Download - VOTB
Download - VOTB Download - VOTB
92 • Grondwaterstroming Omdat het grondwaterpeil afhankelijk is van zoveel factoren, is het bijna nooit overal even hoog. Wanneer men op twee verschillende punten een peiling naar het grondwater doet, zullen hier dan ook meestal verschillende hoogtes uitkomen. Het verschil in grondwaterpeil tussen twee meetpunten noemt men ‘verval’. Het ‘verhang’ is dat verschil gedeeld door de afstand tussen die twee meetpunten. Beide termen zijn van belang bij de berekening van de grondwaterstroming. Grondwaterstroming ontstaat wanneer op de ene plaats het grondwater hoger staat dan op de andere. Water zoekt altijd het laagste punt op, ook onder de grond. Alleen gaat het dan wat moeilijker, vooral als het water daarvoor door moeilijk doordringbare lagen moet. De stroomsnelheid van het grondwater is dan ook afhankelijk van twee zaken: het drukverschil en het vermogen van de grond om water door te laten. Waar de waterstand hoger is, is ook de waterdruk (de potentiaal) hoger. De stroming verloopt van een punt met een hoge potentiaal naar een punt met een lagere potentiaal. Een goed waterdoorlatende grond laat per tijdseenheid een veel grotere hoeveelheid water door dan een slecht doorlatende. In vaste grond zoals klei stroomt het water langzamer dan in losse zandgrond, of grind. De stroomsnelheid is te berekenen met behulp van de Wet van Darcy. Met behulp hiervan kan experimenteel de ‘doorlatendheidscoëfficiënt’ (k) worden vastgesteld. Als deze constante vermenigvuldigd wordt met het verhang (i) , dan is de stroomsnelheid bekend (v = k . i). Tabel 8.12 geeft een indicatie van de doorlatendheidscoëfficiënt van enige grondsoorten. Grondsoort Doorlatendheidscoëfficiënt [m / s] Grind 10 - 10 -2 Zand 10 -2 - 10 -5 Zandhoudende klei 10 -5 - 10 -7 Klei 10 -7 - 10 -11 Veen 10 -7 - 10 -9 Tabel 8.12: Indicatie doorlatendheidscoëfficiënten Door meerdere peilbuizen op een terrein te plaatsen en die af te lezen, kunnen lijnen worden berekend die een gelijke stijghoogte hebben. Dit soort lijnen noemt men ‘isohypsen’. Een voorbeeld hiervan is weergegeven in figuur 8.13 ONDERGROND
Figuur 8.13: Voorbeeld isohypsenpatroon GRONDMECHANICA 93
- Page 42 and 43: 42 • Hydraulisch De handmatige aa
- Page 44 and 45: 44 figuur 4.5 Grafiek dissipatiepro
- Page 46 and 47: 46 ONDERGROND Op en onder water Al
- Page 48 and 49: 48 Figuur 4.6 Sondeergrafiek vertic
- Page 50 and 51: 50 Voor sondeerwerk op het water wo
- Page 52 and 53: 52 ‘Bodemonderzoek? Dat doe je to
- Page 54 and 55: 54 Meten is weten ONDERGROND Met so
- Page 56 and 57: 56 ONDERGROND
- Page 58 and 59: 58 De Nederlandse boormeester Acker
- Page 60 and 61: 60 Als onder de grondwaterspiegel i
- Page 62 and 63: 62 nes van zeer uiteenlopend formaa
- Page 64 and 65: 64 in de winter te kunnen gebruiken
- Page 66 and 67: 66 ONDERGROND
- Page 68 and 69: 68 te meten, zeker in slecht doorla
- Page 70 and 71: 70 Monitoring in een spoorwegtunnel
- Page 72 and 73: 72 ONDERGROND
- Page 74 and 75: 74 is het verstandig om bij alle so
- Page 76 and 77: 76 ONDERGROND
- Page 78 and 79: 78 Grondspanningen De verschillende
- Page 80 and 81: 80 • Waterspanning In het voorgaa
- Page 82 and 83: 82 Figuur 8.3: Schema grond-, korre
- Page 84 and 85: 84 samendrukbaar materiaal, zoals b
- Page 86 and 87: 86 Figuur 8.6: Krachten op een paal
- Page 88 and 89: 88 Op de tweede plaats mag de wand
- Page 90 and 91: 90 Om de verplaatsing te kunnen ber
- Page 94 and 95: 94 ONDERGROND
- Page 96 and 97: 96 ONDERGROND De meest uitgevoerde
- Page 98 and 99: 98 De meest losse korrelstapeling (
- Page 100 and 101: 100 • Atterbergse consistentiegre
- Page 102 and 103: 102 verticale spanning in de grond.
- Page 104 and 105: 104 figuur 9.6: doorlatendheidsproe
- Page 106 and 107: 106 en het membraan wordt filterpap
- Page 108 and 109: 108 dit onder de spanningsconditie
- Page 110 and 111: 110 ONDERGROND
- Page 112 and 113: 112 Klasse Meetgrootheid Toelaatbar
- Page 114 and 115: 114 van de geotechnische constructi
- Page 116 and 117: 116 bepaalde omstandigheden een hog
- Page 118 and 119: 118 ‘Geen stuit’ ONDERGROND Een
- Page 120 and 121: 120 Bodemonderzoek, betaal nu of la
- Page 122 and 123: 122 Risicomanagement uit balans OND
- Page 124 and 125: 124 Falend risicomanagement/optimal
- Page 126 and 127: 126 Risicomanagement met innovatief
- Page 128 and 129: 128 RISICO SCORE = 0 SCORE = 1 CLAS
- Page 130 and 131: 130 kunnen worden geplot in een ris
- Page 132 and 133: 132 Figuur 11.4 Risicoplot met onde
- Page 134 and 135: 134 ONDERGROND
- Page 136 and 137: 136 conductiviteit Thermische of el
- Page 138 and 139: 138 pedulaire zone Grondlaag die zo
- Page 140 and 141: 140 ONDERGROND
92<br />
• Grondwaterstroming<br />
Omdat het grondwaterpeil afhankelijk is van zoveel factoren, is het bijna nooit<br />
overal even hoog. Wanneer men op twee verschillende punten een peiling naar<br />
het grondwater doet, zullen hier dan ook meestal verschillende hoogtes uitkomen.<br />
Het verschil in grondwaterpeil tussen twee meetpunten noemt men ‘verval’. Het<br />
‘verhang’ is dat verschil gedeeld door de afstand tussen die twee meetpunten.<br />
Beide termen zijn van belang bij de berekening van de grondwaterstroming.<br />
Grondwaterstroming ontstaat wanneer op de ene plaats het grondwater hoger<br />
staat dan op de andere. Water zoekt altijd het laagste punt op, ook onder de grond.<br />
Alleen gaat het dan wat moeilijker, vooral als het water daarvoor door moeilijk<br />
doordringbare lagen moet.<br />
De stroomsnelheid van het grondwater is dan ook afhankelijk van twee zaken:<br />
het drukverschil en het vermogen van de grond om water door te laten. Waar de<br />
waterstand hoger is, is ook de waterdruk (de potentiaal) hoger. De stroming<br />
verloopt van een punt met een hoge potentiaal naar een punt met een lagere<br />
potentiaal. Een goed waterdoorlatende grond laat per tijdseenheid een veel grotere<br />
hoeveelheid water door dan een slecht doorlatende. In vaste grond zoals klei<br />
stroomt het water langzamer dan in losse zandgrond, of grind.<br />
De stroomsnelheid is te berekenen met behulp van de Wet van Darcy. Met<br />
behulp hiervan kan experimenteel de ‘doorlatendheidscoëfficiënt’ (k) worden vastgesteld.<br />
Als deze constante vermenigvuldigd wordt met het verhang (i) , dan is de<br />
stroomsnelheid bekend (v = k . i).<br />
Tabel 8.12 geeft een indicatie van de doorlatendheidscoëfficiënt van enige<br />
grondsoorten.<br />
Grondsoort Doorlatendheidscoëfficiënt [m / s]<br />
Grind 10 - 10 -2<br />
Zand 10 -2 - 10 -5<br />
Zandhoudende klei 10 -5 - 10 -7<br />
Klei 10 -7 - 10 -11<br />
Veen 10 -7 - 10 -9<br />
Tabel 8.12: Indicatie doorlatendheidscoëfficiënten<br />
Door meerdere peilbuizen op een terrein te plaatsen en die af te lezen, kunnen lijnen<br />
worden berekend die een gelijke stijghoogte hebben. Dit soort lijnen noemt<br />
men ‘isohypsen’. Een voorbeeld hiervan is weergegeven in figuur 8.13<br />
ONDERGROND