05.09.2013 Views

Fit als determinant van pesten op het werk: welk aspect speelt het meest mee?

Fit als determinant van pesten op het werk: welk aspect speelt het meest mee?

Fit als determinant van pesten op het werk: welk aspect speelt het meest mee?

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Faculteit Economie & Management<br />

Studiegebied Handelswetenschappen en Bedrijfskunde<br />

Opleiding Master of Science in de handelswetenschappen<br />

Intern aangestuurde masterproef<br />

<strong>Fit</strong> <strong>als</strong> <strong>determinant</strong> <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>:<br />

<strong>welk</strong> <strong>aspect</strong> <strong>speelt</strong> <strong>het</strong> <strong><strong>mee</strong>st</strong> <strong>mee</strong>?<br />

Hogeschool-Universiteit Brussel, Warmoesberg 26, 1000 Brussel<br />

Tel: 02-210 12 11, Fax: 02-217 64 64, www.hubrussel.be<br />

Masterproef aangeboden door<br />

Sofie PINOY<br />

tot <strong>het</strong> behalen <strong>van</strong> de graad <strong>van</strong><br />

Master of Science in de handelswetenschappen<br />

Afstudeerrichting: Human Resources Management<br />

Promotor: Professor Dr. Elfi BAILLIEN<br />

Academiejaar: 2011 – 2012<br />

Verdedigd in: juni 2012


Hogeschool - Universiteit Brussel<br />

F a c u l t e i t E c o n o m i e & M a n a g e m e n t<br />

Masterproef - samenvatting<br />

Samenvatting<br />

FIT ALS DETERMINANT VAN PESTEN OP HET WERK:<br />

WELK ASPECT SPEELT HET MEEST MEE?<br />

Sofie PINOY<br />

Opleiding: Handelswetenschappen<br />

Afstudeerrichting: Human Resources Management<br />

Type masterproef: Intern aangestuurde masterproef<br />

1. Probleemstelling en onderzoeksvraag<br />

Vertrouwelijk: ja/neen<br />

Pesten <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> is een t<strong>op</strong>ic dat momenteel heel actueel is. Dit kunnen we afleiden uit enkele<br />

recente cases in de media en de aanpassing <strong>van</strong> de wet rond psychosociale belasting <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

In de praktijk is <strong>het</strong> heel belangrijk geworden om zowel <strong>het</strong> pestgedrag zelf <strong>als</strong> de negatieve<br />

gevolgen <strong>van</strong> dit gedrag aan te pakken. Ook wetenschappelijk onderzoek naar <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong><br />

is de laatste jaren toegenomen. De <strong><strong>mee</strong>st</strong>e studies rond dit thema zoeken naar mogelijke<br />

antecedenten <strong>van</strong> pestgedrag <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Tot voor kort waren er echter weinig studies die <strong>het</strong><br />

perspectief <strong>van</strong> de daders <strong>van</strong> pesterijen in beeld brachten. Recentelijk kwam daar verandering in<br />

en daarom werd ook in deze studie rekening gehouden met zowel <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

slachtoffer <strong>als</strong> met <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> de dader.<br />

Een domein dat nog erg weinig tot geen aandacht kreeg binnen <strong>het</strong> t<strong>op</strong>ic ‘<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>’ is<br />

person-environment fit. Toch gaven enkele onderzoekers reeds aan dat person-environment fit<br />

mogelijk een belangrijke rol zou kunnen spelen binnen <strong>het</strong> pestdomein (Baillien, 2011; Neyens,<br />

Baillien, De Witte, & Notelaers, 2007). Daarom willen we graag nagaan <strong>welk</strong>e vorm <strong>van</strong> personenvironment<br />

fit de beste voorspeller is <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> bij daders én bij slachtoffers. De<br />

centrale onderzoeksvraag luidde bijgevolg: “In <strong>welk</strong>e mate zal person-environment fit een<br />

voorspeller zijn <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>?”.<br />

2. Onderzoeksmethode<br />

a. Verantwoording onderzoeksmethode<br />

De onderzoeksmethode voor deze masterproef betreft een kwantitatief onderzoek. Het<br />

daad<strong>werk</strong>elijke onderzoek werd voorafgegaan door een literatuurstudie die een overzicht <strong>van</strong> de<br />

rele<strong>van</strong>te literatuur voor deze studie weergeeft. Op basis <strong>van</strong> de literatuur werden vier<br />

hoofdhypothesen geformuleerd die in een later stadium statistisch werden getoetst. Binnen <strong>het</strong><br />

pestdomein is dit immers een internationaal aanvaarde manier <strong>van</strong> <strong>werk</strong>en (e.g. Baillien, De<br />

Cuyper, & De Witte, 2011; Hauge, Skogstad, & Einarsen, 2007).


Hogeschool - Universiteit Brussel<br />

F a c u l t e i t E c o n o m i e & M a n a g e m e n t<br />

Masterproef - samenvatting<br />

b. Verzameling en ver<strong>werk</strong>ing <strong>van</strong> de gegevens<br />

Tweeëntwintig Vlaamse bedrijven namen uiteindelijk deel aan de studie. De data werden<br />

verzameld aan de hand <strong>van</strong> een vragenlijst die naar beleving <strong>van</strong> <strong>werk</strong> in 2012 peilde. Deze<br />

vragenlijst werd afgenomen door drie collega-masterproefstudenten en mezelf. De verworven<br />

gegevens werden vervolgens statistisch ver<strong>werk</strong>t in SPSS 19.0 aan de hand <strong>van</strong> een hiërarchische<br />

regressieanalyse. Er werd voor deze manier <strong>van</strong> analyseren gekozen omdat <strong>het</strong> de <strong><strong>mee</strong>st</strong><br />

aanvaarde manier <strong>van</strong> <strong>werk</strong>en is binnen <strong>het</strong> pestdomein. Op deze manier kunnen de resultaten <strong>van</strong><br />

verschillende studies met elkaar vergeleken worden.<br />

3. Bevindingen en besluiten<br />

De geanalyseerde data brachten heel wat interessante resultaten aan <strong>het</strong> licht. Dit onderzoek wees<br />

namelijk uit dat <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> voorspeld wordt door person-organization fit en<br />

person-group fit. Het slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> wordt voorspeld door personorganization,<br />

person-group én person-job fit. Voor beide afhankelijke variabelen kwam persongroup<br />

fit <strong>als</strong> dé belangrijkste voorspeller naar boven.<br />

Er werd bovendien een extra analyse uitgevoerd omdat er een significante samenhang tussen <strong>het</strong><br />

slachtofferschap en <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> was. Op deze manier kregen we een<br />

zicht <strong>op</strong> de voorspellers <strong>van</strong> ‘louter daderschap’ en ‘louter slachtofferschap’. Deze resultaten waren<br />

veel gedifferentieerder dan die <strong>van</strong> de oorspronkelijke analyse. Het ‘louter daderschap’ wordt dan<br />

uitsluitend door person-organization fit voorspeld. Het ‘louter slachtofferschap’ wordt enkel nog<br />

voorspeld door person-group fit en person-job fit.<br />

Deze resultaten kunnen een belangrijke <strong>mee</strong>rwaarde bieden voor de preventie <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>werk</strong> in de praktijk. Zowel bij de rekrutering en selectie <strong>van</strong> nieuwe mede<strong>werk</strong>ers <strong>als</strong> bij de<br />

evaluatiegesprekken kan de humanresourcesafdeling rekening houden met person-environment fit<br />

en <strong>mee</strong>r specifiek met de belangrijkste voorspellers <strong>van</strong> slachtoffer- en daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>werk</strong>: person-group en person-organization fit.<br />

We kunnen dus besluiten dat person-environment fit een belangrijk concept is binnen <strong>het</strong><br />

pestdomein. In de toekomst zou wetenschappelijk onderzoek nog dieper kunnen ingaan <strong>op</strong> deze<br />

relatie.


Faculteit Economie & Management<br />

Studiegebied Handelswetenschappen en Bedrijfskunde<br />

Opleiding Master of Science in de handelswetenschappen<br />

Intern aangestuurde masterproef<br />

<strong>Fit</strong> <strong>als</strong> <strong>determinant</strong> <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>:<br />

<strong>welk</strong> <strong>aspect</strong> <strong>speelt</strong> <strong>het</strong> <strong><strong>mee</strong>st</strong> <strong>mee</strong>?<br />

Hogeschool-Universiteit Brussel, Warmoesberg 26, 1000 Brussel<br />

Tel: 02-210 12 11, Fax: 02-217 64 64, www.hubrussel.be<br />

Masterproef aangeboden door<br />

Sofie PINOY<br />

tot <strong>het</strong> behalen <strong>van</strong> de graad <strong>van</strong><br />

Master of Science in de handelswetenschappen<br />

Afstudeerrichting: Human Resources Management<br />

Promotor: Professor Dr. Elfi BAILLIEN<br />

Academiejaar: 2011 – 2012<br />

Verdedigd in: juni 2012


Woord vooraf<br />

Deze masterproef is de kers <strong>op</strong> de taart geworden <strong>van</strong> mijn Master in de<br />

Handelswetenschappen. Zonder de steun <strong>van</strong> velen zou de weg die ik hiervoor heb<br />

afgelegd nooit zo leerrijk zijn geweest. Daarom wil ik graag deze bladzijde gebruiken om<br />

iedereen die iets voor mij heeft betekend <strong>het</strong> afgel<strong>op</strong>en jaar te bedanken.<br />

Dankzij de feedback, de toewijding en <strong>het</strong> enthousiasme <strong>van</strong> mijn promotor, Prof. Dr.<br />

Elfi Baillien, is <strong>het</strong> altijd een plezier geweest om aan mijn masterproef te <strong>werk</strong>en. Zonder<br />

haar uitstekende begeleiding en hulp, had ik met deze masterproef nooit <strong>het</strong>zelfde<br />

resultaat behaald.<br />

De steun en de hulp <strong>van</strong> mijn collega-masterstudenten (beter bekend <strong>als</strong> ‘de pesters’)<br />

droegen ook een belangrijk steentje bij aan <strong>het</strong> resultaat <strong>van</strong> deze masterproef. Bij deze<br />

dus een welge<strong>mee</strong>nde dankjewel! Een speciaal dankwoordje richt ik tot Katrien Spruyt,<br />

omdat ze altijd voor me klaar stond.<br />

Ik wil ook mijn ouders, vriend en vrienden bedanken voor hun steun, aanmoediging en<br />

luisterend oor. Een extra dank gaat uit naar mijn ouders, die mij de kans hebben<br />

gegeven om verder te studeren. Zonder hen zou ik nooit de mogelijkheid hebben gehad<br />

om deze masterproef te schrijven.<br />

Bedankt!<br />

Sofie Pinoy<br />

i


Inhouds<strong>op</strong>gave<br />

Inleiding .............................................................................................................. 1<br />

1 Literatuurstudie ‘Pesten <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>’ ........................................................... 3<br />

1.1 Definiëring ................................................................................................ 3<br />

1.2 Typologieën .............................................................................................. 4<br />

1.3 Meting en prevalentie ................................................................................ 5<br />

1.4 Gevolgen .................................................................................................. 7<br />

1.4.1 Gevolgen voor <strong>het</strong> slachtoffer ..................................................................... 7<br />

1.4.2 Gevolgen binnen een team ......................................................................... 7<br />

1.4.3 Gevolgen voor de organisatie ...................................................................... 8<br />

1.5 Antecedenten............................................................................................ 8<br />

1.5.1 Individu ................................................................................................... 8<br />

1.5.2 Job .......................................................................................................... 9<br />

1.5.3 Team ..................................................................................................... 10<br />

1.5.4 Organisatie ............................................................................................. 11<br />

1.6 A Three Way Model .................................................................................. 12<br />

2 Literatuurstudie ‘Person-environment fit’ .................................................... 15<br />

2.1 Definiëring .............................................................................................. 15<br />

2.2 Vormen .................................................................................................. 16<br />

2.2.1 Person-organization fit ............................................................................. 16<br />

2.2.2 Person-group fit ...................................................................................... 17<br />

2.2.3 Person-job fit .......................................................................................... 17<br />

2.3 Meting en prevalentie .............................................................................. 18<br />

2.3.1 Directe versus indirecte meting ................................................................. 18<br />

2.3.2 Multidimensionale theorie ......................................................................... 18<br />

2.3.3 Prevalentie ............................................................................................. 19<br />

2.4 Werkuitkomsten ...................................................................................... 19<br />

2.4.1 Individuele <strong>werk</strong>uitkomsten ...................................................................... 19<br />

2.4.1.1 Jobtevredenheid ...................................................................................... 19<br />

iii


2.4.1.2 Carrièresucces ........................................................................................ 20<br />

2.4.2 Gedragsuitkomsten.................................................................................. 20<br />

2.4.2.1 Verlo<strong>op</strong>intentie ........................................................................................ 20<br />

2.4.2.2 Werkprestatie ......................................................................................... 20<br />

2.4.2.3 Organizational citizenship behavior ............................................................ 21<br />

3 Theoretische link <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> en PE-fit ............................................ 23<br />

3.1 PJ-fit en <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> ..................................................................... 23<br />

3.2 PG-fit en <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> .................................................................... 24<br />

3.3 PO-fit en <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> .................................................................... 25<br />

3.4 Exploratieve hypothesen .......................................................................... 25<br />

4 Methode ................................................................................................. 27<br />

4.1 Dataverzameling ..................................................................................... 27<br />

4.2 Steekproef.............................................................................................. 27<br />

4.3 Meetschalen ........................................................................................... 29<br />

4.3.1 Pesten <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> .................................................................................. 29<br />

4.3.2 Person-environment fit ............................................................................. 31<br />

4.3.3 Controlevariabelen .................................................................................. 34<br />

5 Resultaten .............................................................................................. 37<br />

5.1 Hypothese 1 ........................................................................................... 37<br />

5.2 Hypothese 2 ........................................................................................... 39<br />

5.3 Hypothese 3 ........................................................................................... 39<br />

5.4 Hypothese 4 ........................................................................................... 40<br />

5.5 Besluit ................................................................................................... 40<br />

6 Discussie ................................................................................................ 43<br />

6.1 De belangrijkste resultaten ....................................................................... 43<br />

6.2 Beperkingen en toekomstig onderzoek ....................................................... 49<br />

6.3 Praktische implicaties ............................................................................... 52<br />

7 Conclusie ............................................................................................... 53<br />

Literatuurlijst ...................................................................................................... 55<br />

Bijlage 1: Vragenlijst ........................................................................................... 63<br />

iv


Lijst met figuren<br />

Figuur 1: Her<strong>werk</strong>te versie <strong>van</strong> <strong>het</strong> Three Way Model (Baillien et al., 2009) ................ 14<br />

Figuur 2: Vereenvoudigde voorstelling hypothese 1 ................................................. 41<br />

Figuur 3: Vereenvoudigde voorstelling hypothese 2 ................................................. 41<br />

Figuur 4: Vereenvoudigde voorstelling hypothese 3 ................................................. 41<br />

Lijst met tabellen<br />

Tabel 1: Samenstelling steekproef ......................................................................... 28<br />

Tabel 2: Componentenmatrix <strong>van</strong> de schalen daderschap en slachtofferschap <strong>pesten</strong> .. 30<br />

Tabel 3: Componentenmatrix <strong>van</strong> de schalen PO-fit, PG-fit en PJ-fit .......................... 32<br />

Tabel 4: Chronbach’s Alfa & schaaldescriptieven ..................................................... 34<br />

Tabel 5: Correlatiematrix ..................................................................................... 35<br />

Tabel 6: Resultaat hiërarchische regressieanalyse met controlevariabelen, PJ-fit, PG-fit<br />

en PO-fit voor de afhankelijke variabele ‘slachtofferschap <strong>pesten</strong>’.............................. 38<br />

Tabel 7: Resultaat hiërarchische regressieanalyse met controlevariabelen, PJ-fit, PG-fit<br />

en PO-fit voor de afhankelijke variabele ‘daderschap <strong>pesten</strong>’ .................................... 38<br />

Tabel 8: Resultaat hiërarchische regressieanalyse met controlevariabelen, PJ-fit, PG-fit<br />

en PO-fit voor de afhankelijke variabele ‘louter slachtofferschap <strong>pesten</strong>’ .................... 48<br />

Tabel 9: Resultaat hiërarchische regressieanalyse met controlevariabelen, PJ-fit, PG-fit<br />

en PO-fit voor de afhankelijke variabele ‘louter daderschap <strong>pesten</strong>’ ........................... 48<br />

Lijst met afkortingen<br />

NAQ Negative Acts Questionnaire<br />

OCB organizational citizenship behavior<br />

OCM <strong>op</strong>erationele classificatiemethode<br />

PE-fit person-environment fit<br />

PG-fit person-group fit<br />

PJ-fit person-job fit<br />

PO-fit person-organization fit<br />

S-NAQ Short-Negative Acts Questionnaire<br />

v


Inleiding<br />

Het t<strong>op</strong>ic ‘<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>’ is zowel <strong>op</strong> wetenschappelijk <strong>als</strong> <strong>op</strong> maatschappelijk vlak<br />

heel belangrijk geworden. Het belang <strong>op</strong> maatschappelijk vlak kan afgeleid worden uit<br />

verschillende cases in de media, die wijzen <strong>op</strong> de zware gevolgen <strong>van</strong> <strong>pesten</strong>. Denk<br />

maar aan de gewelddadige pesterijen in de etikettenfabriek MACtac en bij de<br />

isolatieproducent Recticel Insulation (Maeckelbergh, 2010; Van De Perre, 2011). Ook de<br />

wetgeving rond <strong>pesten</strong> toont <strong>het</strong> toenemende belang aan. Sinds <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />

<strong>van</strong> 17 mei 2007 behoren pesterijen <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> tot de wet <strong>van</strong> psychosociale belasting<br />

veroorzaakt door <strong>werk</strong>. De <strong>werk</strong>gever is bijgevolg verplicht om in zijn alge<strong>mee</strong>n<br />

preventiebeleid rond psychosociale belasting maatregelen <strong>op</strong> te nemen die onder andere<br />

pesterijen <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> bestrijden (Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en<br />

Sociaal Overleg, n.d.). Nog recenter zijn de nieuwe maatregelen rond gezondheid en<br />

veiligheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> in <strong>het</strong> regeerakkoord <strong>van</strong> 2012. Er moet bijvoorbeeld <strong>op</strong>volging<br />

gegeven worden aan de aanbevelingen omtrent <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>, <strong>op</strong>gesteld door de<br />

Kamer <strong>van</strong> volksvertegenwoordigers (Verbond <strong>van</strong> Belgische Ondernemingen, 2011).<br />

Deze aanbevelingen (2011) omvatten concrete acties die ondernomen kunnen worden<br />

om de preventie <strong>van</strong> psychosociale risico’s te stimuleren en de bestrijding <strong>van</strong> onder<br />

andere <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> te verbeteren.<br />

Op wetenschappelijk vlak is dit t<strong>op</strong>ic een vrij recent domein. Toch is er een felle <strong>op</strong>mars<br />

in de belangstelling <strong>van</strong> onderzoekers. Dit is duidelijk te zien aan <strong>het</strong> toenemende aantal<br />

studies die naar <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> worden gevoerd. Deze studies gingen vooral <strong>op</strong> zoek<br />

naar de antecedenten <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Bovendien beperkte wetenschappelijk<br />

onderzoek zich tot nu toe vaak tot <strong>het</strong> slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Daardoor was er tot voor kort weinig gekend over bijvoorbeeld de voorspellers <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

daderschap <strong>van</strong> pesterijen. Langzaamaan komt daar verandering in en wordt er nu ook<br />

onderzoek verricht naar de beweeggronden <strong>van</strong> daders (e.g. Baillien, Sijmens, & De<br />

Witte, 2012). In deze studie willen we zowel <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> de dader <strong>als</strong> <strong>het</strong><br />

perspectief <strong>van</strong> <strong>het</strong> slachtoffer in kaart brengen.<br />

De toenemende interesse voor <strong>het</strong> t<strong>op</strong>ic ‘<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>’ hint duidelijk naar verder<br />

wetenschappelijk onderzoek. Het is namelijk <strong>van</strong> kapitaal belang dat men nog heel wat<br />

rond antecedenten gaat exploreren zodat men <strong>het</strong> pestgedrag en dus ook de negatieve<br />

gevolgen er<strong>van</strong> in de praktijk beter zou kunnen vermijden. Opdat we een belangrijke<br />

bijdrage zouden kunnen leveren aan de reeds bestaande pestliteratuur, willen we<br />

nagaan <strong>welk</strong>e vorm <strong>van</strong> person-environment fit (organisatiefit, teamfit of jobfit) de beste<br />

voorspeller is <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

1


Person-environment fit is een domein dat nog erg weinig tot geen aandacht heeft<br />

gekregen binnen <strong>het</strong> t<strong>op</strong>ic ‘<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>’. Toch werd er al regelmatig verwezen<br />

naar een mogelijke rol <strong>van</strong> person-environment fit binnen <strong>het</strong> pestdomein.<br />

Neyens, Baillien, De Witte, en Notelaers (2007) gaven bijvoorbeeld aan dat toekomstige<br />

studies de relatie tussen <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> en person-organization fit (i.e. de fit tussen<br />

kenmerken <strong>van</strong> de <strong>werk</strong>nemer en de organisatie) verder zouden kunnen onderzoeken.<br />

Dit zou volgens de onderzoekers een belangrijke <strong>mee</strong>rwaarde kunnen bieden aan reeds<br />

bestaand pestonderzoek. Ook Baillien (2011) verwees in haar doctoraatsstudie naar<br />

toekomstig onderzoek rond de relatie tussen de verschillende vormen <strong>van</strong> person-<br />

environment fit en <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Er zijn bovendien een aantal antecedenten binnen <strong>het</strong> pestdomein die naar <strong>het</strong> belang<br />

<strong>van</strong> person-environment fit hinten. Denk maar aan vaardigheidsbenutting, monotonie en<br />

verveeldheid binnen de job, de heersende waarden binnen een team en de<br />

organisatiecultuur.<br />

Het onderzoeken <strong>van</strong> de link tussen person-environment fit en <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> lijkt<br />

dus wetenschappelijk vernieuwend.<br />

Deze masterproef was voor mij een volledig nieuwe uitdaging en dus ging ik samen met<br />

Professor Dr. Elfi Baillien enthousiast aan de slag. Deze masterproef is <strong>het</strong> pronkstuk <strong>van</strong><br />

mijn Master in de Handelswetenschappen geworden. Het was immers de bedoeling om<br />

aan <strong>het</strong> einde <strong>van</strong> mijn academische <strong>op</strong>leiding een sterk en boeiend eind<strong>werk</strong> af te<br />

leveren. Een eerste stap omvatte <strong>het</strong> schrijven <strong>van</strong> de literatuurstudie. Hiervoor werden<br />

Engelstalige wetenschappelijke artikels gelezen om zo goed mogelijk de bestaande<br />

literatuur rond <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> en person-environment fit te bundelen en kort en<br />

bondig weer te geven. Op basis <strong>van</strong> de literatuur werden vier hoofdhypothesen<br />

geformuleerd die in een later stadium statistisch werden getoetst. De data voor <strong>het</strong><br />

onderzoek werden verzameld aan de hand <strong>van</strong> een vragenlijst die binnen een ruimer<br />

kader naar de beleving <strong>van</strong> <strong>werk</strong> in 2012 peilde. De vragenlijsten werden afgenomen<br />

door drie collega-masterproefstudenten en mezelf. De rele<strong>van</strong>te data voor dit onderzoek<br />

werden ver<strong>werk</strong>t via SPSS 19.0. Ten slotte werden de resultaten <strong>van</strong> de studie<br />

nauwgezet geïnterpreteerd en telkens gek<strong>op</strong>peld aan de bestaande literatuur om zo de<br />

resultaten voldoende wetenschappelijk te onderbouwen.<br />

2


1 Literatuurstudie ‘Pesten <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>’<br />

1.1 Definiëring<br />

In de literatuur worden er vaak verschillende termen gebruikt voor ‘<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>’.<br />

De twee <strong><strong>mee</strong>st</strong> voorkomende begrippen zijn ‘bullying’ (e.g. Baillien, Neyens, De Witte, &<br />

De Cuyper, 2009) en ‘mobbing’ (e.g. Zapf, 1999). ‘Bullying’ wordt eerder gebruikt in<br />

Engelstalige landen en ‘mobbing’ eerder in Scandinavië en Centraal-Eur<strong>op</strong>a (Matthiesen<br />

& Einarsen, 2010, p. 207).<br />

Naast ‘bullying’ en ‘mobbing’ spreekt men ook nog <strong>van</strong> ‘workplace victimization’ (Aquino<br />

& Thau, 2009) en ‘workplace violence’ (Bowie, 2002).<br />

Hoewel er dus verschillende begrippen gebruikt worden om te spreken over <strong>pesten</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>werk</strong>, zijn onderzoekers <strong>het</strong> erover eens dat deze vrijwel allemaal verwijzen naar<br />

<strong>het</strong>zelfde feno<strong>mee</strong>n: de systematische kwelling <strong>van</strong> een collega, ondergeschikte of<br />

<strong>mee</strong>rdere, die zware sociale, psychologische en psychosomatische problemen voor <strong>het</strong><br />

slachtoffer kan veroorzaken (Einarsen, 1999, p. 17).<br />

De <strong><strong>mee</strong>st</strong> gebruikte definitie in de wetenschappelijke literatuur (e.g. Coyne, Craig, &<br />

Smith-Lee Chong, 2004; Matthiesen & Einarsen, 2010; Notelaers, Einarsen, De Witte, &<br />

Vermunt, 2006; Hauge, Skogstad, & Einarsen, 2007) luidt <strong>als</strong> volgt:<br />

Bullying at work means harassing, offending, or socially excluding someone or<br />

negatively affecting someone’s work. In order for the label bullying (or mobbing)<br />

to be applied to a particular activity, interaction, or process, the bullying behavior<br />

has to occur repeatedly and regularly (e.g., weekly) and over a period of time<br />

(e.g., about six months). Bullying is an escalating process in the course of which<br />

the person confronted ends up in an inferior position and becomes the target of<br />

systematic negative social acts. A conflict cannot be called bullying if the incident<br />

is an isolated event or if two parties of approximately equal ‘strength’ are in<br />

conflict. (Einarsen, Hoel, Zapf, & Co<strong>op</strong>er, 2011, p. 22)<br />

Carbo en Hughes (2010) verdiepten zich in de ervaringen <strong>van</strong> zestien slachtoffers <strong>van</strong><br />

<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Dit deden ze aan de hand <strong>van</strong> diepte-interviews en<br />

focusgroepsgesprekken. Op die manier kon men beter begrijpen hoe <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong><br />

ervaren werd door de slachtoffers <strong>van</strong> pestgedrag. Carbo en Hughes (2010)<br />

ontwikkelden zo een nieuwe definitie <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>, die specifiek met de<br />

perspectieven en standpunten <strong>van</strong> de slachtoffers rekening houdt.<br />

3


Workplace bullying is the unwanted, unwelcome, abuse of any source of power<br />

that has the effect of or intent to intimidate, control or otherwise strip a target of<br />

their right to esteem, growth, dignity, voice or other human rights in the<br />

workplace. (p. 397)<br />

Het grote verschil tussen de definitie <strong>van</strong> Einarsen et al. (2011) en die <strong>van</strong> Carbo en<br />

Hughes (2010) is de frequentie <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>pesten</strong>. Carbo en Hughes (2010, pp. 393-394)<br />

stelden tijdens hun onderzoek vast dat ook alleenstaande en dus niet regelmatig<br />

herhaalde gevallen <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> een impact kunnen hebben <strong>op</strong> de waardigheid <strong>van</strong> de<br />

slachtoffers. Ook deze slachtoffers kunnen zich vernederd voelen of een lage dunk <strong>van</strong><br />

zichzelf krijgen. Deze gevallen mochten dus niet uitgesloten worden en werden in hun<br />

definitie <strong>op</strong>genomen. De centrale gedachte blijft in beide definities evenwel dezelfde: <strong>het</strong><br />

slachtoffer <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> is <strong>het</strong> onderwerp <strong>van</strong> negatieve handelingen, die tot ernstige<br />

gevolgen leiden.<br />

Om onze resultaten zo goed mogelijk te kunnen vergelijken met de resultaten <strong>van</strong><br />

andere studies over <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>, zullen we in dit onderzoek aansluiten bij de<br />

dominante definitie <strong>van</strong> Einarsen et al. (2011, p. 22). Deze definitie leverde immers een<br />

gevalideerde meting <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> <strong>op</strong>.<br />

1.2 Typologieën<br />

Leymann (1996, p. 170) identificeerde 45 gewelddadige handelingen die kenmerkend<br />

zijn voor <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Deze handelingen werden gegroepeerd in 5 categorieën,<br />

afhankelijk <strong>van</strong> de gevolgen die ze bij <strong>het</strong> slachtoffer teweegbrengen.<br />

1 Handelingen die <strong>het</strong> slachtoffer beletten zich uit te drukken (e.g. verbale<br />

dreigementen, <strong>het</strong> management geeft <strong>het</strong> slachtoffer geen gelegenheid om te<br />

communiceren, <strong>het</strong> slachtoffer wordt <strong>het</strong> zwijgen <strong>op</strong>gelegd).<br />

2 Handelingen die <strong>het</strong> slachtoffer sociaal isoleren (e.g. collega’s praten niet <strong>mee</strong>r met<br />

<strong>het</strong> slachtoffer, <strong>het</strong> slachtoffer krijgt een <strong>werk</strong>plaats toegewezen die ver verwijderd is<br />

<strong>van</strong> de <strong>werk</strong>plaats <strong>van</strong> zijn of haar collega’s).<br />

3 Handelingen die <strong>het</strong> slachtoffer in diskrediet brengen bij collega’s (e.g. roddelen, <strong>het</strong><br />

slachtoffer belachelijk maken, lachen met een handicap of de etnische afkomst <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> slachtoffer).<br />

4 Handelingen die <strong>het</strong> slachtoffer <strong>op</strong> <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong> <strong>werk</strong> en taken in diskrediet<br />

brengen (e.g. <strong>het</strong> slachtoffer krijgt nutteloze taken toegewezen of krijgt zelfs<br />

helemaal geen taken).<br />

5 Handelingen die de gezondheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> slachtoffer aantasten (e.g. gevaarlijke taken,<br />

collega’s vallen <strong>het</strong> slachtoffer fysiek aan, seksueel misbruik).<br />

4


Zapf (1999, p. 74) breidde deze typologie <strong>van</strong> Leymann uit en categoriseerde <strong>pesten</strong> in<br />

6 types: <strong>werk</strong>gerelateerd <strong>pesten</strong> (e.g. de beslissingen <strong>van</strong> iemand in vraag stellen, de<br />

prestaties <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> verkeerd beoordelen en vernederende taken aan iemand<br />

toewijzen), sociale isolatie (e.g. uitgesloten worden bij dagelijkse communicatie en<br />

behandeld worden <strong>als</strong> lucht), persoonlijk aanvallen (e.g. belachelijke, beledigende<br />

<strong>op</strong>merkingen maken over de privésfeer <strong>van</strong> de persoon), verbale agressie (e.g. luid<br />

roepen of vloeken <strong>op</strong> iemand, verbale bedreigingen), fysieke agressie (e.g. dreigen met<br />

fysiek geweld en effectief geweld plegen) en <strong>het</strong> verspreiden <strong>van</strong> geruchten.<br />

Ook Cowie, Naylor, Rivers, Smith, en Perreira (2002) spreken <strong>van</strong> <strong>werk</strong>gerelateerde<br />

pesterijen, persoonlijke pesterijen en sociale isolatie <strong>als</strong> hoofdcategorieën <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Het zijn dan ook deze drie factoren die in de <strong><strong>mee</strong>st</strong> dominante <strong>mee</strong>tmethode<br />

<strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> worden gebruikt: de Negative Acts Questionnaire (NAQ). In onze<br />

studie zullen we gebruik maken <strong>van</strong> de verkorte versie <strong>van</strong> deze methode. Hierna<br />

worden de verschillende <strong>mee</strong>tmethoden en de prevalentie <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> verder<br />

uiteengezet.<br />

1.3 Meting en prevalentie<br />

Binnen de wetenschap bestaan er twee belangrijke methoden om <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> te<br />

meten. Enerzijds wordt de subjectieve methode gebruikt. Hierbij wordt aan de<br />

respondenten gevraagd of ze zichzelf <strong>als</strong> een slachtoffer <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong><br />

beschouwen. Dit gebeurt <strong><strong>mee</strong>st</strong>al aan de hand <strong>van</strong> een definitie die de respondenten<br />

aangeboden krijgen. Anderzijds wordt de <strong>op</strong>erationele classificatiemethode (OCM) of de<br />

objectieve methode gebruikt, die door Heinz Leymann (1996) werd ontwikkeld. Bij deze<br />

methode krijgen de respondenten een lijst die negatieve handelingen in kaart brengt. De<br />

respondenten die minstens één <strong>van</strong> de negatieve handelingen dagelijks of wekelijks<br />

ondervinden, over een periode <strong>van</strong> 6 maanden, worden <strong>als</strong> slachtoffer <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>werk</strong> gedefinieerd. De <strong><strong>mee</strong>st</strong> gebruikte instrumenten hiervoor zijn de NAQ en de<br />

Leymann Inventory of Psychological Terror (Notelaers et al., 2006, p. 291).<br />

De schatting <strong>van</strong> <strong>het</strong> aantal slachtoffers is sterk afhankelijk <strong>van</strong> de gebruikte methode.<br />

Salin (2001) analyseerde enkele vormen <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> bij Zweedse Business<br />

Profession<strong>als</strong> en vergeleek daarbij de twee bovenstaande methoden om <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>werk</strong> te meten. 24.1 % <strong>van</strong> de respondenten gaven bij de OCM aan dat ze minstens één<br />

<strong>van</strong> de specifieke negatieve gedragingen <strong>van</strong> de vragenlijst ervoeren. Slechts 8.8 % <strong>van</strong><br />

de respondenten <strong>van</strong> dezelfde steekproef gaf zichzelf aan <strong>als</strong> slachtoffer <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>werk</strong> volgens de subjectieve methode. Het gebruik <strong>van</strong> een lijst met negatieve<br />

handelingen resulteerde dus in een hoger aantal slachtoffers <strong>van</strong> <strong>pesten</strong>.<br />

5


Salin (2001) stelde daarnaast nog vast dat de twee methoden niet noodzakelijk dezelfde<br />

slachtoffers identificeren. In sommige bedrijven is <strong>het</strong> immers zo dat bepaalde negatieve<br />

gedragingen niet gezien worden <strong>als</strong> <strong>pesten</strong> omdat ze voortvloeien uit de cultuur <strong>van</strong> de<br />

organisatie en <strong>als</strong> ‘normaal’ worden beschouwd (Archer, 1999, p. 103).<br />

Daarenboven stelt een belangrijk deel <strong>van</strong> de ‘pestdefinitie’ dat slachtoffers <strong>het</strong> gevoel<br />

hebben zich niet <strong>op</strong> gelijke basis te kunnen verdedigen (Einarsen, Hoel, Zapf, & Co<strong>op</strong>er,<br />

2011, p. 22). In de lijst met negatieve gedragingen 1 worden echter geen vragen<br />

<strong>op</strong>genomen die peilen naar de perceptie <strong>van</strong> <strong>het</strong> slachtoffer over de mogelijkheid tot<br />

verdedigen. Salin (2001) suggereerde dat waarschijnlijk ook personen <strong>als</strong> slachtoffer<br />

worden geïdentificeerd die zich wel hebben kunnen verdedigen en dus eigenlijk niet <strong>als</strong><br />

slachtoffers worden gezien volgens de ‘pestdefinitie’.<br />

Vaak vinden slachtoffers <strong>het</strong> ook moeilijker om zichzelf <strong>als</strong> slachtoffer aan te geven<br />

omdat <strong>pesten</strong> een negatieve bijklank <strong>van</strong> falen heeft (Salin, 2001, p. 437).<br />

Notelaers et al. (2006, p. 291) stelden zich vragen bij de validiteit <strong>van</strong> de OCM. Door te<br />

<strong>werk</strong>en met een cut-off punt menen zij dat <strong>het</strong> complexe feno<strong>mee</strong>n <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>werk</strong> afgebroken wordt tot een wel-of-niet feno<strong>mee</strong>n. Pesten is immers een proces dat<br />

moeilijk te vatten is in een moment<strong>op</strong>name. Dit wordt geïllustreerd aan de hand <strong>van</strong> de<br />

vier fasen <strong>van</strong> <strong>het</strong> pestproces gedefinieerd door Leymann (1996). De eerste fase omvat<br />

on<strong>op</strong>geloste conflicten <strong>als</strong> aanleiding <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Pesten kan daarom gezien<br />

worden <strong>als</strong> een geëscaleerd conflict. In de tweede fase spreekt Leymann (1996) <strong>van</strong> de<br />

stigmatisering <strong>van</strong> <strong>het</strong> slachtoffer. Het pestgedrag heeft vaak <strong>als</strong> hoofddoel om de<br />

persoon te raken of om <strong>het</strong> individu te ‘straffen’. In de derde fase komt <strong>het</strong><br />

humanresourcesmanagement in beeld waardoor <strong>het</strong> <strong>pesten</strong> echt <strong>als</strong> een ‘zaak’ wordt<br />

beschouwd. De vorige fasen brengen echter met zich <strong>mee</strong> dat <strong>het</strong> management vaak de<br />

gevormde vooroordelen over <strong>het</strong> slachtoffer overneemt. De laatste fase omvat de<br />

verdrijving <strong>van</strong> <strong>het</strong> slachtoffer <strong>op</strong> de <strong>werk</strong>plaats. Deze situatie zou kunnen leiden tot de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> ernstige ziekte waardoor <strong>het</strong> slachtoffer <strong>op</strong> zoek moet gaan naar<br />

medische of psychologische hulp.<br />

De sterkst internationaal gevalideerde meting <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> is de NAQ, die<br />

later versterkt werd in de Negative Acts Questionnaire-Revised (Einarsen, Hoel, &<br />

Notelaers, 2009, p. 27). Een andere verbetering <strong>van</strong> de NAQ is de Short-Negative Acts<br />

Questionnaire (S-NAQ). Zo<strong>als</strong> de naam doet vermoeden, gaat <strong>het</strong> om een verkorte<br />

versie <strong>van</strong> de NAQ waarin <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> met slechts 9 items gemeten wordt in<br />

plaats <strong>van</strong> met de oorspronkelijke 19. De items in de S-NAQ beschrijven persoonlijke en<br />

<strong>werk</strong>gerelateerde negatieve handelingen en sociale isolatie. Indien deze handelingen en<br />

isolatie zich <strong>op</strong> regelmatige basis voordoen, wordt de respondent <strong>als</strong> slachtoffer <strong>van</strong><br />

1 Salin (2001) gebruikte een aangepaste versie <strong>van</strong> de NAQ.<br />

6


<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> gedefinieerd (Notelaers & Einarsen, 2008). In deze studie zal <strong>pesten</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> gemeten worden aan de hand <strong>van</strong> de S-NAQ.<br />

1.4 Gevolgen<br />

1.4.1 Gevolgen voor <strong>het</strong> slachtoffer<br />

Pesten <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> kan verschrikkelijke gevolgen hebben voor de slachtoffers <strong>van</strong><br />

pestgedrag (Carbo & Hughes, 2010, p. 389). Pesten kan de eigenwaarde, <strong>het</strong><br />

zelfvertrouwen en <strong>het</strong> spraakvermogen <strong>van</strong> <strong>het</strong> slachtoffer een grote deuk geven of zelfs<br />

vernielen (Carbo & Hughes, 2010, p. 400). Het slachtoffer kan ook psychologische<br />

schade <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en, ziek worden of zelfs een trauma overhouden aan <strong>het</strong> pestgedrag<br />

(Aquino & Thau, 2009, p. 719). Pesten <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> kan ook leiden tot psychiatrische<br />

gevolgen, zo<strong>als</strong> bijvoorbeeld een posttraumatische stressstoornis (Einarsen & Mikkelsen,<br />

2003, pp. 131-133).<br />

Einarsen en Mikkelsen (2003) gaven een uitgebreid overzicht <strong>van</strong> de literatuur en<br />

brachten zo de korte– en langetermijn gevolgen <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> in kaart. Uit<br />

deze literatuur komt duidelijk naar voor dat er een verband is tussen gepest worden<br />

enerzijds en de symptomen <strong>van</strong> lager welzijn en psychologische en lichamelijke<br />

gezondheidsproblemen anderzijds.<br />

Ook Rodriguez-Muños, Baillien, De Witte, Moreno-Jiménez, en Pastor (2009, p. 238)<br />

stelden vast dat pestgedrag de slachtoffers volledig uitput. Ze concludeerden ten slotte<br />

dat <strong>het</strong> lager welzijn bij slachtoffers <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> wel effectief een gevolg is <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>werk</strong> en geen oorzaak.<br />

1.4.2 Gevolgen binnen een team<br />

Coyne et al. (2004) zochten een verband tussen <strong>pesten</strong> binnen teams en de<br />

teamprestaties. Dit deden ze aan de hand <strong>van</strong> een casestudy in een brandweerkazerne.<br />

Teams met veel slachtoffers <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> werden <strong>als</strong> minder succesvol gepercipieerd door<br />

de teamleden dan teams met een lager aantal slachtoffers. Een team waarin een pester<br />

werd gesignaleerd, boekte <strong>mee</strong>r succes dan een team zonder pester. De onderzoekers<br />

suggereerden dat pesters een drijfveer kunnen zijn voor <strong>het</strong> succes <strong>van</strong> een team en<br />

ervoor zorgen dat teamleden hun taken uitvoeren. Het is wel zo dat dit gedrag (dat zich<br />

<strong>op</strong> taken focust) <strong>van</strong> de pester ook effectief <strong>als</strong> <strong>pesten</strong> kan geïnterpreteerd worden door<br />

buitenstaanders. Dit is dan ook de reden waarom teamleden niet graag met pesters<br />

samen<strong>werk</strong>en.<br />

7


1.4.3 Gevolgen voor de organisatie<br />

Hoel, Einarsen, en Co<strong>op</strong>er (2003) bespraken verschillende gevolgen voor de organisatie:<br />

absenteïsme, personeelsverlo<strong>op</strong>, lagere productiviteit en de financiële kosten <strong>van</strong><br />

<strong>pesten</strong>. Ze concludeerden dat de relatie tussen <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> en absenteïsme<br />

eerder zwak is. Pesten wordt wel sterk geassocieerd met een grotere verlo<strong>op</strong>intentie.<br />

Wat de productiviteit betreft, is <strong>het</strong> logisch om te stellen dat een daling <strong>van</strong> de<br />

tevredenheid, motivatie en toewijding naar aanleiding <strong>van</strong> <strong>pesten</strong>, tot een daling <strong>van</strong> de<br />

prestaties en de productiviteit zal leiden. Toch is <strong>het</strong> moeilijk om hier empirisch bewijs<br />

over te vinden aangezien <strong>het</strong> heel moeilijk is om <strong>het</strong> concept productiviteit te meten.<br />

Hauge et al. (2007) gaven aan dat <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> veel <strong>mee</strong>r mensen schaadt dan<br />

enkel maar de individuen die rechtstreeks aan dit gedrag blootgesteld worden.<br />

Toeschouwers, i.e. mensen die niet rechtstreeks bij <strong>het</strong> <strong>pesten</strong> betrokken zijn, ervaren<br />

hun <strong>werk</strong>omgeving bijna even stressvol <strong>als</strong> diegene die dicht bij <strong>het</strong> pestgedrag staan.<br />

1.5 Antecedenten<br />

Heel wat studies onderzochten de mogelijke antecedenten <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. In dit<br />

deel worden de antecedenten <strong>op</strong> <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> individu, de job, <strong>het</strong> team en de<br />

organisatie besproken.<br />

Elke oorzaak wordt aan de hand <strong>van</strong> verschillende wetenschappelijke teksten<br />

uiteengezet. Verder is <strong>het</strong> heel belangrijk om te weten dat er geen eenzijdige<br />

verklaringen zijn <strong>als</strong> <strong>het</strong> gaat over de oorzaken <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. In de praktijk<br />

gaat <strong>het</strong> <strong><strong>mee</strong>st</strong>el om een combinatie <strong>van</strong> verschillende factoren die tot pestgedrag leiden<br />

(Zapf, 1999, p. 81).<br />

1.5.1 Individu<br />

Individuele antecedenten <strong>van</strong> <strong>het</strong> slachtoffer, die tot <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> leiden, zijn: een<br />

<strong>op</strong>vallende positie betrekken, weinig sociale vaardigheden bezitten, weinig of niet voor<br />

zichzelf <strong>op</strong>komen, beter presteren en een hoge plichtsgetrouwheid. Het is wel zo, dat<br />

persoonlijke kenmerken geen algemene verklaring <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> zijn. Er zijn specifieke<br />

subgroepen waarvoor deze kenmerken <strong>van</strong> toepassing zullen zijn, terwijl er ook<br />

individuen zullen zijn die deze kenmerken niet bezitten en toch slachtoffer <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>werk</strong> worden (Zapf & Einarsen, 2011, p. 195).<br />

Hauge, Skogstad, & Einarsen (2009) vonden twee individuele factoren die <strong>het</strong><br />

daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> voorspellen: mannelijk zijn en zelf gepest worden (ongeacht de<br />

frequentie). Slachtoffers proberen <strong>het</strong> <strong>pesten</strong> tegen te gaan door zelf anderen te <strong>pesten</strong>.<br />

Op deze manier verdedigt men zich tegen verdere pesterijen (Aquino & Thau, 2009).<br />

8


1.5.2 Job<br />

Er zijn verschillende jobgerelateerde kenmerken die pestgedrag voorspellen. Rolconflict,<br />

de mate <strong>van</strong> deelname in beslissingen en <strong>werk</strong>druk zijn enkele voorbeelden <strong>van</strong><br />

variabelen die rechtstreeks in verband staan met <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong><br />

(Notelaers, De Witte, & Einarsen, 2010).<br />

Neyens et al. (2007) verrichtten een kwantitatieve studie rond risicofactoren in <strong>werk</strong> en<br />

organisatie voor <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Rolconflict kwam naar voor <strong>als</strong> één <strong>van</strong> de<br />

jobgerelateerde antecedenten die een heel sterk positief verband heeft met <strong>pesten</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Met rolconflict wordt er verwezen naar conflicten of tegenstrijdige<br />

verwachtingen over de jobgerelateerde rollen, taken en verantwoordelijkheden <strong>van</strong> de<br />

<strong>werk</strong>nemer. Einarsen (1999) stelde dat dergelijke rolconflicten kunnen leiden tot<br />

frustraties en stress. Daarnaast werd er een matig positief verband gevonden tussen<br />

baanonzekerheid en <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Einarsen (1999) verklaarde dit verband aan de<br />

hand <strong>van</strong> de relatief machteloze positie <strong>van</strong> <strong>het</strong> slachtoffer bij baanonzekerheid. Door<br />

deze positie vreest de <strong>werk</strong>nemer hoogstwaarschijnlijk voor <strong>het</strong> verlies <strong>van</strong> de job met<br />

<strong>als</strong> gevolg dat hij of zij niet <strong>mee</strong>r durft ingaan tegen oneerlijk en agressief gedrag.<br />

Baillien, De Cuyper, en De Witte (2011) onderzochten regelruimte (i.e. autonomie) en<br />

<strong>werk</strong>druk <strong>als</strong> mogelijke antecedenten voor <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> en dit zowel voor<br />

slachtoffers <strong>als</strong> voor daders. Voor slachtoffers waren er twee hoofdeffecten: een<br />

positieve relatie tussen <strong>werk</strong>druk en slachtofferschap en een negatieve relatie tussen<br />

regelruimte en slachtofferschap. Voor daders werden geen hoofdeffecten gevonden,<br />

echter wel een interactie-effect: jobs die een hoge <strong>werk</strong>druk combineren met weinig<br />

regelruimte leiden tot daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Het ruime begrip<br />

‘regelruimte’ komt uit <strong>het</strong> Job Demand Control Model <strong>van</strong> Karasek (1979) en bestaat uit<br />

drie <strong>aspect</strong>en: inspraak, controle over <strong>werk</strong> en vaardigheidsbenutting. Deze drie<br />

begrippen kunnen telkens in verband worden gebracht met <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Einarsen, Raknes, en Matthiesen (1994) vonden een negatieve relatie tussen<br />

vaardigheidsbenutting en <strong>het</strong> slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Vaardigheids-<br />

benutting verwijst naar de mate waarin de vaardigheden <strong>van</strong> de <strong>werk</strong>nemer benut<br />

worden in de job. Hoe hoger de vaardigheidsbenutting, hoe kleiner de kans is om<br />

slachtoffer te worden <strong>van</strong> pesterijen <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Dit zou een belangrijk antecedent<br />

kunnen zijn dat wijst <strong>op</strong> person-job fit.<br />

Het onderzoek <strong>van</strong> Zapf (1999) vond een negatieve relatie tussen controle over tijds-<br />

gebruik en pesterijen.<br />

9


Daarnaast toonden verschillende onderzoekers nog aan dat hoe <strong>mee</strong>r inspraak<br />

mede<strong>werk</strong>ers in hun eigen job en taken hebben, hoe minder pesterijen er zich zullen<br />

voordoen (e.g. Neyens et al., 2007, p. 308).<br />

De studie <strong>van</strong> Einarsen et al. (1994, p. 396) geeft ook aan dat monotonie en<br />

verveeldheid binnen de job tot <strong>mee</strong>r pesterijen kunnen leiden. Ook deze twee<br />

antecedenten zouden een verwijzing kunnen maken naar person-job fit.<br />

1.5.3 Team<br />

Hauge et al. (2007) stelden vast dat <strong>pesten</strong> vaker voorkomt in <strong>werk</strong>omgevingen waar<br />

veel interpersoonlijke conflicten en destructieve leiderschapsstijlen heersen. Er werd een<br />

positieve relatie gevonden tussen een laissez-faire leiderschapsstijl en <strong>pesten</strong>.<br />

Pestgedrag zal dus vooral voorkomen wanneer de directe chef weinig of geen aandacht<br />

besteedt aan <strong>het</strong> <strong>op</strong>lossen <strong>van</strong> situaties met veel interpersoonlijke conflicten.<br />

Ook Neyens et al. (2007) gaven aan dat <strong>het</strong> aantal conflicten in een team een<br />

belangrijke antecedent is voor <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Er werden vaker pesterijen<br />

vastgesteld in teams met veel conflicten. Daarnaast vonden ze ook een sterke negatieve<br />

relatie tussen de sociale steun <strong>van</strong> collega’s en <strong>pesten</strong>. Hoe groter de steun <strong>van</strong> collega’s<br />

binnen een team, hoe minder er gepest zal worden.<br />

De studie <strong>van</strong> Baillien, Neyens, en De Witte (2008) onderscheidde <strong>op</strong> <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

team drie clusters die belangrijk zijn bij <strong>het</strong> veroorzaken of in stand houden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Een eerste cluster verwijst naar de doelen <strong>van</strong> een team. Het risico voor<br />

pestgedrag is <strong>het</strong> grootst <strong>als</strong> een team zich te veel focust <strong>op</strong> de doelen <strong>van</strong> <strong>het</strong> team en<br />

te weinig <strong>op</strong> de behoeftes <strong>van</strong> de <strong>werk</strong>nemers of omgekeerd. Een tweede cluster<br />

verwijst naar de sociale atmosfeer binnen een team. Zowel een te formele <strong>als</strong> een te<br />

informele atmosfeer kan <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> veroorzaken en in stand houden. Een<br />

laatste cluster verwijst naar de machtsrelaties en de hiërarchie binnen een team. Te veel<br />

of te weinig macht en hiërarchie leiden beide tot <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Jehn, Chadwick, en Thatcher (1997) kwamen tot de conclusie dat er minder conflicten<br />

ontstaan wanneer een team bestaat uit mensen die gelijkaardige waarden voor<strong>op</strong>stellen.<br />

Daartegenover staat dus dat er <strong>mee</strong>r conflicten kunnen <strong>op</strong>treden binnen een team<br />

waar<strong>van</strong> de leden niet dezelfde waarden delen. Zo<strong>als</strong> Neyens et al. (2007) en Hauge et<br />

al. (2007) stelden, wordt er vaker gepest in teams waar zich veel conflicten voordoen.<br />

Dit is een belangrijk antecedent dat zou kunnen wijzen <strong>op</strong> person-group fit.<br />

10


1.5.4 Organisatie<br />

Zapf (1999) identificeerde <strong>het</strong> klimaat <strong>van</strong> de organisatie, een hoog stressgehalte en<br />

problemen binnen de organisatie <strong>als</strong> de <strong><strong>mee</strong>st</strong> voorkomende oorzaken <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>werk</strong> <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> <strong>het</strong> slachtoffer. Ook <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> Hauge et al.<br />

(2007) bevestigde dat <strong>pesten</strong> vaker voorkomt in stressvolle <strong>werk</strong>omgevingen.<br />

De drie clusters, die <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> in stand houden of veroorzaken, beschreven <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> niveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> team zijn ook <strong>van</strong> toepassing <strong>op</strong> <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong> de organisatie: te<br />

veel focus <strong>op</strong> de prestatiedoelstellingen <strong>van</strong> de organisatie en te weinig <strong>op</strong> <strong>het</strong> welzijn<br />

<strong>van</strong> de <strong>werk</strong>nemers of omgekeerd, <strong>het</strong> onevenwicht in sociale atmosfeer <strong>van</strong> de<br />

organisatie en <strong>het</strong> onevenwicht in de hiërarchie <strong>van</strong> de organisatie (Baillien, Neyens, et<br />

al., 2008).<br />

Pesten komt minder voor in een <strong>werk</strong>nemersgerichte organisatiecultuur (Neyens et al.,<br />

2007, p. 309). Dit is een cultuur waar een aangename sfeer heerst en er begrip is voor<br />

de mede<strong>werk</strong>ers. In taak- en prestatiegerichte culturen komt <strong>pesten</strong> veel vaker voor. In<br />

dergelijke culturen spelen taken en prestaties een cruciale rol (Baillien, Neyens, et al.,<br />

2008). De heersende cultuur binnen een organisatie zou een mogelijk antecedent<br />

kunnen zijn dat wijst <strong>op</strong> person-organization fit. Wanneer een <strong>werk</strong>nemer en de<br />

organisatie niet dezelfde waarden delen en er dus een lage fit is met de organisatie, zou<br />

dit kunnen leiden tot slachtoffer worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Daarnaast werd nog een matig negatief verband gevonden tussen <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> en<br />

de aanwezigheid <strong>van</strong> een anti-pestbeleid in de onderneming (Neyens et al., 2007).<br />

Volgens Einarsen (1999) vergroot de kans <strong>op</strong> pesterijen wanneer er geen dergelijk beleid<br />

bestaat omdat de onderneming zo de indruk geeft dat pestgedrag toegelaten is <strong>op</strong> de<br />

<strong>werk</strong>vloer. Daarom is <strong>het</strong> dus <strong>van</strong> kapitaal belang dat er een anti-pestbeleid aanwezig is<br />

in de onderneming. Daarenboven moet <strong>het</strong> ook goed gecommuniceerd worden <strong>op</strong>dat <strong>het</strong><br />

beleid enig effect zou hebben <strong>op</strong> <strong>het</strong> eventuele pestgedrag.<br />

Organisatieveranderingen, zo<strong>als</strong> herstructureringen en fusies, worden ook dikwijls<br />

aangehaald <strong>als</strong> antecedenten <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> (Neyens et al., 2007, p. 309).<br />

11


1.6 A Three Way Model<br />

Zo<strong>als</strong> hiervoor reeds vermeld zijn er heel wat mogelijke antecedenten, zowel individuele<br />

<strong>als</strong> <strong>werk</strong>gerelateerde, die <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> kunnen voorspellen. Baillien et al. (2009)<br />

<strong>werk</strong>ten een model uit dat kan verklaren waarom deze antecedenten <strong>op</strong> <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong><br />

individu, job, team en organisatie kunnen leiden tot <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Voordien lag de<br />

focus <strong>van</strong> de <strong><strong>mee</strong>st</strong>e studies enkel bij <strong>het</strong> slachtoffer <strong>van</strong> <strong>pesten</strong>. In <strong>het</strong> model <strong>van</strong><br />

Baillien et al. (2009) wordt ook gekeken naar hoe die antecedenten aanleiding kunnen<br />

geven tot pestgedrag <strong>van</strong> de dader.<br />

Er worden drie verschillende processen beschreven binnen <strong>het</strong> model:<br />

(1) intrapersoonlijke frustraties, (2) interpersoonlijke conflicten en (3) <strong>het</strong> expliciet of<br />

impliciet stimuleren <strong>van</strong> negatief gedrag door kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> team en de<br />

organisatie.<br />

Het eerste proces beschrijft <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> <strong>als</strong> gevolg <strong>van</strong> frustraties. Enkele<br />

voorbeelden <strong>van</strong> dergelijke frustraties zijn: een lage jobtevredenheid of een slecht<br />

gevoel na recente veranderingen in de organisatie. Als men <strong>op</strong> een inefficiënte manier<br />

omgaat met deze frustraties kan dit leiden tot (dader of slachtoffer worden <strong>van</strong>) <strong>pesten</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Individuen die deze manier <strong>van</strong> omgaan actief uitoefenen, worden eerder<br />

dader <strong>van</strong> <strong>pesten</strong>. Individuen die <strong>op</strong> een passief inefficiënte manier omgaan met <strong>pesten</strong><br />

worden eerder slachtoffer.<br />

Het tweede proces beschrijft <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> <strong>als</strong> een gevolg <strong>van</strong> interpersoonlijke<br />

conflicten en de manier <strong>van</strong> omgaan met die conflicten. Conflicten kunnen ontstaan uit<br />

<strong>werk</strong>gerelateerde problemen, persoonlijke kwesties tussen <strong>werk</strong>nemers of een<br />

combinatie <strong>van</strong> beide. Conflicten kunnen leiden tot (dader of slachtoffer worden <strong>van</strong>)<br />

<strong>pesten</strong> <strong>als</strong> men een bepaald conflict laat escaleren. Hierbij is <strong>het</strong> niveau (for<strong>mee</strong>l of<br />

infor<strong>mee</strong>l) <strong>van</strong> invloed en gezag heel belangrijk. Werknemers met veel invloed en gezag<br />

worden eerder dader <strong>van</strong> <strong>pesten</strong>, terwijl <strong>werk</strong>nemers met weinig invloed eerder<br />

slachtoffer worden.<br />

Het laatste proces beschrijft specifieke normen en waarden binnen <strong>het</strong> team en de<br />

organisatie die ertoe kunnen leiden dat <strong>werk</strong>nemers dader of slachtoffer worden <strong>van</strong><br />

<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

12


Om dit eerste deel <strong>van</strong> de literatuurstudie af te ronden en een <strong>op</strong>stap te bieden naar <strong>het</strong><br />

tweede deel, wordt huidig onderzoek gekaderd binnen <strong>het</strong> Three Way Model (Baillien et<br />

al., 2009). Dit wordt ook geïllustreerd aan de hand <strong>van</strong> figuur 1: een her<strong>werk</strong>te versie<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> Three Way Model, specifiek voor dit onderzoek.<br />

Een lage person-job fit zou aan de basis kunnen liggen <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Wanneer<br />

een <strong>werk</strong>nemer niet past binnen zijn job, kan dit stress en frustraties veroorzaken.<br />

Einarsen (1999) stelt immers dat een verschil tussen de verwachtingen <strong>van</strong> de<br />

<strong>werk</strong>nemer en de vraag <strong>van</strong> de onderneming rond rollen, taken en verantwoordelijk-<br />

heden frustraties en stress kunnen veroorzaken. Deze frustraties leiden volgens <strong>het</strong><br />

Three Way Model tot <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> (Baillien et al., 2009). Dit kunnen we trouwens<br />

ook afleiden uit de Revised Frustration Aggression Theory <strong>van</strong> Berkowitz (1989). Deze<br />

theorie stelt dat <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> veroorzaakt kan worden door frustraties en stress.<br />

Frustraties zijn immers onaangenaam en lokken bijgevolg ‘agressieve’ reacties uit. De<br />

‘agressieve’ reactie kunnen we hier <strong>als</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> interpreteren. De manier <strong>van</strong><br />

omgaan met de frustraties en stress zal bepalen of de betrokkene slachtoffer of dader<br />

wordt <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> (Baillien et al., 2009).<br />

Als een <strong>werk</strong>nemer niet dezelfde waarden en doelen deelt met andere teamleden en dus<br />

niet goed past binnen <strong>het</strong> team spreken we <strong>van</strong> een lage person-group fit (Vogel &<br />

Feldman, 2009). Dit kan mogelijk tot conflicten leiden (Jehn et al., 1997). Binnen <strong>het</strong><br />

Three Way Model leiden geëscaleerde conflicten tot <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Afhankelijk <strong>van</strong><br />

de invloed en <strong>het</strong> gezag <strong>van</strong> <strong>het</strong> individu, zal <strong>het</strong> conflict leiden tot slachtoffer of dader<br />

worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> (Baillien et al., 2009).<br />

Er zijn ook enkele specifieke <strong>aspect</strong>en binnen een organisatie of een team die <strong>pesten</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>werk</strong> rechtstreeks stimuleren. Deze specifieke <strong>aspect</strong>en verwijzen naar de waarden<br />

en normen die binnen de organisatie heersen (Baillien et al., 2009). Wanneer de<br />

waarden <strong>van</strong> de organisatie niet overeenstemmen met de waarden <strong>van</strong> de <strong>werk</strong>nemer<br />

spreken we <strong>van</strong> een lage person-organization fit (Kristof, 1996). Volgens <strong>het</strong> Three Way<br />

Model zal een lage fit rechtstreeks leiden tot slachtoffer worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong><br />

(Baillien et al., 2009).<br />

13


Figuur 1: Her<strong>werk</strong>te versie <strong>van</strong> <strong>het</strong> Three Way Model (Baillien et al., 2009)<br />

14


2 Literatuurstudie ‘Person-environment fit’<br />

2.1 Definiëring<br />

Een heel ruime definitie <strong>van</strong> person-environment fit (PE-fit) verwijst naar de harmonie<br />

tussen een individu en zijn <strong>werk</strong>omgeving (Vogel & Feldman, 2009, p. 68).<br />

Deze definitie kan iets gedetailleerder vertaald worden naar <strong>het</strong> feno<strong>mee</strong>n dat zich<br />

voordoet wanneer een individu en zijn of haar <strong>werk</strong>omgeving goed <strong>op</strong> elkaar afgestemd<br />

zijn en goed bij elkaar passen (Kristof-Brown, Zimmerman, & Johnson, 2005, p. 281).<br />

Muchinsky en Monohan (1987), geciteerd door Kristof-Brown et al. (2005, p. 288),<br />

onderscheidden twee belangrijke <strong>op</strong>vattingen <strong>van</strong> PE-fit: complementary fit en<br />

supplementary fit. Er is sprake <strong>van</strong> complementary fit wanneer de kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

individu en de <strong>werk</strong>omgeving elkaar aanvullen of wanneer de kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

individu iets nieuws toevoegen aan de <strong>werk</strong>omgeving. Dit type fit werd toen strikt<br />

ge<strong>op</strong>erationaliseerd <strong>als</strong> de vaardigheden <strong>van</strong> een individu die de vraag <strong>van</strong> de<br />

organisatie tegemoet komen (abilities-demand fit). Kristof (1996) vulde deze<br />

<strong>op</strong>erationalisering aan met de behoeften, wensen of voorkeuren <strong>van</strong> de <strong>werk</strong>nemer<br />

waarin de organisatie voorziet (needs-supplies fit). Samengevat zal complementary fit<br />

zich dus voordoen wanneer de kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> individu de tekorten in de organisatie<br />

overbruggen of wanneer de organisatie in de behoeften <strong>van</strong> de <strong>werk</strong>nemers voorziet.<br />

Een tweede conceptualisering is de supplementary fit. Deze fit bestaat wanneer <strong>het</strong><br />

individu en de omgeving gelijkaardige kenmerken bezitten (Kristof-Brown et al., 2005,<br />

p. 288; Vogel & Feldman, 2009, p. 69).<br />

Naast deze <strong>op</strong>vattingen, kan PE-fit ook nog volgens diverse inhoudsdimensies of<br />

kenmerken ge<strong>op</strong>erationaliseerd worden. De keuze <strong>van</strong> de fitdimensies hangt dan af <strong>van</strong><br />

de fit die men wil <strong>op</strong>erationaliseren. Dit wordt verduidelijkt aan de hand <strong>van</strong> enkele<br />

voorbeelden. Abilities-demand fit kan ge<strong>op</strong>erationaliseerd worden volgens de kennis, de<br />

vaardigheden en de capaciteiten <strong>van</strong> <strong>het</strong> individu en de vereisten <strong>van</strong> job en de<br />

organisatie. Supplementary fit kan aan de hand <strong>van</strong> waarden, doelen, persoonlijke<br />

kenmerken of persoonlijke gedragingen ge<strong>op</strong>erationaliseerd worden (Kristof-Brown et<br />

al., 2005, p. 289).<br />

Studies die gebruik maken <strong>van</strong> een <strong>mee</strong>rvoudige conceptualisering <strong>van</strong> fit, zo<strong>als</strong><br />

bijvoorbeeld Vogel en Feldman (2009), zullen sterkere resultaten verkrijgen dan studies<br />

die met een enkelvoudige conceptualisering, zo<strong>als</strong> bijvoorbeeld Caldwell, Herold, en<br />

Fedor (2004), <strong>werk</strong>en (Kirstof-Brown et al., 2005 p. 289). Wij volgen dit advies in onze<br />

eigen studie en maken dus gebruik <strong>van</strong> een <strong>mee</strong>rvoudige conceptualisering <strong>van</strong> fit.<br />

15


2.2 Vormen<br />

Binnen <strong>het</strong> kader <strong>van</strong> PE-fit kan de harmonie met de <strong>werk</strong>omgeving zich <strong>op</strong> verschillende<br />

niveaus voordoen: de organisatie, <strong>het</strong> team en de job (Kristof-Brown, Jansen, & Colbert,<br />

2002).<br />

Person-organization (PO-) fit en person-job (PJ-) fit zijn twee vormen waarover heel wat<br />

in de literatuur terug te vinden is. Person-group (PG-) fit werd iets minder frequent<br />

bestudeerd (Vogel & Feldman, 2009, p. 69).<br />

2.2.1 Person-organization fit<br />

Kristof (1996) definieerde PO-fit <strong>als</strong> volgt: “the compatibility between pe<strong>op</strong>le and<br />

organizations that occurs when: (a) at least one entity provides what the other needs, or<br />

(b) they share similar fundamental characteristics, or (c) both” (p. 4-5).<br />

De focus ligt hier <strong>op</strong> <strong>het</strong> feit dat de organisatie en zijn <strong>werk</strong>nemers dezelfde kenmerken<br />

delen en/of in elkaars behoeften voorzien. Vogel en Feldman (2009) conceptualiseerden<br />

PO-fit <strong>als</strong> supplementary fit.<br />

De twee belangrijkste inhoudsdimensies binnen PO-fit zijn de doelen en de waarden<br />

(Kristof, 1996, p. 5). Het zijn dan ook deze twee dimensies die Vogel en Feldman (2009)<br />

gebruikten om PO-fit te <strong>op</strong>erationaliseren.<br />

De <strong><strong>mee</strong>st</strong> gebruikte <strong>op</strong>erationalisering <strong>van</strong> PO-fit is de overeenstemming tussen de<br />

waarden <strong>van</strong> <strong>het</strong> individu en de waarden <strong>van</strong> de organisatie. Deze redenering kunnen we<br />

begrijpen aan de hand <strong>van</strong> enkele (gedrags)uitkomsten die volgen uit de overeenkomst<br />

tussen de waarden <strong>van</strong> de organisatie en die <strong>van</strong> de <strong>werk</strong>nemer. Herbst en Houmanfar<br />

(2009, p. 51) geven een overzicht <strong>van</strong> dergelijke uitkomsten: jobtevredenheid, een<br />

lagere verlo<strong>op</strong>intentie, minder conflicten, enzovoort.<br />

Waarden maken een belangrijk deel uit <strong>van</strong> de cultuur die binnen een organisatie heerst<br />

en spelen een grote rol in <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> <strong>werk</strong>nemers (Schein, 1990). Waarden bepalen<br />

de gedragskeuze <strong>van</strong> de <strong>werk</strong>nemer en zijn bijgevolg de basis <strong>van</strong> hoe individuen een<br />

situatie inschatten en hoe ze aanvaardbaar gedrag beoordelen (Jehn et al., 1997).<br />

Een tweede <strong>op</strong>erationalisering <strong>van</strong> PO-fit is de overeenstemming tussen de doelen <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> individu en die <strong>van</strong> de organisatie. Het feit dat doelen worden gebruikt, volgt uit <strong>het</strong><br />

attraction-selection-attrition model <strong>van</strong> Schneider (1987). Dit model stelt dat individuen<br />

aangetrokken worden tot diegene die ge<strong>mee</strong>nschappelijke doelen hebben of tot diegene<br />

die hen kunnen helpen om hun eigen doelen te bereiken (Schneider, 1987).<br />

16


2.2.2 Person-group fit<br />

Er is sprake <strong>van</strong> person-group fit wanneer er overeenstemming is tussen een individu en<br />

de andere leden <strong>van</strong> <strong>het</strong> team (Kristof, 1996, p. 7).<br />

PG-fit werd reeds ge<strong>op</strong>erationaliseerd <strong>op</strong> verschillende manieren. De literatuur toont aan<br />

dat individuen kunnen vergeleken worden met hun collega’s volgens doelen, waarden of<br />

persoonlijke kenmerken (Vogel & Feldman, 2009, p. 70).<br />

Een eerste <strong>op</strong>erationalisering <strong>van</strong> PG-fit is de overeenstemming tussen de waarden <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> individu en de waarden <strong>van</strong> zijn of haar collega’s binnen <strong>het</strong> team. Dit om dezelfde<br />

redenen <strong>als</strong> bij PO-fit: een overeenkomst in waarden leidt tot positieve uitkomsten<br />

(Herbst en Houmanfar, 2009).<br />

Een tweede <strong>op</strong>erationalisering <strong>van</strong> PG-fit is de overeenstemming tussen de doelen <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> individu en die <strong>van</strong> zijn of haar teamleden. Ook hier is dus <strong>het</strong> attraction-selection-<br />

attrition model (Schneider, 1987) <strong>van</strong> toepassing. We plaatsen <strong>het</strong> model gewoon in een<br />

andere context: individuen worden aangetrokken tot een team (en zijn leden) dat<br />

dezelfde doelen voor<strong>op</strong> stelt. Een derde <strong>op</strong>erationalisering is de overeenstemming tussen<br />

de persoonlijke kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> individu en die <strong>van</strong> zijn of haar teamleden.<br />

2.2.3 Person-job fit<br />

Person-job fit verwijst naar de overeenstemming tussen de kenmerken <strong>van</strong> een individu<br />

en die <strong>van</strong> de job en/of de taken die uitgevoerd moeten worden <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> (Kristof-<br />

Brown et al., 2005, p. 284; Vogel & Feldman, 2009, p. 69).<br />

In <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> Vogel & Feldman (2009) werd PJ-fit <strong>op</strong> twee manieren<br />

ge<strong>op</strong>erationaliseerd: <strong>als</strong> abilities-demand fit en <strong>als</strong> needs-supplies fit. Ze gebruiken met<br />

andere woorden de conceptualisering complementary fit.<br />

De abilities-demand fit vormt in deze context de harmonie tussen de vaardigheden en de<br />

bekwaamheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> individu en de vereisten <strong>van</strong> de job. De needs-supplies fit houdt<br />

hier in dat in de behoeften <strong>van</strong> <strong>het</strong> individu voorzien wordt via <strong>het</strong> loon dat <strong>het</strong> individu<br />

ont<strong>van</strong>gt voor <strong>het</strong> uitvoeren <strong>van</strong> de job (Vogel & Feldman, 2009, p. 69).<br />

17


2.3 Meting en prevalentie<br />

2.3.1 Directe versus indirecte meting<br />

Om PE-fit te meten wordt er in <strong>het</strong> alge<strong>mee</strong>n gebruik gemaakt <strong>van</strong> twee methoden: de<br />

directe en de indirecte meting <strong>van</strong> PE-fit (Kristof-Brown et al., 2005, pp. 290-291).<br />

Bij de directe meting <strong>van</strong> PE-fit wordt er rechtstreeks aan de <strong>werk</strong>nemer gevraagd of hij<br />

of zij een goede fit ervaart (Kristof, 1996, p. 10). Deze maatstaf maakt gebruik <strong>van</strong> twee<br />

verschillende concepten: perceived fit en subjectieve fit (Kristof, 1996, p. 11; Kristof-<br />

Brown et al., 2005, p. 291). Er wordt gesproken <strong>van</strong> perceived fit wanneer <strong>het</strong> individu<br />

zijn of haar perceptie geeft over de overeenstemming met de omgeving. Een goede fit<br />

zal zich in dit geval dus voordoen wanneer <strong>het</strong> individu vindt dat hij of zij goed past<br />

binnen zijn omgeving. Dit ongeacht <strong>het</strong> feit of er nu effectief een goede fit is tussen <strong>het</strong><br />

individu en de organisatie, tussen <strong>het</strong> individu en <strong>het</strong> team of tussen <strong>het</strong> individu en de<br />

job (Kristof, 1996, pp. 10-11). Subjectieve fit doet zich voor wanneer de fit indirect<br />

beoordeeld wordt. De kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> individu en de kenmerken <strong>van</strong> de omgeving<br />

worden apart bevraagd en beschreven door <strong>het</strong> individu. Achteraf worden de kenmerken<br />

met elkaar vergeleken (Kristof-Brown et al., 2005, p. 291).<br />

PE-fit kan echter ook <strong>op</strong> een indirecte manier gemeten worden. Daarbij worden de<br />

kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> individu en de kenmerken <strong>van</strong> de omgeving apart bevraagd en<br />

beschreven door verschillende bronnen. Deze kenmerken worden dan uiteindelijk met<br />

elkaar vergeleken. We spreken hier dus <strong>van</strong> een indirecte meting omdat we de<br />

informatie omtrent de kenmerken niet rechtstreeks <strong>van</strong> <strong>het</strong> individu hebben verkregen<br />

<strong>van</strong> wie men de fit wil meten (Kristof, 1996, p. 11).<br />

2.3.2 Multidimensionale theorie<br />

In <strong>het</strong> verleden werd de relatie tussen fit en <strong>werk</strong>uitkomsten onderzocht aan de hand<br />

<strong>van</strong> de fit tussen een individu en één <strong>aspect</strong> <strong>van</strong> de <strong>werk</strong>omgeving. In de realiteit is <strong>het</strong><br />

echter niet zo dat <strong>werk</strong>nemers maar <strong>op</strong> één deel <strong>van</strong> hun <strong>werk</strong>omgeving in<strong>werk</strong>en.<br />

Gevolgen die gerelateerd zijn aan fit zijn eerder <strong>het</strong> resultaat <strong>van</strong> de wissel<strong>werk</strong>ing en<br />

samenstelling <strong>van</strong> <strong>mee</strong>rdere fits doorheen verschillende <strong>aspect</strong>en <strong>van</strong> de omgeving. Het<br />

is dan ook daarom dat men geleidelijk aan evolueert naar een multidimensionale theorie<br />

<strong>van</strong> person-environment fit. De fit met één enkel <strong>aspect</strong> <strong>van</strong> de dimensie <strong>van</strong> de<br />

omgeving blijft wel een goede voorspeller voor <strong>werk</strong>uitkomsten specifiek aan de<br />

dimensie (Jansen & Kristof-Brown, 2006).<br />

18


2.3.3 Prevalentie<br />

De prevalentie <strong>van</strong> de verschillende vormen fit wordt geïllustreerd aan de hand <strong>van</strong> de<br />

schaalgemiddelden die in recent onderzoek naar boven kwamen. Vogel en Feldman<br />

(2009) gebruikten de schalen <strong>van</strong> Cable en DeRue (2002) om de verschillende vormen<br />

<strong>van</strong> fit te meten. Alle items werden bevraagd <strong>op</strong> een 7-punten Likert schaal. PO-fit had<br />

een schaalgemiddelde <strong>van</strong> 5.32, PG-fit bedroeg gemiddeld 5.10 en PJ-fit scoorde<br />

gemiddeld 5.39.<br />

Ook Boon, Den Hartog, Boselie en Paauwe (2011) hanteerden de schalen <strong>van</strong> Cable en<br />

DeRue (2002) om PO-fit en PJ-fit te meten. Zij bevroegen de items <strong>op</strong> een 5-punten<br />

Likert schaal. PO-fit scoorde gemiddeld 3.83 en PJ-fit bedroeg gemiddeld 3.47.<br />

2.4 Werkuitkomsten<br />

In <strong>het</strong> alge<strong>mee</strong>n stellen onderzoekers vast dat hogere niveaus <strong>van</strong> fit positieve gevolgen<br />

hebben voor zowel de organisatie (Kristof, 1996) <strong>als</strong> voor <strong>het</strong> individu (Schneider,<br />

1987). Vogel en Feldman (2009, p. 72) halen jobtevredenheid, verlo<strong>op</strong>intentie,<br />

carrièresucces, <strong>werk</strong>prestaties en organizational citizenship behavior (OCB) aan <strong>als</strong> de<br />

vijf <strong><strong>mee</strong>st</strong> besproken <strong>werk</strong>uitkomsten in de literatuur. Hieronder worden deze vijf<br />

<strong>werk</strong>uitkomsten toegelicht, ingedeeld naar individuele <strong>werk</strong>uitkomsten en<br />

gedragsuitkomsten.<br />

2.4.1 Individuele <strong>werk</strong>uitkomsten<br />

2.4.1.1 Jobtevredenheid<br />

Kristof-Brown et al. (2002) onderzochten de gelijktijdige impact <strong>van</strong> person-job, person-<br />

group en person-organization fit. Wanneer deze drie types fit gecombineerd worden,<br />

hebben ze elk een belangrijk, onafhankelijk effect <strong>op</strong> jobtevredenheid. De conclusie<br />

luidde <strong>als</strong> volgt: hoe hoger de fit, hoe hoger de jobtevredenheid.<br />

Het onderzoek <strong>van</strong> Kristof-Brown et al. (2005, p. 316) wees uit dat jobtevredenheid <strong>het</strong><br />

<strong><strong>mee</strong>st</strong> beïnvloed wordt door PJ-fit en de tevredenheid met collega’s door PG-fit.<br />

Herbst en Houmanfar (2009) onderzochten de overeenstemming tussen de waarden <strong>van</strong><br />

een <strong>werk</strong>nemer en die <strong>van</strong> zijn organisatie. Er werd een duidelijk positief verband<br />

gevonden tussen de harmonie <strong>van</strong> de waarden en de jobtevredenheid. Hoe beter de<br />

waarden <strong>van</strong> de <strong>werk</strong>nemer en de organisatie <strong>op</strong> elkaar afgestemd waren, hoe hoger de<br />

jobtevredenheid was.<br />

19


2.4.1.2 Carrièresucces<br />

Bretz en Judge (1994) haalden theoretische en empirische bewijzen aan die aantonen<br />

dat PO-fit een direct effect heeft <strong>op</strong> enkele extrinsieke maatstaven <strong>van</strong> carrièresucces<br />

zo<strong>als</strong> <strong>het</strong> verworven salaris- en jobniveau. Ondanks deze bewijzen werd er nog geen<br />

onderzoek gevoerd om deze relatie te testen. De studie geeft dus een inleidende analyse<br />

<strong>van</strong> de relatie tussen PO-fit en carrièresucces. De resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek wezen<br />

uit dat een hoge PO-fit tot hogere niveaus <strong>van</strong> extrinsiek succes kunnen leiden.<br />

2.4.2 Gedragsuitkomsten<br />

2.4.2.1 Verlo<strong>op</strong>intentie<br />

Herbst en Houmanfar (2009) onderzochten de overeenstemming tussen de waarden <strong>van</strong><br />

een <strong>werk</strong>nemer en die <strong>van</strong> zijn organisatie. Er werd een duidelijk verband gevonden<br />

tussen de harmonie <strong>van</strong> de waarden en de verlo<strong>op</strong>intentie. Hoe beter de afstemming<br />

tussen de waarden <strong>van</strong> de <strong>werk</strong>nemer en die <strong>van</strong> de organisatie was, hoe minder<br />

verlo<strong>op</strong>intentie er waar te nemen was bij de <strong>werk</strong>nemer.<br />

Het onderzoek <strong>van</strong> Kristof-Brown et al. (2005, p. 317) bracht aan <strong>het</strong> licht dat PO-fit<br />

<strong>mee</strong>r impact heeft <strong>op</strong> verlo<strong>op</strong>intentie dan PJ-fit. Het attraction-selection-attrition model<br />

<strong>van</strong> Schneider (1987) werd <strong>als</strong> mogelijke verklaring voor dit resultaat aangehaald. Dit<br />

model stelt namelijk dat mensen met een lage PO-fit, door <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> aantrekken en<br />

selecteren, de onderneming uiteindelijk zullen verlaten. Daartegenover staat dat de<br />

onderneming in eerste instantie personen zal aanwerven in functie <strong>van</strong> de jobvereisten.<br />

Werknemers zullen dus <strong><strong>mee</strong>st</strong>al wel een goede fit met de job ervaren, maar ze hebben<br />

daarom niet noodzakelijk een hoge PO-fit. Als een <strong>werk</strong>nemer een lage fit ervaart met<br />

de onderneming, stelt <strong>het</strong> attraction-selection-attrition model dat hij of zij de organisatie<br />

uiteindelijk zal verlaten. Wanneer een <strong>werk</strong>nemer een lage PJ-fit heeft, kan daar nog aan<br />

ge<strong>werk</strong>t worden binnen de organisatie door vaardigheden verder te ontwikkelen, door<br />

intern <strong>van</strong> job te veranderen of door in rang te verlagen. Zo kan de PJ-fit mogelijk<br />

verhogen. De onderzoekers besloten hieruit dat PO-fit een mogelijke voorspeller kan zijn<br />

<strong>van</strong> eventueel personeelsverlo<strong>op</strong>.<br />

2.4.2.2 Werkprestatie<br />

Kristof-Brown et al. (2005, p. 317) vonden slechts een zwakke relatie tussen prestaties<br />

en PO-fit. Er was wel een sterkere correlatie tussen prestaties en PJ-fit en prestaties en<br />

PG-fit. Voor PJ-fit is dit niet moeilijk te begrijpen. Prestaties zijn namelijk nauw verwant<br />

met de vakkundigheid binnen de job. De relatie met PG-fit was voor Kristof-Brown et al.<br />

(2005) eerder onverwacht. Men verwees naar <strong>het</strong> toenemende belang <strong>van</strong> teams <strong>als</strong><br />

mogelijke verklaring. Deze bevindingen werden ondersteund door <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong><br />

Vogel en Feldman (2009, p. 78).<br />

20


2.4.2.3 Organizational citizenship behavior<br />

Het onderzoek <strong>van</strong> Hoffman en Woehr (2006) stelde een positieve relatie vast tussen<br />

PO-fit en OCB. Hoe hoger de fit is met de organisatie, hoe <strong>mee</strong>r OCB er gesteld wordt.<br />

De <strong>werk</strong>nemers zullen met andere woorden <strong>mee</strong>r bereid zijn om extra inspanningen te<br />

leveren voor <strong>het</strong> bedrijf. Inspanningen die geen deel uitmaken <strong>van</strong> hun <strong>werk</strong>elijke job en<br />

waarvoor men geen formele of informele compensatie verwacht (Yaniv, Lavi, & Siti,<br />

2010/11, p. 81).<br />

Yaniv, Lavi, en Siti (2010/11, p. 85) vonden een significante positieve correlatie tussen<br />

de concepten PO-fit en OCB. Ook Cable en DeRue (2002, pp. 881-882) toonden aan dat<br />

PO-fit een significante invloed heeft <strong>op</strong> OCB. Er kan dus gesteld worden dat een<br />

<strong>werk</strong>nemer die niet dezelfde waarden of doelen deelt met de organisatie ook geen<br />

moeite zal willen doen om extra inspanningen te leveren naast zijn eigenlijke job.<br />

21


3 Theoretische link <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> en PE-fit<br />

In dit deel wordt er een theoretische link gelegd tussen <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> en person-<br />

environment fit. We vermoeden namelijk dat PE-fit een antecedent is <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>werk</strong>. Om dit vermoeden te kunnen bevestigen, worden er aan de hand <strong>van</strong> de eerder<br />

uiteengezette theorieën, een aantal hypothesen <strong>op</strong>gesteld die in een later stadium <strong>van</strong><br />

deze masterproef onderzocht zullen worden. Eerst en vooral wordt de centrale<br />

onderzoekvraag nog eens duidelijk geformuleerd: ‘In <strong>welk</strong>e mate zal person-<br />

environment fit een voorspeller zijn <strong>van</strong> slachtoffer en dader worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>werk</strong>?’.<br />

3.1 PJ-fit en <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong><br />

De literatuur wijst uit dat een hoge PJ-fit vooral zal leiden tot een hoge jobtevredenheid<br />

(Kristof-Brown et al., 2005). Daartegenover staat dus dat een lage PJ-fit eerder een lage<br />

jobtevredenheid met zich zal <strong>mee</strong>brengen. Het eerste pad uit <strong>het</strong> Three Way Model stelt<br />

dat een lage jobtevredenheid kan leiden tot frustraties en stress (Baillien et al. 2009).<br />

Deze frustraties leiden <strong>op</strong> hun beurt tot dader of slachtoffer worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>werk</strong>.<br />

Een belangrijke factor om frustraties tegen te gaan is, dus jobtevredenheid, de<br />

belangrijkste <strong>werk</strong>uitkomst <strong>van</strong> een hoge person-job fit. Die jobtevredenheid kunnen we<br />

ook afleiden uit de abilities-demand fit. Wanneer er een harmonie is tussen de<br />

vaardigheden en de bekwaamheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> individu en de vereisten <strong>van</strong> de job zal dit<br />

leiden tot een hogere jobtevredenheid en zo tot minder frustraties en minder pestgedrag<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. We kunnen <strong>het</strong> natuurlijk ook anders stellen. Wanneer de job <strong>mee</strong>r vraagt<br />

dan je zelf aankan, wanneer er dus een lage abilities-demand fit is en zo ook een lage<br />

person-job fit, kan dit leiden tot een lage jobtevredenheid en vervolgens tot stress en<br />

frustraties (Baillien et al., 2009; Einarsen, 1999). Dit mondt dan uiteindelijk uit in<br />

pestgedrag <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Antecedenten <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> die zouden kunnen wijzen <strong>op</strong> person-job fit zijn<br />

vaardigheidsbenutting, monotonie en verveling binnen de job. Wanneer de vaardigheden<br />

<strong>van</strong> de <strong>werk</strong>nemer slechts beperkt benut worden binnen de job kan dit leiden tot een<br />

lagere jobtevredenheid en zo tot <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Aangezien PJ-fit gaat over <strong>het</strong><br />

overeenstemmen <strong>van</strong> de vaardigheden <strong>van</strong> de <strong>werk</strong>nemer met de vereisten <strong>van</strong> de job,<br />

zou een lage vaardigheidsbenutting dus kunnen leiden tot <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> (Notelaers<br />

et al., 2006). Ook wanneer de job monotoon is of wanneer er verveling ontstaat binnen<br />

de job, kan er niet bepaald gesproken worden <strong>van</strong> jobtevredenheid en een fit met de<br />

job.<br />

23


Omdat een lage PJ-fit dus leidt tot frustraties en stress zou <strong>het</strong> uiteindelijk kunnen<br />

uitmonden in <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Wij veronderstellen daarom:<br />

Hypothese 1a: Een lage person-job fit zal leiden tot slachtoffer worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Hypothese 1b: Een lage person-job fit zal leiden tot dader worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

3.2 PG-fit en <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong><br />

Het tweede pad <strong>van</strong> <strong>het</strong> Three Way Model stelt dat conflicten kunnen leiden tot <strong>pesten</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> (Baillien et al., 2009). Onderzoek wees uit dat mensen die dezelfde waarden<br />

delen minder snel in conflict zullen treden (Jehn et al., 1997). De definitie <strong>van</strong> person-<br />

group fit stelt dat er een overeenstemming is tussen alle leden <strong>van</strong> een team (Krisof,<br />

1996). We zouden die harmonie hier kunnen interpreteren <strong>als</strong> <strong>het</strong> delen <strong>van</strong> dezelfde<br />

waarden. Dit zou dus kunnen zorgen voor een goede overeenstemming tussen de<br />

teamleden en zo zouden er minder snel conflicten kunnen ontstaan. We kunnen <strong>het</strong><br />

uiteraard ook omgekeerd stellen. Indien er geen overeenstemming is tussen de waarden<br />

<strong>van</strong> de teamleden dan zou dit sneller tot conflicten kunnen leiden en zo ook tot <strong>pesten</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Het hangt tot slot af <strong>van</strong> <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong> macht en invloed of <strong>het</strong> individu<br />

dader of slachtoffer wordt <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> (Baillien et al., 2009).<br />

Omdat een lage PG-fit dus leidt tot conflicten zou <strong>het</strong> uiteindelijk kunnen uitmonden in<br />

<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Wij veronderstellen daarom:<br />

Hypothese 2a: Een lage person-group fit zal leiden tot slachtoffer worden <strong>van</strong><br />

<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Hypothese 2b: Een lage person-group fit zal leiden tot dader worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

24


3.3 PO-fit en <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong><br />

Het derde pad <strong>van</strong> <strong>het</strong> Three Way Model stelt dat bepaalde specifieke <strong>aspect</strong>en <strong>van</strong> de<br />

organisatie kunnen leiden tot pestgedrag <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Als er een lage fit is met de<br />

organisatie, wanneer met andere woorden dezelfde waarden niet gedeeld worden, dan<br />

zou dit kunnen leiden tot slachtoffer worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> (Baillien et al.,<br />

2009). Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de cultuur binnen de organisatie enorm<br />

taakgericht is. Als <strong>het</strong> individu zich daar niet in kan vinden dan wijst dit <strong>op</strong> een lage PO-<br />

fit. De definitie <strong>van</strong> PO-fit stelt immers dat er een harmonie of overeenstemming is<br />

tussen de organisatie en <strong>het</strong> individu (Kristof, 1996).<br />

Een lage PO-fit zorgt voor een mismatch tussen de <strong>werk</strong>nemer en de specifieke <strong>aspect</strong>en<br />

die de organisatie promoot. Dit zorgt ervoor dat deze <strong>werk</strong>nemer gepest wordt door<br />

anderen omdat hij anders is of niet <strong>mee</strong> kan binnen de organisatie. Wij veronderstellen<br />

daarom:<br />

Hypothese 3: Een lage person-organization fit zal leiden tot slachtoffer worden<br />

<strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

3.4 Exploratieve hypothesen<br />

Opdat deze studie in de praktijk een duidelijke <strong>mee</strong>rwaarde zou kunnen bieden voegen<br />

we nog twee exploratieve hypothesen toe aan bovenstaande onderzoekshypothesen.<br />

In de praktijk wil men vooral weten <strong>welk</strong>e maatregelen er kunnen genomen worden om<br />

<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> te voorkomen. Vandaar dat we <strong>op</strong> zoek gaan naar de belangrijkste<br />

vorm <strong>van</strong> PE-fit die <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> kan voorspellen.<br />

Hypothese 4a: Welke vorm <strong>van</strong> PE-fit <strong>speelt</strong> <strong>het</strong> <strong><strong>mee</strong>st</strong> <strong>mee</strong> in <strong>het</strong> voorspellen<br />

<strong>van</strong> slachtoffer worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>?<br />

Hypothese 4b: Welke vorm <strong>van</strong> PE-fit <strong>speelt</strong> <strong>het</strong> <strong><strong>mee</strong>st</strong> <strong>mee</strong> in <strong>het</strong> voorspellen<br />

<strong>van</strong> dader worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>?<br />

25


4 Methode<br />

4.1 Dataverzameling<br />

De data voor deze masterproef werden verzameld aan de hand <strong>van</strong> een vragenlijst die<br />

binnen een ruimer kader naar de beleving <strong>van</strong> <strong>werk</strong> in 2012 peilde. Deze vragenlijst<br />

omvatte concepten die door vier masterproefstudenten 2 werden gebruikt.<br />

Willekeurige bedrijven werden gecontacteerd en aangespoord om deel te nemen aan <strong>het</strong><br />

onderzoek. Om de <strong>het</strong>erogeniteit zo hoog mogelijk te houden, werd er vooral gezocht<br />

naar bedrijven uit verschillende sectoren waar zowel arbeiders <strong>als</strong> bedienden<br />

te<strong>werk</strong>gesteld zijn. Uiteindelijk namen tweeëntwintig Vlaamse bedrijven deel aan de<br />

studie. Deze waren vooral actief in de welzijnssector, de onderwijssector, de banksector,<br />

binnen de Vlaamse Overheid en binnen de algemene industrie.<br />

Het verzamelen <strong>van</strong> de data gebeurde elektronisch of schriftelijk. Bedienden en<br />

kaderleden kregen via e-mail de link naar de vragenlijst. Arbeiders, die <strong><strong>mee</strong>st</strong>al niet over<br />

een e-mailadres beschikken, konden de vragenlijst schriftelijk invullen. Zowel de<br />

anonimiteit <strong>als</strong> de vertrouwelijkheid <strong>van</strong> de antwoorden werden telkens nadrukkelijk<br />

vermeld. De vragenlijst werd verspreid over twee periodes: <strong>van</strong> 7 februari 2012 tot en<br />

met 1 maart 2012 en <strong>van</strong> 14 februari 2012 tot en met 8 maart 2012. Op deze manier<br />

kreeg iedereen voldoende tijd om de vragenlijst in te vullen.<br />

Uiteindelijk vulden 1 193 mede<strong>werk</strong>ers de vragenlijst in. De gemiddelde responsgraad<br />

bedroeg bijgevolg 49.8 procent.<br />

4.2 Steekproef<br />

Na <strong>het</strong> verwijderen <strong>van</strong> de ontbrekende waarden voor de cruciale concepten in de<br />

onderzoekshypothesen, hielden we <strong>van</strong> de oorspronkelijke dataset nog 1 051<br />

respondenten over (43.9 procent). In tabel 1 worden de belangrijkste eigenschappen<br />

<strong>van</strong> deze steekproef weergegeven.<br />

De verdeling <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> geslacht was in deze steekproef erg <strong>het</strong>erogeen. Het aantal<br />

deelnemende vrouwen bedroeg 521 en <strong>het</strong> aantal deelnemende mannen 530. De<br />

respondenten waren gemiddeld 39.60 jaar oud (SD= 9.85) en <strong>werk</strong>ten gemiddeld reeds<br />

12 jaar (SD= 9) in de organisatie. Indien de <strong>werk</strong>nemers minder dan een jaar in de<br />

organisatie te<strong>werk</strong>gesteld waren, <strong>werk</strong>ten ze er gemiddeld 6 maanden (SD= 2.50).<br />

2 Deze vier masterproefstudenten zijn Govaert Valerie, Pinoy Sofie en Spruyt Katrien, drie<br />

masterstudenten Human Resources Management en Van Glabeke Mieke, masterstudente Milieu-<br />

en Preventiemanagement.<br />

27


Tabel 1: Samenstelling steekproef<br />

Kenmerk Steekproef (%) Kenmerk Steekproef (%)<br />

Geslacht Hoogst behaalde diploma<br />

Man 50.4 Geen 1.6<br />

Vrouw 49.6 Lager onderwijs 2.1<br />

Leeftijd Lager secundair onderwijs 6.9<br />

20-25 jaar 5.8 Hoger secundair onderwijs 26.9<br />

26-35 jaar 34.6 Hoger, niet-universitair onderwijs 39.0<br />

36-45 jaar 30.0 Universitair onderwijs 23.5<br />

46-55 jaar 23.1 Functieniveau<br />

+55 jaar 6.5 Arbeider 16.7<br />

Leidinggevende Bediende/middenkader 74.5<br />

Ja 17.0 Kaderlid 8.8<br />

Nee 83.0<br />

Het <strong><strong>mee</strong>st</strong> voorkomende, hoogst behaalde diploma was dat <strong>van</strong> hoger, niet-universitair<br />

onderwijs (410 respondenten). Daarnaast behaalden 283 respondenten een diploma<br />

hoger secundair onderwijs en 247 een universitair diploma. Slechts 17 <strong>werk</strong>nemers<br />

waren niet in <strong>het</strong> bezit <strong>van</strong> een diploma. 22 <strong>werk</strong>nemers voltooiden enkel hun lager<br />

onderwijs en 72 hun lager secundair onderwijs. We kunnen dus over <strong>het</strong> alge<strong>mee</strong>n<br />

stellen dat de respondenten in deze steekproef hoog geschoold waren. Deze bevindingen<br />

kunnen we ook toetsen aan de hand <strong>van</strong> <strong>het</strong> functieniveau <strong>van</strong> de respondenten in onze<br />

steekproef: hooggeschoolde <strong>werk</strong>nemers zullen immers eerder <strong>als</strong> bediende dan <strong>als</strong><br />

arbeider te<strong>werk</strong>gesteld worden. We verwachten dus <strong>mee</strong>r bedienden in onze steekproef<br />

dan arbeiders. Uiteindelijk waren slechts 175 <strong>werk</strong>nemers <strong>als</strong> geschoolde of<br />

ongeschoolde arbeider te<strong>werk</strong>gesteld, tegenover een te<strong>werk</strong>stelling <strong>van</strong> 783<br />

respondenten <strong>als</strong> bediende of middenkader en 93 respondenten <strong>als</strong> kaderlid.<br />

28


4.3 Meetschalen<br />

De vragenlijst (zie bijlage 1) bestond uit verschillende schalen, zodat verschillende<br />

masterstudenten <strong>van</strong> dezelfde dataset gebruik konden maken. Slechts een beperkt<br />

aantal schalen waren dus rele<strong>van</strong>t voor deze masterproef: deze die <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong><br />

bepaalden en deze die de mate <strong>van</strong> person-environment fit nagingen. Daarnaast waren<br />

er ook nog een aantal schalen die de achtergrondkenmerken <strong>van</strong> de respondenten in<br />

kaart brachten. De schaalconstructie gebeurde aan de hand <strong>van</strong> een Principal<br />

Component Analysis met varimaxrotatie. In tabel 4 worden <strong>het</strong> gemiddelde (‘M’) en de<br />

standaardafwijking (‘SD’) <strong>van</strong> de schalen weergegeven. Voor de eigenlijke<br />

schaalconstructie werden de negatief geladen items gespiegeld en werd Chronbach’s Alfa<br />

berekend (zie Tabel 4).<br />

4.3.1 Pesten <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong><br />

Het concept ‘<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>’ werd gemeten aan de hand <strong>van</strong> de S-NAQ (Notelaers &<br />

Einarsen, 2008). Zo<strong>als</strong> reeds aangegeven, werd zowel <strong>het</strong> slachtofferschap <strong>als</strong> <strong>het</strong><br />

daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> onderzocht. Het slachtofferschap werd gemeten aan<br />

de hand <strong>van</strong> 9 items. Deze items beschrijven naast persoonlijke en <strong>werk</strong>gerelateerde<br />

negatieve handelingen ook sociale isolatie (zie ook Tabel 2). De respondenten konden <strong>op</strong><br />

een schaal <strong>van</strong> 1 (nooit) tot 5 (dagelijks) aangeven hoe vaak ze de voorbije 6 maanden<br />

aan <strong>het</strong> beschreven gedrag werden blootgesteld. Dader zijn <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong><br />

werd met 9 gelijkaardige items. Hier gaven de respondenten aan of ze <strong>het</strong> beschreven<br />

gedrag in de voorbije 6 maanden al dan niet zelf hadden gesteld.<br />

De items die zowel <strong>het</strong> daderschap <strong>als</strong> <strong>het</strong> slachtofferschap maten, werden samen<br />

<strong>op</strong>genomen in een factoranalyse. Alle items laadden <strong>op</strong> beide theoretische constructen<br />

(Tabel 2). Daarenboven waren alle items positief geladen waardoor ze niet gespiegeld<br />

moesten worden. Voor zowel <strong>het</strong> daderschap <strong>als</strong> <strong>het</strong> slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> was er<br />

een hoge interne consistentie: Chronbach’s Alfa voor <strong>het</strong> slachtofferschap bedroeg 0.88<br />

en voor <strong>het</strong> daderschap 0.81 (Tabel 4). Van zodra Chronbach’s Alfa hoger is dan 0.70<br />

mogen we stellen dat alle items <strong>van</strong> een bepaalde schaal <strong>het</strong>zelfde concept meten<br />

(Nunnally & Bernstein, 1994). De schalen ‘slachtofferschap’ en ‘daderschap’ werden<br />

vervolgens berekend <strong>als</strong> <strong>het</strong> ongewogen gemiddelde <strong>van</strong> de negen bijhorende items. De<br />

gemiddelde score <strong>op</strong> de schaal ‘slachtofferschap’ <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> was 1.50 met een<br />

standaardafwijking <strong>van</strong> 0.54. Op een tota<strong>als</strong>core <strong>van</strong> 5 betekent dit dat weinig<br />

respondenten zichzelf <strong>als</strong> slachtoffer <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> beschouwen. De schaal<br />

‘daderschap’ scoorde gemiddeld 1.34 met een standaardafwijking <strong>van</strong> 0.37 (Tabel 4).<br />

29


Tabel 2: Componentenmatrix <strong>van</strong> de schalen daderschap en slachtofferschap <strong>pesten</strong><br />

Item Lading <strong>op</strong><br />

Daderschap<br />

30<br />

component 1<br />

Herhaalde <strong>op</strong>merkingen maken over iemands privéleven. 0.71<br />

Iemand beledigen. 0.71<br />

Herhaalde <strong>op</strong>merkingen maken over iemands vergissingen. 0.68<br />

Grappen uithalen en iemand ‘onaangename’ verrassingen<br />

bezorgen.<br />

0.66<br />

Iemand uitsluiten uit groepsactiviteiten. 0.62<br />

Informatie achterhouden die een ander nodig heeft. 0.61<br />

Iemands <strong>werk</strong> en inspanningen niet naar waarde inschatten. 0.57<br />

Iemands vragen of pogingen om een gesprek te beginnen,<br />

beantwoorden met stilte.<br />

0.48<br />

Roddelen. 0.41<br />

Slachtofferschap<br />

Lading <strong>op</strong><br />

component 2<br />

Mijn <strong>werk</strong> en inspanningen niet naar waarde inschatten. 0.73<br />

Mijn vragen of pogingen om een gesprek te beginnen,<br />

beantwoorden met stilte of vijandigheid.<br />

0.73<br />

Roddelen over mij. 0.71<br />

Mij beledigen. 0.71<br />

Mij uitsluiten uit groepsactiviteiten. 0.69<br />

Herhaalde <strong>op</strong>merkingen maken over mijn privéleven en over<br />

mijzelf.<br />

0.67<br />

Herhaalde <strong>op</strong>merkingen maken over mijn vergissingen. 0.66<br />

Informatie achterhouden die ik nodig heb, waardoor deze<br />

persoon mijn <strong>werk</strong> moeilijker maakt.<br />

Grappen uithalen met mij en mij ‘onaangename’<br />

verrassingen bezorgen.<br />

0.65<br />

0.45


4.3.2 Person-environment fit<br />

Alle fits werden in lijn met Vogel & Feldman (2009) gemeten volgens <strong>het</strong> concept<br />

‘perceived fit’. Voor elke vorm <strong>van</strong> fit werden er een aantal stellingen geformuleerd<br />

waarbij de respondenten konden antwoorden <strong>op</strong> een schaal <strong>van</strong> 1 (niet akkoord) tot 5<br />

(akkoord).<br />

De items die person-environment fit maten, werden samen <strong>op</strong>genomen in een<br />

factoranalyse. Het was duidelijk zichtbaar dat alle items laadden <strong>op</strong> de drie theoretische<br />

constructen (Tabel 3), waar<strong>van</strong> twee items negatief (één item <strong>van</strong> PO-fit en één item<br />

<strong>van</strong> PG-fit). Alvorens Chronbach’s Alfa te berekenen, hebben we deze twee items eerst<br />

gespiegeld.<br />

Om de mate <strong>van</strong> PO-fit te meten, werd naar zowel de overeenstemming <strong>van</strong> de doelen<br />

tussen de organisatie en de mede<strong>werk</strong>er <strong>als</strong> naar de overeenstemming <strong>van</strong> de waarden<br />

tussen beide partijen gekeken. Hiervoor werden telkens drie items gebruikt die ook door<br />

Cable en DeRue (2002) werden gehanteerd. Een voorbeelditem dat peilde naar de<br />

doelen was: ‘Ik identificeer me sterk met de doelstelling die de organisatie naar voren<br />

schuift.’ Drie gelijkaardige items werden gebruikt om de PO-fit aan de hand <strong>van</strong> de<br />

waarden te meten. Een voorbeelditem luidde <strong>als</strong> volgt: ‘Mijn persoonlijke waarden<br />

passen bij de waarden en de cultuur <strong>van</strong> deze organisatie.’<br />

Chronbach’s Alfa voor de volledige schaal ‘PO-fit’ bedroeg 0.89 (Tabel 4). De gemiddelde<br />

scha<strong>als</strong>core was 3.44 met een standaardafwijking <strong>van</strong> 0.77. We kunnen dus stellen dat<br />

de <strong>werk</strong>nemers over <strong>het</strong> alge<strong>mee</strong>n vonden dat ze passen binnen hun organisatie.<br />

Vogel & Feldman (2009) ontwikkelden een nieuwe schaal om PG-fit te meten. Er was<br />

namelijk geen alge<strong>mee</strong>n aanvaard <strong>mee</strong>tinstrument voor PG-fit voorhanden in de<br />

literatuur. De schaal <strong>van</strong> Vogel & Feldman (2009) bevatte vijf items die bevraagd<br />

werden <strong>op</strong> een zevenpuntenschaal. In onze studie werd er gebruik gemaakt <strong>van</strong> vier<br />

items. In de discussie wordt hier verder <strong>op</strong> ingegaan. Een voorbeelditem <strong>van</strong> deze schaal<br />

was: ‘Als ik <strong>mee</strong>r vrije tijd had, zou ik graag <strong>mee</strong>r tijd spenderen met mijn collega’s na<br />

de <strong>werk</strong>uren.’<br />

Chronbach’s Alfa <strong>van</strong> de schaal ‘PG-fit’ bedroeg, na <strong>het</strong> weglaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> gespiegelde<br />

item, 0.63 3 (Tabel 4). De gemiddelde score <strong>van</strong> deze schaal was 3.55 met een<br />

standaardafwijking <strong>van</strong> 0.76. Over <strong>het</strong> alge<strong>mee</strong>n vonden de respondenten <strong>van</strong> zichzelf<br />

dat ze goed pasten binnen hun team of groep.<br />

3 Chronbach’s Alfa bedroeg initieel 0.61 voor de schaal ‘PG-fit’ met vier items.<br />

31


Er werden twee types <strong>van</strong> PJ-fit bevraagd in deze studie: needs-supplies fit en abilities-<br />

demand fit. In deze studie maakten we gebruik <strong>van</strong> de schalen ontwikkeld door Cable en<br />

DeRue (2002). Zowel de needs-supplies fit <strong>als</strong> de abilities-demand fit werden gemeten<br />

met een schaal die drie items omvatte. ‘Er is een goede fit tussen de eisen <strong>van</strong> mijn job<br />

en mijn persoonlijke vaardigheden’, was een voorbeelditem <strong>van</strong> abilities-demand fit. Een<br />

voorbeelditem dat peilt naar needs-supplies fit luidt <strong>als</strong> volgt: ‘De kenmerken die ik<br />

alge<strong>mee</strong>n zoek in een job vind ik ook terug in mijn huidige job.’<br />

Chronbach’s Alfa <strong>van</strong> de schaal ‘PJ-fit’ bedroeg 0.92 (Tabel 4). De gemiddelde score was<br />

3.64 met een standaardafwijking <strong>van</strong> 0.92. Ook hier kunnen we vaststellen dat de<br />

<strong>werk</strong>nemers zichzelf gemiddeld gezien <strong>als</strong> goed passend binnen de job beoordelen.<br />

We kunnen dus besluiten dat de respondenten gemiddeld vonden dat ze <strong>het</strong> best binnen<br />

hun job passen. De gemiddelde waarden <strong>van</strong> de drie vormen fit liggen echter relatief<br />

dicht bij elkaar waardoor we kunnen stellen dat de <strong>werk</strong>nemers gemiddeld vonden dat er<br />

een goede fit bestaat met hun omgeving.<br />

Tabel 3: Componentenmatrix <strong>van</strong> de schalen PO-fit, PG-fit en PJ-fit<br />

Item Lading <strong>op</strong><br />

Person-organization fit<br />

Mijn persoonlijke waarden passen bij de<br />

waarden en de cultuur <strong>van</strong> deze organisatie.<br />

De waarden en cultuur in deze organisatie<br />

passen goed bij wat ik waardevol acht in <strong>het</strong><br />

leven.<br />

Wat ikzelf waardevol vind in <strong>het</strong> leven gelijkt<br />

erg <strong>op</strong> wat deze organisatie waardevol vindt.<br />

Mijn persoonlijke doelen en die <strong>van</strong> mijn<br />

organisatie lijken <strong>op</strong> elkaar.<br />

Ik identificeer me sterk met de doelstellingen<br />

die de organisatie naar voren schuift.<br />

Ik geef niet zoveel om de doelstellingen <strong>van</strong><br />

mijn organisatie <strong>als</strong> velen <strong>van</strong> mijn collega’s.<br />

32<br />

component 1<br />

0.85<br />

0.85<br />

0.84<br />

0.83<br />

0.80<br />

-0.46<br />

Lading <strong>op</strong><br />

component 2<br />

Lading <strong>op</strong><br />

component 3


Item Lading <strong>op</strong><br />

Person-group fit<br />

Ik kom <strong>op</strong> dagdagelijkse basis goed overeen<br />

met mijn collega’s.<br />

Samen<strong>werk</strong>en met de andere collega’s uit<br />

mijn team is een <strong>van</strong> de beste <strong>aspect</strong>en <strong>van</strong><br />

deze job.<br />

Als ik <strong>mee</strong>r vrije tijd had, zou ik graag <strong>mee</strong>r<br />

tijd spenderen met mijn collega’s na de<br />

<strong>werk</strong>uren.<br />

Er zijn collega’s die ik zoveel mogelijk tracht<br />

te ontl<strong>op</strong>en.<br />

Person-job fit<br />

Er is een goede fit tussen de eisen <strong>van</strong> mijn<br />

job en mijn persoonlijke vaardigheden.<br />

Mijn persoonlijke talenten passen goed bij wat<br />

mijn job <strong>van</strong> me vraagt.<br />

De kenmerken die ik alge<strong>mee</strong>n zoek in een<br />

job vind ik ook terug in mijn huidige job.<br />

Er is een goede fit tussen wat mijn job me<br />

biedt en waar ik naar zoek in een job.<br />

Mijn capaciteiten en <strong>op</strong>leiding passen goed bij<br />

de vereisten <strong>van</strong> mijn job.<br />

Mijn huidige job geeft me vrijwel alles wat ik<br />

wil <strong>van</strong> een job.<br />

33<br />

component 1<br />

Lading <strong>op</strong><br />

component 2<br />

0.81<br />

0.78<br />

0.62<br />

-0.51<br />

Lading <strong>op</strong><br />

component 3<br />

0.85<br />

0.84<br />

0.83<br />

0.81<br />

0.80<br />

0.80


Tabel 4: Chronbach’s Alfa & schaaldescriptieven<br />

Schaal Chronbach’s Alfa M SD<br />

Slachtofferschap <strong>pesten</strong> 0.88 1.50 0.54<br />

Daderschap <strong>pesten</strong> 0.81 1.34 0.37<br />

Person-organization fit 0.89 3.44 0.77<br />

Person-group fit 0.63 3.55 0.76<br />

Person-job fit 0.92 3.64 0.92<br />

4.3.3 Controlevariabelen<br />

Het geslacht, de leeftijd en de <strong>op</strong>leiding werden <strong>op</strong>genomen in de analyse <strong>als</strong><br />

controlevariabelen. Er werden immers leeftijdsverschillen gerapporteerd in enkele<br />

studies omtrent pestgedrag <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> (e.g. Rayner, 1997). Bovendien toonde<br />

onderzoek aan dat vrouwen een groter risico l<strong>op</strong>en om gepest te worden <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong><br />

(e.g. Zapf, Einarsen, Hoel, & Vartia, 2003), terwijl mannen eerder zelf pestgedrag<br />

zouden stellen (e.g. Rayner, 1997). Om de data verder te kunnen analyseren, werd de<br />

variabele ‘geslacht’ <strong>als</strong> dummy gecodeerd (‘1’= man en ‘0’= vrouw). Onderzoek <strong>van</strong><br />

Salin (2001) wees uit dat ook <strong>werk</strong>nemers met een hoge <strong>op</strong>leiding in een<br />

managementpositie vatbaar zijn om slachtoffer te worden <strong>van</strong> pestgedrag <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

In tabel 5 worden de correlaties in beeld gebracht. Als we eerst kijken naar de<br />

afhankelijke variabele ‘slachtofferschap’, dan zien we dat <strong>het</strong> vooral mannen zijn die<br />

gepest worden <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> (r= 0.09; p< 0.01). Het verband tussen de leeftijd <strong>van</strong> de<br />

respondenten en <strong>het</strong> slachtofferschap is negatief (r= -0.10; p< 0.01). We kunnen met<br />

andere woorden stellen dat hoe ouder de <strong>werk</strong>nemer wordt, hoe lager de kans is dat hij<br />

of zij gepest zal worden. Het hoogst behaalde diploma en <strong>het</strong> slachtofferschap <strong>van</strong><br />

<strong>pesten</strong> zijn negatief met elkaar gecorreleerd (r= -0.25; p< 0.01). Hoe hoger de<br />

<strong>op</strong>leiding, hoe kleiner de kans dat <strong>het</strong> individu gepest wordt.<br />

Het daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> hangt positief samen met <strong>het</strong> geslacht (r= 0.14; p< 0.01).<br />

Mannen zullen dus, in vergelijking met vrouwen, <strong>mee</strong>r pestgedrag stellen <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Net zo<strong>als</strong> bij <strong>het</strong> slachtofferschap, is ook <strong>het</strong> daderschap negatief gecorreleerd met de<br />

leeftijd (r= -0.13; p< 0.01). Hoe ouder een <strong>werk</strong>nemer is, hoe minder pestgedrag die<br />

zal stellen. Ten slotte zullen mede<strong>werk</strong>ers met een hoger diploma minder <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>werk</strong> (r= -0.27; p< 0.01).<br />

34


35<br />

Tabel 5: Correlatiematrix<br />

1 Leeftijd 1<br />

2 Geslacht 0.09** 1<br />

1 2 3 4 5 6 7 8<br />

3 Opleiding -0.03 -0.16** 1<br />

4 Daderschap -0.13** 0.14** -0.27** 1<br />

5 Slachtofferschap -0.10** 0.09** -0.25** 0.59** 1<br />

6 PJ-fit 0.10** -0.07* 0.11** -0.15** -0.28** 1<br />

7 PG-fit -0.07* -0.07* 0.08** -0.17** -0.35** 0.26** 1<br />

8 PO-fit 0.14** -0.09** 0.17** -0.22** -0.24** 0.44** 0.23** 1<br />

De Pearson Correlaties worden weergegeven met bijhorende significantie. *: p≤ 0.05 & **: p≤ 0.01


5 Resultaten<br />

De data werden ver<strong>werk</strong>t via <strong>het</strong> programma SPSS 19.0. Om de hypothesen te toetsen,<br />

maakten we gebruik <strong>van</strong> een hiërarchische regressieanalyse. Eerst en vooral werden de<br />

hypothesen met de afhankelijke variabele ‘slachtofferschap <strong>pesten</strong>’ getoetst om<br />

vervolgens de hypothesen met de afhankelijke variabele ‘daderschap <strong>pesten</strong>’ te toetsen.<br />

Er werden telkens 4 modellen <strong>op</strong>gesteld. Het eerste model houdt enkel rekening met de<br />

controlevariabelen. Daarna werd er telkens een belangrijk concept in een nieuw model<br />

toegevoegd. Model 2 toont de controlevariabelen en PJ-fit, model 3 geeft de<br />

controlevariabelen, PJ-fit en PG-fit weer en ten slotte bevat model 4 alle variabelen die<br />

nodig zijn om de hypothesen correct te kunnen toetsen (controlevariabelen, PJ-fit, PG-fit<br />

en PO-fit).<br />

5.1 Hypothese 1<br />

Hypothese 1a stelt dat een lage person-job fit zal leiden tot slachtoffer worden <strong>van</strong><br />

<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. We verwachten met andere woorden dat er een negatief verband zal<br />

zijn tussen PJ-fit en <strong>het</strong> slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. In tabel 5 is duidelijk<br />

te zien dat er een significante negatieve correlatie is tussen deze twee variabelen<br />

(r= -0.28; p< 0.01). Hoe minder goed een <strong>werk</strong>nemer binnen zijn job past, hoe hoger<br />

de kans dat hij of zij slachtoffer wordt <strong>van</strong> pesterijen. De regressieanalyse (Tabel 6,<br />

stap 4) toont aan dat er een significant verband bestaat tussen PJ-fit en <strong>het</strong><br />

slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> (β= -0.14; p< 0.01). Onze eerste deelhypothese wordt dus<br />

bevestigd: <strong>werk</strong>nemers met een lage PJ-fit l<strong>op</strong>en een hoger risico om gepest te worden<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Volgens hypothese 1b zal een lage person-job fit ook leiden tot dader worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Ook hier verwachten we dus een negatief verband tussen PJ-fit en <strong>het</strong><br />

daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. De correlatiematrix (Tabel 5) geeft aan dat er een<br />

negatief verband is tussen beide concepten (r= -0.15; p< 0.01). De hiërarchische<br />

regressieanalyse (Tabel 7) toont echter geen significant effect tussen PJ-fit en <strong>het</strong> stellen<br />

<strong>van</strong> pestgedrag (β= -0.02; p> 0.05). Hypothese 1b kunnen we dus niet bevestigen: een<br />

lage person-job fit gaat niet gepaard met <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. In de<br />

discussie zal hier nog verder <strong>op</strong> ingegaan worden.<br />

We kunnen hier alvast besluiten dat slechts één <strong>van</strong> de twee deelhypothesen <strong>van</strong><br />

hypothese 1 kon bevestigd worden. PJ-fit staat rechtstreeks in verband met <strong>het</strong><br />

slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong>, maar niet met <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> (zie<br />

Figuur 2).<br />

37


Tabel 6: Resultaat hiërarchische regressieanalyse met controlevariabelen, PJ-fit, PG-fit en PO-fit<br />

voor de afhankelijke variabele ‘slachtofferschap <strong>pesten</strong>’<br />

Gestandaardiseerde coëfficiënten (beta)<br />

Model 1 Model 2 Model 3 Model 4<br />

Leeftijd -0.11** -0.08** -0.11** -0.10**<br />

Geslacht 0.07* 0.05 0.04 0.04<br />

Opleiding -0.24** -0.22** -0.21** -0.20**<br />

PJ-fit -0.24** -0.16** -0.14**<br />

PG-fit -0.30** -0.29**<br />

PO-fit -0.07*<br />

R² 0.08 0.13 0.21 0.22<br />

Δ R² 0.08** 0.05** 0.08** 0.01*<br />

*: p≤ 0.05 & **: p≤ 0.01<br />

Tabel 7: Resultaat hiërarchische regressieanalyse met controlevariabelen, PJ-fit, PG-fit en PO-fit<br />

voor de afhankelijke variabele ‘daderschap <strong>pesten</strong>’<br />

Gestandaardiseerde coëfficiënten (beta)<br />

Model 1 Model 2 Model 3 Model 4<br />

Leeftijd -0.15** -0.14** -0.15** -0.14**<br />

Geslacht 0.12** 0.11** 0.11** 0.10**<br />

Opleiding -0.26** -0.25** -0.24** -0.23**<br />

PJ-fit -0.10** -0.07* -0.02<br />

PG-fit -0.14** -0.12**<br />

PO-fit -0.12**<br />

R² 0.11 0.12 0.14 0.15<br />

Δ R² 0.11** 0.01** 0.02** 0.01**<br />

*: p≤ 0.05 & **: p≤ 0.01<br />

38


5.2 Hypothese 2<br />

Hypothese 2a stelt dat een lage person-group fit zal uitmonden in <strong>het</strong> slachtoffer worden<br />

<strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Hier is dus een negatief verband tussen PG-fit en<br />

slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> nodig <strong>op</strong>dat deze deelhypothese bevestigd zou kunnen<br />

worden. Uit tabel 5 komt duidelijk naar voor dat er een negatieve correlatie is tussen<br />

deze twee variabelen (r= -0.35; p< 0.01). Hoe minder goed de mede<strong>werk</strong>er past binnen<br />

zijn team, hoe hoger de kans dat hij of zij blootgesteld wordt aan pestgedrag. Ook de<br />

regressieanalyse (Tabel 6) toonde een significant effect tussen PG-fit en slachtofferschap<br />

<strong>van</strong> <strong>pesten</strong> (β= -0.29; p< 0.01). We mogen hypothese 2a dus bevestigen en stellen dat<br />

een lage person-group fit rechtstreeks in verband staat met <strong>het</strong> slachtoffer worden <strong>van</strong><br />

<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Volgens hypothese 2b leidt een lage person-group fit ook tot dader worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. We veronderstellen met andere woorden dat er een negatieve samenhang<br />

zal zijn tussen PG-fit en <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> pestgedrag <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Uit de<br />

correlatiematrix (Tabel 5) kunnen we afleiden dat er een negatief verband is tussen deze<br />

twee onderzoeksvariabelen (r= -0.17; p< 0.01). Dit kunnen we ook afleiden uit de<br />

hiërarchische regressieanalyse (Tabel 7): er is een significante, negatieve samenhang<br />

tussen PG-fit en <strong>het</strong> <strong>pesten</strong> <strong>van</strong> collega’s (β= -0.12; p< 0.01). We kunnen dus ook deze<br />

deelhypothese bevestigen: hoe lager de person-group fit <strong>van</strong> een mede<strong>werk</strong>er is, hoe<br />

groter de kans dat deze persoon pestgedrag zal stellen.<br />

5.3 Hypothese 3<br />

Hypothese 3 voorspelt dat een lage person-organization fit zal leiden tot slachtoffer<br />

worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. We verwachten hiervoor dus een negatief verband<br />

tussen PO-fit en slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. De correlatiematrix (Tabel 5)<br />

brengt een significante negatieve correlatie in beeld (r= -0.24; p< 0.01). Bovendien was<br />

er ook in de regressieanalyse (Tabel 6) een significant negatief verband te zien tussen<br />

deze variabelen (β= -0.07; p< 0.05). We kunnen dus stellen dat er een direct verband is<br />

tussen PO-fit en slachtoffer worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>: hoe lager de fit met de<br />

organisatie, hoe hoger de kans dat de mede<strong>werk</strong>er slachtoffer wordt <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>werk</strong>. Hier<strong>mee</strong> bevestigen we dus ook de derde hypothese.<br />

Hier werd geen hypothese geformuleerd die een lage person-organization fit linkt aan<br />

<strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Toch bleek er achteraf een significant verband<br />

te zijn tussen deze twee variabelen. Dit wordt verder uitge<strong>werk</strong>t in de discussie.<br />

39


5.4 Hypothese 4<br />

Hypothesen 4a en 4b zijn exploratieve hypothesen. Het zou voor de praktijk interessant<br />

kunnen zijn om te weten <strong>welk</strong>e vorm <strong>van</strong> person-environment fit nu <strong>het</strong> <strong><strong>mee</strong>st</strong> gaat<br />

<strong>mee</strong>spelen in <strong>het</strong> voorspellen <strong>van</strong> slachtoffer- en daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Hypothese 4a focust zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> slachtofferschap <strong>van</strong> pestgedrag. Als we kijken naar de<br />

regressieanalyse (Tabel 6), kunnen we besluiten dat PG-fit de grootste voorspeller is<br />

(β= -0.29; p< 0.01). PJ-fit lijkt een iets kleinere maar toch nog belangrijke rol te spelen<br />

in <strong>het</strong> voorspellen <strong>van</strong> <strong>het</strong> al dan niet slachtoffer worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong><br />

(β= -0.14; p< 0.01). PO-fit levert slechts een beperkte bijdrage in de voorspelling <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> slachtofferschap <strong>van</strong> pestgedrag (β= -0.07, p< 0.05).<br />

Hypothese 4b spitst zich dan toe <strong>op</strong> <strong>het</strong> voorspellen <strong>van</strong> <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>werk</strong>. De regressieanalyse (Tabel 7) toont ons dat zowel PG-fit <strong>als</strong> PO-fit een grote<br />

rol spelen in <strong>het</strong> voorspellen <strong>van</strong> dader worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> (βPG-fit= -0.124;<br />

βPO-fit= -0.115; p< 0.01). PO-fit levert een iets kleinere bijdrage dan PG-fit, maar <strong>het</strong><br />

verschil is heel klein. PJ-fit heeft geen significant effect <strong>op</strong> <strong>het</strong> daderschap en is dus<br />

bijgevolg ook geen voorspeller voor dit pestgedrag.<br />

5.5 Besluit<br />

De volledige regressieanalyse toonde aan dat er slechts één deelhypothese niet<br />

bevestigd kon worden. Er werd geen verband gevonden tussen PJ-fit en <strong>het</strong> daderschap<br />

<strong>van</strong> pesterijen <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Alle andere hypothesen daarentegen werden wel bevestigd.<br />

PJ-fit vertoont een direct verband met slachtoffer worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Ook<br />

PG-fit heeft een direct verband met zowel slachtoffer- <strong>als</strong> daderschap. Bovendien is PG-<br />

fit de onafhankelijke variabele die de grootste rol <strong>speelt</strong> bij <strong>het</strong> bepalen <strong>van</strong> zowel<br />

slachtoffer <strong>als</strong> dader worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Ten slotte staat ook PO-fit<br />

rechtstreeks in verband met daderschap en slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Deze onafhankelijke variabele levert, naast PG-fit, een belangrijke bijdrage in de<br />

voorspelling <strong>van</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Op de volgende pagina wordt een vereenvoudigde voorstelling weergegeven <strong>van</strong> de<br />

eerste drie hypothesen met hun gestandaardiseerde coëfficiënten en significantie<br />

(*: p≤ 0.05 & **: p≤ 0.01).<br />

40


Figuur 2: Vereenvoudigde voorstelling hypothese 1<br />

Figuur 3: Vereenvoudigde voorstelling hypothese 2<br />

Figuur 4: Vereenvoudigde voorstelling hypothese 3<br />

41


6 Discussie<br />

Het doel <strong>van</strong> deze studie was om een link te leggen tussen <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> en<br />

person-environment fit. We onderzochten in <strong>welk</strong>e mate person-environment fit een<br />

voorspeller is <strong>van</strong> pestgedrag <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> en dit zowel <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> de<br />

daders <strong>als</strong> <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> de slachtoffers. We zochten immers naar een nieuw<br />

inzicht in pestgedragingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> om zo een bijdrage te leveren aan de preventie<br />

er<strong>van</strong>.<br />

In dit deel wordt dieper ingegaan <strong>op</strong> de onderzoeksresultaten en wordt er telkens<br />

teruggek<strong>op</strong>peld naar de literatuur. Vier <strong>van</strong> de zeven geformuleerde hypothesen werden<br />

bevestigd. Eén hypothese kon niet bevestigd worden. Ten slotte werden er nog twee<br />

exploratieve hypothesen <strong>op</strong>gesteld die de belangrijkste vormen <strong>van</strong> PE-fit <strong>als</strong><br />

voorspellers <strong>van</strong> daderschap en slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> identificeerden.<br />

6.1 De belangrijkste resultaten<br />

Hypothese 1b, die stelt dat een lage person-job fit leidt tot daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>werk</strong>, werd niet bevestigd. Dit in tegenstelling tot hypothese 1a, die wel bevestigd<br />

werd: ‘Een lage person-job leidt tot slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.’<br />

Aan<strong>van</strong>kelijk stelden we dat een lage person-job fit zou kunnen leiden tot zowel<br />

slachtoffer- <strong>als</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> (afhankelijk <strong>van</strong> de manier <strong>van</strong> omgaan met<br />

frustraties). Uit de kwalitatieve studie <strong>van</strong> Baillien et al. (2009) bleek immers dat<br />

frustraties en stress zowel tot dader <strong>als</strong> tot slachtoffer kunnen leiden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>werk</strong>. In onze studie kwamen deze bevindingen dus niet volledig tot uiting. Van den<br />

Broeck, Baillien, en De Witte (2011) daarentegen bevestigden wel onze bevindingen.<br />

Deze onderzoekers verrichtten een kwantitatieve studie waarbij <strong>het</strong> Job Demands-<br />

Resources Model gelinkt werd aan <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Het Job Demands-Resources<br />

Model wordt gebruikt om de impact <strong>van</strong> bepaalde jobkenmerken (hulpbronnen en<br />

taakeisen) <strong>op</strong> enkele organisatie-uitkomsten te bestuderen. In de studie <strong>van</strong> Van den<br />

Broeck et al. (2011) werd <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> <strong>als</strong> mogelijke uitkomst beschouwd.<br />

Vaardigheidsbenutting is een voorbeeld <strong>van</strong> een hulpbron die zowel gelinkt kan worden<br />

aan PE-fit <strong>als</strong> aan <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Een extreem prestatiegerichte organisatiecultuur<br />

zou de <strong>werk</strong>druk kunnen verhogen. Dit voorbeeld valt bijgevolg onder taakeisen en kan<br />

ook gek<strong>op</strong>peld worden aan PE-fit en <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. De resultaten <strong>van</strong> hun studie<br />

toonden aan dat de hulpbronnen een negatief effect hadden <strong>op</strong> de rapportering <strong>van</strong><br />

pestgedrag door slachtoffers en dat de taakeisen een positief effect hadden <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong>. Dit kon echter niet bewezen worden voor daders <strong>van</strong><br />

<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Volgens Van den Broeck et al. (2011) zou dit resultaat kunnen<br />

43


wijzen <strong>op</strong> andere processen die tot <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> leiden. Het is bijvoorbeeld<br />

mogelijk dat ‘slechte’ jobkenmerken leiden tot conflicten. Afhankelijk <strong>van</strong> de macht die<br />

<strong>het</strong> individu bezit, kan <strong>het</strong> geëscaleerd conflict leiden tot pestgedrag <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Dit<br />

wordt ook uitgelegd in <strong>het</strong> tweede pad <strong>van</strong> <strong>het</strong> Three Way Model (Baillien et al., 2009).<br />

Van den Broek et al. (2011) concludeerden bijgevolg dat <strong>het</strong> stressmodel enkel <strong>op</strong>gaat<br />

voor slachtoffers <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> en dus niet voor daders <strong>van</strong> pestgedrag. Ook<br />

de studie <strong>van</strong> Baillien et al. (2012) wees uit dat hulpbronnen en taakeisen elk<br />

afzonderlijk geen significant effect hebben <strong>op</strong> <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

We kunnen hier dus besluiten dat onze resultaten stroken met eerdere empirische<br />

resultaten waarbij <strong>het</strong> stressmodel enkel duidelijk <strong>op</strong>ging voor <strong>het</strong> slachtofferschap en<br />

niet voor <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Hypothese 2a en 2b werden beide bevestigd. Zowel dader- <strong>als</strong> slachtofferschap <strong>van</strong><br />

<strong>pesten</strong> zijn <strong>het</strong> gevolg <strong>van</strong> een lage person-group fit. Vanuit <strong>het</strong> standpunt <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

slachtoffer wordt deze bevinding onder andere bevestigd door Baillien, Vanbeselaere, en<br />

De Witte (2008). Hun onderzoek wees uit dat wanneer een individu andere kenmerken<br />

bezit dan collega’s (i.e. verschillen <strong>van</strong> zijn of haar collega’s), dit slachtofferschap <strong>van</strong><br />

<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> kan voorspellen. Einarsen et al. (2011) haalden aan dat <strong>op</strong><br />

groepsniveau <strong>pesten</strong> kan gezien worden <strong>als</strong> een scapegoating process waarbij groepen<br />

hun agressie richten tot <strong>het</strong> minst ‘sterke’ individu dat niet geaccepteerd wordt door zijn<br />

of haar collega’s. Voor daders is <strong>het</strong> immers gemakkelijk om zich te richten tot<br />

teamleden die niet goed in de groep liggen net omdat ze niet in staat zijn om zich te<br />

integreren binnen de groep (Zapf, 1999, p. 83). Zo<strong>als</strong> dus ook Baillien et al. (2009)<br />

stelden, zullen individuen met weinig macht eerder slachtoffer worden <strong>van</strong> pestgedrag.<br />

Bovendien sprak Leymann (1996, p. 170) nog over sociale isolatie, in termen <strong>van</strong> gebrek<br />

aan communicatie en uitgesloten worden <strong>van</strong> sociale evenementen, <strong>als</strong> één <strong>van</strong> de types<br />

gedragingen die door de slachtoffers <strong>van</strong> pestgedrag <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> worden ervaren. Er<br />

kan hier dus teruggegrepen worden naar <strong>het</strong> concept ‘person-group fit’. Het slachtoffer<br />

past duidelijk niet goed binnen de groep waardoor er sprake is <strong>van</strong> een lage person-<br />

group fit. Vanuit <strong>het</strong> standpunt <strong>van</strong> de dader kan <strong>het</strong> resultaat getoetst worden aan de<br />

hand <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> Baillien, Bollen, en De Witte (2011). Deze onderzoekers<br />

onderzochten conflicten en conflicthantering <strong>als</strong> voorspellers <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Er<br />

werden twee significante variabelen gevonden <strong>op</strong> tijdstip één, die <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong><br />

<strong>pesten</strong> voorspelden <strong>op</strong> tijdstip twee. De resultaten wezen uit dat de conflicthantering<br />

‘forceren’ een positief effect had <strong>op</strong> daderschap en dat een probleem<strong>op</strong>lossende<br />

conflicthantering een negatief effect had <strong>op</strong> dader worden <strong>van</strong> pestgedrag. De<br />

conflicthanteringstijlen die escaleren tot <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> zijn dus vooral de<br />

stijlen die macht weerspiegelen, die veel waarde hechten aan <strong>het</strong> eigen belang en die<br />

weinig aandacht hebben voor de doelen <strong>van</strong> de andere partij.<br />

44


Wanneer we dan de resultaten <strong>van</strong> onze studie vergelijken met die <strong>van</strong> de studie <strong>van</strong><br />

Baillien, Bollen, et al. (2011), kunnen we stellen dat een lage person-group fit niet echt<br />

een positieve omgeving creëert voor een effectieve conflicthantering. Het zal immers<br />

minder gemakkelijk zijn om conflicten <strong>op</strong> een probleem<strong>op</strong>lossende manier aan te pakken<br />

wanneer mensen <strong>het</strong> niet goed met elkaar kunnen vinden. Het zou zelfs eerder<br />

aanleiding kunnen geven tot een forcerende conflicthantering, wat <strong>op</strong> zijn beurt een<br />

positief effect heeft <strong>op</strong> <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

We kunnen verder nog de link leggen met de term predatory bullying <strong>van</strong> Einarsen<br />

(1999, pp. 22-23). Pesten wordt dan gezien <strong>als</strong> een toevallige situatie waarbij de dader<br />

zijn macht wil tonen of misbruik maakt <strong>van</strong> de onderdanigheid <strong>van</strong> een occasioneel<br />

doelwit. Het slachtoffer <strong>van</strong> de pesterijen lokt dus <strong>het</strong> gedrag niet zelf uit.<br />

Hypothese 3 voorspelde dat een lage person-organization fit zou leiden tot slachtoffer<br />

worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Deze hypothese werd door de resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

onderzoek bevestigd. De kans dat een mede<strong>werk</strong>er slachtoffer wordt <strong>van</strong> pesterijen <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>werk</strong> is groter wanneer hij of zij een lage fit met de organisatie ervaart. Een lage PO-<br />

fit zorgt immers voor een mismatch tussen de <strong>werk</strong>nemer en de specifieke <strong>aspect</strong>en<br />

(e.g. waarden, normen,…) die de organisatie promoot (Kristof, 1996). Omdat <strong>het</strong><br />

individu bijgevolg zal verschillen <strong>van</strong> andere collega’s die wel matchen of wel <strong>mee</strong>kunnen<br />

(i.e. individu en organisatie handelen volgens dezelfde waarden en streven gelijkaardige<br />

doelen na) binnen de organisatie, zal hij of zij gepest worden (Baillien, Vanbeselaere, et<br />

al., 2008).<br />

Onderzoek gaf aan dat een hoge person-organization fit een positief effect heeft <strong>op</strong><br />

organizational citizenship behavior (Yaniv et al., 2010/11). Een lage PO-fit zou dus<br />

kunnen wijzen <strong>op</strong> weinig OCB of zelfs contraproductief gedrag. We zouden dus kunnen<br />

denken dat PO-fit een impact heeft <strong>op</strong> <strong>het</strong> stellen <strong>van</strong> pestgedrag. Deze hypothese werd<br />

echter niet geformuleerd, omdat we aan<strong>van</strong>kelijk vermoedden dat <strong>het</strong> verband tussen<br />

PO-fit en daderschap eerder zou beïnvloed worden door de normen die de organisatie<br />

voor<strong>op</strong>stelt. De waarden en normen binnen de organisatiecultuur kunnen immers een<br />

aanleiding zijn <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Denk bijvoorbeeld aan een alge<strong>mee</strong>n laag niveau<br />

<strong>van</strong> wederzijds respect en ondersteuning. De organisatiecultuur kan dus via hun normen<br />

en waarden een vijandig gedrag uitlokken zo<strong>als</strong> bijvoorbeeld <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong><br />

(Archer, 1999, p. 103; Matthiesen & Einarsen, 2010, p. 228; Rayner & Co<strong>op</strong>er, 1997, p.<br />

214). Aangezien er in deze studie niet ingegaan werd <strong>op</strong> de <strong>werk</strong>elijke inhoud <strong>van</strong> de<br />

waarden maar eerder <strong>op</strong> <strong>het</strong> pure concept <strong>van</strong> fit (i.e. <strong>het</strong> al dan niet passen binnen de<br />

organisatie) werd verondersteld dat <strong>het</strong> dader worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> in<br />

mindere mate of zelfs helemaal niet naar boven zou komen in de resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

onderzoek.<br />

45


In tegenstelling tot voorgaande hypothesen werd hier dus geen deelhypothese<br />

geformuleerd die <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> voorspelt aan de hand <strong>van</strong> een<br />

lage person-organization fit.<br />

De resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek tonen echter aan dat er wel een significant verband is<br />

tussen PO-fit en <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. We zouden dus kunnen stellen<br />

dat ook hier <strong>het</strong> pure concept <strong>van</strong> fit <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> pesterijen kan voorspellen.<br />

Toekomstig onderzoek zou dit verder kunnen exploreren.<br />

Hypothese 4 omvatte een tweetal exploratieve hypothesen die in <strong>het</strong> alge<strong>mee</strong>n de<br />

belangrijkste voorspellers zochten voor de afhankelijke variabelen dader- en<br />

slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Het daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> werd in onze studie voorspeld door PO-fit en vooral PG-fit.<br />

Het slachtofferschap kon via elke vorm <strong>van</strong> fit voorspeld worden: PJ-fit, PO-fit en<br />

<strong>op</strong>nieuw vooral PG-fit.<br />

PG-fit was de grootste voorspeller voor zowel slachtoffer <strong>als</strong> dader worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>werk</strong>. In <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> Baillien, Vanbeselaere, et al. (2008) kwam reeds naar<br />

boven dat ‘verschillend zijn <strong>van</strong> collega’s’ de grootste voorspeller was <strong>van</strong> pestgedrag<br />

<strong>van</strong>uit <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> <strong>het</strong> slachtoffer. Vanuit <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> de dader kunnen<br />

we dit minder gemakkelijk toetsen aan de reeds bestaande literatuur. Er werd tot <strong>op</strong><br />

<strong>van</strong>daag nog maar weinig onderzoek verricht, specifiek naar de daders <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Indien men <strong>het</strong> onderzoek toch <strong>op</strong> de dader focuste, dan was er geen<br />

duidelijke indeling <strong>van</strong> de antecedenten naar job, groep (of team) en organisatie (e.g.<br />

Hauge et al., 2009). Dit zou een mogelijke hint kunnen zijn voor toekomstig onderzoek.<br />

Naast de onderzoekshypothesen zijn er uiteraard ook nog een aantal andere<br />

noemenswaardige bevindingen. Er was namelijk een significante positieve correlatie<br />

tussen <strong>het</strong> dader- en slachtofferschap <strong>van</strong> pesterijen <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> (r= 0.59; p< 0.01).<br />

Ook in de studie <strong>van</strong> Hauge et al. (2009) werd een sterke correlatie gevonden tussen<br />

dader en slachtoffer. Dit betekent dus dat mensen die gepest worden, zelf wel eens<br />

pestgedrag stellen en dat daders <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> ook slachtoffer worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>werk</strong>. Binnen de literatuur is dit feno<strong>mee</strong>n beter bekend <strong>als</strong> provocative victims. Dit<br />

concept werd ontleend uit onderzoek naar pesterijen bij schoolkinderen (Olweus, 2003)<br />

en werd doorgetrokken naar de <strong>werk</strong>plek. Provocative victims zijn <strong>werk</strong>nemers die<br />

toegeven dat ze anderen gepest hebben <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> terwijl ze zelf ook <strong>het</strong> slachtoffer<br />

waren <strong>van</strong> pesterijen <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> (Matthiesen & Einarsen, 2007, p. 739). Aquino en<br />

Thau (2009) beweerden dat <strong>het</strong> stellen <strong>van</strong> pestgedrag door mensen die zelf gepest<br />

worden, gezien moet worden <strong>als</strong> een soort verdedigingsmechanisme tegen de<br />

geïncasseerde pesterijen. Dit mechanisme is beter bekend onder de Engelse term<br />

displaced aggression. Soms ervaart een individu een sterke provocatie waarbij<br />

46


vergelding niet mogelijk is. Denk hier bijvoorbeeld aan pesterijen waarbij <strong>het</strong> slachtoffer<br />

zich niet kan verdedigen. Wanneer <strong>het</strong> slachtoffer zich vervolgens agressief gedraagt<br />

tegenover een onschuldige collega, spreken we <strong>van</strong> displaced aggression. Dit agressieve<br />

gedrag kan hier geïnterpreteerd worden <strong>als</strong> <strong>pesten</strong>. Er wordt hierbij wel verondersteld<br />

dat <strong>het</strong> slachtoffer niet agressief gereageerd zou hebben tegen een onschuldige partij<br />

indien hij niet geprovoceerd (hier: gepest) werd door een andere partij (Miller, Pedersen,<br />

Earleywine, & Pollock, 2003, p. 75). Op deze manier kan <strong>het</strong> initiële slachtoffer <strong>van</strong><br />

pestgedrag zelf dader worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Als we de omgekeerde relatie willen verklaren, i.e. dader die slachtoffer wordt <strong>van</strong><br />

<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>, moeten we dieper ingaan <strong>op</strong> <strong>het</strong> feno<strong>mee</strong>n ‘vergelding’. Het is<br />

namelijk mogelijk dat wanneer collega’s zien dat er iemand gepest wordt, ze actie<br />

ondernemen tegen de dader <strong>van</strong> <strong>het</strong> pestgedrag en zich dus met andere woorden<br />

wreken. Op deze manier is <strong>het</strong> mogelijk dat de initiële dader <strong>van</strong> de pesterijen nu<br />

slachtoffer wordt (Cortina & Magley, 2003).<br />

Omdat we graag een inzicht zouden krijgen in de fit<strong>aspect</strong>en die een rol spelen bij ‘louter<br />

slachtofferschap’ en ‘louter daderschap’ werd er een strengere toets uitgevoerd. Er werd<br />

in de analyses voor slachtoffers gecontroleerd voor daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> en in de<br />

analyses voor daders gecontroleerd voor slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. De<br />

resultaten <strong>van</strong> deze extra analyse zorgden voor een differentiatie <strong>van</strong> de initiële<br />

resultaten (zie Tabel 8 en 9). Voor ‘louter slachtofferschap’ spelen niet <strong>mee</strong>r alle vormen<br />

<strong>van</strong> person-environment fit <strong>mee</strong>, enkel PJ-fit (β= -0.12; p< 0.01) en PG-fit (β= -0.23;<br />

p< 0.01) spelen hier nog een rol. Voor ‘louter daderschap’ valt PG-fit weg en blijft enkel<br />

nog PO-fit (β= -0.08; p< 0.01) over <strong>als</strong> voorspeller <strong>van</strong> ‘louter daderschap’.<br />

We kunnen dus besluiten dat, in analogie met de eerste analyse, PJ-fit enkel een goede<br />

voorspeller zal zijn voor slachtoffers <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Verder zien we dat PG-fit<br />

geen significant effect <strong>mee</strong>r heeft <strong>op</strong> zowel slachtofferschap <strong>als</strong> <strong>op</strong> daderschap. Enkel bij<br />

slachtoffers vertoont PG-fit nog een significant effect. Bovendien zal de organisatiefit<br />

alleen nog maar <strong>van</strong> belang zijn bij <strong>het</strong> voorspellen <strong>van</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>werk</strong> (en dus niet <strong>mee</strong>r bij slachtofferschap). Deze strengere analyse zorgt duidelijk voor<br />

een eenduidiger resultaat: ‘louter slachtofferschap’ <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> wordt<br />

voorspeld door PJ-fit en PG-fit, terwijl ‘louter daderschap’ <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> enkel<br />

voorspeld zal worden door PO-fit.<br />

47


Tabel 8: Resultaat hiërarchische regressieanalyse met controlevariabelen, PJ-fit, PG-fit en PO-fit<br />

voor de afhankelijke variabele ‘louter slachtofferschap <strong>pesten</strong>’<br />

Gestandaardiseerde coëfficiënten (beta)<br />

Model 1 Model 2 Model 3 Model 4<br />

Leeftijd -0.03 0 -0.03 -0.03<br />

Geslacht 0 -0.01 -0.02 -0.02<br />

Opleiding -0.10** -0.09** -0.09** -0.08**<br />

Daderschap 0.56** 0.54** 0.50** 0.50**<br />

PJ-fit -0.18** -0.13** -0.12**<br />

PG-fit -0.23** -0.23**<br />

PO-fit -0.01<br />

R² 0.35 0.39 0.43 0.43<br />

Δ R² 0.35** 0.04** 0.04* 0<br />

*: p≤ 0.05 & **: p≤ 0.01<br />

Tabel 9: Resultaat hiërarchische regressieanalyse met controlevariabelen, PJ-fit, PG-fit en PO-fit<br />

voor de afhankelijke variabele ‘louter daderschap <strong>pesten</strong>’<br />

Gestandaardiseerde coëfficiënten (beta)<br />

Model 1 Model 2 Model 3 Model 4<br />

Leeftijd -0.09** -0.10** -0.09** -0.08**<br />

Geslacht 0.08** 0.09** 0.09** 0.08**<br />

Opleiding -0.13** -0.13** -0.13** -0.12**<br />

Slachtofferschap 0.54** 0.54** 0.55** 0.55**<br />

PJ-fit 0.03 0.02 0.05<br />

PG-fit 0.03 0.03<br />

PO-fit -0.08**<br />

R² 0.37 0.37 0.37 0.38<br />

Δ R² 0.37** 0 0 0.01**<br />

*: p≤ 0.05 & **: p≤ 0.01<br />

48


Het gemiddelde <strong>van</strong> de schaal ‘daderschap <strong>pesten</strong>’ bedroeg 1.34 (Tabel 4). Deze score<br />

stemt overeen met de schaalgemiddelden die in recent onderzoek naar daderschap <strong>van</strong><br />

<strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> werden gevonden (e.g. Baillien, De Cuyper, et al., 2011: M= 1.30;<br />

Baillien et al., 2012: M= 1.35). Toch moeten we hier rekening houden met <strong>het</strong> feno<strong>mee</strong>n<br />

<strong>van</strong> ‘sociaal wenselijk antwoorden’, dat hoogstwaarschijnlijk tot een onderrapportering<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> heeft geleid (Hauge et al., 2009). Bijgevolg is <strong>het</strong><br />

mogelijk dat onze bevindingen enkel de ervaringen weergeven <strong>van</strong> een subgroep <strong>van</strong><br />

daders die hun situatie willen toegeven. De sociaal wenselijkheid zorgt er dus voor dat<br />

de effecten <strong>op</strong> daderschap onderschat worden door een gebrek aan variantie<br />

(SD= 0.37). Indien we de sociaal wenselijke antwoorden in rekening zouden brengen,<br />

zouden de relaties nog sterker kunnen zijn. Toekomstig onderzoek zou dit kunnen<br />

tegengaan door gebruik te maken <strong>van</strong> verschillende methoden om data te verzamelen<br />

(i.e. triangulatie). Men zou bijvoorbeeld gebruik kunnen maken <strong>van</strong> de beoordeling <strong>van</strong><br />

een derde partij (e.g. de onderzoekers) of <strong>van</strong> beschikbare managementrapporten<br />

(Baillien, De Cuyper, et al., 2011).<br />

Het schaalgemiddelde voor ‘slachtofferschap <strong>pesten</strong>’ bedroeg 1.5 (Tabel 4). In<br />

vergelijking met de schaalgemiddelden <strong>van</strong> andere studies, ligt ons schaalgemiddelde<br />

iets hoger (e.g. Baillien, Bollen, et al., 2011: M= 1.35; Baillien, De Cuyper, et al., 2011:<br />

M= 1.35).<br />

Ten slotte staan we nog even stil bij de schaalgemiddelden <strong>van</strong> PE-fit (Tabel 4). De<br />

schaal die gemiddeld <strong>het</strong> hoogst scoort, is die <strong>van</strong> PJ-fit (M= 3.64) en de schaal die<br />

gemiddeld <strong>het</strong> laagst scoort, is die <strong>van</strong> PO-fit (M= 3.44). Dit komt overeen met de studie<br />

<strong>van</strong> Schneider (1987) waarin hij stelde dat de onderneming in eerste instantie personen<br />

zal aanwerven in functie <strong>van</strong> de jobvereisten. Werknemers zullen dus <strong><strong>mee</strong>st</strong>al wel een<br />

goede PJ-fit hebben, maar daarom hebben ze niet noodzakelijk een hoge PO-fit. Het<br />

schaalgemiddelde <strong>van</strong> PG-fit was 3.55 en ligt zo tussen de schaalgemiddelden <strong>van</strong> PO-fit<br />

en PJ-fit. De ‘middelmatige’ score zou kunnen wijzen <strong>op</strong> <strong>het</strong> toenemende belang <strong>van</strong><br />

teams.<br />

6.2 Beperkingen en toekomstig onderzoek<br />

We willen ook graag enkele beperkingen <strong>van</strong> deze studie aangeven, zodat die in<br />

rekening gebracht kunnen worden bij toekomstig onderzoek. Ten eerste zou een<br />

mogelijke beperking <strong>van</strong> dit onderzoek kunnen zijn dat onze steekproef niet<br />

representatief was voor de Belgische <strong>werk</strong>p<strong>op</strong>ulatie. Dit kunnen we bijvoorbeeld afleiden<br />

uit de sterke dominantie <strong>van</strong> bedienden en middenkaders (74.5 procent) en de<br />

oververtegenwoordiging <strong>van</strong> hoger<strong>op</strong>geleiden (Tabel 1). Dit kunnen we hoogst-<br />

waarschijnlijk toeschrijven aan de manier waar<strong>op</strong> de enquêtes werden afgenomen.<br />

49


Het grootste deel <strong>van</strong> de vragenlijst werd namelijk elektronisch verspreid. Op deze<br />

manier bereikten we <strong>van</strong>zelfsprekend <strong>mee</strong>r bedienden en middenkaders dan arbeiders,<br />

omdat arbeiders vaak niet over een e-mailadres beschikken. Daartegenover staat<br />

natuurlijk dat we <strong>het</strong> privilege hadden om te <strong>werk</strong>en met een grote dataset (n= 1 051)<br />

waardoor statistische ver<strong>werk</strong>ing geen probleem stelde.<br />

Ten tweede kunnen we geen uitspraak doen over de causaliteit omdat in deze studie<br />

gebruik werd gemaakt <strong>van</strong> cross-sectionele data. In de toekomst zou dit onderzoek<br />

hernomen kunnen worden met longitudinale data. Op deze manier kan bijvoorbeeld<br />

onderzocht worden in <strong>welk</strong>e mate PE-fit <strong>op</strong> tijdstip 1 <strong>het</strong> daderschap en slachtofferschap<br />

<strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> tijdstip 2 kan voorspellen.<br />

Ten derde zijn er nog een aantal beperkingen met betrekking tot de meting <strong>van</strong> PE-fit.<br />

Om PG-fit te meten gebruikten we een schaal die slechts 3 items omvatte in plaats <strong>van</strong> 5<br />

items. Het ene item (a) 4 werd weggelaten omdat <strong>het</strong> wellicht zou overlappen met<br />

<strong>pesten</strong>. Het andere item (b) 5 werd verwijderd om Chronbach’s Alfa te verhogen <strong>van</strong> 0.61<br />

naar 0.63. Voor de schaalconstructie werd er ge<strong>werk</strong>t met een gevalideerde schaal<br />

(Vogel & Feldman, 2009) en volgens de geijkte principes <strong>van</strong> <strong>het</strong> vertalen <strong>van</strong> schalen<br />

(i.e. back-translation). We denken bijgevolg niet dat <strong>het</strong> weglaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> item (a), dat<br />

met <strong>pesten</strong> overlapte, de oorzaak is <strong>van</strong> de lage Chronbach’s Alfa. We verwijderden zelfs<br />

nog een extra item om een hogere Chronbach’s Alfa te bekomen. Een mogelijke<br />

verklaring <strong>van</strong> de lage interne consistentie ligt wellicht bij de schaalconstructie.<br />

Vogel & Feldman (2009) ontwierpen deze schaal omdat er geen aanvaard<br />

<strong>mee</strong>tinstrument voor PG-fit beschikbaar was in de literatuur. Het is dus mogelijk dat hun<br />

schaal nog niet <strong>op</strong>timaal ‘<strong>werk</strong>t’ in de praktijk. In de toekomst zou men deze schaal nog<br />

kunnen verfijnen <strong>op</strong>dat die beter zou ‘<strong>werk</strong>en’ binnen wetenschappelijk onderzoek. In<br />

feite is een Chronbach’s Alfa <strong>van</strong> 0.70 een strikt minimum, maar toch is een schaal met<br />

een Chronbach’s Alfa <strong>van</strong> 0.63 nog verdedigbaar om <strong>mee</strong> te <strong>werk</strong>en (Nunnally &<br />

Bernstein, 1994). Bovendien maakten we in onze studie gebruik <strong>van</strong> een<br />

vijfpuntenschaal terwijl in <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> Vogel en Feldman (2009) zeven<br />

antwoordcategorieën mogelijk waren. Op deze manier werd de gebruiksvriendelijkheid<br />

<strong>van</strong> onze vragenlijst verhoogd, maar was er ook een kleinere variantie mogelijk wat PE-<br />

fit betreft. Hoewel de resultaten nu al erg sterk in de richting wijzen <strong>van</strong> PG-fit, zouden<br />

ze dus mogelijks nog sterker geweest zijn indien alle 5 items 6 <strong>op</strong>genomen zouden<br />

worden én indien we zouden <strong>werk</strong>en met een antwoordschaal <strong>van</strong> zeven.<br />

4 ‘There is not much conflict among the members of my group.’<br />

5 ‘Er zijn collega’s die ik zoveel mogelijk tracht te ontl<strong>op</strong>en.’<br />

6 Dit zijn we echter niet helemaal zeker omdat in deze studie de schaal ingekort werd tot 3 items<br />

om een betere Chronbach’s Alfa te bekomen.<br />

50


Ten vierde hebben we ons in deze studie vooral <strong>op</strong> de supplementary fit gefocust (i.e. de<br />

mate waarin <strong>werk</strong>nemers gelijkenissen vertonen met hun <strong>werk</strong>omgeving). Het zou<br />

interessant kunnen zijn om wat <strong>mee</strong>r aandacht te besteden aan de complementary fit<br />

(i.e. individuen vullen hun <strong>werk</strong>omgeving aan door andere vaardigheden en interesses<br />

aan te brengen) om te zien of de resultaten in dezelfde lijn liggen met de huidige<br />

bevindingen.<br />

Ten vijfde maten we de drie vormen <strong>van</strong> fit volgens <strong>het</strong> concept ‘perceived fit’ omdat we<br />

hierin de studie <strong>van</strong> Vogel en Feldman (2009) volgden. Er zijn echter nog andere<br />

mogelijke vormen om PE-fit te meten: denk maar aan subjectieve en objectieve fit. Om<br />

<strong>op</strong> een subjectieve manier de verschillende vormen <strong>van</strong> fit te meten, zou men de<br />

kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> individu en de kenmerken <strong>van</strong> de omgeving afzonderlijk kunnen<br />

bevragen in de vragenlijst. Het gaat hier nog steeds om de perceptie <strong>van</strong> de kenmerken,<br />

maar <strong>op</strong> deze manier wordt er niet rechtstreeks naar de fit <strong>van</strong> <strong>het</strong> individu gevraagd.<br />

Vervolgens zou er een vergelijking gemaakt kunnen worden tussen de kenmerken en<br />

kan de fit indirect beoordeeld worden. Een objectieve fit impliceert dan weer dat men de<br />

data verkrijgt <strong>van</strong> verschillende bronnen omtrent de kenmerken. Ook deze meting<br />

vereist dat de kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> individu en de organisatie apart bevraagd worden. De<br />

subjectieve en objectieve methode vragen dus <strong>mee</strong>r inspanningen omdat na <strong>het</strong><br />

bevragen <strong>van</strong> de kenmerken, er ook nog een vergelijking gemaakt moet worden. Het<br />

zou echter interessant kunnen zijn om na te gaan in <strong>welk</strong>e mate de resultaten <strong>van</strong> deze<br />

studie verschillen wanneer de verschillende vormen <strong>van</strong> fit <strong>op</strong> een andere manier<br />

gemeten worden.<br />

Ten slotte waren de scores <strong>op</strong> zowel daderschap <strong>als</strong> slachtofferschap scheef verdeeld en<br />

vertoonden ze een beperkte spreiding. Toch hebben we er voor gekozen om te <strong>werk</strong>en<br />

met een hiërarchische regressieanalyse omdat deze methode overwegend gebruikt wordt<br />

in peststudies en dit zowel voor slachtoffer- <strong>als</strong> voor daderschap (e.g. Baillien, De<br />

Cuyper, et al., 2011; Hauge et al., 2007; Notelaers et al., 2010). Op deze manier<br />

kunnen de resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> huidig onderzoek ook gemakkelijker vergeleken worden<br />

met de resultaten <strong>van</strong> onderzoeken die <strong>op</strong> een gelijkaardige manier geanalyseerd<br />

werden.<br />

Deze studie zocht naar de hoofdeffecten <strong>van</strong> de fitcomponenten <strong>op</strong> <strong>pesten</strong>. Toekomstig<br />

onderzoek zou onze resultaten nog verder kunnen uitdiepen door na te gaan of de<br />

verklarende processen in <strong>het</strong> Three Way Model (Baillien et al., 2009) <strong>het</strong> verband tussen<br />

PE-fit en <strong>pesten</strong> ook in kwantitatieve data kan verklaren. Men zou dus de relatie tussen<br />

PE-fit en <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> <strong>op</strong>nieuw kunnen toetsen en daarbij nagaan of bijvoorbeeld<br />

spanning en frustraties, conflict of macht mediatoren zijn in deze relatie.<br />

51


6.3 Praktische implicaties<br />

Om de discussie af te sluiten willen we graag nog de praktische implicaties <strong>mee</strong>geven<br />

<strong>van</strong> ons onderzoek.<br />

Zo<strong>als</strong> reeds werd aangegeven door Hauge et al. (2009) moeten er preventieve<br />

maatregelen ingevoerd worden binnen organisaties om <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> te vermijden.<br />

De focus moet hierbij gelegd worden <strong>op</strong> <strong>het</strong> verbeteren <strong>van</strong> de <strong>werk</strong>omgeving om zo<br />

stresssituaties, die tot <strong>het</strong> <strong>pesten</strong> <strong>van</strong> anderen kunnen leiden, te vermijden. Bovendien<br />

moet er aandacht besteed worden aan <strong>het</strong> managen <strong>van</strong> mogelijke pestgevallen. Het is<br />

belangrijk dat daarbij ook actieve stappen worden genomen om ervoor te zorgen dat<br />

individuen niet overgaan tot <strong>pesten</strong>.<br />

Hubert (2003) ontwikkelde een systematische benadering voor de preventie en <strong>het</strong><br />

management <strong>van</strong> ongewenst gedrag <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>: The Systematic Approach Model. Er<br />

worden vijf fasen beschreven in dit model: preventie, onthulling, ondersteuning,<br />

interventie en nazorg. Dit model kan een leidraad zijn voor bedrijven om een<br />

systematische methode te ontwikkelen en zo een beleid <strong>op</strong> te stellen dat ongewenst<br />

gedrag <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> helpt te vermijden of te voorkomen.<br />

Deze studie kan heel praktisch toegepast worden in de preventie <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong><br />

en dit vooral tijdens de selectie en rekrutering <strong>van</strong> personeelsleden en tijdens<br />

evaluatiegesprekken. De humanresourcesafdeling zou tijdens de selectie en rekrutering<br />

<strong>van</strong> personeelsleden <strong>mee</strong>r aandacht kunnen besteden aan de fit <strong>van</strong> kandidaten binnen<br />

de organisatie, <strong>het</strong> team en de job. Als men mensen gaat rekruteren, kiest men best<br />

personen uit die goed passen binnen <strong>het</strong> team of de groep en binnen de organisatie<br />

aangezien PG-fit en PO-fit de belangrijkste voorspellers zijn <strong>van</strong> pestgedrag <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Dit is duidelijk in tegenstelling met wat de <strong><strong>mee</strong>st</strong>e organisaties tot <strong>op</strong> <strong>van</strong>daag de dag<br />

doen. Organisaties kijken vooral naar de fit met de job om mensen aan te werven<br />

(Schneider, 1985). Dit impliceert in feite een volledige nieuwe aanpak <strong>van</strong> rekruteren.<br />

Ook tijdens een evaluatiegesprek kan HR rekening houden met fit. Men kan nagaan in<br />

<strong>welk</strong>e mate de person-environment fit eventueel veranderd is ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> de fit bij<br />

de rekrutering. Aan de hand <strong>van</strong> deze evaluatie <strong>van</strong> de fit zou men pestgedrag kunnen<br />

voorspellen en zo de gepaste maatregelen kunnen treffen. Toekomstig onderzoek zou<br />

een soort vragenlijst of tool kunnen ontwikkelen, specifiek voor bedrijven, die de PE-fit<br />

<strong>van</strong> de kandidaten vaststelt bij de rekrutering en die een evolutie in fit kan weergeven.<br />

Dit zou dan gek<strong>op</strong>peld kunnen worden aan een risicoanalyse <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

52


7 Conclusie<br />

Zo<strong>als</strong> reeds werd aangegeven in de inleiding, kunnen we stellen dat dit een<br />

wetenschappelijk vernieuwend onderzoek was binnen <strong>het</strong> pestdomein. Deze studie<br />

k<strong>op</strong>pelde <strong>het</strong> concept person-environment fit aan <strong>het</strong> Three Way Model (Baillien et al.,<br />

2009) en legde zo de link tussen person-environment fit en <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. We<br />

deden dit zowel voor <strong>het</strong> daderschap <strong>als</strong> voor <strong>het</strong> slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>werk</strong>. De onderzoeksvraag luidde <strong>als</strong> volgt: ‘In <strong>welk</strong>e mate zal person-environment fit<br />

een voorspeller zijn <strong>van</strong> slachtoffer en dader worden <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>?’. Om deze<br />

vraag <strong>op</strong> een zo volledig mogelijke manier te beantwoorden, werden er 7 hypothesen<br />

<strong>op</strong>gesteld waar<strong>van</strong> 2 exploratieve hypothesen. Er werd geen significant verband<br />

gevonden tussen <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> en PJ-fit. Voor slachtofferschap<br />

was er wel een significant negatief effect met PJ-fit. Zowel PG-fit <strong>als</strong> PO-fit vertoonden<br />

een significant negatief verband met slachtoffer- én daderschap <strong>van</strong> pesterijen <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>werk</strong>. Hoewel er geen hypothese <strong>op</strong>gesteld werd voor de relatie tussen PO-fit en <strong>het</strong><br />

daderschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>, bleek er toch een belangrijke negatieve relatie te<br />

zijn tussen deze twee variabelen.<br />

Een strengere toets die rekening hield met de correlatie tussen dader- en<br />

slachtofferschap <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> bracht <strong>mee</strong>r gedifferentieerde resultaten aan<br />

<strong>het</strong> licht. Louter slachtofferschap werd voorspeld door PG en PJ-fit terwijl louter<br />

daderschap enkel voorspeld werd door PO-fit.<br />

Er werden nog enkele beperkingen en praktische implicaties <strong>van</strong> huidig onderzoek<br />

weergegeven. Zo<strong>als</strong> reeds aangereikt werd in de literatuur, kunnen we besluiten dat<br />

person-environment fit een heel belangrijk concept is bij <strong>het</strong> voorspellen <strong>van</strong> <strong>pesten</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Daarom is <strong>het</strong> belangrijk dat in de toekomst bijkomend wetenschappelijk<br />

onderzoek wordt verricht om nog dieper in te gaan <strong>op</strong> de relatie tussen person-<br />

environment fit en <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

53


Literatuurlijst<br />

Aanbevelingen omtrent <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> <strong>op</strong>gesteld <strong>op</strong> 20 juli 2011, Parl.St. Kamer<br />

2010-11, nr. 53K1671003.<br />

Aquino, K., & Thau, S. (2009). Workplace victimization: aggression from the target’s<br />

perspective. The Annual Review of Psychology, 60, 717-741.<br />

Archer, D. (1999). Exploring "bullying" culture in the para-military organization.<br />

International Journal of Manpower, 20(1), 94-105.<br />

Baillien, E. (2011). The devel<strong>op</strong>ment of workplace bullying: a theory driven analysis.<br />

[Niet gepubliceerd doctoraat], K.U. Leuven, 250p.<br />

Baillien, E., Bollen, K., & De Witte, H. (2011). Conflicts and conflict management styles<br />

as precursors of workplace bullying: a two-wave longitudinal study. [Unpublished<br />

manuscript]. Brussel: Hogeschool-Universiteit Brussel.<br />

Baillien, E., De Cuyper, N., & De Witte, H. (2011). Job autonomy and workload as<br />

antecedents of workplace bullying: a two-wave test of Karasek's Job Demand Control<br />

Model for targets and perpetrators. Journal Of Occupational & Organizational<br />

Psychology, 84(1), 191-208.<br />

Baillien, E., Neyens, I., & De Witte, H. (2008). Organizational, team related and job<br />

related risk factors for bullying, violence and sexual harassment in the workplace: a<br />

qualitative study. International Journal of Organizational Behavior , 13(2), 132-146.<br />

Baillien, E., Neyens, I., De Witte, H., & De Cuyper, N. (2009). A Qualitative study on the<br />

devel<strong>op</strong>ment of workplace bullying: towards a Three Way Model. Journal of<br />

Community & Applied Social Psychology, 19(1), 1-16.<br />

Baillien, E., Sijmens, N., & De Witte, H. (2012). Kan <strong>het</strong> daderschap <strong>van</strong> pesterijen<br />

verklaard worden via <strong>het</strong> Job Demands-Resources Model? Gedrag & Organisatie,<br />

25(1), 45-65.<br />

Baillien, E., Vanbeselaere, N., & De Witte, H. (2008). Haunted by jealousy! Victimization<br />

through the eyes of relative ingroup prototypicality. Paper presented at the 6th<br />

International Conference on Workplace Bullying. 4-6 June, 2008, Montreal, Canada.<br />

55


Berkowitz, L. (1989). The frustration-aggression hypothesis: an examination and<br />

reformulation. Psychological Bulletin, 106(1), 59–73.<br />

Boon, C., Den Hartog, D. N., Boselie, P., & Paauwe, J. (2011). The relationship between<br />

perceptions of HR practices and employee outcomes: examining the role of person-<br />

organisation and person-job fit. International Journal of Human Resource<br />

Management, 22(1), 138-162.<br />

Bowie, V. (2002). Defining violence at work: a new typology. In M. Gill, B. Fisher, & V.<br />

Bowie (Eds.). Violence at work: Causes, patterns and prevention. (pp. 1-20).<br />

Collumpton, UK: Willan Publishing.<br />

Bretz, R. D., & Judge, T. A. (1994). Person-organization fit and the theory of work<br />

adjustment: implications for satisfaction, tenure and career success. Journal of<br />

Vocational Behavior, 44, 32-54.<br />

Cable, D. M., & DeRue D. S. (2002). The convergent and discriminant validity of<br />

subjective fit perceptions. Journal of Applied Psychology, 87(5), 875-884.<br />

Caldwell, S. D., Herold, D. M., & Fedor, D. B. (2004). Towards an understanding of the<br />

relationship among organizational change, individual differences, and changes in<br />

person-environment fit: a cross-level study. Journal of Applied Psychology, 89(5),<br />

868-882.<br />

Carbo, J., & Hughes, A. (2010). Workplace bullying: devel<strong>op</strong>ing a human rights definition<br />

from the perspective and experiences of targets. The Journal of Labor and Society,<br />

13, 387-403.<br />

Cortina, L. M., & Magley, V. J. (2003). Raising voice, risking retaliation: events following<br />

interpersonal mistreatment in the workplace. Journal of Occupational Health<br />

Psychology, 8(4), 247-265.<br />

Cowie, H., Naylor, P., Rivers, I., Smith, P. K., & Perreira, B. (2002). Measuring<br />

workplace bullying. Aggression and Violent Behavior, 7, 33-51.<br />

Coyne, I., Craig, J., & Smith-Lee Chong, P. (2004). Workplace bullying in a group<br />

context. British Journal of Guidance and Counselling, 32(3), 301-317.<br />

56


Einarsen, S. (1999). The nature and causes of bullying at work. International Journal of<br />

Manpower, 20(1/2), 16-27.<br />

Einarsen, S., Hoel, H., & Notelaers, G. (2009). Measuring exposure to bullying and<br />

harassment at work: validity, factor structure and psychometric pr<strong>op</strong>erties of the<br />

Negative Acts Questionnaire-Revised. Work & Stress, 23, 24-44.<br />

Einarsen, S., Hoel, H., Zapf, D., & Co<strong>op</strong>er, C. L. (2011). The concept of bullying and<br />

harassment at work: the Eur<strong>op</strong>ean tradition. In S. Einarsen, H. Hoel, D. Zapf, & C. L.<br />

Co<strong>op</strong>er (Eds.). Bullying and harassment in the workplace. Devel<strong>op</strong>ments in theory,<br />

research and practice (pp. 3-39). London: Taylor & Francis.<br />

Einarsen, S., & Mikkelsen, E. G. (2003). Individual effects of exposure to bullying at<br />

work. In S. Einarsen, H. Hoel, D. Zapf & C. L. Co<strong>op</strong>er (Eds.). Bullying and emotional<br />

abuse in the workplace. International perspectives in research and practice (pp. 127-<br />

144). London: Taylor & Francis.<br />

Einarsen, S., Raknes, B. I., & Matthiesen, S. B. (1994). Bullying and harassment at work<br />

and their relationships to work environment quality: an exploratory study. Eur<strong>op</strong>ean<br />

Work and Organizational Pscyhologist, 4(4), 381-401.<br />

Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (n.d.).<br />

Psychosociale belasting veroorzaakt door <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Opgehaald <strong>van</strong><br />

http://www.<strong>werk</strong>.belgie.be/defaultTab.aspx?id=564<br />

Hauge, L. J., Skogstad, A., & Einarsen, S. (2007). Relationships between stressful work<br />

environments and bullying: results of a large representative study. Work & Stress,<br />

21(3), 220-242.<br />

Hauge, L. J., Skogstad, A., & Einarsen, S. (2009). Individual and situational predictors of<br />

workplace bullying: why do perpetrators engage in the bullying of others? Work &<br />

Stress , 23(4), 349-358.<br />

Herbst, S. A., & Houmanfar, R. (2009). Psychological approaches to values in<br />

organizations and organizational behavior management. Journal of Organizational<br />

Behavior Management, 29, 47-68.<br />

57


Hoel, H., Einarsen, S., & Co<strong>op</strong>er, C. L. (2003). Organisational effects of bullying. In S.<br />

Einarsen, H. Hoel, D. Zapf & C. L. Co<strong>op</strong>er (Eds.). Bullying and emotional abuse in the<br />

workplace. International perspectives in research and practice (pp. 145-161). London:<br />

Taylor & Francis.<br />

Hoffman, B. J., & Woehr, D. J. (2006). A quantitative review of the relationship between<br />

person-organization fit and behavioral outcomes. Journal of Vocational Behavior, 68,<br />

389-399.<br />

Hubert, A. B. (2003). To prevent and overcome undesirable interaction. A systematic<br />

approach model. In S. Einarsen, H. Hoel, D. Zapf & C. L. Co<strong>op</strong>er (Eds.). Bullying and<br />

emotional abuse in the workplace. International perspectives in research and practice<br />

(pp. 299-311). London: Taylor & Francis.<br />

Jansen, K. J., & Kristof-Brown, A. (2006). Toward a multidimensional theory of person-<br />

environment fit. Journal of Managerial Issues, 18(2), 193-212.<br />

Jehn, K. A., Chadwick, C., & Thatcher, S. M. B. (1997). To agree or not to agree: the<br />

effects of value congruence, individual demographic dissimilarity, and conflict on<br />

workgroup outcomes. International Journal of Conflict Management, 8, 287-305.<br />

Koninklijk besluit <strong>van</strong> 17 mei 2007 betreffende de voorkoming <strong>van</strong> psychosociale<br />

belasting veroorzaakt door <strong>het</strong> <strong>werk</strong>, waaronder geweld, pesterijen en ongewenst<br />

seksueel gedrag <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>, BS 6 juni 2007.<br />

Kristof, A. L. (1996). Person-organisation fit: an integrative review of its<br />

conceptualizations, measurement, and implications. Personnel Psychology, 49, 1-49.<br />

Kristof-Brown, A. L., Jansen, K. J., & Colbert, A. E. (2002). A policy-capturing study of<br />

the simultaneous effects of fit with jobs, groups and organizations. Journal of Applied<br />

Psychology, 87(5), 985-993.<br />

Kristof-Brown, A. L., Zimmerman, R. D., & Johnson, E. C. (2005). Consequences of<br />

individu<strong>als</strong>’ fit at work: a meta-analysis of person-job, person-organization, person-<br />

group, and person-supervisor fit. Personnel Psychology, 58, 281-342.<br />

Leymann, H. (1996). The content and devel<strong>op</strong>ment of mobbing at work. Eur<strong>op</strong>ean<br />

Journal of Work and Organizational Psychology, 5(2), 165-184.<br />

58


Maeckelbergh, B. (22 november 2010). 'Pestfabriek' maakte nog <strong>mee</strong>r slachtoffers. De<br />

Morgen, p. 3.<br />

Matthiesen, S. B., & Einarsen, S. (2007). Perpetrators and targets of bullying at work:<br />

role stress and individual differences. Violence and Victims, 22(6), 735-753.<br />

Matthiesen, S. B., & Einarsen, S. (2010). Bullying in the workplace: definition,<br />

prevalence, antecedents and consequences. International Journal of Organization<br />

Theory and Behavior, 13(2), 202-248.<br />

Miller, N., Pedersen, W. C., Earleywine, M., & Pollock, V. E. (2003). A theoretical model<br />

of triggered displaced aggression. Personality and Social Psychology Review, 7(1), 75-<br />

97.<br />

Neyens, I., Baillien, E., De Witte, H., & Notelaers, G. (2007). Kwantitatieve studie <strong>van</strong><br />

taak-, team-, en organisatorische risicofactoren voor <strong>pesten</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>. Tijdschrift<br />

voor Arbeidsvraagstukken, 23(4), 306-320.<br />

Notalaers, G., De Witte, H., & Einarsen, S. (2010). A job characteristics approach to<br />

explain workplace bullying. Eur<strong>op</strong>ean Journal of Work and Organizational Psychology,<br />

19(4), 487-504.<br />

Notelaers, G., & Einarsen, S. (2008). The construction and validity of the Short –<br />

Negative Acts Questionnaire. Paper presented at the 6th International Conference on<br />

Workplace Bullying. 4-6 June, 2008, Montreal, Canada.<br />

Notelaers, G., Einarsen, S., De Witte, H., & Vermunt, J. K. (2006). Measuring exposure<br />

to bullying at work: the validity and ad<strong>van</strong>tages of the latent class cluster approach.<br />

Work & Stress, 20(4), 289-302.<br />

Nunnally, J. C., & Bernstein, I. H. (1994). Psychometric theory. New York: McGraw-Hill.<br />

Olweus, D. (2003). Bully/victim problems in school. Basic facts and an effective<br />

intervention programme. In S. Einarsen, H. Hoel, D. Zapf & C. L. Co<strong>op</strong>er (Eds.).<br />

Bullying and emotional abuse in the workplace. International perspectives in research<br />

and practice (pp. 62–78). London: Taylor & Francis.<br />

59


Rayner, C. (1997). Incidence of workplace bullying. Journal of Community and Applied<br />

Social Psychology, 7, 199–208.<br />

Rayner, C., & Co<strong>op</strong>er, C. (1997). Workplace bullying: myth or reality – can we afford to<br />

ignore it? Leadership & Organization Devel<strong>op</strong>ment Journal, 18(4), 211-214.<br />

Rodriguez-Muños, A., Baillien, E., De Witte, H., Moreno-Jiménez, M.-J., & Pastor, J. C.<br />

(2009). Cross-lagged relationships between workplace bullying, job satisfaction and<br />

engagement: two longitudinal studies. Work & Stress, 23(3), 225-243.<br />

Salin, D. (2001). Prevalence and forms of bullying among business profession<strong>als</strong>: a<br />

comparison of two different strategies for measuring bullying. Eur<strong>op</strong>ean Journal of<br />

work and organizational psychology, 10(4), 425-441.<br />

Schein, E. H. (1990). Organizational culture. American Psychologist, 45(2), 109-119.<br />

Schneider, B. (1987). The pe<strong>op</strong>le make the place. Personnel Psychology, 40, 437-453.<br />

Van den Broeck, A., Baillien, E., & De Witte, H. (2011). Workplace bullying: a<br />

perspective from the Job Demands-Resources Model. South African Journal of<br />

Industrial Psychology, 37(2), 1-12.<br />

Van De Perre, K. (3 juni 2011). Twee arbeiders ontslagen na vastbinden interim-collega.<br />

De Morgen, p. 7.<br />

Verbond <strong>van</strong> Belgische Ondernemingen (2011). Speciale uitgave regeerakkoord 2012.<br />

[Nieuwsbrief] Opgehaald <strong>van</strong> http://vbo-feb.be/media/uploads/public/<br />

_custom/Dossier/Governmentagreement/InforN201140_regeerakkoord.pdf<br />

Vogel, R. M., & Feldman, D. C (2009). Integrating the levels of person-environment fit:<br />

the roles of vocational fit and group fit. Journal of Vocational Behavior, 75, 68-81.<br />

Yaniv, E., Lavi, O. S., & Siti, G. (2010/11). Person-organisation fit and its impact on<br />

organisational citizenship behaviour as related to social performance. Journal of<br />

General Management, 36(2), 81-89.<br />

Zapf, D. (1999). Organizational, work group related and personal causes of mobbing/<br />

bullying at work. International Journal of Manpower, 20, 70-85.<br />

60


Zapf, D., & Einarsen, S. (2011). Individual antecedents of bullying: victims and<br />

perpetrators. In S. Einarsen, H. Hoel, D. Zapf & C. L. Co<strong>op</strong>er (Eds.). Bullying and<br />

harassment in the workplace. Devel<strong>op</strong>ments in theory, research and practice<br />

(pp. 177-200). London: Taylor & Francis.<br />

Zapf, D., Einarsen, S., Hoel, H., & Vartia,M. (2003). Empirical findings on bullying in the<br />

workplace. In S. Einarsen, H. Hoel, D. Zapf, & C. L. Co<strong>op</strong>er (Eds.). Bullying and<br />

emotional abuse in the workplace. International perspectives in research and practice<br />

(pp. 103–126). London: Taylor & Francis.<br />

61


Bijlage 1: Vragenlijst<br />

HUMAN RELATIONS RESEARCH GROUP – FACULTEIT ECONOMIE & MANAGEMENT,<br />

HUBRUSSEL<br />

ONDERZOEKSGROEP ARBEID-, PERSONEELS- EN ORGANISATIEPSYCHOLOGIE, KULEUVEN<br />

Beste Mevrouw, Meneer,<br />

Welkom bij de Vragenlijst over de Beleving <strong>van</strong> Werk 2012! In deze enquête peilen we naar thema's zo<strong>als</strong> de<br />

tevredenheid met uw job en de sociale relaties <strong>op</strong> uw <strong>werk</strong>plaats.<br />

Het invullen <strong>van</strong> deze vragenlijst duurt ongeveer 15 minuten. Indien u de vragenlijst volledig invult, maakt u<br />

bovendien kans <strong>op</strong> één <strong>van</strong> de Fnac-bonnen ter waarde <strong>van</strong> 20€.<br />

Beantwoord de vragen individueel, zo eerlijk en nauwkeurig mogelijk. Er bestaan geen juiste of foute<br />

antwoorden <strong>op</strong> de vragen. Wij willen enkel en alleen uw mening en uw <strong>op</strong>vattingen kennen. Wat u denkt is voor<br />

ons dus <strong>het</strong> enige juiste. Voor <strong>het</strong> slagen <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek is <strong>het</strong> belangrijk dat u alle vragen invult. Als u<br />

twijfelt, dan mag u <strong>het</strong> antwoord kiezen dat <strong>het</strong> dichtst bij uw ervaringen aansluit. De vragen verwijzen enkel<br />

naar uw ervaringen binnen de organisatie die de vragenlijst verspreidt.<br />

U vult de vragenlijst best <strong>als</strong> volgt in:<br />

Voorbeelden:<br />

1. U bent...<br />

1. vrouw<br />

2. man<br />

2. In <strong>welk</strong>e mate gaat u akkoord met<br />

onderstaande uitspraak?<br />

Helemaal<br />

niet<br />

akkoord<br />

Niet akkoord Deels akkoord,<br />

deels niet<br />

akkoord<br />

63<br />

Akkoord Helemaal<br />

akkoord<br />

1. Ik ben gelukkig met mijn <strong>werk</strong>. 1 2 3 4 5<br />

Wij verzekeren totale anonimiteit en vertrouwelijkheid <strong>van</strong> uw persoonlijke antwoorden. Zij worden aan<br />

niemand doorgegeven. De resultaten zullen enkel voor wetenschappelijke doeleinden gebruikt worden.<br />

Wij danken u alvast voor uw mede<strong>werk</strong>ing!<br />

Valerie Govaert, Sofie Pinoy, Katrien Spruyt, Mieke Van Glabeke<br />

Prof. Dr. Elfi Baillien<br />

Contactgegevens: Elfi Baillien, Elfi.Baillien@hubrussel.be


DEEL 1: Ik en mijn job<br />

1. In <strong>welk</strong>e mate bent u akkoord met volgende<br />

stellingen?<br />

Ik word heen en weer geslingerd tussen mensen die<br />

andere verwachtingen hebben in verband met mijn<br />

<strong>werk</strong>.<br />

Niet<br />

akkoord<br />

64<br />

Eerder<br />

niet<br />

akkoord<br />

Deels<br />

akkoord, deels<br />

niet akkoord<br />

Eerder<br />

akkoord<br />

1 2 3 4 5<br />

Ik krijg tegenstrijdige bevelen 1 2 3 4 5<br />

Ik voel me onzeker over de toekomst <strong>van</strong> mijn job. 1 2 3 4 5<br />

De kans bestaat dat ik binnenkort mijn job verlies. 1 2 3 4 5<br />

Ik denk dat ik mijn job zal verliezen in de nabije<br />

toekomst.<br />

1 2 3 4 5<br />

Er is een goede fit tussen wat mijn job me biedt en<br />

waar ik naar zoek in een job<br />

1 2 3 4 5<br />

De kenmerken die ik alge<strong>mee</strong>n zoek in een job<br />

vind ik ook terug in mijn huidige job. 1 2 3 4 5<br />

Mijn huidige job geeft me vrijwel alles wat ik wil<br />

<strong>van</strong> een job.<br />

1 2 3 4 5<br />

Er is een goede fit tussen de eisen <strong>van</strong> mijn job en<br />

mijn persoonlijke vaardigheden.<br />

1 2 3 4 5<br />

Mijn capaciteiten en <strong>op</strong>leiding passen goed bij de<br />

vereisten <strong>van</strong> mijn job. 1 2 3 4 5<br />

Mijn persoonlijke talenten passen goed bij wat<br />

mijn job <strong>van</strong> me vraagt.<br />

DEEL 2: Mijn team en ik<br />

1. Hoe vaak ervaart u volgende<br />

situaties?<br />

Mijn collega’s en ik verschillen <strong>van</strong><br />

mening over de organisatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Mijn collega’s en ik hebben uiteenl<strong>op</strong>ende<br />

ideeën over de uitvoering <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Mijn collega’s en ik hebben verschillende<br />

<strong>op</strong>vattingen over de oorzaak en de<br />

<strong>op</strong>lossing <strong>van</strong> <strong>werk</strong>inhoudelijke<br />

problemen.<br />

Mijn collega’s en ik hebben een<br />

verschillende kijk <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong>.<br />

Er zijn wrijvingen tussen mij en de<br />

collega’s <strong>van</strong> mijn team.<br />

Er zijn botsingen tussen mij en de<br />

collega’s <strong>van</strong> mijn team.<br />

Er zijn persoonlijke spanningen tussen mij<br />

en de collega’s <strong>van</strong> mijn team.<br />

Er zijn emotionele conflicten tussen mij<br />

en de collega’s <strong>van</strong> mijn team.<br />

1 2 3 4 5<br />

Akkoord<br />

Nooit Zelden Af en toe Dikwijls Bijna altijd<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5


2. Als u terugkijkt naar de voorbije 6 maanden, hoe vaak<br />

deed u zelf <strong>het</strong> volgende?<br />

65<br />

Nooit<br />

Af en<br />

toe<br />

Maandelijks <br />

Wekelijks<br />

Informatie achterhouden die een ander nodig heeft. 1 2 3 4 5<br />

Roddelen. 1 2 3 4 5<br />

Iemand uitsluiten uit groepsactiviteiten. 1 2 3 4 5<br />

Herhaalde <strong>op</strong>merkingen maken over iemands privéleven. 1 2 3 4 5<br />

Iemand beledigen. 1 2 3 4 5<br />

Herhaalde <strong>op</strong>merkingen maken over iemands vergissingen. 1 2 3 4 5<br />

Iemands vragen of pogingen om een gesprek te beginnen,<br />

beantwoorden met stilte.<br />

1 2 3 4 5<br />

Iemands <strong>werk</strong> en de inspanningen niet naar waarde inschatten. 1 2 3 4 5<br />

Grappen uithalen en iemand ‘onaangename’ verrassingen<br />

bezorgen.<br />

3. In <strong>welk</strong>e mate bent u akkoord met volgende<br />

stellingen? Niet<br />

akkoord<br />

1 2 3 4 5<br />

Eerder<br />

niet<br />

akkoord<br />

Deels<br />

akkoord,<br />

deels niet<br />

akkoord<br />

Eerder<br />

akkoord<br />

Dagelijks<br />

Akkoord<br />

Ik kan mijn collega’s laten luisteren naar wat ik te<br />

zeggen heb.<br />

Ik ben niet in staat om mijn zin te krijgen <strong>van</strong> mijn<br />

collega’s, ook al probeer ik.<br />

1<br />

1<br />

2<br />

2<br />

3<br />

3<br />

4<br />

4<br />

5<br />

5<br />

Ik denk dat ik veel macht heb over mijn collega’s. 1 2 3 4 5<br />

Mijn inzichten hebben weinig invloed, ook al geef<br />

ik ze <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>werk</strong> aan.<br />

1 2 3 4 5<br />

Ik kan mijn collega’s laten doen wat ik wil. 1 2 3 4 5<br />

Op mijn <strong>werk</strong> worden mijn ideeën en meningen<br />

vaak genegeerd.<br />

1 2 3 4 5<br />

Als ik wil, mag ik beslissingen maken. 1 2 3 4 5<br />

Mijn wensen krijgen <strong>op</strong> mijn <strong>werk</strong> weinig gehoor. 1 2 3 4 5<br />

DEEL 3: Mijn team en ik II<br />

1. Als u terugkijkt naar de voorbije 6 maanden, hoe vaak<br />

deden anderen <strong>het</strong> volgende? Nooit<br />

Informatie achterhouden die ik nodig heb, waardoor deze<br />

persoon mijn <strong>werk</strong> moeilijker maakt.<br />

Af en<br />

toe<br />

Maandelijks <br />

Wekelijks<br />

1 2 3 4 5<br />

Roddelen over mij. 1 2 3 4 5<br />

Mij uitsluiten uit groepsactiviteiten. 1 2 3 4 5<br />

Herhaalde <strong>op</strong>merkingen maken over mijn privéleven en over<br />

1 2 3 4 5<br />

mijzelf.<br />

Mij beledigen. 1 2 3 4 5<br />

Herhaalde <strong>op</strong>merkingen maken over mijn vergissingen. 1 2 3 4 5<br />

Mijn vragen of pogingen om een gesprek te beginnen,<br />

beantwoorden met stilte of vijandigheid.<br />

1 2 3 4 5<br />

Mijn <strong>werk</strong> en inspanningen niet naar waarde inschatten. 1 2 3 4 5<br />

Grappen uithalen met mij en mij ‘onaangename’<br />

verrassingen bezorgen.<br />

1 2 3 4 5<br />

Dagelijks


2. In <strong>welk</strong>e mate bent u akkoord met volgende<br />

stellingen?<br />

Niet<br />

akkoord<br />

66<br />

Eerder<br />

niet<br />

akkoord<br />

Deels<br />

akkoord, deels<br />

niet akkoord<br />

Eerder<br />

akkoord<br />

Samen<strong>werk</strong>en met de andere collega’s uit mijn<br />

team is een <strong>van</strong> de beste <strong>aspect</strong>en <strong>van</strong> deze job.<br />

1 2 3 4 5<br />

Ik kom <strong>op</strong> dagdagelijkse basis goed overeen met<br />

mijn collega’s. 1 2 3 4 5<br />

Als ik <strong>mee</strong>r vrije tijd had, zou ik graag <strong>mee</strong>r tijd<br />

spenderen met mijn collega’s na de <strong>werk</strong>uren. 1 2 3 4 5<br />

Er zijn collega’s die ik zoveel mogelijk tracht te<br />

ontl<strong>op</strong>en.<br />

1 2 3 4 5<br />

3. Geef aan in <strong>welk</strong>e mate volgende waarden belangrijk zijn in <strong>het</strong> <strong>werk</strong> voor uzelf, uw collega’s en hoe<br />

belangrijk zij worden geacht in uw organisatie. De antwoorden worden aangeduid <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> onderstaande<br />

legende:<br />

Helemaal niet Eerder niet Tussenin Eerder wel Helemaal<br />

1 2 3 4 5<br />

4. In <strong>welk</strong>e mate bent u akkoord met<br />

volgende stellingen over uw leidinggevende?<br />

Belangrijk<br />

voor u<br />

Niet<br />

akkoord<br />

Eerder<br />

niet<br />

akkoord<br />

Belangrijk voor<br />

uw collega’s<br />

Deels<br />

akkoord, deels<br />

niet akkoord<br />

Belangrijk voor deze<br />

organisatie?<br />

goede sociale relaties 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5<br />

financieel succes<br />

uzelf ontwikkelen<br />

een bijdrage leveren aan de samenleving<br />

aanzien en prestige<br />

controle kunnen uitoefenen <strong>op</strong> anderen<br />

inhoudelijk interessante dingen doen<br />

een functie met veel macht<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

Eerder<br />

akkoord<br />

Mijn leidinggevende leidt zijn eigen persoonlijk<br />

leven <strong>op</strong> een ethische manier.<br />

Mijn leidinggevende definieert succes niet<br />

1 2 3 4 5<br />

enkel in termen <strong>van</strong> resultaten maar ook <strong>op</strong><br />

basis <strong>van</strong> de wijze waar<strong>op</strong> ze behaald worden.<br />

1 2 3 4 5<br />

Mijn leidinggevende luistert naar wat de<br />

<strong>werk</strong>nemers te zeggen hebben.<br />

1 2 3 4 5<br />

Mijn leidinggevende heeft <strong>het</strong> beste voor met<br />

de <strong>werk</strong>nemers.<br />

1 2 3 4 5<br />

Mijn leidinggevende maakt eerlijke en<br />

evenwichtige beslissingen.<br />

1 2 3 4 5<br />

Mijn leidinggevende is te vertrouwen. 1 2 3 4 5<br />

Mijn leidinggevende bespreekt ethische<br />

thema’s of waarden met de <strong>werk</strong>nemers.<br />

Mijn leidinggevende geeft zelf <strong>het</strong> goede<br />

1 2 3 4 5<br />

voorbeeld over hoe je <strong>het</strong> best <strong>op</strong> een juiste<br />

ethische manier <strong>werk</strong>t.<br />

1 2 3 4 5<br />

Mijn leidinggevende bestraft <strong>werk</strong>nemers die<br />

een ethische norm overtreden.<br />

Als mijn leidinggevende beslissingen moet<br />

1 2 3 4 5<br />

nemen, dan stelt hij/zij zichzelf de vraag “wat is<br />

<strong>het</strong> juiste ding om te doen?”<br />

1 2 3 4 5<br />

Akkoord<br />

Akkoord


DEEL 4: De organisatie<br />

1. In <strong>welk</strong>e mate gaat u akkoord met<br />

volgende stellingen?<br />

Het management gaat in een context <strong>van</strong><br />

selectie, evaluatie en promovering eerlijk en<br />

ethisch met <strong>het</strong> personeel om.<br />

De organisatie is bekommerd om haar<br />

<strong>werk</strong>nemers.<br />

Ik identificeer me sterk met de doelstellingen<br />

die de organisatie naar voren schuift.<br />

Mijn persoonlijke doelen en die <strong>van</strong> mijn<br />

organisatie lijken <strong>op</strong> elkaar.<br />

Ik geef niet zoveel om de doelstellingen <strong>van</strong><br />

mijn organisatie <strong>als</strong> velen <strong>van</strong> mijn collega’s.<br />

Wat ikzelf waardevol vind in <strong>het</strong> leven gelijkt<br />

erg <strong>op</strong> wat deze organisatie waardevol vindt.<br />

Mijn persoonlijke waarden passen bij de<br />

waarden en de cultuur <strong>van</strong> deze organisatie.<br />

De waarden en cultuur in deze organisatie<br />

passen goed bij wat ik waardevol acht in <strong>het</strong><br />

leven.<br />

In deze organisatie heb ik vrienden die me<br />

helpen wanneer dat nodig is.<br />

Niet<br />

akkoord<br />

67<br />

Eerder<br />

niet<br />

akkoord<br />

Deels<br />

akkoord, deels<br />

niet akkoord<br />

Eerder<br />

akkoord<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

1 2 3 4 5<br />

2. Vonden er afgel<strong>op</strong>en jaar volgende veranderingen plaats binnen de organisatie?<br />

Akkoord<br />

Ja Neen Weet<br />

niet<br />

inkrimping <strong>van</strong> <strong>het</strong> personeelsbestand. 1 2 3<br />

vermindering <strong>van</strong> beschikbare middelen om <strong>het</strong> <strong>werk</strong> <strong>op</strong> een goede wijze uit te voeren. 1 2 3<br />

technologische veranderingen. 1 2 3<br />

nieuwe procedures of regels binnen de organisatie. 1 2 3<br />

veranderingen in <strong>het</strong> management (= nieuwe mensen in belangrijke posities) 1 2 3<br />

herstructuringen (= <strong>het</strong> samenvoegen <strong>van</strong> departementen of afdelingen). 1 2 3<br />

bevriezing <strong>van</strong> <strong>het</strong> loon (= er worden geen loonsverhogingen <strong>mee</strong>r doorgevoerd). 1 2 3<br />

toename <strong>van</strong> tijdelijke <strong>werk</strong>krachten. 1 2 3<br />

DEEL 5: Werkbeleving<br />

1. Hoe vaak gelden volgende stellingen?<br />

Nooit Paar<br />

keer<br />

per<br />

jaar<br />

Eens<br />

per<br />

maand<br />

Paar keer<br />

per<br />

maand<br />

Eens<br />

per<br />

week<br />

Ik voel me mentaal uitgeput door mijn <strong>werk</strong>. 0 1 2 3 4 5 6<br />

Een dag <strong>werk</strong>en is een zware belasting. 0 1 2 3 4 5 6<br />

Ik voel me ‘<strong>op</strong>gebrand’ door mijn <strong>werk</strong>. 0 1 2 3 4 5 6<br />

Op <strong>het</strong> einde <strong>van</strong> de <strong>werk</strong>dag voel ik me<br />

leeg.<br />

0 1 2 3 4 5 6<br />

Ik voel me vermoeid <strong>als</strong> ik ’s morgens <strong>op</strong>sta<br />

en er weer een <strong>werk</strong>dag voor me ligt.<br />

0 1 2 3 4 5 6<br />

Ik ben tevreden met mijn job 0 1 2 3 4 5 6<br />

Paar<br />

keer<br />

per<br />

week<br />

Elke<br />

dag


DEEL 6: Ik<br />

1. Wat is uw geslacht?<br />

1.<br />

2.<br />

2. Wat is uw leeftijd? Jaar<br />

3. Wat is uw hoogst behaalde diploma?<br />

1.<br />

2.<br />

3.<br />

4.<br />

5. -universitair onderwijs<br />

6. Universitair onderwijs<br />

4. Hoe zou u uw job binnen deze organisatie omschrijven, wanneer u enkel rekening houdt met <strong>het</strong> <strong>werk</strong> dat u<br />

doet?<br />

1. eschoolde arbeid(st)er (bv. machine <strong>op</strong>erator, fruitplukker, D-niveau, ...)<br />

2. hoolde arbeid(st)er (bv. elektricien, monteur, kapster, lasser, C-niveau, ...)<br />

3. rend of administratief bediende (bv. secretaresse, winkelbediende, D-niveau clerk, ...)<br />

4. (bv. leerkracht, verpleegkundige, consultant,<br />

vertegenwoordiger, C-niveau of D-niveau, …)<br />

5. enkader (bv. kantoorverantwoordelijke, ingenieur, ...)<br />

6. id (bv. afdelingsmanager, schoolhoofd, ...)<br />

5. Hoe lang <strong>werk</strong>t u voor deze organisatie? jaar (indien minder dan een jaar: maanden )<br />

6. Hoe lang doet u uw huidige job in deze organisatie? jaar (indien minder dan een jaar: maanden)<br />

7. Welk soort contract heeft u?<br />

1.<br />

2. ambtenaar, …)<br />

3.<br />

8. Bent u aangesteld <strong>als</strong> leidinggevende?<br />

1.<br />

2.<br />

9. Bent u in 2012 actief <strong>als</strong> <strong>werk</strong>nemersvertegenwoordiger (<strong>op</strong>genomen in de lijst <strong>van</strong> de sociale verkiezingen)?<br />

1.<br />

2.<br />

Hartelijk dank voor uw mede<strong>werk</strong>ing!!! Kijkt u na of u alles invulde?<br />

Maakt u graag kans <strong>op</strong> één <strong>van</strong> de Fnac-bonnen ter waarde <strong>van</strong> 20 Euro? Noteer dan hier uw persoonlijk e-<br />

mailadres en misschien hebben wij binnen enkele maanden goed nieuws voor u.<br />

_____________________________________________________________________________<br />

Volgend jaar zullen wij <strong>van</strong>uit de universiteiten (HUBrussel - KULeuven) deze studie <strong>op</strong>nieuw organiseren en<br />

kan u <strong>op</strong>nieuw kans maken <strong>op</strong> een <strong>van</strong> de Fnac-bonnen. Zou u graag <strong>op</strong>nieuw aan deze studie <strong>mee</strong><strong>werk</strong>en?<br />

68

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!