong>d korter dan e<strong>en</strong> met<br />

Acc<strong>en</strong>t2. De verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> deze drie dialect<strong>en</strong><br />

zijn zo groot dat het aannemelijk is dat ze e<strong>en</strong><br />

rol spel<strong>en</strong> in de wijze waarop de twee acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

gepercipieerd word<strong>en</strong>.<br />

Uit het eerste experim<strong>en</strong>t, beschrev<strong>en</strong> in<br />

hoofdstuk twee, blijkt dat er inderdaad grote verschill<strong>en</strong><br />

zijn tuss<strong>en</strong> het Roermonds <strong>en</strong> het Weerts<br />

in de wijze waarop de acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> word<strong>en</strong> waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Sprekers van het dialect van Roermond<br />

kunn<strong>en</strong> wel e<strong>en</strong> verschil waarnem<strong>en</strong> in woord<strong>en</strong><br />

die gerealiseerd word<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> focusklemtoon.<br />

Ook kunn<strong>en</strong> ze het verschil waarnem<strong>en</strong> in woord<strong>en</strong><br />

die zich aan het einde van e<strong>en</strong> zin bevind<strong>en</strong>.<br />

Ze hor<strong>en</strong> echter ge<strong>en</strong> verschil meer tuss<strong>en</strong><br />

de acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in woord<strong>en</strong> die aan ge<strong>en</strong> van beide<br />

voorwaard<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>. Het Weerts blijkt anders<br />

te werk<strong>en</strong>. Zelfs in woord<strong>en</strong> die noch in focus,<br />

noch in finale positie staan is het contrast tuss<strong>en</strong><br />

de twee acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor de Weert<strong>en</strong>aar waarneembaar.<br />

Op basis van dit resultaat concludeert<br />

Fournier dat de analyses die zijn voorgesteld in<br />

het eerder g<strong>en</strong>oemde werk van Guss<strong>en</strong>hov<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Heijmans bevestigd word<strong>en</strong>. Immers, de resultat<strong>en</strong><br />

van de test kunn<strong>en</strong> verklaard word<strong>en</strong> wanneer<br />

aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt dat in het Roermonds<br />

het verschil tuss<strong>en</strong> de twee acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bestaat uit<br />

toonverloop, terwijl in het Weerts het verschil<br />

uitgemaakt wordt door klinkerduur.<br />

In e<strong>en</strong> tweede experim<strong>en</strong>t, beschrev<strong>en</strong> in<br />

hoofdstuk drie, wordt het Roermonds in detail<br />

bekek<strong>en</strong>. In dit experim<strong>en</strong>t wordt van alle melodieën,<br />

in alle mogelijke posities nagegaan in hoeverre<br />

er e<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong> Acc<strong>en</strong>t1 <strong>en</strong> Acc<strong>en</strong>t2<br />

opgemerkt wordt. Uit deze test blijkt dat voor alle<br />

melodieën geldt wat al in het eerste experim<strong>en</strong>t<br />

is gevond<strong>en</strong> met betrekking tot de mededel<strong>en</strong>de<br />

melodie. Door de Roermond<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> wordt ge<strong>en</strong><br />

verschil gehoord tuss<strong>en</strong> Acc<strong>en</strong>t1 <strong>en</strong> Acc<strong>en</strong>t2 in<br />

woord<strong>en</strong> die noch e<strong>en</strong> focusklemtoon hebb<strong>en</strong>,<br />

noch in zinsfinale positie staan.<br />

In hoofdstuk vier wordt het dialect van V<strong>en</strong>lo<br />

nader bekek<strong>en</strong>. Het resultaat van het hier beschrev<strong>en</strong><br />

experim<strong>en</strong>t is dat voor het dialect van<br />

V<strong>en</strong>lo hetzelfde geldt als voor het Roermonds.<br />

Ook in V<strong>en</strong>lo wordt er ge<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong> de<br />

acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in woord<strong>en</strong> die noch<br />

in focus, noch in finale positie staan. Overig<strong>en</strong>s<br />

heeft Fournier wel e<strong>en</strong> interessant verschil ontdekt<br />

tuss<strong>en</strong> de beide dialect<strong>en</strong>. Oudere sprekers<br />

nem<strong>en</strong> het verschil tuss<strong>en</strong> de twee acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ge-<br />

389


makkelijker waar dan jongere sprekers. Onder<br />

de Roermond<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> is er ge<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong><br />

de g<strong>en</strong>eraties. Volg<strong>en</strong>s Fournier zou dit kunn<strong>en</strong><br />

betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat in V<strong>en</strong>lo het verschil tuss<strong>en</strong> de acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

aan slijtage onderhevig is.<br />

Het laatste hoofdstuk is van e<strong>en</strong> geheel andere<br />

aard. Fournier stelt zich hier t<strong>en</strong> doel om na<br />

te gaan in welk hers<strong>en</strong>gedeelte de acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

intonatiemelodieën ‘verwerkt’ word<strong>en</strong>. Het idee<br />

is dat – door na te gaan welke gedeelt<strong>en</strong> van de<br />

hers<strong>en</strong><strong>en</strong> actief zijn bij het waarnem<strong>en</strong> van toon<br />

of intonatie – het wellicht mogelijk is om meer<br />

te begrijp<strong>en</strong> van deze verschijnsel<strong>en</strong>. Fournier<br />

geeft e<strong>en</strong> overzicht van de literatuur op dit gebied.<br />

Daaruit blijkt dat in toontal<strong>en</strong> het verschil<br />

tuss<strong>en</strong> de ton<strong>en</strong> met de linkerkant van de hers<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

wordt verwerkt, terwijl de rechterkant meer<br />

actief is bij de verwerking van de intonatiemelodieën.<br />

Nu is het natuurlijk interessant om na te<br />

gaan hoe dit zit met de sprekers van Limburgse<br />

dialect<strong>en</strong>.<br />

In de test die in hoofdstuk vijf wordt ontwikkeld<br />

figurer<strong>en</strong> twee groep<strong>en</strong>; sprekers van het<br />

Roermonds, <strong>en</strong> person<strong>en</strong> die uitsluit<strong>en</strong>d Standaard<br />

Nederlands sprek<strong>en</strong>. Beide groep<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

geconfronteerd met Roermondse woord<strong>en</strong>.<br />

De resultat<strong>en</strong> van het experim<strong>en</strong>t zijn als volgt.<br />

Wanneer alle<strong>en</strong> maar Acc<strong>en</strong>t1 <strong>en</strong> Acc<strong>en</strong>t2 verwerkt<br />

word<strong>en</strong>, dan wordt bij beide groep<strong>en</strong> de<br />

linkerhers<strong>en</strong>helft geactiveerd. Wanneer alle<strong>en</strong><br />

maar intonatiemelodieën verwerkt hoev<strong>en</strong> te<br />

word<strong>en</strong> dan is er e<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong> beide groep<strong>en</strong><br />

waarneembaar. De sprekers van het Roermonds<br />

activer<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> maar de rechterhers<strong>en</strong>helft.<br />

De sprekers van het Standaard Nederlands,<br />

daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong>, alle<strong>en</strong> maar de linker. Wanneer<br />

zowel de beide acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als intonatiemelodieën<br />

verwerkt moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> is er wederom e<strong>en</strong><br />

verschil. De Roermond<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> activer<strong>en</strong> zowel<br />

de linker als de rechterhers<strong>en</strong>helft. De sprekers<br />

van Standaard Nederlands, daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong>, activer<strong>en</strong><br />

alweer uitsluit<strong>en</strong>d de linkerhers<strong>en</strong>helft. Als<br />

ik de literatuur die Fournier bespreekt goed begrijp<br />

dan betek<strong>en</strong>t dit dat de Roermond<strong>en</strong>ar<strong>en</strong><br />

zich gedrag<strong>en</strong> op de wijze die voorspeld wordt;<br />

390<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

intonatie wordt aan de rechterkant verwerkt, <strong>en</strong><br />

tooncontrast<strong>en</strong> aan de linkerkant. Het zijn de<br />

hers<strong>en</strong>activiteit<strong>en</strong> van de standaardsprekers die<br />

onverwacht zijn. Het problematische eraan is dat<br />

onder alle omstandighed<strong>en</strong> de linkerhers<strong>en</strong>helft<br />

geactiveerd wordt. Op grond hiervan concludeert<br />

Fournier dat het voor iedere taal afzonderlijk<br />

uitgemaakt moet word<strong>en</strong> welke hers<strong>en</strong>helft<br />

door de sprekers ervan geactiveerd zal word<strong>en</strong>.<br />

2. E<strong>en</strong> kanttek<strong>en</strong>ing<br />

E<strong>en</strong> aantal van de resultat<strong>en</strong> zijn interessant,<br />

zoals de ontdekking dat sprekers van het Weerts<br />

het verschil tuss<strong>en</strong> Acc<strong>en</strong>t1 <strong>en</strong> Acc<strong>en</strong>t2 in meer<br />

posities in de zin waarnem<strong>en</strong> dan sprekers van<br />

het Roermonds <strong>en</strong> het V<strong>en</strong>loos. Interessant is<br />

ook de verklaring die ervoor gegev<strong>en</strong> wordt.<br />

Zoals ik in de vorige paragraaf heb gezegd is die<br />

gebaseerd op de gedachte dat in het Weerts het<br />

verschil tuss<strong>en</strong> Acc<strong>en</strong>t1 <strong>en</strong> Acc<strong>en</strong>t2 bestaat uit<br />

klinkerl<strong>en</strong>gte.<br />

Van e<strong>en</strong> aantal andere resultat<strong>en</strong> is het minder<br />

makkelijk te doorgrond<strong>en</strong> in hoeverre ze<br />

belangwekk<strong>en</strong>d zijn, omdat Fournier er ge<strong>en</strong><br />

uitsluitsel over geeft. Zo kan m<strong>en</strong> zich afvrag<strong>en</strong><br />

in hoeverre het e<strong>en</strong> belangwekk<strong>en</strong>d feit is dat in<br />

de dialect<strong>en</strong> van V<strong>en</strong>lo <strong>en</strong> Roermond het verschil<br />

tuss<strong>en</strong> Acc<strong>en</strong>t1 <strong>en</strong> Acc<strong>en</strong>t2 wel waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

wordt in de lettergreep die de focus heeft of die<br />

zich in finale positie van de zin bevindt. Hetzelfde<br />

kan m<strong>en</strong> zich afvrag<strong>en</strong> met betrekking tot de<br />

positie waar het verschil tuss<strong>en</strong> de twee acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

niet meer waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt, de positie die<br />

noch focus heeft, noch finaal is in de zin. Zijn dit<br />

belangwekk<strong>en</strong>de of verbazingwekk<strong>en</strong>de feit<strong>en</strong>?<br />

In het werk van Guss<strong>en</strong>hov<strong>en</strong> is al duidelijk<br />

gemaakt dat er e<strong>en</strong> duidelijk meetbaar verschil bestaat<br />

tuss<strong>en</strong> de twee acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in focuspositie <strong>en</strong><br />

in finale positie. Dat geldt zowel voor het V<strong>en</strong>loos<br />

als voor het Roermonds. Ook is in dat werk<br />

al duidelijk gemaakt dat er ge<strong>en</strong> meetbaar verschil<br />

bestaat tuss<strong>en</strong> de twee acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in woord<strong>en</strong> die<br />

noch in focuspositie, noch in zinsfinale positie<br />

staan. De vraag die ik beantwoord zou will<strong>en</strong>


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

zi<strong>en</strong> is in hoeverre Fournier’s resultat<strong>en</strong> nog belangwekk<strong>en</strong>d<br />

zijn wanneer we de meetresultat<strong>en</strong><br />

van Guss<strong>en</strong>hov<strong>en</strong> voor og<strong>en</strong> houd<strong>en</strong>. Hadd<strong>en</strong><br />

die resultat<strong>en</strong> überhaupt anders kunn<strong>en</strong><br />

uitpakk<strong>en</strong>? Zo zou het verrass<strong>en</strong>d geweest zijn<br />

als de Roermond<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> <strong>en</strong> V<strong>en</strong>lonar<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> verschil<br />

hadd<strong>en</strong> waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de focuspositie, of<br />

in de finale positie, terwijl de meting<strong>en</strong> van Guss<strong>en</strong>hov<strong>en</strong><br />

duidelijk aangev<strong>en</strong> dat ze die verschill<strong>en</strong><br />

in hun spraak wel mak<strong>en</strong>. Dit soort zak<strong>en</strong><br />

treft Fournier niet aan. Wat ze wel vindt is e<strong>en</strong><br />

volledige converg<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> de meetresultat<strong>en</strong><br />

van Guss<strong>en</strong>hov<strong>en</strong> <strong>en</strong> haar perceptieresultat<strong>en</strong>.<br />

Daarom rijst bij mij de vraag in hoeverre Fournier’s<br />

resultat<strong>en</strong> belangwekk<strong>en</strong>d zijn.<br />

Fournier beantwoordt deze vraag niet. Het<br />

lijkt erop dat het voor haar voldo<strong>en</strong>de is om perceptietest<strong>en</strong><br />

uit te voer<strong>en</strong>. Naar mijn m<strong>en</strong>ing is<br />

dit niet voldo<strong>en</strong>de. We will<strong>en</strong> ook wet<strong>en</strong> wat de<br />

relevantie is van de resultat<strong>en</strong> ervan. Vorm<strong>en</strong> ze<br />

e<strong>en</strong> probleem voor sommige fonetische theorie<strong>en</strong>,<br />

of bevestig<strong>en</strong> ze die juist? Precies hier laat<br />

Fournier het afwet<strong>en</strong>.<br />

B<strong>en</strong> Hermans, Meert<strong>en</strong>s Instituut<br />

b<strong>en</strong>.hermans@meert<strong>en</strong>s.knaw.nl<br />

Bibliografie<br />

Guss<strong>en</strong>hov<strong>en</strong>, C. (2000a). The lexical tone contrast<br />

of Roermond Dutch in Optimality Theory.<br />

In M. Horne (red.) Intonation: theory and<br />

experim<strong>en</strong>t. Amsterdam: Kluwer, 129-167.<br />

Guss<strong>en</strong>hov<strong>en</strong>, C. (2000b). The boundary tones<br />

are coming: on the non-peripheral realization<br />

of intonational boundary tones. In<br />

M. Broe & J. Pierrehumbert (red.) Papers in<br />

Laboratory Phonology V: acquisition and the lexicon.<br />

Cambridge: Cambridge University Press,<br />

132-151.<br />

Guss<strong>en</strong>hov<strong>en</strong>, C. & P. van der Vliet (1999).<br />

The phonology of tone and intonation in the<br />

Dutch dialect of V<strong>en</strong>lo. Journal of Linguistics<br />

35, 99-135.<br />

Heijmans, L. (2003). The relationship betwe<strong>en</strong><br />

tone and vowel l<strong>en</strong>gth in two neighbouring<br />

Dutch Limburgian dialects. In P. Fikkert & H.<br />

Jacobs (red.) Developm<strong>en</strong>t in prosodic systems.<br />

New York: Mouton de Gruyter, 7-45.<br />

Heijmans, L. & C. Guss<strong>en</strong>hov<strong>en</strong> (1998). The<br />

Dutch dialect of Weert. Journal of the International<br />

Phonetic Association 28, 107-112.<br />

391


Marijke Mooijaart & Marijke van der Wal<br />

392<br />

(eds.). Yesterday’s Words: Contemporary, Cur-<br />

r<strong>en</strong>t and Future Lexicography. Newcastle:<br />

Cambridge Scholars Publishing, 385 blz.<br />

ISBN (13) 9781847184696. USD 79,99;<br />

GBP 39,99.<br />

De weidse titel van deze Proceedings van de derde<br />

International Confer<strong>en</strong>ce of Historical Lexicography<br />

and Lexicology gehoud<strong>en</strong> te Leid<strong>en</strong> <strong>2008</strong>,<br />

belooft de lezer e<strong>en</strong> overvloed aan lexicografica.<br />

De bezorgsters hebb<strong>en</strong> er alles aan gedaan om<br />

deze lezer daarin op weg te help<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> inleid<strong>en</strong>d<br />

opstel (pp. 2-15) gev<strong>en</strong> ze e<strong>en</strong> duidelijk<br />

overzicht van de stand van zak<strong>en</strong> in de internationale<br />

lexicografie <strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de topics waar<br />

de laatste jar<strong>en</strong> aan gewerkt wordt. Om hier op<br />

voorhand <strong>en</strong>ige duidelijkheid te krijg<strong>en</strong> zijn de<br />

abstracts van alle opstell<strong>en</strong> als onderdeel van deze<br />

inleiding toegevoegd (pp. 9-15). Deze abstracts<br />

zijn alfabetisch geord<strong>en</strong>d op auteur. Hier had ook<br />

e<strong>en</strong> verwijzing naar de betreff<strong>en</strong>de pagina’s kunn<strong>en</strong><br />

staan, temeer daar de opstell<strong>en</strong> zelf gegroepeerd<br />

zijn volg<strong>en</strong>s thema. Deze zijn immers in<br />

vier categorieën sam<strong>en</strong>gebracht om e<strong>en</strong> zekere<br />

ord<strong>en</strong>ing van verwante thema’s te bewerkstellig<strong>en</strong>.<br />

De hoofdstukk<strong>en</strong> (ik vertaal de <strong>en</strong>gelstalige<br />

titels, w.p.) zijn: Woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong> <strong>en</strong> woord<strong>en</strong>boekmakers<br />

in de voorbije eeuw<strong>en</strong> (pp. 18-122),<br />

de woord<strong>en</strong>schat van weleer (pp. 124-216),<br />

lop<strong>en</strong>d onderzoek <strong>en</strong> toekomstige lexicografica<br />

van oudere taalfas<strong>en</strong> (pp. 218-275) <strong>en</strong> hed<strong>en</strong>daagse<br />

technologie toegepast op de woord<strong>en</strong> uit<br />

het verled<strong>en</strong> (pp. 278-340). Het geheel wordt<br />

gecompleteerd door e<strong>en</strong> geïntegreerde bibliografie<br />

(woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong> pp. 341-350 <strong>en</strong> secundaire<br />

literatuur , pp. 350-372), e<strong>en</strong> lijst van websites (p.<br />

373) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> lijst van auteurs van de bundel (pp.<br />

375-376). E<strong>en</strong> woordindex ontbreekt.<br />

Na het inleid<strong>en</strong>de hoofdstuk 1 wordt in<br />

hoofdstuk 2 aandacht besteed aan de woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> woord<strong>en</strong>boekmakers <strong>en</strong> -gebruikers<br />

uit het verled<strong>en</strong>.. E<strong>en</strong> opvall<strong>en</strong>de uitzondering<br />

hierop vormt mete<strong>en</strong> al het eerste artikel van<br />

Isabel Casanova (…) The 2001 Portuguese Dictio-<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

nary. De lange voorgeschied<strong>en</strong>is geeft het niettemin<br />

e<strong>en</strong> zwaar historisch acc<strong>en</strong>t. Het vervolg<br />

handelt over diverse aspect<strong>en</strong> van woord<strong>en</strong>schat,<br />

woord<strong>en</strong>boek <strong>en</strong> lexicograf<strong>en</strong> (<strong>en</strong> andere<br />

geleerd<strong>en</strong>), voornamelijk van West-Europese<br />

tal<strong>en</strong>, waarbij vooral de Germaanse tal<strong>en</strong> aandacht<br />

krijg<strong>en</strong>. Met name is er aandacht voor<br />

Friese onderwerp<strong>en</strong> (hed<strong>en</strong>daags Fries Duijf <strong>en</strong><br />

Oudfries (Popkema). Interessant is het opstel<br />

van Osselton over de methodologische impact<br />

van de vroeg achtti<strong>en</strong>de-eeuwse Glossographia<br />

Anglicana Nova. Binn<strong>en</strong> deze groep van artikel<strong>en</strong><br />

komt regelmatig de problematiek kijk<strong>en</strong><br />

die sam<strong>en</strong>hangt met aspect<strong>en</strong> als standaardizering,<br />

le<strong>en</strong>woord<strong>en</strong>, substandaardtaal <strong>en</strong> slang.<br />

Interessant in deze voornamelijk monolinguaal<br />

getinte lexicografie is de bijdrage van Podhajecka<br />

m.b.t. e<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de-eeuws ‘etymologisch’<br />

woord<strong>en</strong>boek Engels-Pools, dat als doel had de<br />

primordialiteit van de Slavische tal<strong>en</strong> aan te<br />

ton<strong>en</strong>.<br />

Hoofdstuk 3, de woord<strong>en</strong>schat van weleer<br />

handelt over taalkontakt<strong>en</strong> <strong>en</strong> de weerslag<br />

daarvan in de woord<strong>en</strong>schat. De thema’s van<br />

de opstell<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> van substraatwoord<strong>en</strong> (woord<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> niet (meer) te tracer<strong>en</strong> herkomst),<br />

via le<strong>en</strong>woord<strong>en</strong> (woord<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> traceerbare<br />

herkomst <strong>en</strong> de geschied<strong>en</strong>is ervan) tot beïnvloeding<br />

van de woord<strong>en</strong>schat van de <strong>en</strong>e taal op de<br />

andere <strong>en</strong> tot taalverm<strong>en</strong>ging (creolisering). Deze<br />

thema’s word<strong>en</strong> aangebod<strong>en</strong> door resp. Van Bree<br />

(de plaats van substraatwoord<strong>en</strong> in het lexicon),<br />

De Vaan (wanderworte, met als voorbeeld het<br />

woord koffie), Scott <strong>en</strong> Farquharson. Aan bod<br />

kom<strong>en</strong> verder nog woordstudies (Pinnavaja: idiomatische<br />

uitdrukking<strong>en</strong> met woord<strong>en</strong> voor et<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> drink<strong>en</strong> <strong>en</strong> Waszink: het morfeem retro) geselecteerd<br />

door de auteur danwel geselecteerd door<br />

het bronn<strong>en</strong>materiaal i.c. het Buch der Cirurgia<br />

(B<strong>en</strong>ati). Tot reflexie over taal <strong>en</strong> begrip nodigt de<br />

bijdrage van Leonardi over terminologie uit.<br />

Hoofdstuk 4 bevat bijdrag<strong>en</strong> met betrekking<br />

tot lop<strong>en</strong>d onderzoek <strong>en</strong> woord<strong>en</strong>boekproject<strong>en</strong><br />

in de bewerkingsfase. Drie ervan betreff<strong>en</strong><br />

het Nederlands, waarvan twee aandacht vrag<strong>en</strong>


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

voor het Oudnederlands Woord<strong>en</strong>boek (Louw<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Schoonheim) <strong>en</strong> e<strong>en</strong>maal is er de mooie droom<br />

over e<strong>en</strong> toekomstig Woord<strong>en</strong>boek van de Goud<strong>en</strong><br />

Eeuw (Mooijaart). Verder is er plaats voor Oudfranse<br />

charters <strong>en</strong> e<strong>en</strong> glossarium van woord<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> verbinding<strong>en</strong> op basis daarvan (Peersman),<br />

e<strong>en</strong> project dat raaklijn<strong>en</strong> vertoont met het<br />

Vroegmiddelnederlands Woord<strong>en</strong>boek, dat immers<br />

voor e<strong>en</strong> groot deel op Nederlandstalige charters<br />

uit de derti<strong>en</strong>de eeuw is gebaseerd. T<strong>en</strong> slotte<br />

is er e<strong>en</strong> vreemde (peking)e<strong>en</strong>d in de bijt in de<br />

vorm van de bijdrage van Pellin over lexicale<br />

interfer<strong>en</strong>ties in de Chinese woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong>,<br />

e<strong>en</strong> artikel dat mijns inzi<strong>en</strong>s ev<strong>en</strong> goed in hoofdstuk<br />

3 had gepast.<br />

In beide artikel<strong>en</strong> over het Oudnederlands<br />

Woord<strong>en</strong>boek wordt nogal veel aandacht besteed<br />

aan het bronn<strong>en</strong>bestand, zodat er sprake is<br />

van e<strong>en</strong> flinke overlap. Daar staat teg<strong>en</strong>over<br />

dat het e<strong>en</strong> van de belangrijkste project<strong>en</strong> binn<strong>en</strong><br />

de lexicografie van de oudste fas<strong>en</strong> van de<br />

Germaanse tal<strong>en</strong> is <strong>en</strong> dat het bij lange na niet<br />

de aandacht krijgt die het verdi<strong>en</strong>t. De bijdrage<br />

van Schoonheim maakt daarbij maar weer e<strong>en</strong>s<br />

komaf met de discussie over het oudste <strong>Nederlandse</strong><br />

woord. En dat is dus niet hebban olla uogala<br />

… etcetera, maar de werkwoordsvorm ann,<br />

de verled<strong>en</strong> tijd van *gi-unnan ‘toestaan’.<br />

Het laatste hoofdstuk 5 betreft de hed<strong>en</strong>daagse<br />

techniek<strong>en</strong>, toegepast op de woord<strong>en</strong> uit<br />

het verled<strong>en</strong>. Het is dan ook niet te verwonder<strong>en</strong><br />

dat in de titels woord<strong>en</strong> als computerizing <strong>en</strong><br />

Computer-Assisted voorkom<strong>en</strong>. Caron beschrijft<br />

het mak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> electronische versie van<br />

Férauds Dictionaire critique de la langue française.<br />

Nyhan wil het Irish Language Dictionary digitaliser<strong>en</strong>,<br />

Hawke beschrijft de problem<strong>en</strong> met het<br />

Welsh woord<strong>en</strong>boek <strong>en</strong> de computer. Susan<br />

R<strong>en</strong>nie maakt de bijdrag<strong>en</strong> van het Ver<strong>en</strong>igd<br />

Koninkrijk compleet met haar electronische versie<br />

van J. Jamieson, Etymological Dictionary of the<br />

Scottish Language. Opvall<strong>en</strong>d in deze reeks is t<strong>en</strong><br />

slotte de bijdrage van Van Dale-Oskam <strong>en</strong> Van<br />

Zundert, die computer inzett<strong>en</strong> bij de analyse<br />

van Middelnederlandse Arthurromans t<strong>en</strong>einde<br />

het werk van de auteur <strong>en</strong> de invloed van de<br />

kopiïst van elkaar te onderscheid<strong>en</strong>.<br />

Slotopmerking<strong>en</strong><br />

Yesterdays Words is in eerste aanleg e<strong>en</strong> bundel<br />

van lexicograf<strong>en</strong> voor lexicograf<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanpal<strong>en</strong>de<br />

disciplines. De internationale toegankelijkheid<br />

van de bundel wordt aanmerkelijk vergroot<br />

door Engels in plaats van Nederlands als voertaal<br />

te gebruik<strong>en</strong> (al was ook het gebruik van meerdere<br />

tal<strong>en</strong> e<strong>en</strong> – minder te appreciër<strong>en</strong> – optie<br />

geweest). Het is daardoor tegelijkertijd e<strong>en</strong> (te<br />

overkom<strong>en</strong>) hindernis voor Nederlandstalig<strong>en</strong>,<br />

maar die zijn over het algeme<strong>en</strong> wel vertrouwd<br />

met het lexicografisch jargon <strong>en</strong> de coputerterminologie<br />

in het Engels. Waarschijnlijk zal er<br />

van buit<strong>en</strong>staanders alle<strong>en</strong> belangstelling bestaan<br />

voor de artikel<strong>en</strong> die de eig<strong>en</strong> taal betreff<strong>en</strong>. Ik<br />

heb ze daarom hierbov<strong>en</strong> opgesomd. Voor de<br />

collega’s hebb<strong>en</strong> de editors in het inleid<strong>en</strong>de<br />

hoofdstuk alle mogelijke moeite gedaan om de<br />

bundel inzichtelijk te mak<strong>en</strong>. Ze zijn daarin volledig<br />

geslaagd. Maar dat is iets wat je pas ziet als<br />

je de bundel in hand<strong>en</strong> hebt. Ik wil er in deze<br />

rec<strong>en</strong>sie daarom nadrukkelijk op wijz<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> aspect van deze Proceedings wil ik nog<br />

noem<strong>en</strong>: de lexicografie die aan de orde wordt<br />

gesteld is de lexicografie van de deelnemers,<br />

d.w.z. van de person<strong>en</strong> die deze confer<strong>en</strong>tie hebb<strong>en</strong><br />

will<strong>en</strong> <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bijwon<strong>en</strong>. In dit geval is<br />

het acc<strong>en</strong>t wel heel erg zwaar op lexicografie van<br />

(West-)Europa kom<strong>en</strong> te ligg<strong>en</strong>, met als voornaamste<br />

objecttal<strong>en</strong> Nederlands, Frans, Duits <strong>en</strong><br />

Engels. De twee voornaamste thema’s zijn: 1.<br />

het digitaliser<strong>en</strong> van bestaande, papier<strong>en</strong> woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> 2. het vervaardig<strong>en</strong> van nieuwe<br />

woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong> met behulp van de computer.<br />

Daarbij is de vraag of die gedrukt word<strong>en</strong> danwel<br />

alle<strong>en</strong> digitaal ter beschikking zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gesteld, van ondergeschikt belang geblek<strong>en</strong>.<br />

De bundel geeft natuurlijk niet weer wat<br />

er in de lexicografie op mondiaal niveau speelt.<br />

Enerzijds is er in de wereld, ook op het gebied<br />

van de hierbov<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde tal<strong>en</strong>, meer te koop<br />

393


<strong>en</strong> anderzijds is er ook lexicografie van andere<br />

dan (Indo-)Europese tal<strong>en</strong>. Voor de lezerskring<br />

van dit tijdschrift kan dit alle<strong>en</strong> maar e<strong>en</strong> extra<br />

aanbeveling zijn. De vraag of ik de bundel kan<br />

aanbevel<strong>en</strong>, luidt bevestig<strong>en</strong>d met de hierbov<strong>en</strong><br />

aangegev<strong>en</strong> restricties. Toch kan hij ook voor<br />

relatieve buit<strong>en</strong>staanders interessant zijn. Want<br />

in zijn algeme<strong>en</strong>heid hebb<strong>en</strong> gedigitaliseerde<br />

bestand<strong>en</strong> als basis voor e<strong>en</strong> onderzoek verre de<br />

voorkeur bov<strong>en</strong> papier<strong>en</strong> versies. Zo kunn<strong>en</strong> de<br />

bijdrag<strong>en</strong> aan de bundel ook ander dan lexicografisch<br />

onderzoek g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong>.<br />

Leid<strong>en</strong>, 15 augustus <strong>2009</strong><br />

394<br />

W.J.J. Pijn<strong>en</strong>burg<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Marina B. Ruiter. Speaking in ellipses: The effect<br />

of a comp<strong>en</strong>satory style of speech on functional communication<br />

in chronic agrammatism. Proefschrift<br />

Radboud Universiteit Nijmeg<strong>en</strong>, 223 blz. ISBN:<br />

978-90-9023591-2. Ge<strong>en</strong> prijsvermelding.<br />

E<strong>en</strong> beroerte of cerebrovasculair accid<strong>en</strong>t (CVA)<br />

bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> in de taaldominante hers<strong>en</strong>helft<br />

(bij 95% van de bevolking is dat de linkerhers<strong>en</strong>helft)<br />

<strong>en</strong> meer specifiek in het gebied van<br />

Broca, kan e<strong>en</strong> taalstoornis of afasie tot gevolg<br />

hebb<strong>en</strong> die zich k<strong>en</strong>merkt door problem<strong>en</strong> met<br />

het snel <strong>en</strong> accuraat producer<strong>en</strong> van zinn<strong>en</strong>.<br />

Deze vorm van afasie wordt ook agrammatisme<br />

g<strong>en</strong>oemd. In Nederland k<strong>en</strong>t het onderzoek naar<br />

de linguïstische aspect<strong>en</strong> van afasie e<strong>en</strong> lange<br />

<strong>en</strong> rijke traditie. De therapie voor patiënt<strong>en</strong> met<br />

afasie kan gebaseerd zijn op taalkundige inzicht<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> linguïstisch georiënteerde therapie gaat<br />

ervan uit dat de taalstoornis effectief behandeld<br />

kan word<strong>en</strong> als bek<strong>en</strong>d is welke onderligg<strong>en</strong>de<br />

linguïstische verwerkingsprocess<strong>en</strong> gestoord zijn<br />

<strong>en</strong> welke intact (voor e<strong>en</strong> overzicht, zie Faber-<br />

Feik<strong>en</strong> & Links, 2002).<br />

Ruiter stelt in haar dissertatie dat er in<br />

afasietherapie twee manier<strong>en</strong> bestaan om de<br />

functionele communicatie van afasiepatiënt<strong>en</strong> te<br />

verbeter<strong>en</strong>: t<strong>en</strong> eerste probeert m<strong>en</strong> de zinsproductie<br />

te herstell<strong>en</strong> <strong>en</strong> als dat niet lukt, moet de<br />

therapie zich richt<strong>en</strong> op het comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> van<br />

het taalprobleem. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> chronisch<br />

agrammatisme ler<strong>en</strong> dan hun problem<strong>en</strong> met<br />

taal te omzeil<strong>en</strong> door hun zinn<strong>en</strong> te vere<strong>en</strong>voudig<strong>en</strong><br />

tot ellips<strong>en</strong>. De auteur stelt dat comp<strong>en</strong>satietherapie<br />

de communicatieve effectiviteit <strong>en</strong><br />

efficiëntie bij chronisch agrammatische sprekers<br />

kan verbeter<strong>en</strong>. Het <strong>en</strong>ige therapieprogramma<br />

dat focust op comp<strong>en</strong>satorisch taalgedrag is<br />

de Reduced Syntax Therapy (REST; Schl<strong>en</strong>ck,<br />

Schl<strong>en</strong>ck & Springer, 1995, Springer, Huber,<br />

Schl<strong>en</strong>ck & Schl<strong>en</strong>ck, 2000). Er kunn<strong>en</strong> echter<br />

problem<strong>en</strong> optred<strong>en</strong> bij het aanler<strong>en</strong> van<br />

nieuw taalgedrag (i.e. het sprek<strong>en</strong> in ellips<strong>en</strong>),<br />

zowel door cognitieve factor<strong>en</strong>, zoals executieve<br />

functies (d<strong>en</strong>kprocess<strong>en</strong> die cruciaal zijn bij het


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

plann<strong>en</strong> van acties <strong>en</strong> het doelgericht oploss<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> probleem), als door sociaal-emotionele<br />

factor<strong>en</strong>, zoals acceptatie <strong>en</strong> inzicht in het eig<strong>en</strong><br />

communicatief functioner<strong>en</strong>. De c<strong>en</strong>trale vraag<br />

in het onderzoek van Ruiter is daarom of de<br />

REST toegepast moet word<strong>en</strong> bij <strong>Nederlandse</strong><br />

agrammatische patiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> of agrammatische<br />

sprekers door e<strong>en</strong> comp<strong>en</strong>satoire spreekstijl zich<br />

efficiënt <strong>en</strong> begrijpelijk kunn<strong>en</strong> uitdrukk<strong>en</strong>.<br />

Daartoe is e<strong>en</strong> <strong>Nederlandse</strong> versie van de REST<br />

ontwikkeld (Ruiter, Kolk & Holtus, 2003) <strong>en</strong> de<br />

therapie is gegev<strong>en</strong> aan twaalf m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in de<br />

leeftijd tuss<strong>en</strong> de 35 <strong>en</strong> 68 jaar, van wie er ti<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> Broca-afasie hadd<strong>en</strong> <strong>en</strong> twee e<strong>en</strong> niet te<br />

classificer<strong>en</strong> afasie t<strong>en</strong> gevolge van e<strong>en</strong> CVA. De<br />

deelvrag<strong>en</strong> in het onderzoek van Ruiter zijn:<br />

- kunn<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met chronisch agrammatisme<br />

ler<strong>en</strong> om tijd<strong>en</strong>s de therapie hoogfrequ<strong>en</strong>t<br />

in ellips<strong>en</strong> te sprek<strong>en</strong>?<br />

- kunn<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met chronisch agrammatisme<br />

het effect van de REST therapie vasthoud<strong>en</strong>,<br />

met andere woord<strong>en</strong>: kunn<strong>en</strong> zij de<br />

elliptische spreekstijl toepass<strong>en</strong> in situaties<br />

waarin dat niet geoef<strong>en</strong>d is?<br />

- neemt de functionele communicatieve vaardigheid<br />

toe indi<strong>en</strong> hoogfrequ<strong>en</strong>t in ellips<strong>en</strong><br />

wordt gesprok<strong>en</strong>?<br />

- zijn er (neuro)psychologische factor<strong>en</strong> van<br />

invloed op de mate waarin agrammatische<br />

sprekers de elliptische spreekstijl kunn<strong>en</strong><br />

aanler<strong>en</strong> <strong>en</strong> vasthoud<strong>en</strong>?<br />

De deelnemers aan de therapie zijn gedur<strong>en</strong>de<br />

16 wek<strong>en</strong> vier uur per week individueel behandeld.<br />

De g<strong>en</strong>eralisatie van de elliptische spreekstijl<br />

is onderzocht <strong>en</strong> de effectiviteit van de REST<br />

therapie is bekek<strong>en</strong> door op drie meetmom<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

de communicatieve <strong>en</strong> de executieve vaardighed<strong>en</strong><br />

vast te stell<strong>en</strong>: voorafgaand aan de therapie,<br />

direct daarna <strong>en</strong> e<strong>en</strong> half jaar na de training.<br />

Hiervoor zijn e<strong>en</strong> aantal in Nederland bek<strong>en</strong>de<br />

(taal)test<strong>en</strong> voor afasiepatiënt<strong>en</strong> afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> bij<br />

de deelnemers.<br />

De uitkomst<strong>en</strong> van het onderzoek gev<strong>en</strong> aan<br />

dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met agrammatisme tijd<strong>en</strong>s de the-<br />

rapie succesvol ellips<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> om<br />

hun boodschap over te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Het criterium<br />

dat daarvoor gehanteerd is, was dat op minimaal<br />

90% van de oef<strong>en</strong>items in de therapie e<strong>en</strong> ellips<br />

moest word<strong>en</strong> geproduceerd. De deelnemers<br />

kond<strong>en</strong> hun ellips<strong>en</strong> ook toepass<strong>en</strong> op ongetraind<br />

materiaal <strong>en</strong> na e<strong>en</strong> half jaar liet<strong>en</strong> neg<strong>en</strong><br />

van de twaalf significante effect<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> van de<br />

aangeleerde elliptische spreekstijl, wat duidt op<br />

e<strong>en</strong> consolidatie van de therapie-effect<strong>en</strong>.<br />

Het mer<strong>en</strong>deel van de deelnemers toonde<br />

naast e<strong>en</strong> significante verandering van spreekstijl<br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van de communicatieve<br />

efficiëntie (89%). Om te bepal<strong>en</strong> aan<br />

welke (neuro)psychologische voorwaard<strong>en</strong><br />

moet word<strong>en</strong> voldaan om de therapie te lat<strong>en</strong><br />

slag<strong>en</strong> is gekek<strong>en</strong> naar de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de<br />

deelnemers wat betreft hun vaardigheid om in<br />

ellips<strong>en</strong> te ler<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong> <strong>en</strong> om het effect van<br />

de therapie voor langere tijd vast te houd<strong>en</strong>.<br />

Daartoe is e<strong>en</strong> onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong><br />

prev<strong>en</strong>tieve sprekers <strong>en</strong> correctieve sprekers.<br />

De eerste groep sprak al voor de therapie regelmatig<br />

in ellips<strong>en</strong>, de tweede groep niet. Voor de<br />

correctieve sprekers was de verwachting dat ze<br />

meer van de REST therapie zoud<strong>en</strong> profiter<strong>en</strong><br />

dan de prev<strong>en</strong>tieve sprekers. De correctieve<br />

sprekers blijk<strong>en</strong> sneller in ellips<strong>en</strong> te sprek<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

ze kunn<strong>en</strong> dat beter als gevraagd wordt om te<br />

wissel<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> ellips<strong>en</strong> <strong>en</strong> zinn<strong>en</strong>. Ze blijk<strong>en</strong> de<br />

elliptische spreekstijl acceptabeler te vind<strong>en</strong>. Ze<br />

zijn zich meer bewust van hun taalprobleem <strong>en</strong><br />

ze hebb<strong>en</strong> betere executieve vaardighed<strong>en</strong>. De<br />

vraag doet zich nu voor, aldus Ruiter, waarom<br />

deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die de elliptische spreekstijl will<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> daadwerkelijk de REST therapie<br />

nodig hebb<strong>en</strong>. Vervolgonderzoek is nodig<br />

om deze vraag te kunn<strong>en</strong> beantwoord<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

Ruiter geeft e<strong>en</strong> aantal mogelijke verklaring<strong>en</strong><br />

die <strong>en</strong>igszins speculatief zijn, maar zeker aanleiding<br />

gev<strong>en</strong> voor verder onderzoek. E<strong>en</strong> van de<br />

conclusies van het proefschrift is, dat de g<strong>en</strong>eraliseerbaarheid<br />

van de resultat<strong>en</strong> bevestigd moet<br />

word<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> onderzoek met meer deelnemers,<br />

maar niettemin heeft Ruiter op overtuig<strong>en</strong>de<br />

395


wijze lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat de REST therapie zowel voor<br />

<strong>Nederlandse</strong> correctieve sprekers als voor <strong>Nederlandse</strong><br />

prev<strong>en</strong>tieve sprekers met agrammatisme<br />

e<strong>en</strong> belangrijke positieve bijdrage levert aan het<br />

omgaan met hun taalproductieproblem<strong>en</strong>.<br />

396<br />

Gerard W. Bol<br />

Taalwet<strong>en</strong>schap, Rijksuniversiteit Groning<strong>en</strong><br />

Bibliografie<br />

Faber-Feik<strong>en</strong>, J.F. & P.J. Links (2002).<br />

Linguïstisch georiënteerde therapie. In:<br />

H.F.M.Peters et al. (eds.), Handboek Stem-,<br />

Spraak-, Taalpathologie, B9.3.1. Hout<strong>en</strong>/Diegem:<br />

Bohn, Stafleu & Van Loghum.<br />

Ruiter, M., H. Kolk & Holtus, P. (2003).<br />

Comp<strong>en</strong>satoire strategietraining voor<br />

chronisch agrammatisme na e<strong>en</strong> beroerte:<br />

Bevinding<strong>en</strong> pilotonderzoek. Stem-Spraak<strong>en</strong><br />

Taalpathologie 11, 192-199.<br />

Schl<strong>en</strong>ck C., K.J. Schl<strong>en</strong>ck & L. Springer<br />

(1995). Die Behandlung des Schwer<strong>en</strong> Agrammatismus<br />

– Reduzierte-Syntax-Therapie (REST).<br />

Stuttgart: Thieme.<br />

Springer, L., W. Huber, K.J. Schl<strong>en</strong>ck & C.<br />

Schl<strong>en</strong>ck (2000). Agrammatism: Deficit or<br />

comp<strong>en</strong>sation? Consequ<strong>en</strong>ces for aphasia<br />

therapy. Neuropsychological Rehabilitation 10,<br />

279-309.<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Anne Baker, Beppie van d<strong>en</strong> Bogaerde,<br />

Roland Pfau & Trude Schermer (red.). Gebar<strong>en</strong>taalwet<strong>en</strong>schap.<br />

E<strong>en</strong> inleiding. Dev<strong>en</strong>ter: Van<br />

Tricht uitgeverij, <strong>2008</strong>. 328 blz. ISBN 90 77822<br />

33 3. EUR 55,00.<br />

Het boek Gebar<strong>en</strong>taalwet<strong>en</strong>schap (GTW) is e<strong>en</strong><br />

bijzonder werk, niet alle<strong>en</strong> omdat het is geschrev<strong>en</strong><br />

door <strong>Nederlandse</strong> toponderzoekers op het<br />

gebied van de gebar<strong>en</strong>taal, maar ook omdat het<br />

ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele concurr<strong>en</strong>tie heeft te ducht<strong>en</strong>: het<br />

is het <strong>en</strong>ige actuele studieboek hier te lande op<br />

het gebied van de gebar<strong>en</strong>taalwet<strong>en</strong>schap. Dat<br />

er e<strong>en</strong> Engelstalige versie van GTW op stapel<br />

staat wijst erop dat er ook internationale belangstelling<br />

is voor dit boek <strong>en</strong> dat is waarschijnlijk<br />

mede te dank<strong>en</strong> aan de sterk cursorische opzet<br />

ervan. De tekst van de hoofdstukk<strong>en</strong> richt zich<br />

duidelijk op stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet op e<strong>en</strong> publiek<br />

van specialist<strong>en</strong> <strong>en</strong> de hoofdstukk<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gevolgd door opdracht<strong>en</strong>, die tijd<strong>en</strong>s de colleges<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>.<br />

Het boek bevat veerti<strong>en</strong> hoofdstukk<strong>en</strong>,<br />

geschrev<strong>en</strong> door de vier onderzoekers die de<br />

redactie van GTW hebb<strong>en</strong> gevoerd, <strong>en</strong> zev<strong>en</strong><br />

andere auteurs, waarmee het totale aantal schrijvers<br />

op elf komt. GTW is de gebar<strong>en</strong>taalp<strong>en</strong>dant<br />

van Appel e.a. (red.) (2002) <strong>en</strong> heeft dan ook<br />

e<strong>en</strong> vergelijkbare structuur. De hoofdstukk<strong>en</strong><br />

bestrijk<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> het hele terrein van de<br />

grammatica, maar begev<strong>en</strong> zich ook op het<br />

gebied van de taalverwerving, interactie <strong>en</strong> discourse,<br />

taalvariatie, <strong>en</strong>zovoort. Elk hoofdstuk is<br />

rijk geïllustreerd met afbeelding<strong>en</strong> <strong>en</strong> bevat veel<br />

voorbeeld<strong>en</strong>, vooral uit de <strong>Nederlandse</strong> Gebar<strong>en</strong>taal,<br />

maar ook uit meer dan twintig andere<br />

gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong>. De hoofdstukk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gevolgd<br />

door e<strong>en</strong> Sam<strong>en</strong>vatting, e<strong>en</strong> Zelftoets, Opdracht<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> Verantwoording <strong>en</strong> verder lez<strong>en</strong>.<br />

Hieronder wordt eerst kort de inhoud<br />

besprok<strong>en</strong> van elk hoofdstuk, met hier <strong>en</strong> daar<br />

e<strong>en</strong> kanttek<strong>en</strong>ing. Daarna volg<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele slotopmerking<strong>en</strong>.


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Hoofdstuk 1. Gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong> als natuurlijke tal<strong>en</strong><br />

(Anne Baker)<br />

In dit inleid<strong>en</strong>de hoofdstuk wordt het ruimtelijke<br />

aspect van gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>. Vervolg<strong>en</strong>s<br />

gaat de auteur in op het gebruik van<br />

gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong> in dov<strong>en</strong>geme<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>. Daarna<br />

wordt de relatie gelegd tuss<strong>en</strong> gebar<strong>en</strong>taal <strong>en</strong><br />

gesprok<strong>en</strong> taal. Ook komt de vraag aan de orde<br />

welke universalia gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong> of zij<br />

universalia del<strong>en</strong> met gesprok<strong>en</strong> tal<strong>en</strong>. Andere<br />

onderwerp<strong>en</strong> in dit hoofdstuk zijn de verschill<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong>, het transcriber<strong>en</strong> van deze<br />

tal<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de taalkunde van gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong>.<br />

Hoofdstuk 2. Psycholinguïstiek (Trude Schermer,<br />

Roland Pfau)<br />

Dit hoofdstuk begint met <strong>en</strong>kele algem<strong>en</strong>e<br />

beschouwing<strong>en</strong> over taal <strong>en</strong> hers<strong>en</strong><strong>en</strong>. Vervolg<strong>en</strong>s<br />

wordt ingegaan op afasie bij dove gebar<strong>en</strong>taalgebruikers,<br />

waarbij natuurlijk de constatering<br />

belangrijk is dat alle<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> beschadiging<br />

in de linkerhemisfeer belangrijke stoorniss<strong>en</strong><br />

in hun gebar<strong>en</strong>taal verton<strong>en</strong>. We zi<strong>en</strong> bij deze<br />

stoornis hetzelfde beeld als bij hor<strong>en</strong>de afatici die<br />

e<strong>en</strong> beschadiging in de linkerhemisfeer hebb<strong>en</strong>.<br />

Andere onderwerp<strong>en</strong> die ter sprake kom<strong>en</strong>, zijn<br />

de opslag <strong>en</strong> verwerking van gebar<strong>en</strong>, waarbij<br />

vooral het multiple-compon<strong>en</strong>tmodel e<strong>en</strong> rol<br />

speelt, de rol van iconiciteit bij het onthoud<strong>en</strong><br />

van gebar<strong>en</strong>, <strong>en</strong> verspreking<strong>en</strong> (slips of the hand).<br />

Bij de bespreking van de relatie tuss<strong>en</strong> vorm <strong>en</strong><br />

betek<strong>en</strong>is word<strong>en</strong> voorbeeld<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd van<br />

onomatopeeïsche woord<strong>en</strong>. Het woord slang bijvoorbeeld<br />

zou met e<strong>en</strong> s beginn<strong>en</strong> vanwege het<br />

siss<strong>en</strong>de geluid dat het dier maakt. Hoewel ik niet<br />

ontk<strong>en</strong> dat sommige woord<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onomatopeeische<br />

oorsprong hebb<strong>en</strong>, lijkt me dit bij slang niet<br />

het geval te zijn. Dit woord is e<strong>en</strong> ablautvorm<br />

van slinger<strong>en</strong>, dat in het Germaans oorspronkelijk<br />

zoiets als ‘kronkel<strong>en</strong>d’ betek<strong>en</strong>de. Met het siss<strong>en</strong>de<br />

geluid heeft die beginklank van slang dus niets<br />

te mak<strong>en</strong>, wel met de kronkel<strong>en</strong>de beweging<strong>en</strong><br />

die het dier maakt.<br />

Hoofdstuk 3. Gebar<strong>en</strong>taalverwerving (Anne<br />

Baker, Beppie van d<strong>en</strong> Bogaerde, Sonja Jansma)<br />

In dit hoofdstuk wordt besprok<strong>en</strong> hoe kin-<br />

der<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gebar<strong>en</strong>taal ler<strong>en</strong> <strong>en</strong> welke stadia zij<br />

daarbij doorlop<strong>en</strong>. Vervolg<strong>en</strong>s is de aandacht<br />

gericht op het ler<strong>en</strong> van gebar<strong>en</strong>taal als tweede<br />

taal. Daarbij zijn het vooral die elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die<br />

niet in gesprok<strong>en</strong> tal<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>, die het de<br />

tweedetaalverwerver moeilijk mak<strong>en</strong>, zoals de<br />

niet-manuele aspect<strong>en</strong> <strong>en</strong> het gebruik van de<br />

grammaticale ruimte. T<strong>en</strong> slotte wordt ingegaan<br />

op tweetalige ontwikkeling in verschill<strong>en</strong>de situaties<br />

(dove kinder<strong>en</strong> van dove ouders, hor<strong>en</strong>de<br />

kinder<strong>en</strong> van dove ouders, dove kinder<strong>en</strong> van<br />

hor<strong>en</strong>de ouders).<br />

Hoofdstuk 4. Interactie <strong>en</strong> discourse (Anne<br />

Baker, Beppie van d<strong>en</strong> Bogaerde)<br />

Dit hoofdstuk begint met de vraag hoe<br />

de communicatieve sam<strong>en</strong>werking verloopt in<br />

gesprekk<strong>en</strong> die in gebar<strong>en</strong>taal word<strong>en</strong> gevoerd.<br />

Belangrijk zijn natuurlijk ook hier de conversationele<br />

implicatuur, beurtwisseling, coher<strong>en</strong>tie,<br />

verschill<strong>en</strong>de taalhandeling<strong>en</strong>, de informatiestructuur<br />

in gebar<strong>en</strong>zinn<strong>en</strong>, <strong>en</strong> pragmatische<br />

gepastheid.<br />

Hoofdstuk 5. Constitu<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> woordsoort<strong>en</strong><br />

(Anne Baker, Roland Pfau)<br />

Het vijfde hoofdstuk begint met e<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>zetting<br />

van de verschill<strong>en</strong>de constitu<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waaruit<br />

e<strong>en</strong> gebar<strong>en</strong>zin kan bestaan. Deze kom<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong> met de constitu<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die gesprok<strong>en</strong><br />

tal<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Interessant is dat gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong><br />

de mogelijkheid k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> om adjectivische <strong>en</strong><br />

adverbiale informatie uit te drukk<strong>en</strong> door middel<br />

van e<strong>en</strong> niet-manuele modificeerder. Dit is e<strong>en</strong><br />

niet-manueel gebond<strong>en</strong> morfeem dat simultaan<br />

met het gebaar wordt gerealiseerd. Door bijvoorbeeld<br />

tegelijk met het gebaar voor huis de nietmanuele<br />

modificeerder ‘tongpunt’ te gebruik<strong>en</strong>,<br />

krijgt het gebaar e<strong>en</strong> adjectivische markering op<br />

morfologisch niveau (‘huisje/klein huis’). E<strong>en</strong><br />

adverbiale functie krijg<strong>en</strong> we door bijvoorbeeld<br />

het gebaar voor doos (dat extra groot wordt<br />

gearticuleerd) vergezeld te lat<strong>en</strong> gaan van de<br />

niet-manuele modificeerder ‘bolle wang<strong>en</strong>’ (heel<br />

groot). Ook de structuur van constitu<strong>en</strong>t<strong>en</strong> komt<br />

ter sprake, ev<strong>en</strong>als het verschil tuss<strong>en</strong> lexicale<br />

gebar<strong>en</strong> <strong>en</strong> functiegebar<strong>en</strong>.<br />

397


398<br />

Hoofdstuk 6. Enkelvoudige zinn<strong>en</strong> (Roland<br />

Pfau, Hele<strong>en</strong> Bos)<br />

In dit zeer helder geschrev<strong>en</strong> hoofdstuk<br />

wordt de functie besprok<strong>en</strong> van constitu<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in<br />

de <strong>en</strong>kel voudige zin: predicat<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun val<strong>en</strong>tie,<br />

argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> adjunct<strong>en</strong>. Vervolg<strong>en</strong>s kom<strong>en</strong><br />

de volg<strong>en</strong> de onderwerp<strong>en</strong> aan de orde: semantische<br />

<strong>en</strong> grammaticale roll<strong>en</strong>, gebar<strong>en</strong>volgorde,<br />

met aparte aandacht voor topicalisatie, zinstyp<strong>en</strong>,<br />

ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>de <strong>en</strong> bevestig<strong>en</strong>de zinn<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

pronominalisa tie.<br />

Hoofdstuk 7. Complexe zinn<strong>en</strong> (Roland<br />

Pfau)<br />

In dit hoofdstuk, dat volg<strong>en</strong>s mij het moeilijkste<br />

is van allemaal, kom<strong>en</strong> diverse soort<strong>en</strong><br />

bijzinn<strong>en</strong> voorbij die deel kunn<strong>en</strong> uitmak<strong>en</strong> van<br />

de complexe zin: complem<strong>en</strong>tzinn<strong>en</strong>, adverbiale<br />

zinn<strong>en</strong>, <strong>en</strong> betrekkelijke bijzinn<strong>en</strong>. Vervolg<strong>en</strong>s<br />

kom<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de soort<strong>en</strong> gecoördineerde<br />

zinn<strong>en</strong> voor het voetlicht. E<strong>en</strong> belangrijk verschil<br />

met gesprok<strong>en</strong> tal<strong>en</strong> is dat het in gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong><br />

soms behoorlijk lastig is om vast te stell<strong>en</strong><br />

of we te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoofdzin of<br />

e<strong>en</strong> ingebedde zin, omdat die laatste vaak ge<strong>en</strong><br />

manuele markering bezit in de vorm van e<strong>en</strong><br />

conjunctie <strong>en</strong>/of verandering van de woordvolgorde.<br />

In gecoördineerde zinn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

vaak elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> weggelat<strong>en</strong> die hetzelfde zijn in<br />

beide zinn<strong>en</strong> van de coördinatie. Het is me niet<br />

duidelijk waarom hier niet wordt gesprok<strong>en</strong> van<br />

‘sam<strong>en</strong>trekking’, maar van ‘equi-deletie’. Equideletie,<br />

eig<strong>en</strong>lijk equi-NP-deletie is e<strong>en</strong> term die<br />

uit de klassieke transformationele grammatica<br />

stamt <strong>en</strong> die betrekking had op de subject-NP<br />

in de ingebedde zin, die gedeleerd kon word<strong>en</strong><br />

als hij corefer<strong>en</strong>tieel was met e<strong>en</strong> NP in<br />

de hoofdzin (zie o.a. Crystal <strong>2008</strong>). De term<br />

wordt in het bov<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde Appel e.a. (2002)<br />

gebruikt voor, inderdaad, complexe zinn<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> beknopte zin <strong>en</strong> niet voor weglating van<br />

overe<strong>en</strong>komstige constitu<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in gecoördineerde<br />

structur<strong>en</strong>.<br />

Hoofdstuk 8. Lexicon (Trude Schermer, Rita<br />

Harder)<br />

Dit hoofdstuk gaat over de structuur van<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

het gebar<strong>en</strong>lexicon, de relatie tuss<strong>en</strong> de vorm<br />

van het gebaar <strong>en</strong> zijn betek<strong>en</strong>is, die arbitrair of<br />

iconisch is, gebar<strong>en</strong>woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong>, metafor<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> idioom, <strong>en</strong> betek<strong>en</strong>isrelaties. Bij dat laatste<br />

onderwerp moet<strong>en</strong> we d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan bijvoorbeeld<br />

homonymie <strong>en</strong> polysemie.<br />

Hoofdstuk 9. Woordvorming (Roland Pfau)<br />

In dit hoofdstuk komt onder meer de geleedheid<br />

van e<strong>en</strong> gebaar aan de orde. Die geleedheid kan<br />

op veel verschill<strong>en</strong>de manier<strong>en</strong> tot stand kom<strong>en</strong>,<br />

bijvoorbeeld door e<strong>en</strong> sequ<strong>en</strong>tieel proces toe te<br />

pass<strong>en</strong>. Door de beide gebar<strong>en</strong> voor slap<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

kamer sam<strong>en</strong> te voeg<strong>en</strong>, ontstaat het gebaar voor<br />

slaapkamer (<strong>Nederlandse</strong> <strong>en</strong> Vlaamse Gebar<strong>en</strong>taal).<br />

Geleedheid kan in gebar<strong>en</strong>taal echter ook<br />

simultaan tot stand kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee hebb<strong>en</strong><br />

we naast het verschil in modaliteit tuss<strong>en</strong> gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong> tal<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> verschijnsel te<br />

pakk<strong>en</strong> waarin beide tal<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>lijk verschill<strong>en</strong>,<br />

hoewel simultaneïteit, zij het in veel mindere<br />

mate, ook wel voorkomt in gesprok<strong>en</strong> tal<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

voorbeeld van e<strong>en</strong> simultaan proces dat tot e<strong>en</strong><br />

geleed woord leidt: de niet-manuele modificeerder<br />

‘bolle wang<strong>en</strong>’ wordt tegelijk met het gebaar<br />

voor bal gearticuleerd, wat dan ‘grote bal’ oplevert<br />

(zie voor andere voorbeeld<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>, bij de<br />

bespreking van hoofdstuk 5). Ook aan de orde<br />

kom<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>stelling, derivatie, flexie (waaronder<br />

tijd <strong>en</strong> aspect, congru<strong>en</strong>tie, meervoudsvorming),<br />

<strong>en</strong> incorporatie <strong>en</strong> classificatie, waarvan<br />

niet duidelijk is of ze bij e<strong>en</strong> van de eerste drie<br />

f<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong> behor<strong>en</strong>.<br />

Hoofdstuk 10. Fonetiek (Onno Crasborn, Els<br />

van der Kooij)<br />

Bijzonder helder geschrev<strong>en</strong> is het hoofdstuk<br />

over de fonetiek in het gebar<strong>en</strong>taalonderzoek.<br />

In de fonetiek van gebar<strong>en</strong>taal houdt m<strong>en</strong><br />

zich <strong>en</strong>erzijds bezig met de visuele perceptie van<br />

gebar<strong>en</strong>taal <strong>en</strong> anderzijds met de fysieke eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

die e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> bij de productie van<br />

gebar<strong>en</strong>taal, zoals de spier<strong>en</strong> van de arm, hand<br />

<strong>en</strong> vinger. De beweging<strong>en</strong> die ontstaan doordat<br />

de spier<strong>en</strong> in werking zijn gezet, kunn<strong>en</strong> op drie<br />

niveaus beschrev<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Er moet word<strong>en</strong><br />

aangegev<strong>en</strong> welke spier bij e<strong>en</strong> gebaar betrokk<strong>en</strong>


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

is <strong>en</strong> wat deze doet, in de tweede plaats welk<br />

gewricht wat doet <strong>en</strong> in de derde plaats welke<br />

del<strong>en</strong> van het lichaam welke activiteit<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong>.<br />

Ook is er in dit hoofdstuk aandacht voor de<br />

notatiesystem<strong>en</strong> voor gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong><br />

Hoofdstuk 11. Fonologie (Els van der Kooij,<br />

Onno Crasborn)<br />

De fonologie van gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong> richt zich op<br />

de verschill<strong>en</strong>de bouwst<strong>en</strong><strong>en</strong> (basiselem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>)<br />

waaruit e<strong>en</strong> gebaar bestaat, welke invulling<strong>en</strong><br />

van die basiselem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>isonderscheid<strong>en</strong>d<br />

kunn<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> welke regels de bouwst<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> gebaar kunn<strong>en</strong> ondergaan in de context<br />

van andere gebar<strong>en</strong>. Ook het verschil tuss<strong>en</strong><br />

foneem <strong>en</strong> allofoon komt aan de orde. Over de<br />

condities waaronder we van allofoon mog<strong>en</strong><br />

sprek<strong>en</strong> in gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong>, is minder bek<strong>en</strong>d dan<br />

in gesprok<strong>en</strong> tal<strong>en</strong>. Het voert te ver om hier dieper<br />

op dit onderwerp in te gaan. In dit hoofdstuk<br />

van GTW had van mij iets meer gezegd mog<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> over het verschil met gesprok<strong>en</strong> tal<strong>en</strong> op<br />

dit gebied.<br />

Hoofdstuk 12. Taalvariatie <strong>en</strong> standaardisatie<br />

(Trude Schermer)<br />

Dit hoofdstuk gaat over onderwerp<strong>en</strong> als<br />

dialect <strong>en</strong> standaardtaal, variatie in gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong>,<br />

de status <strong>en</strong> erk<strong>en</strong>ning van gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong>,<br />

taalpolitiek <strong>en</strong> taalbeleid, <strong>en</strong> standaardisatie.<br />

Hoofdstuk 13. Taalverandering <strong>en</strong> taalcontact<br />

(Trude Schermer, Roland Pfau)<br />

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de<br />

geschied<strong>en</strong>is van gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong>, families van<br />

gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong>, verandering<strong>en</strong> die zich in de loop<br />

der tijd in deze tal<strong>en</strong> voltrekk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> taalcontact.<br />

Hoofdstuk 14. Tweetaligheid <strong>en</strong> educatie<br />

(Beppie van d<strong>en</strong> Bogaerde, Marjolein Buré,<br />

Connie Fortg<strong>en</strong>s)<br />

Dit laatste hoofdstuk begint met e<strong>en</strong> bespreking<br />

van de tweetalige dov<strong>en</strong>geme<strong>en</strong>schap.<br />

Daarna kom<strong>en</strong> de geschied<strong>en</strong>is van het dov<strong>en</strong>onderwijs<br />

<strong>en</strong> het tweetalig onderwijs aan de<br />

orde.<br />

E<strong>en</strong> uitgebreid <strong>en</strong> uniek werk als Gebar<strong>en</strong>taalwet<strong>en</strong>schap<br />

verdi<strong>en</strong>t natuurlijk veel meer aandacht<br />

dan mogelijk is in beknopte bespreking<strong>en</strong> als<br />

deze. Het boek is e<strong>en</strong> belangrijke aanwinst voor<br />

iedere<strong>en</strong> die studie maakt van gebar<strong>en</strong>tal<strong>en</strong>.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is het helder geschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> de poging<br />

om het werk geschikt <strong>en</strong> gebruikersvri<strong>en</strong>delijk te<br />

mak<strong>en</strong> voor stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, is naar mijn m<strong>en</strong>ing zeer<br />

geslaagd, niet alle<strong>en</strong> door die heldere stijl, maar<br />

ook door de cursorische opzet van het geheel.<br />

Het boek zal na vertaling ook internationaal<br />

zijn weg wel vind<strong>en</strong>. Tot slot nog het volg<strong>en</strong>de.<br />

GTW wordt gebruikt voor stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van zowel<br />

universiteit als hogeschool. Voor sommige stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

levert dit boek door de complexiteit van<br />

de materie de nodige hoofdbrek<strong>en</strong>s op. Dat valt<br />

echter niet het boek te verwijt<strong>en</strong>. Hier zal de<br />

doc<strong>en</strong>t zich voor de taak gesteld moet<strong>en</strong> zi<strong>en</strong><br />

om met extra uitleg <strong>en</strong> e<strong>en</strong> goed werkboek zijn<br />

leerdoel<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong>.<br />

Schalkhaar, september <strong>2009</strong><br />

Bibliografie<br />

Jan Nij<strong>en</strong> Twilhaar 1<br />

Appel, R., A. Baker, K. H<strong>en</strong> geveld, F. Kuik<strong>en</strong><br />

& P. Muysk<strong>en</strong> (red.) (2002). Taal <strong>en</strong><br />

taalwet<strong>en</strong>schap. Oxford: Black well.<br />

Crystal, D. (<strong>2008</strong>). A dictionary of linguistics and<br />

phonetics. Oxford: Blackwell.<br />

1 Met dank aan Beppie van d<strong>en</strong> Bogaerde voor<br />

haar comm<strong>en</strong>taar op de eerste versie van deze<br />

bespreking.<br />

399


Joke de Lange. Article omission in headlines and<br />

child language: a proces sing approach. Utrecht: LOT,<br />

<strong>2008</strong>. X + 305 blz. ISBN 90 78328 63 6. EUR<br />

25,95.<br />

Het is e<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d verschijnsel dat kinder<strong>en</strong><br />

bepaalde functionele elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> weglat<strong>en</strong><br />

in hun taaluiting<strong>en</strong>. Ook in sommige registers<br />

in de taal van volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> is dit mogelijk.<br />

Joke de Lange bestudeert in haar proefschrift<br />

de omissie van lidwoord<strong>en</strong> bij taalverwerv<strong>en</strong>de<br />

kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> in krant<strong>en</strong>kopp<strong>en</strong>. Tuss<strong>en</strong> deze<br />

verschijnsel<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> interessante overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

te bestaan. Het doel van het proefschrift is<br />

dan ook om e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke verklaring<br />

hiervoor te vind<strong>en</strong>. Er wordt met name gekek<strong>en</strong><br />

naar twee tal<strong>en</strong>, het Nederlands <strong>en</strong> het Italiaans.<br />

De verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> deze twee tal<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

verklaard met behulp van de verwerkinsgcapaciteit<br />

(processing) van lidwoord<strong>en</strong> in deze tal<strong>en</strong>.<br />

De Lange laat op overtuig<strong>en</strong>de wijze zi<strong>en</strong> hoe de<br />

verwerkinsgcapaciteit gemet<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

stelt hiervoor e<strong>en</strong> nieuw model voor. Het proefschrift<br />

bestaat uit vijf hoofdstukk<strong>en</strong>, gevolgd<br />

door e<strong>en</strong> korte algem<strong>en</strong>e conclusie.<br />

In het eerste hoofdstuk, e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e inleiding,<br />

geeft De Lange e<strong>en</strong> beschrijving van de<br />

paradigma’s van lidwoord<strong>en</strong> in het Nederlands<br />

<strong>en</strong> in het Italiaans. Het Nederlands beschikt<br />

over veel minder vorm<strong>en</strong> dan het Italiaans. Er<br />

zijn slechts drie vorm<strong>en</strong> in het Nederlands: het<br />

bepaalde de voor mannelijke <strong>en</strong> vrouwelijke zelfstandige<br />

naamwoord<strong>en</strong> in het <strong>en</strong>kelvoud <strong>en</strong> alle<br />

zelfstandige naamwoord<strong>en</strong> in het meervoud, het<br />

bepaalde het voor onzijdige zelfstandige naamwoord<strong>en</strong><br />

in het <strong>en</strong>kelvoud <strong>en</strong> het onbepaalde<br />

e<strong>en</strong> voor alle zelfstandige naamwoord<strong>en</strong> in het<br />

<strong>en</strong>kelvoud. In het Italiaans daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> zijn er<br />

maar liefst neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong>. Het<br />

Italiaans onderscheidt zowel in het <strong>en</strong>kelvoud<br />

als in het meervoud <strong>en</strong> zowel voor bepaalde<br />

als voor onbepaalde lidwoord<strong>en</strong> mannelijke <strong>en</strong><br />

vrouwelijke vorm<strong>en</strong> van het lidwoord. Daarnaast<br />

beschikt het Italiaans ook over e<strong>en</strong> del<strong>en</strong>d<br />

lidwoord <strong>en</strong> zijn er verschill<strong>en</strong>de lidwoordsvor-<br />

400<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

m<strong>en</strong> voor zelfstandige naamwoord<strong>en</strong> die met<br />

e<strong>en</strong> klinker beginn<strong>en</strong> <strong>en</strong> zelfstandige naamwoord<strong>en</strong><br />

die met e<strong>en</strong> medeklinker beginn<strong>en</strong>. Op<br />

het eerste gezicht lijkt het dus moeilijker om e<strong>en</strong><br />

lidwoord te producer<strong>en</strong> in het Italiaans. Maar<br />

het feit het Nederlands minder verschill<strong>en</strong>de<br />

vorm<strong>en</strong> van het lidwoord heeft, maakt ook dat<br />

deze vorm<strong>en</strong> meer ambigu zijn wat betreft hun<br />

grammaticale functies dan de vorm<strong>en</strong> van het<br />

lidwoord in het Italiaans. Dit blijkt later van<br />

belang te zijn in de analyse van De Lange.<br />

In het tweede hoofdstuk wordt de psycholinguïstische<br />

achtergrond geschetst. De Lange<br />

pres<strong>en</strong>teert e<strong>en</strong> model voor de selectie van<br />

lidwoord<strong>en</strong> dat gebaseerd is op modell<strong>en</strong> van<br />

Levelt, Avrutin <strong>en</strong> Caramazza <strong>en</strong> collega’s. Het<br />

model is bedoeld voor normale sprekers <strong>en</strong><br />

sprekers met e<strong>en</strong> verminderde verwerkingscapaciteit,<br />

voor de productie van lidwoord<strong>en</strong> onder<br />

normale <strong>en</strong> speciale omstandighed<strong>en</strong>. In kindertaal<br />

is er sprake van sprekers met e<strong>en</strong> beperkte<br />

verwerkingscapaciteit (omdat de hers<strong>en</strong><strong>en</strong> van<br />

kinder<strong>en</strong> nog niet volledig ontwikkeld zijn). Bij<br />

het lez<strong>en</strong> van krant<strong>en</strong>kopp<strong>en</strong> gaat het om taalgebruikers<br />

met e<strong>en</strong> normale verwerkingscapaciteit,<br />

die e<strong>en</strong> beperkte tijd beschikbaar hebb<strong>en</strong><br />

(krant<strong>en</strong>lezers scann<strong>en</strong> als het ware de inhoud<br />

van de kopp<strong>en</strong> <strong>en</strong> will<strong>en</strong> in zo kort mogelijke tijd<br />

zo veel mogelijk informatie tot zich nem<strong>en</strong>).<br />

In het derde hoofdstuk pres<strong>en</strong>teert De Lange<br />

de resultat<strong>en</strong> van haar eig<strong>en</strong> onderzoek. Als eerste<br />

heeft ze e<strong>en</strong> database sam<strong>en</strong>gesteld van krant<strong>en</strong>kopp<strong>en</strong><br />

uit <strong>Nederlandse</strong> <strong>en</strong> Italiaanse krant<strong>en</strong>.<br />

Uit de analyse van deze krant<strong>en</strong>kopp<strong>en</strong> blijkt dat<br />

lidwoord<strong>en</strong> in het Nederlands vaker word<strong>en</strong><br />

weggelat<strong>en</strong> dan in het Italiaans. Verder valt e<strong>en</strong><br />

aantal andere zak<strong>en</strong> op: het weglat<strong>en</strong> van het<br />

lidwoord wordt beïnvloed door 1) de positie<br />

van het zelfstandig naamwoord (omissies do<strong>en</strong><br />

zich vaker voor aan het begin van de zin); 2) de<br />

finietheid van het werkwoord (omissies tred<strong>en</strong><br />

vaker op als er ge<strong>en</strong> finiet werkwoord aanwezig<br />

is); <strong>en</strong> 3) het gebruik van e<strong>en</strong> voorzetsel (omissies<br />

kom<strong>en</strong> minder vaak voor als het zelfstandig<br />

naamwoord direct volgt op e<strong>en</strong> voorzetsel). Als


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

vervolg hierop heeft De Lange e<strong>en</strong> experim<strong>en</strong>t<br />

uitgevoerd met 50 <strong>Nederlandse</strong> <strong>en</strong> 34 Italiaanse<br />

krant<strong>en</strong>lezers. Er werd hun gevraagd e<strong>en</strong> oordeel<br />

te gev<strong>en</strong> over krant<strong>en</strong>kopp<strong>en</strong> waarin het<br />

lidwoord al dan niet werd weggelat<strong>en</strong>, in de<br />

bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde context<strong>en</strong>. De resultat<strong>en</strong> van<br />

dit experim<strong>en</strong>t bevestig<strong>en</strong> de bevinding<strong>en</strong> van<br />

de database-analyse. Als laatste analyseert De<br />

Lange de omissie van lidwoord<strong>en</strong> in longitudinale<br />

spontane taaldata van vier <strong>Nederlandse</strong> <strong>en</strong><br />

vier Italiaanse kinder<strong>en</strong> in de leeftijd van 1;7 tot<br />

3 jaar, van wie de gegev<strong>en</strong>s afkomstig zijn van<br />

de Childes database. Het blijkt dat <strong>Nederlandse</strong><br />

kinder<strong>en</strong> vaker het lidwoord weglat<strong>en</strong> dan Italiaanse<br />

kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat het lidwoord vaker weggelat<strong>en</strong><br />

wordt aan het begin van de zin <strong>en</strong> als<br />

er ge<strong>en</strong> finiet werkwoord aanwezig is. Het zou<br />

interessant geweest zijn om, net als in het geval<br />

van de krant<strong>en</strong>kopp<strong>en</strong>, ook experim<strong>en</strong>tele data<br />

te hebb<strong>en</strong> over de omissie van lidwoord<strong>en</strong> in<br />

specifieke taalkundidige context<strong>en</strong>, die de bevinding<strong>en</strong><br />

nog meer gewicht zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> gev<strong>en</strong>.<br />

Hoe dan ook, het weglat<strong>en</strong> van lidwoord<strong>en</strong> in<br />

kindertaal vertoont sterke gelijk<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> met het<br />

weglat<strong>en</strong> van lidwoord<strong>en</strong> in krant<strong>en</strong>kopp<strong>en</strong>, wat<br />

duidt op e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke oorzaak.<br />

E<strong>en</strong> belangrijk gegev<strong>en</strong> wat betreft de omissie<br />

van lidwoord<strong>en</strong> is dat deze facultatief is. Dit<br />

suggereert dat omissie niet gestuurd wordt door<br />

str<strong>en</strong>ge grammaticale restricties of regels. Het<br />

feit dat omissies ook in volwass<strong>en</strong> taal (zij het<br />

in speciale registers) voorkom<strong>en</strong> bevestigt dit. In<br />

hoofdstuk 4 gaat De Lange dan ook niet op zoek<br />

naar e<strong>en</strong> verklaring die gebaseerd is op de structuur<br />

van lidwoord<strong>en</strong> <strong>en</strong> zelfstandig naamwoord<strong>en</strong>,<br />

maar kijkt ze naar de verwerkingscapaciteit<br />

die nodig is om e<strong>en</strong> lidwoord te producer<strong>en</strong>.<br />

Aangezi<strong>en</strong> het niet aannemelijk is dat er e<strong>en</strong><br />

verschil bestaat in de verwerkingscapaciteit van<br />

de hers<strong>en</strong><strong>en</strong> bij <strong>Nederlandse</strong> <strong>en</strong> bij Italiaanse<br />

sprekers, moet dat betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat de productie<br />

van e<strong>en</strong> lidwoord meer verwerkingscapaciteit<br />

vraagt in het Nederlands dan in het Italiaans.<br />

De Lange stelt nu e<strong>en</strong> methode voor waarmee<br />

de verwerkingscapaciteit op e<strong>en</strong> objectieve wijze<br />

gemet<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>. Deze is gebaseerd op e<strong>en</strong><br />

methode die gebruikt is in Shannon & Weavers<br />

Informatie Theorie. De selectie van e<strong>en</strong> lidwoord<br />

is het resultaat van e<strong>en</strong> ‘competitiestrijd’ tuss<strong>en</strong><br />

alle lidwoord<strong>en</strong> van de groep lidwoord<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> taal. Hoe sterker de competitiestrijd,<br />

hoe groter de onzekerheid <strong>en</strong> des te meer verwerkingscapaciteit<br />

er nodig is om e<strong>en</strong> bepaald<br />

lidwoord te selecter<strong>en</strong>. De onzekerheidsgraad<br />

wordt ‘<strong>en</strong>tropie’ g<strong>en</strong>oemd. Om zoals in het geval<br />

van lidwoord<strong>en</strong> in het Nederlands <strong>en</strong> in het<br />

Italiaans sets van ongelijke grootte met elkaar te<br />

vergelijk<strong>en</strong> is het nodig de relatieve <strong>en</strong>tropie (of<br />

de gemiddelde informatieve waarde van e<strong>en</strong> elem<strong>en</strong>t<br />

uit e<strong>en</strong> set) te berek<strong>en</strong><strong>en</strong>. Deze geeft aan<br />

hoe ver de eig<strong>en</strong>lijke <strong>en</strong>tropie van de maximale<br />

onzekerheidsgraad af ligt. Als er grote verschill<strong>en</strong><br />

zijn in de waarschijnlijkheidsverdeling van de<br />

elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, dan is de relatieve <strong>en</strong>tropie laag. Hoe<br />

hoger de relatieve <strong>en</strong>tropie, des te moeilijker is<br />

de selectie van e<strong>en</strong> lidwoord <strong>en</strong> des te meer verwerkingscapaciteit<br />

is er nodig. De Lange toont<br />

met behulp van nauwkeurige berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> aan<br />

dat de relatieve <strong>en</strong>tropie van de lidwoord<strong>en</strong>set in<br />

het Nederlands hoger is dan die van de lidwoord<strong>en</strong>set<br />

in het Italiaans. Met andere woord<strong>en</strong>, de<br />

selectie van e<strong>en</strong> lidwoord kost meer inspanning<br />

in het Nederlands dan in het Italiaans. De Lange<br />

laat verder zi<strong>en</strong> dat de methode van de relatieve<br />

<strong>en</strong>tropie ook de andere eerder g<strong>en</strong>oemde<br />

factor<strong>en</strong> die van invloed zijn op de omissie van<br />

lidwoord<strong>en</strong> kan verklar<strong>en</strong>.<br />

In het vijfde <strong>en</strong> laatste hoofstuk wordt het<br />

model van De Lange toegepast op e<strong>en</strong> andere<br />

taal, het Duits. Dit is net als het Nederlands<br />

e<strong>en</strong> Germaanse taal, maar met e<strong>en</strong> heel ander<br />

lidwoord<strong>en</strong>-paradigma. Er word<strong>en</strong> drie geslacht<strong>en</strong><br />

onderscheid<strong>en</strong> <strong>en</strong> ook de naamval wordt<br />

aangegev<strong>en</strong> in het lidwoord. Sommige vorm<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> echter verschill<strong>en</strong>de functies hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

er is dus niet e<strong>en</strong> aparte vorm voor elke functie.<br />

E<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing van de relatieve <strong>en</strong>tropie van<br />

lidwoord<strong>en</strong> in het Duits toont aan dat die tuss<strong>en</strong><br />

die van het Nederlands <strong>en</strong> die van het Italiaans<br />

in ligt. M<strong>en</strong> kan zich afvrag<strong>en</strong> waarom de resul-<br />

401


tat<strong>en</strong> van het Duits in e<strong>en</strong> apart hoofdstuk zijn<br />

ondergebracht. Aanvankelijk wordt ook niet<br />

helemaal duidelijk waarom juist het Duits erbij<br />

gehaald wordt. Dit neemt niet weg dat de analyse<br />

van lidwoord<strong>en</strong> in deze taal precies past in<br />

het door De Lange voorgestelde model <strong>en</strong> dat de<br />

data dus relevant zijn voor het proefschrift <strong>en</strong><br />

juist meer waarde gev<strong>en</strong> aan het model.<br />

Het proefschrift van De Lange biedt e<strong>en</strong><br />

waardevolle bijdrage aan de studie van kindertaal.<br />

De link met de omissie van lidwoord<strong>en</strong><br />

in volwass<strong>en</strong> taal laat zi<strong>en</strong> dat kindertaal niet<br />

op zichzelf staat <strong>en</strong> dat afwijking<strong>en</strong> gestuurd<br />

word<strong>en</strong> door algem<strong>en</strong>e principes die aan taal<br />

t<strong>en</strong> grondslag ligg<strong>en</strong>. Dit pleit ook voor e<strong>en</strong> continuïteitshypothese<br />

voor de ontwikkeling van<br />

kindertaal naar volwass<strong>en</strong> taal. De aangetoonde<br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> de geme<strong>en</strong>schappelijke verklaring<br />

vorm<strong>en</strong> naar mijn m<strong>en</strong>ing e<strong>en</strong> van de<br />

verdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> van het proefschrift. E<strong>en</strong> andere<br />

verdi<strong>en</strong>ste is dat er e<strong>en</strong> concrete methode voorgesteld<br />

wordt om de verwerkingscapaciteit te<br />

met<strong>en</strong>. In de taalverwervingsliteratuur wordt<br />

deze term regelmatig gebruikt, maar vaak blijft<br />

het dan bij e<strong>en</strong> meer abstracte notie. Zowel het<br />

bestuder<strong>en</strong> van heel verschill<strong>en</strong>de domein<strong>en</strong> van<br />

de taal (kindertaal <strong>en</strong> krant<strong>en</strong>kopp<strong>en</strong> in volwass<strong>en</strong><br />

taal) als het gebruik van precieze wiskundige<br />

berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> taalkundig verschijnsel te<br />

verklar<strong>en</strong>, geeft het proefschrift e<strong>en</strong> interdisciplinair<br />

<strong>en</strong> daardoor origineel karakter. Met dit<br />

originele onderzoek is De Lange erin geslaagd<br />

om e<strong>en</strong> bevredig<strong>en</strong>d antwoord te vind<strong>en</strong> op de<br />

door haar gestelde onderzoeksvrag<strong>en</strong>.<br />

nellekestrik@gmail.com<br />

402<br />

Nelleke Strik<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Pieter Muysk<strong>en</strong>. Functional categories. Cambridge:<br />

Cambridge University Press, <strong>2008</strong> [Cambridge<br />

Studies in Linguistics 117]. XXII + 297 blz.<br />

<strong>2008</strong>. ISBN ISBN 0 521 61998 1 (Pb). BP 21,99.<br />

Er zijn over functionele categorieën (voortaan:<br />

F-cats) veel brand<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong> te stell<strong>en</strong>. Het<br />

begint eig<strong>en</strong>lijk al met de definitie: hoe stell<strong>en</strong><br />

we vast of e<strong>en</strong> bepaald elem<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> F-cat<br />

is of e<strong>en</strong> L(exicale)-cat? Wat do<strong>en</strong> F-cats wat<br />

L-cats niet do<strong>en</strong>, <strong>en</strong> andersom? Ook als we over<br />

de definitiekwestie he<strong>en</strong> stapp<strong>en</strong> (we hebb<strong>en</strong><br />

immers wel e<strong>en</strong> vaag idee: F-cats vervull<strong>en</strong><br />

“grammaticale functies” in plaats van iets te<br />

“betek<strong>en</strong><strong>en</strong>”; de Chinez<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> deze intuïtie<br />

goed weer door F-cats <strong>en</strong> L-cats “lege” respectievelijk<br />

“volle woord<strong>en</strong>” te noem<strong>en</strong>), kunn<strong>en</strong> we<br />

gemakkelijk allerlei, niet minder fundam<strong>en</strong>tele<br />

vrag<strong>en</strong> bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. Daar zijn algem<strong>en</strong>e onder,<br />

zoals: waar hebb<strong>en</strong> we F-cats eig<strong>en</strong>lijk voor<br />

nodig? <strong>en</strong>: vind<strong>en</strong> we dezelfde F-cats terug in<br />

alle tal<strong>en</strong> van de wereld?, <strong>en</strong> minder algem<strong>en</strong>e,<br />

zoals: vind<strong>en</strong> we de F-cats die we in het verbale<br />

domein of dat van de zin aantreff<strong>en</strong> terug in het<br />

nominale domein, al dan niet in vermomming?<br />

<strong>en</strong>: Zit het verschil tuss<strong>en</strong> “analytische” <strong>en</strong> “synthetische”<br />

tal<strong>en</strong> ’m wellicht in de manier waarop<br />

ze de F-cats vorm gev<strong>en</strong>?<br />

Biedt Muysk<strong>en</strong>s boek pasklare antwoord<strong>en</strong><br />

op deze vrag<strong>en</strong>? Nee, dat niet. Maar na zorgvuldige<br />

bestudering ervan hebb<strong>en</strong> we wel e<strong>en</strong><br />

veel beter idee van de manier waarop we deze<br />

vrag<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong>, al is het alle<strong>en</strong> al, om<br />

maar weer bij de definitie te beginn<strong>en</strong>, omdat<br />

Muysk<strong>en</strong> aan de hand van heel veel details laat<br />

zi<strong>en</strong> dat het niet e<strong>en</strong>voudig is e<strong>en</strong> scheidslijn te<br />

trekk<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> F-cats aan de <strong>en</strong>e <strong>en</strong> L-cats aan<br />

de andere kant. Er is veeleer sprake van e<strong>en</strong><br />

continuüm. Dat wist<strong>en</strong> we erg<strong>en</strong>s wel, maar<br />

Muysk<strong>en</strong> maakt het heel concreet. Hij laat zi<strong>en</strong><br />

(sam<strong>en</strong>gevat in e<strong>en</strong> afbeelding op pagina 245)<br />

dat het marker<strong>en</strong> van definietheid (het nominale<br />

domein!) <strong>en</strong> finietheid (de zin!) het wez<strong>en</strong>sk<strong>en</strong>merk,<br />

de kern, van het functionele systeem<br />

vormt. Vanuit dat hart kunn<strong>en</strong> we in t<strong>en</strong>minste


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

vier richting<strong>en</strong> stapsgewijs bij lexicale(re) categorieën<br />

uitkom<strong>en</strong>. Zo kom<strong>en</strong> we vanuit de kern<br />

via congru<strong>en</strong>tiemarkeerders, clitische pronomina,<br />

sterke pronomina <strong>en</strong> classificeerders uit bij<br />

het nom<strong>en</strong> <strong>en</strong>, om nog e<strong>en</strong> voorbeeld te gev<strong>en</strong>,<br />

via tempusmarkeerders, hulpwerkwoord<strong>en</strong> van<br />

aspect, modale hulpwerkwoord<strong>en</strong> <strong>en</strong> “restructuring<br />

verbs” bij het werkwoord.<br />

Wat Muysk<strong>en</strong> ook op overtuig<strong>en</strong>de wijze<br />

laat zi<strong>en</strong> is dat de F-cats elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn met<br />

eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> die ze interessant mak<strong>en</strong> vanuit<br />

semantisch, syntactisch, fonologisch, lexicaal<br />

<strong>en</strong> pragmatisch oogpunt. Hij verbindt hier de<br />

conclusie aan dat het weinig zin heeft ze vanuit<br />

slechts e<strong>en</strong> van deze oogpunt<strong>en</strong> te bestuder<strong>en</strong>.<br />

Om echt inzicht te krijg<strong>en</strong> in de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>de<br />

eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de F-cats moet<strong>en</strong> we ons<br />

rek<strong>en</strong>schap gev<strong>en</strong> van hun multidim<strong>en</strong>sionale<br />

karakter.<br />

Het boek bestaat uit 18 hoofdstukk<strong>en</strong> die,<br />

met uitzondering van de inleiding <strong>en</strong> de conclusie,<br />

zijn verdeeld in de volg<strong>en</strong>de vier groep<strong>en</strong>:<br />

grammatica, historische taalkunde, psycholinguïstiek<br />

<strong>en</strong> taalcontact <strong>en</strong> tweetaligheid. In de<br />

verschill<strong>en</strong>de hoofdstukk<strong>en</strong> wordt steeds vanuit<br />

e<strong>en</strong> andere invalshoek naar F-cats gekek<strong>en</strong>, met<br />

de uiteindelijke bedoeling meer over de verschill<strong>en</strong>de<br />

dim<strong>en</strong>sies van de F-cats te wet<strong>en</strong> te<br />

kom<strong>en</strong>. De verschill<strong>en</strong>de hoofdstukk<strong>en</strong> richt<strong>en</strong><br />

zich op de plaats van de F-cat in taaltypologie<br />

(hoofdstuk 2), op de lexicale, morfologische <strong>en</strong><br />

fonologische kant<strong>en</strong> van de F-cat (3), de status<br />

van de F-cat in pragmatiek <strong>en</strong> semantiek (4) <strong>en</strong><br />

in de (g<strong>en</strong>eratieve) syntaxis (5). De hoofdstukk<strong>en</strong><br />

6 <strong>en</strong> 7 kijk<strong>en</strong> naar de F-cat vanuit historisch<br />

perspectief. Hoofdstuk 6 gaat in op het feit dat<br />

vele elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die wij k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> als F-cats zijn<br />

ontstaan uit L-cats – via grammaticalisatie, e<strong>en</strong><br />

proces dat door Muysk<strong>en</strong> wordt gedefinieerd als<br />

“the recruitm<strong>en</strong>t, across time, of lexical elem<strong>en</strong>ts<br />

for grammatical purposes” (p. 73). Ter onderstreping<br />

van zijn pleidooi voor e<strong>en</strong> multidim<strong>en</strong>sionale<br />

aanpak van de F-cats maakt Muysk<strong>en</strong> aan<br />

de hand van verschill<strong>en</strong>de voorbeeld<strong>en</strong> duidelijk<br />

dat grammaticalisatie e<strong>en</strong> proces is dat invloed<br />

heeft op alle aspect<strong>en</strong> van de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in kwestie<br />

– hun fonologische vorm, hun betek<strong>en</strong>is, hun<br />

grammaticale status, etc.: op al deze vlakk<strong>en</strong> zi<strong>en</strong><br />

we e<strong>en</strong> ontwikkeling van (relatief) complex naar<br />

(relatief) simplex, van (relatief) flexibel naar<br />

(relatief) star. Hoofdstuk 7 gaat over reconstructie<br />

(met name het Proto-Indo-Europees). Het is<br />

e<strong>en</strong> van de mooiste hoofdstukk<strong>en</strong> uit het boek.<br />

Hier blijkt dat niet van alle F-cats met zekerheid<br />

kan word<strong>en</strong> gezegd dat ze zijn ontstaan door<br />

grammaticalisatie. Muysk<strong>en</strong> laat zi<strong>en</strong> dat categorieën<br />

als pronomina <strong>en</strong> geslachtsmarkeerders<br />

uiterst stabiel zijn. Hij concludeert dat F-cats die<br />

tot e<strong>en</strong> paradigma behor<strong>en</strong> (zoals pronomina)<br />

eerder stabiliteit te zi<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> dan andere. We<br />

ler<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> dat het nominale domein in de<br />

loop van de ontwikkeling<strong>en</strong> die van het Proto-<br />

Indo-Europees ebb<strong>en</strong> geleid tot de Indo-Europese<br />

tal<strong>en</strong> zoals we ze nu k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> veel stabieler is<br />

geweest dan het verbale.<br />

Hoe zit het (hoofdstuk 8) met de F-cats<br />

(teg<strong>en</strong>over de L-cats) in de productie van spraak<br />

(bijvoorbeeld bij verspreking<strong>en</strong>)? Is er op hers<strong>en</strong>scans<br />

verschil te zi<strong>en</strong>, bijvoorbeeld in lokalisatie?<br />

Wat ler<strong>en</strong> we over F-cats als we kijk<strong>en</strong><br />

naar eerste <strong>en</strong> tweede taalverwerving, tweetaligheid<br />

<strong>en</strong> taalontwikkeling (hoofdstuk 9)? En<br />

wat als we kijk<strong>en</strong> naar afasie (10), taalverval<br />

(11), gebar<strong>en</strong>taal (12), code-switching (13), de<br />

le<strong>en</strong>baarheid van woord<strong>en</strong> (14), creolisering<br />

(15), m<strong>en</strong>gtal<strong>en</strong> (16) <strong>en</strong> de gesimplificeerde<br />

taal gericht tot buit<strong>en</strong>landers (17)? Door F-cats<br />

vanuit al deze verschill<strong>en</strong>de invalshoek<strong>en</strong> te<br />

bestuder<strong>en</strong> is het boek e<strong>en</strong> uitermate boei<strong>en</strong>de<br />

<strong>en</strong> vaak originele zoektocht geword<strong>en</strong> naar het<br />

wez<strong>en</strong> van de F-cat. Vaak eindigt e<strong>en</strong> hoofdstuk<br />

met e<strong>en</strong> “mixed picture”: er is verschil tuss<strong>en</strong><br />

L-cats <strong>en</strong> F-cats, maar er zijn altijd wel e<strong>en</strong> paar<br />

factor<strong>en</strong> die het beeld verstor<strong>en</strong>. Muysk<strong>en</strong> windt<br />

er ook ge<strong>en</strong> doekjes om dat we soms gewoon<br />

niet g<strong>en</strong>oeg wet<strong>en</strong> om verregaande conclusies<br />

te trekk<strong>en</strong>. Zo vind<strong>en</strong> we als we naar neurolinguïstische<br />

studies <strong>en</strong> naar verspreking<strong>en</strong> kijk<strong>en</strong><br />

wel verschil tuss<strong>en</strong> L-cats <strong>en</strong> F-cats, maar ligt<br />

dat uitsluit<strong>en</strong>d aan het verschil tuss<strong>en</strong> F <strong>en</strong> L,<br />

403


of spel<strong>en</strong> andere factor<strong>en</strong>, zoals frequ<strong>en</strong>tie <strong>en</strong><br />

woordl<strong>en</strong>gte misschi<strong>en</strong> (ook) e<strong>en</strong> rol? Ook uit<br />

het hoofdstuk over gesimplificeerde taal gericht<br />

tot buit<strong>en</strong>landers blijkt dat er meer onderzoek<br />

nodig is. Het is duidelijk dat simplificatie het<br />

F-domein treft: lidwoord<strong>en</strong> <strong>en</strong> koppelwerkwoord<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> vaak weggelat<strong>en</strong>, net als subjectpronomina,<br />

<strong>en</strong> infinitiev<strong>en</strong> verschijn<strong>en</strong> waar we<br />

finiete vorm<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong>, etc. Aan de andere<br />

kant is er erg veel verschil in simplificatie tuss<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong>de tal<strong>en</strong>. Het aardige is dat sommige<br />

soort<strong>en</strong> simplificatie (zoals het gebruik<br />

van niet-finiete in plaats van finiete vorm<strong>en</strong>)<br />

als onbeleefder word<strong>en</strong> ervar<strong>en</strong> dan andere,<br />

wat de these betreff<strong>en</strong>de het multidim<strong>en</strong>sionale<br />

karakter van de F-cat alle<strong>en</strong> maar versterkt. Het<br />

hoofdstuk over de m<strong>en</strong>gtal<strong>en</strong> is ook daarom<br />

interessant omdat de mix e<strong>en</strong> duidelijk bewustzijn<br />

van het verschil tuss<strong>en</strong> L-cats <strong>en</strong> F-cats<br />

laat zi<strong>en</strong> (in Spaans Romani, bijvoorbeeld, zijn<br />

alle L-elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> Romani <strong>en</strong> alle F-elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

Spaans): het bevestigt het idee dát er verschil is<br />

tuss<strong>en</strong> L <strong>en</strong> F, maar het br<strong>en</strong>gt ons interessant<br />

g<strong>en</strong>oeg niet veel dichter bij e<strong>en</strong> antwoord op de<br />

vraag wàt dat verschil dan precies is.<br />

Jammer g<strong>en</strong>oeg zijn de hoofdstukk<strong>en</strong> erg<br />

kort. Juist als je de smaak te pakk<strong>en</strong> hebt, loopt<br />

het hoofdstuk alweer t<strong>en</strong> einde <strong>en</strong> beginn<strong>en</strong> we<br />

aan e<strong>en</strong> nieuw. Muysk<strong>en</strong> zegt het zelf al in de<br />

inleiding, in plaats van e<strong>en</strong> boek met 18 hoofdstukk<strong>en</strong><br />

hadd<strong>en</strong> materiaal <strong>en</strong> onderwerp ook 18<br />

monografieën gerechtvaardigd. Toch is het boek<br />

in de meeste hoofdstukk<strong>en</strong> sterk exploratief van<br />

karakter. Het staat vol met uiterst informatieve<br />

tabell<strong>en</strong>, vaak sam<strong>en</strong>gesteld op basis van informatie<br />

uit e<strong>en</strong> veelheid aan bronn<strong>en</strong> (hier zit heel<br />

veel werk in, d<strong>en</strong>k ik). Het is heel plezierig om<br />

al deze informatie bij elkaar te hebb<strong>en</strong> in één<br />

boek.<br />

Het laatste hoofdstuk van het boek bevat<br />

niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> goede sam<strong>en</strong>vatting <strong>en</strong> e<strong>en</strong> uitwerking<br />

van het pleidooi voor e<strong>en</strong> multidim<strong>en</strong>sionale<br />

aanpak, maar ook e<strong>en</strong> aantal speculaties<br />

betreff<strong>en</strong>de de F-cats vanuit e<strong>en</strong> evolutionair<br />

gezichtspunt. Ook in dit hoofdstuk kom<strong>en</strong> we<br />

404<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

e<strong>en</strong> aantal interessante ideeën teg<strong>en</strong>, die richting<br />

kunn<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> aan toekomstig onderzoek. E<strong>en</strong><br />

ervan is het idee dat de F-cats vooral als doel<br />

hebb<strong>en</strong> “syntactic processing” in goede ban<strong>en</strong> te<br />

leid<strong>en</strong>. Muysk<strong>en</strong> haalt Willem Levelt aan die de<br />

syntaxis “the poor man’s semantics” g<strong>en</strong>oemd<br />

heeft <strong>en</strong> de fonologie “the poor man’s phonetics”:<br />

de syntaxis zorgt voor orde in de pot<strong>en</strong>tiële<br />

chaos van de semantische roll<strong>en</strong>, zoals de fonologie<br />

systeem aanbr<strong>en</strong>gt in de duizelingwekk<strong>en</strong>de<br />

articulatorische werkelijkheid. Muysk<strong>en</strong><br />

suggereert vervolg<strong>en</strong>s dat we de F-cats wellicht<br />

moet<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> als “the poor man’s lexicon”: de<br />

F-cats vorm<strong>en</strong> dat deel van het lexicon, dat zorg<br />

draagt voor e<strong>en</strong> soepel verloop van “morphosyntactic<br />

patterning” (p. 252).<br />

Al bij al mak<strong>en</strong> de rijkdom aan informatie <strong>en</strong><br />

de veelheid aan stimuler<strong>en</strong>de ideeën dit boek tot<br />

e<strong>en</strong> goed boek.<br />

Rint Sybesma


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Mieke Trommel<strong>en</strong>. Buit<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong>, binn<strong>en</strong>krach-<br />

t<strong>en</strong>. De Utrechtse taalkunde 1979-1989. Utrecht:<br />

Matrijs, <strong>2008</strong>. 208 blz. ISBN 90 5345 369 8.<br />

EUR 19,95.<br />

Wie het boek van Mieke Trommel<strong>en</strong> Buit<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong>,<br />

binn<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong>. De Utrechtse taalkunde 1979-<br />

1989 (BB) vluchtig doorbladert, wordt mete<strong>en</strong><br />

getroff<strong>en</strong> door het grote aantal foto’s. Daarop<br />

staan o.a. gebouw<strong>en</strong> van taalkundige afdeling<strong>en</strong><br />

van de Utrechtse Universiteit op verschill<strong>en</strong>de<br />

tijdstipp<strong>en</strong>, maar vooral hun bewoners, Utrechtse<br />

taalkundig<strong>en</strong>, vaak dezelfd<strong>en</strong>, nogal e<strong>en</strong>s met<br />

e<strong>en</strong> glas in de hand bij feestelijke geleg<strong>en</strong>hed<strong>en</strong>,<br />

soms achter vergadertafels of staand op spreekgestoelt<strong>en</strong>.<br />

Het boek roept door deze aankleding<br />

associaties op met het soort historiser<strong>en</strong>de boek<strong>en</strong><br />

dat door schol<strong>en</strong>, bedrijv<strong>en</strong> of ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong><br />

bij jubilea wordt uitgegev<strong>en</strong>. Deze associaties<br />

zijn in zoverre terecht, dat BB zowel de “leve<br />

wij!”-stemming als de aandacht voor anekdotiek<br />

uitstraalt die ook dit soort boek<strong>en</strong> k<strong>en</strong>merkt: de<br />

lezer kan g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong> van lichtvoetige persoonlijke<br />

herinnering<strong>en</strong> <strong>en</strong> huiselijke details over b.v. het<br />

koffieapparaat of de sjoelbak in de kantine.<br />

Maar terwijl in ged<strong>en</strong>kboek<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong><br />

of ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> doorgaans ook foto’s staan van<br />

de zak<strong>en</strong> waar het werkelijk om gaat -je ziet b.v.<br />

welgevulde klaslokal<strong>en</strong> resp. ziek<strong>en</strong>zal<strong>en</strong>- ontbrek<strong>en</strong><br />

in BB beeld<strong>en</strong> van het echte taalkundige<br />

werk: we zi<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> docer<strong>en</strong>de of onderzoekverricht<strong>en</strong>de<br />

doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in college-<br />

of t<strong>en</strong>tam<strong>en</strong>zal<strong>en</strong>, etc. Over dit echte werk<br />

gaat BB dan ook niet; in die zin zijn de foto’s<br />

repres<strong>en</strong>tatief <strong>en</strong> is de ondertitel “De Utrechtse<br />

taalkunde 1979-1989” niet helemaal pass<strong>en</strong>d.<br />

Het boek gaat wel over Utrechtse taalkundig<strong>en</strong>,<br />

althans over e<strong>en</strong> deel van h<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> grot<strong>en</strong>deels<br />

g<strong>en</strong>eratief-georiënteerde, nauw sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong>de<br />

<strong>en</strong> bestuurlijk extreem actieve groep, <strong>en</strong> over<br />

hun feitelijke bestuurlijke werkzaamhed<strong>en</strong>. Het<br />

gaat vooral om e<strong>en</strong> viertal person<strong>en</strong>: Coh<strong>en</strong>,<br />

Schultink, De Haan <strong>en</strong> Zonneveld. Dat BB ge<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kele overlap vertoont met e<strong>en</strong> (nog ongepubliceerd)<br />

werk over de geschied<strong>en</strong>is van het<br />

Utrechtse Instituut voor Duitse Taal- <strong>en</strong> Letterkunde,<br />

waarin toch heel wat “Utrechtse taalkunde<br />

1979-1989” ter sprake komt, komt geheel<br />

voor rek<strong>en</strong>ing van deze scherpe voorselectie. 1<br />

Het bestuurlijke werk aan de <strong>Nederlandse</strong><br />

universiteit<strong>en</strong> stond in de bewuste periode vrijwel<br />

geheel in het tek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> drietal van<br />

bov<strong>en</strong>af opgelegde maatregel<strong>en</strong>: de Voorwaardelijke<br />

Financiering (VF) in 1979, de Taakverdeling<br />

<strong>en</strong> Conc<strong>en</strong>tratie (TVC) in 1982 <strong>en</strong> de Selectieve<br />

Krimp <strong>en</strong> Groei (SKG) in 1986. Dit zijn in<br />

Trommel<strong>en</strong>s terminologie de “buit<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong>”<br />

die op de Utrechtse taalkunde inwerkt<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

die de achtergrond vorm<strong>en</strong> voor de keuze van<br />

het dec<strong>en</strong>nium 1979-1989. Het begrip ‘buit<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong>’<br />

<strong>en</strong> zijn teg<strong>en</strong>hanger ‘binn<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong>’<br />

zijn, zoals in hoofdstuk 1 wordt uite<strong>en</strong>gezet,<br />

gebaseerd op het gedachtegoed van de wet<strong>en</strong>schapsfilosoof<br />

Schuster, die ontwikkeling<strong>en</strong> in<br />

wet<strong>en</strong>schappelijke geme<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> toeschrijft<br />

aan zowel factor<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de geme<strong>en</strong>schap zelf<br />

1 Zie Vonk <strong>en</strong> Peeters (2007). Het acc<strong>en</strong>t op<br />

bestuurlijk werk vloeit voort uit de hierna vermelde<br />

probleemstelling van BB. Op p. 14-15 wordt de<br />

beperking tot “theoretische taalkunde” geëxpliciteerd<br />

<strong>en</strong> gemotiveerd, waarbij “theoretische taalkunde” wordt<br />

geïd<strong>en</strong>tificeerd met “g<strong>en</strong>eratieve taalkunde”. Deze<br />

beperking wordt niet steeds consequ<strong>en</strong>t doorgevoerd,<br />

wat soms tot refer<strong>en</strong>tiële onduidelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

onheldere aanduiding<strong>en</strong> als “(g<strong>en</strong>eratieve) taalkunde”<br />

leidt. De actieve groep die feitelijk c<strong>en</strong>traal staat bevatte<br />

ook andersoortige taalkundig<strong>en</strong> (b.v de foneticus<br />

Coh<strong>en</strong>) <strong>en</strong> ging regelmatig (strategische) allianties<br />

aan met taalkundig<strong>en</strong> van niet-g<strong>en</strong>eratieve signatuur.<br />

Dat de Duitse taalkunde geheel ontbreekt wordt<br />

gemotiveerd in e<strong>en</strong> voetnoot op p.41, maar daarin<br />

is t<strong>en</strong> onrechte sprake van slechts één taalkundige<br />

medewerker; er war<strong>en</strong> er vier; zie Vonk <strong>en</strong> Peeters<br />

2007: 309).<br />

405


als aan maatschappelijke factor<strong>en</strong> daarbuit<strong>en</strong>. 2 , 3<br />

BB is ontstaan als deelproject van het NWOonderzoek<br />

“Rem of stimulans? De institutionele<br />

inbedding van de geesteswet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>”; het<br />

sam<strong>en</strong>spel van buit<strong>en</strong>- <strong>en</strong> binn<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong> vormt<br />

daarom het c<strong>en</strong>trale thema van het boek.<br />

Van de g<strong>en</strong>oemde buit<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> de<br />

laatste twee, TVC <strong>en</strong> SKG, zonder meer negatieve<br />

gevolg<strong>en</strong>: het war<strong>en</strong> bezuinigingsmaatregel<strong>en</strong>.<br />

Ook de VF kon negatief uitpakk<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> groot<br />

deel van de voorhe<strong>en</strong> vrij (althans zonder overheidsbemoei<strong>en</strong>is)<br />

te bested<strong>en</strong> onderzoekstijd van<br />

wet<strong>en</strong>schappers werd nu alle<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d na<br />

groepering tot grotere e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong>, interne beoordeling,<br />

<strong>en</strong> uiteindelijk externe goedkeuring,.<br />

De binn<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong> zijn in BB de kracht<strong>en</strong><br />

die de Utrechtse taalkundig<strong>en</strong> zelf mobiliseerd<strong>en</strong><br />

bij hun bestuurlijke <strong>en</strong> organisatorische werk.<br />

2 H<strong>en</strong>k Schultink (p.c.) maakte mij att<strong>en</strong>t op<br />

e<strong>en</strong> cruciale maar in BB niet vermelde “kracht”<br />

(mogelijk doordat hij e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>positie tuss<strong>en</strong><br />

“binn<strong>en</strong>” <strong>en</strong> “buit<strong>en</strong>” inneemt): de rol van NWOmedewerker<br />

<strong>en</strong> taalkundige Hans Smits als “grote<br />

inspirator van Toon Coh<strong>en</strong>” <strong>en</strong> als ijveraar bij<br />

NWO t<strong>en</strong> gunste van de taalwet<strong>en</strong>schap.<br />

3 Het model van Schuster (1995) wordt<br />

gepres<strong>en</strong>teerd als e<strong>en</strong> explicitering van Kuhns<br />

wet<strong>en</strong>schapsvisie (p.11). Bij Kuhn zoud<strong>en</strong> de<br />

binn<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong> echter gebond<strong>en</strong> zijn aan het<br />

heers<strong>en</strong>de (<strong>en</strong> als <strong>en</strong>ige succesvolle) paradigma.<br />

BB is op dit punt ambival<strong>en</strong>t (zie ook noot<br />

1). Enerzijds wordt de g<strong>en</strong>eratieve b<strong>en</strong>adering<br />

als “het” hed<strong>en</strong>daagse theoretisch-taalkundige<br />

paradigma gepres<strong>en</strong>teerd (opvolger van het<br />

eerdere structuralistische paradigma), anderzijds<br />

is er ge<strong>en</strong> sprake van het Kuhniaanse beeld<br />

van één inhoudelijk succesvol paradigma, terwijl<br />

andere paradigma’s aan anomalieën te gronde<br />

(zijn ge-)gaan. De binn<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong> die volg<strong>en</strong>s<br />

BB de (grot<strong>en</strong>deels) g<strong>en</strong>eratief-taalkundige groep<br />

succes bracht<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> dan ook niet zonder meer<br />

gelijkgesteld word<strong>en</strong> aan wat normaliter met<br />

“wet<strong>en</strong>schapsinterne factor<strong>en</strong>” wordt aangeduid.<br />

De in BB feitelijk besprok<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong><br />

zijn voornamelijk wet<strong>en</strong>schapsexterne factor<strong>en</strong><br />

die werkzaam zijn binn<strong>en</strong> de geme<strong>en</strong>schap<br />

van wet<strong>en</strong>schappers. De buit<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong> zijn<br />

wet<strong>en</strong>schapsexterne factor<strong>en</strong> die van buit<strong>en</strong> op<br />

deze geme<strong>en</strong>schap inwerk<strong>en</strong>.<br />

406<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

De stelling die Trommel<strong>en</strong> verdedigt is dat dankzij<br />

deze binn<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong> de Utrechtse taalkunde<br />

(let wel: in feite slechts het besprok<strong>en</strong> deel daarvan)<br />

“groter <strong>en</strong> sterker dan daarvoor […] uit de<br />

confrontatie met de ‘buit<strong>en</strong>-wereld’ gekom<strong>en</strong>” is<br />

(p.169). Dit wordt voornamelijk afgemet<strong>en</strong> aan<br />

de positieve resultat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> zeer hoge organisatiegraad,<br />

eerst in VF-programma’s, later in het<br />

onderzoeksinstituut voor Taal <strong>en</strong> Spraak OTS,<br />

(na fusie voorzi<strong>en</strong> van het voorvoegsel “Utrecht<br />

Institute of Linguistics”: UiL-OTS), dat vervolg<strong>en</strong>s<br />

het voortouw nam bij de oprichting van<br />

de Landelijke Onderzoekschool Taalwet<strong>en</strong>schap<br />

(LOT). Dankzij deze hoge organisatiegraad trad<strong>en</strong><br />

de Utrechtse taalkundig<strong>en</strong> bij elke maatregel<br />

als eerst<strong>en</strong> met goed-og<strong>en</strong>de, op de toekomstige<br />

situatie vooruitlop<strong>en</strong>de plann<strong>en</strong> naar buit<strong>en</strong>.<br />

Door deze voorsprong ontsprong<strong>en</strong> zij de dans<br />

bij veel bezuiniging<strong>en</strong> <strong>en</strong> scoord<strong>en</strong> zij voortdur<strong>en</strong>d<br />

hoog bij het binn<strong>en</strong>hal<strong>en</strong> van geld (<strong>en</strong> dus<br />

formatieplaats<strong>en</strong>), zowel uit de eerste als uit de<br />

tweede <strong>en</strong> derde geldstroom.<br />

Trommel<strong>en</strong> behandelt de “kracht<strong>en</strong>” in<br />

afzonderlijke hoofdstukk<strong>en</strong>. Na e<strong>en</strong> kort inleid<strong>en</strong>d<br />

hoofdstuk volgt het hoofdstuk “G<strong>en</strong>eratieve<br />

<strong>Taalkunde</strong>”. C<strong>en</strong>traal daarin staat de introductie<br />

van deze b<strong>en</strong>adering in Nederland, <strong>en</strong> speciaal in<br />

Utrecht, in de jar<strong>en</strong> ‘60. Utrecht werd de <strong>Nederlandse</strong><br />

plaats waar deze stroming, onder de stimuler<strong>en</strong>de<br />

leiding van hoogleraar Algem<strong>en</strong>e Taalwet<strong>en</strong>schap<br />

Schultink, al vroeg e<strong>en</strong> sterke bloei<br />

doormaakte. E<strong>en</strong> hecht sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong>de groep<br />

jonge stafled<strong>en</strong> stortte zich met groot <strong>en</strong>thousiasme,<br />

rijkdom aan initiatiev<strong>en</strong> <strong>en</strong> organisatorisch<br />

tal<strong>en</strong>t op onderzoek <strong>en</strong> onderwijs binn<strong>en</strong> het<br />

g<strong>en</strong>eratieve kader. De rest van BB is eig<strong>en</strong>lijk één<br />

grote illustratie van hoe de to<strong>en</strong> ontstane binn<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong><br />

in latere stadia doorwerkt<strong>en</strong>.<br />

De hoofdstukk<strong>en</strong> 3, 4 <strong>en</strong> 6 besprek<strong>en</strong> de buit<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong><br />

VF, TVC <strong>en</strong> SKG. Uitvoerig <strong>en</strong> soms<br />

erg technisch-ambtelijk word<strong>en</strong> de ministeriële<br />

maatregel<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun weerslag op de Utrechtse<br />

Letter<strong>en</strong>faculteit uite<strong>en</strong>gezet. Al deze maatregel<strong>en</strong><br />

moest<strong>en</strong> in eerste instantie door de universiteit<strong>en</strong><br />

zèlf word<strong>en</strong> geconcretiseerd. Dat hield


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

feitelijk in dat wet<strong>en</strong>schappers elkaar de maat<br />

moest<strong>en</strong> nem<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in de laatste twee gevall<strong>en</strong><br />

zelfs voor ontslag of reallocatie moest<strong>en</strong> voordrag<strong>en</strong>.<br />

Bij de TVC ging het om opheffing van<br />

hele studie-onderdel<strong>en</strong>. Zo verdwe<strong>en</strong> aan de<br />

Utrechtse letter<strong>en</strong>faculteit e<strong>en</strong> flink aantal studierichting<strong>en</strong>,<br />

o.a. Klassieke Tal<strong>en</strong>, Slavisch, Scandinavisch<br />

<strong>en</strong> Archeologie. Bij de SKG werd het<br />

aantal afstudeerrichting<strong>en</strong> sterk ver minderd <strong>en</strong><br />

op het wet<strong>en</strong>schappelijk personeel werd conform<br />

e<strong>en</strong> “overall (re-)organisatieplan” (p.121) stevig<br />

gekort.<br />

Ook wie dit soort maatregel<strong>en</strong> niet aan d<strong>en</strong><br />

lijve heeft ondervond<strong>en</strong> zal het niet moeilijk<br />

vall<strong>en</strong>, zich voor te stell<strong>en</strong> tot welke onverkwikkelijkhed<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijke ell<strong>en</strong>de ze aanleiding<br />

zijn. In Trommel<strong>en</strong>s verhaal overheerst echter<br />

het positieve geluid van het strategische succes<br />

van de taalkundige groep die zij bespreekt. Uit<br />

alle maatregel<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> zij goed tevoorschijn.<br />

Hun VF-programma’s werd<strong>en</strong> landelijke paradepaardjes.<br />

Bij de TVC blev<strong>en</strong> zij ongedeerd;<br />

bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> werd in de nasleep ervan door h<strong>en</strong><br />

de kiem gelegd voor het OTS (over deze laatste<br />

ontwikkeling gaat hoofdstuk 5). Bij de SKG<br />

werd<strong>en</strong> zij niet gespaard, maar daar stond e<strong>en</strong><br />

grootse comp<strong>en</strong>satie teg<strong>en</strong>over: zij nam<strong>en</strong> bij<br />

de eruit voortvloei<strong>en</strong>de impuls voor landelijk<br />

opgezet AIO-onderwijs het voortouw, hetge<strong>en</strong><br />

flink wat financiële injecties opleverde. Zo werd<br />

het LOT vanuit het Utrechtse OTS opgezet (over<br />

deze laatste ontwikkeling gaat hoofdstuk 7).<br />

Dit alles kon gebeur<strong>en</strong> dankzij de in deze groep<br />

gebundelde binn<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong>: tal<strong>en</strong>t voor creatief<br />

inspel<strong>en</strong> op de landelijke ontwikkeling<strong>en</strong>, strategisch,<br />

soms zelfs machiavellistisch operer<strong>en</strong> op<br />

alle bestuursniveaus, handig netwerk<strong>en</strong> <strong>en</strong> het<br />

aangaan van slimme allianties. Wat op p. 13 nog<br />

als e<strong>en</strong> “paradox” <strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s als c<strong>en</strong>trale onderzoeksvraag<br />

wordt gepres<strong>en</strong>teerd (hoe was zoveel<br />

succes mogelijk ondanks negatieve buit<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong>?)<br />

wordt zo meer <strong>en</strong> meer verklaarbaar.<br />

Hoofdstuk 8 vat deze ontwikkeling bondig<br />

sam<strong>en</strong>. De toon is hier op<strong>en</strong>lijk juich<strong>en</strong>d. Vooral<br />

het OTS wordt als e<strong>en</strong> goud<strong>en</strong> greep gepres<strong>en</strong>-<br />

teerd: “Martin Luther King had “a dream”. Hans<br />

Wiegel sprak van “e<strong>en</strong> spann<strong>en</strong>d jong<strong>en</strong>sboek”.<br />

In Utrecht ontstond uit e<strong>en</strong> beetje van beide het<br />

OTS” (p.174). Het succes van dit voor teg<strong>en</strong>werking<br />

onkwetsbare instituut was onomkeerbaar.<br />

Aan de “stroomversnelling van fortuinlijkhed<strong>en</strong>”<br />

(p. 169) lijkt ge<strong>en</strong> einde te kom<strong>en</strong>.<br />

Hoofdstuk 9 “E<strong>en</strong> vergelijking met Leid<strong>en</strong>”,<br />

toegevoegd omdat zo “de Utrechtse ontwikkeling<strong>en</strong><br />

nog beter geëvalueerd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>”<br />

(p.175), bevestigt dit beeld. De Leidse g<strong>en</strong>eratieve<br />

taalkunde was niet zo blijv<strong>en</strong>d succesvol als<br />

de Utrechtse, <strong>en</strong> dat had volg<strong>en</strong>s Trommel<strong>en</strong> te<br />

mak<strong>en</strong> met het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> “taalkundig<br />

onderzoeksinstituut in eig<strong>en</strong> huis” (p. 194), e<strong>en</strong><br />

Leidse p<strong>en</strong>dant van het OTS.<br />

Al met al is BB e<strong>en</strong> veel breder-opgezet <strong>en</strong><br />

pret<strong>en</strong>tieuzer boek dan de geleg<strong>en</strong>heidswerkjes<br />

waar ik het in het begin mee vergeleek. Toch<br />

neem ik die vergelijking niet terug. Het boek<br />

heeft namelijk e<strong>en</strong> hybride karakter: leuk verhaal<br />

èn wet<strong>en</strong>schapshistorische analyse. Door alle,<br />

soms grappige, details over person<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun<br />

onderlinge verhouding<strong>en</strong> laat het zich, zeker als<br />

je de tabell<strong>en</strong> <strong>en</strong> technisch-beleidsmatige details<br />

overslaat, wel degelijk <strong>en</strong>igszins lez<strong>en</strong> op de wijze<br />

van Het Bureau van Voskuil, of ev<strong>en</strong>tueel van e<strong>en</strong><br />

epos over e<strong>en</strong> paar “handige jong<strong>en</strong>s” (p. 174).<br />

Het is dan wel zaak de -in overvloed aanwezigevoetnot<strong>en</strong><br />

niet over te slaan; daarin staan de<br />

smeuïgste details. Trommel<strong>en</strong> gunt haar lezers dit<br />

e<strong>en</strong>voudige vermaak gaarne. Zelfs als e<strong>en</strong> sterk<br />

verhaal (over de verme<strong>en</strong>de gretigheid waarmee<br />

de Leidse taalkundige Stutterheim “alle structuralist<strong>en</strong><br />

door de modder” haalde, p. 178) achteraf<br />

niet blijkt te klopp<strong>en</strong>, wordt het vermeld. 4<br />

4 De verteller van dit verhaal (tev<strong>en</strong>s deg<strong>en</strong>e die<br />

het later corrigeerde), Joop van der Horst, blijkt<br />

op meer punt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onbetrouwbare bron. Zie<br />

Noordegraaf (<strong>2009</strong>) voor e<strong>en</strong> weerlegging van<br />

Van der Horsts bewering, geciteerd in BB op p.<br />

179, dat de eerste Leidse colleges G<strong>en</strong>eratieve<br />

<strong>Taalkunde</strong> teg<strong>en</strong> het verbod van Stutterheim in in<br />

het verborg<strong>en</strong>e gegev<strong>en</strong> werd<strong>en</strong>.<br />

407


408<br />

Beoordeeld als verhaal over klein stukje<br />

geschied<strong>en</strong>is van het “taalkundig bedrijf” vind<br />

ik BB e<strong>en</strong> informatief, onderhoud<strong>en</strong>d <strong>en</strong> goed<br />

gecomponeerd <strong>en</strong> geschrev<strong>en</strong> boek. 5 Wel heb ik<br />

moeite met de ééndim<strong>en</strong>sionaal-positieve toon,<br />

die niet in overe<strong>en</strong>stemming is met het feit dat,<br />

zoals eerder opgemerkt, t<strong>en</strong>gevolge van de opgelegde<br />

maatregel<strong>en</strong> het behandelde dec<strong>en</strong>nium<br />

voor de <strong>Nederlandse</strong> universitaire bevolking<br />

e<strong>en</strong> zeer zware tijd was. Naar mij van Utrechtstaalkundige<br />

zijde verzekerd is, was er ook daar,<br />

naast alle success<strong>en</strong>, sprake van e<strong>en</strong> traumatische<br />

periode. Trommel<strong>en</strong> verzwijgt de pijnlijke<br />

zak<strong>en</strong> niet geheel, maar verstopt ze nogal e<strong>en</strong>s<br />

in voetnot<strong>en</strong>; haar formulering<strong>en</strong> zijn bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

vaak indirect of verhull<strong>en</strong>d, soms zelfs bagatelliser<strong>en</strong>d<br />

(p.135). Het m.i. meest cynische voorbeeld<br />

betreft het gedwong<strong>en</strong> ontslag van e<strong>en</strong><br />

hoogleraar Spaanse taalkunde (specialist in syntaxis),<br />

t<strong>en</strong>gevolge van e<strong>en</strong> nieuw-bedachte verdeling<br />

van vakonderdel<strong>en</strong> over de verschill<strong>en</strong>de<br />

leerstoel<strong>en</strong>. Trommel<strong>en</strong> spreekt hier neutraal<br />

van “e<strong>en</strong> probleem bij Spaans” (p.131). Syntaxis<br />

moest exclusief aan ATW gekoppeld word<strong>en</strong>,<br />

waar N.B. op dat mom<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> vacature was. In<br />

e<strong>en</strong> voetnoot wordt vervolg<strong>en</strong>s terloops <strong>en</strong> zonder<br />

<strong>en</strong>ig comm<strong>en</strong>taar onthuld dat korte tijd later<br />

de verdeling e<strong>en</strong>voudig weer werd losgelat<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

nog wel via e<strong>en</strong> dubbelverteg<strong>en</strong>woordiging van<br />

syntaxis. 6<br />

Als wet<strong>en</strong>schapshistorische analyse van binn<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

buit<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong> is BB adequaat (maar zie<br />

de opmerking<strong>en</strong> in noot 1 t/m 3), maar minder<br />

opzi<strong>en</strong>bar<strong>en</strong>d dan wordt gepret<strong>en</strong>deerd. Het<br />

gehanteerde model van Schuster laat expliciet<br />

5 Jammer g<strong>en</strong>oeg staan er in BB wel wat taalfout<strong>en</strong>.<br />

Ook klopp<strong>en</strong> niet alle detailfeit<strong>en</strong> over de<br />

<strong>Nederlandse</strong> taalkundige situatie.<br />

6 Op p. 56 wordt (in e<strong>en</strong> voetnoot) vermeld dat deze<br />

hoogleraar de taalkunde gedesillusioneerd verliet.<br />

De erop volg<strong>en</strong>de opmerking dat ze daarna nog<br />

success<strong>en</strong> als schrijfster boekte, maakt het verhaal<br />

niet minder cynisch, eerder meer.<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

ruimte voor de mogelijkheid dat negatieve buit<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong><br />

gecomp<strong>en</strong>seerd word<strong>en</strong> door positieve<br />

binn<strong>en</strong>kracht<strong>en</strong>. Wie de <strong>Nederlandse</strong> ontwikkeling<strong>en</strong><br />

in het onderwijs, maar ook daarbuit<strong>en</strong>,<br />

van de laatste dec<strong>en</strong>nia ook maar <strong>en</strong>igszins heeft<br />

gevolgd, heeft vrijwel overal het patroon zi<strong>en</strong><br />

terugker<strong>en</strong> van bezuiniging via herstructurering.<br />

Steeds leidt dit ertoe dat er naast verliezers<br />

ook winnaars zijn: deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die handig inspel<strong>en</strong><br />

op de opgelegde herstructurering<strong>en</strong>. Van e<strong>en</strong><br />

op te loss<strong>en</strong> “paradox” is hierbij ge<strong>en</strong> sprake.<br />

Het Utrechts-taalkundige verhaal is gewoon e<strong>en</strong><br />

instructief voorbeeld van e<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d patroon.<br />

Bibliografie<br />

Els Elffers<br />

Noordegraaf, J. (<strong>2009</strong>). ‘Ariane ondergronds?’<br />

Metaal. Tijdschrift voor Leidse neerlandici, nr.1<br />

(afscheidsnummer Ariane van Sant<strong>en</strong>), 7.<br />

Schuster, J.A. (1995). The sci<strong>en</strong>tific revolution.<br />

An introduction to the history and philosophy<br />

of sci<strong>en</strong>ce. University of New South Wales.<br />

Vonk, F. & W. Peeters (2007). In beDEKte term<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> biografische <strong>en</strong> instituutsgeschied<strong>en</strong>is<br />

van het Instituut Frantz<strong>en</strong> voor Duitse Taal- <strong>en</strong><br />

Letterkunde. Docum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, foto’s, anekdotes <strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Doetinchem/Utrecht. Ongepubliceerd.


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Rolf H. Bremmer Jr. An Introduction to Old<br />

Frisian. History, Grammar, Reader, Glossary. Amsterdam/Philadelphia:<br />

B<strong>en</strong>jamins, <strong>2009</strong>, IX + 237<br />

blz. ISBN 9027232557. EUR 160,00.<br />

De internationale positie van de frisistiek is altijd<br />

in belangrijke mate bepaald geweest door de studie<br />

van het Oudfries. Cultuurhistorisch <strong>en</strong> linguistisch<br />

is het Oudfries buit<strong>en</strong>gewoon interessant.<br />

Ook de afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia is er e<strong>en</strong> aantal<br />

belangwekk<strong>en</strong>de onderzoeksresultat<strong>en</strong> gepubliceerd.<br />

E<strong>en</strong> goede indruk van rec<strong>en</strong>te onderzoeksthema’s<br />

gev<strong>en</strong> de drie artikel<strong>en</strong>bundels<br />

Bremmer, Van der Meer & Vries (red.)(1990),<br />

Bremmer, Johnston & Vries (red.) (1998) <strong>en</strong><br />

Bremmer, Laker & Vries (red.) (2007). Opvall<strong>en</strong>d<br />

hierbij is dat de linguïstische bijdrag<strong>en</strong> in de eerste<br />

twee bundels sterk onderverteg<strong>en</strong>woordigd<br />

zijn, terwijl dit in de laatste uitgave niet meer<br />

het geval is. Juist op het terrein van de studie<br />

van de Oudfriese taalkunde ligg<strong>en</strong> er nog wel<br />

e<strong>en</strong> paar w<strong>en</strong>s<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> zo’n w<strong>en</strong>s is de totstandkoming<br />

van e<strong>en</strong> Oudfriese grammatica die zowel<br />

de klankleer, als de morfologie <strong>en</strong> de syntaxis<br />

bestrijkt. Het hiervoor b<strong>en</strong>odigde vooronderzoek<br />

kan word<strong>en</strong> gestimuleerd door e<strong>en</strong> tot nu toe<br />

ontbrek<strong>en</strong>de moderne inleiding in de Oudfriese<br />

taalkunde. Het is buit<strong>en</strong>gewoon verheug<strong>en</strong>d dat<br />

Rolf Bremmer met de rec<strong>en</strong>te publicatie van zijn<br />

An Introduction to Old Frisian (verder IOF) in deze<br />

lacune heeft voorzi<strong>en</strong>.<br />

IOF is zo opgezet dat het, als eerste k<strong>en</strong>nismaking<br />

met het Oudfries, stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> inzicht<br />

verstrekt in de variëteit aan tekstg<strong>en</strong>res <strong>en</strong><br />

verschijningsvorm<strong>en</strong> van het Oudfries, <strong>en</strong> h<strong>en</strong><br />

in staat stelt zelfstandig tekst<strong>en</strong> te lez<strong>en</strong>. De<br />

kern van het boek bestaat uit vier hoofdstukk<strong>en</strong><br />

grammatica (fonologie (Ch. II), morfologie (Ch.<br />

III), lexicologie (Ch. IV) <strong>en</strong> syntaxis (Ch. V)),<br />

e<strong>en</strong> hoofdstuk waarin de dialectvariatie binn<strong>en</strong><br />

het Oudfries wordt beschrev<strong>en</strong> (Ch. VI), <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

bloemlezing van e<strong>en</strong> twintigtal tekst<strong>en</strong> <strong>en</strong> tekstfragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

die beoogt e<strong>en</strong> beeld te gev<strong>en</strong> van<br />

de schriftelijke overlevering van het Oudfries.<br />

De verstrekte grammaticale informatie (inclusief<br />

de dialectk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>), het verklar<strong>en</strong>d not<strong>en</strong>apparaat<br />

dat de tekst<strong>en</strong> vergezelt, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> glossarium<br />

moet<strong>en</strong> stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in staat stell<strong>en</strong> deze<br />

tekst<strong>en</strong> te lez<strong>en</strong>. IOF begint met e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e<br />

historische inleiding waarin de noodzakelijke<br />

achtergrondinformatie wordt verschaft over de<br />

geschied<strong>en</strong>is van de Middeleeuwse Friez<strong>en</strong>, hun<br />

geschrift<strong>en</strong>, de taal <strong>en</strong> het bereik van de studie<br />

van het Oudfries (Ch. I). In e<strong>en</strong> apart hoofdstuk<br />

bespreekt Bremmer nog twee problem<strong>en</strong> die het<br />

nodige stof hebb<strong>en</strong> do<strong>en</strong> opwaai<strong>en</strong>: de periodisering<br />

van het Oudfries <strong>en</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> het<br />

(Oud-)Fries <strong>en</strong> het (Oud-)Engels (Ch. VII). E<strong>en</strong><br />

bibliografie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> index met woord<strong>en</strong> die in de<br />

grammatica-hoofdstukk<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>, completeert<br />

het geheel.<br />

In de grammatica-hoofdstukk<strong>en</strong> geeft IOF<br />

e<strong>en</strong> goed overzicht van de beschikbare k<strong>en</strong>nis.<br />

Die k<strong>en</strong>nis is weliswaar e<strong>en</strong>zijdig (veel klankleer<br />

<strong>en</strong> morfologie, <strong>en</strong> weinig syntaxis), maar dat is nu<br />

e<strong>en</strong>maal de stand van zak<strong>en</strong> van het vakgebied.<br />

Het hoofdstuk over de klankleer beperkt zich niet<br />

tot e<strong>en</strong> synchrone beschrijving, maar geeft ook<br />

inzicht in de Ingvaeoonse klankverandering<strong>en</strong><br />

vanuit het Westgermaans <strong>en</strong> de specifiek (Proto-)<br />

Friese klankverandering<strong>en</strong>. De Oudfriese morfologie<br />

wordt <strong>en</strong>igszins verrass<strong>en</strong>d verdeeld over<br />

twee hoofdstukk<strong>en</strong>. In Ch. III kom<strong>en</strong> onder de<br />

titel Morphology: the inflections of Old Frisian morfosyntactische<br />

categorieën <strong>en</strong> flectieverschijnsel<strong>en</strong><br />

aan de orde. Afleidings- <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>stellingsverschijnsel<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> behandeld in e<strong>en</strong> hoofdstuk<br />

dat als hoofdtitel Lexicology draagt, <strong>en</strong> waarin ook<br />

aandacht wordt geschonk<strong>en</strong> aan le<strong>en</strong>woord<strong>en</strong> in<br />

het Oudfries (Ch. IV). Het gaat bij de behandelde<br />

le<strong>en</strong>woord<strong>en</strong> meestal niet om directe ontl<strong>en</strong>ing,<br />

maar om le<strong>en</strong>woord<strong>en</strong> die geërfd zijn uit de<br />

(West-)Germaanse periode, <strong>en</strong> in dat opzicht is er<br />

ge<strong>en</strong> principieel verschil met het grootste deel van<br />

het Oudfriese vocabulair. Het hoofdstuk over de<br />

syntaxis geeft ge<strong>en</strong> beschrijving van de (niet bijster<br />

florissante) stand van zak<strong>en</strong> op dit deelgebied,<br />

maar beperkt zich tot e<strong>en</strong> aantal syntactische<br />

verschijnsel<strong>en</strong> die moeilijkhed<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> gev<strong>en</strong><br />

bij het lez<strong>en</strong> van tekst<strong>en</strong>.<br />

409


410<br />

De schriftelijke overlevering van het Fries<br />

begint goed op gang te kom<strong>en</strong> zo ongeveer in het<br />

derde kwart van de derti<strong>en</strong>de eeuw. Vanaf het<br />

begin is er sprake van dialectvariatie. De oudste<br />

manuscript<strong>en</strong> zijn geschrev<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> variant<br />

van het Fries die t<strong>en</strong> oost<strong>en</strong> van de rivier de<br />

Lauwers voorkomt. Later kom<strong>en</strong> daar Westerlauwers<br />

Friese tekst<strong>en</strong> bij. Deze variant<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

respectievelijk aangeduid als Oudoostfries<br />

<strong>en</strong> Oudwestfries. Beide dialect<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> nog<br />

weer verder word<strong>en</strong> opgesplitst. In IOF wordt<br />

de taalkundige beschrijving van het Oudfries<br />

in de hoofdstukk<strong>en</strong> II-V in hoofdstuk VI aangevuld<br />

met e<strong>en</strong> beschrijving van de taalkundige<br />

eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van deze verschill<strong>en</strong>de Oudfriese<br />

dialect<strong>en</strong>. Zo geeft IOF e<strong>en</strong> goed beeld van de<br />

huidige k<strong>en</strong>nis van taalkundige eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

van het Oudfries.<br />

In zijn inleid<strong>en</strong>d hoofdstuk beperkt Bremmer<br />

zich tot het gev<strong>en</strong> van de meest noodzakelijke<br />

achtergrondinformatie. E<strong>en</strong> aantal intriger<strong>en</strong>de<br />

thema’s uit de studie van het Oudfries<br />

word<strong>en</strong> daardoor niet behandeld, of slechts ev<strong>en</strong><br />

aangestipt. Zo vind ik het jammer niets te hor<strong>en</strong><br />

over de vraag of de hed<strong>en</strong>daagse bewoners van<br />

de Friese gebied<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>lijk wel rechtstreekse<br />

afstammeling<strong>en</strong> zijn van de ‘Romeinse’ Friez<strong>en</strong>,<br />

dat wil zegg<strong>en</strong> van de Friez<strong>en</strong> waarvan sprake<br />

is in de Romeinse bronn<strong>en</strong> uit de eerste eeuw<strong>en</strong><br />

van onze jaartelling. Onderwerp<strong>en</strong> die Bremmer<br />

wel aanstipt, maar waar ik wel wat meer over<br />

had will<strong>en</strong> lez<strong>en</strong> zijn verder de vraag waarom de<br />

g<strong>en</strong>res van de overgeleverde tekst<strong>en</strong> zo beperkt<br />

zijn (vooral rechtstekst<strong>en</strong> in de volkstaal) <strong>en</strong><br />

waarom er verzameling<strong>en</strong> van rechtstekst<strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />

aangelegd. Intriger<strong>en</strong>d vind ik ook nog steeds<br />

de vraag waarom het Fries vanaf 1400 volledig<br />

verdw<strong>en</strong><strong>en</strong> is uit de Groninger ommeland<strong>en</strong>. Dat<br />

kan niet alle<strong>en</strong> het gevolg zijn van het verdwijn<strong>en</strong><br />

van het Fries als schrijftaal, want dat heeft<br />

in Friesland ook plaatsgevond<strong>en</strong>. Er zijn twee<br />

thema’s die Bremmer belangrijk g<strong>en</strong>oeg vindt om<br />

uitvoeriger te behandel<strong>en</strong>: de periodisering van<br />

het Oudfries <strong>en</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> het (Oud-)Fries<br />

<strong>en</strong> het (Oud-)Engels (Ch. VII).<br />

<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

Traditioneel wordt voor de taal van de oudste<br />

Friese manuscript<strong>en</strong> van ca 1200 tot ca 1550<br />

de term ‘Oudfries’ gebruikt. Met deze b<strong>en</strong>aming<br />

voor de taal uit die periode loopt het Fries fors<br />

uit de pas met de andere Westgermaanse tal<strong>en</strong>.<br />

Meestal lat<strong>en</strong> onderzoekers de Oudhoogduitse,<br />

Oud<strong>en</strong>gelse, Oudsaksische <strong>en</strong> Oudnederlandse<br />

periode reeds eindig<strong>en</strong> voor 1200 of zelfs 1100.<br />

Het verbaast daarom niet dat de b<strong>en</strong>aming ‘Oudfries’<br />

voor de taal van de allervroegste Friese<br />

schriftelijke overlevering al wel meer dan e<strong>en</strong><br />

eeuw onderwerp van debat is geweest. Opmerkelijk<br />

g<strong>en</strong>oeg spel<strong>en</strong> taalkundige eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

in dat debat nauwelijks e<strong>en</strong> rol, laat staan dat<br />

taalvergelijk<strong>en</strong>de criteria word<strong>en</strong> gehanteerd.<br />

Rec<strong>en</strong>telijk is op taalkundige grond<strong>en</strong> de stelling<br />

verdedigd dat de term Oudfries beter vervang<strong>en</strong><br />

kan word<strong>en</strong> door de aanduiding Middelfries, e<strong>en</strong><br />

stelling die overig<strong>en</strong>s onmiddellijk weersprok<strong>en</strong><br />

werd. 1 Deze discussie laat op zijn minst zi<strong>en</strong> dat<br />

de in het oudste Fries geïnteresseerde de term<br />

Oudfries met de nodige voorzichtigheid <strong>en</strong> liefst<br />

scepsis di<strong>en</strong>t te b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong>. Bremmer besteedt in<br />

IOF dan ook terecht aandacht aan deze periodiseringsproblematiek.<br />

Hij oordeelt dat de aangevoerde<br />

argum<strong>en</strong>tatie voor e<strong>en</strong> terminologische<br />

aanpassing van de b<strong>en</strong>aming voor het oudste<br />

Fries niet overtuig<strong>en</strong>d is, <strong>en</strong> ziet derhalve ge<strong>en</strong><br />

red<strong>en</strong> af te wijk<strong>en</strong> van de traditionele indeling,<br />

met de term Oudfries voor de taal van de manuscript<strong>en</strong><br />

tot ca 1550.<br />

De bestaande linguïstische overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> het Oudfries <strong>en</strong> het Oud<strong>en</strong>gels hebb<strong>en</strong><br />

in het verled<strong>en</strong> geleid tot de conclusie dat het<br />

Oud<strong>en</strong>gels nauwer verbond<strong>en</strong> is met het Oudfries<br />

dan met welke andere Germaanse taal<br />

ook. 2 Bremmer illustreert deze overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> aantal voorbeeld<strong>en</strong> <strong>en</strong> geeft e<strong>en</strong> overzicht<br />

van de verklaring<strong>en</strong> die in het verled<strong>en</strong><br />

voor deze nauwe band zijn gegev<strong>en</strong>. De overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

zijn verklaard vanuit situaties van<br />

1 Zie respectievelijk De Haan (2001) <strong>en</strong> Versloot<br />

(2004).<br />

2 Zie Niels<strong>en</strong> (1981, 273).


<strong>Boekbespreking<strong>en</strong></strong><br />

taalcontact: bijvoorbeeld, Friez<strong>en</strong> nam<strong>en</strong> deel<br />

aan de Angelsaksische invasie van Brittanië in<br />

de 5de eeuw, of op weg naar deze invasie bleef<br />

e<strong>en</strong> deel van de Angelsaksische stamm<strong>en</strong> achter<br />

in de Friese gebied<strong>en</strong> langs de Noordzeekust.<br />

E<strong>en</strong> andere theorie is de zog<strong>en</strong>aamde Anglo-<br />

Friese hypothese: de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong><br />

niet terug te voer<strong>en</strong> zijn op taalcontact, maar<br />

het gevolg zijn van het feit dat het Engels <strong>en</strong> het<br />

Fries zich zoud<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ontwikkeld uit één <strong>en</strong><br />

dezelfde brontaal, het Anglo-Fries. Bremmer stelt<br />

vast dat noch de Anglo-Friese hypothese, noch<br />

de taalcontacttheorie thans gangbaar is. Verondersteld<br />

wordt dat er in de periode voorafgaand<br />

aan de volksverhuizing<strong>en</strong> aan de Noordzeekust<br />

e<strong>en</strong> dialectcontinuum bestond, het Ingvaeoons,<br />

of Noordzeegermaans, waarvan onder meer de<br />

voorlopers van het Oud<strong>en</strong>gels, Oudfries <strong>en</strong> ook<br />

het Oudsaksisch deel uitmaakt<strong>en</strong>. Latere culturele<br />

<strong>en</strong> politieke ontwikkeling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ervoor<br />

gezorgd dat van de contin<strong>en</strong>tale tal<strong>en</strong> het Oudfries<br />

de oorsponkelijke Ingvaeoonse k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>,<br />

die de Angelsaks<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> naar<br />

Brittanië, het best heeft bewaard.<br />

Er is wel e<strong>en</strong>s gezegd dat het Oudfries het<br />

lelijke e<strong>en</strong>dje is van de Oudgermanistiek: onderzoekers<br />

van Germaanse tal<strong>en</strong> <strong>en</strong> geschied<strong>en</strong>is<br />

betrekk<strong>en</strong> het Oudfries te weinig bij hun studie.<br />

Deze onderzoekers kond<strong>en</strong> dan ter verontschuldiging<br />

aanvoer<strong>en</strong> dat de studie van het Oudfries<br />

het noodzakelijk instrum<strong>en</strong>tarium ontbeert om<br />

succesvol als onderzoeksobject te kunn<strong>en</strong> funger<strong>en</strong>.<br />

Daar is verandering in gekom<strong>en</strong>. In 1992<br />

publiceerde Bremmer zijn A Bibliographical Guide<br />

to Old Frisian Studies (Bremmer 1992). In Munske<br />

(red.) (2001) zitt<strong>en</strong> diverse bijdrag<strong>en</strong> die het<br />

Oudfries als terrein van onderzoek ontsluit<strong>en</strong>.<br />

Rec<strong>en</strong>telijk is het Altfriesisches Wörterbuch gepubliceerd<br />

(Hofmann & Popkema <strong>2008</strong>). Er wordt<br />

in e<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijk project van de Fryske Akademy<br />

<strong>en</strong> het Fries Instituut van de Rijksuniversiteit<br />

Groning<strong>en</strong> gewerkt aan het beschikbaar stell<strong>en</strong><br />

van alle Oudfriese tekst<strong>en</strong> via het internet3 . En<br />

nu heeft Bremmer er met zijn waardevolle inleiding<br />

tot het Oudfries voor gezorgd dat niets de<br />

bestudering van deze taal <strong>en</strong> zijn cultuur meer<br />

in de weg staat.<br />

G.J.de.Haan@rug.nl<br />

Bibliografie<br />

Germ<strong>en</strong> J. de Haan, <strong>2009</strong><br />

Bremmer Jr, R. H. (1992). A bibliographical<br />

guide to Old Frisian studies. Od<strong>en</strong>se.<br />

Bremmer Jr, R. H. G. van der Meer & O.<br />

Vries (red.) (1990). Aspects of Old Frisian<br />

philology. Amsterdamer Beiträge zur älter<strong>en</strong><br />

Germanistik 64/Estrikk<strong>en</strong> 60. Amsterdam,<br />

Atlanta GA and Groning<strong>en</strong>.<br />

Bremmer Jr, R. H. T.S.D. Johnston & O.<br />

Vries (red.) (1998). Approaches to Old Frisian<br />

philology. Amsterdamer Beiträge zur älter<strong>en</strong><br />

Germanistik 49/Estrikk<strong>en</strong> 72. Amsterdam,<br />

Atlanta GA and Groning<strong>en</strong>.<br />

Bremmer Jr, R. H. S. Laker & O. Vries<br />

(red.) (2007). Advances in Old Frisian philology.<br />

Amsterdamer Beiträge zur älter<strong>en</strong> Germanistik<br />

64/Estrikk<strong>en</strong> 80. Amsterdam/New<br />

York and Groning<strong>en</strong>.<br />

Haan, G. J. de (2001). Why Old Frisian is really<br />

Middle Frisian. Folia Linguistica Historica<br />

22, 179-206.<br />

Hofmann, D. & A. T. Popkema (<strong>2008</strong>). Altfriesisches<br />

Wörterbuch. Heidelberg.<br />

Munske, H. H. (red.) (2001). Handbuch des Friesisch<strong>en</strong>/Handbook<br />

of Frisian Studies. Tübing<strong>en</strong>.<br />

Niels<strong>en</strong>, H. F. (1981). Old English and the contin<strong>en</strong>tal<br />

Germanic languages. Innsbruck.<br />

Versloot, A. (2004). Why Old Frisian is still<br />

quite old. Folia Linguistica Historica 25, 253-<br />

298.<br />

3 Bremmer vermeldt dit project in IOF (p. 14), maar<br />

noemt alle<strong>en</strong> de Fryske Akademy als uitvoerder.<br />

411

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!