HET DIFFERENTIEEL - ECMD
HET DIFFERENTIEEL - ECMD
HET DIFFERENTIEEL - ECMD
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Hoofdstuk 7<br />
<strong>HET</strong> <strong>DIFFERENTIEEL</strong><br />
7.1 DEFINITIE, DOEL EN SOORTEN<br />
Zoals de term al aangeeft is het differentieel een 'verschilmechanisme': het is een<br />
inrichting waarmee het mogelijk is twee uitgaande assen met willekeurig van elkaar<br />
verschillende frequentie te laten roteren, terwijl de aandrijvende koppels in deze<br />
assen gehandhaafd blijven en daarbij afhankelijk zijn van elkaar (afb. 7.1).<br />
1. achterashuis<br />
2. kroonwiel<br />
3. differentieelhuis<br />
4. axiaallager voor satellietwiel<br />
5. satellietwiel<br />
6. kegellager<br />
7. stelring<br />
8. borgring<br />
9. borgbout<br />
10. borgplaat<br />
11. bus<br />
12. moer<br />
13. spie<br />
14. axiaallager<br />
15. zonnewiel<br />
16. borgpen voor satellietas<br />
17. satelliet as<br />
18. lagerbus van het zonnewiel<br />
19. stelring<br />
20. bout<br />
21. lagerdeksel met linker asdeel<br />
16151413 12<br />
Afb. 7. J. Het symmetrischeasdifferentieel met kegelwielen. opgenomen in een achteras (Mercedes)<br />
Wanneer een auto door een bocht rijdt, leggen de wielen die de buitenbocht doorlopen<br />
in dezelfde tijd een langere weg af dan de wielen die de binnenbocht doorlopen:<br />
de wielen in de buitenbocht moeten sneller roteren. Tussen beide aangedreven wielen<br />
heerst dus ook een verschil in rotatiefrequentie, terwijl zij toch hun aandrijfmoment<br />
moeten behouden.<br />
Een verschil in rotatiefrequentie ontstaat ook door verschillen in bandmaat, bandspanning<br />
en bandslijtage en tijdens het rijden over oneffenheden in het wegdek. Het<br />
371
aandrijfkoppel van de uitgaande assen moet echter onder al deze omstandigheden<br />
gelijk zijn. Ongelijke koppels geven immers ongelijke aandrijfkrachten, wat niet alleen<br />
tot een ontoelaatbare bandslijtage zou leiden, maar ook de rijstabiliteit verslechtert,<br />
anders elke uitwendige wielslip tot het uitbreken van de desbetreffende as<br />
~an leiden(ZIeliiervoor uitgebreid deel 4 van deze serie). Verder zou hierdoor de<br />
rijweerstand worden verhoogd, hetgeen vooral bij zwaarbeladen bedrijfsvoertuigen<br />
belangrijke gevolgen voor het brandstofverbruik en de rijstabiliteit zou hebben. De<br />
inrichting die dit moet voorkomen wordt een conventioneel of symmetrisch differentieel<br />
genoemd, dat op grond van het bovenstaande kan worden gedefinieerd als een<br />
mechanisme dat bij een gelijke koppelverdeling over de wielaandrijfassen een verschillende<br />
rotatiefrequentie van deze assen mogelijk moet maken en dus ook ver-<br />
, schillende vermogens links en rechts moet kunnen afvoeren. Op grond van de inbouwplaats<br />
en de verdeelrichting wordt een dergelijk differentieel ook wel een asdifferentieel<br />
of dwarsdiff!:.rentieel genoemd, omdat de koppelverdeling in dwarsrich-<br />
/ ting van het voertuig plaatsvindt.<br />
Op een enkele uitzondering na zijn alle vierwielige naoorlogse personenauto's uit-<br />
) gerust met zo'n asdifferentieel. De uitzondering is de Variomatic met dubbele CVT<br />
(zie band B), waarin het oude idee van de kettingaandrijving per aangedreven wiel is<br />
overgenomen." pl'1 rp', y1.)' " _ r, l e _~ ',/ :"~n<br />
'- , .', 1 J J;. tI • I • I t 1<br />
Rijdt een auto door een bocht, dan leggen de voorwielen gemiddeld een langere weg<br />
af dan de achterwielen. Dit betekent bij een auto met vierwielaandrijving dat de aandrijfas<br />
naar de voorwielen sneller moet roteren dan de aandrijfas naar de achterwielen,<br />
terwijl de aandrijfkoppels behouden moeten blijven. In de verdeelbak (zie band<br />
B) wordt daartoe een langsdifferentieel aangebracht dat ook wel centraal, derde of<br />
verdeeldifferentieel wordt genoemd.<br />
De laatste term, gevormd naar analogie van het begrip 'verdeelbak' , is misleidend<br />
omdat immers ook een dwarsdifferentieel het koppel verdeelt. Daarom wordt in dit<br />
Steinbuch-deel de voorkeur gegeven aan de term 'langsdifferentieel' . _<br />
Soms is het gewenst, bij voorbeeld bij bedrijfsvoertuigen in verband met verschillende<br />
asbelastingen, dat het koppel naar de achteras(sen) en naar de vooras ongelijk<br />
verdeeld wordt. Een asymmetrisch langsdifferentieel veroorzaakt zo'n ongelijke koppelverdeling,<br />
in een vaste verhouding, maar anders dan in de verhouding 50 % - 50 %.<br />
Hoewel men in personenauto's met vierwielaandrijving ook wel asymmetrische langsdifferentieels<br />
aantreft, komt een symmetrisch langsdifferentieel het meeste voor, als er<br />
al niet een andere oplossing is gevonden.<br />
Het nadeel van een differentieel is dat de verhouding van de uitgaande aandrijfkoppels<br />
steeds gelijk is (50 % - 50 % voor een symmetrisch en bij voorbeeld 33 % -<br />
67 % voor een asymmetrisch differentieel). Valt nu het aandrijfmoment van één wiel<br />
weg, bij voorbeeld op een glad weggedeelte of doordat één wiel vrij komt van het<br />
wegdek, dan wordt het aandrijfmoment naar het niet-doorslippende of niet-doordraaiende<br />
wiel in verhouding even groot gemaakt, dus kleiner. De aandrijfkracht van<br />
de auto is dan zo gering dat de auto mogelijk niet in beweging is te zetten.<br />
Dit nadeel kan tijdelijk, indien nodig en alleen dán, worden opgeheven door de uitgaande<br />
assen van het differentieel aan elkaar te koppelen. Het differentieel wordt dan<br />
geblokkeerd met een differentieelsper (100% sperrend). Een differentieelsper, ook<br />
differentieelslot genoemd, wordt meestal door handbediening (mechanisch, elek-<br />
372<br />
r<br />
\
trisch, pneumatisch of hydraulisch) in- en uitgeschakeld, maar er zijn ook automatisch<br />
schakelende differentieelsperren.<br />
Een ander middel om het nadeel van differentieels te verminderen, is het aanbrengen<br />
van een hoeveelheid inwendige wrijving. Het differentieel zal naar behoefte en binnen<br />
bepaalde grenzen automatisch het koppel over de uitgaande assen ongelijk verdelen.<br />
Weliswaar is door de aard van het symmetrische differentieel de inwendige koppelverdeling<br />
gelijk, maar door het aanbrengen van extra wrijving zal een deel van het<br />
koppel naar één uitgaande as worden gebruikt om een wrijvingskoppel op te wekken,<br />
waardoor het nettoresultaat toch een ongelijke koppelverdeling is. Het spreekt vanzelf<br />
dat dit wrijvingskoppel 'energieverlies' betekent, zodat het rendement van zo'n<br />
differentieel aanzienlijk verlaagd wordt, maar dat is meestal geen probleem gezien de<br />
zeer beperkte tijd dat het differentieel in werking is.<br />
Een differentieel met inwendige wrijving noemt men een gedeeltelijk zelfsperrend<br />
differentieel of ook wel een zelfblokkerend differentieel of een sperdifferentieel. In de<br />
Duitse autotechniek worden alle differentieels met sperrende werking, of deze werking<br />
nu uitsluitend 100 % plaatsvindt (differentieel met sper) of slechts gedeeltelijk<br />
('sperren in procenten'), 'Sperrdifferential' genoemd. Vandaar de ook in Nederland<br />
wel voorkomende gewoonte van het gebruik van de term 'sperdifferentieel' voor beide<br />
typen. Om verwarring te voorkomen gebrui~!nenJechter voor het gedeeltelijk<br />
zelfsperrende differentieel ook wel de term differentieel met kunstmatig verhoogde<br />
inwendige wrijving of kortweg wrijvingsdifferentieel. Daarmee wordt dan zoals de<br />
naam al zegt gedoeld op de extra ingebrachte, kunstmatig verhoogde wrijving, want<br />
elk differentieel heeft natuurlijk een bepaalde hoeveelheid 'normale' wrijvingsverliezen<br />
die door de tandwiel- en asconstructie worden veroorzaakt.<br />
Helaas dekt ook deze benaming niet meer alle typen met gedeeltelijk zelfsperrende<br />
werking, omdat dit effect bij sommige moderne systemen niet meer in, maar buiten<br />
het differentieel wordt opgewekt. Ook treft men wel de uit het Engels afkomstige<br />
benaming differentieel met beperkte slip aan. ' I)<br />
Indeling<br />
Het differentieel maakt de laatste jaren een stormachtige ontwikkeling door, vooral<br />
ten gevolge van de hogere eisen die door de automobilist aan de rijstabiliteit en de<br />
aandrijfkrachtverdeling en -dosering worden gesteld. Het valt dan ook niet mee, alle<br />
tot nu toe bekende typen in een zinnige indeling onder te brengen. In afbeelding 7.2 is<br />
een poging daartoe ondernomen. De hoofdindeling vindt plaats op grond van de inbouwplaats:<br />
dan maakt men een onderscheid tussen een asdifferentieel (of dwarsdifferentieel;<br />
zie 7.3) en een langsdifferentieel (ook: centraal, of derde differentieel; zie<br />
7.4). Het asdifferentieel is altijd symmetrisch uitgevoerd, terwijl het langsdifferentieel<br />
zoals gezegd ook een asymmetrische uitvoering kent.<br />
Op grond van de werking maakt men verder een verschil tussen een roterend en een<br />
niet-roterend differentieel. Verder kan het differentieel met of zonder sperwerking zijn<br />
uitgevoerd.<br />
Ook op grond van de opbouw kan men het differentieel verder indelen. Dan onderscheidt<br />
men differentieels met kegelwielen (7.3.1), differentieels met cilindrische tandwielen<br />
(7.3.2), differentieels met schroefvormige tandwielen (7.3.4) en (niet-roterende)<br />
typen, waarbij de differentieelwerking zonder tandwielen wordt verkregen<br />
373
374<br />
" -!::l<br />
l .~ "<br />
;; ~<br />
E<br />
s:,<br />
os<br />
"'"<br />
;:::<br />
"-<br />
"t~<br />
""s<br />
'"<br />
G<br />
"';<br />
"<br />
$
(7.3.5). Tot de laatste soort behoren het vrijloopdifferentieel en de differentieels met<br />
glijstukken (glijpennen, glijblokjes).<br />
De differentieels met sperwerking kunnen ook verder worden ingedeeld. Is de sperwerking<br />
uitsluitend 100 %, dan spreekt men zoals eerder opgemerkt van een differentieel<br />
met differentieelslot (7.3.3), de tweede groep omvat alle overige typen wrijvingsdifferentieels<br />
met (al dan niet gedeeltelijk) 'zelfsperrende' werking (7.3.4). Vooral<br />
deze laatste groep is door de ontwikkeling van de vierwielaandrijving de laatste jaren<br />
aanzienlijk uitgebreid. In het Duits wordt het verschil tussen beide categorieën treffend<br />
aangeduid met respectievelijk de termen 'formschlüssig' en 'kraftschlüssig', dat<br />
wil zeggen dat bij het differentieelslot de blokkering plaatsvindt op grond van de vorm<br />
van de koppeling (meestal een klauwkoppeling), terwijl bij de andere typen een<br />
kracht voor de (gedeeltelijk) sperrende werking zorgt. Omdat ook het differentieelslot<br />
in sommige varianten automatisch kan worden ingeschakeld, wordt de tweede<br />
groep 'intrinsiek automatisch' genoemd, hetgeen wil zeggen dat de werking ervan<br />
door het differentieel zelf wordt geregeld. Zoals hierboven uiteengezet, wordt deze<br />
groep ook wel 'gedeeltelijk zelfsperrende differentieels' genoemd.<br />
Een verdere indeling vindt plaats op grond van de vraag of de zelfsperrende werking<br />
belastingsafhankelijk of slipafhankelijk geschiedt. Tot de eerste subgroep behoren<br />
alle wrijvingsdifferentieels: het differentieel met glijstukken, het differentieel met<br />
lamellenkoppeling (dat veruit het meest voorkomt), het differentieel met conische<br />
wrijvingskoppeling en het differentieel waarvan de werking berust op door speciale,<br />
schroefvormige tandwielen opgewekte wrijving. Tot de tweede subgroep, de slipafhankelijke<br />
gedeeltelijk zelfsperrende differentieels, behoren de typen met vrijloopkoppeling<br />
en nok-en-palsysteem en de sterk in opkomst zijnde typen met viscokoppeling.<br />
Ook een derde subgroep is sterk in opkomst: het differentieel met elektronisch<br />
) geregelde sperwerking, waarbij de wrijvingsopwekking soms zelfs niet meer in het<br />
differentieel, maar erbuiten, in de wielremmen, plaatsvindt (7.3.4). Een vergelijkbare<br />
simulatie van het differentieel met verhoogde inwendige wrijving treft men aan in<br />
de Variomatic met dubbele CVT.<br />
Met uitzondering van de Variomatic (zie daarvoor band B) komen al deze typen in dit<br />
hoofdstuk aan de orde, nadat eerst de principiële werking van het differentieel, zowel<br />
symmetrisch als asymmetrisch en zowel zonder als met kunstmatig verhoogde wrijving,<br />
is uiteengezet (7.2).<br />
7.2 DE WERKING VAN <strong>HET</strong> <strong>DIFFERENTIEEL</strong><br />
Het symmetrisch differentieel met kegeltandwielen<br />
Bij het symmetrische differentieel met kegeltandwielen, het meest in de personenauto<br />
toegepast, zijn op de aandrijfassen naar de wielen, meestal met spiebanen, de<br />
zonnewielen aangebracht (afb. 7.3). De beide zonnewielen worden met één of meer<br />
satellietwielen aan elkaar gekoppeld. De satellietwielen kunnen vrij roteren om de<br />
satellietassen, die vast in het differentieelhuis zijn aangebracht. Het differentieel is vast<br />
verbonden met het grote tandwiel van de eindreductie.<br />
Het aandrijfkoppel wordt via de eindreductie aan het differentieelhuis overgedragen.<br />
Het differentieelhuis neemt de satellietassen en de satellietwielen mee. De satellietwielen<br />
drijven de zonnewielen aan die het aandrijfkoppel doorgeven naar de wiel aandrijfassen.<br />
375
z<br />
a<br />
b<br />
Afb. 7.3. Het werkingsprincipe van het symmetrische<br />
differentieel met kegeltandwielen<br />
a werkingsschema<br />
b aanzicht op het satellietwiel<br />
c ruimtelijke weergave met het krachtenspel<br />
1. differentieelhuis<br />
2. satellietwiel<br />
3. zonnewiel<br />
Gaat men uit van een differentieel zonder inwendige wrijving, dan roteren de satellietwielen<br />
wrijvingsloos om hun asjes. De omtrekskrachten op de zonnewielen zijn dan<br />
steeds gelijk, hetgeen betekent dat de aandrijfkoppels naar de wielen altijd gelijk zijn<br />
als de zonnewieldiameters gelijk zijn. Ook wanneer door een verschil in rotatiefrequentie<br />
van beide zonnewielen de satellietwielen om hun asjes roteren, verandert<br />
hieraan niets: de aandrijjkoppels naar beide wielen zijn altijd gelijk.<br />
Moeten er grotere aandrijfkoppels worden overgebracht dan past men meer satellietwielen<br />
toe.<br />
Voor de berekening van dit soort differentieels onderscheidt men vier situaties die<br />
hieronder achtereenvolgens behandeld worden: de auto rijdt rechtuit, de auto rijdt in<br />
een bocht, de auto 'draait om de hiel' (één wiel staat stil) en de wielen draaien in<br />
tegengestelde richting. Uitgangspunt is de toepassing als dwarsdifferentieel.<br />
Rijdt de auto rechtuit (afb. 7.4), dan zijn de hoeksnelheden en dus ook de rotatiefreqenties<br />
van het differentieelhuis w, van het linker zonnewiel w, en van het rechter<br />
zonnewiel W z aan elkaar gelijk:<br />
Afb. 7.4. De werking van het dwarsdifferemieel<br />
bij rechtuitrijden<br />
Daaruit volgt: w 1 + W z = 2w, zodat onder alle omstandigheden geldt:<br />
376<br />
(7.1)<br />
(7.2)
Roteren de satellieten wrijvingsloos om hun asjes, dan zijn de omtrekskrachten F, en<br />
F~aan de zonnewielen gelijk, zodat bij een gelijke steekcirkelstraal z van de zonnewielen<br />
voor de aandrijfkoppels geldt:<br />
[Nrn]<br />
[Nrn]<br />
Voor de omtrekskrachten geldt F, = F~= !F (afb. 7.3c), zodat:<br />
Daaruit volgt:<br />
(7.3)<br />
(7.3a)<br />
[Nrn] (7.4)<br />
[Nrn] (7.4a)<br />
Uit formule 7.4 volgt dat het differentieel symmetrisch werkt.<br />
Voor de vermogens geldt: P, + P~ = P. Het differentieel is immers geen vermogensvermenigvuldiger.<br />
Omdat P = Tw, volgt daaruit:<br />
[W] (7.5)<br />
Daaruit volgt: P/Pz = (T]'w,)/(Tz'w~) en omdat T, = Tz (formule 7.4) levert dat:<br />
P, = (w/wz)Pz. Ingevuld in formule 7.5: P = P~(w/wz + 1), zodat:<br />
Pz = P'<br />
p] = p.<br />
Wz<br />
w] +wz<br />
W,<br />
w, + Wz<br />
[W]<br />
(7.6)<br />
[W] (7.6a)<br />
Tijdens het rechtuitrijden op een vlak wegdek met gelijke dynamische rolstraal van de<br />
wielen zijn de hoeksnelheden w, en Wz gelijk en is P, = Pz' Tijdens het rechtuitrijden<br />
is er dan ook geen differentieelwerking en roteert het geheel als één blok.<br />
Het rijden in een bocht brengt een verandering in het differentieel teweeg. In een<br />
bocht naar links bij voorbeeld roteert het wiel dat de binnenbocht doorloopt en het<br />
daaraan gekoppelde zonnewiellangzamer dan het wiel dat de buitenbocht doorloopt<br />
met het daar aan gekoppelde zonnewiel (afb. 7.5). Voor de hoeksnelheden geldt nog<br />
steeds formule 7.2, maar: w, = w - 8.w en Wz = w + 8.W, zodat:<br />
Afb. 7.5. De werking van het<br />
dwarsdifferentieel bij het rijden in een bocht<br />
nallr links<br />
Äw<br />
Äw<br />
(7.7)<br />
377
I'+..wis de afwijking van de hoeksnelheid van beide wielaandrijfassen ten opzichte van<br />
de hoeksnelheid van het differentieelhuis.<br />
De satellietwielen roteren in principe wrijvingsloos om hun assen waardoor de omtrekskrachten<br />
F, en Fz en dus ook de aandrijfkoppels T, en Tz gelijk blijven:<br />
[N]<br />
[Nm]<br />
In de praktijk betekent dit verschijnsel dat, tijdens het doorslippen van een wiel door<br />
een afnemende hechting tussen band en wegdek (zie deel 4 van deze serie), de aandrijfkrachten<br />
aan de wielen gelijkblijven.<br />
Voor de vermogens geldt nu: PI = TI'w l = T,(w -I'+..w) en P 2 = T2'W2 = Tz<br />
(w + I'+..w).<br />
Omdat TI = T 2 en w, < W2 volgt daaruit:<br />
waarbij:<br />
w, w-dw w-dw<br />
PI = p.--- = p.-------= p._--<br />
WI + Oh w - dw + w + dw 2w<br />
Wz W + dw<br />
P2 = p.---= p._-w,<br />
+ W2 2w<br />
[W]<br />
(7.8)<br />
(7.9)<br />
(7.10)<br />
(7.11)<br />
[W] (7.11a)<br />
/0<br />
I . I . l I<br />
liaO r rj ~ ,I 0U'l 0.11 IJ Jae;.;t<br />
Draaien om de hiel betekent dat één wiel stilstaat en het andere wiel aangedreven<br />
wordt. Deze situatie doet zich voor bij landbouwtn:~kkers, die op de plaats gekeerd<br />
moeten worden. Met een gedeeld rempedaal wordt dan één wiel geblokkeerd en<br />
tegelijkertijd wordt het andere wiel aangedreven. Het differentieel van een personenauto<br />
werkt op overeenkomstige wijze wanneer één wiel doorslipt of vrij ronddraait en<br />
) het andere wiel op het wegdek rust terwijl de auto stilstaat.<br />
Afb. 7.6. De werking van het dwarsdifferentieel<br />
bij het draaien om de hiel (één wiel staat stil)<br />
Staat bij voorbeeld het linkerwiel stil en draait het rechterwiel (afb. 7.6), dan zijn de<br />
hoeksnelheden: w, = 0 en W 2 = W + I'+..w.Omdat I'+..w= w, volgt hieruit:<br />
378<br />
Wz = 2w (7. [2)
Het draaiende wiel roteert dus met de dubbele hoeksnelheid van het differentieelhuis.<br />
Voor de aandrij/koppels geldt:<br />
[Nm] (7.13)<br />
Slipt één van de aangedreven wielen volledig door, dan is de aandrijfkracht op dat<br />
wiel erg klein. De aandrijfkracht op het niet-doorslippende wiel is even groot en dus<br />
ook klein. De totale aandrijfkracht is niet groot en het voertuig komt niet in beweging.<br />
Dit is het grote nadeel van een cOI}Yentioneel differentieel.<br />
Voor het vermogen wordt genoteerd:<br />
[W]<br />
[W]<br />
(7.14)<br />
(7.14a)<br />
Wordt het di//erentieelhuis (en dus de eindreductie) geblokkeerd door bij niet-draaiende<br />
motor een overbrengingstrap in te schakelen en zijn beide aangedreven wielen<br />
vrij van de grond en wordt één wiel rechtsom gedraaid dan roteert het andere wiel met<br />
dezelfde rotatiefrequentie linksom (afb. 7.7 a).<br />
Afb. 7.7. De werking vun het<br />
dwarsdifferentieel bij tegengesteld<br />
draaiende wielen<br />
a differentieelhuis geblokkeerd<br />
b IlIssenliggende mogelijkheid<br />
Voor de hoeksnelheden geldt dan dus:<br />
w=o<br />
a<br />
W2<br />
b<br />
(7.15)<br />
(7.16)<br />
Omdat geen aandrijfkoppel via het differentieelhuis wordt toegevoerd, heeft een beschouwing<br />
van de koppel- en vermogensverdeling geen zin.<br />
Een tussenliggende mogelijkheid is schematisch in afbeelding 7.7b weergegeven. Het<br />
linkerwiel zal dan bij voorbeeld met lagere snelheid achteruit draaien dan het rech- /<br />
terwiel vooruit draait. In de praktijk komt dit voor als de auto een soort pirouette<br />
maakt en daarbij draait om een punt dat wel tussen de wielen ligt, maar niet in het<br />
midden.<br />
Anders dan tot nu toe aangenomen, zal er in de praktijk steeds wrijving optreden als<br />
de satellietwielen om hun assen roteren. Deze wrijving betekent verlies en dit houdt<br />
in dat tijdens het rijden door de bocht, of in het algemeen als het differentieel in<br />
werking is, het mechanisch rendement van de aandrijjlijn 'la daalt. Door het gebruik<br />
379<br />
\(
van kegelwielen ontstaan extra axiale krachten, verhoogde wrijving en verliezen. Dit<br />
wordt nog versterkt doordat de tanden op kegelwielen minder nauwkeurig worden<br />
vervaardigd.<br />
Het gevolg van de optredende wrijving is echter ook dat de aandrijfkoppels naar de<br />
wielen gaan verschillen. Hierop berust het principe van het verderop te bespreken<br />
gedeeltelijk zelfsperrende differentieel.<br />
Het symmetrisch differentieel met cilindrische tandwielen<br />
Bij het symmetrische differentieel met cilindrische tandwielen (afb. 7.8) grijpen beide<br />
cilindrische satellietwielen in elkaar en elk afzonderlijk in een zonnewiel. In de praktijk<br />
past men hier ook wel meer satellietwielsets toe om een gelijkmatiger verdeling<br />
van de krachten en kleinere afmetingen te verkrijgen, zeker wanneer grote aandrijfkoppels<br />
moeten worden overgebracht. De principiële werking van dit type differentieel<br />
is verder gelijk aan die van het differentieel met kegelwielen.<br />
Afb. 7.8. Het principe van het symmetrisch<br />
dwarsdijjerentieel met cilindrische tandwielen<br />
(2 zonnewiel, S satelliet wiel)<br />
a ruimtelijk weergegeven<br />
b bovenaanzicht<br />
c zijaanzicht<br />
donderaanzicht<br />
Cilindrische tandwielen met rechte vertanding veroorzaken geen axiale krachten. De<br />
afwerking van de tandwielen is nauwkeuriger. De wrijvingsverliezen bij differentieelwerking<br />
zijn geringer en het rendement is gunstiger. De aandrijfkoppels naar het<br />
"1 linker en rechter wiel blijven praktisch gelijk.<br />
In een recent ontwikkelde constructie, het Ranger-differentieel in de Maserati Biturbo,<br />
wordt dit principe gerealiseerd. De satellietwielen zijn echter voorzien van<br />
schroefvertanding, als een soort wormwielen, waardoor er axiale krachten ontstaan<br />
en er een verhoogde inwendige wrijving optreedt tijdens de differentieelwerking. Zie<br />
voor de uitvoering hiervan: 7.3.2.<br />
380 ~ 'efi (rl (<br />
'! J ~ {O {~,(. I<br />
( ' I tl l:t~<br />
11 /<br />
c<br />
d
De noodzaak van het asymmetrisch differentieel<br />
Het symmetrisch differentieel laat snelheidsverschillen van de uitgaande assen toe; de<br />
koppels zijn in principe gelijk en in de praktijk nagenoeg gelijk.<br />
Een asymmetrisch differentieel daarentegen maakt niet alleen snelheidsverschillen<br />
van de uitgaande assen mogelijk, maar bovendien kunnen de koppels in de uitgaande<br />
assen verschillen of beter gezegd: een vaste verhouding tot elkaar hebben die niet<br />
gelijk is aan I.<br />
Bij het rijden door een bocht blijkt dat de gemiddelde snelheid van de voorwielen<br />
groter is dan de gemiddelde snelheid van de achterwielen (afb. 7.9): in dezelfde tijd<br />
leggen de voorwielen dus gemiddeld een langere weg af dan de achterwielen.<br />
I Afb. 7.9. De noodzaak van een<br />
langsdifferentieel bij permanente<br />
vierwielaandrijving: r,.'* r" (r,., r,,:<br />
gemiddelde draaicirkelstraal van<br />
respectievelijk de vooras en de achteras)<br />
Om dit snelheidsverschil bij een auto met vierwielaandrijving mogelijk te maken.<br />
wordt in de verdeel bak tussen de aandrijfassen een derde differentieel in de vorm van<br />
een langsdifferentieel aangebracht, dat tevens tot taak heeft het koppel naar de vooras<br />
en de achteras in een bepaalde verhouding te verdelen.<br />
Ook bij bedrijfsvoertuigen wordt het asymmetrisch differentieel toegepast, zij het om<br />
een andere reden. Bij dergelijke voertuigen worden de achterassen namelijk vaak<br />
veel zwaarder belast dan de voorassen (zie deel 10 van de Steinbuch-serie). Uit deel 4<br />
van deze serie is bekend dat daardoor de hechting tussen band en wegdek. en dus de<br />
over te brengen aandrijfkracht, bij de achteras groter is dan bij de vooras, zeker<br />
wanneer achter tandemassen worden toegepast. Om te voorkomen dat de voorwie- (1<br />
len, die het minst worden belast, eerder doorslippen dan de achterwielen. is het wen- eNd ,',1/<br />
selijk dat het aandrijfkoppel in verhouding tot de asbelastingen wordt verdeeld. J 1cxAW'~<br />
Asymmetrische langsdifferentieels hebben hetzelfde nadeel als symmetrische asdiffe- y<br />
rentieels: valt de hefhti~ bij één aangedreven wiel weg, dan neemt de aandrijfkracht<br />
niet alleen hier ~f maar ook bij de andere aangedreven wielen. De oplossing van dit<br />
probleem ligt in het (al dan niet) sperren, waarop in band B nader wordt ingegaan.<br />
Het asymmetrische differentieel met cilindrische tandwielen<br />
Varianten van het asymmetrisch differentieel met cilindrische tandwielen zijn in afbeelding<br />
7.10 weergegeven. De uitvoering van afbeelding 7 .1Oa is een variant op het<br />
symmetrisch differentieel (zie afb. 7.8).<br />
381
71<br />
8<br />
Js,L......IszL<br />
3~<br />
F /~h~<br />
/ I. t--).'\ Zr<br />
T, ~ /)fuF\Z,<br />
t--+++-ti<br />
a<br />
b<br />
c Fr<br />
..••..-.- ../. I<br />
Fd Fs<br />
'--.<br />
\<br />
Jl<br />
5,<br />
:i.<br />
\. / Fs<br />
Fs<br />
....<br />
1 \ Fd<br />
i ",'<br />
S T=;~<br />
2<br />
,<br />
" .<br />
:;<br />
~ }-~r~'"' t<br />
~ };; '"'<br />
T, ~ ! NN ~ ~<br />
F,<br />
d +._'"' '"'<br />
Afb. 7./0. Het werkingsprincipe van het asymmetrisch langsdifferentieel met cilindrische<br />
tandwielen<br />
a met enkelvoudige satellietwielen<br />
b met dubbele satellietwielen<br />
c met gesloten planetair stelsel<br />
d met gesloten planetair stelsel en lIVeevoudige satellietwielen<br />
382
De ongelijke verdeling van de koppels wordt eenvoudig verkregen door de zonnewielen<br />
een verschillende diameter te geven. Zijn de tandentallen van de zonnewielen<br />
respectievelijk Zzl en Zz2' dan is de verhouding van de aandrijfkoppels in de uitgaande<br />
assen dus:<br />
TI Zzl<br />
-=-<br />
Tz Zzz<br />
[-J (7.17)<br />
Atbeelding 7. lOb toont een langsdifferentieel met twee verschillende zonnewielell.<br />
Bovendien hebben de satellieten een wijziging ondergaan. Er is gebruik gemaakt van<br />
een dubbel satellietwiel met de tandwielen SI en Sz en een enkel satellietwiel S3 dat in<br />
wiel Sz en in zonnewiel Zz grijpt.<br />
De stralen van de steekcirkels van de tandwielen verhouden zich als de tandentallen<br />
die respectievelijk worden aangegeven met zsl' zsz, zs3' zzl en Z,2. Geeft men de omtrekskrachten<br />
aan de zonnewielen aan met F, en Fz, dan zijn de koppels in de uitgaande<br />
assen TI = F,.zzl en Tz = Fz.zzz. Voor het dubbele satellietwiel geldt<br />
FI.zsl = Fz.zsz waardoor Fz = FI(zs/zsz), zodat ook geldt: Tz = FI(zSI.ZzZ)/zsz.<br />
De verhouding van de koppels in de uitgaande assen is nu:<br />
TI Zzl . ZsZ<br />
Tz Zzz. Zsl<br />
[-J<br />
(7.18)<br />
Een ecnvoudige manier om tot een asymmetrisch differentieel te komen, is het in<br />
band B behandelde gesloten planetaire stelsel (atb. 7. lOc). Als het tandental van het<br />
zonnewiel Z wordt aangegcven met Zz en van het ringtandwiel R met zp dan wordt dc<br />
koppelverdeling naar de uitgaande assen (zonder wrijving):<br />
[-J<br />
(7.19)<br />
De koppelverhouding is bij deze constructie vrij hoog, omdat er altijd een groot verschil<br />
tussen de tandentallen van het ringwiel en het zonnewiel blijft bestaan. ~<br />
Een kleinere koppelverhouding is mogelijk door gebruik te maken van een planetair<br />
stelsel met tweevoudige satellietwielen (atb. 7.lOd). Het ringwiel is aandrijvend en het<br />
zonncwiel en de satellietdrager zijn verbonden met de uitgaande assen.<br />
De tandentallen zijn gesteld op Zr voor het ringwiel en Zz voor het zonncwiel; de<br />
tandentallen van de satellieten Zsl en ZsZ zijn gelijk. Voor de respectieve stralen waaraan<br />
de omtrekskrachten werken, zijn de tandentallen ingevuld en zo ontstaat het<br />
krachtendiagram van atbeelding 7.lOd. De omtrekskrachten aan de tandwielen zijn<br />
alle gelijk (Fr = F, = F,) en de krachten op de assen van de satellietdrager<br />
(Fd = 2Fs = 2F r = 2F,) veroorzaken een tegengesteld koppel.<br />
Het koppel in de uitgaande as die verbonden is met het zonnewiel is:<br />
Het koppel in de uitgaande as die met de satellietdrager in verbinding staat is:<br />
383
Volgens afbeelding 7.lOd is F d = 2Fs en F, = Fr = Fz' zodat !Fd = Fr; dus:<br />
[NmJ (7.20)<br />
Voor de verhouding van de koppels aan de uitgaande assen geldt derhalve:<br />
TI __ F_, '_z_z -_' z_<br />
T2 Fr. (:r - Zz) :r -z<br />
Als Zr = 2z z is hier zelfs een symmetrische verdeling van de koppels mogelijk, zodat:<br />
[-J<br />
[-J<br />
(7.21)<br />
(7.2Ia)<br />
Het asymmetrisch differentieel met kegeltandwielen<br />
In afbeelding 7.11 is een drietal asymmetrische langsdifferentieels met kegeltandwielen<br />
weergegeven. De eenvoudigste asymmetrische verdeling wordt verkregen door<br />
zonnewielen van verschillende diameter toe te passen en de satellieten schuin te plaatsen<br />
(afb. 7.11a). De verhouding van de koppels is dan:<br />
Tl zzl<br />
T2 zz2<br />
[-J<br />
(7.22)<br />
De uitvoering volgens afbeelding 7.11b is voorzien van dubbele satellietwielen met<br />
verschillende diameter, waardoor de omtrekskrachten aan beide zonnewielen verschillend<br />
zijn. Bovendien hebben de beide zon ne wielen een verschillende diameter.<br />
384<br />
a b<br />
c<br />
Afb. 7.11. Het werkingsprincipe van het<br />
asymmetrisch langsdifferelllieel met kegelwielen<br />
a met enkelvoudige satellieten (schuif/geplaatst)<br />
b met dubbele satellieten<br />
c met dubbele satellieten (schuingeplaatst)
Voor het dubbele conische satellietwiel geldt: F,'zs' = Fz'zsz, zodat F, = Fizjzs')'<br />
Voor de koppels in de uitgaande assen geldt dan dus:<br />
zodat de verhouding van de koppels in de uitgaande assen is:<br />
.!i = Zzl . ZsZ<br />
Tz Zzz' Zsl<br />
[NmJ<br />
[NmJ<br />
[-J<br />
(7.23)<br />
(7.23a)<br />
De variant met schuingeplaatste satellieten (afb. 7.11c) heeft dezelfde koppelverhouding.<br />
(7.24)<br />
Kunstmatig verhoogde inwendige wrijving<br />
In de loop der jaren zijn er heel wat methoden ontwikkeld om het eerder genoemde<br />
nadeel van het conventionele differentieel (het geheel wegvallen van de aandrijfkracht<br />
als één wiel doorslipt) te ondervangen.<br />
Het meest eenvoudige middel is het uitschakelen van de differentieelwerking door<br />
een differentieelsper of differentieelslot. Met behulp van een schakelring met klauwkoppeling<br />
(afb. 7.12) wordt een zonnewiel aan het differentieelhuis gekoppeld. Dit<br />
type differentieel vindt overwegend toepassing in terreinvoertuigen (zie band B).<br />
Afb. 7.12. Het principe van de diJJerelltieelsper<br />
De sper mag alleen worden ingeschakeld als het voertuig zich in het terrein bevindt.<br />
Zou de sper ingeschakeld blijven als de auto op de verharde weg met een goede 2<br />
hechting tussen banden en wegdek rijdt, dan kan er grote schade aan het differentieel _<br />
en de wielaandrijfassen ontstaan.<br />
De aandrijfkoppelverdeling kan bij ingeschakelde differentieelsper<br />
ge waarde aannemen. Zelfs is het mogelijk dat de aandrijfkoppels<br />
iedere willekeuriin<br />
de wielen tegen-<br />
)<br />
?<br />
gestelde waarden aannemen, bij voorbeeld bij het rijden door een lange bocht met )<br />
een relatief laag motorkoppel.<br />
Een methode die in personenauto's veel wordt toegepast om de nadelen van roterende<br />
differentieels gedeeltelijk op te heffen, is het kunstmatig verhogen van de inwendige<br />
wrijving. Daardoor is het mogelijk het aandrijfkoppel naar de sneller roterende<br />
385
uitgaande as te verkleinen en tegelijkertijd het aandrijfkoppel naar de langzamer<br />
roterende as te vergroten. Indien er geen differentieelwerking is, dus tijdens rechtuitrijden,<br />
wordt er geen inwendige wrijving opgewekt en zal het aandrijfkoppel op af<br />
--normale wijze worden verdeeld. Dergelijke wrijvingsdifferentieels werken geheel<br />
automatisch.<br />
Door de optredende wrijving gaat een deel van de aandrijfenergie verloren; die wordt<br />
in het differentieel omgezet in warmte. Het vervelende hierbij is dat deze verliezen<br />
door de hoge wrijving groot zijn als het aandrijfmoment groot is, indien de auto in een<br />
7 bocht rijdt en de hechting tussen banden en wegdek goed is. De inwendige wrijving is<br />
immers rechteve"Orê'digmet het aandrijfkoppel.<br />
Ook zal de auto zwaarder sturen, omdat een snelheidsverschil van de wielen moeilijker<br />
wordt toegelaten: de auto wil rechtuit rijden. Het gevolg van 'sperren in procenten'<br />
is ook dat de werking groot is als dit eigenlijk niet nodig is. De ontwikkelde<br />
")warmte is soms zo hoog (bij voorbeeld bij rally-auto's) dat het smeermiddel extra<br />
moet worden gekoeld. Het smeermiddel wordt dan met een pompje door een warm-<br />
( tewisselaar geleid.<br />
Het principe van een wrijvingsdifferentieel is weergegeven in afbeelding 7.13. De<br />
pignon drijft het kroonwiel aan dat gekoppeld is aan het differentieelhuis. In het<br />
differentieelhuis zijn de satellietassen aangebracht die de satellietwielen meenemen.<br />
De satellietwielen kunnen vrij om de asjes draaien en drijven de zonnewielen aan.<br />
Het koppel in het differentieelhuis wordt gelijk verdeeld over de beide zonnewielen.<br />
Tijdens rechtuitrijden is er geen differentieelwerking en dit betekent dat in de wrijvingskoppelingen<br />
Kw, aangebracht tussen het differentieelhuis en de zonnewielen met<br />
a c<br />
Afb. 7.13. Het principe van het wrijvingsdifferentieel<br />
a lVerkingsschema<br />
b Sankey-diagram met koppelverdeling bij het rechtuitrijden (zonder differentieellVerking) (de<br />
verticale dubbele streepjes stel/en de lamel/en koppeling voor)<br />
c Sankey-diagram met koppel verdeling tijdens differentieellVerking<br />
Kw wrijvingskoppeling<br />
Tu uitgaande koppels<br />
386<br />
T w wrijvingskoppel<br />
T z koppel in het zonnewiel<br />
b
de uitgaande assen, geen snelheidsverschil en derhalve geen wrijving ontstaat. Er is<br />
geen wrijvingskoppel, dus Tw = O. De koppelverdeling (in atb. 7.l3b aangegeven met<br />
behulp van een Sankey-diagram, dat is een energiestroomschema) is dan gelijk aan<br />
die van een symmetrisch differentieel.<br />
Slipt nu echter één wiel door wegens te weinig grip op het wegdek, dan zal het zonnewiel<br />
dat met dit doorslippende wiel is verbonden, sneller gaan roteren dan het differentieelhuis.<br />
De wrijvingskoppeling zal nu gaan slippen en er ontstaat wrijving: het<br />
versnellende wiel wordt afgeremd.<br />
Een deel van het koppel dat via het zonnewiel was toegevoerd wordt nu via de wrijvingskoppeling<br />
teruggevoerd naar het differentieelhuis. Het andere zonnewiel, van<br />
het niet- doorslippende wiel, roteert door de differentieelwerking langzamer dan het<br />
differentieelhuis. Ook hier treedt de wrijvingskoppeling in werking en het achterblijvende<br />
zonnewiel wordt door het wrijvingskoppel meegenomen. Het reeds aanwezige<br />
koppel in het zonnewiel wordt nu vermeerderd met het wrijvingskoppcl rechtstreeks<br />
van het differentieelhuis. Het koppel dat door de wrijvingskoppeling van het<br />
sneller roterende zonnewiel is afgenomen, zal aan het langzamer draaiende zonnewiel<br />
worden toegevoerd (atb. 7.13c).<br />
Er ontstaat dus onmiddellijk een wrijvingskoppel, zodra er differentieelwerking is:<br />
het maakt daarbij niet uit of die werking wordt veroorzaakt door een slippend wiel of<br />
door het rijden in een bocht.<br />
Deze principiële werking is in het algemeen van toepassing, ook op een van wrijvingselementen<br />
voorzien langsdifferentieel in een auto met vierwielaandrijving (zie band<br />
B).<br />
7 De sperwaarde en het inwendige-wrijvingskoppel<br />
_Men drukt de mate waarin bij een differentieel met verhoogde inwendige wrijving<br />
verschil kan ontstaan tussen de koppels in de uitgaande assen uit in de sperwaarde. De<br />
sperwaarde S is gedefinieerd als de verhouding tussen het verschil van de aandrijfkoppels<br />
in de uitgaande assen en het toegevoerde koppel (de som van de aandrijfkoppels):<br />
[-] (7.25)<br />
Vermenigvuldigt men het resultaat met 100, dan ontstaat een uitdrukking in procent.<br />
Blijkens atbeelding 7.13c is het verschil van de aandrijfkoppels gelijk aan het totale<br />
koppel in de wrijvingskoppelingen:<br />
Tw = TI - Tl = Twl + Twl<br />
zodat formule 7.25 ook kan worden geschreven als:<br />
s = Tw = 41 + Twl<br />
1in TI + Tl<br />
[Nm]<br />
[-]<br />
(7.26)<br />
(7.25a)<br />
Hoe groot zijn nu de sperwaarde en het wrijvingskoppel bij een concreet differentieel?<br />
We bekijken daartoe de Lok-O-Matic van ZF wat nader, waarin de sperrende<br />
werking wordt verkregen door wrijvingskoppelingen in de vorm van lamellenkoppelingen<br />
(atb. 7.14, zie voor de uitvoering hiervan: 7.3.4).<br />
387
13<br />
12<br />
11<br />
10<br />
9<br />
8<br />
7<br />
1=13 1.<br />
6 aanzicht A<br />
buitenlamel<br />
2. binnenlamel<br />
3. deksel<br />
4. axiaallager<br />
5. zonnewiel<br />
6. drukring of<br />
drukstuk<br />
7. kroonwiel<br />
2<br />
3<br />
8. differentieelhuis<br />
9. satellietwiel<br />
10. uitgaande as<br />
aan het<br />
4 zonnewiel<br />
11. satellietas<br />
5 12. meeneemnokken<br />
13. V-vormige<br />
uitsparingen<br />
6<br />
Afb. 7.14. De opbouw van het wrijvingsdifferentieel<br />
(ZF, Lok-O-Matie)<br />
Het differentieelhuis wordt door het grote tandwiel van de eindreductie aangedreven.<br />
In het differentieelhuis zijn vier sleuven aangebracht. De twee drukringen zijn elk van<br />
vier meeneemnokken voorzien die in de axiale sleuven aangrijpen. De drukringen<br />
kunnen in axiale richting verschuiven maar roteren met het differentieelhuis mee. In<br />
de drukringen zijn vier V-vormige uitsparingen (aanzicht A) aangebracht waarin de<br />
satellietasjes zijn geklemd. De drukringen nemen zo de satellietasjes en satellieten<br />
mee die op hun beurt weer de zonnewielen met de wielaandrijfassen aandrijven.<br />
Er ontstaat een wigwerking ten gevolge van de krachten in de V-vorm van de uitsparingen:<br />
de drukstukken worden uit elkaar gedrukt en de wrijvingslamellen aangedrukt.<br />
De binnenlamellen zijn met spievertanding aan de zonnewielen verbonden.<br />
De buiten lamellen zijn met vier buitenste meeneemnokken in de axiale sleuven van<br />
het differentieelhuis aangebracht. De beide zonnewielen zijn door de lamellenkoppelingen<br />
met het differentieelhuis verbonden. Om een voorspanning van de wrijvingskoppelingen<br />
te verkrijgen, worden soms schotelveren ingebouwd (zie verderop).<br />
Uit het krachtenspel in het differentieel (afb. 7.15) valt op te maken dat het wrijvingskoppel<br />
in één stel wrijvingsschijven bedraagt:<br />
Voor de totale wrijvingskracht I\. geldt bij een wrijvingscoëfficiënt !~en een aantal<br />
wrijvingsvlakken z:<br />
388
~<br />
G<br />
~<br />
.;,.<br />
t I<br />
'41 i<br />
Afb. 7.15. Het krachtenspel in een wrijvingsdifferentieel (ZF-principe)<br />
Is de wighoek al en de omtrekskracht aan de satellietasjes F I , dan is de spankracht<br />
tegen de drukringen F 2 = F/tana.<br />
Uit het koppel in de satellietwielen ontstaat de omtrekskracht F J • Voor de satellietasjes<br />
geldt dan: FJ.r2 = FI'rl, dus FI = (rirl).I~l'<br />
Vult men dit alles in de boven gevonden uitdrukking voor het wrijvingskoppel in één<br />
stel wrijvingsschijven in, dan ontstaat:<br />
G<br />
'3<br />
._.<br />
[Nm] (7.27)<br />
Het aandrijfkoppel naar het langzamer roterende wiel is gelijk aan het koppel in het<br />
zonnewiel, vermeerderd met het wrijvingskoppel:<br />
Het aandrijfkoppel naar het sneller roterende wiel is dan:<br />
[Nm]<br />
[Nm]<br />
(7.28)<br />
(7.28a)<br />
Vult men deze uitdrukking voor Tl en T 2 in formule 7.25 in, dan ontstaat na enige<br />
rangschikking voor de sperwaarde van de Lok-Q-Malie:<br />
s= rJ'Wz<br />
'1' tan Cl<br />
[-] (7.29)<br />
Bij deze principiële berekening is de overige wrijving in het differentieel verwaarloosd.<br />
Uit deze redenering volgt dat er sprake is van (gedeeltelijk) sperren als er een wrij- 7<br />
vingskoppel is. Dat wrijvingskoppel ontstaat als er een aandrukkracht is en deze aan- (<br />
drukkracht is er alleen wanneer er een aandrijfkoppel is. Dit betekent dat er naar de \<br />
sneller roterende uitgaande as altijd een koppel moet worden gevoerd om sperwer- )<br />
king te verkrijgen. Dit valt ook te verklaren uit de redenering dat het differentieel<br />
spert in procenten van het aandrijfkoppel. Daaruit volgt, zoals al eerder gesteld, dat<br />
een dergelijk differentieel ook een zelfsperrende werking heeft als het eigenlijk niet<br />
nodig is.<br />
389
Worden er speciale eisen gesteld dan kunnen er schote/veren worden gemonteerd om<br />
de lamellenkoppelingen constant onder voorspanning te houden. Daardoor is er ook<br />
een redelijk wrijvingskoppel in het differentieel aanwezig als de aandrijving van één<br />
wiel geheel wegvalt, dus als dat wiel loskomt van het wegdek, en ook als de wrijving<br />
tussen de band en het wegdek zeer laag is, zoals op ijs. Het andere wiel krijgt dan toch<br />
nog voldoende aandrijving.<br />
Rijdt een auto met wrijvingsdifferentieel door een bocht, dan wordt het grootste<br />
aandrijfmoment naar het aangedreven wiel dat het langzaamst roteert (het wiel dat de<br />
binnenbocht doorloopt) gevoerd. Dit is echter juist het wiel dat, ten gevolge van de<br />
wielbelastingsverplaatsing naar buiten, de minste Èechting heeft (zie voor een verklaring<br />
van dit verschijnsel deel4 van de Steinbuch-serie). De sperrende werking zou<br />
daarentegen in deze situatie pas een nuttige aanvulling zijn als het overhellen zodanige<br />
vormen aanneemt dat het aangedreven wiel in de binnenbocht 'spint'. Als het<br />
spinnende wiel dezelfde rotatiefrequentie bereikt als het buitenste wiel, gaat het<br />
grootste koppel naar het buitenste wiel, zodat de slip van het binnenste wiel wordt<br />
begrensd.<br />
Wrijvi ngse/ementen<br />
De inwendige differentieelwrijving kan door verschillende soorten wrijvingselementen<br />
worden opgewekt: een lamellenkoppeling ,een conische wrijvingskoppeling of een<br />
viscokoppe/ing (zie voor de uitvoeringsvormen 7.3.4).<br />
Afbeelding 7.16 toont in principe de varianten waarin wrijvingselementen in het differentieel<br />
kunnen worden opgenomen. Tevens zijn de bijbehorende functiesymbolen<br />
en het verloop van de koppelverdelingen toegevoegd in de vorm van Sankey- of energiestroomdiagrammen.<br />
Uitgaande van het differentieel zonder wrijving (afb. 7.16a) is een uitvoering met twee<br />
stelwrijvingselemellten (afb. 7.16b) een veel voorkomende mogelijkheid. Dit wrijvingsdifferentieel<br />
is geheel symmetrisch gebouwd. Gaat men ter vergelijking uit van<br />
een wrijvingskoppel T W1 = Tw~dat 25 % is van het toegevoerde koppel, dan bedraagt<br />
de sperwaarde S volgens formule 7.25a: 50 %; dat kan met behulp van het energiestroomdiagram<br />
worden bepaald.<br />
Het linker diagram in afbeelding 7.16b toont de koppelverdeling als as I langzamer<br />
roteert dan as 2. Verandert de differentieelwerking (gaat as 2 langzamer roteren), dan<br />
geldt het spiegelbeeld van het diagram (het rechter diagram in atb. 7.16b), maar het<br />
principe blijft gelijk.<br />
Een vereenvoudigde mogelijkheid met slechts één wrijvingse/ement tussen het differentieelhuis<br />
en één zonnewiel (afb. 7.16c) geeft bij een wrijvingskoppel van 20 % een<br />
sperwaarde S van 25 %. Het differentieel zelf werkt symmetrisch, maar door het eenzijdig<br />
plaatsen van het wrijvingselement ontstaat een asymmetrisch geheel. De energiestroom<br />
geeft bij het sneller roteren van as 2 een ander beeld te zien dan wanneer as<br />
I sneller roteert.<br />
Wordt het wrijvingse/ement tussen de beide uitgaande assen geplaatst (atb. 7.16e) dan<br />
is de sperwerking tweemaal zo effectief. Er kan dan met één wrijvingselement worden<br />
volstaan. Is de waarde van het wrijvingskoppel ook hier gesteld op 25 % van het<br />
toegevoerde koppel, dan is de sperwaarde S dus 50%. In principe is dit wrijvingsdifferentieel<br />
geheel symmetrisch maar in de praktijk zal om constructieve redenen het<br />
differentieel naar het schema van afbeelding 7.16d worden gebouwd.<br />
390
~,,~<br />
71+72<br />
as 2 roteert sneller as 1 roteert sneller<br />
LL<br />
as 2 roteert sneller<br />
as 1 roteert sneller<br />
Afb. 7./6. Opstellingsvarianten van wrijvingse/emelllen in een wrijvingsdifferentieel met de . .J<br />
bijbehorende functiesymbolen en de Sankey-diagrammen , . tJ 0<br />
a differelllieel zonder kunstmatig verhoogde inwendige wrijving A U ( tiJ j<br />
b metllVee stelwrijvingselementen () ÎP y q ot><br />
c met één wrijvingselement (lis-huis-type) Cf €f azA'l<br />
d met één wrijvingselement tussen beide uitgaande lissen (lis-lis-type)<br />
e met één wrijl'ingselemelll tussen beide uitgaande assen (as-as-type)<br />
De slipsnelheid in het wrijvingselement is bij dit zogenaamde as-as-type (zie 7.3.4)<br />
tweemaal zo groot als bij het voorgaande huis-as-type, ervan uitgaande dat de rotatieflequentieverschillen<br />
van de uitgaande assen gelijk zijn.<br />
Inwendige wrijving door worm en wormwiel<br />
Een principe waarbij de inwendige wrijving van het differentieel niet door middel van<br />
speciaal ingebouwde wrijvingselementen wordt verkregen, is het differentieel dat<br />
werkt met een worm en een wormwiel. Zoals immers in hoofdstuk 2 uiteengezet<br />
ontstaat tijdens het aandrijven van een worm-wormwieloverbrenging glijdende wrijving;<br />
de spoedhoek van de worm is daarbij bepalend of de overbrenging, als het<br />
wormwiel de worm aandrijft, zelfremmend is. Een kleine spoedhoek van de worm<br />
geeft een grote kans op zelfremmen. Hoe groter de spoedhoek, des te kleiner is de<br />
kans op zelfblokkering. Aandrijven in beide richtingen is dan mogelijk, zoals blijkt uit<br />
de toepassing in de eindreductie (zie hoofdstuk 6) en in het stuurhuis (zie deel 4 van<br />
deze serie).<br />
391
In een recent ontwikkelde constructie, het Torsen-differentieel, wordt dit wormwormwielprincipe<br />
toegepast (zie 7.3.4).<br />
Inwendige wrijving door glijpennen of glijblokjes<br />
In principe zijn bij het niet-roterende differentieel (zie 7.3.5) de satellietwielen vervangen<br />
door wrijvingselementen.<br />
Bij het differentieel met conische satellietwielen worden deze vervangen door axiaal<br />
geplaatste pennen. De zonnewielen worden dan van speciale glij vakken voorzien,<br />
waardoor tijdens differentieelwerking wrijving ontstaat.<br />
Radiaal geplaatste glij blokjes vervangen in principe de satellietwielen in het asymmetrische<br />
differentieel (planetair stelsel). Ook hier worden dan het ringwiel en het zonnewiel<br />
van speciaal gevormde glijvakken voorzien.<br />
Inwendige wrijving door een viscokoppeling<br />
De visceuze koppeling of kortweg viscokoppeling is een naoorlogs verschijnsel in de<br />
voertuigtechniek en geniet tegenwoordig in toenemende mate populariteit door de<br />
toepassing als wrijvingsopwekker in het differentieel met kunstmatig verhoogde inwendige<br />
wrijving (zie 7.3.4) en in permanente vierwielaandrijfsystemen zonder centraal<br />
differentieel (zie band B).<br />
De huidige typen zijn alle gebaseerd op de octrooien van het vroegere Harry Ferguson<br />
LId (zie band B) en worden thans geproduceerd door het in 1984 opgerichte Westduitse<br />
Viscodrive en zijn licentienemers, onder andere in Japan. Viscodrive is een<br />
gezamenlijk initiatief van ZF en Uni-Cardan (onderdeel van de Engelse GKNgroep),<br />
maar is sinds begin 1988 geheel in handen van de laatste.<br />
De viscokoppeling is een op zichzelf staande gesloten eenheid (afb. 7.17). Zij is een<br />
bijzondere vorm van de lamellen koppeling (zie hoofdstuk 3) en is opgebouwd uit<br />
buitenlamellen die door middel van een vertanding (een verschuifbare, maar niet verdraaibare<br />
verbinding) met het huis zijn verbonden en binnenlamellen die op dezelfde<br />
wijze op de naaf zijn aangebracht. In het afgesloten huis, tussen de lamellen, bevindt<br />
392<br />
Afb. 7.17. De viscokoppeling<br />
1 binnenlamel<br />
2 buitenlamel<br />
3 uitgaande as<br />
4 huis<br />
5 ingaande as
zich een siliconen vloeistof, meestal in combinatie met een geringe hoeveelheid lucht.<br />
Aan deze speciale visceuze (dikvloeiende ) vloeistof dankt de viscokoppeling haar<br />
naam. De ook wel gebruikte term 'viscose koppeling' is onjuist. Viscose heeft namelijk<br />
niets met koppelingen te maken: het is een uit houtcellulose bereide grondstof van<br />
een bepaald soort rayon (ook wel 'kunstzijde' genoemd) dat in de vorm van vezels en<br />
garens onder andere voor textiele weefsels wordt gebruikt.<br />
De werking<br />
Zolang het huis en de naaf met dezelfde snelheid in dezelfde richting roteren, blijft de<br />
koppeling buiten werking. Zodra er echter een snelheidsverschil ontstaat, in een differentieel<br />
bij voorbeeld door het slippen van één van de aangedreven wielen, dan<br />
wordt de vloeistof op afschuiving belast en wordt er een wrijvingskoppel opgebouwd.<br />
Wordt het snelheidsverschil groter, dan nemen de afschuifkracht en het koppel toe.<br />
In afbeelding 7.18a is in principe weergegeven hoe het afschuiven van de vloeistof<br />
tussen een binnen- en een buitenlamel gebeurt. Zoals in hoofdstuk 2 uiteengezet,<br />
wordt de inwendige vloeistofwrijving bepaald door de schuifspanning. Deze schuifspanning<br />
wordt voor newton vloeistoffen bepaald door de zogenaamde snelheidsgradiënt<br />
of afschuifsnelheid, dat is in het geval van de lamellenkoppeling de verhouding<br />
tussen het snelheidsverschil ~v en de afstand ~s tussen de lamellen (zie formule 2.6).<br />
Afb. 7.18. De werking van<br />
viscokoppeling<br />
a het afschuiven van de<br />
visceuze vloeistof<br />
b de dynamische<br />
kop pelrotatie karakte ristiek<br />
c de invloedsfactoren uitgezet<br />
tegen de tijd<br />
c:<br />
De mate waarin de schuifspanning<br />
mische viscositeit YJ.<br />
afhangt van deze snelheidsgradiënt heet de dyna-<br />
Omdat sommige siliconenvloeistoffen, en in ieder geval de in de viscokoppeling gebruikte<br />
soorten, vanwege hun thixotropisch gedrag tot de niet-newtonvloeistoffen behoren,<br />
verloopt de afschuiving bij deze vloeistoffen niet evenredig met de snelheids-<br />
~ gradiënt, maar degressief. Daaruit valt het typische verloop van de dynamische koppel-rotatiekarakteristiek<br />
van de viscokoppeling te verklaren (atb. 7.18b).<br />
I Zo'n diagram komt tot stand door het snel verhogen van het rotatiefrequentieverschil<br />
8.n. Wordt zo'n diagram opgesteld bij een stationair gemeten, puntsgewijs verhoogd<br />
rotatiefrequentieverschil, dan ontstaat een andere vorm van de kromme. Verder valt<br />
de hysteresislus op: het koppel neemt bij stijgende 8.n hogere waarden aan dan bij<br />
dalende 8.n. Ook de invloed van de snelheid van de 8.n-verandering op het koppel verloop<br />
valt in het diagram te zien: de streeplijn geeft een snellere verandering weer en<br />
vormt een smallere lus dan het geval is bij een minder snel stijgende 8.n (doorgetrokken<br />
lijn). Tenslotte is in het diagram aangegeven, dat de karakteristiek als geheel<br />
naar linksboven wordt verplaatst als de meting bij een koppeling met een visceuzere<br />
vloeistof wordt verricht.<br />
Het gedrag van de viscokoppeling kan worden verklaard uit het optreden van twee<br />
verschillende bedrijfstoestanden , de visceuze en de 'hurnp' -bbdrijfstoestand C'viscous<br />
r<br />
mode' en 'hump mode'). I tel'<br />
J 'vI}, 1.<br />
" ?<br />
De visceuze bedrijfstoestand I)<br />
In de visceuze bedrijfstoestand overheerst de vloeistofwrijving . Het bij deze toestand<br />
in de koppeling opgewekte visceuze-wrijvingskoppel. ook wel kortweg viscokoppel<br />
genoemd, volgt in eerste aanleg de newtonse afschuivingswet, maar zal bij hogere<br />
viscositeiten in toenemende mate van deze wet afwijken.<br />
Het viscokoppel wordt dan ook berekend uit de afschuifspanning T, het lamellenoppervlak,<br />
het aantal lamellenwerkvlakken en de gemiddelde staat van de lamellen,<br />
terwijl ook de vullingsgraad van het huis en de profilering en perforatie van de lamellen<br />
in rekening gebracht worden. Veel van deze grootheden worden proefondervindelijk<br />
vastgesteld. Zo zullen de dichtheid en de viscositeit van de siliconenvloeistof<br />
veranderen met de temperatuur, terwijl bovendien de viscositeit afhankelijk blijkt<br />
van de snelheidsgradiënt. Deze temperatuurafhankelijkheid is groter naarmate de<br />
siliconenvloeistof visceuzer is.<br />
In vergelijking met andere visceuze vloeistoffen is de temperatuurafhankelijkheid<br />
van de siliconenvloeistofviscositeit echter zo gering, dat het wrijvingskoppel van een<br />
viscokoppeling slechts in beperkte mate afhankelijk is van de temperatuur. Toch valt<br />
wel enige temperatuuratnankelijkheid te constateren, maar dit is niet zozeer een eigenschap<br />
van de vloeistof als wel van de koppeling: zij hangt samen met de uitzetting<br />
I van de siliconenvloeistof waardoor het werkzame oppervlak groter wordt zodat, on-<br />
~ danks het afnemen van de dichtheid, het wrijvingskoppel per saldo toeneemt.<br />
Samengevat zal het viscokoppel tussen 0 en 100 oe ongeveer met een factor 2,5 veranderen,<br />
wat voor toepassing in voertuigen toelaatbaar is.<br />
Uit het bovenstaande volgt, dat de viscokoppeling tegen thermische overbelasting<br />
kan worden beschermd door het kiezen van een siliconenvloeistof met lage viscositeit.<br />
De stijging van de temperatuur kan ook worden begrensd door het zogenaamde<br />
hump-effect.<br />
394
De 'hllmp'-bedrijfstoesland<br />
Tijdens de 'hump '-bedrijfstoestand heerst het verschijnsel van de gemengde wrijving,<br />
dus een combinatie van vloeistof- en vastestofwrijving. De overgang van zuivere<br />
vloeistofwrijving naar gemengde wrijving gaat namelijk met een sterke, kortdurende<br />
stijging van het koppel gepaard. Omdat in de koppel-tijdkarakteristiek (afb. 7.l8c)<br />
deze plotselinge stijging de vorm heeft van een bult (Engels: 'hump'), wordt dit verschijnsel<br />
het 11lImp-effect genoemd en het in deze-situat£doorde viscokoppeling<br />
overgedragen koppel heet het hump-koppel.<br />
Het volgende speelt zich af. Met de slip en de inwendige wrijving loopt de temperatuur<br />
in de koppeling op, waardoor de vloeistof uitzet. Bij een bepaalde temperatuur<br />
wordt ten gevolge van deze uitzetting de aanwezige lucht gecomprimeerd en wordt<br />
een vullingsgraad van 100 % bereikt, hetgeen betekent dat vanaf dat ogenblik de druk<br />
in het afgesloten huis sterk toeneemt. De verdeling van de druk in het huis is niet<br />
homogeen, waardoor het ontstaan van sterk verschillende lamellenspelingen wordt<br />
bewerkstelligd. Omdat in de nu ontstane nauwe spleten de verder stijgende druk zich<br />
door smoorwerking niet kan voortplanten, wordt de vloeistoflaag tussen verschillende<br />
lamellen gedeeltelijk doorbroken en ontstaat gemengde wrijving.<br />
De hoogte van deze tijdelijke koppelstijging ten gevolge van het aanlopen van de<br />
lamellen wordt bepaald door de plaatselijke drukverschillen; deze leiden namelijk tot<br />
axiale aandrukkrachten waarbij de wrijving tussen de lamellen een rol speelt. Verder<br />
is het aantal lamellen met gemengde wrijving bepalend. Ook de perforatie en de<br />
profilering (de vlakheid) van de lamellen spelen mee omdat hierdoor de mogelijkheid<br />
tot het verplaatsen van de siliconenvloeistof en het egaliseren van de druk wordt<br />
bepaald. Het hier beschreven proces verloopt verder afhankelijk van het snelheids- ~<br />
verschil, de vullingsgraad, het viscokoppel en de temperatuur. De aanspreektijd (de<br />
tijd die verloopt tot het hump-koppel optreedt) kan naar wens binnen bepaalde grenzen<br />
worden ingesteld door de vullingsgraad te variëren.<br />
In principe is vanaf een gegeven rotatiefrequentieverschil een snelle overgang van het<br />
viscokoppel naar het hump-koppel gewenst. Dan zal ook het omgekeerde, de overgang<br />
van het hump- naar het viscokoppel, snel gebeuren. Deze beide eisen hebben tot<br />
gevolg dat de viscokoppeling warmtetechnisch geoptimaliseerd moet worden.<br />
De gemengde wrijving treedt niet permanent op maar alleen onder extreme bedrijfsomstandigheden;<br />
zij mag tijdens de levensduur van de koppeling slechts een beperkt {<br />
aantal malen (100 ... 200 maal) optreden.<br />
De basisopbOllW<br />
De drie meest kritische elementen van de koppeling zijn de siliconenvloeistof, de<br />
afdichtingen en de lamellen. Het zal duidelijk zijn dat in een viscokoppeling die uitsluitend<br />
in de visceuze bedrijfstoestand werkt de belasting van de hoofdelementen<br />
kleiner is dan in een koppeling die afwisselend in de visceuze en in de hump-bedrijfstoestand<br />
werkt. Gezien de eis dat de levensduur van de viscokoppeling minstens gelijk<br />
moet zijn aan die van de auto worden aan de drie hoofdelementen ten aanzien van<br />
werking en levensduur dan ook hoge eisen gesteld.<br />
Voor de levensduur van de siliconen vloeistof zijn de temperatuur en de mate van<br />
afschuiving maatgevend. Daarbij speelt de veroudering door oxydatie onder invloed<br />
van de zuurstof uit de lucht een beslissende rol. Veroudering uit zich in een verlaging<br />
van de viscositeit, vooral bij hogere temperatuur. Siliconenvloeistof met een lagere<br />
395
viscositeit gedraagt zich thermisch stabieler. Siliconenvloeistof die voor viscokoppelingen<br />
wordt gebruikt behoort tot de groep van de polymethylsiloxanen, dat zijn lange<br />
ketens van afwisselend zuurstof- en siliciumatomen, waarvan de vrije bindingsmogelijkheden<br />
door methylgroepen zij n verzadigd (zie hoofdstuk 2). Hoe langer de ketens,<br />
des te visceuzer is de vloeistof.<br />
De afdichtingen moeten tegen hoge temperaturen bestand zijn, terwijl zij ook door<br />
het contact met de siliconenvloeistof en met metalen delen niet mogen worden aangetast.<br />
In het geval dat het humpverschijnsel zich voordoet, moeten de afdichtingen<br />
hoge drukken kunnen weerstaan en worden hoge eisen aan de loopvlakken gesteld.<br />
Voor de viscokoppeling zij n dan ook speciale askeerringen ontwikkeld; Viscodrive bij<br />
voorbeeld past een keerring met een nagenoeg vierkante doorsnede met vier afdichtingslippen<br />
toe, vervaardigd uit een fluorrubbersoort.<br />
De lamellen zijn gestanste, geharde en van een oppervlakteharding voorziene stalen<br />
platen, waarvan de vertanding waarmee ze aan de naaf en het huis bevestigd zijn, een<br />
evolvente vorm heeft. Zowel de binnen- als de buitenlamellen zijn geperforeerd,<br />
waarbij het perforatiepatroon door proefnemingen tot stand komt. Meestal hebben<br />
de binnenlamellen radiale sleuven aan de buitenomtrek, terwijl de buitenlamellen<br />
voorzien zijn van een cirkelvormige perforatie (zie afb. 7.17) die in sommige uitvoeringen<br />
in radiale sleuven in de richting van de binnenomtrek uitlopen. Niet alleen<br />
de perforatie, ook de profilering van de lamellen wordt geoptimaliseerd om een goede<br />
verhouding tussen het viscokoppel en het hump-koppel te verkrijgen. Het humpkoppel<br />
is verder in belangrijke mate afhankelijk van de vormvastheid, de slijtvastheid<br />
en de wrijvingscoëfficiënt van de lamellen. Daarbij spelen de fabricagemethoden, de<br />
materiaalkeuze en de oppervlaktebehandeling een rol.<br />
7.3 <strong>HET</strong> DWARS<strong>DIFFERENTIEEL</strong><br />
7.3.1 Het roterend differentieel met kegelwielen<br />
Het symmetrisch differentieel met kegelwielen wordt in de personenauto het meest<br />
als dwarsdifferentieel toegepast (afb. 7.19). Het grote eindreductietandwiel (vaak het<br />
kroonwiel) wordt met klinknagels of bouten aan het differentieelhuis bevestigd. Dit<br />
tandwiel kan ook deel uitmaken van het differentieelhuis waardoor het aantal onderdelen<br />
wordt beperkt.<br />
De toepassing van kegelwielen als satelliet- en zonnewielen geeft een compacte, kubusvormige<br />
bouwwijze. De constructie levert in het algemeen weinig problemen en<br />
storingen op. De satellieten en zonnewielen zijn radiaal gelagerd met bronzen glijlagers.<br />
Sommige automerken passen zelfs geen afzonderlijke lagerbussen toe. De satellieten<br />
worden dan rechtstreeks op de asjes gelagerd waarbij de loopvlakken een oppervlakteharding<br />
hebben ondergaan. Om de smering te verbeteren, worden in de<br />
asjes of in de satellieten oliegroeven aangebracht. De satellietasjes worden met pennen<br />
in het differentieelhuis geborgd.<br />
Door de kegelvorm ontstaan op de satellieten en de zonnewielen axiale krachten die<br />
opgenomen moeten worden met axiaallagers. Voor de satellieten worden daartoe<br />
schotelvormige en voor de zonnewielen vlakke stalen schijven gebruikt die aan één<br />
zijde van een laag brons zijn voorzien. De smering wordt verbeterd door in de bronzen<br />
laag inkepingen aan te brengen.<br />
396
1. deksel<br />
2. afstelring<br />
3. buitenring van het lager<br />
4. kegellager<br />
5. kroonwiel<br />
6. borgpen<br />
7. differentieelhuis<br />
8. bout<br />
9. kegellager<br />
10. snelheidsmeter- en<br />
kilometertelleraandrij ving<br />
11. buitenring van het lager<br />
12. afstelring<br />
13. ashuis<br />
14. axiaallager van het zonnewiel<br />
(afstelring)<br />
15. schijf met schroefdraad<br />
16. satellietas<br />
17. satellietwiel<br />
18. axiaallager van het<br />
satellietwiel<br />
19. zonnewiel<br />
Afb. 7.19. Het symmetrisch<br />
dwarsdifferentieel met kegelwielen<br />
in onderdelen (Audi)<br />
Afb. 7.20. Het Hit;.b-tractiondifferentieel<br />
van Timken:<br />
symmetrisch dwarsdifferentieel met<br />
Z01I1le-en satelliet wielen met<br />
normale (a) en wijde tandkuil (b)<br />
1~~<br />
2 ~~ ~JI<br />
~ce-== "<br />
3---~<br />
4 ~ g 14<br />
5~ ~ 15<br />
6<br />
7<br />
8<br />
9<br />
10---~<br />
11__ ~_<br />
~ ~ 16<br />
~~17<br />
~~ 18<br />
~-..@<br />
.- __ 19<br />
In het personenautodifferentieel kan men meestal met twee satellietwielen volstaan.<br />
Moeten er grotere vermogens worden overgebracht, dan brengt men drie of vier satellieten<br />
aan. De zonnewielen zijn inwendig meestal van spiebanen voorzien om de verbinding<br />
met de wielaandrijfassen (steekassen) tot stand te brengen.<br />
Het High-traction-differentieel van Timken heeft kegelvormige zonnewielen en satellieten<br />
met een wijde tandholte (afb'. 7.20). Door deze speciale tandvorm zal tijdens de<br />
differentieelwerking, als de satellietwielen roteren, de drukhoek van de ingrijplijn<br />
(zie hoofdstuk 2) steeds veranderen. Hierdoor varieert ook de 'arm' waarop de omtrekskracht<br />
op de zonnewielen werkt en daarmee het moment naar de uitgaande assen.<br />
Afbeelding 7.20a toont dat bij een normale tandvorm de afstanden a steeds gelijk "<br />
zijn, terwijl door de speciale tandvorm (afb. 7.20b) de afstanden b en everschilIen. (<br />
Door de voortdurende verandering van de drukhoek zijn de uitgaande koppels pulse- ~<br />
rend van aard tijdens de differentieelwerking. Daardoor zal, in vergelijking met het<br />
conventionele symmetrische differentieel in totaal tijdens het doorslippen van een<br />
wiel meer aandrijfkracht ontstaan.<br />
~<br />
397
7.3.2 Het roterend differentieel met cilindrische tandwielen<br />
Een symmetrisch dwarsdifferentieel met cilindrische tandwielen is in het verleden<br />
onder andere in de NSU Prinz toegepast. De in hoofdstuk I getoonde uitvoering is<br />
een platte constructie met een vrij grote diameter. De cilindrische tandwielen met<br />
rechte vertanding kunnen eenvoudig worden gefabriceerd en zijn daardoor goedkoop.<br />
Er ontstaan geen axiale krachten waardoor ook de lagering eenvoudig kan zijn.<br />
ff ( ....,De verdere ontwikkeling van dit differentieeltype heeft geleid tot een hernieuwde<br />
f1 t" toepassing. Maserati bij voorbeeld bouwt in het model 430 een variant met vier<br />
•.. schroefvormige satellietwielen in, Sa/isbllry-differentieel geheten. In het model Biturb'o<br />
uit 1984 wordt een versie met zes van dergelijke satellietwielen toegepast onder de<br />
naam Ranger-differentieel (afb. 7.21 a). Ook het Engelse Qllaife Power Systems brengt<br />
dit type differentieel op de markt onder de naam TrlletnlC (afb. 7.2Ib), terwijl een<br />
vergelijkbaar type door het Engelse Knight-Mechadyne Ltd wordt aangeboden.<br />
a<br />
4<br />
Afb. 7.21. Het roterend dwarsdifferentieel<br />
met cilindrische tandwielen en<br />
schroejiijnvormige tanden<br />
a ruimtelijk weergegeven (Rangerdifferentieel<br />
van Maserati)<br />
b doorsnede (Quaife Power Systems)<br />
398<br />
1. satellietwielen<br />
2. zonnewielen<br />
3. kroonwÎel<br />
4. pignon<br />
5. flens voor<br />
wielaandrijfas
De tanden op de tandwielen zijn ook hier bijzonder van vorm, zodat ruime tandholten<br />
ontstaan. Tijdens het roteren van het differentieel verplaatst de contactlijn zich zodanig<br />
over de tandflanken dat de drukhoek voortdurend verandert. De effectieve afstand<br />
van de kracht die in zo'n contactlijn aangrijpt, zal steeds variëren waardoor het<br />
afgegeven koppel pulseert. Tevens zijn de tanden schroeflijnvormig uitgevoerd en ontstaan<br />
er axiale krachten die extra wrijving veroorzaken. )<br />
Ten gevolge van de speciale tandvorm en ondersteund door de inwendige wrijving<br />
kunnen de koppels van de uitgaande assen zich verhouden van 2,5 ... 3. De pulserende<br />
koppels aan de uitgaande assen zijn hierbij in waarde vergelijkbaar met die welke (<br />
ontstaan bij een sperwaarde van 43".50%.<br />
Dit type differentieel werkt zeer gelijkmatig en is geschikt als vooras- en achterasdifferentieel<br />
en zelfs als langsdifferentieel in auto's met vierwielaandrijving (zie 7.4 en<br />
band B). Er kan een keuze worden gemaakt uit types met twee, drie, vijf of zes<br />
satellietwielsets, afhankelijk van het maximaal in te voeren koppel en de gewenste<br />
sperwaarde.<br />
Het principe waarbij tijdens het roteren van de satellieten de 'arm' van de omtrekskracht<br />
(de straal van de steekcirkel) verandert, wordt dus bij verschillende differentieeltypen<br />
toegepast. Behalve het Ranger-, Salisbury- en Truetrac-differentieel is er<br />
het Max-Trac-differentieel van het Engelse Fairfield en het eerder (zie 7.3.1) behandelde<br />
High- Traction-differentieel.<br />
7.3.3 De differentieelsper<br />
De differentieelsper of het differentieelslot (afb. 7.22, zie ook afb. 7.38a) heeft tot taak<br />
het differentieel volledig te blokkeren (' 100 %-sper'). Dit mechanisme wordt niet alleen<br />
toegepast in terrein auto 's, maar ook in conventionele personenauto's, als dwarsdifferentieel<br />
maar ook als langsdifferentieel.<br />
Is een differentieel van een sper voorzien, dan heeft het differentieelhuis naast één<br />
van de lagers een uitbouwen is het voorzien van een tandkrans. Eén van de uitgaande<br />
assen van het differentieel is voorzien van spie banen waarop een schakelring is aan-<br />
I. schakelvork<br />
2. vergrendelpal<br />
3. schakelas<br />
4. uitwendige<br />
bediening<br />
5. schakelring<br />
6. tandkrans aan<br />
differentieelhuis<br />
7. sperrichting<br />
Afb. 7.22. De dijjerentieelsper met mechanische bediening (Audi) 4<br />
1<br />
2<br />
3<br />
399
gebracht. Door de schakelring met de tandkrans op het differentieelhuis te verbinden<br />
wordt het differentieel gesperd.<br />
Het inschakelen van de differentieelsper moet door de bestuurder plaatsvinden. De<br />
bediening geschiedt mechanisch (met stangen, kabels en hefbomen), hydraulisch,<br />
pneumatisch of elektrisch. Indien de sper is ingeschakeld, brandt op het instrumenten-<br />
.., bord van de auto een signaleringslamp. Wanneer namelijk de differentieelsper op de<br />
verharde weg niet wordt uitgeschakeld, kan er grote schade ontstaan aan de aan-<br />
) drijfas.<br />
lOok het automatisch sperdifferentieel (ASD) van Mercedes en de Powrlok II van de<br />
GKN-groep (zie 7.3.4) bieden de mogelijkheid tot 100% sperren. De voIledige blokkering<br />
van het achterdifferentieel wordt dan echter verkregen met een lameIlenkoppeling<br />
die hydraulisch of elektro-mechanisch wordt bekrachtigd. De hydraulische<br />
druk of de elektrische stel motor wordt elektronisch geregeld, afhankelijk van de behoefte.<br />
De sperwaarde kan variëren van 30 % tot 100 %.<br />
Zie voor de zogenaamde 'elektronische differentieelsper' (EDS): 7.3.4.<br />
7.3.4 Het roterend dilTerentieel met kunstmatig verhoogde wrijving<br />
Een differentieel met verhoogde inwendige wrijving of wrijvingsdijjerentieel wordt in<br />
een personenauto veelvuldig toegepast, omdat het de rijeigenschappen verbetert.<br />
Het wegrijden vanuit stilstand bij slecht wegdek blijft mogelijk. De slipneiging van de<br />
auto op slechte en links en rechts verschillende weggedeelten (u-split, zie deel 4 van<br />
deze serie) en tijdens het rijden over oneffenheden wordt aanmerkelijk verminderd.<br />
Er ontstaan minder risico's bij het rijden door plassen en over hobbelige wegen.<br />
Vooral 's winters, als de wegen besneeuwd en beijzeld zijn, blijven de beide aangedreven<br />
wielen hun krachtoverbrengingseigenschappen behouden.<br />
De werking van het wrijvingsdifferentieel komt neer op het overdragen van het aandrijfkrachtoverschot<br />
van het wiel met lag(I1ecl1iing naar het wiel met hogere hechting.<br />
Daardoor is de koppelverdeling dus asymmetrisch, ook al is het differentieel zelf<br />
symmetrisch van opbouw. Het gevolg van deze koppelverplaatsing is, dat bij het rijden<br />
in een bocht het aangedreven achterwiel dat de binnenbocht doorloopt meer aan-<br />
I drijfkracht krijgt toegevoerd. Daardoor wordt de bochtstabiliteit verbeterd en het<br />
slipgevaar verminderd: de neiging tot overstuur (zie deel 4 van deze serie) wordt tegengewerkt.<br />
Vooral in de autosport (raIlyrijden en dergelijke) biedt het wrijvings-<br />
, differentieel voordelen.<br />
Het toepassen ervan in de vooras van een auto met voorwielaandrijving is moeilijker,<br />
omdat de invloed ervan op de besturing groter is dan bij een auto met een wrijvingsdifferentieel<br />
in de achteras. Een gemakkelijke besturing is immers aIleen mogelijk als<br />
de voorwielen onderling met een verschiIlende rotatiefrequentie kunnen roteren; een<br />
differentieel dat (gedeeltelijk) gesperd wordt, voorkomt dit. Dat komt, omdat het<br />
binnenste wiel, dat immers langzamer draait dan het buitenste wiel, een groter koppel<br />
krijgt toegevoerd. Daardoor ontstaat rond de fusees een resulterend stuurmoment in<br />
de richting van de rechtuitstand. Dit moment hangt bij belastingsafhankelijke diffe-<br />
'- rentieelwerking af van het aandrijfkoppel en de sperwaarde. Daarom mag zo'n diffe-<br />
I rentieel in een auto met voorwielaandrijving slechts een geringe sperwaarde (maxié)<br />
maal 30%) hebben.<br />
I In een personenauto met permanente vierwielaandrijving (zie band B) treft men een<br />
400
gedeeltelijk zelfsperrend langsdifferentieel aan, eveneens met het doel verbeterde<br />
rijdynamische eigenschappen en een betere aandrijfkrachtverdeling onder variërende<br />
omstandigheden te verkrijgen.<br />
De zelfsperrende werking in een roterende differentieel kan belastingsafhankelijk of 7<br />
slipafhankelijk zijn. In het eerste geval komt de wrijving tot stand met behulp van een )<br />
lamellenkoppeling, een conische wrijvingskoppeling of een worm-en-wormwie1con- t<br />
structie, terwijl in het tweede geval een viscokoppeling wordt toegepast. ~<br />
In een niet-roterend differentieel (zie 7.3.5) ontstaat inwendige wrijving door de zogenaamde<br />
glij blokken of glijpennen (soms kogels) die tijdens de differentieelwerking<br />
langs gegolfde vlakken bewegen.<br />
Tot de niet-roterende differentieels behoren ook die uitvoeringen waarbij de differentieelwerking<br />
wordt verkregen door een vrijloopkoppeling. Dit type differentieel)<br />
werd en wordt hoofdzakelijk in bedrijfsvoertuigen en bijzondere voertuigen toegepast.<br />
De differentieelrem<br />
De meest eenvoudige wijze om een wrijvingsdifferentieel te verkrijgen, is het aanbrengen<br />
van een differentieelrem (afb. 7.23). Deze rem bestaat uit een wrijvingsconus<br />
en een kroonwiel met wrijvingsvlak. De wrijvingsconus is met een wielaandrijfas<br />
verbonden en wordt door een schotelveer tegen het conusvormige wrijvingsvlak op<br />
het kroonwiel gedrukt.<br />
Afb. 7.23. Het<br />
wrijvingsdifferentieel met<br />
differentieelrem<br />
I. satelliet- en zonnewiel<br />
2. conisch vlak op ringwiel<br />
3. wrijvingsconus<br />
4. aandruk-schotelveer<br />
5. wielaandrijfas<br />
J ix--1 ~~~ 7<br />
P{v.! v<br />
Bij rechtuitrijden roteren kroonwiel en aandrijfas even snel en is er geen wrijving.<br />
Tijdens het doorslippen van een wiel of tijdens het rijden in een bocht ontstaat er een<br />
snelheidsverschil tussen de conische vlakken: de daardoor veroorzaakte wrijving<br />
zorgt voor de zelfsperrende werking. De wrijving is constant, dus onafhankelijk van<br />
het aandrijfkoppel en ontstaat zodra er een snelheidsverschil tussen de aangedreven<br />
wielen heerst.<br />
De differentieels van ZF<br />
Het Lok-O-Matic-differentieel van ZF is in 7.2 als basis gebruikt voor de bespreking<br />
van de werking van het differentieel met kunstmatig verhoogde inwendige wrijving.<br />
Naar wens kan dit differentieel ook nog van schotelveren worden voorzien (afb. 7.24)<br />
waardoor een vaste basisaandrukkracht op de lamellenkoppelingen wordt verkregen,<br />
die vervolgens afhankelijk van het aandrijfkoppel wordt verhoogd. Het differentieel<br />
401
1. satellietas<br />
2. V-vormige<br />
uitsparingen<br />
3. buitenlamellen<br />
4. binnenlamellen<br />
5. deksel<br />
6. axiaallager<br />
7. zonnewiel 12<br />
8. drukringen of<br />
drukstukken<br />
9. schotelveer 11<br />
10. kroon wiel<br />
11. differentieelhuis<br />
12. satellietwiel 10<br />
9 8 7<br />
2 3 4<br />
Afb. 7.24. Het wrijvingsdifferentieel met lamellen wrijvingskoppeling en extra sehotelveren (ZF,<br />
Lok-Q-Matie)<br />
verkrijgt hiermee een vaste basissperwerking en wordt als zodanig gebruikt onder<br />
extreme omstandigheden.<br />
Zijn geen schotelveren aanwezig, dan wordt de aandrukkracht op de lamellenkoppeling<br />
uitsluitend verkregen door de wigwerking van de satellietasjes op de drukringen.<br />
De axiale krachten op de zonnewielen hebben geen invloed op de spankrachten van<br />
de lamellenkoppelingen.<br />
De wrijvingsdifferentieels van ZF zijn leverbaar met sperwaarden van ongeveer 25 %<br />
(voor gestuurde aangedreven assen), via 40 % en 45 % (als normale uitvoering) tot<br />
75 % (als bijzondere toepassing voor bij voorbeeld sportauto's). De sperwaarde<br />
wordt nooit exact opgegeven, omdat zij mede afhankelijk is van de overige wrijving in<br />
het differentieel, zoals de wrijving van de satellieten en zonnewielen die met glij lagers<br />
zijn gelagerd. De sperwaarde van deze differentieels hangt in belangrijke mate af van<br />
het aantal wrijvingsschijfjes en van de wighoek a in de drukringen. ZF-differentieels<br />
zijn verkrijgbaar voor een ingaande koppel aan het kroonwiel van 1,5 tot meer dan<br />
52 kNm. Naar wens zijn verschillende inbouwmaten leverbaar; er wordt echter bij<br />
voorkeur van vaste inbouwmaten uitgegaan.<br />
Het Lok-O-Matic-differentieel is één van de mogelijke uitvoeringen van het wrijvingsdifferentieel<br />
met kunstmatig verhoogde wrijving door lamellenkoppelingen (zie<br />
ook de Mercedes- variant verderop). De verschillen zitten hoofdzakelijk in de wijze<br />
waarop de aandrukkracht op de lamellen koppelingen wordt verkregen: door tandkrachten<br />
van satelliet- en zonnewielen, door speciale wigwerking op de drukringen,<br />
door schroef. of schotelveren of door een combinatie van mogelijkheden.<br />
402
De differentieels van Mercedes<br />
Het gedeeltelijk zelfsperrend differentieel van Mercedes verkrijgt de verhoogde inwendige<br />
wrijving eveneens door middel van lamellenkoppelingen (afb. 7.25).<br />
De spankracht op de koppelingen ontstaat door axiale krachten die op de beide zonnewielen<br />
worden uitgeoefend. Enerzijds zijn er de variabele omtrekskrachten op de<br />
zonnewielen die een belastingsafhankelijke spreiding van de zonnewielen veroorzaken,<br />
anderzijds is er de mogelijkheid om met een hulpinrichting van buitenaf de zonnewielen<br />
een axiale kracht mee te geven. De sperwaarde is dan variabel van ongeveer<br />
30% tot 100%.<br />
Afb. 7.25. Hel wrijvillgsdi!!erenliee!<br />
vall Mercedes<br />
Het automatisch sperdifferentieel (ASD) van Mercedes heeft een vaste sperwaarde van<br />
35 % (afb. 7.26). De lamellenkoppelingen kunnen hydraulisch worden aangedrukt,<br />
waardoor de sperwaarde van 35 % kan oplopen tot 100%. De lamellenkoppelingen<br />
zijn op dezelfde wijze tussen de zonnewielen en het differentieelhuis aangebracht als<br />
in de eerder behandelde differentieels. De zonnewielcn drukken, afhankelijk van het<br />
aandrijfkoppel, de lamellenpakketten samen, waardoor de vaste minimale sperwaarde<br />
van 35 % wordt verkregen.<br />
In het huis van de eindreductie bevindt zich aan beide zijden een zuiger die elk door<br />
een lager met het aandrijfasje aan een zonnewiel is gekoppeld. Wordt de oliedruk op<br />
deze zuigers opgevoerd, dan neemt ook de aandrukkracht op de lamellenkoppelingen<br />
toe en stijgt de sperwaarde tot 100 %. Dan is dus sprake van een differentieelsper (zie<br />
ook 7.3.3).<br />
De oliedruk wordt verzorgd door een radiaalpomp die door de motor wordt aangedreven.<br />
De pomp zuigt olie aan uit een reservoir en vult een met een drukregelaar<br />
gecombineerd drukvoorraadvat, van waaruit de oliedruk door een snelschakelende<br />
elektromagnetische klep naar het differentieel kan worden gevoerd.<br />
Drukvoorraadvat, drukregelaar en elektromagnetische klep zijn in één huis samengebouwd.<br />
Doordat de olie onder druk in het voorraadvat aanwezig is, wordt enerzijds<br />
een snelle bediening van de lamellenkoppelingen bereikt en behoeft anderzijds de<br />
pomp alleen het voorraadvat te vullen: de pomp kan verder drukloos meedraaien,<br />
waardoor het energieverbruik beperkt blijft.<br />
Om het doorslippen van de aangedreven wielen te meten, worden de rotatiefrequen-<br />
403
15<br />
1. oliegeleidingsplaat<br />
2. olieleiding<br />
3. borgring<br />
4. a-ring<br />
5. ontluchting<br />
I<br />
o<br />
vooras<br />
o<br />
achteras 0<br />
sensoren<br />
signaal<br />
verwerking<br />
rem signaal<br />
(dubbel<br />
---r-Y<br />
uitgevoerd)<br />
I<br />
.:~.~:<br />
watch-<br />
404<br />
6. a-ring<br />
7. cilinder<br />
8. flens voor wielaandrijfas<br />
9. afdichting<br />
10. a-ring<br />
microprocessor<br />
Afb.7.26a<br />
r----------------~<br />
I I<br />
bediening<br />
elektroagntetische<br />
klep<br />
-+tJ- ffi<br />
I I<br />
L ~<br />
Afb.7.26b<br />
11. aansluiting olieleiding<br />
12. zuiger<br />
13. kogellager<br />
14. flens<br />
15. manchet<br />
: beveiligingschakelaar<br />
I tijdens remmen<br />
MI elektromagnetische klep<br />
I<br />
I I<br />
I<br />
I<br />
I<br />
controlelampje<br />
(ASO in werking)<br />
(9<br />
(9<br />
controlelampje<br />
(storingen)
0)100<br />
c:<br />
;~ 0/0<br />
-0 c:<br />
~<br />
met<br />
gzd<br />
met<br />
ASO<br />
c:c:<br />
"'''' ~~<br />
3i: 5<br />
'"= .'!lllm/h<br />
-5"5 4<br />
~'" "'c:<br />
iii'"<br />
"0 '<br />
"(50'<br />
J:: 0 2<br />
0;><br />
c:<br />
rn<br />
inschakel.' L..-uitschakeldrempel<br />
gebied ::<br />
"<br />
--<br />
ASO alleen controlelampje<br />
o 0 35 38 50 100 km/h<br />
I<br />
c 0 10 15 20 25 30 Io/s 35<br />
d - voertuig snelheid V,<br />
Afb. 7.26. Het automatische sperdifferentieel, toegepast in een achteras (ASD. Mercedes)<br />
a opengewerkte tekening<br />
b blokschema van de elektronische regeling<br />
c vergelijking met het 'gedeeltelijk zelfsperrend differentieel' (gzd) en een ongesperd<br />
differentieel (100 %: vierwielaandrijving met het langsdifferentieel en de twee<br />
dwarsdifferentieels volledig gesperd)<br />
d het inschakelgebied<br />
ties van de wielen met de sensoren van het ABS inductief bepaald. Er bevindt zich één<br />
sensor bij elk voorwiel en één sensor bij de pignonas van het achterasmiddenstuk.<br />
Deze rotatiesignalen en het remsignaal worden in een elektronische regeleenheid<br />
gevoerd. Tijdens het bedienen van de remmen wordt het ASO uitgeschakeld omdat<br />
een gesperd differentieel het giermoment van het voertuig verhoogt (zie voor de invloed<br />
van het giermoment op de voertuigstabiliteit deel 4 van de Steinbuch-serie).<br />
Door de elektronische regeleenheid wordt de rotatiefrequentie van de voorwielen<br />
met die van de achterwielen vergeleken, omgerekend naar een wielslipwaarde die<br />
vervolgens wordt vergeleken met de voorgeprogrammeerde drempelwaarden, Bij het<br />
overschrijden van de drempelwaarde volgt een schakelsignaal naar de elektromagnetische<br />
klep die de oliedruk naar de zuigers van het differentieel toelaat. Het differentieel<br />
wordt gesperd en de aandrijfkracht naar het niet-doorslippende wiel neemt toe,<br />
Uit het blokschema van de elektronische regeling (afb. 7.26b) valt af te lezen dat de<br />
remsignaalwinning redundant is uitgevoerd, dat wil zeggen dat bij het uitvallen van<br />
één stoplichtschakelaar een tweede schakelaar het signaal blijft leveren (zie voor de<br />
overige terminologie uit de elektronica, zoals 'watchdog', deel 9 van de Steinbuchserie).<br />
Het stoplichtsignaal wordt, samen met de rotatiefrequentiewaarden, in de<br />
elektronische regeleenheid gevoerd. Tijdens het bedienen van de remmen wordt de<br />
elektromagnetische klep uitgeschakeld. Op het instrumentenbord van de auto bevindt<br />
zich een werkingscontrolelamp die alleen oplicht als één van de aangedreven<br />
wielen begint door te slippen.<br />
De elektronische regeleenheid controleert de werking van de rotatiesensoren , de<br />
stoplichtschakelaar en de elektromagnetische klep, alsook het berekeningsverloop<br />
zelf. Storingen in het systeem worden door een storingscontrolelamp op het instrumentenbord<br />
kenbaar gemaakt.<br />
De winst die met ASO bij achterwielaandrijving aan aandrijfkracht wordt bereikt, is<br />
in vergelijking met een ongesperd differentieel en met een 'gedeeltelijk zelfsperrend<br />
differentieel' (gzd) met vaste sperwaarden weergegeven in afbeelding 7.26c. Basis<br />
"<br />
"':<br />
"<br />
"<br />
"<br />
405
van de vergelijking (100% aandrijfkracht) is de situatie dat alle drie differentieels bij<br />
een auto met vierwielaandrijving zijn gesperd.<br />
Het inschakelen van de differentieelsper gebeurt binnen 200 ms; de sperwerking is<br />
dus al na een zeer kort doorslippen van een wiel werkzaam. Het ASO treedt in werking<br />
als de gemiddelde omtreksnelheid van de achterwielen.O 56, mis (2 km/h) boven<br />
de snelheid van de voorwielen komt. Het rijden door een bocht wordt door het verschil<br />
in rotatiefrequentie van de voorwielen onderkend. Om het inschakelen van het<br />
ASO tijdens het rijden door een bocht te verhinderen, worden dan de inschakeldrempelwaarden<br />
aangepast; zo worden ook verschillen in dynamische rolstraal van de<br />
wielen onderkend en verrekend. Boven 9,72 mis (35 km/h) treedt het ASO niet meer<br />
in werking en boven 10,56 mis (38 kmfh) wordt het gehele regelsysteem uitgeschakeld,<br />
omdat bij hogere snelheden geen noemenswaardige stuwkrachtwinst meer<br />
wordt behaald (afb. 7 .26d). Oe controlelamp informeert de bestuurder echter nog wel<br />
over verhoogde slip en momentele stuwkrachtverhoudingen. Boven 35 kmlh blijft<br />
uiteraard wél een vaste sperwaarde van 35 % van kracht, omdat deze zoals gezegd een<br />
constructief kenmerk van het differentieel vormt.<br />
Blijft een poging tot wegrijden vanuit stilstand zonder gevolgen (dus wordt binnen<br />
een bepaalde tijd een voorgeschreven minimumsnelheid niet bereikt), dan wordt dit<br />
door de elektronische regeleenheid onderkend; het differentieel blijft dan voor de<br />
volgende poging gesperd. Hierdoor wordt zelfs het geringste eenzijdige doorslippen<br />
van de aangedreven wielen tijdens het wegrijden voorkomen.<br />
De differentieels van Borg- Warner en A uburn Gear<br />
Een ander, reeds geruime tijd toegepast wrijvingsdifferentieel werkt met conische<br />
) koppelingen en is als 'spin resistant' - of 'Iimited slip' -differentieel ontwikkeld door<br />
Î Borg-Warner (afb. 7.27). Oe desbetreffende produktie-eenheid is in 1982 in andere<br />
handen overgegaan en gaat sindsdien als Auburn Gear door het leven, dat voor de<br />
eerste montage van General Motors en Chrysler de produktie verzorgt.<br />
Dit type differentieel verkrijgt de aandrukkracht tegen de conische wrijvingskoppelingen<br />
door voorgespannen schroefveren. Deze aandrukkracht wordt door de tandkrachten<br />
van de satelliet- en zonnewielen ondersteund, waardoor de sperwaarde mede<br />
bepaald wordt door het doorgevoerde aandrijfkoppel. Het differentieel heeft een<br />
vaste hoeveelheid wrijving die toeneemt met het oplopen van het over te brengen<br />
koppel.<br />
De oorspronkelijke uitvoering van deze BW-Spinresistor was voorzien van twee conische<br />
wrijvingskoppelingen (afb. 7.27c). Oe satellietasjes, aangebracht in het differentieelhuis,<br />
nemen de satellietwielen mee die grijpen in de zonnewielen zoals bij een<br />
conventioneel differentieel met kegelwielen. De zonnewielen zijn samen met de wrijvingsconussen<br />
met spiebanen op de wielaandrijfassen aangebracht. Tussen de wrijvingsconussen<br />
en het differentieelhuis ontstaat bij een snelheidsverschil de benodigde<br />
wrijving voor de sperrende werking. De afbeeldingen 7.27a en 7.27b geven een uitvoering<br />
van een 'Spinresistor' met slechts één conische wrijvingskoppeling. Beide zonnewielen<br />
zijn nu verschillend; de principiële werking is gelijk.<br />
De in at1)eelding 7.28 gegeven constructie is eveneens voorzien van twee conische<br />
wrijvingskoppelingen waarbij de aandrukkracht echter wordt verkregen door schatelveren.<br />
Het bijzondere is dat de aandrukkracht op de conische wrijvingsvlakken afneemt<br />
als de zon ne wielen door een toenemend aandrijfkoppel uit elkaar worden ge-<br />
406
1. veerschotels<br />
(drukstukken)<br />
2. zonnewiel (rechts)<br />
3. wielaandrijfas<br />
4. differentieelhuis<br />
5. wrijvingsconus<br />
6. schroefveren<br />
7. zonnewiel (links)<br />
8. satellietwiel<br />
9. satelliet as<br />
o<br />
Kw<br />
9 2 5 4<br />
1. wrijvingsconus<br />
8<br />
2. veerschotels<br />
b<br />
(drukstukken )<br />
3. schroefveren<br />
4. zonnewiel (rechts)<br />
5. wielaandrijfas<br />
6. satellietas<br />
9<br />
7. satellietwiel 4<br />
8. zonnewiel (links)<br />
9. differentieelhuis<br />
Afb. 7.27. Het<br />
wrijvingsdifferentieel met<br />
schroefveren en conische<br />
wrijvingskoppeling<br />
Warner)<br />
(Borg- 8<br />
a,b met enkelvoudige<br />
conische<br />
wrijvingskoppeling<br />
c met dubbele conische<br />
wrijvingskoppeling c<br />
5<br />
407
drukt. De sperwaarde van het differentieel neemt dus af als het over te brengen aandrijfkoppel<br />
toeneemt. De wrijving neemt af omdat de conische wrijvingsvlakken van<br />
elkaar af worden gedrukt tegen de schotelveerkracht in (zie voor de karakteristiek<br />
van de schotelveer hoofdstuk 3).<br />
Afb. 7.28. Het Borg-Wamerdifferentieel<br />
met schote/veren ell<br />
cOllische wrijvingskoppeling<br />
1. differentieelhuis<br />
2. satellietwiel<br />
3. satellietas<br />
4. zonnewiel<br />
5. uitwendige wrijvingsconus<br />
6. inwendige wrijvingsconus<br />
7. schotelveer<br />
Dit type differentieel met afnemende sperwaarde wordt aanbevolen als er veel met een<br />
hoog aandrijfkoppel en een lage snelheid wordt gereden. In rijomstandigheden echter<br />
met een hoge snelheid en een laag aandrijfkoppel wordt het type aanbevolen<br />
waarbij de aandrukkracht op de conische wrijvingskoppeling wordt verkregen door<br />
veerkracht die wordt ondersteund door de kracht waarmee de zonnewielen uit elkaar<br />
worden gedrukt, evenredig oplopend met het aandrijfkoppel.<br />
Het mechanische, automatisch sperrende differentieel<br />
Door de Amerikaanse firma Eaton is een geheel mechanisch werkend automatisch<br />
sperrend differentieel ontwikkeld dat door Volvo in de modellen 740 en 760 wordt<br />
toegepast (afb. 7.29).<br />
Bij het doorslippen van een wiel wordt het differentieel tot 100% gesperd. Om te<br />
voorkomen dat de achterzijde van de auto uitbreekt als beide wielen onverhoopt<br />
doorslippen, wordt de sper opgeheven als de omtreksnelheid van de wielen groter is<br />
dan 11, I mis (40 km/h). Het differentieel is dus ofwel gesperd ofwel ongesperd.<br />
In het differentieel bevinden zich twee centrifugaalinrichtingen die het sperren en het<br />
opheffen van de sperwerking bewerkstelligen. Eén centrifugaalinrichting is in het<br />
roterende lichaam ondergebracht dat voorzien is van een asje met rondsel. Het rondsel<br />
grijpt in een tandwiel aan dat is voorzien van een nokkenbaan. Het tandwiel bevindt<br />
zich tussen de linker lamellenkoppeling en het zonnewiel (dat ook van een nokkenbaan<br />
is voorzien) en is dus ook met de linker wielaandrijfas verbonden.<br />
Ontstaat er nu differentieelwerking, dan zal het tandwiel ten opzichte van het diffe-<br />
/ rentieelhuis gaan roteren en via het rondsel het roterende lichaam aandrijven. Stijgt<br />
'J het rotatiefrequentieverschil tussen beide aangedreven wielen boven de 1,67 çl (100<br />
I min-I), dan worden de centrifugaalgewichtjes in het roterende lichaam naar buiten<br />
geslingerd en haken zij aan de centrifugaa/geregelde hefboom. Het roterende lichaam<br />
en dus ook het tandwiel worden geblokkeerd en door de daardoor teweeggebrachte<br />
draai beweging van het zonnewiel ten opzichte van het tandwiel wordt via de nokken-<br />
40S
anen een axiale kracht ontwikkeld die de lamellen koppelingen samendrukt en het<br />
differentieel spert.<br />
Het moment waarop het differentieel spert, hangt af van de veerkarakteristiek aan de<br />
centrifugaalgewichtjes (één voor vooruitrijden en één voor achteruitrijden) in het<br />
roterende lichaam. Door het grote overbrengingsgetal en de grote aandrijf tandwielen<br />
roteren de centrifugaalgewichtjes vele malen sneller dan de genoemde 1,67 s-' voor-<br />
b c d<br />
Afb. 7.29. Het mechanische, automatisch sperrende differentieel (Volva)<br />
a opengewerkt<br />
b,c,d detail van het roterende lichaam en de door de centrifugaalwerking geregelde hefboom in<br />
de normale rijstand (b), in de gekoppelde stand (c) en bij snelheden boven 40 km/h (d)<br />
I. roterend deel met centrifugaalgewicht<br />
2. linker differentieelhuishelft<br />
3. tand rondsel<br />
4. tandwiel met nokkenbaan<br />
5. linker lamellenkoppeling<br />
6. door centrifugaalwerking geregelde<br />
hefboom<br />
7. zonnewiel met nokken baan<br />
8. satellietwiel<br />
9. veer<br />
10. zonnewiel<br />
11. rechter lamellenkoppeling<br />
12. rechter differentieelhuishelft<br />
409
dat ze in werking treden. De totale massa van het roterende lichaam kan hierdoor<br />
klein blijven, terwijl een nauwkeurige regeling mogelijk blijft.<br />
Zoals eerder vermeld (zie het ASO van Mercedes) is het niet wenselijk de sper in te<br />
schakelen bij snelheden boven 11,1 mis (40 km/h).<br />
Om te voorkomen dat de sper ingeschakeld wordt en om te bereiken dat de sper<br />
uitgeschakeld blijft boven een gewenste snelheid is een tweede centrifugaalinrichting<br />
aangebracht (afb. 7.29b, c en d). Bij een snelheid boven 11,1 mis beweegt de centrifugaalgeregelde<br />
hefboom naar buiten en zullen de centrifugaalgewichtjes in het<br />
roterende lichaam niet worden aangehaakt. De karakteristiek van de terugdrukveer<br />
aan de hefboom bepaalt de snelheid waarboven de sper uitgeschakeld is en blijft.<br />
De sper wordt automatisch uitgeschakeld als de energiestroom naar de wielen wordt<br />
onderbroken door het gaspedaal los te laten en bij het schakelen van de wisselbakreducties.<br />
Het sperren en uitschakelen van de sper verloopt soepel omdat de lamellenkoppelingen<br />
gelijkmatig worden bediend door de nokken banen. Het differentieel<br />
kan worden gecombineerd met een ABS, omdat de sper automatisch uitschakelt<br />
(ook beneden 11,1 mis) als het gaspedaal wordt losgelaten om te remmen.<br />
De Powrlok II van de GKN-groep<br />
Door GKN-Automotive is een automatisch, elektromechanisch werkend differentieel<br />
met verhoogde inwendige wrijving ontwikkeld, dat Powrlok 11wordt genoemd<br />
(afb. 7.30). De wrijving wordt verkregen door een lamellen koppeling die in een ashuis-opstelling<br />
(zie verderop onder 'Viscosperdifferentieel') is geplaatst. De sperwaarde<br />
kan worden ingesteld van ongesperd tot volledige blokkering door de aandrukkracht<br />
tegen de koppeling te variëren.<br />
De variabele aandrukkracht ontstaat door een spanmechanisme (afb. 7.30b) dat via<br />
een tandwielreductie wordt aangedreven door een elektromotor. Een spanschijf met<br />
tandwielsector is voorzien van een concentrische groef die in axiale richting zesmaal<br />
van diepte verandert, waardoor wigvormen ontstaan in combinatie met een drukring<br />
die van zes ondiepe boringen is voorzien. In deze boringen zijn kogels ondergebracht<br />
die in de wigvorm liggen.<br />
Door nu de spanschijf te verdraaien ontstaat een axiale verplaatsing van de drukring<br />
die via een axiaallager en een tweede drukring de spankracht tegen de lamellenkoppeling<br />
realiseert. Aldus kan de sperwaarde tussen 0 en 100 % worden ingesteld, afhankelijk<br />
van de behoefte, die wordt bepaald door een elektronische regeleenheid.<br />
Deze eenheid wordt aan het autotype aangepast en kan afhankelijk van de uitvoering<br />
/ op allerlei voertuigvariabelen worden geprogrammeerd, zoals de langsslip en de zij-<br />
(\ delingse slip van het wiel en de hoekverdraaiing van de gestuurde wielen. Via senso-<br />
/ ren worden meetgrootheden zoals de wielrotatiefrequentie, het stoplichtsignaal, de<br />
stand van de bedieningshendel van de wisselbak, de stand van de gasklep en dergelijke<br />
verzameld. Op grond van deze gegevens schakelt de eenheid de elektromotor in en<br />
laat zij de motor linksom of rechtsom draaien.<br />
Het systeem is geschikt voor een auto met achter- of voorwielaandrijving, waarbij het<br />
standaard gemonteerde differentieel door de G KN-versie kan worden vervangen;<br />
ook is het systeem toepasbaar als centraal differentieel in een auto met vierwielaandrijving.<br />
De elektronische regeling kan verder worden opgenomen in andere voertuigregelsystemen,<br />
zodat een volledig aandrijjfijnmanagement mogelijk is.<br />
410
"'"o<br />
~ o<br />
c..<br />
a;<br />
CU<br />
c:<br />
Q<br />
ë CU<br />
><br />
c:<br />
o<br />
u<br />
Afb. 7.30. Powrlok 11:<br />
differentieel met automatische,elektro-mechanische<br />
sper (GKN)<br />
a halve doorsnede in<br />
vergelijking met een<br />
halve doorsnede van<br />
een conventioneel differentieel<br />
zonder verhoogde<br />
inwendige<br />
wrijving<br />
b spanmechanisme van<br />
de lame//enkoppeling<br />
a<br />
I. lamellenkoppeling<br />
2. roterende drukring<br />
3. axiaallager<br />
4. niet-roterende<br />
drukring<br />
5. kogels<br />
6. spanschijf met<br />
tandwielsector<br />
7. tandwielreductie<br />
8. elektromotor<br />
Het viscosperdijjerentieel<br />
Behalve de lamellenkoppeling biedt ook de viscokoppeling, gecombineerd met een<br />
dwarsdifferentieel, een goede mogelijkheid tot een wrijvingsdifferentieel (afb. 7.31).<br />
Uit 7.2 is bekend dat het wrijvingskoppel van de viscokoppeling in belangrijke mate<br />
wordt bepaald door de slipsnelheid van de wrijvingsvlakken (de lamellen). Voor het<br />
viscosperdifferentieel betekent dit dat als er geen differentieelwerking is (bij rechtuitrijden).<br />
er ook geen wrijving aanwezig is en dat tijdens het rijden door een bocht met<br />
gering snelheidsverschil er slechts een geringe wrijving wordt ontwikkeld. Slipt echter<br />
één aangedreven wiel volledig door, dan ontstaat een groot snelheidsverschil tussen<br />
de lamellen van de viscokoppeling en is de sperwerking groot. Deze volledig automatische<br />
aanpassing aan de rijsituatie is het grote voordeel van de toepassing van de<br />
viscokoppeling in het differentieel: door de soepele werking en het vloeiend koppelverloop<br />
merkt de bestuurder weinig van de spervariatie. in tegenstelling tot bij voorbeeld<br />
een inschakelbare sper, waar plotseling gevaarlijke veranderingen in de rijomstandigheden<br />
kunnen ontstaan. Bovendien is het rendement hoog. De slipafhankelijke<br />
werking zorgt steeds voor een optimale aandrijfkracht en dus meer veiligheid bij<br />
plotselinge wegdeksoortveranderingen.<br />
De viscokoppeling biedt aan het differentieel bovendien de mogelijkheid tot zelF<br />
beveiliging onder extreme omstandigheden door een tijdelijke aandrijfkrachtverhoging<br />
ten gevolge van het uit 7.2 bekende hump-effect. Doordat namelijk de aandrijf-<br />
6<br />
411
'I<br />
2<br />
roteert<br />
snel<br />
snel roterend<br />
roteert<br />
langzaam<br />
T, + T<br />
"2" •<br />
Afb. 7.31. Het viscosperdifferentiee/ (Viscodrive)<br />
a energiestroom in de as-huis-uitvoering<br />
b energiestroom in de as-as-uitvoering<br />
kracht naar het wiel met de beste hechting toeneemt, komt het voertuig in beweging<br />
en is het mogelijk dat ook het doorslippende wiel weer gaat aandrijven. Het rotatiefrequentieverschil<br />
tussen de lamellen verdwijnt dan. Het is anderzijds echter ook<br />
mogelijk, dat de aandrijfkracht naar het nog hechtende wiel zo groot wordt, dat ook<br />
dit wiel gaat doorslippen en de motor wordt afgeremd of zelfs afslaat.<br />
Er zijn twee mogelijkheden om de viscosekoppeling in een differentieel op te nemen.<br />
Zo kan de koppeling gemonteerd zijn tussen het differentieelhuis enerzijds en een<br />
zonnewiel anderzijds (atb. 7.31a) of tussen de beide zonnewielen (atb. 7.31b): men<br />
spreekt respectievelijk van een as-huis- en een as-as-uitvoering. Wordt de viscosekop-<br />
(, peling in de as-as-uitvoering geplaatst, dan is de afschuivingssnelheid van de visceuze<br />
vloeistof (de slipsnelheid van de koppeling) tweemaal zo hoog als in de as-huis-uitvoering.<br />
Het sperwrijvingskoppel kan daardoor bij benadering driemaal zo hoog zijn<br />
bij eenzelfde rotatiefrequentieverschil van de wielen.<br />
412
a<br />
I<br />
I--<br />
A<br />
Afb. 7.32. Een voorasdifferelllieel. opgebouwd uit een planetair stetselmet /lVeevoudige<br />
satellie/IVielen en viscokoppeling (Viscodrive)<br />
a opengewerkt<br />
a doorsnede met energiestroolll (as-as-type)<br />
b<br />
-clJ--<br />
I<br />
Door de soepele werking is de viscokoppeling in de as-huis-uitvoering bijzonder geschikt<br />
om in een voorasdifferentieel te worden geplaatst. De voertuigbesturing wordt<br />
dan weinig beïnvloed door de sperrende werking.<br />
Afbeelding 7.32 toont een modern viscosperdifferentieel waarbij de symmetrische<br />
koppelverdeling, als er geen slip aanwezig is, wordt verkregen door een planetair<br />
stelsel met tweevoudige satellietwielen (zie ook 7.2). De viscokoppeling is in de as-asopstelling<br />
in het differentieelhuis opgenomen (afb., 7.32b).<br />
I I •<br />
, lf) l' .- I..J<br />
Het Torsen-differentieel<br />
Het Torsen-differentieel ('torsen' is een verkorting van 'torque sensing', vrij vertaald:<br />
'koppelgevoel') is in principe een symmetrisch differentieel. Het vindt toepassing als<br />
dwarsdifferentieel (Lancia, Maserati, Audi V8) en als langsdifferentieel (Audi, zie<br />
band B). Het Torsen-differentieel is een doorontwikkeling van een principe, dat al in<br />
de jaren twintig in de Verenigde Staten onder de naam Powrlok op de markt werd<br />
gebracht (zie hoofdstuk 1, afb. 1.59a). In 1958 werd het principe heruitgevonden door<br />
de Amerikaan Vernon Gleasman, waarna het in 1982 door de Amerikaanse firma<br />
Gleason werd overgenomen. Sinds het begin van de jaren tachtig wordt het in raceauto's<br />
voor de Amerikaanse Cart-serie toegepast. Ook in de Formule l-racerij is het )<br />
(van de Jeep overgenomen) differentieel in gebruik sinds 1984 (McLaren en Wil- (<br />
hams). Het differentieel wordt door Maserati, dat er in Europa als eerste in een serie- ;<br />
auto mee op de markt kwam (in het model Quattroporte), Sensitork genoemd. )<br />
Roteren beide uitgaande assen met dezelfde rotatiefrequentie, dan zijn de aandrijf-<br />
413
koppels in deze assen gelijk. Ontstaat er om welke reden dan ook differentieelwerking,<br />
dan neemt het aandrijfkoppel naar de sneller roterende uitgaande as af en naar<br />
de langzamer roterende as toe. Ook hier ontstaat in principe een inwendig wrijvingsmoment<br />
dat enerzijds het uitgaande koppel vermindert en anderzijds het uitgaande<br />
koppel vermeerdert.<br />
De werking berust op het zelfremmende gedrag van de worm-wormwieloverbrenging<br />
die ontstaat door de keuze van de juiste spoedhoek van deze tandwielen.<br />
Het asdifferentieel van afbeelding 7.33 is met bouten aan het kroonwiel bevestigd. In<br />
het differentieelhuis zijn de wormwielassen aangebracht. De wormwielen, die twee<br />
aan twee met elkaar zijn verbonden door cilindrische tandwielen, kunnen vrij om hun<br />
assen roteren. Er zijn drie sets van elk twee wormwielen ingebouwd. Eén wormwiel<br />
van iedere set grijpt in de worm die met spiebanen op de wielaandrijfas naar het<br />
rechterwiel is aangebracht; het andere wormwiel grijpt in de worm op de wielaandrijfas<br />
naar het linkerwiel.<br />
Tijdens rechtuitrijden (vooruit of achteruit), als er geen differentieelwerking is, roteren<br />
beide assen even snel. Het differentieelhuis neemt de wormwielen mee die op hun<br />
beurt de wormen met de wielaandrijfassen aandrijven. De beide wormwielen willen<br />
414<br />
TZ<br />
1. worm<br />
2. wormwielas<br />
3. tandwiel<br />
4. wormwiel<br />
Afb. 7.33. Het Torsendwarsdifferentieel<br />
(Lancia)<br />
a opengewerkte tekening<br />
b werkingsschema
door hun spoedrichting in dezelfde richting draaien, hetgeen door de koppeling met<br />
cilindrische tandwieltjes niet mogelijk is. Het differentieel draait nu dus als één blok<br />
rond en zorgt voor een symmetrische koppelverdeling (50 % - 50 %). Wordt er op de<br />
motor afgeremd, dan vindt de aandrijving in omgekeerde richting plaats.<br />
Ontstaat er dijjerentieelwerking, bij voorbeeld tijdens het rijden door een bocht of als<br />
één wiel doorslipt, dan zal de ene worm sneller en de andere worm langzamer draaien<br />
)<br />
dan het differentieelhuis. Naar het langzamer roterende wiel wordt nu een groter<br />
koppel toegevoerd dan naar het sneller roterende wiel. De sneller draaiende worm<br />
drijft het desbetreffende wormwiel aan en daarmee het wormwiel dat de worm naar )<br />
het langzamer draaiende wiel aandrijft. Naar het langzamer draaiende wiel wordt het ,<br />
koppel extra verhoogd door de gedeeltelijk zelfremmende werking bij de aandrijving<br />
door het wormwiel in de richting van de worm.<br />
Door het kiezen van de juiste spoedhoek op de worm kan de gewenste koppelverdeling,<br />
hier dus de sperwaarde, worden verkregen. In het afgebeelde differentieel is<br />
een maximale koppelverhouding van 5 mogelijk, hetgeen neerkomt op een sperwaarde<br />
van 66,7 %, terwijl in de Audi Y8 in de achteras een Torsen-differentieel met een<br />
sperwaarde tot 80 % wordt gemonteerd.<br />
Het Torsen-differentieel heeft geen invloed op een eventuele ABS-functie, daar de<br />
sperwerking alleen onder belasting optreedt, dus als er gas wordt gegeven.<br />
De elektronische dijjerentieelsper<br />
De afdeling Remhydrauliek van de Westduitse lagerfabrikant FAG brengt een elektronisch<br />
geregeld differentieel met gedeeltelijk sperrende werking (elektronische<br />
Oifferentialsperre, EDS) op de markt, dat eigenlijk niet onder de differentieels met<br />
kunstmatig verhoogde inwendige wrijving kan worden gerangschikt. Toch krijgt de<br />
bestuurder tijdens het rijden in een auto met de EOS de indruk, met een wrijvingsdifferentieel<br />
te maken te hebben; er is dus sprake van een simulering.<br />
Het bijzondere van het systeem is dat het niet aan het differentieel is gekoppeld maar<br />
aan het remsysteem van de aangedreven wielen (afb. 7.34). Terwijl bij de tot nu toe<br />
behandelde systemen de wrijving in het differentieel wordt opgewekt, vindt bij de<br />
EOS de opwekking van de vereiste wrijving dus buiten het differentieel, in de wielremmen<br />
plaats.<br />
Daartoe nemen twee sensoren de rotatiefrequentie op van de beide aangedreven wielen.<br />
Kleine verschillen in rotatiefrequentie worden door de elektronische regeleenheid<br />
genegeerd, omdat dan wordt aangenomen dat er een bocht wordt doorlopen.<br />
Worden de rotatieverschillen tussen beide aangedreven wielen te groot, dan concludeert<br />
de regeleenheid dat er een wiel doorslipt. De elektronica grijpt in en het<br />
sneller roterende doorslippende wiel wordt door de wielrem afgeremd waardoor het<br />
aandrijfkoppel naar het niet-doorslippende wiel stijgt en de auto verder rijdt. Roteren<br />
beide wielen weer even snel dan wordt de EOS automatisch uitgeschakeld.<br />
Om de aangedreven wielen te kunnen afremmen, maakt de EOS gebruik van de<br />
standaardreminstallatie. Hiertoe zijn in beide leidingen van de hoofdremcilinder naar<br />
de wielremcilinders van beide aangedreven wielen twee regelcilinders toegevoegd.<br />
Wanneer de regeleenheid in rust is, blijft de verbinding van de hoofdremcilinder naar<br />
de wielremcilinders normaal bestaan, zodat er geremd kan worden. Komt er een<br />
signaal van de elektronische regeleenheid, dan treedt één van beide regelcilinders in<br />
werking. Eerst wordt de verbinding naar de hoofd remcilinder afgesloten waarna door<br />
415
differentieel<br />
"...-- -- - - - - -_../<br />
(<br />
I<br />
I I<br />
I<br />
I<br />
I<br />
I<br />
I<br />
I<br />
: I<br />
elektronische0 -<br />
regeleenheid<br />
I<br />
I<br />
I<br />
I<br />
I<br />
1<br />
I\.~__ - /<br />
sensor<br />
wielrem<br />
cilinder/<br />
remzadel<br />
bekrachtiger /<br />
drukregelaar<br />
pomp<br />
elektromotor<br />
hoofdremcilinder<br />
stoplichtschakelaar<br />
Afb. 7.34. De elektronische differentieelsper (EDS, FAG)<br />
de regelcilinder een druk wordt opgebouwd naar de rem van het te snel roterende<br />
wiel.<br />
De beide regelcilinders zijn op een pneumatische bekrachtigingscilinder bevestigd. In<br />
deze cilinder bevinden zich twee kamers, gescheiden door een membraan. Beide kamers<br />
zijn met slangen verbonden met een schottenpomp die door een elektromotor<br />
wordt aangedreven. De elektromotor met pomp kan zowel rechtsom als linksom roteren.<br />
De lucht in de kamers, slangen en pomp bevindt zich in een afgesloten systeem<br />
zodat er geen vervuiling kan optreden. Naar gelang van de draairichting van de motor<br />
en pomp wordt de ene of de andere regelzuiger in werking gesteld en dus het ene of<br />
het andere wiel afgeremd. Het draaien van de elektromotor en de pomp betekent dat<br />
aan één zijde van het membraan een onderdruk en aan de andere zijde een overdruk<br />
wordt opgebouwd. Het signaal 'linksom roteren' of 'rechtsom roteren' krijgt de elektromotor<br />
van de elektronische regeleenheid. Als er normaal wordt geremd, stelt de<br />
stoplichtschakelaar via de regeleenheid de gehele EOS buiten werking.<br />
De rotatiefrequentie wordrmet twee sensoren gemeten die stabiel zijn opgesteld. Op<br />
de roterende aandrijfas wordt een eenvoudige slangklemband aangebracht waaraan<br />
tien metalen plaatjes zijn bevestigd. De slangklembanden kunnen om de plooimanchet<br />
van de homokinetische koppelingen worden bevestigd.<br />
De eerste toepassing van een elektronisch geregeld 'zelfsperrend differentieel' betreft<br />
'-, de in 1989 gepresenteerde Volkswagen Pass at GT Syncro, maar hier is gebruik gemaakt<br />
van een systeem op basis van het geïntegreerde ABS van FAG-concurrent<br />
ATE.<br />
416
7.3.5 Het niet-roterend differentieel<br />
Het niet-roterend differentieel is een differentieel, waaraan tandwielen ontbreken.<br />
De meeste in deze subparagraaf besproken typen worden als dwarsdifferentieel toegepast,<br />
maar het type met radiale glijblokjes van ZF wordt ook als langsdifferentieel<br />
gebruikt.<br />
Er zijn twee soorten: de typen die werken met behulp van glij-elementen (glijpennen,<br />
glijblokjes) en de typen met een of andere vorm van een vrijloopkoppeling. Omdat<br />
het laatste type vooral in de Verenigde Staten bekend is, worden alle niet-roterende<br />
differentieels ook wel ten onrechte vrijloopdifferentieel (free-wheel differential) genoemd.<br />
Het niet-roterend differentieel met glij-elementen<br />
Van de niet-roterende differentieels is het glijstuk-goljbaandifferefltieel van ZF in het<br />
verleden het meest toegepast. Het komt in twee uitvoeringen voor: de symmetrische<br />
uitvoering heeft axiaal geplaatste glij pennen met gegolfde glijbanen en de asymmetrische<br />
uitvoering is voorzien van radiaal geplaatste glij blokjes en gegolfde glijbanen.<br />
Het differentieel met de axiale glijpennen is te vergelijken met het conventionele<br />
differentieel met kegelwielen, waarbij echter de satellieten zijn vervangen door glij- )<br />
pennen en de zonnewielen van golvingen zijn voorzien, zodat gegolfde schijven ontstaan<br />
(afb. 7.35). Het zelfsperrende effect bij differentieelwerking ontstaat door glijdende<br />
in plaats van rollende wrijving.<br />
2<br />
I. differentieelhuis<br />
2. linker gegolfde schijf<br />
3. rechter gegolfde schijf<br />
4<br />
4<br />
5<br />
4. meeneemschijf<br />
5. glijpennen<br />
2<br />
5<br />
afgelegde<br />
weg gelijk<br />
b<br />
T ~<br />
minde!LU<br />
3<br />
4<br />
afgelegde<br />
Afb. 7.35. Het niet-roterend symmetrisch dwarsdijjerentieel als wrijvingsdijjerentieel met<br />
axiaal geplaatste glijpennen en golfbanen (ZF)<br />
a doorsnede<br />
b,c werking<br />
d,e met kogels in plaats van glijpennen<br />
I weg j meer<br />
c<br />
417
)<br />
Het uit twee delen bestaande differentieelhuis is aan het kroonwiel bevestigd. Tussen<br />
de twee helften van het differentieelhuis is een meeneemschijf met doorboringen geklemd,<br />
waarin zeventien pennen zijn aangebracht die axiaal kunnen verschuiven.<br />
Deze pennen zijn geplaatst tussen de linker en de rechter gegolfde schijf. De linker<br />
schijflleeft negen golvingen en de rechter heeft er acht.De beide schijven zijn axiaal<br />
) gelagerd, zodat zij niet van elkaar af kunnen bewegen.<br />
I Tijdens rechtuitrijden (zowel vooruit als achteruit) zal de schijf de pennen meenemen<br />
(afb. 7.35b). Er is steeds een aantal pennen dat klem loopt tussen de golvingen van de<br />
linker en de rechter schijf. De pennen nemen deze schijven mee en drijven via de<br />
wielaandrijfassen de wielen van het voertuig aan. De schijven en pennen draaien als<br />
één geheel in het differentieelhuis mee.<br />
Tijdens het rijden door een bocht (bij voorbeeld naar links in afb. 7.35c) zal de rechter<br />
schijf langzamer moeten roteren dan de meeneemschijf. Wanneer de linker schijf<br />
langzamer roteert, wordt een aantal pennen naar rechts gedwongen en zal de rechter<br />
schijf vooruit worden gedrukt door de stand van de golvingen. Hebben deze pennen<br />
de uiterste stand bereikt, dan wordt de werking door andere pennen overgenomen en<br />
voortgezet. Het aantal golvingen in de linker en de rechter schijf is daarom verschillend.<br />
Eén relatieve omwenteling van de schijf met negen golvingen heeft 9/8 omwentelingen<br />
(in tegengestelde richting) van de schijf met acht golvingen tot gevolg.<br />
Hetzelfde effect ontstaat wanneer een wiel door te weinig hechting met het wegdek<br />
doorslipt (in afb. 7.35c het rechter wiel).<br />
Tussen de pennen en de gegolfde schijven ontstaat door de glij ding veel wrijving. Ook<br />
ontstaat wrijving doordat de pennen, ten gevolge van de wigwerking, de schijven uit<br />
elkaar en tegen het differentieelhuis drukken. Deze wrijving vermindert het koppel<br />
naar het slippende wiel en verhoogt het koppel naar het niet-slippende wiel. Van de<br />
sneller roterende schijf wordt door de wrijving een deel van het koppel afgenomen,<br />
terwijl de langzamer roterende schijf een extra koppel krijgt toegevoerd doordat deze<br />
wordt meegenomen. Het niet-slippende wiel bezit daardoor een grotere aandrijfkracht<br />
dan het slippende wiel.<br />
Rijdend in een bocht zal ook hier het wiel dat de binnenbocht doorloopt een grotere<br />
dM' \} stuwkracht uitoefenen dan het wiel dat de buitenbocht doorloopt. Zwaarder sturen is<br />
~J!9l~ het gevolg, wat als een nadeel kan worden gezien. Het differentieel 'spert in procen-<br />
'- ten'.<br />
In plaats van pennen worden ook wel kogels toegepast om de krachten over te brengen<br />
(afb. 7.35d en e).<br />
Het differentieelhuis met radiale glijblokjes (afb. 7.36) is te vergelijken met het asymmetrische<br />
langsdifferentieel dat bestaat uit een planetair stelsel met zonnewiel, ringwiel<br />
en planeetwielen (zie 7.9). De planeetwielen zijn hier echter vervangen door<br />
glij blokjes, terwijl het zonnewiel van elf golvingen is voorzien en het ringwiel dertien<br />
golvingen heeft. De acht glijblokjes zijn in sleuven van het differentieelhuis geplaatst.<br />
Tijdens rechtuitrijden neemt de ring van het differentieelhuis de glijblokjes mee en<br />
zijn er steeds enkele die klem zitten tussen de golvingen, waardoor de buitenring en<br />
de binnenring worden meegenomen. Het differentieel roteert als één geheel. De koppelverdeling<br />
wordt nu globaal bepaald door de diameter van de buiten- en de binnenring.<br />
Treedt er differentieelwerking op, doordat bij voorbeeld de buitenring sneller draait<br />
dan het differentieelhuis, dan gaan de glij blokjes radiaal verschuiven. Ze drukken de<br />
418
1. differentieelhuis<br />
2. gegolfde binnenring<br />
3. gegolfde buitenring<br />
4. meeneemring met<br />
sleuven<br />
5. glijblokjes<br />
2 3 4 5<br />
Afb. 7.36. /-Iet lIiet-roterelld wrijvillgsdifferelltieel als asymmetrisch lallgsdifferelltieel met<br />
radiaal geplaatste glijblokjes ell golfbalIelI (ZF)<br />
1. schijven op de<br />
wielaandri j fassen<br />
2. kroonwiel<br />
3. differentieelhuis<br />
4. vrijlooprollen<br />
5. boring<br />
6. pen met veer<br />
7. rollenkooien<br />
Afb. 7.37. Het lIiet-roterellde rollellvrijloopdifferelltieel (Bendix)<br />
binnenring terug, zodat deze langzamer draait. Tevens zullen de blokjes langs de ,<br />
golvingen glijden en wrijving veroorzaken. De uitgaande as die langzamer roteert,<br />
krijgt een verhoogd koppel en de as die sneller roteert, krijgt een verlaagd koppel<br />
toegevoerd.<br />
Eén relatieve omwenteling van de buitenring geeft 13/11 (in tegengestelde richting<br />
doorlopen) omwentelingen van de binnenring.<br />
Het rol!ellvrijloopdijjerelltieel<br />
Bendix brengt een niet-roterend differentieel op de markt dat uitsluitend met rol!ellvrijloopkoppelillgen<br />
functioneert (afb. 7.37).<br />
De vrijloopkoppelingen maken het mogelijk dat één wiel wel sneller dan het kroon-<br />
wiel roteert, maar niet langzamer. Dit houdt in dat de aandrijfkracht wegvalt naar het<br />
sneller roterende wiel; in een bocht is er geen aandrijfkracht bij het wiel dat de buitenbocht<br />
doorloopt. Achteruitrijden en afremmen op de motor zijn met het rollenvrij-<br />
419<br />
I<br />
I
loopdifferentieel mogelijk doordat het in twee richtingen werkt. Daarvoor is wel een<br />
bijzondere constructie nodig.<br />
Door de wigvormen in het differentieel lopen de rollen namelijk vast tijdens vooruiten<br />
achteruitrijden en als er wordt afgeremd op de motor. Zij nemen de schijven aan<br />
de wielaandrijfassen mee. Roteert één wiel sneller, dan lopén de rollen van de desbetreffende<br />
schijf vrij.<br />
Slipt één wiel door, dan wordt via de vrijloopkoppeling het andere wiel aangedreven.<br />
De rollenkooien kunnen door de pennen met veren slechts beperkt ten opzichte van<br />
elkaar verdraaien. Hierdoor wordt voorkomen dat bij het vooruitlopen van een schijf<br />
de rollen zó ver worden meegenomen dat ze aan de andere kant in de wigvorm vastlopen.<br />
De werking is bij het vooruitrijden, het achteruitrijden en het afremmen op de<br />
motor hetzelfde.<br />
Het vrijloopdijjerentieel met klauwkoppeling<br />
Een differentieel dat de laatste vijftig jaar in produktie is geweest en overwegend<br />
toepassing vond in terreinyoertuigen (onder andere legervoertuigen) is de NoS PIN in<br />
lichte en zware uitvoering, ook wel 'detroit locker' genoemd en gefabriceerd door het<br />
Amerikaanse Tracktech van de Dyneer Corporati.on (afb. 7.38).<br />
De N.oSPIN-eenheid kan in plaats van een n.ormaal differentieel w.orden gem.onteerd<br />
en heeft daarv.o.or aan de meeneemring een viertal astappen die de plaats van de<br />
satellietasjes in het differentieelhuis innemen. De meeneemring is v.o.orzien van klauwen,<br />
zodat twee klauwkoppelingen ontstaan. De klauwk.oppelingen w.orden d.o.or<br />
drukveren in de meeneemring gedrukt. De klauwk.oppelingen zijn met spiebanen .op<br />
de linker en rechter schijf bevestigd waarin de wielaandrijfassen , eveneens met spiebanen,<br />
w.orden gesch.oven. In de meeneemring is een afzonderlijke ring aangebracht<br />
die aan beide zijden van afgeschuinde n.okken is v.o.orzien. In de linker en de rechter<br />
4<br />
2<br />
3<br />
Afb.<br />
I<br />
a<br />
7.38. Het NoSPlN-differentieel (vrijloopdifferentieel)<br />
a tijdens rechtuitrijden<br />
b in een bocht vooruit naar links<br />
1. veer<br />
2. linker schijf<br />
3. linker klauwkoppeling<br />
4. meeneemring<br />
420<br />
It ~ -<br />
speling<br />
5. differentieelhuis<br />
6. nokkenring<br />
7. rechter klauwkoppeling<br />
8. rechter schijf<br />
b
klauwkoppeling bevinden zich eveneens nokken die passen tussen de nokken in de<br />
centrale ring. De werking is als volgt.<br />
Tijdens rechtuitrijden (vooruit of achteruit), als beide wielen met dezelfde frequentie<br />
roteren, grijpen de klauwkoppelingen in de klauwen van de meeneemring en worden<br />
beide wielen aangedreven (afb. 7.38a).<br />
Als er in een bocht wordt gereden, legt het wiel dat de buitenbocht doorloopt een<br />
langere weg af; het moet dus sneller roteren. De desbetreffende wielaandrijfas neemt<br />
dan de klauwkoppeling met de nokken mee. Deze nokken zetten zich af op de schuine<br />
kanten van de nokkenring en drukken de klauwkoppeling uit de meeneemring waardoor<br />
deze vooruit kan lopen (afb. 7.38b). De aandrijving van het wiel dat de buitenbocht<br />
doorloopt, wordt automatisch onderbroken. AI rijdend door een bocht zal de<br />
klauwkoppeling steeds uit en in de klauwen van de meeneemring worden gedrukt; dit<br />
gaat gepaard met een klikkend geluid. Na het doorlopen van de bocht wordt op een<br />
gegeven moment de aandrijving van beide wielen weer verkregen.<br />
Tijdens achteruitrijden in een bocht is de werking overeenkomstig.<br />
De aangegeven spelingen zijn vereist omdat tijdens het naar buiten drukken van de<br />
klauwkoppelingen er ook enige verdraaiing plaatsvindt. Het uitschakelen van één<br />
aangedreven wiel, gepaard gaande met het klikkende geluid, ontstaat uiteraard bij<br />
iedere differentieelwerking die ook het gevolg kan zijn van het verschil in dynamische<br />
rolstraal van de wielen, door verschil in bandspanning of bandslijtage, het rijden over<br />
oneffenheden of een scheef geladen voertuig.<br />
Het klikkende geluid kan als een waarschuwing worden gezien maar wordt ook wel als;<br />
hinderlijk ervaren; vandaar dat naast het 'Standard-type NoSPIN' ook nog een 'Si-<br />
Jent-type' en een 'Silent-overrunning-type' beschikbaar zijn. Bij het rijden in het ter- (<br />
rein onder qua hechting zeer wisselende omstandigheden zijn beide klauwkoppelin- I<br />
gen gekoppeld en zijn beide wielen in aandrijving. De aandrijfkracht is dan afhankelijk<br />
van de hechting per band.<br />
7.4 <strong>HET</strong> LANGS <strong>DIFFERENTIEEL</strong><br />
Het langsdifferentieel wordt toegepast in personenauto's met permanente vierwielaandrijving<br />
(zie band B). Zoals in 7.2 besproken, is het de taak van het langsdifferentieel,<br />
het aandrijfkoppel, komende van de wisselbak, te verdelen over de vooras en de<br />
achteras, waarbij de nodige rotatiefrequentieverschillen van de uitgaande aandrijfassen<br />
mogelijk blijven.<br />
Een gelijke verdeling van het aandrijfkoppel (50 % - 50 %) gebeurt met een symmetrisch<br />
langsdifferentieel. Soms is het echter gewenst dat er een ongelijke koppelverdeling<br />
naar de vooras en de achteras plaatsvindt zodat een asymmetrisch langsdifferentieel<br />
moet worden aangebracht.<br />
Langsdifferentieels worden ondergebracht in een verdeelbak die vaak aan de wisselbak<br />
is vastgebouwd of er deel van uitmaakt. Om de nadelige eigenschappen van differentieeis<br />
te ondervangen, wordt er evenals bij het dwarsdifferentieel veelvuldig gecombineerd<br />
met een differentieelsper, een lamellenkoppeling, een viscokoppeling of<br />
een worm-en-wormwielinrichting.<br />
421
Het langsdijjerentieel met kegelwielen<br />
Een symmetrisch langsdifferentieel met kegelwielen is weergegeven in afbeelding<br />
7.39. Het aandrijfkoppel Tin wordt, afuankelijk van de ingeschakelde overbrengingstrap<br />
in de wisselbak, door een tandwiel op de holle hoofdas naar het differentieelhuis<br />
gevoerd. In het differentieel wordt het koppel gelijk verdeeld over de uitgaande assen<br />
naar de voorwielen (Tl) en naar de achterwielen (TJ. De verhouding van de koppels<br />
T/T z is gelijk aan I. Het differentieel kan in dit voorbeeld voor 100 % gesperd worden<br />
door middel van een schakelring die mechanisch bediend wordt door de bestuurder.<br />
I1n<br />
~~l<br />
:~ 5<br />
b<br />
1. ingaande as<br />
2. sperbediening<br />
3. homokinetische<br />
koppeling<br />
4. langsdifferentieel<br />
5. hoofdas (hol)<br />
6. pignon (vooras)<br />
Afb. 7.39. Het symmetrisch langsdifferentieel met sper (Audi)<br />
a opengewerkte tekening<br />
b werkingsschema<br />
Het differentieel wordt toegepast in een auto die oorspronkelijk voorwielaandrijving<br />
had. De verdeelbak vormt een geïntegreerd deel van de wisselbak.<br />
Het langsdijjerentieel met planetair stelsel<br />
Het asymmetrisch langsdijjerentieel van ZF (afb. 7.40) verkrijgt de verdeling van het<br />
aandrijfkoppel door een enkelvoudig planetair stelsel (zie band 8). De ingaande as is<br />
aan de planeetdrager gekoppeld. Het ringwiel drijft de aandrijfas naar de achterwielen<br />
aan en het zonnewiel drijft via een kettingoverbrenging (i = 1) de aandrijfas naar<br />
de voorwielen aan. Het aandrijfkoppel naar de voorwielen is 36 % en naar de achterwielen<br />
64 % van het ingaande koppel. Een viscokoppeling (zie 7.2) is in het ontwerp<br />
opgenomen om een zelfsperrende werking van het langsdifferentieel te verkrijgen.<br />
422
a<br />
I. ingaande as 15. borgring 16<br />
2. keerring 16. visco-sper<br />
3. borgring 17. ring<br />
4. kogellager 18. kogellager<br />
5. kettingwiel<br />
6. borgring<br />
7. trommel<br />
8. naaldlager<br />
9. axiaallager<br />
10. planeetdrager<br />
11. vulring<br />
12. naaldlager<br />
13. ringwiel<br />
19. kogellager<br />
20. keerring<br />
21. flens<br />
22. moer<br />
23. borgring<br />
24. keerring<br />
25. kogellager<br />
26. ketting<br />
27. kettingwiel met as<br />
T~<br />
~<br />
p<br />
i<br />
4 b<br />
14. ;:\eksel met uitgaande as 28. plug<br />
Afb. 7.40. Het asymmetrisch langsdifferentieel met planetair stelsel en viscosper (ZF, type A 95)<br />
a in onderdelen (BMW)<br />
b werkingsschema<br />
De verdeelbak is ontworpen voor auto's met een motor die in langsrichting voorin is ~<br />
geplaatst en die standaard zijn voorzien van achterwielaandrijving; de afgebeelde<br />
uitvoering wordt door BMW toegepast. Ook Ford past voor de grotere modellen<br />
(Sierra en Scorpio) met oorspronkelijk achterwielaandrijving eenzelfde langsdifferentieel<br />
toe, maar de viscokoppeling is op een andere wijze gegroepeerd ten opzichte<br />
van de andere onderdelen, terwijl het aandrijfkoppel naar de achterwielen 66 % en<br />
naar de voorwielen 34 % van het toegevoerde koppel is.<br />
423
I. planetair stelsel met tweevoudige satellietwielen<br />
2. lamcllenkoppeling (sperkoppeling)<br />
3. tandwieloverbrenging<br />
4. lamellenkoppeling voorwielaandrijving<br />
a<br />
Afb. 7.4/. Het asymmetrisch langsdifferentieel met lame//enkoppelingen voor het inschakelen<br />
en sperren (Mercedes, 4Matic)<br />
a opengewerkte tekening<br />
b werkingsschema<br />
Ook de 4Matic van Mercedes heeft in de standaarduitvoering achterwielaandrijving.<br />
In de 4 x 4-uitvoering wordt een asymmetrisch planetair langsdifferentieel toegepast<br />
met dubbele sets satellietwielen (afb. 7.41). Tijdens het rijden onder normale omstandigheden<br />
worden alleen de achterwielen, zoals bij de standaarduitvoering. aangedreven.<br />
Koppeling Kz, die nodig is om de voorwielaandrijving in te schakelen, is<br />
dan gelost. Koppcling Kl wordt door een schotelveer vastgezet om de sperwerking te<br />
verkrijgen; zij wordt door oliedruk gelost waardoor de zekerheid wordt verkregen dat<br />
bij uitval van het hydraulisch systeem met de achterwielaandrijving kan worden gereden.<br />
Het bijschakelen van de voorwielaandrijving, door koppeling Kz vast te zetten, gaat<br />
tegelijk met het ontkoppelen van koppeling KI waardoor het langsdifferentieel in<br />
werking treedt. De ingaande as van het langsdifferentieel drijft het ringwiel aan. De<br />
satellietdrager is verbonden met de uitgaande as naar de achterwielen en het zonncwiel<br />
drijft via koppeling Kz en een drictal tandwielen de aandrijfas naar de voorwielen<br />
aan. Het langsdifferentieel zorgt voor een koppelverdeling van 35 % naar de voor-<br />
424<br />
4<br />
b
I. tweevoudige<br />
satellietwielen<br />
2. eindreductietandwiel<br />
met ringwiel<br />
3. zonnewiel met<br />
tandwiel voor<br />
achterwielaandrijving<br />
4. voorwielaandrijfas<br />
5. planeetdrager<br />
6. voorasdifferentieel<br />
Tin<br />
2<br />
3<br />
c<br />
6<br />
4 5<br />
1. zonnewiel met<br />
tandwiel voor<br />
achterwielaandri jving<br />
2. satellietwieldrager<br />
3. ringwiel, tevens huis<br />
4. huis van voorste<br />
dwarsdifferentieel<br />
5. schakelvork van de<br />
lan gsdi fferen tiee Ispe r<br />
6. satellietwiel<br />
b<br />
2 3<br />
naar achterwielen<br />
#'<br />
Afb. 7.42. Het asymmetrisch<br />
langsdifferentieel met mechanische sper,<br />
gecombineerd met het asdifferemieel (Mazda<br />
323 Formule 4)<br />
a overzicht<br />
b energiestroomschema<br />
c werkingsschema<br />
wielen en 65 % naar de achterwielen. Er geldt: T/T 2 = 1/1,86. Naar gelang van de ;<br />
behoefte kan het langsdifferentieel van een gedeeltelijke waarde tot 100 % worden)<br />
gesperd door de oliedruk waarmee de koppeling KI wordt ontkoppeld te verminderen.<br />
Het gehele 4Matic-systeem wordt elektronisch geregeld (zie daartoe band B).<br />
Het langsdifferentieel van de Mazda 323 Formule 4 met vierwielaandrijving bestaat<br />
eveneens uit een planetair stelsel met dubbele sets satellietwielen dat met het voordifferentieel<br />
tot één compact geheel is samengebouwd (afb. 7.42). De auto heeft een dwars<br />
voorin geplaatste motor en standaard voorwielaandrijving. Het tandwiel op de uitgaande<br />
as van de wisselbak drijft rechtstreeks het kroonwiel met het ingebouwde<br />
ringwiel van het langsdifferentieel aan. De satellietdrager is aan het voordifferentieel<br />
4<br />
425<br />
-)
gekoppeld en het zonnewiel drijft via een cilindrische en een conische tandwieloverbrenging<br />
de aandrijfas naar de achterwielen aan. Het aandrijfkoppel wordt door het<br />
langsdifferentieel over de voor- en achterwielen verdeeld in de verhouding T/Tz = I.<br />
Het centrale langsdifferentieel kan door een mechanische sper (een schakelring) worden<br />
geblokkeerd (100 %-sper). De bediening geschiedt elektrisch.<br />
Lancia past voor de permanente vierwielaandrijving van de modellen Delta en Prisma<br />
eveneens het planetaire stelsel met dubbele satellietwielsets toe om tot een asymmetriscll<br />
langsdijjerentieel te komen (afb. 7.43). Het langsdifferentieel is met het oorspronkelijke<br />
grote eindreductietandwiel samengebouwd. Het ringwiel vormt één geheel<br />
met dit grote tandwiel en drijft het langsdifferentieel aan. Het zonnewiel drijft<br />
via het voordifferentieel de voorwielen aan en de satellietdrager is aan een haakse<br />
overbrenging gekoppeld die de aandrijfas naar de achterwielen aandrijft. Het centrale<br />
langsdifferentieel zorgt ervoor dat 56 % van het aandrijfkoppel naar de voorwielen<br />
gaat en 44 % naar de achterwielen. De verhouding T/Tz = 1,27/1. Tussen het<br />
I. eindreductietandwiel met<br />
ringwiel<br />
2. satellietwielen van<br />
voorasdifferentieel<br />
3. voorasdifferentieel<br />
4. haakse overbrenging naar<br />
achterwielen<br />
5. viscosper<br />
Afb. 7.43. Het asymmetrisch /angsdifferentiee/ van Lancia<br />
a opengewerkt<br />
b werkingsschema<br />
426<br />
2<br />
3<br />
b
voordifferentieel en de haakse overbrenging naar de achteraandrijfas is een zelfsperrende<br />
Ferguson-viscokoppeling aangebracht.<br />
Het Torsen-differentieel als langsdifferentieel<br />
Ook het Torsen-differentieel wordt als langsdifferentieel in auto's met vierwielaandrijving<br />
toegepast (afb. 7.44). De opbouw ervan is gelijk aan het eerder beschreven<br />
dwarsdifferentieel (zie 7.3.4). Het differentieelhuis is verbonden met de holle uitgaande<br />
as van de wisselbak. Eén worm is door een uitgaande as rechtstreeks met de<br />
pignon van de voorwielaandrijving verbonden en de andere worm is door een uitgaande<br />
as via een flens verbonden met de cardanas naar de achteras-eind reductie. Het<br />
langsdifferentieel vormt een geïntegreerd deel van de wisselbak.<br />
6 5<br />
Afb. 7.44. Het Torsen-/angsdifferentiee/, opgenomen in de aandrijflijn (Audi)<br />
1. ingaande as<br />
2. tandwielgroep van de derde en vierde<br />
trap<br />
3. Torsen-langsdifferentieel<br />
4. flens voor de achterwielaandrijving<br />
5. tandwielgroep van de vijfde en de<br />
achteruittrap<br />
6. holle hoofdas<br />
7. tandwielgroep van de eerste en tweede trap<br />
8. pignon voor de voorwielaandrijving<br />
Indien er rechtuit wordt gereden, als er geen differentieelwerking is, vindt een aandri<br />
jfkoppelverdeling plaats van 50 % naar de vooras en 50 % naar de achteras. Het<br />
afremmen op de motor is eveneens mogelijk: dan brengt iedere as 50 % van het remvermogen<br />
op.<br />
Treedt er differentieel werking op (tijdens het rijden door een bocht als de voorwielen<br />
gemiddeld sneller roteren dan de achterwielen of als één of beide voorwielen dan wel<br />
één of beide achterwielen doorslippen), dan wordt het aandrijfkoppel naar de vooras<br />
en de achteras ongelijk verdeeld. Ook bij dit langsdifferentieel is de constructie zodanig<br />
dat de uitgaande as die langzamer roteert dan het differentieelhuis het grootste<br />
koppel krijgt toegevoerd. De sneller roterende uitgaande as krijgt een kleiner koppel<br />
toegevoerd.<br />
De koppelverdeling tijdens de differentieelwerking vindt op dezelfde wijze plaats als<br />
in het asdifferentieel, dus op basis van het wrijvingsprincipe bij een worm-wormwielaandrijving.<br />
De verhouding van de koppelverdeling in het afgebeelde langsdiffe- 7<br />
rentieel van Audi is 3,5/1; de langzamer roterende as krijgt daarmee een 3,5 maal zo ~<br />
groot aandrijfkoppel als de snel roterende uitgaande as. Dit komt neer op een sperwaarde<br />
van 55,5%.<br />
3<br />
4<br />
427
Het Torsen-differentieel biedt een hoog bedieningscomfort omdat het automatisch<br />
werkt. Bedieningsfouten bij het inschakelen van een differentieelsper komen niet<br />
voor. Het rijgedrag in bochten is, doordat alle vier de wielen in aandrijving blijven,<br />
verbeterd. Het differentieel kan probleemloos in combinatie met een anti-blokkeersysteem<br />
worden ingebouwd.<br />
Het Torsen-differentieel 'spert in procenten', hetgeen betekent dat als één of meer<br />
wielen geen contact hebben met het wegdek er ook geen aandrijving mogelijk is.<br />
7.5 STORINGEN EN ONDERHOUD<br />
De tijd gedurende welke een differentieel in werking is (of dit nu een dwarsdifferentieel<br />
of een langsdifferentieel betreft) is in vergelijking met de totale levensduur van<br />
de auto heel kort. De storingen zijn dan ook bij een normaal gebruik van de auto<br />
beperkt. Storingen aan het differentieel zijn vaak het gevolg van defecten in de eindreductie<br />
of treden in combinatie hiermee op, omdat de eindreductie en het differen-<br />
'\ tieel één geheel vormen en in dezelfde ruimte zijn ondergebracht.<br />
Bij het wrijvingsdifferentieel met hoge sperwaarde kan onder extreme belastingen<br />
(veel bochtenwerk op normale wegen) de temperatuur van het smeermiddel hoog<br />
} oplopen. Het gevolg is een zeer dunvloeiend smeermiddel met gebrekkige smering,<br />
het uitlopen van de lagers, een overmatige slijtage van de tandwielen en uiteindelijk<br />
ook van het differentieel. Om een te hoge temperatuur van het smeermiddel in de<br />
eindaandrijving met zelfsperrend differentieel te voorkomen, wordt bij rally-auto's<br />
soms een warmtewisselaar gemonteerd.<br />
Volgens ZF zijn de lamellenkoppeling en de Lok-O-Matic door een molybdeen behandeling<br />
praktisch vrij van slijtage. Smering en onderhoud van differ'entieels ~den<br />
steeds plaats in combinatie met de eindreductie.<br />
Slepen<br />
Het slepen van een auto met permanente vierwielaandrijving (na een ongeval of bij<br />
pech en met gelichte voor- of achteras) kan problemen opleveren, zeker als een differentieel<br />
met verhoogde inwendige wrijving is ingebouwd, zoals een viscosperdifferentieel<br />
of een Torsen-differentieel. De reden daarvan is de door de wrijving teweeg<br />
gebrachte temperatuurverhoging van de smeerolie en de overige wisselbak- of verdeelbakcomponenten<br />
.<br />
Daarom zijn zowel de sleepsnelheid als de sleepweg beperkt tot respectievelijk 50<br />
km/h en 50 km. Het is dan niet nodig dat de wielen van de gelichte as kunnen meedraaien.<br />
Vermogens- en remtest<br />
Wanneer in een auto met permanente vierwielaandrijving een langsdifferentieel met<br />
verhoogde inwendige wrijving is opgenomen, is een vermogenstest op een tweewielrollenbank<br />
(zie hoofdstuk 8) niet mogelijk, omdat de auto van de rollen wordt afgetrokken<br />
door de wielen die op de vloer staan; de test moet dan op een vierwielrollenbank<br />
worden uitgevoerd.<br />
Een remtest is veelal op een langzaamlopende remtestbank (zie deel 4 van de Steinbuch-serie)<br />
met een maximale snelheid van 6 km/h mogelijk. De wielen moeten dan<br />
door de testbank worden aangedreven, terwijl er geen overbrengingstrappen in de<br />
wisselbak of asdifferentieelsperren ingeschakeld mogen zijn.<br />
428