ON VAN HEENVLIET - De Hoge Heerlijkheid Heenvliet - Nieuwesluis
ON VAN HEENVLIET - De Hoge Heerlijkheid Heenvliet - Nieuwesluis
ON VAN HEENVLIET - De Hoge Heerlijkheid Heenvliet - Nieuwesluis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
~ :iJ ,:: \\ ;.;\ '7! ,.".."..1. 1-P"~~~iq ubnni'..f,'~) -""1"'(; ; I!<br />
" ,1;,,:,,) ""TT ,~"{ ~ c)~ :!~\":,<br />
XIV.<br />
Hc<br />
,~-.~<br />
tt """""<br />
DE HEER'LIJKHEID <strong>HEENVLIET</strong> ,IN DE<br />
FRANSE TIJD EN IN DE 19E EEUW<br />
HEENVLlET <strong>ON</strong>DER DE F AlM lLI E LAMAIS!<strong>ON</strong><br />
<strong>VAN</strong> <strong>HEENVLIET</strong><br />
1795. Heerlijke rechten afgeschaft -in <strong>Heenvliet</strong> geen verandering -<br />
Pieter Graafland Pzn. staat zijn aandeel in de heerlijkheid aan zijn<br />
zuster Camelia af -Camelia Graafland als Vrijvrouwe ingehuldigd<br />
-huwelijk met Johannes Lamaison -economische toestand -<br />
Voomse kanaal -de kerk -herstel der heerlijke rechten -Comelia<br />
Graaflarid sterft -Johannes Lamaison. Vrijheer van <strong>Heenvliet</strong> -strijd<br />
tussen Johannes Lamaison en de regering over de benoeming van een<br />
Burgemeester van <strong>Heenvliet</strong> -zijn zoon tot Burgemeester benoemd -<br />
de heerlijke rechten afgeschaft -dood van Johannes Lamaison -<br />
Mr. J. L. M. C. Lamaison van <strong>Heenvliet</strong>. Vrijheer van <strong>Heenvliet</strong> -het<br />
voortbestaan van titel en rechten -Mr. Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> sterft<br />
-de kinderen onder voogdij van zijn echtgenote -Camelia Maria en<br />
Pieter Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> gezamenlijk eigenaars der heerlijkheid<br />
-na hun dood hun neef Dr. Lamaison van den Berg. Heer van<br />
<strong>Heenvliet</strong> -resterende rechten.<br />
Het jaar 1795 bereidde ook de Vrije <strong>Heerlijkheid</strong> <strong>Heenvliet</strong>. evenals<br />
zovele aristocratische instellingen van het verleden. een roemloze dood.<br />
Het revolutiejaar maakte een abrupt einde aan de uitoefening der<br />
heerlijke rechten. van welke aard die ook waren. <strong>De</strong> geschiedenis äer<br />
Vrije <strong>Heerlijkheid</strong> <strong>Heenvliet</strong> in eigenlijke zin moet daarom ook met dit<br />
jaar als afgesloten worden beschouwd. Hetgeen hier verder volgt moet<br />
slechts zijn een korte opsomming van maatregelen. die, na een kort<br />
herstel der heerlijke rechten in beperkte zin. de volledige afschaffing<br />
daarvan hebben bewerkstelligd. <strong>De</strong> geschiedenis der Gemeente<br />
<strong>Heenvliet</strong> in de 1ge eeuw is niet het onderwerp geweest van deze<br />
studie. Zij kon dat ook niet zijn, omdat het huisarchief der Vrijheren<br />
van <strong>Heenvliet</strong> uiteraard den onderzoeker over deze periode weinig<br />
gegevens meer biedt ten aanzien van regering en rechtspraak in dit<br />
deel van het platteland van Zuid~Holland. Gegevens voor een familie~ I<br />
I'<br />
geschiedenis van het geslacht Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> vindt men<br />
daarin in ruime mate, doch hoe belangwekkend sommige details ook<br />
244
zijn, toch mag in het kader van deze beschrijving hiervoor zeer weinig<br />
plaats worden ingeruimd. Ook daarom kan dit hoofdstuk slechts kort<br />
zijn.<br />
Over het jaar van de "omwenteling" te <strong>Heenvliet</strong> geven de archiefstukken<br />
even weinig uitsluitsel als over de patriottentijd, die volgens<br />
de legende daar ter plaatse nogal woelig moet zijn geweest 1).<br />
Zoveel is echter zeker, dat het jaar 1795 voor <strong>Heenvliet</strong> weinig<br />
practi5che wijzigingen met zich mede bracht. Vanzelfsprekend was de<br />
publicatie der provisionele representanten van het volk van Holland<br />
van 6 Maart 1795, waarbij voorlopig een einde gemaakt werd aan de<br />
uitoefening van de heerlijke rechten in de ruimste zin, voor <strong>Heenvliet</strong><br />
van historisch belang. Toch veranderde dit zeer weinig aan de<br />
werkelijke toestand. Immers, in 1793 was de Vrijheer, Pieter Graafland<br />
van <strong>Heenvliet</strong>, overleden, en de baljuw, Jan Jacob Villerius, had<br />
feitelijk reeds het overheidsgezag, vóór dien door de Vrijheer uitgeoefend,<br />
in handen. Toen nu op 1 April 1795 de provisionele<br />
representanten op voordracht van schepenen van <strong>Heenvliet</strong> J. J.<br />
Villerius als baljuw continueerden, ,.daar hij steeds op de hand<br />
gewee5t was van het huidige bewind", bleef de toestand, zoals hij<br />
ettelijke jaren vóór 1795 reeds bestond. Er was natuurlijk dit belangrijk<br />
verschil, dat Villerius, die reeds sedert 1770 het ambt van baljuw<br />
bekleed had, thans niet meer door de Vrijheer benoemd werd, doch dit<br />
maakte voor de bevolking weinig verschil. Daar er bovendien geen<br />
Vrijheer meer was en de kinderen Graafland, hoewel zij de meerder~<br />
jarige leeftijd naderden, zelfs geen zwak protest konden uiten tegen<br />
een ontneming van rechten, die zij in de practijk nog niet hadden uit~<br />
geoefend, voltrokken zich de meest ingrijpende wijzigingen voor de<br />
bevolking van <strong>Heenvliet</strong> zeer geleidelijk en bijna onmerkbaar. Artikel<br />
24 van de Burgerlijke en Staatkundige Grondregels der Staat5regeling<br />
van 1798 bezegelde kort daarop de opheffing der heerlijke rechten,<br />
zowel de eigenlijke, de overheidsrechten, als de oneigenlijke heerlijke<br />
rechten, zonder de gedupeerden enige schadevergoeding toe te kennen.<br />
Van een revolutionnair enthousiasme, dat thans de kinderen van de<br />
vroegere Vrijheer verguisde, bemerken wij in deze plattelandsgemeenschap<br />
niets. <strong>De</strong> waardering van de bevolking bleef onveranderd.<br />
Jonkheer Pieter en Jonkvrouwe Comelia Graafland bleven op<br />
het Herenhuis wonen. <strong>De</strong> baljuw bleef met de prediKant de voogdij<br />
uitoefenen. <strong>De</strong> bevolking bleef die jonge "aristocraten" beschouwen<br />
als waren zij nog de toekomstige gezagsdragers. Verwonderlijk i5 dit<br />
niet, daar reeds in 1801 een reactie intrad. waar het de volledige afschaffing<br />
der heerlijke rechten betrof. Het collatierecht mocht weer<br />
1) Pieter Graafland was een bekend patriot.<br />
.<br />
245<br />
~
worden uitgeoefend en het beheer der kerkelijke goederen mocht weer<br />
door de "Heren" geschieden.<br />
Al werd dus geen schadeloosstelling voor de ontnomen rechten uitgekeerd,<br />
terwijl tevens op enige inkomsten uIt de vroegere rechten<br />
niet meer te rekenen viel, toch werd de ,.<strong>Heerlijkheid</strong>" van <strong>Heenvliet</strong><br />
door de tijdgenoten ook financieel nog hoog gewaardeerd. Nadat het<br />
gemeentebestuur aan het departementaal bestuur van Holland om<br />
meerderjarigverklaring van Cornelia Graafland had verzocht, op welk<br />
.verzoek de ge September 1806 gunstig werd be5chikt, verkocht de<br />
jonge Pieter Graafland zijn aanspraken op de helft der heerlijkheid<br />
voor f 41600,- aan zijn zuster in Juni 1807. Cornelia had dus nu de<br />
gehele heerlijkheid in handen. Men zal misschien opmerken. dat niet<br />
alleen voor zogenaamde heerlijke rechten deze som werd betaald, doch<br />
ook wel degelijk voor de particuliere bezittingen. die Pieter Graafland<br />
Jr. in het land van <strong>Heenvliet</strong> geërfd had. Dit is wellicht juist, doch het<br />
accent bij de transactie viel op de "heerlijkheid" als zodanig. Hoe<br />
weinig de afschaffing der heerlijke rechten voor de plattelandsbevolking<br />
betekende. blijkt ook uit de officiële intrede van Jonkvrouwe Cornelia<br />
Graafland als nieuwe Vrijvrouwe op 30 November 1806. <strong>De</strong> officiële<br />
ontvangst en predikatie in de kerk tonen dat duidelijk aan.<br />
Baljuw Villerius en Ds. Gabry zagen nu hun taak als voogde:n<br />
beëindigd en voor het oog van de bevolking nam V rijvrouwe Cornelia<br />
Graafland dezelfde p05itie in als eens haar vader. In werkelijkheid<br />
echter had zij natuurlijk geen enkel gezag. hoewel de oude Villerius<br />
haar waarschijnlijk niet onkundig gelaten heeft van de administratie<br />
der kleine gemeenschap. waarover haar vader geregeerd had. en van<br />
de rechten. die hij had bezeten. Of de merkwa&rdige erkenning van<br />
J onkvrouwe Graafland bepaald wordt door een tegen beter weten in<br />
handhaven van de oude verhoudingen of door een vooruitgrijpen naar<br />
een door de bevolking verlangd herstel van een band. die minder<br />
drukkend geweest was. dan de franse .,vrijheid", valt hier niet vast<br />
te stellen.<br />
Kort na haar intrede huwde Cornelia Graafland op 3 Juni 1808 met<br />
11 Johannes Lamaison. uit Amsterdam afkomstig. Zij schijnt hem te<br />
i I hebben leren kennen. toen hij in garnizoen lag te Brielle als luitenant<br />
bij een regiment infanterie. (<strong>De</strong> genealogie der familie Lamaison vindt<br />
men in Bijlage XX.) Door dit huwelijk werd Johannes Lamai50n<br />
Vrijheer van <strong>Heenvliet</strong>. tenminste in het oog der bevolking. <strong>De</strong><br />
financiële positie van Cornelia Graafland was nog steeds zeer gunstig,<br />
hetgeen haar man in staat stelde zich als ambteloos burger te <strong>Heenvliet</strong><br />
te vestigen. Al kon hij evenmin gezag doen gelden over de bevolking,<br />
toch genoot hij de achting, die hem als echtgenoot der ,.Vrijvrouwe"<br />
als vanzelf toekwam. Er zijn bovendien aanwijzingen. dat de bevolking<br />
.\ 246<br />
1<br />
1
nog steeds erfpachten en grondrenten betaalde aan ..Heer en Vrouwe".<br />
Evenzo inden zij nog steeds de tienden en trokken zij inkomsten uit de<br />
verpachting der veren. daar de materialen hun eigendom waren. Heer<br />
en Vrouwe en de bevolking zelf bleven dit als een ..heerlijk recht"<br />
beschouwen. Zo was de positie van Vrijheer en Vrijvrouwe van<br />
<strong>Heenvliet</strong> ook in de Franse tijd een zeer bijzondere. die nog alle égards<br />
vergde. welke hun voorgangers rechtens toekwamen.<br />
<strong>De</strong> overheidsrechten echter werden uitgeoefend door baljuw en<br />
,schepenen in naam der verschillende centrale bestuursorganen. die<br />
over Voome achtereenvolgens hebben gefungeerd. Vóór de omwente~<br />
ling telde de hoge vierschaar 5 tot 7 leenmannen en de civiele<br />
rechtbank 7 schepenen. Na 1795 werden die organen omgezet. Voor<br />
het burgerlijk bestuur werd er een municipaliteit van 7 schepenen<br />
gevormd, waarvan de baljuw voorzitter was. Drie der schepenen waren<br />
commissarissen over de gemene middelen. Villerius werd bovendien<br />
bijgestaan door twee burgemeesters. Wat de rechterlijke organisatie<br />
betrof werd de criminele vierschaar gespannen door 5 tot 7 leen~<br />
mannen. Enige jaren later vormde het college van 5 schepenen zowel<br />
de criminele als de civiele rechtbank. Over leenmannen werd niet meer<br />
gerept. Het reglement van 4 <strong>De</strong>cember 1804 van het departementaal<br />
bestuur van Holland bevestigde dit aantal en bepaalde. dat de baljuw<br />
in criminele zaken de rechtbank zou voorzitten. In civiele zaken moest<br />
hij dat doen als schout~civil. Ditzelfde college vormde ook het burger~<br />
lijk bestuur sedert 28 November 1803. Villerius deed trouw zijn plicht<br />
en zond bij vacatures onder de bedienden der ..gemeente" <strong>Heenvliet</strong><br />
steeds de voordrachten van hem en schepenen aan het centraal<br />
bestuur.<br />
<strong>De</strong> vestiging van het Koninkrijk Holland bracht in <strong>Heenvliet</strong><br />
geen verandering. Villerius. de zeer bedaagde en bijna legendarische<br />
figuur. ondervond bovendien weinig last van de bevolking. Men schikte<br />
zich geheel. Zelfs kon hij in 1809 rapporteren. dat hij de laatste vijf<br />
jaar geen gevangenen te <strong>Heenvliet</strong> had behoeven te detineren. <strong>De</strong><br />
enige overtreding. waaraan de bewoners van <strong>Heenvliet</strong> zich wel eens<br />
schuldig maakten. was het schieten op hazen en konijnen" contra het<br />
reglement op de jacht in het Koninkrijk Holland". en het jagen op<br />
otters. die toen dus nog bij <strong>Heenvliet</strong> voorkwamen.<br />
Op het tijdstip der inlijving stierf Villerius. die zich steeds een<br />
onkreukbaar ambtenaar getoond had, doch over wiens politieke sym~<br />
pathieën wij in het duister tasten. Een baljuw werd niet meer benoemd.<br />
<strong>De</strong> Prins Generaal~Stadhouder benoemde op 2 Januari 1811 J. W.<br />
;Broecx. commis bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. tot schout<br />
en secretaris van <strong>Heenvliet</strong>. <strong>De</strong> bevolking zelf zuchtte in de jaren der<br />
Franse overheersing onder requisities en inkwartiering. terwijl zij her~<br />
247
-'"<br />
1 ~<br />
1 haaldelijk verontrust werd door militaire maatregelen in verband met<br />
: de \vrees, dat Engelse troepen op Voorne zouden landen, zoals inder-<br />
! daad in 1799 door de Engelse bevelhebbers is voorgenomen. Zoals<br />
I<br />
; I bekend vond die landing tenslotte plaats in Noord~Holland. Wij be~<br />
JIlerken weinig van daadwerkelijk verzet tegen de ongetwijfeld<br />
drukkende maatregelen. Slechts requisities werden soms gesaboteerd<br />
en Franse deserteurs voortgeholpen. Van gewapend verzet was ook in<br />
<strong>Heenvliet</strong> geen sprake.<br />
Het bevrijdingsjaar 1813 bracht den inwoners van <strong>Heenvliet</strong> weinig<br />
bevrijdingsgeestdrift. althans. men bemerkt daarvan weinig. <strong>De</strong> jonge~<br />
lieden, die vanuit het raadhuis te den Briel het vuur op de Franse<br />
bezetting openden. gaven een heldhaftig voorbeeld. dat door de<br />
<strong>Heenvliet</strong>enaren wel geprezen, maar niet nagevolgd werd. <strong>De</strong> bewoners<br />
wachtten slechts met een gevoel van grote opluchting het volledig<br />
herstel der vroegere toestand af. Hij, die daarop het meest hoopte, was<br />
de Vrijheer Johannes Lamaison, die zich naar zijn <strong>Heerlijkheid</strong><br />
Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> ging noemen. Die hoop ging spoedig in ver~<br />
vulling, al was dan ook het herstel der heerlijke rechten niet volledig.<br />
Bij besluit van de Souvereine Vorst d.d. 26 Maart 1814 werden de<br />
heerlijkheden in getemperde vorm hersteld, al paste dat herstel niet<br />
meer in het kader van de nieuwe tijd. <strong>De</strong> bedoeling zat echter voor het<br />
onbillijke van de afschaffing zonder schadevergoeding te herstellen.<br />
! ! Willem I wenste de thans herstelde rechten geleidelijk op te heffen<br />
i I onder toekenning van een schadeloosstelling. Een bepaald besluit<br />
hieromtrent werd echter niet genomen en zo scheen het herstel der<br />
heerlijkheden bestendigd.<br />
Johannes Lamaison ontving niet meer het recht ambtenaren voor het<br />
! bestuur of de rechtspraak te benoemen of verordeningen uit te vaar~<br />
i digen. Van ,:bestuurs~ en politiebevoegdheden" was dus geen sprake.<br />
i Dit alles was onderworpen aan de organen van Staat, Provincie en<br />
Gemeente. Slechts had de Heer het recht om personen voor het ambt<br />
van schout (na 1825 burgemeester). secretaris, ontvanger en ge~<br />
meenteraadslid voor te dragen. <strong>De</strong> Koning benoemde uit deze voor~<br />
dracht. Wel mocht de Heer lagere gemeente~ambtenaren aanstellen 1) .<br />
Ook zijn rechten ten aanzien der N.H. Kerk werden in 1816 hersteld.<br />
Hij beriep de predikant. doch het benoemingsrecht van kerkvoogden<br />
[ en kerkelijke dienaren werd den Heer van <strong>Heenvliet</strong> geweigerd.<br />
i Johannes Lamaison en H. A. Zwier Baron de Vos van Steenwijk.<br />
gezegd van Essen, Vrijheer van Abbenbroek. hadden zich gezamenlijk<br />
met een desbetreffend request tot de Koning gewend. doch zij<br />
J<br />
i ~) Mr. S. J. Fockemae Andreae, Inleiding op de Inventaris van het Huisarchief<br />
i der Heren van Warmond (1935).<br />
Zie het reglement op het bestuur ten platten lande 9 act. 1816.<br />
248<br />
I-
~ I<br />
I<br />
i<br />
!<br />
j<br />
i ELAAT 20,<br />
.j<br />
.
E--<br />
<<br />
<<br />
~<br />
0.<br />
-N
MI:<br />
i<br />
i<br />
.f<br />
'..<br />
}oC<br />
<<br />
<<br />
~<br />
p.t.<br />
N<br />
N<br />
t
.;<br />
1"1<br />
N<br />
..<br />
-I:<br />
-I:<br />
~<br />
"<br />
"<br />
J
, \ ontvingen op 9 Februari 1822 een afwijzende beschikking. Slechts<br />
koster en voorzanger (schoolmeester) mochten zij aanstellen.<br />
In enige belangrijke bésluiten van het gemeentebestuur betreffende<br />
.wetgeving en belasting werd de Heer aanvankelijk nog gekend. <strong>De</strong>ze<br />
zag zich tevens hersteld in het volle genot van het heerlijk jacht~ en<br />
visrecht en van het veerrecht. Het Keizerlijk decreet van 22 JanuarI<br />
1813 betreffende de afkoopbaarheid van tienden werd op 22 October<br />
1814 buiten werking gesteld, doch op 11 April 1872 werd deze afkoop~<br />
baarheid hersteld. Zo werd duf. de Vrijheer van <strong>Heenvliet</strong>, die zich<br />
ook in officiële stukken zo bleef noemen, hoewel men na 1813 slechts<br />
ambachtsheerlijkheden kende, in een bijzondere positie geplaatst, die<br />
feitelijk met de toenmalige verhoudingen in strijd was. Het was een<br />
positie, waarin de gemeenteraad van <strong>Heenvliet</strong>, die geheel onafhankelijk<br />
van hem had behoren te staan, zich nauwelijks tegen zijn inmenging<br />
kon verzetten, temeer daar Johannes Lamaison streng vaf.thield aan<br />
zijn rechten. Dit bleek ten duidelijkste bij de kwestie, die ontstond,<br />
toen Johannes Lamaison zijn zoon voordroeg voor het ambt van<br />
Burgemeester en Secretaris van <strong>Heenvliet</strong>.I<br />
<strong>De</strong>ze enige zoon uit het eerste huwelijk van zijn vader met Jonk~<br />
vrouwe Cornelia Graafland, n.l. Johannes Laurens Michel Cornelis<br />
Lamaison van <strong>Heenvliet</strong>, werd 19 <strong>De</strong>cember 1815 te <strong>Heenvliet</strong> geboren<br />
en bracht daar zijn kinderjaren door. Omstreekf. 1830 ontving hij een<br />
gymnasiale opleiding te Leiden, om in de jaren 1835 tot 1839 te<br />
worden ingeschreven als student in de rechten aan de Leidse Academie,<br />
waar hij een leerling was van Thorbecke. Onmiddellijk na zijn promotie<br />
droegen zijn vader en de Vrijheer van Abbenbroek hem voor als<br />
Ontvanger der gemeenten <strong>Heenvliet</strong> en Abbenbroek, waartoe hij op<br />
7 <strong>De</strong>cember 1838 door Gedeputeerde Staten van Zuid~Holland be~<br />
noemd werd. Doch hoewel hij van 1840 af tevens als administrateur<br />
optrad voor Baron van Knobelsdorff tot den Kreytenberg te <strong>De</strong>venter<br />
voor diens goederen op Voorne, toch schenen deze werkzaamheden<br />
I hem weinig te bevredigen. Toen nu de post van Griffier bij het Kanton~<br />
gerecht te Brielle vaceerde, solliciteerde Mr. J. L. M. C. Lamaison van<br />
<strong>Heenvliet</strong>, waarop hij 7 April 1842 bij K.B. als zodanig werd benoemd.<br />
~ ,.. Toen echter zijn vader op 27 September .: 1843 een brief ontving van<br />
de<br />
alf.<br />
Gouverneur<br />
Vrijheer hem<br />
van<br />
een<br />
Zuid~Holland,<br />
voordracht te<br />
van<br />
zenden<br />
der<br />
voor<br />
Duin,<br />
het<br />
met<br />
ambt<br />
het verzoek<br />
van Burge~<br />
om,<br />
meester en Secretaris der gemeente <strong>Heenvliet</strong>, indien Stephanus Bodde,<br />
de toenmalige Burgemeester, die op 1 Januari 1844 zou aftreden, niet<br />
langer door de Koning in zijn ambt zou worden gehandhaafd, greep<br />
Johannes Lamaison die kans aan voor zijn zoon. <strong>De</strong> 5e October 1843!<br />
droeg hij Mr. J. L. M. C. Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> voor als Burge~<br />
meester. Middelerwijl was S. Bodde op 4 October overleden, zodat het<br />
'-/<br />
249 .
nu vaststond. dat er een nieuwe Burgemeester zou worden benoemd.<br />
<strong>De</strong> 7e October antwoordde de Gouverneur. dat hij zich met deze<br />
voordracht niet kon verenigen. daar het ambt van Griff~r onverenigbaar<br />
was met dat van Burgemeester. Johannes Lamaison bleef echter<br />
bij zijn voordracht. daar zijn zoon verklaarde bij benoeming het ambt<br />
van Griffier te willen nederleggen. Inmiddels bleef deze zaak niet beperkt<br />
tot <strong>Heenvliet</strong>. want daar zowel <strong>Heenvliet</strong> als Abbenbroek door<br />
één Burgemeester bestuurd werden. moest ook te Abbenbroek een<br />
zodanige functionaris worden aangesteld. <strong>De</strong> Vrijheer van Abbenbroek<br />
echter. Jan Arend Baron de Vos van Steenwijk. was een van de beste<br />
vrienden van de candidaat Lamaison en hij droeg deze dan ook even~<br />
eens voor. Nu scheen de zeer opgewekte en studentikoze figuur van<br />
de jonge Lamaison niet bepaald een degelijke indruk gemaakt te<br />
hebben op de gemeenteraden van <strong>Heenvliet</strong> en Abbenbroek. Hij was<br />
in elk geval geen persona grata. Toen nu de Gouverneur zich recht~<br />
streeks in verbinding stelde met de beide gemeenteraden naar aan~<br />
cl leiding van adressen dezer beide colleges. verzetten de gemeenteraden<br />
: ! zich eenparig tegen een eventuele benoeming van Lamaison. omdat<br />
zoals de gemeenteraad van <strong>Heenvliet</strong> zeide. de verwantschap tussen<br />
de te benoemen Burgemeester en de Ambachtsheer een beletsel vorm~<br />
de. temeer daar de eerste later de Ambachtsheer zou opvolgen. Ook<br />
de gemeenteraad van Abbenbroek was tegen Lamaison. doch wilde<br />
I de motieven van die mening niet kenbaar maken.<br />
<strong>De</strong> humor van de jonge Lamaison. dikwijls ten koste van de waar~<br />
digheid der dorpsautoriteiten. had hem vele vijanden bezorgd. zodat er<br />
in beide gemeenteraden een fractie bestond. die een andere candidaat<br />
op de voordracht wenste. Doch de relaties van Lamaison bleken sterk<br />
genoeg om de tegenstand van de gemeenteraden en de afwijzing door<br />
de Gouverneur te overwinnen. Noch Johannes Lamaison. noch Baron<br />
de Vos van Steenwijk bogen voor die tegenstand en weigerden een<br />
andere persoon voor te dragen. Zij wendden zich beiden in een request<br />
rechtstreeks tot de Koning en schreven gelijktijdig aan de Gouverneur<br />
1 van der Duin. Johannes Lamaison antwoordde. dat de gemeenteraad<br />
! van <strong>Heenvliet</strong> onjuist zag. <strong>De</strong> Ambachtsheer mag zichzelf niet tot<br />
enige bediening voordragen volgens art. 13 van het reglement voor het<br />
bestuur ten platten lande. doch hier geldt het een ander; of dat nu zijn<br />
zoon is doet niets ter zake. want daarover zegt het reglement niets.<br />
..Als Ambachtsheer der gemeente <strong>Heenvliet</strong> toch is aan mij over~<br />
gegaan bij primordialen als onereuzen titel als uit krachte van<br />
's Konings alsnog bestaande besluiten en verordeningen het recht van<br />
I , voordracht van opgemelde betrekkingen in geval van bestaande<br />
vacature. Dit recht is dan ook uitsluitend den Ambachtsheer toegekend<br />
bij art. 11 alinea 4 van het reglement zonder enig voorbehoud. Het zij<br />
250
verre van mij dat ik 's Konings magt eeniger mate aan grenzen zou<br />
willen beperken; ook zelfs bij de in dezen niet bestaande bevoegdheid<br />
daartoe, zou de eerbied voor Zijne Majesteit mij het stilzwijgen opleggen."<br />
,.Het oordeel van de gemeenteraad als ongevraagd en ook niet voor~<br />
geschreven mag niet benadelen het recht der Ambachtsheren. Geen :1<br />
ingezetene kan de geschiktheid beoordelen van mijn zoon, die alleen \1<br />
in zijn kind5che jaren <strong>Heenvliet</strong> heeft bewoond." ','<br />
Hij schreef voorts, dat de adressen van sommige ingezetenen aan<br />
de Gouverneur een uitvloeisel waren van opruiing en tegenwerking en<br />
dat hij er niet aan dacht aan de ingezetenen om medewerking te vragen<br />
door adressen ten gunste van zijn voordracht te verzenden. Tevens gaf<br />
hij kennis van de verzending van zijn request. Baron de Vos van<br />
Steenwijk als Vrijheer van Abbenbroek schreef in dezelfde geest.<br />
Intussen verzonden enige ingezetenen van <strong>Heenvliet</strong> op 20 November<br />
toch een adre5 aan de Koning ten gunste van Lamaison. Baron George<br />
August Tindal. de schoonzoon van Johannes LamaisGn en toen reeds<br />
adjudant des Konings. heeft zeer waarschijnlijk de requesten bij de<br />
Koning toegelicht ten gunste van zijn zwager, want Mr. J. L. M. C.<br />
Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> werd op 11 Januari 1844 bij K.B. benoemd<br />
tot Burgemeester en Secretaris van <strong>Heenvliet</strong> en Abbenbroek op voor~<br />
waarde. dat hij ontslag zou vragen als Griffier bij de rechtbank te<br />
Brielle. welk ontslag hij op 20 Februari 1844 ontving. Uit deze kwestie<br />
blijkt. dat de Heren van <strong>Heenvliet</strong> en Abbenbroek niet zozeer door<br />
hun beroep op het heerlijk recht van voordracht van een hogere<br />
gemeentefunctionari5 de overwinning hebben behaald op de Gouver~<br />
neur der Provincie, maar dat zij zo hardnekkig bij hun voordracht<br />
persisteerden, omdat zij bijna zeker waren van de Koninklijke steun,<br />
welke veeleer gebaseerd was op sympathie dan op zakelijke over~<br />
wegingen.<br />
Toen nu Johannes Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> in 1849 overleed. ware<br />
de toestand ontstaan die art. 13 van het reglement voor het bestuur<br />
ten platten lande bedoelde te voorkomen, n.l. dat de Ambachtsheer<br />
tevens Burgemeester was, en had ook Mr. J. L. M. C. Lamaison van<br />
<strong>Heenvliet</strong> tussen beide functie5 moeten kiezen. indien niet de Grond~<br />
wet van 1848 bij art. 4 der Additionele Bepalingen alle ..heerlijke<br />
rechten betreffende voordracht of aanstelling van peronen tot open~<br />
bare betrekkingen" had afgeschaft. <strong>De</strong> Heer Lamaison van <strong>Heenvliet</strong><br />
kon dus ongestoord het ambt van Burgemeester van <strong>Heenvliet</strong> blijven<br />
waarnemen. <strong>De</strong> <strong>Heerlijkheid</strong> behoorde rechtens tot het verleden.<br />
Richten wij thans het oog op <strong>Heenvliet</strong> en zijn bewoners tijdens de<br />
1ge eeuw. Het aantal inwoners had in de Middeleeuwen zeker de 500<br />
niet overschreden. want ondanks de betrekkelijke bloei na het diepte~<br />
251<br />
I
" (,<br />
punt tijdens het begin der 80~jarige oorlog, geeft een quohier van 1680<br />
nog slechts 86 families, tezamen 300 personen, terwijl men in 1632<br />
111 huizen telde en in 1732 116. In het midden der 18e eeuw telde men<br />
500 inwoners, welk aantal in 1798 gestegen was tot 530. In de 1ge<br />
eeuw echter zien wij een opmerkelijke toename van de bevolking. <strong>De</strong><br />
ontwikkeling van Rotterdam als zeehaven en de verzanding der<br />
toegangswegen maakte een directe en gemakkelijke verbinding met de<br />
zee noodzakelijk, zodat op initiatief van Koning Willem I het<br />
zogenaamde Voorn se kanaal gegraven werd, dat langs de haven van<br />
Hellevoetsluis en <strong>Nieuwesluis</strong> een betere verbinding met de zee bood.<br />
dan langs de steeds meer verzande Brielse Maas mogelijk was. Het<br />
kanaal, dat door de Koning zelf voor het grootste deel werd ge~<br />
financierd, werd gegraven van 1827 tot 1829 en in 1830 geopend. Het<br />
was 10 km lang en liep dwars door het eiland Voorne van de Nieuwe<br />
Maas naar het Haringvliet, voor het grootste deel dwars door het<br />
gebied van de vroegere heerlijkheid, thans gemeente, <strong>Heenvliet</strong>. Het<br />
intensieve scheepvaartverkeer kwam de inwoners van <strong>Nieuwesluis</strong> en<br />
<strong>Heenvliet</strong> zeer ten goede. Het bracht nieuwe welvaart, zodat in 1859<br />
de gemeente <strong>Heenvliet</strong> 187 huizen telde met een inwoneraantal van<br />
1059. Het hoogste aantal werd bereikt in 1879, n.l. 1341. Na het<br />
graven van de Nieuwe Waterweg, die in 1871 geopend werd, gingen<br />
<strong>Nieuwesluis</strong> en <strong>Heenvliet</strong> weer achteruit tengevolge van emigratie. Het<br />
hoofdmiddel van bestaan bleef de landbouw. Pas in de 20ste eeuw<br />
kan men van enige tuinbouw spreken. In 1936 telde <strong>Heenvliet</strong> nog 1202<br />
inwoners, waarvan ongeveer 0.59 % Rooms~Katholiek, 74 % Hervormd<br />
en 5 % Gereformeerd. Het overige percentage omvatte 19 % onkerke~<br />
~ lijken. Die verhoudingen dateren echter pas van de tweede helft der<br />
1ge eeuw. In 1849 telde men nog 92 ~ % Hervormden 1).<br />
<strong>De</strong> kerkelijke gemeente <strong>Heenvliet</strong>. -en daarmede hebben wij in de<br />
eerste helft der 1ge eeuw de Hervormde Kerk op het oog -, moest<br />
onder Ds. Bodde en Ds. Steenberg 2) besluiten tot een grondige<br />
restauratie van het kerkgebouw, dat reeds meer dan vier eeuwen had<br />
getrotseerd, doch nu. ondanks vele kleine reparaties. zo bouwvallig<br />
geworden was, dat het niet meer kon worden gebruikt. <strong>De</strong> regering<br />
verleende een subsidie van f 8000,-, waarna in 1822 met het herstel<br />
een aanvang werd gemaakt. Die restauratie duurde van 1822 tot 1824,<br />
in welke jaren in het Oude Raadhuis werd gekerkt. Bijna de gehele<br />
kerk moest worden afgebroken, zodat pas in 1824 het nieuwe gebouw<br />
, in gebruik kon worden genomen. Dat nieuwe gebouw was een aardige<br />
[I dorpskerk met een eenvoudig middenschip. <strong>De</strong> toren stond boven de<br />
1) Dr. J. Klok. Voorne en Putten.<br />
Z) Zie de lijst der Predikanten in Bijlage XXII.<br />
252<br />
".
Ingang. In 1929 moest nogmaals tot restauratie worden overgegaan,<br />
welke restauratie op f 30000,- geraamd werd. <strong>De</strong> Zuid~Hollandse<br />
Archeologische commissie wilde een subsidie verlenen, mits de regering<br />
het dubbele van dit bedrag wilde toezeggen. Na veel onderhandelen<br />
kon men eindelijk met de werkzaamheden een aanvang maken onder<br />
leiding van de architect van der Kloot Meyburg, zodat in 1931 de kerk<br />
hersteld was 1). <strong>De</strong> kerkeraad had intussen in 1917 de Herenbank aan<br />
de familie Lamaison in eigendom gegeven. Tevens behielden de Heren<br />
Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> bij besluit van 1824 het recht om in de graf~<br />
kelder onder de kerk te worden begraven.<br />
In het nieuwe gebouw is er toch nog veel uit de oude tijd bewaard<br />
gebleven. <strong>De</strong> tegenwoordige consistorie was de oude sacristie. In het<br />
gangetje bevindt zich nog een piscina of wasbekken uit de tweede helft<br />
der 15e eeuw 2). In de kerk bevindt zich een eiken preekstoel met<br />
intarsie van omstreeks 1600. <strong>De</strong> voor doopbekken ingerichte zandloper~<br />
arm dateert van 1700; het doop hek met koperen bogen van omstreeks<br />
1625 en de lezenaar zelf is van omstreeks 1700. In de kerk hangt een<br />
tekstbord met wapens, bevattende de tien geboden en de artikelen des<br />
geloofs, daterende van 1599. Er zijn 4 eiken banken uit de 17e eeuw,<br />
benevens een avondmaalstafel met beschilderd blad van 1599, waarvan<br />
het onderstel dateert van 1700. Tevens is er een zilveren avondmaals~<br />
beker van 1661 en e~n oude geldkist met ijzerbeslag van 1587. <strong>De</strong><br />
toren draagt twee klokken, waarvan de een gegoten is door Petrus<br />
van der Ghein in 1543 en de andere in 1634 door de Rotterdamse<br />
klokkengieter Corn. Ouwerogge. <strong>De</strong> Heren hadden van oude tijden<br />
af een gestoelte in de kerk. Het tegenwoordige dateert uit de 18e eeuw<br />
en werd, zoals juist werd gezegd, a~n de familie Lamaison in eigendom<br />
gegeven.<br />
Men had voorts nog in <strong>Heenvliet</strong> een kleine Joodse gemeente, die<br />
in de 1ge eeuw de beschikking kreeg over een synagoge. Een nieuw<br />
schoolgebouw werd omstreeks 1880 in gebruik genomen langs de weg<br />
van <strong>Heenvliet</strong> naar <strong>Nieuwesluis</strong>. Zo hebben er nog tal van kleine<br />
veranderingen in het dorpsbeeld en in het leven der bewoners plaats<br />
gehad, waarover hier niet kan gesproken worden.<br />
Daar onze aandacht zich richt op de "<strong>Heerlijkheid</strong>", is het van meer<br />
belang te vernemen, op welke wijze de "Heer" van <strong>Heenvliet</strong> de<br />
volledige afschaffing der heerlijke rechten opnam en of hij consequen~<br />
ties trok uit de ongeldigverklaring dier rechten.<br />
Zoals reeds gememoreerd werd, waren de heerlijke rechten afge~<br />
schaft, waarbij de grondwet van 1848 de onbillijkheid van 1798<br />
herhaalde, daar een schadeloosstelling, hoewel in uitzicht gesteld, nu<br />
1) H. van der Kloot Meyburg, Onze Oude Dorpskerken.<br />
2) Ned. Monumenten van Geschiedenis en Kunst, 191~.<br />
f _i~; c'<br />
253
evenmin werd toegekend. Johannes Lamaison en vooral zijn zoon<br />
~ handhaafden echter ook na 1848 hun titel van Vrijheren van <strong>Heenvliet</strong>.<br />
: Dit blijkt uit de officiële bescheiden, welke werden opgemaakt in ver-<br />
I band met het overlijden van Johannes Lamaison op 7 April 1849. Hij<br />
was in tweede echt gehuwd met Maria van Driel, die hem overleefde.<br />
Er moest dus boedelscheiding plaats hebben tussen haar en de kinderen<br />
van haar echtgenoot, n.l. "George August Baron Tindal, optredende<br />
! : voor zijn echtgenote Louisa Carolina PetronelIa Lamaison, en Mr.<br />
J. L. M. C. Lamaison, Burgemeester van <strong>Heenvliet</strong> en Abbenbroek<br />
en Ambachtsheer van <strong>Heenvliet</strong>", de twee enige kinderen en erfgenamen<br />
van de overledene. <strong>De</strong>ze boedelscheiding vond plaats voor<br />
notaris Kraijenhoff van de Leur te Brielle op 17 November 1849. Aan<br />
Mr. J. L. M. C. Lamaison werd toen overgedragen "de Hooge en Vrije<br />
<strong>Heerlijkheid</strong> van <strong>Heenvliet</strong> en Koolwijkspolder, den titel met de<br />
prerogativen, heerlijke regaliën en regten, aanwassen tot dezelve behoorende,<br />
en de onroerende goederen, regten, recognitiën enz., daartoe<br />
behoorende erfpachten en dergelijke". Daaronder werden gespecifi~<br />
ceerd het "Regt van overvaart op Rozenburg in de gorzen en de helft<br />
in het tolhuis en in het regt van tol of passeergelden over de Rivier de<br />
Bernisse tusschen de steden <strong>Heenvliet</strong> en Geervliet. Het privatieve regt<br />
van de jacht in de gemelde <strong>Heerlijkheid</strong> van <strong>Heenvliet</strong> en Koolwijks~<br />
polder. Het regt der zalmvi5scherij met schutting en drijfwant strek~<br />
kende van de riviere de Bernisse tot het scheid bij Zwartewaale. Het<br />
privatieve regt der visscherijen in de wateringen der <strong>Heerlijkheid</strong><br />
<strong>Heenvliet</strong>. Het regt van Varkensschouw. Het Jaarschot zijnde een<br />
heerlijkheidsregt, gevestigd op alle landen binnen of buiten den Ring~<br />
dijk der <strong>Heerlijkheid</strong> <strong>Heenvliet</strong>. (Hierbij kwamen de erfpachten). Al<br />
welke goederen en regten, inkomsten, revenuën als mede de heerlijke<br />
titel, recognitiën en alle andere regten, welke aan de <strong>Heerlijkheid</strong> van<br />
<strong>Heenvliet</strong> en Koolwijkspolder zouden mogen zijn verbonden en hieronder<br />
worden begrepen, door partijen onderling zijn gewaardeerd op<br />
de waarde van f 26293,20."<br />
Wie mocht menen, dat deze waardering nog een uitvloeisel was van<br />
de toestand, zoals die ten aanzien der heerlijke rechten vóór 1848<br />
bestond, daar men de draagwijdte van de opheffing in dat jaar 1849<br />
nog niet volledig be5efte, bemerkt spoedig, dat hij zich vergist. Toen<br />
in Januari 1862 Mr. J. L. M. C. Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> overleed, had<br />
er weder een boedelscheiding plaats voor zijn weduwe Maria Jacoba<br />
van der Minne. <strong>De</strong> nagelaten goederen werden toen geschat op<br />
ongeveer f 42000,- en daarvan speciaal de heerlijke rechten der<br />
"Hooge en Vrije <strong>Heerlijkheid</strong> van <strong>Heenvliet</strong> op f 20000,- in oe<br />
bovengenoemde opsomming. In deze boedelscheiding van 6 Mei 1862<br />
voor notaris Kraijenhoff van de Leur te Brielle vinden wij een<br />
254
specificatie van het jaarschot, "jaarlijks vier en dertig gulden tachtig<br />
centen". Een onbeduidende grondrente dus. Toch is het merkwaardig<br />
te zien, hoe lang sommige rechten. zoals het jaarschot en de varkens~<br />
schouw. die wij in 1862 opnieuw beschreven zien. zich sedert de<br />
Middeleeuwen tot de twintigste eeuw in <strong>Heenvliet</strong> gehandhaafd<br />
hebben. <strong>De</strong> varkens schouw is thans afgeschaft; het jaarschot bestond<br />
tot voor kort.<br />
Het tiendrecht werd niet met name genoemd. doch het staat vast, dat<br />
de boeren van <strong>Heenvliet</strong> aan de familie Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> nog<br />
steeds tiendplichtig waren. Over het algemeen kan men zeggen. dat.<br />
zoals uit de stukken blijkt. de familie Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> met de<br />
meeste ijver al die rechten gehandhaafd heeft, waarvan de uitoefening<br />
haar niet in conflict kon brengen met de centrale bestuursorganen. en<br />
die bovendien meer of minder grote sommen opbrachten. Zij hieldI<br />
bovendien aan de titel van Vrijheer vast. welke vanouds gelijk stond<br />
met die van Baanderheer of Baron. Voeg daarbij. dat zij de ver~I<br />
mogendste grootgrondbezitster van <strong>Heenvliet</strong> was. en men begrijptI<br />
wel de invloedrijke positie. die deze familie in <strong>Heenvliet</strong> innam. <strong>De</strong>I<br />
naam Lamaison heeft daar voor de bewoners nog een bijzondere en in<br />
r zeker opzicht eerbiedwekkende klank.<br />
Dat verscheidene van haar oudtijds heerlijke rechten ook door de<br />
Staat hoog werden getaxeerd blijkt o.a. uit de afkoopsommen. die be~<br />
taald zijn. Voor het recht der zalmvisserij op de Maas betaalde de<br />
Staat aan de weduwe Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> in 1873 f 7000,-. <strong>De</strong><br />
tiend wet van 1907 maakte aan de tiendheffing ook voor <strong>Heenvliet</strong> een<br />
eind, in ruil voor een aanzienlijke schadeloosstelling. <strong>De</strong> aanleg van de<br />
trambaan Rotterdam-Oostvoorne over een dam dwars door de<br />
Bernisse bracht ook de tol en brug rechten, oudtijds een veerrecht. in<br />
het geding en noodzaakte het Rijk tot afkoop. In 1931 werden de tol~<br />
rechten van Cornelia Maria Lamaison van <strong>Heenvliet</strong>. V rijvrouwe van<br />
<strong>Heenvliet</strong> en Koolwijkspolder en Pieter Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> ener~<br />
zijds en Jhr. Gevaerts van Geervliet. als erfgenaam van de vroegere<br />
heerlijkheid Putten anderzijds, afgekocht voor de som van f 12000.in<br />
totaal. <strong>De</strong> grondwetsherziening van 1922 maakte aan het zoge~<br />
naamde collatierecht ook hier een eind, terwijl reeds in 1866 de<br />
bevoegdheden van mevrouw de wed. J. M. Lamaison van <strong>Heenvliet</strong>~<br />
van der Minne ten aanzien van het beheer der kerkelijke goederen<br />
werden opgeheven. Bij dit laatste was natuurlijk geen sprake van<br />
~chadevergoeding, evenmin voor de afschaffing van het heerlijk jacht~<br />
recht bij de jachtwet van 1923.<br />
Hiermede waren ook rechten van geringer betekenis, die nog<br />
herinnerden aan de vroegere <strong>Heerlijkheid</strong> <strong>Heenvliet</strong>. vervallen. Samenvattend<br />
kan men dit merkwaardig verschijnsel signaleren, dat de familie<br />
'1<br />
/<br />
255
., -<br />
Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> ook na 1848 aan de toen in haar handen<br />
resterende rechten, voortvloeiende uit het bezit der voormalige Heer~<br />
lijkheid, de aanspraak ontleende de Vrije en <strong>Hoge</strong> <strong>Heerlijkheid</strong> van<br />
<strong>Heenvliet</strong> nog steeds te bezitten en de titel van Vrijheer of Vrijvrouwe<br />
te voeren, hoewel die rechten geen heerlijke rechten in "eigenlijke"<br />
zin waren. <strong>De</strong> huidige erfgenamen van de goederen en rechten der<br />
familie Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> maken echter nog aanspraak op het<br />
bezit van enige heerlijke rechten, doch alvorens deze te vermelden zal<br />
het goed zijn de familierelaties wat nader te bezien.<br />
.Toen Mr. J. L. M. C. Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> enige tijd griffier was<br />
te <strong>De</strong>n Briel begon hem de eenzaamheid in zijn woning zeer te be~<br />
nauwen. Spoedig had hij onder de Brielse joffers de knappe Maria<br />
Jacoba, genaamd Mietje van der Minne ontdekt, die toen, in 1843,<br />
23 jaar was. Zij was een dochter van de reeds overleden Burgemeester<br />
van Nieuw Helvoet, en was verwant aan de aanzienlijke familie Kluit,<br />
in <strong>De</strong>n Briel en Zwartewaal welbekend. Bij de hofmakerij verloochende<br />
hij zijn studentikoze manier van optreden geheel, want met werkelijk<br />
plechtstatige ernst gaf hij van zijn gevoelens voor Mietje blijk, niet op<br />
de wandeling, doch per brief. .<br />
Na een aanvankelijke weigering van de schone jongedame kwam<br />
toch tenslotte de verloving tot stand en kon het huwelijk de 6e Juni<br />
1844 te Brielle plaats hebben. Zij betrokken eerst een woning te<br />
Abbenbroek, doch toen Johannes Lamaison in 1849 was overleden en<br />
de <strong>Heerlijkheid</strong> <strong>Heenvliet</strong> aan zijn zoon werd toegewezen, verhuisden<br />
Burgemeester Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> en zijn jonge vrouw naar het<br />
Herenhuis aan het marktplein te <strong>Heenvliet</strong>, nadat zij het hadden laten<br />
restaureren. Het inwendige bleef grotendeels onberoerd, doch het<br />
aanzien van het eertijds zo statige gebouw heeft onder deze restauratie<br />
zeer geleden. Het enige, dat nog uitwendig aan de 17e eeuw herinnert<br />
zijn de gemetselde hekposten met vazen, stijl Lodewijk XIV. Inwendig<br />
vindt men er nog uit diezelfde tijd stucwerk, een schoorsteen en goud~<br />
leer behangsel.<br />
Uit hun huwelijk werden drie kinderen, allen meisjes, te Abbenbroek<br />
geboren, en zes kinderen te <strong>Heenvliet</strong>. Van hun vier zoons stierven er<br />
twee op zeer jeugdige leeftijd. Van de twee andere zoons, die beiden<br />
ongehuwd bleven, overleed Jacobus Magdalenus als Burgemeester van<br />
Monnikendam en Katwoude op 36~jarige leeftijd. <strong>De</strong> oudste dochter,<br />
Comelia Maria, bleef ongehuwd. Vier dochters traden in het huwelijk,<br />
doch twee van hen bleven kinderloos. Een van hen, Mevrouw Johanna<br />
Adriana Comelia van Bilderbeek-Lamaison van <strong>Heenvliet</strong>, vierde op<br />
17 Maart 1949 te Dordrecht haar honderdste verjaardag.<br />
256<br />
Nadat Mr. J. L. M. C. Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> op 6 Januari 1862<br />
'I
7<br />
was overleden, erfde, zoal5 wij zagen. zijn weduwe de ..<strong>Hoge</strong> en Vrije<br />
<strong>Heerlijkheid</strong> <strong>Heenvliet</strong>". Zij stond alleen voor de opvoeding van de<br />
zeven nog minderjarige kinderen. doch als toeziend voogd stond een<br />
familielid, n.l. Jacobus van der Minne, geneesheer te <strong>Heenvliet</strong>, haar<br />
trouw ter zijde. <strong>De</strong>ze bewoonde het Noordelijk gedeelte van het<br />
Herenhuis. waartoe een aparte ingang aan de Noordzijde van de voor~<br />
gevel was aangebracht bij de restauratie in 1850. Spoedig achtte<br />
Mevrouw Lamaison van <strong>Heenvliet</strong>. die zich nu eens V rijvrouwe, dan<br />
weer Ambachtsvrouwe van <strong>Heenvliet</strong> noemde, het noodzakelijk om<br />
voor de studie der kinderen naar Leiden te verhuizen. Op 3 Maart<br />
1875 vestigde zij zich met haar kinderen te Leiden in het huis<br />
Gerecht 12. Dit was echter niet voor lang. want spoedig verhuisde zij<br />
naar Kralingen, waarna zij zich op 11 Juli 1879 opnieuw te Leiden<br />
ve5tigde. thans aan de Oude Singel 8. Intussen waren Sophia Johanna<br />
in 1878 en Louise Carolina Pieternella in 1877 te Kralingen gehuwd.<br />
Ook Maria Jacoba was in 1877 gehuwd. Pieter verliet eveneens in die<br />
jaren het ouderlijk huis; waar hij zich vestigde wordt niet vermeld.<br />
Mevrouw Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> keerde dus naar Leiden terug met<br />
twee dochters en een zoon. Daar werd ook in 1881 haar enigste<br />
kleinzoon geboren uit het huwelijk van Maria Jacoba Lamaison van<br />
<strong>Heenvliet</strong> met Ernst Johan SchIette. <strong>De</strong>ze kleinzoon. Hendrik Frederik,<br />
Schiette, zou waarschijnlijk. daar niet één der kinderen Lamaison van<br />
<strong>Heenvliet</strong> mannelijke erfgenamen verkreeg, de bezittingen der familie<br />
Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> geërfd hebben. indien hij niet op 16~jarige<br />
leeftijd was overleden. <strong>De</strong> beide enigste kinderen van Louise Carolina<br />
Pieternella Lamaison van <strong>Heenvliet</strong>. n.l. Anna en Maria Jacoba van<br />
Duyvendijk. waren thans de enigste kleinkinderen en uiteindelijk<br />
erfgenamen van Mevrouw de weduwe Lamaison van <strong>Heenvliet</strong>-van<br />
der Minne. <strong>De</strong>ze benoemde haar oudste dochter Cornelia Maria en<br />
haar jongste zoon Pieter. beiden ongehuwd, tot executeurs testamen~<br />
tair. Toen zij op 7 September 1914 te <strong>Heenvliet</strong>op hoge leeftijd stierf.<br />
vestigde zich Cornelia Maria op het Herenhuis en noemde zich Vrij~<br />
vrouwe van <strong>Heenvliet</strong> en Koolwijkspolder. Zij erfde de helft der Heer~<br />
lijkheid. In het beheer der bezittingen der familie werd zij ter zijde<br />
gestaan door haar broeder Pieter Lamaison van <strong>Heenvliet</strong>, Secretaris<br />
van Kralingen en later Gemeente~Ontvanger van Rotterdam, die te<br />
Kralingen woonde en de andere helft der <strong>Heerlijkheid</strong> geërfd had.<br />
<strong>De</strong>ze zeer populaire figuur. die tezamen met zijn zuster ook veel voor<br />
<strong>Heenvliet</strong> gedaan heeft. stierf eveneens hoog bejaard in 1941 te Rotter~<br />
dam. Cornelia Maria Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> stierf op 97 ~jarige leef~<br />
tijd te <strong>Heenvliet</strong> de 1 ste Februari 1942. Op haar negentigste verjaar~<br />
dag had zij nog een grootse huldiging van de dorpsbewoners in ont~<br />
vangst te nemen.<br />
Met haar dood zou de naam Lamaison misschien in <strong>Heenvliet</strong> een<br />
257
.<br />
I<br />
i vergeten klank zijn geworden. indien niet de erfgenamen. Maria JacobaI<br />
van Duyvendijk en haar echtgenoot Dr. Gerrit Antonie van den Berg.I<br />
l arts te Kralingen. de naam Lamaison in 1928 bij K.B. bij de hunne<br />
i hadden gevoegd. zodat in Februari 1942 het geslacht Lamaison van<br />
I den Berg de bezittingen van de familie Lamaison van <strong>Heenvliet</strong>. mét<br />
het Herenhuis. erfde. Dr. van den Berg stond echter ook zelf niet<br />
! geheel vreemd tegenover de vroegere <strong>Heerlijkheid</strong> <strong>Heenvliet</strong>. <strong>De</strong> bet-<br />
I<br />
i overgrootvader van Mevrouw M. J. Lamaison van den Berg-vanI:<br />
Duyvendijk. n.l. Pieter Graafland van <strong>Heenvliet</strong>. de laatste VrijheerI:<br />
in de volle zin van het woord. was n.l. over een andere linie tevens de<br />
bet-overgrootvader van Dr. Lamaison van den Berg. Pieter Graafland<br />
van <strong>Heenvliet</strong> Jr.. de reeds genoemde broeder van Vrijvrouwe Cornelia<br />
Graafland. was n.l. zijn overgrootvader. terwijl Cornelia Graafland de<br />
overgrootmoeder was van Mevrouw Lamaison van den Berg-van<br />
Duyvendijk. Beiden zijn dus nakomelingen van Jean Louis Baron van<br />
Alderwerelt. de reeds hiervoor genoemde Vrijheer van <strong>Heenvliet</strong>.<br />
Sedert Vrijvrouwe Johanna van Breugel. die de <strong>Heerlijkheid</strong> naliet aan<br />
haar neef Constantijn Jan Pierraerd. welke op zijn beurt vele van zijn<br />
goederen vermaakte aan zijn nicht Susanna Maria Houtuyn. gehuwd<br />
met Baron van Alderwerelt. bestaat er dus verwantschapsverhouding<br />
tussen de opeenvolgende Heren en Vrouwen van <strong>Heenvliet</strong> van 173]<br />
tot nu toe.<br />
Dr. G. A. Lamaison van den Berg voert nog steeds de titel vat<br />
Vrijheer. zonder die evenwel voortdurend te vermelden. <strong>De</strong>ze titel<br />
immers werd hem gelegateerd. zowel door Vrijvrouwe Comelia Maria<br />
Lamaison van <strong>Heenvliet</strong>. als door Pieter Lamaison van <strong>Heenvliet</strong>. die<br />
de helft der resterende heerlijke rechten in bezit had. Op 5 Juni 1940<br />
vermaakte Pieter Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> aan Dr. G. A. Lamaison<br />
van den Berg:<br />
a. de hem erflater competerende helft in de Hooge en Vrije<br />
<strong>Heerlijkheid</strong> van <strong>Heenvliet</strong> en Koolwijkspolder. met al de daartoe<br />
behorende praerogatieven. heerlijke regaliën. rechten. heffingen. titels.<br />
en al wat verder tot de gemelde <strong>Heerlijkheid</strong> kan gerekend worden te<br />
behoren. het lak-cachet der <strong>Heerlijkheid</strong> <strong>Heenvliet</strong>. voorts alle brieven.<br />
familie-papieren. stukken enzovoorts. in den uitgebreidsten zin daarop<br />
betrekking hebben de en<br />
b. de hem erflater toebehorende helft in de onroerende goederen.<br />
zakelijke rechten. visch-. veer- en andere rechten. welke -als behorende<br />
tot gemelde <strong>Heerlijkheid</strong> -aan den erflater. tezamen met zijn<br />
zuster V rouwe Cornelia Maria Lamaison van <strong>Heenvliet</strong>. zijn toebedeeld<br />
uit Dit de nalatenschap alles werd gelegateerd zijner moeder... onder beding van inbreng van een be-<br />
paalde som in de nalatenschap. Toen nu de Heer P. Lamaison van<br />
258<br />
!<br />
I
<strong>Heenvliet</strong> op 8 <strong>De</strong>cember 1911 overleed, kon Dr. G. A. Lamaison van<br />
I den Berg de helft der <strong>Heerlijkheid</strong> aanvaarden tegen betaling van een<br />
I zekere som. <strong>De</strong> andere helft der <strong>Heerlijkheid</strong> erfde Dr. Lamaison van<br />
I<br />
den Berg, toen Vrijvrouwe Cornelia Maria Lamaison van <strong>Heenvliet</strong><br />
op 1 Februari 1912 overleed. Zij legateerde n.l. op 19 October 1938<br />
"aan haar neef Dr. Lamaison van den Berg, alle titels, rechten en<br />
gerechtigheden betreffende de <strong>Heerlijkheid</strong> <strong>Heenvliet</strong> en Koolwijkspolder,<br />
alle stukken, akten, papieren, registers, kaarten, teekeningen,<br />
brieven, het lak-cachet der <strong>Heerlijkheid</strong> <strong>Heenvliet</strong> en wat dies meer<br />
zij en op die <strong>Heerlijkheid</strong> in den meest uitgebreiden zin betrekking<br />
heeft." Hier bestond eveneens de verplichting tot inbreng van een<br />
bepaalde som in haar nalatenschap.<br />
Uit deze akten blijkt, dat de leden der familie Lamaison van <strong>Heenvliet</strong><br />
nog tot de huidige tijd de <strong>Heerlijkheid</strong> achten te bestaan, hetgeen<br />
zeer merkwaardig is in verband met de betekenis, die aan de afschaffing<br />
in 1818 gehecht wordt. Evenzeer merkwaardig zou het zijn de gedachten<br />
te kennen der notarissen Korteweg te <strong>Heenvliet</strong> en Knegt te<br />
Rotterdam -de laatste is intussen overleden -, die bij het opmaken<br />
dezer akten ten aanzien van heerlijke titel en heerlijke rechten bij hen<br />
zijn opgekomen. Want wat is nu eigenlijk het gevolg van deze erflatingen<br />
geweest? Het erven van een titel zonder rechten of mét<br />
rechten? Ondanks wetsartikelen en handboeken leeft er toch nog altijd<br />
In deze plattelands gemeenschap een besef van de vroegere <strong>Heerlijkheid</strong><br />
"in welstand", en van het vanzelfsprekende van het bestaan van<br />
enige heerlijke rechten. Zo maakt Dr. Lamaison van den Berg aanspraak<br />
op de erkenning van de zwaan drift en vogelarij, het visrecht<br />
en veerrecht op Rozenburg. Dat er in de gracht van de ruïne zwanen<br />
worden gehouden is een uitvloeisel der zwaandrift, een afgeleid regaal.<br />
Er valt geen enkele bepaling aan te wijzen krachtens welke dat recht<br />
van zwaandrift zou zijn vervallen, maar -zo zegt de Blécourt -<br />
voorzover de houder een exclusief recht pretendeert te bezitten als<br />
ambachtsgevolg, is dit karakter er aan ontnomen door de staatsregeling<br />
van 17981).<br />
Hoe het ook zij, exclusief recht of niet, een feit is het, dat niemand<br />
anders op het grondgebied der gemeente of vroegere <strong>Heerlijkheid</strong><br />
<strong>Heenvliet</strong> zwanen houdt.<br />
Voorts bestaan nog steeds het veerrecht en het visrecht. Ondanks<br />
het feit, dat de wet op de visserij van 5 October 1931 het visrecnt<br />
verbindt aan de eigendom van het water, wordt in <strong>Heenvliet</strong> het<br />
visrecht verpacht, niet alleen op water, dat eigendom is van Dr.<br />
Lamaison van den Berg, doch ook op andere wateren in <strong>Heenvliet</strong>. als<br />
1) Prof. A. de Blécourt, Kort begrip van het Oud-Vaderlandsch Burgerlijk recht,<br />
Je druk. p. 290.<br />
/<br />
259
uitvloeisel van een heerlijk visrecht. Zo staat het ook met het veerrecht.<br />
r-) dat volgens de wet van 24 <strong>De</strong>cember 1930 eveneens verbonden is aan<br />
de eigendom van het water. Toch wordt het veer tussen Rozenburg<br />
en <strong>Nieuwesluis</strong> nog steeds verpacht ten behoeve van Dr. Lamaison<br />
JI van den Berg. Voor de helft is Rozenburg bevoegd.<br />
<strong>De</strong> Heer wordt als zodanig nog bij belangrijke gebeurtenissen in de<br />
gemeente uitgenoodigd.<br />
Eveneens is het een uitvloeisel van de vroegere toestand der <strong>Heerlijkheid</strong><br />
in welstand. dat vooral langs de dijken zich het grondbezit der<br />
familie Lamaison van <strong>Heenvliet</strong> en van de tegenwoordige eigenaar<br />
uitstrekt. Ook de dijken zelf behoren voor het grootste deel tot zijn<br />
eigendom. Alleen de Heer immers had meestal de dijken (vronen) in<br />
I1 bezit.<br />
f Zo zijn deze weinige rechten de overblijfselen van dat uitgebreide<br />
11 en winstgevende ambachtsgevolg der <strong>Hoge</strong> en Vrije <strong>Heerlijkheid</strong> van<br />
ir, <strong>Heenvliet</strong>, zoals wij dat in de 16e en 17 e eeuw in de handen -der<br />
i machtige Heren van <strong>Heenvliet</strong> aantroffen.<br />
Jil<br />
ii 'i<br />
~I' f<br />
t-<br />
'ij<br />
I<br />
fl<br />
!i i<br />
.,,i<br />
!<br />
I<br />
~<br />
cJ<br />
fl<br />
260<br />
, ,<br />
ij<br />
;1<br />
j<br />
"-