Download - VOTB
Download - VOTB Download - VOTB
100 • Atterbergse consistentiegrenzen Om te kunnen beoordelen of een samenhangende grond geschikt is voor een bepaalde toepassing, bijvoorbeeld als bekleding van een dijktalud, kunnen de Atterbergse consistentiegrenzen worden bepaald. Hiermee wordt vastgesteld of de grond zijn samenhang behoudt als hij nat wordt – bij dijken een eerste voorwaarde natuurlijk. Voor de verschillende toepassingen zijn verschillende grootheden gedefinieerd. De belangrijkste hiervan zijn de uitrolgrens en de vloeigrens. Bepaling van de uitrolgrens (Plastic Limit - PL). Voor de bepaling van de uitrolgrens worden van een grondmonster met de hand draden gerold. Van elk monster wordt het vochtgehalte bepaald, nadat het vochtgehalte door drogen is verminderd ten opzichte van het vorige monstergedeelte. Als nog draden kunnen worden gerold van 3 mm dik, is de klei nog plastisch. Hoe droger het monster wordt, hoe sneller de draden breken. Het vochtgehalte waarbij nog juist draden van 3 mm dik kunnen worden gemaakt, wordt de uitrolgrens genoemd. Bepaling van de vloeigrens (Liquid Limit - LL) Als grondmateriaal steeds natter wordt gemaakt, dan zal het eerst plastisch zijn en bij stijgend vochtpercentage vloeibaar worden. De overgang van de ene fase naar de andere is niet scherp en arbitrair gedefinieerd. Deze grens wordt vloeigrens genoemd. De vloeigrens wordt bepaald met het toestel van Casagrande (zie figuur 9.4). Een nat gemaakt grondmonster wordt in het schaaltje gelegd terwijl met een spatel een V-vormige groef in het grondmateriaal wordt getrokken. Vervolgens laat men het schaaltjes vanaf 10 mm vallen. Zolang het monstermateriaal niet nat genoeg is, blijft de groef in tact nadat het schaaltje een aantal keren is gevallen. Bij toenemend vochtgehalte zal de groef op den duur dichtvloeien. De vloeigrens is het vochtgehalte waarbij de groef zich juist sluit als het schaaltje 25 keer is gevallen. Bij de uitrolgrens wordt het laagste vochtgehalte bepaald waarbij de grond nog plastisch is, bij de vloeigrens de hoogste vochtigheid. Het verschil tussen beide grenzen wordt de plasticiteitsindex genoemd. Hoe kleiner dit getal is, hoe gevoeliger de grond is voor kleine wisselingen in het vochtgehalte. Dit betekent dat de grond in natte perioden snel verweekt en dus slecht verwerkbaar is. • Samendrukkingproef Terreinophogingen, funderingsbelastingen en dergelijke veroorzaken een hogere ONDERGROND
Figuur 9.4- Toestel van Casagrande Plasticiteitsindex De plasticiteitsindex (PI) is het verschil tussen de vochtgehalten van grond bij de vloeigrens (LL) en de uitrolgrens (PL). Deze index geeft feitelijk de plastische fase van de grond aan en is een aanduiding voor het traject van de verwerkbaarheid. De verwerkbaarheid van bijvoorbeeld klei wordt bepaald door de uitrolgrens (te droog) en de vloeigrens (te nat). Indien de plasticiteitsindex te klein is, zijn de verwerkingsmogelijkheden beperkt. LABORATORIUMONDERZOEK 101
- Page 50 and 51: 50 Voor sondeerwerk op het water wo
- Page 52 and 53: 52 ‘Bodemonderzoek? Dat doe je to
- Page 54 and 55: 54 Meten is weten ONDERGROND Met so
- Page 56 and 57: 56 ONDERGROND
- Page 58 and 59: 58 De Nederlandse boormeester Acker
- Page 60 and 61: 60 Als onder de grondwaterspiegel i
- Page 62 and 63: 62 nes van zeer uiteenlopend formaa
- Page 64 and 65: 64 in de winter te kunnen gebruiken
- Page 66 and 67: 66 ONDERGROND
- Page 68 and 69: 68 te meten, zeker in slecht doorla
- Page 70 and 71: 70 Monitoring in een spoorwegtunnel
- Page 72 and 73: 72 ONDERGROND
- Page 74 and 75: 74 is het verstandig om bij alle so
- Page 76 and 77: 76 ONDERGROND
- Page 78 and 79: 78 Grondspanningen De verschillende
- Page 80 and 81: 80 • Waterspanning In het voorgaa
- Page 82 and 83: 82 Figuur 8.3: Schema grond-, korre
- Page 84 and 85: 84 samendrukbaar materiaal, zoals b
- Page 86 and 87: 86 Figuur 8.6: Krachten op een paal
- Page 88 and 89: 88 Op de tweede plaats mag de wand
- Page 90 and 91: 90 Om de verplaatsing te kunnen ber
- Page 92 and 93: 92 • Grondwaterstroming Omdat het
- Page 94 and 95: 94 ONDERGROND
- Page 96 and 97: 96 ONDERGROND De meest uitgevoerde
- Page 98 and 99: 98 De meest losse korrelstapeling (
- Page 102 and 103: 102 verticale spanning in de grond.
- Page 104 and 105: 104 figuur 9.6: doorlatendheidsproe
- Page 106 and 107: 106 en het membraan wordt filterpap
- Page 108 and 109: 108 dit onder de spanningsconditie
- Page 110 and 111: 110 ONDERGROND
- Page 112 and 113: 112 Klasse Meetgrootheid Toelaatbar
- Page 114 and 115: 114 van de geotechnische constructi
- Page 116 and 117: 116 bepaalde omstandigheden een hog
- Page 118 and 119: 118 ‘Geen stuit’ ONDERGROND Een
- Page 120 and 121: 120 Bodemonderzoek, betaal nu of la
- Page 122 and 123: 122 Risicomanagement uit balans OND
- Page 124 and 125: 124 Falend risicomanagement/optimal
- Page 126 and 127: 126 Risicomanagement met innovatief
- Page 128 and 129: 128 RISICO SCORE = 0 SCORE = 1 CLAS
- Page 130 and 131: 130 kunnen worden geplot in een ris
- Page 132 and 133: 132 Figuur 11.4 Risicoplot met onde
- Page 134 and 135: 134 ONDERGROND
- Page 136 and 137: 136 conductiviteit Thermische of el
- Page 138 and 139: 138 pedulaire zone Grondlaag die zo
- Page 140 and 141: 140 ONDERGROND
- Page 142 and 143: 142 Deltares Postbus 177 2600 MH DE
- Page 144: 144 Wiha Grondmechanica bv Marconis
Figuur 9.4-<br />
Toestel van Casagrande<br />
Plasticiteitsindex<br />
De plasticiteitsindex (PI) is het verschil tussen de vochtgehalten van<br />
grond bij de vloeigrens (LL) en de uitrolgrens (PL). Deze index geeft feitelijk<br />
de plastische fase van de grond aan en is een aanduiding voor het<br />
traject van de verwerkbaarheid. De verwerkbaarheid van bijvoorbeeld<br />
klei wordt bepaald door de uitrolgrens (te droog) en de vloeigrens (te<br />
nat). Indien de plasticiteitsindex te klein is, zijn de verwerkingsmogelijkheden<br />
beperkt.<br />
LABORATORIUMONDERZOEK<br />
101