Download - VOTB
Download - VOTB
Download - VOTB
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
74<br />
is het verstandig om bij alle sonderingen ook de plaatselijke wrijvingsweerstand te<br />
meten. De praktijk leert namelijk dat als dit bij slechts enkele sonderingen wordt<br />
gedaan, het meestal net niet gebeurt bij de sonderingen waarvan men achteraf<br />
graag over deze informatie had willen beschikken. De kosten voor het meten van<br />
de wrijving zijn zo gering, dat men het hierom niet hoeft te laten.<br />
Het minimaal vereiste bodemonderzoek is in NEN 6740, artikel 8: Eigenschappen<br />
van de grond, beschreven.<br />
Onderzoek voor grotere bouwwerken<br />
Voor grotere bouwwerken zoals wegen, spoorlijnen, dijken en uitbreidingsplannen<br />
is een wat minder intensief bodemonderzoek nodig. Hierbij kan men zich voor een<br />
eerste aanpak beperken tot een onderlinge sondeerafstand van 100 m. Voor de<br />
kunstwerken in dergelijke projecten is uiteraard een intensiever bodemonderzoek<br />
nodig dan voor de aarden baan.<br />
De sonderingen moeten tot net in het diepe zand reiken, met een minimum<br />
sondeerdiepte van tien meter. Aan de hand van de sondeerresultaten kan vervolgens<br />
worden bekeken waar er eventueel geboord moet worden. Bij voorkeur kiest<br />
men daarvoor karakteristieke sonderingen. Als tijdens het sonderen ook de plaatselijke<br />
wrijving is gemeten, kan een correlatie worden verkregen tussen boringen<br />
en sonderingen. Elke sondering kan dan als het ware tot boring worden gepromoveerd.<br />
Voor deze ‘promotie’ is wel een hoogwaardige sondering vereist (bij zeer<br />
slappe lagen klasse 1, anders tenminste klasse 2). In hoofdstuk 10 wordt hier verder<br />
op ingegaan.<br />
Voor een meer verfijnde grondsoorteninterpretatie is het raadzaam om een<br />
aantal sonderingen met waterspanningsmeting uit te voeren. Door middel van dissipatieproeven<br />
(zie hoofdstuk 4) kan een indruk worden verkregen van de doorlatendheid<br />
van klei- en veenlagen, dit met het oog op het zettingsverloop. Hiervoor<br />
wordt de sondering op vooraf afgesproken diepten onderbroken. Tijdens de onderbreking<br />
wordt de tijd gemeten die nodig is tot de waterspanning weer zijn normale<br />
waarde heeft bereikt.<br />
Voor onderzoek naar de stijghoogte van het grondwater in de diverse lagen zijn<br />
veelal diepe en freatische peilbuizen (waarmee de grondwaterspiegel kan worden<br />
gemeten) nodig. Bij aanwezigheid van slappe samendrukbare lagen moet dat nog<br />
worden aangevuld met waterspanningsmeters. Hierdoor kan het verloop van de<br />
stijghoogte met de diepte worden vastgesteld. Voor een éénmalige, snelle meting<br />
van de stijghoogte in een zandlaag is de eerdergenoemde dissipatieproef eveneens<br />
bruikbaar.<br />
ONDERGROND