05.09.2013 Views

colofon inhoudsopgave - Laboratorium Microbiologie

colofon inhoudsopgave - Laboratorium Microbiologie

colofon inhoudsopgave - Laboratorium Microbiologie

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Bron : mrsa web - cwz<br />

Bron: shutterstock.com<br />

Elfde jaargang • Nummer 2 • november 2011<br />

In deze uitgave van het MicroLabBlad is weer een verscheidenheid aan interessante<br />

informatie over uiteenlopende onderwerpen opgenomen, aangeleverd door diverse<br />

medewerkers van, behalve Labmicta, ook het Medisch Spectrum Twente en de<br />

GGD. Zo kunt u lezen over MRSA-epidemiologie in onze regio (soorten, cijfers en<br />

ontwikkelingen) en over de invoering van een nieuwe ELISA voor de bepaling van<br />

parvovirus IgG en IgM.<br />

Twee specialisten uit het MST informeren u over moeheid en ziekte van Pfeiffer, en<br />

de GGD bericht u over hepatitis B en C. Maar ook voor een echte PEP-talk heeft u<br />

de juiste uitgave in handen...<br />

Het antibioticumbeleid is aangepast en in een nieuw jasje on-line gezet. Een korte<br />

toelichting vindt u in dit MicroLabBlad. Kwaliteit van onderzoek is sterk afhankelijk<br />

van de kwaliteit van de aanvraag/inzending. In een evaluatie over 2010 leest u hier<br />

meer over.<br />

De medische staf van Labmicta is nu ‘in beeld’. Stafleden stellen zich voor en<br />

zeggen iets over hun aandachtsgebied en onderzoek.<br />

Wist u dat het MicroLabBlad ook op onze site is terug te vinden? Op www.labmicta.<br />

nl onder ‘nieuws en publicaties’ vindt u tevens een index vanaf volume 1.<br />

Wilt u reageren op een artikel? We zien uit naar uw reactie! Ook kunt u uw<br />

inhoudelijke steentje bijdragen aan het MicroLabBlad. U bereikt ons hiervoor via<br />

info@labmicta.nl.<br />

<strong>inhoudsopgave</strong><br />

• MRSA epidemiologie in Twente en de Gelderse Achterhoek 464<br />

• Nieuwe parvovirus IgG en IgM bepaling 473<br />

• Moeheid door “chronische” of terugkerende “ziekte van Pfeiffer”:<br />

bestaat dat? 474<br />

• Korte keten hepatitis B 477<br />

• Hepatitis C-infectie bij mannen die seks hebben met<br />

mannen (MSM): Een SOA! 479<br />

• Peptalk; ‘Let’s talk about PEP’ 480<br />

• Microbiologica online! Inhoud en vorm zijn vernieuwd –<br />

zie www.labmicta.nl 482<br />

• Verbetering van de kwaliteit van ingezonden aanvragen<br />

en patiëntenmaterialen – 3e evaluatie 483<br />

• Met naam en toenaam: de medische staf van Labmicta 487<br />

<strong>colofon</strong><br />

Disclaimer: Het MicroLabBlad is een uitgave van de medische staf van het <strong>Laboratorium</strong><br />

<strong>Microbiologie</strong> Twente Achterhoek. De hoofdredacteur is verantwoordelijk voor<br />

de samenstelling van het MicroLabBlad; voor de inhoud van een artikel draagt de<br />

schrijver zelf de verantwoording.<br />

Proclaimer: opmerkingen, vragen en advies kunt u mailen naar: info@labmicta.nl.<br />

Redactie: Sandra Meijer, Ron Hendrix<br />

Openingstijden: ma. t/m vr. 08:00 - 17:00 uur, za. en zo. 10:00 - 11:00 uur


MRSA EPIDEMIOLOGIE IN TWENTE EN DE GELDERSE ACHTERHOEK<br />

Ron Hendrix<br />

464<br />

Tot voor enkele jaren was de wereld wat MRSA betreft heel erg overzichtelijk. Er was maar één soort MRSA en die kon je<br />

alleen maar in het ziekenhuis oplopen, en dan vooral in een buitenlands ziekenhuis. Kortom een skivakantie werd wreed<br />

afgebroken door een val met een beenbreuk als gevolg, die vervolgens uitstekend werd behandeld in een buitenlands<br />

ziekenhuis. Niets aan de hand zou je zeggen, maar bij thuiskomst bleek de (ex)patiënt een passagier bij zich te hebben,<br />

gekregen in dat buitenlandse ziekenhuis, en wel een MRSA. Deze zogenaamde health-care associated MRSA (ha-MRSA)<br />

kennen we al sinds de zestiger jaren van de vorige eeuw en veroorzaakt hoofdzakelijk problemen bij ernstig zieke mensen.<br />

Tegenwoordig is de wereld echter veel gecompliceerder geworden. Zo blijken er 2 “nieuwe soorten” MRSA voor te komen.<br />

Eén soort die voornamelijk uit de intensieve veehouderij afkomstig blijkt te zijn, in de volksmond de varkens MRSA<br />

genoemd, en één soort die we gewoon van onze gezonde medemens kunnen krijgen. Deze laatste komt in Europa gelukkig<br />

maar heel sporadisch voor en wordt de community associated MRSA (ca-MRSA) genoemd.<br />

Hoe het in onze regio met deze MRSA-soorten zit, willen we graag vertellen, maar eerst een stukje achtergrondinformatie.<br />

Ieder mens draagt bacteriën bij zich. Bacteriën komen overal op het lichaam voor en zijn ook in het lichaam, bijvoorbeeld<br />

de darmen, aanwezig. Deze bacteriën horen bij de mens en hebben vaak een nuttige functie. Ongeveer 40% van de mensen<br />

draagt de bacterie Staphylococcus aureus bij zich en heeft daar geen last van. Zelfs de meest gezonde mensen dragen vaak<br />

staphylococcen in de neus en bilnaad. Deze bacterie kan infecties veroorzaken, bijvoorbeeld in de vorm van een steenpuist<br />

of een ontstoken wondje. Deze infecties genezen meestal vanzelf, maar soms is het nodig ze te behandelen met antibiotica.<br />

Sinds begin jaren zestig van de vorige eeuw is een aantal Staphylococcus aureus- stammen ongevoelig geworden voor de<br />

gangbare antibiotica. Deze bacteriën worden Meticilline Resistente Staphylococcus aureus (MRSA) genoemd. Deze bacterie<br />

komt vooral in ziekenhuizen voor en wordt daarom ook de health-care associated MRSA (ha-MRSA) genoemd. In principe<br />

is deze ha-MRSA niet gevaarlijk voor gezonde mensen, maar wel voor mensen met een ernstig verminderde weerstand.<br />

Factoren als chirurgische wonden en lijnen, katheters enz. zorgen ervoor dat er infecties van allerlei aard bij deze patiënten<br />

ontstaan. Omdat de MRSA ongevoelig is voor de gangbare antibiotica zijn deze infecties dus moeilijk te behandelen.<br />

Besmetting met MRSA vindt vooral plaats door direct lichamelijk contact, dus vooral via de handen van zorgverleners.<br />

Onzorgvuldig gebruik van antibiotica zorgt er voor dat de ha-MRSA zich in de buitenlandse ziekenhuizen gemakkelijk kan<br />

verspreiden. MRSA is een wereldwijd probleem, hoewel de prevalentie sterk varieert tussen de landen en regio’s. In Zuid-<br />

Amerika, Japan, de VS en Zuid-Europa is de prevalentie van MRSA hoog. In ziekenhuizen in deze regio’s is momenteel 40-<br />

60% van alle Staphylococcus aureus-isolaten al methicilline-resistent. In Nederland en in enkele Scandinavische landen komt<br />

de MRSA gelukkig nog steeds heel zelden voor. Jaarlijks wordt in Nederlandse ziekenhuizen bij ongeveer 1.500 mensen een<br />

MRSA-besmetting vastgesteld. De laatste jaren komt het echter steeds vaker voor dat een Nederlandse patiënt, zonder in<br />

het buitenland te zijn geweest, toch een MRSA bij zich heeft. Recent is door onderzoek van het RIVM (Rijksinstituut voor<br />

de volksgezondheid en milieu) gebleken dat veehouders, en met name varkenshouders, mogelijk vaker deze MRSA bij<br />

zich dragen dan andere beroepsgroepen. Deze MRSA-bacterie lijkt sterk op de ziekenhuisbacterie. Onlangs bleek uit een<br />

onderzoek van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) en het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM dat een<br />

groot percentage van de varkens en kalveren MRSA heeft. Uit ander onderzoek is gebleken dat personen die direct contact<br />

hebben met varkens of kalveren, vaak besmet zijn met MRSA. Omdat deze MRSA afkomstig is uit de veterinaire sector<br />

wordt de term veterinary MRSA (vet-MRSA) gebruikt. In de figuur (figuur 1. bron: RIVM, Bilthoven) is duidelijk de toename<br />

van het aantal vet-MRSA’s te zien bij een ongeveer gelijkblijvend aantal klassieke ha-MRSA’s.


term veterinary MRSA (vet-MRSA) gebruikt. In de figuur (figuur 1. bron: RIVM, Bilthoven) is<br />

duidelijk de toename van het aantal vet-MRSA’s te zien bij een ongeveer gelijkblijvend aantal<br />

klassieke ha-MRSA’s.<br />

Figuur 1: Figuur aantal 1: isolaten aantal per isolaten jaar geïsoleerd per jaar tussen geïsoleerd 2002 en tussen 2009, en 2002 de proportie en 2009, v-MRSA- en de proportie isolaten. v-MRSA- isolaten.<br />

* In 2006 * In zijn 2006 de richtlijnen zijn MRSA. de richtlijnen van In de WIP gebieden van aangepast de WIP waar en aangepast werd de meeste screening en werd MRSA-dragers van varkens- screening en vleeskalverhouders van voorkomen varkens en zijn ingevoerd. er ook concentraties<br />

vleeskalverhouders<br />

van de intensieve<br />

ingevoerd<br />

varkens- en kalverhouderijen (zie fig. 2: kaart van Nederland, bron: CBS).<br />

Het aantal MRSA Gebied gekoloniseerde patiënten Aantal is niet MRSA/100.000 homogeen over inwoners Nederland verspreid,<br />

maar er zijn gebieden die een bovengemiddeld aantal in afgelopen dragers jaar hebben zoals in de tabel<br />

zichtbaar is (tabel Gelderland 1, bron: RIVM, Bilthoven). De verschillen 30.4 worden veroorzaakt door de vet-<br />

Overijssel 30.2<br />

Noord Brabant 25.7<br />

Limburg 22.9<br />

Groningen/Drenthe 17.3<br />

Noord Holland/Flevoland 14.5<br />

Zuid Holland 14.1<br />

Utrecht 13.5<br />

Zeeland 11.1<br />

Friesland 9.8<br />

Geheel Nederland 19.5<br />

Tabel 1.<br />

465


466<br />

Limburg 22.9<br />

Groningen/Drenthe 17.3<br />

Noord Holland/Flevoland 14.5<br />

Zuid Holland 14.1<br />

Utrecht 13.5<br />

Het aantal MRSA gekoloniseerde patiënten is niet homogeen over Nederland verspreid, maar er zijn gebieden die een<br />

bovengemiddeld aantal Zeeland dragers hebben zoals in de tabel zichtbaar is (tabel 11.1 1, bron: RIVM, Bilthoven). De verschillen<br />

worden veroorzaakt door Friesland de vet-MRSA. In de gebieden waar de meeste MRSA-dragers 9.8 voorkomen zijn er ook concentraties<br />

van de intensieve varkens- Geheel en kalverhouderijen Nederland (zie fig. 2: kaart van Nederland, 19.5 bron: CBS).<br />

Tabel 1.<br />

Figuur 2: 2 Concentraties van de intensieve varkens- en kalverhouderijen<br />

In de afgelopen jaren komen er steeds meer aanwijzingen dat MRSA ook voor uitbraken in de open populatie, dus buiten<br />

het ziekenhuis, kan zorgen. Zulke uitbraken zijn in meerdere landen gerapporteerd. In eerste instantie betreft het uitbraken<br />

in gesloten gemeenschappen als gevangenissen, maar ook binnen sportteams en saunagebruikers -dus groepen die<br />

regelmatig lichamelijk contact hebben (sportteams) of dezelfde omstandigheden delen (gevangenissen, sauna’s)- komen<br />

uitbraken voor. Opvallend was dat een groot deel van de leden van een dergelijke gemeenschap infecties vertoonden die<br />

veroorzaakt werden door een MRSA, echter niemand was van te voren ziek geweest, werkte in de intensieve veehouderij of<br />

had in een ziekenhuis gelegen. Deze MRSA onderscheidde zich dus duidelijk van de reeds bekende ha-MRSA en vet-MRSA<br />

doordat hij ziekte kan veroorzaken bij gezonde personen. Verontrustend was dat er in de Verenigde Staten ernstige en<br />

soms dodelijke pneumonieën werden gezien, veroorzaakt door deze MRSA, bij voorheen gezonde kinderen. Omdat er geen<br />

relatie was met de intensieve veehouderij of de ziekenhuizen werd deze MRSA de community associated MRSA (ca-MRSA)<br />

gedoopt. Inmiddels is de ca-MRSA een levensgroot probleem in de Verenigde Staten (zie het zeer lezenswaardige boek van<br />

Maryn McKenna: The fatal menace of MRSA. ISBN 978-1-4165-5727-2). Ook in Nederland zijn er al patiënten gevonden die<br />

deze ca-MRSA bij zich dragen.<br />

Momenteel bestaan er diverse methoden voor de typering van MRSA’s. Een belangrijke moleculaire methode, die veel<br />

wordt gebruikt, is de SPA-typering (zie intermezzo). Deze methode maakt het goed mogelijk een MRSA die bij een patiënt<br />

is gevonden in te delen in de 3 hoofdgroepen: ha-MRSA, vet-MRSA en ca-MRSA. Deze methode wordt zowel door het RIVM<br />

in Bilthoven als door ons laboratorium gebruikt.


Om te voorkomen dat patiënten die mogelijk met een MRSA gekoloniseerd zijn deze MRSA bij opname in een ziekenhuis<br />

aan andere patiënten kunnen doorgeven, worden screeningskweken afgenomen en verblijven deze patiënten in isolatie<br />

totdat is aangetoond dat ze geen MRSA-drager zijn. Zijn ze wel MRSA-drager, dan blijven ze in isolatie liggen. Omdat niet<br />

iedereen in Nederland een even grote kans heeft om MRSA-drager te zijn, heeft de Werkgroep Infectie Preventie (www.<br />

wip.nl) landelijke richtlijnen opgesteld waarin staat bij welke patiënten screeningskweken afgenomen moeten worden.<br />

Hoofdzakelijk worden. zijn dit patiënten die in een buitenlands ziekenhuis opgenomen zijn geweest of die beroepsmatig met<br />

varkens en/of vleeskalveren in contact komen.<br />

Nederland behoren, waarbij Noord Brabant en Limburg direct volgen. De vraag is dan ook of<br />

deze relatief hoge aantallen (op wereldschaal zijn deze aantallen nog zeer bescheiden)<br />

Nederland behoren, waarbij Noord Brabant en Limburg direct volgen. De vraag is dan ook of<br />

veroorzaakt worden door de toename van vet-MRSA zoals die op landelijk niveau gezien<br />

deze relatief hoge aantallen (op wereldschaal zijn deze aantallen nog zeer bescheiden)<br />

veroorzaakt worden door de toename van vet-MRSA zoals die op landelijk niveau gezien<br />

worden.<br />

Sinds 2005 wordt systematisch een SPA-typering uitgevoerd op MRSA-isolaten van<br />

Hoe zit het nu met de MRSA in onze regio.<br />

Op grond van het overzicht van het RIVM weten we al dat in ieder geval Overijssel en Gelderland tot de provincies met de<br />

meeste MRSA per 100.000 inwoners per jaar van Nederland behoren, waarbij Noord Brabant en Limburg direct volgen.<br />

De vraag is dan ook of deze relatief hoge aantallen (op wereldschaal zijn deze aantallen nog zeer bescheiden) veroorzaakt<br />

worden door de toename van vet-MRSA zoals die op landelijk niveau gezien worden.<br />

patiënten uit onze regio. Van deze patiënten hebben we het MRSA-isolaat genomen dat de<br />

Sinds 2005 wordt systematisch een SPA-typering uitgevoerd op MRSA-isolaten van<br />

eerste keer bij deze patiënt is aangetoond. Latere MRSA’s afkomstig van deze patiënten zijn<br />

patiënten uit onze regio. Van deze patiënten hebben we het MRSA-isolaat genomen dat de<br />

niet in deze analyse meegenomen. Op grond van de SPA-typering is het isolaat ingedeeld<br />

eerste keer bij deze patiënt is aangetoond. Latere MRSA’s afkomstig van deze patiënten zijn<br />

als: ha-MRSA, vet-MRSA of ca-MRSA.<br />

niet in deze analyse meegenomen. Op grond van de SPA-typering is het isolaat ingedeeld<br />

Sinds 2005 wordt systematisch een SPA-typering uitgevoerd op MRSA-isolaten van patiënten uit onze regio. Van deze<br />

patiënten hebben we het MRSA-isolaat genomen dat de eerste keer bij deze patiënt is aangetoond. Latere MRSA’s afkomstig<br />

als: ha-MRSA, vet-MRSA of ca-MRSA.<br />

van deze patiënten zijn niet in deze analyse meegenomen. Op grond van de SPA-typering is het isolaat ingedeeld als: ha-<br />

MRSA, vet-MRSA of ca-MRSA.<br />

In onze regio zijn tot nu toe maar heel weinig ca-MRSA’s geïsoleerd terwijl de vet-MRSA’s<br />

het vaakst voorkomen, ongeveer even vaak als de ha-MRSA’s (zie fig. 3a-c).<br />

In onze regio zijn tot nu toe maar heel weinig ca-MRSA’s geïsoleerd terwijl de vet-MRSA’s<br />

In onze regio zijn tot nu toe maar heel weinig ca-MRSA’s geïsoleerd terwijl de vet-MRSA’s het vaakst voorkomen, ongeveer<br />

even het vaak vaakst als de ha-MRSA’s voorkomen, (zie fig. 3a-c). ongeveer even vaak als de ha-MRSA’s (zie fig. 3a-c).<br />

Fig. 3a: procentuele verdeling MRSA’s over de drie groepen.<br />

Figuur Fig. 3a: procentuele verdeling verdeling MRSA’s MRSA’s over de drie over groepen. de drie groepen.<br />

Binnen de vet-MRSA’s is de verdeling over de types maar beperkt. Vooral de T-0011 komt<br />

Binnen de vet-MRSA’s is de verdeling over de types maar beperkt. Vooral de T-0011 komt veelvuldig voor. Deze MRSA is in<br />

onze regio ook als eerste bij varkenshouders aangetoond.<br />

veelvuldig voor. Deze MRSA is in onze regio ook als eerste bij varkenshouders aangetoond.<br />

Binnen de vet-MRSA’s is de verdeling over de types maar beperkt. Vooral de T-0011 komt<br />

veelvuldig voor. Deze MRSA is in onze regio ook als eerste bij varkenshouders aangetoond.<br />

Figuur 3b: verdeling SPA-types binnen de groep vet-MRSA.<br />

Fig. 3b: verdeling SPA-types binnen de groep vet-MRSA.<br />

Fig. 3b: verdeling SPA-types binnen de groep vet-MRSA.<br />

De ha-MRSA’s zijn zeer divers en representeren in feite vrijwel alle SPA-types die in Europa<br />

467<br />

frequent voorkomen. Deze ha-MRSA’s worden dus inderdaad via een opname in een<br />

De ha-MRSA’s zijn zeer divers en representeren in feite vrijwel alle SPA-types die in Europa


468<br />

De ha-MRSA’s zijn zeer divers en representeren in feite vrijwel alle SPA-types die in Europa frequent voorkomen. Deze ha-<br />

MRSA’s worden dus inderdaad via een opname in een buitenlands ziekenhuis mee terug naar huis genomen. Binnen de<br />

ha-MRSA’s vallen 2 types op: de T-002 en de T-026. Deze MRSA-typen zijn verantwoordelijk voor een aantal uitbraken in<br />

op:<br />

op:<br />

de<br />

de<br />

T-002<br />

T-002<br />

en<br />

en<br />

de T-026.<br />

de T-026.<br />

Deze<br />

Deze<br />

MRSA-typen<br />

MRSA-typen<br />

zijn verantwoordelijk<br />

zijn verantwoordelijk<br />

voor een aantal<br />

voor<br />

uitbraken<br />

een aantal uitbraken<br />

de zorginstellingen in onze regio.<br />

in de de zorginstellingen in onze in onze regio regio<br />

Figuur 3c: verdeling SPA-types binnen de groep ha-MRSA.<br />

Figuur 3c: verdeling SPA-types binnen de groep ha-MRSA.<br />

Figuur 3c: verdeling SPA-types binnen de groep ha-MRSA.<br />

Opvallend is de jaarlijkse toename van vet-MRSA (rood) in onze regio (figuur 4). Tevens zien<br />

Opvallend<br />

we een kleine<br />

is de jaarlijkse<br />

stijging<br />

toename<br />

van het<br />

van<br />

aantal<br />

vet-MRSA<br />

ha-MRSA’s<br />

(rood) in<br />

(groen).<br />

onze regio<br />

Deze<br />

(figuur<br />

stijging<br />

4). Tevens<br />

wordt niet<br />

zien we een kleine stijging van het<br />

aantal veroorzaakt Opvallend<br />

ha-MRSA’s door is de<br />

(groen). een jaarlijkse stijging Deze stijging van toename het wordt aantal van<br />

niet MRSA-screeningen vet-MRSA (rood) in onze regio (figuur 4). Tevens zien<br />

veroorzaakt door een want stijging dat van aantal het aantal ligt al MRSA-screeningen jaren<br />

want<br />

dat ongeveer we aantal een ligt kleine rond al jaren de stijging ongeveer 2800 screeningen van rond het de 2800 aantal per screeningen jaar. ha-MRSA’s Conclusie per jaar. is (groen). Conclusie dan ook dat is Deze dan er ook de stijging laatste dat er de wordt jaren laatste niet jaren steeds meer<br />

MRSA-dragers steeds veroorzaakt meer in MRSA-dragers de door regio een voorkomen stijging in de (paars). regio van voorkomen het aantal (paars). MRSA-screeningen want dat aantal ligt al jaren<br />

ongeveer rond de 2800 screeningen per jaar. Conclusie is dan ook dat er de laatste jaren<br />

steeds meer MRSA-dragers in de regio voorkomen (paars).<br />

Figuur 4, 4, aantallen MRSA-dragers per jaar per in onze jaar in regio. onze regio.<br />

Op landelijk niveau is de relatie tussen vet-MRSA en aantal MRSA-dragers duidelijk<br />

zichtbaar. De vraag is of deze verschillen ook binnen onze regio zichtbaar zijn. Om deze<br />

vraag te analyseren, is er gekeken naar de postcode van de woonplaats (op<br />

gemeenteniveau) van MRSA-dragers in onze regio.<br />

Figuur 4, aantallen MRSA-dragers per jaar in onze regio.<br />

Op landelijk niveau is de relatie tussen vet-MRSA en aantal MRSA-dragers duidelijk<br />

zichtbaar. De vraag is of deze verschillen ook binnen onze regio zichtbaar zijn. Om deze<br />

vraag te analyseren, is er gekeken naar de postcode van de woonplaats (op<br />

gemeenteniveau) van MRSA-dragers in onze regio.


Allereerst is er gekeken waar de MRSA-aanvragen vandaan komen (fig. 5a-c). In groen de<br />

Op landelijk niveau is de relatie tussen vet-MRSA en aantal MRSA-dragers duidelijk zichtbaar. De vraag is of deze verschillen<br />

ook gemeenten binnen onze regio met zichtbaar de minst zijn. gescreende Om deze vraag te patiënten analyseren, en is er in gekeken rood de naar gemeenten de postcode van met de de woonplaats hoogste (op<br />

gemeenteniveau) aantallen gescreende van MRSA-dragers patiënten. in onze regio. Opvallend is de bundeling van de gemeenten Haaksbergen,<br />

Allereerst is er gekeken waar de MRSA-aanvragen vandaan komen (fig. 5a-c). In groen de gemeenten met de minst gescreende<br />

Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk die samen met de gemeente Tubbergen<br />

patiënten en in rood de gemeenten met de hoogste aantallen gescreende patiënten. Opvallend is de bundeling van de<br />

bovengemiddeld aanleveren.<br />

gemeenten Haaksbergen, Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk die samen met de gemeente Tubbergen bovengemiddeld<br />

aanleveren.<br />

Figuur 5a.<br />

Fig. 5a.<br />

Alleen Alleen Haaksbergen Haaksbergen heeft van deze heeft gemeenten van deze ook bovengemiddeld gemeenten ook veel ha-MRSA bovengemiddeld dragers. Samen veel met ha-MRSA<br />

Losser en Oldenzaal<br />

zijn dragers. dit de gemeenten Samen die met de meeste Losser ha-dragers en Oldenzaal van onze regio zijn hebben. dit de Een gemeenten reden hiervoor die is de niet meeste bekend. ha-dragers<br />

van onze regio hebben. Een reden hiervoor is niet bekend.<br />

469


470<br />

Fig. 5b.<br />

De gemeenten met het hoogste aantal vet-MRSA-dragers zijn in onze regio ook de<br />

De gemeenten met het hoogste aantal vet-MRSA-dragers zijn in onze regio ook de gemeenten met het hoogste aantal<br />

varkenshouderijen. gemeenten met Oost het Gelre, hoogste Berkelland aantal en Tubbergen varkenshouderijen. voeren de ranglijst Oost aan. Gelre, Opvallend Berkelland is echter dat en gemeenten Tubbergen als<br />

Hellendoorn, voeren de Rijssen-Holten ranglijst aan. en Wierden, Opvallend die toch is ook echter een hoge dat “varkensdichtheid” gemeenten als hebben, Hellendoorn, zowel weinig Rijssen-Holten<br />

patiënten voor<br />

screening aandragen maar tevens ook weinig vet-MRSA-dragers hebben. Ook hiervoor ontbreekt een verklaring.<br />

en Wierden, die toch ook een hoge “varkensdichtheid” hebben, zowel weinig patiënten voor<br />

screening aandragen maar tevens ook weinig vet-MRSA-dragers hebben. Ook hiervoor<br />

ontbreekt een verklaring.<br />

Fig. 5c.<br />

Figuur 5c.<br />

Onze regio blijkt een afspiegeling van Nederland in het klein te zijn. De ha-MRSA komt<br />

regelmatig voor maar is een afspiegeling van de Europese epidemiologie. Dat betekent dat<br />

de vele diverse typen ha-MRSA meestal uit het buitenland meegebracht worden en dat er<br />

maar weinig lokale verspreiding van deze MRSA’s is. De ca-MRSA komt maar heel weinig


Onze regio blijkt een afspiegeling van Nederland in het klein te zijn. De ha-MRSA komt regelmatig voor maar is een<br />

afspiegeling van de Europese epidemiologie. Dat betekent dat de vele diverse typen ha-MRSA meestal uit het buitenland<br />

meegebracht worden en dat er maar weinig lokale verspreiding van deze MRSA’s is. De ca-MRSA komt maar heel weinig<br />

voor en geeft vooralsnog geen aanleiding om te somberen. De vet-MRSA daarentegen komt steeds vaker voor en komt in<br />

het centrale en zuidelijke deel van de regio juist in de gebieden met een hoge varkensdichtheid voor. Het noordelijke deel<br />

blijft er ogenschijnlijk van geschoond ondanks de relatief hoge varkensdichtheid aldaar. Alles bij elkaar lijkt het of we een<br />

toenemend MRSA-probleem hebben. Dat is ook zo, en vooral voortzetting van het huidige beleid zal dit probleem binnen<br />

proporties houden. Op wereldschaal doen we het echter nog steeds uitstekend. Zelfs andere landen die vinden dat ze het<br />

wat MRSA betreft goed doen, hebben altijd nog 15 tot 20 maal zulke hoge aantallen dragers dan Nederland en Scandinavië.<br />

Intermezzo: SPA-typering<br />

Het Staphylococcus aureus protein A gen (SPA-gen) (fig. 6) is het gen dat codeert voor proteïne A. Proteïne A is een eiwit<br />

dat specifiek is voor een S. auereus/MRSA. Dit gen kan heel goed gebruikt worden voor de typering van S. aureus/MRSA.<br />

De SPA-typering is een Single Locus Sequence Typing (SLST). Het deel dat men op het SPA-gen gebruikt voor typering is<br />

de variabele x regio, ook wel Variabel Number of Tandem Repeats (VNTR) genoemd. Zoals het woord al zegt, is dit een<br />

deel van het gen dat bestaat uit verschillende repeats. Tot op heden zijn er 72 repeats bekend. Het aantal repeats per stam<br />

kan variëren van 1 tot 17, die weer bestaan uit 21, 24 of 27 basenparen. Alles daartussen kan niet voorkomen omdat dit een<br />

functioneel gen is. Als er een base mist of te veel is, treedt er een verschuiving op en zal het aflezen van het gen niet meer<br />

gaan.<br />

Het VNTR-deel is zeer gevoelig voor mutaties zodat dit een goed deel zou kunnen zijn voor typering. Mutaties die kunnen<br />

voorkomen zijn insertie van repeats, deletie van repeats, en puntmutaties. Men is bezig met onderzoek naar de clockspeed<br />

van deze mutaties (tijd waarin een mutatie kan plaatsvinden). Men moet daarom ook in de gaten houden dat, ook al heeft<br />

men verschillende SPA-repeats, deze nog wel van dezelfde voorloperbacterie kunnen komen, dus dat dezelfde bacterie kan<br />

zijn overgedragen en er in de tussentijd een mutatie opgetreden kan zijn. Het is dus niet onverstandig om SPA-typen in<br />

clusters in te delen. Bij Ridom is men hier op het moment mee bezig. Het is namelijk wel handig dat dit universele clusters<br />

worden die voor iedereen gelijk zijn, anders kan er veel verwarring ontstaan. Ridom heeft dit de naam BURP gegeven. Dit<br />

staat voor Based Upon Repeat Patterns (op repeats gebaseerde patronen).<br />

De SPA-typering is geen nieuwe typering: deze is al ontwikkeld in 1996 door Frenay et al. Hierna is er door een andere<br />

groep gepubliceerd die er een codering en types aan hebben gegeven (Kreiswirth) (tabel 2). Hierbij heeft elke repeat een<br />

letter gekregen. Ridom is een klein bedrijfje dat verder is gegaan met de SPA-typering. Zij hebben software ontwikkeld om,<br />

als men een stam heeft gesequenced met de juiste primers, deze direct te kunnen uploaden in de software: ook wordt dan<br />

meteen het juiste SPA-type vermeld. Dit is gepubliceerd door Harmsen et al. Hiervoor hebben zij een andere naamgeving<br />

aan de repeats en SPA-typen gegeven. Deze naamgeving bestaat uit nummers voor de verschillende repeats en t-nummers<br />

voor elk SPA-type (fig.6, 7).<br />

471


472<br />

type (fig.6, 7).<br />

Figuur 6 structuur van h et SPA-gen.<br />

Fig. 6 structuur van het SPA-gen.<br />

Spa typen:<br />

t001 26-30-17-34-17-20-17-12-17-16<br />

t057 26-30-17-34-17-13-17-12-17-16<br />

repeats:<br />

r13 AAAGAAGACAACAACAAACCTGGT<br />

r20 AAAGAAGACAACAACAAACCTGGC<br />

Fig. 7 mutaties in het SPA-gen.<br />

T-0002 HA-MRSA T-0447 T-0447 HA-MRSA HA-MRSA<br />

T-0003 HA-MRSA T-0451 T-0451 HA-MRSA HA-MRSA<br />

T-0008 HA-MRSA T-0548 HA-MRSA<br />

T-0008 HA-MRSA T-0548 HA-MRSA<br />

T-0011 vet-MRSA T-0571 vet-MRSA<br />

T-0011 vet-MRSA T-0571 vet-MRSA<br />

T-0012 HA-MRSA T-0586 HA-MRSA<br />

T-0012 HA-MRSA T-0586 HA-MRSA<br />

T-0015 HA-MRSA T-0588 vet-MRSA<br />

T-0019 T-0015 HA-MRSA HA-MRSA T-0688 T-0588 HA-MRSA vet-MRSA<br />

T-0025 T-0019 HA-MRSA T-0690 T-0688 HA-MRSA HA-MRSA<br />

T-0026 T-0025 HA-MRSA T-0701 T-0690 HA-MRSA HA-MRSA<br />

T-0031<br />

T-0026<br />

HA-MRSA<br />

HA-MRSA<br />

T-0740<br />

T-0701<br />

HA-MRSA<br />

HA-MRSA<br />

T-0032 HA-MRSA T-0852 HA-MRSA<br />

T-0031 HA-MRSA T-0740 HA-MRSA<br />

T-0034 vet-MRSA T-0899 vet-MRSA<br />

T-0032 HA-MRSA T-0852 HA-MRSA<br />

T-0037 HA-MRSA T-1184 vet-MRSA<br />

T-0040 T-0034 HA-MRSA vet-MRSA T-1245 T-0899 HA-MRSA vet-MRSA<br />

T-0041 T-0037 HA-MRSA T-1255 T-1184 vet-MRSA vet-MRSA<br />

T-0044 T-0040 CA-MRSA HA-MRSA T-1386 T-1245 HA-MRSA HA-MRSA<br />

T-0062 T-0041 HA-MRSA HA-MRSA T-1451 T-1255 vet-MRSA vet-MRSA<br />

T-0064 HA-MRSA T-1456 vet-MRSA<br />

T-0044 CA-MRSA T-1386 HA-MRSA<br />

T-0065 HA-MRSA T-1457 vet-MRSA<br />

T-0062 HA-MRSA T-1451 vet-MRSA<br />

T-0067 HA-MRSA T-1606 HA-MRSA<br />

T-0091 T-0064 HA-MRSA HA-MRSA T-1709 T-1456 HA-MRSA vet-MRSA<br />

T-0108 T-0065 vet-MRSA HA-MRSA T-2011 T-1457 HA-MRSA vet-MRSA<br />

T-0127 T-0067 HA-MRSA T-2085 T-1606 HA-MRSA HA-MRSA<br />

T-0128 T-0091 HA-MRSA HA-MRSA T-2269 T-1709 HA-MRSA HA-MRSA<br />

T-0131 HA-MRSA T-2576 HA-MRSA<br />

T-0108 vet-MRSA T-2011 HA-MRSA<br />

T-0163 HA-MRSA T-2582 vet-MRSA<br />

T-0127 HA-MRSA T-2085 HA-MRSA<br />

T-0186 HA-MRSA T-2922 vet-MRSA<br />

T-0211<br />

T-0128<br />

HA-MRSA<br />

HA-MRSA<br />

T-2974<br />

T-2269<br />

HA-MRSA<br />

HA-MRSA<br />

T-0223 T-0131 HA-MRSA T-3041 T-2576 HA-MRSA HA-MRSA<br />

T-0242 T-0163 HA-MRSA T-3275 T-2582 HA-MRSA vet-MRSA<br />

T-0264 T-0186 HA-MRSA T-3470 T-2922 HA-MRSA vet-MRSA<br />

T-0300 HA-MRSA T-4748 HA-MRSA<br />

T-0211 HA-MRSA T-2974 HA-MRSA<br />

T-0304 HA-MRSA T-4922 HA-MRSA<br />

T-0223 HA-MRSA T-3041 HA-MRSA<br />

T-0316 HA-MRSA T-5732 HA-MRSA<br />

T-0359<br />

T-0242<br />

HA-MRSA<br />

HA-MRSA<br />

T-6298<br />

T-3275<br />

HA-MRSA<br />

HA-MRSA<br />

T-0437 HA-MRSA T-6320 HA-MRSA<br />

T-0439 HA-MRSA T-7254 HA-MRSA<br />

Tabel 2 regionale SPA-typen en indeling naar MRSA soort.<br />


NIEUWE PARVOVIRUS IGG EN IGM BEPALING<br />

FROUKJE BOSMA<br />

Parvovirusinfectie kan exantheem en soms gewrichtsklachten veroorzaken. Bij niet immune<br />

zwangeren bestaat een risico op intra-uteriene vruchtdood tijdens de eerste 20 weken van<br />

NIEUWE PARVOVIRUS IgG EN IgM BEPALING<br />

Froukje Bosma<br />

de zwangerschap. In het tweede trimester van de zwangerschap -wanneer het foetale<br />

bloedvolume sterk toeneemt- kan een intra-uteriene infectie met parvovirus zich<br />

manifesteren als hydrops foetalis. In milde gevallen kan hydrops foetalis spontaan herstellen,<br />

Parvovirusinfectie kan exantheem en soms gewrichtsklachten veroorzaken. Bij niet immune zwangeren bestaat een risico<br />

in ernstigere gevallen kan het leiden tot intra-uteriene vruchtdood. Diagnostiek berust<br />

op intra-uteriene vruchtdood tijdens de eerste 20 weken van de zwangerschap. In het tweede trimester van de zwanger-<br />

voornamelijk op bepaling van IgG en IgM in het bloed. Parvovirus PCR kan in bijzondere<br />

schap -wanneer het foetale bloedvolume sterk toeneemt- kan een intra-uteriene infectie met parvovirus zich manifesteren<br />

gevallen bijdragen aan de diagnose recente parvovirusinfectie en wordt in referentiecentra<br />

als hydrops foetalis. In milde gevallen kan hydrops foetalis spontaan herstellen, in ernstigere gevallen kan het leiden tot<br />

intra-uteriene vruchtdood. gebruikt Diagnostiek bij parvovirusdiagnostiek berust voornamelijk op bij bepaling zwangeren. van IgG en IgM in het bloed. Parvovirus PCR kan<br />

in bijzondere gevallen bijdragen aan de diagnose recente parvovirusinfectie en wordt in referentiecentra gebruikt bij parvovirusdiagnostiek<br />

bij zwangeren. Sinds april 2011 zijn we binnen LABMICTA overgegaan op een nieuwe ELISA voor de<br />

bepaling van parvovirus IgG en IgM. Met name de IgM-detectie is betrouwbaarder geworden;<br />

Sinds april 2011 zijn we binnen LABMICTA overgegaan op een nieuwe ELISA voor de bepaling van parvovirus IgG en IgM.<br />

met de nieuwe test komen naar verwachting minder fout-positieve IgM bevindingen voor en<br />

Met name de IgM-detectie is betrouwbaarder geworden; met de nieuwe test komen naar verwachting minder fout-positieve<br />

is de diagnose recente parvovirusinfectie daarom beter te stellen.<br />

IgM bevindingen voor en is de diagnose recente parvovirusinfectie daarom beter te stellen.<br />

473


MOEHEID DOOR “CHRONISCHE” OF TERUGKERENDE “ZIEKTE VAN PFEIFFER”:<br />

BESTAAT DAT?<br />

INTERNIST-INFECTIOLOOG MEDISCH SPECTRUM TWENTE: CHRIS H.H. TEN NAPEL EN GERT-JAN KOOTSTRA<br />

474<br />

Bij –meestal nog jonge- mensen kan soms langdurige moeheid voorkomen, waarbij naar goede medisch wetenschappelijke<br />

gewoonte wordt gezocht naar een “oorzaak”; dat geeft nl. kans op een behandeling -en/of uitzicht op de prognose- van<br />

moeheid. Als er geen onmiddellijke verklaring is, wordt er gezocht op internet op rijpe en groene sites over moeheid.<br />

Infectieziekten worden daarbij vaak genoemd als oorzaak van moeheid en de ziekte van Pfeiffer is bij sportlieden<br />

bijvoorbeeld vaak een excuus voor het uitblijven van prestaties. Soms wordt de oorzaak van langdurige terugkerende<br />

vermoeidheid daarom gelegd bij de ziekte van Pfeiffer, mononucleosis infectiosa. De betrokkene hoeft zelf geen acute<br />

ziekteverschijnselen van mononucleosis infectiosa te hebben vertoond, maar de uitslag van de bloedtest kan aanleiding zijn<br />

tot die veronderstelling. In het bloed zijn dan antistoffen tegen het Epstein-Barr virus (EBV), veroorzaker van mononucleosis<br />

infectiosa, aangetroffen.<br />

Vroeger was er een niet-specifieke Pfeiffer-test, gemakkelijk uitlegbaar, dat wel. De Paul-Bunell-reactie toonde ruwweg<br />

antistoffen tegen schape-ery’s aan en die was of negatief of positief, vaak bij Pfeiffer; simpel en eenvoudig, maar echt niet<br />

specifiek voor EBV-infectie alleen.<br />

De nieuwe EBV-antistoftesten zijn preciezer en geven in het patroon het verloop van de infectie weer. Behalve als de test<br />

negatief is, d.w.z. als er geen antistoffen tegen EBV aanwezig zijn, moet de uitslag nog wel van een verklaring worden<br />

voorzien door het laboratorium ten behoeve van de uitleg aan de patiënt. Wanneer het niet om een acute, zeg recente,<br />

infectie met EBV gaat dan luidt die uitleg in verreweg de meeste gevallen : …”wijzen op een in het verleden doorgemaakte<br />

infectie met EBV”… of woorden van die strekking.<br />

In de belevenis van een verwijzende dokter, en vervolgens ook van de patiënt met moeheid, kan 1 + 1=2 worden: moeheid<br />

komt door de ziekte van Pfeiffer, die niet over is of weer terug is gekomen. Maar klopt dat eigenlijk wel?<br />

De zogenaamde “ziekte van Pfeiffer”<br />

Pfeiffer beschreef een koortsend ziektebeeld met lymfekliervergrotingen en pharyngitis wat besmettelijk leek te zijn bij<br />

jonge volwassenen. Een dergelijk ziektebeeld met atypische lymfocyten in het bloeduitstrijkje werd mononucleosis<br />

infectiosa genoemd. Als oorzaak daarvan werd bij toeval in de 60-er jaren van de vorige eeuw door Henle & Henle een<br />

antistof-omslag tegen een tumorvirus gevonden. Dit virus was genoemd naar Epstein & Barr: het EB virus. EBV bleek uit<br />

serologisch onderzoek vervolgens wereldwijd als gewone infectie voor te komen: meer dan 90% van de bevolking in de<br />

meeste werelddelen heeft antistoffen tegen dit herpesgroepvirus als uiting van een doorgemaakte infectie. Later werd ook<br />

het verwante cytomegalievirus (CMV) als oorzaak van een mononucleosis-achtig ziektebeeld beschreven.<br />

Waarschijnlijk kan ook het veel later ontdekte Humaan Herpes virus type 6 (HHV6) bij kinderen een soortgelijk ziektebeeld<br />

veroorzaken.<br />

In de 70-er jaren van de vorige eeuw werd een epidemie van de ziekte van Pfeiffer beschreven in een inrichting voor<br />

verstandelijke gehandicapte kinderen in Wagenborgen (Gr.), waarvoor geen virale verwekker werd gevonden. Mogelijk was<br />

hier sprake van een HHV-6 of een nog niet gedefinieerd virus. Een “Pfeiffer-achtig ziektebeeld” kan ook worden geïmiteerd<br />

door infectie met de kattenparasiet Toxoplasmosis gondii, het adenovirus, HIV of nog andere virale ziekteverwekkers.<br />

Het lijkt een immunologisch ziektebeeld, een soort final common pathway, met lymfeklierzwelling, atypische lymfocyten of<br />

immunocyten en koorts als reactie op een meestal virale ziekteverwekker. Wat in de volksmond als ziekte van Pfeiffer wordt<br />

omschreven, kan in feite dus slaan op verschillende infectieziekten met verschillende ziekteverwekkers.


Moeheid door EB Virus-infecties en de erfenis van Kapsenberg<br />

Moeheid door virussen is in Nederland een soort standaard concept geworden o.a. door een artikel van de microbioloog<br />

Kapsenberg in het NTvG in het verleden.<br />

Virusinfecties, zoals mononucleosis infectiosa door primaire besmetting met het EBV, maar ook andere virusinfecties, gaan<br />

in de acute fase vaak gepaard met moeheidsgevoelens en malaise naast andere ziekteverschijnselen.<br />

- Bij een nieuwe ziekteverwekker moet het immuunapparaat van de gastmens snel opschakelen om daartegem in<br />

actie te komen. Tijdelijk is er een achterstand van de afweer: de virusvermeerdering gaat sneller dan de ontwikkeling<br />

van nieuwe afweerkracht (antistoffen en gespecialiseerde lymfocyten). De eerste ziekteverschijnselen kunnen door<br />

virusvermeerdering en celbeschadiging worden veroorzaakt, zoals de keelklachten bij een EBV-infectie door vermeerdering<br />

in het pharynxslijmvlies. Maar snel gaat het om symptomen door acties van het op gang komen van de immuunresponse.<br />

- Opstarten van de immunologische afweer kost energie in de vorm van lymfocytenvermeerdering en de productie<br />

van biologisch actieve stoffen zoals cytokines, die de celvermeerdering, de functiedifferentiatie en de opruim- en<br />

ontstekingsreacties sturen.<br />

- Ook het uiteindelijk afstoppen van die immuunresponse kost weer energie. Er komen o.a. suppressor-T-lymfocyten die<br />

immuunreacties afremmen, overbodig geworden lymfocyten gaan in apoptose en de antistofproductie door B-lymfocyten/<br />

plasmacellen wordt veranderd en afgestemd op de behoefte voor de toekomst.<br />

Moeheid is verder een fysiologisch nuttig gevoel: de gastmens gaat bij een infectieziekte met immunologische reacties<br />

rusten, onderneemt geen grote activiteiten (jagen, sporten, werken, inspannen) en het organisme is daardoor geheel<br />

gericht op het onderdrukken en elimineren van de infectie en het opbouwen van voldoende afweer voor nu en voor later:<br />

memory B- en T-cellen worden aangemaakt.<br />

EB Virus-infectie en beloop<br />

De primaire infectie met EBV komt behalve als korte niet-specifieke griepachtige ziekte bij peuters en kleuters voor en als<br />

“kissing disease” bij pubers en adolescenten. Hoe ouder iemand is, hoe sterker de ziekteverschijnselen, kennelijk.<br />

Een acute, primaire, aan de gang zijnde of zeer recente infectie wordt serologisch gekenmerkt door de aanwezigheid van<br />

IgM klasse anti-EBV-virus capside (EBV-VCA) antistoffen en het afwezig zijn van antistoffen tegen het EB nucleair antigeen<br />

(EBNA). De laatsten komen weken en soms maanden later en blijven lang, meestal levenslang aantoonbaar als teken van<br />

doorgemaakte historische infectie met EBV. IgM klasse antistoffen verdwijnen en IgG klasse antistoffen tegen EBV-VCA<br />

blijven levenslang aanwezig.<br />

- Als de EBV-infectie na ca 2-4 weken is overwonnen, hoort de malaise te verdwijnen. Ervaring leert dat bij sommigen dit wel<br />

wat langer kan duren. Daarbij kunnen af en toe ook ziekteverschijnselen gelijkend op die van de acute episode (subfebriele<br />

temperatuur, keelklachten, opzetten van lymfeklieren) weer tijdelijk terugkeren.<br />

- Voor een deel is dat te verklaren uit de fasen die de immuunreactie doormaakt: eerst de ongecontroleerde productie<br />

van EBV door geïnfecteerde cellen, zonder dat er voldoende afweer is. Daarna de effecten van de immunologische afweer<br />

reactie en vervolgens het opruimen van de geïnfecteerde cellen en haarden door een ontstekingsreactie. Vaak is dat te zien<br />

aan het aanwezig blijven van atypische lymfocyten in het diffje: dat zijn CD8+ve lymfocyten, die cytotoxisch zijn, dan wel<br />

suppressorfuncties hebben.<br />

- De ziekte kan ook “flakkeren”: virusproductie, nieuwe celinfecties en afweer met opruimen van infectiehaarden zijn nog<br />

niet in balans. Er is daarbij ook een verband met de kalenderleeftijd: hoe ouder men is, hoe langer het in het algemeen duurt<br />

voor een stabiele evenwichtssituatie tussen virusproductie en immunologische afweer wordt bereikt.<br />

- Uiteindelijk blijft het EB-virus in een “niche” aanwezig, in B-lymfocyten en in epitheelcellen van de keel, ingebouwd als EBV-<br />

DNA. Kan EBV-productie in speeksel nog wel eens bij gezonden worden aangetoond (de bron van nieuwe besmettingen<br />

en “kissing disease”), terugkeer van een algemene symptomatische EBV-ziekte is uiterst zeldzaam en komt eigenlijk<br />

alleen voor bij ernstige aangeboren immuundeficiëntie of bij door ziekte en/of behandeling ontstane immuundeficiëntie.<br />

Voorbeeld daarvan is een longontsteking door EBV bij een orgaantransplantatiepatiënt.<br />

- Infecties met EBV komen veel voor en bij de meeste (tot 90+%) van de volwassenen vind je antistoffen in het bloed met<br />

475


476<br />

het patroon van “een in het verleden doorgemaakte infectie”. In de serologie van het <strong>Laboratorium</strong> <strong>Microbiologie</strong> is dat:<br />

IgM antiEBV-/IgG antiVCA+/antiEBNA+/antiEA – of +. Dat wijst dus op immuniteit en niet op recente maar op een in het<br />

(verre) verleden doorgemaakte infectie.<br />

- Het optreden van een “persisterende” of “chronische” EBV-infectie is een uiterst zeldzame aandoening die Chronic<br />

Active EBV (CAEBV) wordt genoemd. Door een nog onbegrepen immuunstoornis blijft bij CAEBV een ziektebeeld lijkend<br />

op mononucleosis infectiosa aanhouden en ontstaan er orgaaninfiltraties met polyclonale B-lymfocyten die EBV in het<br />

DNA dragen. Dit ziektebeeld is te herkennen aan de kliniek en aan het EBV-specifieke, sterk van normaal afwijkende EBVantistofpatroon.<br />

Hierbij blijft een acuut antistofprofiel aanwezig als bij mononucleosis infectiosa door EBV, de antistoffen<br />

tegen EBNA blijven afwezig.<br />

- Bij het chronische vermoeidheidssyndroom (CVS, ook wel ME = myalgische encefalopathie genoemd) is geen verband<br />

met een bepaalde infectieziekte, ook niet met EBV, aangetoond. Wel is bij patiënten die voldoen aan de internationaal<br />

geaccepteerde case-definitie van CVS een specifieke aanpak nodig om het ontstane moeheidssyndroom te behandelen,<br />

met psychologische (neurocognitieve) dan wel een somatische adaptatie- en trainingsaanpak om de conditie te verbeteren.<br />

Rusten bij infectieziekte en gevolgen<br />

- Het ondergaan en genezen van een infectie is al met al een energie verslindend proces en de natuur zorgt ervoor dat het<br />

menselijk lichaam zijn energie daarop kan richten. Bepaalde cytokines en signaalstoffen zoals TNFalpha en interleukines<br />

zoals Il-2, veroorzaken moeheid en malaise gevoelens door receptoren in het limbische systeem van het centrale<br />

zenuwstelsel te beïnvloeden. Hierbij is ook neurohormonale regulatie en beïnvloeding van het bioritme in het geding.<br />

- Met andere woorden: moeheid tijdens ACUTE EBV-ziekte, zoals bij klierkoorts door mononucleosis infectiosa, is een<br />

gegeven. Moeheid naderhand is wisselend van duur en intensiteit en hoort ook geleidelijk in een aantal weken te verdwijnen<br />

bij een EBV-infectie. Als de “atypische lymfocyten” uit het diffje verdwenen zijn behoort ook de ziekte-geassocieerde<br />

moeheid weg te zijn, of in ieder geval veel minder te zijn geworden.<br />

- Er is dan ook geen reden om lang uit te rusten, integendeel : rusten is zelfs contra-productief op den duur. Inactiviteit<br />

in het algemeen veroorzaakt, naast spieratrofie en spierpijn, een negatieve input in het limbische systeem van het CZS.<br />

Dat netwerk vertaalt de signalen uit de “binnenwereld” van het lichaam in een waargenomen gevoel. Activiteit geeft een<br />

prettig gevoel o.a. door de centrale productie van prethormonen of endorfines. Bij onvoldoende activiteit gaat dit fenomeen<br />

ook terug met als gevolg een negatieve spiraal: te lang uitrusten veroorzaakt steeds toenemende moeheidswaarneming.<br />

Inspanning wordt niet meer zo snel beloond met endorfines en een tevreden gevoel. Rusten is eigenlijk een “onttraining”<br />

van het lichaam waarbij na geringe inspanning op den duur een afstraffend gevoel van vermoeidheid ontstaat door het “gereset”<br />

zijn van de waarneming via het limbische systeem.<br />

- Moeheid na een doorgemaakte virusinfectie waarbij te lang wordt “gerust” of te vaak wordt toegegeven aan gevoelens<br />

van malaise, kan zelfs geheel op dit fenomeen worden teruggevoerd. Het aanwijzen van “virusinfectie”, laat staan EBV, als<br />

mogelijke oorzaak van langdurige moeheid (> 3-6 maanden) is onjuist in de overgrote meerderheid van de gevallen en leidt<br />

niet tot verbetering. De onjuiste en suggestieve informatie hieromtrent op vele websites over chronische moeheid in relatie<br />

tot EBV-infectie is ook al niet bevorderlijk voor verbetering, integendeel.<br />

- Rusten moet dus beperkt worden in duur en intensiteit. Bovendien: rusten als behandeling geeft geen betere uitkomst van<br />

infectieuze ziekteprocessen zoals is aangetoond bij andere virusinfecties, zoals geelzucht bij acute virushepatitis door HBV.<br />

De leverfuncties worden daarbij niet sneller beter door uitrusten bijvoorbeeld.<br />

- Rusten bij moeheidsgevoelens kan daardoor op den duur contraproductief werken. Er ontstaat een negatieve spiraal van<br />

rusten, moeheid bij hervatten van enige activiteit, spierpijn door spieratrofie. Ook verstoring van het dag-nacht-bioritme<br />

door uitrusten en slapen op onfysiologische tijden kan daarbij contraproductief werken.<br />

Samenvattend<br />

Infecties met EBV komen veel voor en bij de meeste adolescenten en volwassenen vind je antistoffen in het bloed met het<br />

patroon van “een in het verleden doorgemaakte infectie”. In de serologie van het <strong>Laboratorium</strong> <strong>Microbiologie</strong> is dat: IgM<br />

antiEBV negatief/IgG antiVCA+ / antiEBNA+/ antiEA+ of - .


Voortduren en chronisch worden van een acute EBV-infectie is zeer uitzonderlijk en hoogst zeldzaam.<br />

Opnieuw acute EBV komt niet voor en “opnieuw de ziekte van Pfeiffer” berust meestal op een andere acute (virus) infectie<br />

als CMV, HIV of HHV-6, maar nooit op opnieuw een EBV-infectie.<br />

Moeheid kan bij acute EBV-infectie (mononucleosis infectiosa) ontstaan maar verdwijnt weer na die acute episode in<br />

enkele weken. Rusten is niet bevorderlijk voor herstel van infecties op zich, al kan tijdelijk aanpassen van de activiteit, i.e.<br />

gedoseerde rust in de acute fase, wel nodig zijn.<br />

Langdurige chronische vermoeidheid zoals in het C.V.-Syndroom wordt niet veroorzaakt door een eerder doorgemaakte<br />

EBV-infectie.<br />

Chronische vermoeidheid, evt. na een doorgemaakte (EBV) infectie, berust vaak op verkeerde opvattingen en dus verkeerde<br />

adviezen tot rusten en inactiviteit. Dat leidt tot endorfinedeprivatie, stoornissen van het bioritme en regulatiestoornissen<br />

op het niveau van het limbische systeem in het CZS, met als gevolg een negatieve spiraal van toenemende rustbehoefte<br />

en vermoeidheidsgevoelens.<br />

Het koppelen van de blijvende vermoeidheid aan een fout ziektebegrip, nl. EBV-infectie als oorzaak van langdurige<br />

vermoeidheid, is verder een hindernis voor het actief aanpakken van herstel en hervatten van normale activiteiten.<br />

KORTE KETEN HEPATITIS B<br />

Barbara Beuvink, Arts infectieziektebestrijding<br />

Nettie Schuurman, Sociaalverpleegkundige infectieziektebestijding<br />

Inleiding<br />

In Nederland zijn ca. 60.000 mensen chronisch met het hepatitis B-virus geïnfecteerd. Statistieken wijzen uit dat bij 25-<br />

40% van hen uiteindelijk levercirrose en/of primair leverkanker zal ontstaan.<br />

Sinds enkele jaren kan chronische virale hepatitis worden behandeld met middelen als recombinant (PEG)interferon alfa<br />

en nucleosiden of nucleotiden analogen (Lamuvidine, Entecavir en Adeforvir). Behandeling is er vooral op gericht om<br />

de hoeveelheid virus in het bloed omlaag te brengen. Dit leidt bij een groot deel van de patiënten tot een compleet of<br />

gedeeltelijk herstel van de leverhistologie, verbetering van de leverconditie en daarmee de prognose van de patiënt.<br />

Specialistische behandeling blijkt echter veel chronische HBV-patiënten niet te bereiken (Schalm, 2005). Ook is de ketenzorg<br />

voor de chronische hepatitis B-patiënt te lang, te verspreid en te versnipperd. Dit kwam ook uit een Rotterdams onderzoek<br />

naar voren waarin een richtlijn voor doorverwijzing van chronische HBV-patiënten werd geëvalueerd (Mostert et al., 2004).<br />

Om de zorg rondom chronische Hepatitis B te vereenvoudigen heeft het Nationaal Hepatitis Centrum een project gestart:<br />

“de korte keten”. Dit project, dat ondersteund wordt door de LCI (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding) en GGD<br />

Nederland, heeft als doel GGD-en te stimuleren de coördinatie van taken rondom de chronische HBV-patiënt op zich te<br />

nemen in samenspraak met huisarts en specialist. De werkwijze volgens het korte keten principe is in 2008 bij de GGD<br />

geïntroduceerd. Vanaf 2008 tot en met 2010 heeft GGD Regio Twente 176 Hepatitis B-meldingen ontvangen. In de meeste<br />

gevallen zijn de meldingen volgens het principe korte keten afgehandeld. Bij enkele patiënten werd op sociale gronden<br />

afgezien van afhandeling volgens het korte keten beleid in overleg met de betreffende huisarts.<br />

Wat houdt de korte keten hepatitis B in<br />

Het korte ketenbeleid hepatitis B houdt in: een eenduidige werkwijze waarop de zorg voor de chronische hepatitis<br />

B-patiënten in de Regio Twente georganiseerd en gecoördineerd wordt. De taken en verantwoordelijkheden van betrokken<br />

partijen zijn helder en op elkaar afgestemd. Het doel hiervan is:<br />

• Waarborgen van continuïteit van zorg.<br />

• Vereenvoudigen van de zorg rondom de chronische hepatitis B-patiënt.<br />

• Intensivering van samenwerking tussen huisartsen, MDL artsen en GGD in de regio.<br />

• Inzichtelijk maken van het gevolgde beleid rondom de zorg voor de hepatitis B-patiënt waardoor beter kan worden<br />

477


478<br />

geëvalueerd of het juiste zorgtraject is ingezet en doorlopen.<br />

Werkwijze:<br />

• Chronische HBV-patiënten worden n.a.v. de (verplichte) melding uitgenodigd door de GGD voor een gesprek in verband<br />

met bron-/contactonderzoek en voorlichting.<br />

• De GGD coördineert de voorlichting, begeleiding, doorverwijzing en vaccinatie van de chronische hepatitis B-patiënt.<br />

• De GGD (in overleg met huisarts en specialist) onderzoekt de contacten serologisch en verwijst patiënten vanuit de<br />

GGD direct door.<br />

• In sommige gevallen kan afgesproken worden dat de GGD ook vaccineert.<br />

• De GGD registreert op een eenduidige manier het traject dat de hepatitis B-patiënt doorloopt.<br />

Inclusiecriteria bij doorverwijzing:<br />

Een chronische HBV-patiënt die voldoet aan een of meer van de onderstaande criteria:<br />

• positieve HBeAg<br />

• verhoogd ALAT<br />

• HBeAg negatief en normale transaminasen met teken van chronisch leverlijden<br />

• co-infecties (bv. Hepatitis B en Hepatitis C en/of HIV)<br />

• Afrikanen ouder dan 20<br />

• Aziatische mannen ouder dan 40 jaar, Aziatische vrouwen ouder dan 50 jaar<br />

NB. Deze criteria zijn bepaald samen met een van de MDL-artsen uit de Regio Twente.<br />

Werken volgens korte keten<br />

Deze werkwijze biedt optimale zorg voor chronische hepatitis B-patiënten en hun contacten.<br />

De meerwaarde voor de cliënt is, dat deze optimale begeleiding, zorg en behandeling ontvangt.<br />

De meerwaarde voor de huisarts is dat er een eenduidig beleid gevoerd wordt met betrekking tot chronische hepatitis<br />

B-patiënten. De continuïteit van zorg wordt op deze manier gewaarborgd. De huisarts hoeft minder handelingen te<br />

verrichten.<br />

De meerwaarde voor de GGD is vooral tijdswinst, door o.a. minder telefoongesprekken met betrekking tot het aanvragen<br />

van bloedonderzoek en het achterhalen van uitslagen. Ook wordt zo een beter overzicht verkregen van hepatitis B-patiënten<br />

en uitgevoerde acties.<br />

N.B.: Acute en chronische hepatitis B zijn meldingspichtig. Huisartsen en specialisten kunnen meldingspichtige ziekten<br />

melden bij het meldpunt infectieziekten van de GGD Regio Twente tel. 053 4876840. Voor vragen kunt u ook dit nummer<br />

bellen.


HEPATITIS C-INFECTIE BIJ MANNEN DIE SEKS HEBBEN MET<br />

MANNEN (MSM): EEN SOA!<br />

Karlijn Kampman, arts infectieziektebestrijding in opleiding<br />

Hepatitis C algemeen<br />

Het geïnfecteerd raken met Hepatitis C-virus (HCV) geschiedt door bloed-bloed contact. Veel voorkomende transmissieroutes<br />

zijn injecterend druggebruik met HCV besmette naalden of het in contact komen met HCV besmet bloed door<br />

bloedtransfusie of transplantatie. Meestal verloopt een acute infectie subklinisch. Bij veel HCV besmette personen blijft de<br />

bron echter onbekend. 60-85% blijft drager na besmetting met HCV. Het is nog steeds belangrijk om nieuwe HCV-patiënten<br />

door te verwijzen naar de internist voor eventuele behandeling. Bij 80% van de gevallen met een bepaald genotype van HCV<br />

is behandeling namelijk effectief!<br />

Hepatitis C als SOA (nieuw!)<br />

De laatste jaren blijkt HCV zich in toenemende mate te verspreiden als SOA onder HIV-positieve mannen die seks hebben<br />

met mannen (MSM). Tussen heteroseksuele partners vindt overdracht van HCV zelden plaats, zelfs in aanwezigheid van<br />

HIV. Hoe de overdracht van HCV bij HIV-positieve MSM plaatsvindt, is nog grotendeels onduidelijk. Er is wel een aantal<br />

risicofactoren aantoonbaar die geassocieerd worden met transmissie van HCV; ruwe seksuele technieken (bijvoorbeeld fisting,<br />

gebruik van toys en groepsseks), co-infecties met ulceratieve SOA (syfilis, herpes), seks onder invloed van partydrugs<br />

(vooral GHB), onbeschermde anale seks, gebruik van anale douches en mogelijk ook de aanwezigheid van aambeien. Samenvattend<br />

is als gevolg van het aanwezig zijn van (één van) deze risicofactoren het anale slijmvlies beschadigd, waardoor<br />

er een goede porte d’entree ontstaat voor HCV (en andere SOA!).<br />

De exacte rol van HIV is ook nog onduidelijk. HIV zorgt voor een hogere HCV-load in bloed en sperma. Het is ook denkbaar<br />

dat HIV-positieve MSM’ers vatbaarder zijn voor HCV als gevolg van verlaagde immuniteit. In hoeverre de transmissiekans<br />

wordt beïnvloed door adequate HIV-behandeling is onduidelijk. Onder HIV-positieve MSM’ers wordt dikwijls dezelfde<br />

stam gevonden, die verschilt van stammen die circuleren onder andere risicogroepen (bijvoorbeeld de injecterende druggebruikers).<br />

Wellicht draagt serosorting (als HIV-positieve MSM alleen seks hebben met HIV-positieven) bij aan het feit dat<br />

eenzelfde stam HCV blijft circuleren onder HIV-positieve MSM’ers1 .<br />

Meldingsplicht Hepatitis C<br />

De meldingsplicht van HCV is ingewikkeld. HCV is alleen meldingsplichtig bij de GGD, indien het een acute vorm van HCV<br />

betreft. Iedere nieuwe diagnose van HCV dient gemeld te worden, indien het vermoeden bestaat op recente (dat wil zeggen<br />

in het afgelopen jaar opgelopen) besmetting. Een dergelijke recente besmetting kunt u op drie manieren mogelijk afleiden:<br />

1. in het afgelopen jaar verschijnen van seroconversie naar HCV<br />

2. vertonen van ziekteverschijnselen passend bij HCV<br />

3. een zeer waarschijnlijk moment van mogelijke besmetting met HCV<br />

Op de GGD-SOA-poli wordt er op indicatie ook getest op HCV. Wij vragen dan ‘anti-HCV’ aan, wat bij een positieve uitslag<br />

een maat kan zijn voor een doorgemaakte HCV of een actieve HCV. Zodra er dan een PCR-HCV van belang is voor het<br />

vaststellen van een actieve HCV, dan doen wij dit vaak op kosten van de verzekering van de patiënt (patiënt is dan echter<br />

niet meer anoniem) en op aanvraag van de huisarts. Dit uiteraard in overleg.<br />

In 2010 hebben wij twee meldingen ontvangen van acute hepatitis C. Een van deze twee meldingen wordt in het volgende<br />

besproken.<br />

479


480<br />

Casus<br />

Via het <strong>Laboratorium</strong> <strong>Microbiologie</strong> Twente Achterhoek krijgt de GGD Regio Twente melding van een HCV-infectie bij een<br />

39-jarige man. Op het laboratoriumformulier zijn de uitslagen van 2007 en 2008 vermeld, waaruit blijkt dat patiënt op<br />

die momenten HCV-negatief was. Dit is een mooi voorbeeld van een mogelijke seroconversie naar HCV opgedaan in het<br />

afgelopen jaar! De GGD neemt contact op met de aanvrager, de HIV-behandelaar. Met toestemming van de behandelaar<br />

wordt vervolgens contact opgenomen met de patiënt. Hij vertelt een onbeschermd anaal contact te hebben gehad in 2009<br />

met een man die mogelijk HCV-positief zou kunnen zijn. Mogelijk is dit het moment van besmetting met HCV, punt drie<br />

van de meldingsplicht. Klachten passend bij HCV zijn moeilijk te ontwarren met de klachten die ook als gevolg van HIVpositiviteit<br />

kunnen ontstaan. Een harde aanwijzing voor punt twee van de meldingsplicht is er dus niet. Het is echter wel<br />

duidelijk dat het hier gaat om een recente of acute HCV-infectie die meldingsplichtig is. De patiënt wordt uitgenodigd op<br />

de GGD voor voorlichting, maar hij vertelt in goede handen te zijn bij de HIV-behandelaren. De casus wordt gemeld bij het<br />

RIVM en afgesloten.<br />

Samenvattend<br />

HCV is overdraagbaar door bloed-bloed contact. Er wordt echter een toename gezien van het aantal gevallen HCV-besmetting<br />

onder HIV-positieve MSM’ers. Dit maakt dat men tegenwoordig HCV ook benadert als SOA bij deze specifieke<br />

risicogroep. Denkt u bij een patiënt met een dergelijke seksuele oriëntatie en positieve HIV-status dus ook aan het testen<br />

op Hepatitis C! Dit kan uit hetzelfde buisje serum, alwaar u ook de Syfilis mee test. Als de patiënt HCV-positief blijkt te zijn,<br />

loont het om hem door te sturen naar de internist voor eventuele behandeling.<br />

1 Urbanus, T., van de Laar, T.J., Stolte, I.G., et al. Hepatitis C virus infections among HIV-infected men who have sex with men: an expending epidemic. 2009 Wolters Kluver Health.<br />

PEPTALK; “LET’S TALK ABOUT PEP”<br />

Margo van der Burg, verpleegkundig consulent HIV<br />

Karlijn Kampman, arts infectieziektenbestrijding I.O.<br />

Graag maken wij u erop attent dat er de mogelijkheid van Post-Expositieprofylaxe is na een Seksaccident.<br />

Wat is een seksaccident?<br />

Een eenmalig onbedoeld onveilig seksueel contact wordt ook wel een seksaccident genoemd. Het betreft oraal, anaal en<br />

vaginaal seksueel verkeer bij zowel mannen als vrouwen. Een seksaccident kan een verkrachting of seksueel geweld omvatten,<br />

maar kan ook een onveilig seksueel contact zijn met een HIV-positief of Hepatitis B-positief persoon.<br />

Bij een seksaccident is er altijd sprake van een eenmalige gebeurtenis (jarenlang seksueel misbruik is bijvoorbeeld geen<br />

seksaccident). Daarnaast is de gebeurtenis ook recent, dat wil zeggen dat het seksaccident zich voordeed in de zeven dagen<br />

vóór de melding.<br />

Post-Expositieprofylaxe (PEP)<br />

Na een seksaccident is het van belang een snelle inschatting te maken van het risico op Hepatitis B en HIV. Hiertegen kunnen<br />

namelijk postexpositiemaatregelen genomen worden. Indien het seksaccident korter dan 72 uur geleden is en de kans<br />

op HIV-transmissie is groot, dan kan er een kuur anti-HIV medicatie voorgeschreven worden door de internist. Bij een grote<br />

kans op Hepatitis B-transmissie kunnen er immunoglobulinen gegeven worden en kan er gestart worden met vaccinatie<br />

tegen Hepatitis B (0,1 en 6 maand).<br />

Overige maatregelen<br />

In het geval van seksueel geweld kunt u bespreken of er aangifte gedaan kan worden. Medische zaken die u kunt regelen<br />

zijn de morning-after pil (ook verkrijgbaar bij de drogist) en een SOA-test op Chlamydia en Gonorroe (twee weken na het<br />

seksaccident te testen) en Syfilis en eventueel Hepatitis C (drie maanden na het seksaccident te testen).


Wat kunt u doen?<br />

U kunt tijdens en na kantoortijden overleggen over de indicatie van PEP en de overige maatregelen met de dienstdoende<br />

arts-microbioloog van het <strong>Laboratorium</strong> <strong>Microbiologie</strong> Twente Achterhoek: 0538526300.<br />

Wat doet de HIV-consulent?<br />

De verpleegkundig HIV-consulenten zijn nauw betrokken bij patiënten die moeten starten met PEP. Tot behandeling met<br />

PEP kan ook worden besloten na een prik-, bijt-, of snij-accident en na onveilig seksueel contact, met risico op overdracht<br />

van HIV. De verpleegkundig HIV-consulenten zijn dan verantwoordelijk voor de begeleiding tijdens de 4 weken durende<br />

“kuur” met HAART (Highly Active Anti-Retroviral Therapy).<br />

In de praktijk komt het erop neer dat patiënten na start met de medicatie in eerste instantie gerustgesteld worden; de angst<br />

om een HIV-besmetting op te lopen is vaak enorm, terwijl het risico erg klein is. Als men start met PEP is het risico op HIVbesmetting<br />

nog weer vele malen kleiner. Het is in Nederland voor zover ons bekend nog nooit beschreven dat patiënten<br />

na starten met PEP besmet zijn geraakt met het HIV-virus, en toch is de angst om hiermee besmet te raken groter dan de<br />

angst op overdracht van HEP B en of C.<br />

In de 4 weken dat patiënten de medicatie gebruiken, zijn de HIV-consulenten het eerste aanspreekpunt bij vragen en/<br />

of klachten. Twee weken na start van de medicatie moeten patiënten naar het laboratorium (hematologie en biochemie).<br />

Na 4 weken komt de patiënt voor een controle-afspraak en labcontrole (hematologie en biochemie) bij de internist/infectioloog,<br />

waarna een controle-afspraak gemaakt wordt om na 12 weken HIV-serologie en evt. HCV en/of Hep B te testen.<br />

Bij een eventueel hoog risico-accident kan worden overwogen de HIV-serologie na 24 weken nog eens te herhalen (dit in<br />

verband met het risico op het niet aanwezig zijn van anti-stoffen na 12 weken).<br />

Sinds 1990 is Medisch Spectrum Twente erkend als regionaal centrum HIV/AIDS door het Ministerie van Volksgezondheid,<br />

Welzijn en Sport. Landelijk zijn er 23 van deze centra met als taken<br />

• patiëntenzorg<br />

• educatie<br />

• onderzoek op gebied van HIV-infectie<br />

Centrum HIV/AIDS<br />

In de regio Twente/Oost Achterhoek vervult het centrum HIV/AIDS een belangrijke rol in de begeleiding en behandeling<br />

van HIV-geïnfecteerde patiënten. Medische, paramedische en verpleegkundige hulpverleners kunnen hier terecht met vragen.<br />

Daarnaast wordt op verzoek en volgens de regels van de privacywet informatie verstrekt aan de mantelzorg van HIVpatiënten<br />

en hulp verleend bij HIV-besmettingsaccidenten.<br />

Op verzoek worden klinische lessen en andere bijeenkomsten verzorgd om de kennis van de diverse disciplines, die met<br />

HIV te maken hebben, te vergroten. Bij verwijzing van een patiënt (met een positieve HIV-besmetting) door de huisarts,<br />

GGD of specialist zorgt het centrum ervoor dat de patiënt zo spoedig mogelijk na het vernemen van de uitslag wordt<br />

gezien. Er is geen wachtlijst.<br />

Verder is het centrum het eerste aanspreekpunt voor patiënten, specialisten en huisartsen. Deze functie van het centrum<br />

zorgt ervoor dat de lijnen met de diverse disciplines kort zijn. Bij eventuele complicaties wordt vanuit het centrum een<br />

spoedconsult bij de specialist geregeld of wordt de patiënt doorgestuurd naar de huisarts. Het centrum is mede verantwoordelijk<br />

voor het netwerk van zorg om de patiënt heen en heeft een signalerende taak in de zorgbehoefte, onder meer<br />

om de therapietrouw te bevorderen.<br />

481


MICROBIOLOGICA ONLINE!<br />

INHOUD van het EN <strong>Laboratorium</strong> VORM ZIJN <strong>Microbiologie</strong> VERNIEUWD Twente - ZIE Achterhoek) WWW.LABMICTA.NL<br />

is online!<br />

Frank Heilmann<br />

482<br />

INHOUD EN VORM ZIJN VERNIEUWD - ZIE WWW.LABMICTA.NL<br />

FRANK HEILMANN<br />

Op 14 april was het dan zover: het vernieuwde Microbiologica (het Antibiotica Formularium<br />

Zowel de inhoud als de vorm zijn aangepast. Deze gebruiksvriendelijkere versie wordt<br />

bijgehouden Op 14 april was op het actualiteit dan zover: het en vernieuwde kunt u vinden Microbiologica op onze (het site Antibiotica in het blok Formularium ‘informatie van het aanvragers’.<br />

<strong>Laboratorium</strong> <strong>Microbiologie</strong><br />

Twente Achterhoek) is online!<br />

De oude versie van Microbiologica kunt u nog raadplegen totdat ook de laatste hoofdstukken<br />

zijn aangepast.<br />

Zowel de inhoud als de vorm zijn aangepast. Deze gebruiksvriendelijkere versie wordt bijgehouden op actualiteit en kunt<br />

u vinden op onze site in het blok ‘informatie aanvragers’. De oude versie van Microbiologica kunt u nog raadplegen totdat<br />

Onderstaand ook de laatste hoofdstukken ziet u een printscreen zijn aangepast. van het voorwoord. Behalve dat veel info te vinden is in<br />

Microbiologica zelf, kunt u uiteraard altijd contact opnemen met de artsen-microbioloog of<br />

Onderstaand ziet u een printscreen van het voorwoord. Behalve dat veel info te vinden is in Microbiologica zelf, kunt u<br />

een mail sturen naar info@labmicta.nl.<br />

uiteraard altijd contact opnemen met de artsen-microbioloog of een mail sturen naar info@labmicta.nl.


EDWARD PREGER, TONNY SMITS<br />

In eerdere uitgaven van ons MicroLabBlad is al eens aandacht geschonken aan het traject<br />

om de kwaliteit van de ingezonden patiëntenmaterialen en aanvragen te verbeteren.<br />

Inmiddels is een aantal verbeteracties ingezet, maar dit heeft nog niet overal tot verbetering<br />

geleid.<br />

VERBETERING VAN DE KWALITEIT VAN INGEZONDEN AANVRAGEN EN PATIËNTEN-<br />

MATERIALEN – 3E EVALUATIE<br />

In deze 3<br />

Edward Preger, Tonny Smits<br />

e evaluatie, periode 2010, is bijgehouden welke afwijkingen en problemen zijn<br />

gevonden met betrekking tot de inzending en acceptatie van aangeboden<br />

patiëntenmaterialen en aanvragen. Hierbij zijn, naast de grotendeels administratieve<br />

In eerdere afwijkingen, uitgaven van ook ons de MicroLabBlad afwijkingen is meegenomen al eens aandacht die geschonken van invloed aan kunnen het traject zijn om op de het kwaliteit onderzoek van de ingezonden<br />

patiëntenmaterialen zelf. Voor deze en aanvragen laatstgenoemde te verbeteren. afwijkingen zal 2010 als nulmeting gelden.<br />

Inmiddels is een aantal verbeteracties ingezet, maar dit heeft nog niet overal tot verbetering geleid.<br />

In 2010 zijn in totaal 177.779 aanvragen bij ons binnengekomen. Hiervan waren er 24371<br />

In deze 3e niet evaluatie, in orde (9017 periode administratieve 2010, is bijgehouden en 15354 welke overige afwijkingen afwijkingen), en problemen d.i. 14% zijn (administratief gevonden met 5%, betrekking tot<br />

de inzending overige en 9%) acceptatie van het van totaal. aangeboden Ten opzichte patiëntenmaterialen van de laatste meting en aanvragen. (4,9%), waarbij Hierbij zijn, alleen naast de de grotendeels<br />

administratieve administratieve afwijkingen, afwijkingen ook de afwijkingen zijn meegenomen, meegenomen is die het van aantal invloed afwijkingen kunnen zijn nu op licht het gestegen. onderzoek zelf. Voor deze<br />

laatstgenoemde Opvallend afwijkingen zijn de wisselende zal 2010 als nulmeting resultaten: gelden. een sterke stijging bij het MST (van gemiddeld<br />

5,89% naar 10,63%), een lichte stijging bij SKB Winterswijk van (3,22% naar 3,38%), en een<br />

In 2010 zijn in totaal 177.779 aanvragen bij ons binnengekomen. Hiervan waren er 24371 niet in orde (9017 administratieve<br />

daling bij de huisartsen (van 5,35% naar 3,62%), ZGT Almelo (van 5,22% naar 3,6%) en<br />

en 15354 overige afwijkingen), d.i. 14% (administratief 5%, overige 9%) van het totaal. Ten opzichte van de laatste meting<br />

Hengelo (van 4,85% naar 4,7%).<br />

(4,9%), waarbij alleen de administratieve afwijkingen zijn meegenomen, is het aantal afwijkingen nu licht gestegen.<br />

Bij incomplete of incorrecte aanvragen, moeten we telefonisch navraag doen. Dit wordt door<br />

Opvallend zijn de wisselende resultaten: een sterke stijging bij het MST (van gemiddeld 5,89% naar 10,63%), een lichte<br />

zowel u als door ons als tijdsrovend en lastig ervaren.<br />

stijging bij SKB Winterswijk van (3,22% naar 3,38%), en een daling bij de huisartsen (van 5,35% naar 3,62%), ZGT Almelo<br />

(van 5,22% naar 3,6%) en Hengelo (van 4,85% naar 4,7%).<br />

De meest opvallende zaken hebben we hieronder op hoofdlijnen uiteengezet, waarbij we<br />

Bij incomplete of incorrecte aanvragen, moeten we telefonisch navraag doen. Dit wordt door zowel u als door ons als<br />

vooral de volgende punten willen vermelden:<br />

tijdrovend en lastig ervaren.<br />

• Het ontbreken van soort c.q. herkomst materiaal is gedaald, maar nog aan de hoge<br />

De meest opvallende<br />

kant.<br />

zaken hebben we hieronder op hoofdlijnen uiteengezet, waarbij we vooral de volgende punten willen<br />

vermelden: • De schijnbare daling van het ontbreken van gevraagde onderzoeken kan deels<br />

• Het ontbreken worden van soort verklaard c.q. herkomst doordat materiaal voor feces is gedaald, en urine maar standaard nog aan een de hoge algemene kant. kweek wordt<br />

• De schijnbare ingezet. daling van het ontbreken van gevraagde onderzoeken kan deels worden verklaard doordat voor feces en<br />

urine standaard • Het een ontbreken algemene van kweek de inzender wordt ingezet. op het aanvraagformulier is aanzienlijk gestegen. Ook<br />

• Het ontbreken het van aanvragen de inzender door op arts-/coassistenten het aanvraagformulier op eigen is aanzienlijk naam nam gestegen. toe. Ook het aanvragen door arts-/<br />

coassistenten • Verder op eigen was naam ook nam de aanzienlijke toe. stijging van ontbrekende patiëntgegevens op het<br />

• Verder was ook patiëntenmateriaal de aanzienlijke stijging opvallend. van ontbrekende patiëntgegevens op het patiëntenmateriaal opvallend.<br />

onvolledige aanvragen per standaardcode (totaal)<br />

Omschrijving<br />

Totaal<br />

2010<br />

2e halfjr<br />

2008<br />

1 e halfjr<br />

2009<br />

daling of<br />

stijging<br />

ontbreken van soort c.q. herkomst materiaal 1466 1647 -12,35%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken, algemeen kweek ingezet 1082 1059 2,13%<br />

geen inzender op het formulier vermeld<br />

geen patiëntgegevens op het patiëntenmateriaal, verificatie niet<br />

2510 1435 42,83%<br />

mogelijk 1604 892 44,39%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken<br />

de aanvrager was een arts-/co-assistent, derhalve op groepsnaam<br />

298 924 -210,07%<br />

specialisme gezet 1252 970 22,52%<br />

onvolledig ingevulde patiëntgegevens 369 935 -153,39%<br />

Hieronder worden deze getallen uitgesplitst tussen 1 e en 2 e lijn en binnen de 2 e lijn<br />

weergegeven per ziekenhuis.<br />

Huisartsen<br />

483


484<br />

de aanvrager was een arts-/co-assistent, derhalve op groepsnaam<br />

specialisme gezet 1252 970 22,52%<br />

onvolledig ingevulde patiëntgegevens 369 935 -153,39%<br />

Hieronder worden deze getallen uitgesplitst tussen 1<br />

Hieronder worden deze getallen uitgesplitst tussen 1e en 2e lijn en binnen de 2e lijn weergegeven per ziekenhuis.<br />

e en 2 e lijn en binnen de 2 e Hieronder worden deze getallen uitgesplitst tussen 1 lijn<br />

weergegeven per ziekenhuis.<br />

e en 2 e lijn en binnen de 2 e lijn<br />

weergegeven per ziekenhuis.<br />

Huisartsen<br />

Huisartsen<br />

2<br />

2e halfjaar 2008 / 1e halfjaar 2009 totaal ingezonden 54042, onvolledige aanvragen 2551 (=4,72%).<br />

2010 totaal ingezonden 55030, onvolledige aanvragen 1991 (= 3,62%), waarvan:<br />

e halfjaar 2008 / 1 e Huisartsen<br />

2 halfjaar 2009 totaal ingezonden 54042, onvolledige aanvragen 2551<br />

(=4,72%).<br />

2010 totaal ingezonden 55030, onvolledige aanvragen 1991 (= 3,62%), waarvan:<br />

e halfjaar 2008 / 1 e halfjaar 2009 totaal ingezonden 54042, onvolledige aanvragen 2551<br />

(=4,72%).<br />

2010 totaal ingezonden 55030, onvolledige aanvragen 1991 (= 3,62%), waarvan:<br />

onvolledige aanvragen per herkomst (huisartsen)<br />

omschrijving<br />

Totaal<br />

2010<br />

2e halfjr 2008<br />

1 e 2e halfjr 2008 daling of<br />

1 halfjr 2009 stijging<br />

e daling of<br />

halfjr 2009 stijging<br />

onvolledig ingevulde patiëntgegevens 252 583 -131,35%<br />

ontbreken van soort c.q. herkomst materiaal 668 636 4,79%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken, algemeen kweek ingezet 328 400 -21,95%<br />

geen patiëntgegevens op het patiëntenmateriaal, verificatie niet mogelijk 539 325 39,70%<br />

geen inzender op het formulier vermeld 225 264 -17,33%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken 76 185 -143,42%<br />

MST Haaksbergerstr/ Ariensplein/Oldenzaal/Losser<br />

2e halfjaar MST 2008 Haaksbergerstr/ / 1e halfjaar 2009 Ariensplein/Oldenzaal/Losser<br />

totaal ingezonden 53802 , onvolledige aanvragen 3167 (=5,89%).<br />

2010 totaal 2 ingezonden 53390, onvolledige aanvragen 5673 (= 10,63%), waarvan:<br />

e halfjaar 2008 / 1 e halfjaar 2009 totaal ingezonden 53802 , onvolledige aanvragen 3167<br />

(=5,89%).<br />

2010 totaal ingezonden 53390, onvolledige aanvragen 5673 (= 10,63%), waarvan:<br />

onvolledige aanvragen per herkomst (MST)<br />

2e halfjr<br />

2008<br />

Totaal 1<br />

omschrijving<br />

2010<br />

e MST Haaksbergerstr/ Ariensplein/Oldenzaal/Losser<br />

2<br />

halfjr daling of<br />

2009 stijging<br />

e halfjaar 2008 / 1 e halfjaar 2009 totaal ingezonden 53802 , onvolledige aanvragen 3167<br />

(=5,89%).<br />

2010 totaal ingezonden 53390, onvolledige aanvragen 5673 (= 10,63%), waarvan:<br />

onvolledige aanvragen per herkomst (MST)<br />

2e halfjr<br />

2008<br />

Totaal 1<br />

omschrijving<br />

2010<br />

e halfjr daling of<br />

2009 stijging<br />

geen inzender op het formulier vermeld 3145 412 86,90%<br />

ontbreken van soort c.q. herkomst materiaal<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken, algemeen kweek ingezet<br />

343 313<br />

244<br />

129<br />

28,86%<br />

58,79%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken<br />

geen patiëntgegevens op het patiëntenmateriaal, verificatie niet<br />

120 114 5,0%<br />

mogelijk<br />

de aanvrager was een arts-/co-assistent, derhalve op groepsnaam<br />

504 148 70,63%<br />

specialisme gezet 1075 420 60,93%<br />

onvolledig ingevulde patiëntgegevens 39 68 -74,36%<br />

SKB Winterswijk<br />

2 e halfjaar 2008 / 1 e halfjaar 2009 totaal ingezonden 11171 , onvolledige aanvragen 360<br />

(=3,22%).<br />

2010 totaal ingezonden 10381, onvolledige aanvragen 351 (= 3,38%), waarvan:<br />

onvolledige aanvragen per herkomst (SKB Winterswijk)<br />

omschrijving<br />

Totaal<br />

2010<br />

2e halfjr<br />

2008<br />

1 e halfjr<br />

2009<br />

daling of<br />

stijging<br />

ontbreken van soort c.q. herkomst materiaal 72 110 -52,78%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken, algemeen kweek ingezet<br />

geen patiëntgegevens op het patiëntenmateriaal, verificatie niet<br />

66 68 -3,03%<br />

mogelijk 94 52 44,68%<br />

geen inzender op het formulier vermeld 55 39 29,09%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken<br />

de aanvrager was een arts-/co-assistent, derhalve op groepsnaam<br />

9 40 -344,44%<br />

specialisme gezet 30 26 13,33%<br />

onvolledig ingevulde patiëntgegevens 19 12 36,84%


specialisme<br />

de aanvrager<br />

gezet<br />

was een arts-/co-assistent, derhalve op groepsnaam<br />

1075 420 60,93%<br />

specialisme gezet 1075 420 60,93%<br />

onvolledig ingevulde patiëntgegevens 39 68 -74,36%<br />

onvolledig ingevulde patiëntgegevens 39 68 -74,36%<br />

SKB Winterswijk<br />

SKB Winterswijk 2<br />

2e halfjaar 2008 / 1e halfjaar 2009 totaal ingezonden 11171 , onvolledige aanvragen 360 (=3,22%).<br />

2010 totaal ingezonden 10381, onvolledige aanvragen 351 (= 3,38%), waarvan:<br />

e halfjaar 2008 / 1 e halfjaar 2009 totaal ingezonden 11171 , onvolledige aanvragen 360<br />

(=3,22%).<br />

2010 totaal ingezonden 10381, onvolledige aanvragen 351 (= 3,38%), waarvan:<br />

onvolledige aanvragen per herkomst (SKB Winterswijk)<br />

omschrijving<br />

2e halfjr<br />

2008<br />

Totaal 1<br />

2010<br />

e SKB Winterswijk<br />

2<br />

halfjr<br />

2009<br />

daling of<br />

stijging<br />

e halfjaar 2008 / 1 e halfjaar 2009 totaal ingezonden 11171 , onvolledige aanvragen 360<br />

(=3,22%).<br />

2010 totaal ingezonden 10381, onvolledige aanvragen 351 (= 3,38%), waarvan:<br />

onvolledige aanvragen per herkomst (SKB Winterswijk)<br />

omschrijving<br />

2e halfjr<br />

2008<br />

Totaal 1<br />

2010<br />

e halfjr<br />

2009<br />

daling of<br />

stijging<br />

ontbreken van soort c.q. herkomst materiaal 72 110 -52,78%<br />

ontbreken van soort c.q. herkomst materiaal 72 110 -52,78%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken, algemeen kweek ingezet 66 68 -3,03%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken, algemeen kweek ingezet 66 68 -3,03%<br />

geen patiëntgegevens op het patiëntenmateriaal, verificatie niet<br />

mogelijk<br />

geen patiëntgegevens op het patiëntenmateriaal, verificatie niet<br />

94 52 44,68%<br />

mogelijk 94 52 44,68%<br />

geen inzender op het formulier vermeld 55 39 29,09%<br />

geen inzender op het formulier vermeld 55 39 29,09%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken 9 40 -344,44%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken 9 40 -344,44%<br />

de aanvrager was een arts-/co-assistent, derhalve op groepsnaam<br />

de aanvrager was een arts-/co-assistent, derhalve op groepsnaam<br />

specialisme gezet 30 26 13,33%<br />

specialisme gezet 30 26 13,33%<br />

onvolledig ingevulde patiëntgegevens 19 12 36,84%<br />

onvolledig ingevulde patiëntgegevens 19 12 36,84%<br />

ZGT locatie Hengelo<br />

ZGT locatie Hengelo<br />

2<br />

2e halfjaar 2008 / 1e halfjaar 2009 totaal ingezonden 17364 , onvolledige aanvragen 843 (=4,85%).<br />

2010 totaal ingezonden 16227, onvolledige aanvragen 762 (= 4,70%), waarvan:<br />

e halfjaar 2008 / 1 e halfjaar 2009 totaal ingezonden 17364 , onvolledige aanvragen 843<br />

(=4,85%).<br />

2010 totaal ingezonden 16227, onvolledige aanvragen 762 (= 4,70%), waarvan:<br />

onvolledige aanvragen per herkomst (ZGT locatie Hengelo)<br />

omschrijving<br />

2e<br />

halfjr2008<br />

Totaal 1<br />

2010<br />

e ZGT locatie Hengelo<br />

2<br />

halfjr<br />

2009<br />

daling of<br />

stijging<br />

e halfjaar 2008 / 1 e halfjaar 2009 totaal ingezonden 17364 , onvolledige aanvragen 843<br />

(=4,85%).<br />

2010 totaal ingezonden 16227, onvolledige aanvragen 762 (= 4,70%), waarvan:<br />

onvolledige aanvragen per herkomst (ZGT locatie Hengelo)<br />

omschrijving<br />

2e<br />

halfjr2008<br />

Totaal 1<br />

2010<br />

e halfjr<br />

2009<br />

daling of<br />

stijging<br />

ontbreken van soort c.q. herkomst materiaal 137 246 -79,56%<br />

ontbreken van soort c.q. herkomst materiaal 137 246 -79,56%<br />

geen patiëntgegevens op het patiëntenmateriaal, verificatie niet<br />

geen patiëntgegevens op het patiëntenmateriaal, verificatie niet<br />

mogelijk 293 138 52,90%<br />

mogelijk 293 138 52,90%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken, algemeen kweek ingezet 138 116 15,94%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken, algemeen kweek ingezet 138 116 15,94%<br />

geen inzender op het formulier vermeld 61 99 -62,30%<br />

geen inzender op het formulier vermeld 61 99 -62,30%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken 36 113 -213,89%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken 36 113 -213,89%<br />

de aanvrager was een arts-/co-assistent, derhalve op groepsnaam<br />

de aanvrager was een arts-/co-assistent, derhalve op groepsnaam<br />

specialisme gezet 18 51 -183,33%<br />

specialisme gezet 18 51 -183,33%<br />

onvolledig ingevulde patiëntgegevens 16 51 -218,75%<br />

onvolledig ingevulde patiëntgegevens 16 51 -218,75%<br />

485


486<br />

ZGT locatie Almelo<br />

ZGT locatie Almelo<br />

2<br />

2e halfjaar 2008 / 1e halfjaar 2009 totaal ingezonden 21238 , onvolledige aanvragen 1117 (=5,26%).<br />

2010 totaal ingezonden 22143, onvolledige aanvragen 797 (= 3,60%), waarvan:<br />

e halfjaar 2008 / 1 e halfjaar 2009 totaal ingezonden 21238 , onvolledige aanvragen 1117<br />

(=5,26%).<br />

2010 totaal ingezonden 22143, onvolledige aanvragen 797 (= 3,60%), waarvan:<br />

onvolledige aanvragen per herkomst (ZGT locatie Almelo)<br />

omschrijving<br />

Totaal<br />

2010<br />

2e<br />

halfjr2008<br />

1 e halfjr<br />

2009<br />

daling of<br />

stijging<br />

geen inzender op het formulier vermeld<br />

geen patiëntgegevens op het patiëntenmateriaal, verificatie niet<br />

131 307 -134,35%<br />

mogelijk 82 36 56,10%<br />

ontbreken van soort c.q. herkomst materiaal 179 242 -35,20%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken, algemeen kweek ingezet 187 155 17,11%<br />

ontbreken van gevraagde onderzoeken<br />

de aanvrager was een arts-/co-assistent, derhalve op groepsnaam<br />

45 151 -235,56%<br />

specialisme gezet 113 178 -57,52%<br />

onvolledig ingevulde patiëntgegevens 15 23 -53,33%<br />

De overige instellingen zijn nog buiten beschouwing gelaten.<br />

De overige instellingen zijn nog buiten beschouwing gelaten.<br />

Begin volgend<br />

Begin<br />

jaar<br />

2011<br />

zullen<br />

zullen<br />

we een<br />

we een<br />

bredere<br />

bredere<br />

evaluatie<br />

evaluatie<br />

over 2011<br />

opzetten<br />

opzetten<br />

waarbij<br />

waarbij<br />

bovenstaande<br />

de resultaten<br />

resultaten<br />

vergeleken zullen worden met<br />

de resultaten<br />

vergeleken<br />

van 2010.<br />

zullen<br />

Hierbij<br />

worden<br />

zullen<br />

met<br />

ook<br />

de<br />

de overige<br />

resultaten<br />

afwijkingen<br />

van 2010.<br />

nader<br />

Hierbij<br />

worden<br />

zullen<br />

geanalyseerd.<br />

ook de overige<br />

Op basis van deze analyses<br />

zal een aantal afwijkingen verbeteracties nader worden in gang gezet geanalyseerd. worden. Op basis van deze analyses zal een aantal<br />

verbeteracties in gang gezet worden.


FROUKJE BOSMA<br />

ARTS-MICROBIOLOOG<br />

TEYSIR HALABY<br />

ARTS-MICROBIOLOOG<br />

FRANK HEILMANN<br />

ARTS-MICROBIOLOOG<br />

Sinds begin 2007 ben ik verbonden aan LABMICTA. Mijn aandachtsgebieden zijn serologie en<br />

virologie. Om de brug tussen kliniek en optimale microbiologische diagnostiek te slaan, werken<br />

we aan diverse diagnostische algoritmen, zoals bijvoorbeeld voor Q- koorts en het getrapt inzetten<br />

van het moleculair respiratoir panel (MRP) in het RSV seizoen. Sinds 2010 ben ik secretaris van de<br />

commissie kwaliteit van de Nederlandse Vereniging Medische <strong>Microbiologie</strong> (NVMM).<br />

Sinds 2004 ben ik werkzaam als arts-microbioloog bij LABMICTA. Ik houd mij bezig met verschillende<br />

facetten van laboratoriumwerk m.n. op het gebied van de bacteriologie en antimicrobiële<br />

gevoeligheidsbepaling. In het kader van patiëntenzorg heb ik brede interesse, in het bijzonder voor<br />

diagnostiek en behandeling van infecties bij intensive care patiënten, orthopedische infecties en<br />

patiënten met diabetische voet, als ook voor infectiepreventie. Daarnaast doe ik wetenschappelijk<br />

onderzoek op het gebied multiresistente Gram-negatieve staven in de intensive care.<br />

Sinds 2007 ben ik verbonden aan LABMICTA en iets later aan de Ziekenhuisgroep Twente in<br />

Almelo. Mijn interesses liggen vooral bij antibiotica in al zijn facetten. Om deze reden hebben gevoeligheidsbepalingen<br />

in het laboratorium, het voorschrijven van antibiotica zoals opgenomen in<br />

het vernieuwde Antibiotica Formularium –Microbiologica- en de monitoring (epidemiologie) van<br />

gevoeligheden van de diverse bacteriegroepen voor de verschillende antibiotische middelen in de<br />

regio mijn belangstelling. De implementatie van nieuwe Europese richtlijnen voor gevoeligheidsbepalingen<br />

(EUCAST), en in het verlengde daarvan de doseringen van antibiotica, staat inmiddels<br />

onder mijn leiding op het punt te worden afgerond.<br />

Daarnaast probeer ik binnen de vakgroep microbiologie de belangen van de eerste lijn zo goed mogelijk onder de aandacht<br />

te krijgen en te houden.<br />

487


488<br />

RON HENDRIX<br />

ARTS-MICROBIOLOOG<br />

Sinds eind 1994 verbonden aan LABMICTA en aan het Medisch Spectrum Twente (MST) in Enschede.<br />

Mijn aandachtsgebieden liggen vooral op het gebied van infection-control, ziekenhuisinfecties<br />

en de registratie ervan waarbij de MRSA een bijzondere plek heeft. Op dit gebied ben ik<br />

vooral binnen het MST actief maar ook op nationaal niveau waar ik zitting heb in de adviesraden<br />

van de WIP en het CBO/PREZIES. Daarnaast heeft grensoverschrijdend zorgverkeer (Duitsland-<br />

Nederland) en de daarmee samenhangende zorg geassocieerde infecties mijn belangstelling. Om<br />

deze infecties te bestuderen en te bestrijden hebben we een groot netwerk opgebouwd met onze<br />

Duitse collega’s (www.mrsa-net.nl en www.eursafety.eu ). Binnen LABMICTA zijn mijn aandachtsgebieden<br />

de virologie/serologie en de klinische interpretatie van moleculair biologische technieken. Bijzonder aandachtspunt<br />

daarbij zijn respiratoire infecties bij COPD-patiënten en bij jonge kinderen. Samen met de afdelingen longziekten en<br />

kindergeneeskunde van het MST hebben we onderzoekstrajecten op dit gebied lopen.<br />

ROB KLONT<br />

ARTS-MICROBIOLOOG<br />

BERT MULDER<br />

ARTS-MICROBIOLOOG<br />

Sinds januari 2008 ben ik als arts-microbioloog werkzaam in Enschede. De opleiding heb ik gevolgd<br />

in het UMC St. Radboud in Nijmegen en mijn aandachtsgebieden zijn bacteriologie, mycologie<br />

en de immuungecompromitteerde patiënt. De klinische werkzaamheden zijn met name gericht<br />

op het Medisch Spectrum Twente ziekenhuis. Verder werk ik aan een promotie over non-invasieve<br />

diagnostiek van invasieve aspergillose bij hematologie patiënten.<br />

Inhoudelijke aandachtsgebieden: Parasitologie TBC en Openbare gezondheidszorg.<br />

Het aandachtsgebied parasitologie wordt door een beperkte groep analisten vormgegeven<br />

in samenwerking met de klinische chemie. Hierbij is veel aandacht voor individuele<br />

kwaliteitsmonitoring. Het parasitologielaboratorium behoort tot de Nederlandse top en heeft een<br />

landelijke status als referentielaboratorium binnen de sectie parasitologie van de SKML.<br />

Het laboratorium heeft veel onderzoek verricht o.a. naar moleculaire diagnostiek voor PCP,<br />

Trichomonas en Dientamoeba fragilis en sneldiagnostiek van Giardia en Cryptosporidium.<br />

Momenteel volgt de invoering van moleculaire diagnostiek van E. histolytica met daaraan gekoppeld<br />

een onderzoek naar de kwaliteit van microscopische diagnostiek.<br />

Het tuberculose diagnostieklaboratorium behoort tot de grootste laboratoria in Nederland en neemt in dit veld een<br />

vooraanstaande positie in. Het laboratorium was het eerste lab in Nederland dat op elk aangevraagd materiaal PCR<br />

diagnostiek verrichtte. Ook was het lab in Enschede het eerste laboratorium in Nederland dat de IGRA (Quantiferon) in de<br />

routine diagnostiek introduceerde. Recentelijk is de overstap gemaakt naar een geautomatiseerd vloeibaar kweeksysteem.<br />

Hierop worden momenteel ook eigen resistentiebepalingen ingevoerd. Het laboratorium heeft veel onderzoek verricht in<br />

binnen- en buitenland (o.a. Tanzania, Cuba en Bangla Desh) naar moleculaire diagnostiek van TB, determinatie van<br />

non-tuberculeuze mycobacteriën, resistentie op microchip niveau en IGRA’s.<br />

De openbare gezondheidszorg krijgt veel aandacht door een detacheringsovereenkomst voor enkele dagen per week met het<br />

Centrum Infectieziektenbestrijding op het RIVM als coördinator van de landelijke Commissie Openbare gezondheidszorg<br />

en <strong>Microbiologie</strong>.


NASHWAN AL NAIEMI<br />

ARTS-MICROBIOLOOG<br />

WELMOED SILVIS<br />

ARTS-MICROBIOLOOG<br />

Inhoudelijke aandachtsgebieden: bacteriologie, Beta-lactamasen in Gram-negatieve bacteriën.<br />

Lid van Nationale Werkgroep; Bijzonder Resistente Micro-Organismen (BRMO)<br />

Onderzoek:<br />

- Promotie onderzoek in VU medisch Centrum: Community acquired ESBL’s<br />

- Promotie onderzoek in Labmicta: Antibiotic resistance in IC<br />

- Nationale onderzoeken in ZGTA:<br />

• Single- or Multiple-occupancy room isolation of patients colonised with ESBL-producing Enterobacteriaceae:<br />

a multicentre cluster-randomised study (SoM-study)<br />

• Carbapenemases producing Enterobacteriacieae in The Netherlands<br />

Sinds september 2010 ben ik werkzaam bij LABMICTA. Mijn aandachtsgebieden op het lab zijn de<br />

diagnostiek van MRSA en moleculaire diagnostiek van zowel bacteriële als virale verwekkers. Sneldiagnostiek,<br />

korte doorlooptijden en efficiënte, elektronische aanvraagmodulen zijn mijn speerpunten.<br />

Ik ben verbonden aan het SKB Winterswijk als vast aanspreekpunt klinische consultatie<br />

en infectiepreventie.<br />

ADRI VAN DER ZANDEN<br />

MEDISCH MOLECULAIR MICROBIOLOOG<br />

In 2007 ben ik in dienst getreden bij LabMicta.<br />

Mijn interesse ligt in het ontwikkelen van nieuwe moleculaire bepalingen, het verbeteren en in<br />

stand houden van moleculaire diagnostiek, in samenspraak met andere vakspecialisten. Het<br />

verder uitbouwen, implementeren en afstemmen van de diagnostiek met de aanvragers is voor mij<br />

door het multidisciplinaire en multifunctionele karakter de uitdaging in mijn werk.<br />

Dit kan ik doen door zelf kritisch te blijven nadenken.<br />

Hierbij helpt bijv.<br />

- het ondersteunen van promotieonderzoek van een longarts in het Universitair medisch Centrum in Groningen<br />

- het opzetten en uitvoeren van een nationale case control studie voor gastro-enteritis met 4 andere laboratoria en veel<br />

huisartsen<br />

- deelnemen namens de beroepsgroep aan de commissie voor het ontwikkelen van de richtlijn voor mycobacteriële diagnostiek<br />

- idem werkgroep laboratoriumdiagnostiek tuberculose ter advisering van biologische veiligheid<br />

- lezingen verzorgen en publiceren in internationale tijdschriften.<br />

489


490

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!