Je moet vanochtend eerst een moeilijk werkje kiezen, je bent ...

Je moet vanochtend eerst een moeilijk werkje kiezen, je bent ... Je moet vanochtend eerst een moeilijk werkje kiezen, je bent ...

montessori.nl
from montessori.nl More from this publisher
04.09.2013 Views

0BVier voorwaarden voor een goede invulling van de vrije werkkeuze Bas Moll Je moet vanochtend eerst een moeilijk werkje kiezen, je bent tenslotte al oudste kleuter! Ik heb al vier werkjes af, mag ik nu wat anders gaan doen? Maar dat staat helemaal niet op mijn weektaak! Het zijn allemaal uitspraken die iedereen wel eens gehoord heeft en die in ieder geval bij mij leiden tot de verzuchting dat we kennelijk de weg kwijt zijn. Want wat was ook al weer het ideaal? Ieder kind komt ’s ochtends binnen, weet meteen wat hij/zij wil doen en pakt meteen zijn of haar werk. Helaas is de werkelijkheid vaak anders. Maria Montessori was ervan overtuigd dat - net als een peuter die zelf wil leren lopen - de kleuter wil leren lezen, en de prepuber in de bovenbouw zichzelf wil ontwikkelen. Wij moeten als volwassenen niet in de weg staan en het kind van het juiste materiaal voorzien. Soms zie je dit ook terug op school, maar vaker zie ik wat vermoeide kinderen binnen stappen. Ze willen wel met elkaar kletsen, maar meteen werk pakken of doorwerken met waaraan ze gisteren bezig waren - dat is er niet bij. Omdat ze toch aan het werk moeten wordt er heel veel voor de kinderen bepaald. Op veel scholen staan werkjes op het bord staan en beperken agenda’s en weektaken sterk de vrije werkkeuze. Het is in feite een oud dilemma. Recentelijk stuitte ik op een oud nummer van Ons Amsterdam waarin de geschiedenis van het montessori-onderwijs in Amsterdam beschreven werd. Daaruit leerde ik dat Theo Thijssen, de bij iedereen bekende schrijven van ‘De gelukkige klas’, in 1934 nogal een tegenstander was van het opzetten van montessori-onderwijs in Amsterdam. Hij vond het een soort volksverlakkerij om kinderen precies te willen brengen waar jij als volwassene het wilde zonder dit specifiek te benoemen en duidelijk te maken. Hij geloofde sterk in het traditionele onderwijs met de strenge doch rechtvaardige meester voor de klas die we zo goed uit ‘De gelukkige klas’ kennen. De school weet wat goed is voor de kinderen. Hier klinkt ook het socialistische maakbare opvoedings ideaal in door! Wat wil ik met het naast elkaar zetten van deze twee uitersten? Beide hebben zonder enige twijfel het beste met de kinderen voor. Beiden hebben op een inspirerende manier geschreven over de ontwikkeling van kinderen. Wat kunnen we er mee in de weerbarstige praktijk van vandaag? Wat willen wij in school bereiken waar willen wij voor staan? Aan de ene kant willen we dat kinderen zich ontwikkelen tot vrije onafhankelijke volwassenen die verantwoordelijkheid kunnen dragen en kunnen kiezen, aan de andere kant hebben we te maken met stevige externe druk van ouders en inspectie die ons afrekenen op de te behalen resultaten. Ook de druk vanuit de maatschappij om “te slagen” in deze wereld, lees minimaal een havo score en later een goede baan, is enorm. Theo Thijssen was heel duidelijk: ‘Ik weet wat goed voor jullie is en wanneer je maar doet wat ik je opgeef kom je er wel.’ Maria Montessori wist ook wat goed voor de kinderen was, maar wilde dat bereiken door het proces van zelfopvoeding. De ene kant is gefixeerd op zekerheid de andere kant gaat uit van durf en vertouwen. In het recente boek ‘Denk aan je mensen’ van Dolf van den Berg is bij leraren ook sprake van die herkenbare tweedeling. Er zijn op zekerheid gerichte leraren en op onzekerheid gerichte leraren. Nu zou je kunnen zeggen dat het ene type leerkracht beter geschikt is voor het montessori-onderwijs en het andere minder. Dat is niet het geval. De behoeften die de leerkrachten hebben verschillen wel. Ik kom daar later in dit artikel op terug. Boven dit artikel staat ‘vrije werkkeuze’ als titel, want dat begrip, daar gaat het om. Het zou een nadrukkelijk onderscheidend kenmerk van montessori-onderwijs moeten zijn. In de vrijheid van werkkeuze laten we het vertrouwen in kinderen zien en door middel van die vrijheid van werkkeuze geven we de kinderen de mogelijkheid om keuzes te leren maken, te werken aan zelfvertrouwen en te komen tot onafhankelijkheid. Toch is de praktijk zoals ik al eerder schetste, anders. Er ligt voor de kinderen veel vast in agenda’s, weektaken en kerndoelen. En kinderen vertonen het daarbij behorende kiesgedrag. Bijvoorbeeld: als het niet op mijn weektaak staat, hoef ik het kennelijk niet te doen. Of de middenbouwer die voortdurend aan de leerkracht vertelt hoeveel werkjes hij al af heeft. Een collega noemde dit laatst ‘werken voor de bühne’. Hoe komen we uit deze vicieuze cirkel?

0BVier voorwaarden voor <strong>een</strong> goede invulling van de vri<strong>je</strong> werkkeuze<br />

Bas Moll<br />

<strong>Je</strong> <strong>moet</strong> <strong>vanochtend</strong> <strong>eerst</strong> <strong>een</strong> <strong>moeilijk</strong> <strong>werk<strong>je</strong></strong> <strong>kiezen</strong>, <strong>je</strong> <strong>bent</strong> tenslotte al oudste kleuter!<br />

Ik heb al vier <strong>werk<strong>je</strong></strong>s af, mag ik nu wat anders gaan doen?<br />

Maar dat staat helemaal niet op mijn weektaak!<br />

Het zijn allemaal uitspraken die ieder<strong>een</strong> wel <strong>een</strong>s gehoord heeft en die in ieder geval bij mij leiden tot<br />

de verzuchting dat we kennelijk de weg kwijt zijn. Want wat was ook al weer het ideaal? Ieder kind<br />

komt ’s ochtends binnen, weet met<strong>een</strong> wat hij/zij wil doen en pakt met<strong>een</strong> zijn of haar werk. Helaas is<br />

de werkelijkheid vaak anders.<br />

Maria Montessori was ervan overtuigd dat - net als <strong>een</strong> peuter die zelf wil leren lopen - de kleuter wil<br />

leren lezen, en de prepuber in de bovenbouw zichzelf wil ontwikkelen. Wij <strong>moet</strong>en als volwassenen<br />

niet in de weg staan en het kind van het juiste materiaal voorzien.<br />

Soms zie <strong>je</strong> dit ook terug op school, maar vaker zie ik wat vermoeide kinderen binnen stappen. Ze<br />

willen wel met elkaar kletsen, maar met<strong>een</strong> werk pakken of doorwerken met waaraan ze gisteren bezig<br />

waren - dat is er niet bij. Omdat ze toch aan het werk <strong>moet</strong>en wordt er heel veel voor de kinderen<br />

bepaald. Op veel scholen staan <strong>werk<strong>je</strong></strong>s op het bord staan en beperken agenda’s en weektaken sterk de<br />

vri<strong>je</strong> werkkeuze.<br />

Het is in feite <strong>een</strong> oud dilemma. Recentelijk stuitte ik op <strong>een</strong> oud nummer van Ons Amsterdam waarin<br />

de geschiedenis van het montessori-onderwijs in Amsterdam beschreven werd. Daaruit leerde ik dat<br />

Theo Thijssen, de bij ieder<strong>een</strong> bekende schrijven van ‘De gelukkige klas’, in 1934 nogal <strong>een</strong><br />

tegenstander was van het opzetten van montessori-onderwijs in Amsterdam. Hij vond het <strong>een</strong> soort<br />

volksverlakkerij om kinderen precies te willen brengen waar jij als volwassene het wilde zonder dit<br />

specifiek te benoemen en duidelijk te maken. Hij geloofde sterk in het traditionele onderwijs met de<br />

strenge doch rechtvaardige meester voor de klas die we zo goed uit ‘De gelukkige klas’ kennen. De<br />

school weet wat goed is voor de kinderen. Hier klinkt ook het socialistische maakbare opvoedings<br />

ideaal in door!<br />

Wat wil ik met het naast elkaar zetten van deze twee uitersten? Beide hebben zonder enige twijfel het<br />

beste met de kinderen voor. Beiden hebben op <strong>een</strong> inspirerende manier geschreven over de<br />

ontwikkeling van kinderen. Wat kunnen we er mee in de weerbarstige praktijk van vandaag?<br />

Wat willen wij in school bereiken waar willen wij voor staan?<br />

Aan de ene kant willen we dat kinderen zich ontwikkelen tot vri<strong>je</strong> onafhankelijke volwassenen die<br />

verantwoordelijkheid kunnen dragen en kunnen <strong>kiezen</strong>, aan de andere kant hebben we te maken met<br />

stevige externe druk van ouders en inspectie die ons afrekenen op de te behalen resultaten. Ook de<br />

druk vanuit de maatschappij om “te slagen” in deze wereld, lees minimaal <strong>een</strong> havo score en later <strong>een</strong><br />

goede baan, is enorm.<br />

Theo Thijssen was heel duidelijk: ‘Ik weet wat goed voor jullie is en wanneer <strong>je</strong> maar doet wat ik <strong>je</strong><br />

opgeef kom <strong>je</strong> er wel.’ Maria Montessori wist ook wat goed voor de kinderen was, maar wilde dat<br />

bereiken door het proces van zelfopvoeding. De ene kant is gefixeerd op zekerheid de andere kant gaat<br />

uit van durf en vertouwen. In het recente boek ‘Denk aan <strong>je</strong> mensen’ van Dolf van den Berg is bij<br />

leraren ook sprake van die herkenbare tweedeling. Er zijn op zekerheid gerichte leraren en op<br />

onzekerheid gerichte leraren. Nu zou <strong>je</strong> kunnen zeggen dat het ene type leerkracht beter geschikt is<br />

voor het montessori-onderwijs en het andere minder. Dat is niet het geval. De behoeften die de<br />

leerkrachten hebben verschillen wel. Ik kom daar later in dit artikel op terug.<br />

Boven dit artikel staat ‘vri<strong>je</strong> werkkeuze’ als titel, want dat begrip, daar gaat het om. Het zou <strong>een</strong><br />

nadrukkelijk onderscheidend kenmerk van montessori-onderwijs <strong>moet</strong>en zijn. In de vrijheid van<br />

werkkeuze laten we het vertrouwen in kinderen zien en door middel van die vrijheid van werkkeuze<br />

geven we de kinderen de mogelijkheid om keuzes te leren maken, te werken aan zelfvertrouwen en te<br />

komen tot onafhankelijkheid.<br />

Toch is de praktijk zoals ik al eerder schetste, anders. Er ligt voor de kinderen veel vast in agenda’s,<br />

weektaken en kerndoelen. En kinderen vertonen het daarbij behorende kiesgedrag. Bijvoorbeeld: als<br />

het niet op mijn weektaak staat, hoef ik het kennelijk niet te doen. Of de middenbouwer die<br />

voortdurend aan de leerkracht vertelt hoeveel <strong>werk<strong>je</strong></strong>s hij al af heeft. Een collega noemde dit laatst<br />

‘werken voor de bühne’. Hoe komen we uit deze vicieuze cirkel?


Ik denk dat het antwoord toch ligt in de jonge kinderen. Inderdaad leert ieder kind lopen en leert ieder<br />

kind spreken. Bijna al dit gedrag komt voort uit nadoen of chiquer gezegd ‘het leren van peers’.<br />

Hieruit vloeit <strong>een</strong> belangrijke voorwaarde voor goed kiesgedrag in de groep voort:<br />

1. Er <strong>moet</strong> <strong>een</strong> werkzame sfeer zijn waarin kinderen het als natuurlijk ervaren om voor zichzelf of in<br />

groep<strong>je</strong>s te werken. In de montessoritheorie wordt daarom ook het belang geschetst van het leren van<br />

elkaar in de heterogene groep. ‘Zo doen we het hier’ <strong>moet</strong> duidelijk worden voor de instroom van<br />

jongste kleuters, en jongste midden- of bovenbouwers.<br />

Een tweede aanknopingspunt om te denken over vri<strong>je</strong> werkkeuze ligt in het materiaal. Ieder<strong>een</strong> die wel<br />

<strong>een</strong>s in montessoriklassen komt weet dat de materiaalkasten in de onderbouw er aantrekkelijker uitzien<br />

dan in de bovenbouw. Als de leerkracht in de onderbouw aan <strong>je</strong> vraagt wat <strong>je</strong> wil gaan doen, is er veel<br />

aantrekkelijks om uit te <strong>kiezen</strong>. In de bovenbouw wordt die keuze bepaald door <strong>een</strong> rekenkast met<br />

rekenboeken en <strong>een</strong> taalkast met spellingkaarten, begrijpend leeskaarten of soms nog taaldoos<strong>je</strong>s.<br />

Toch is dat voor mij g<strong>een</strong> reden om te denken dat er dus in de bovenbouw niet gekozen kan worden.<br />

Ik denk dat het terecht is dat we door middel van <strong>een</strong> beperkte en gerichte inzet van modern reken en<br />

taal materiaal garanderen dat we de kinderen de instrumentele reken en taalvaardigheden bijbrengen<br />

tot het gewenste en te verwachten niveau. We doen dat niet door middel van de aanpak Theo Thijssen,<br />

maar wel door de goede afspraken over de voortgang te maken. De les<strong>je</strong>s voor de kinderen mogen dan<br />

wel meer hetzelfde zijn, de verwerking verschilt van kind tot kind. Of dat nu gebeurt via week- of<br />

maandtaken of door <strong>een</strong> agenda maakt niet zoveel uit, zolang er maar sprake is van eigen<br />

verantwoordelijkheid. Zelf <strong>kiezen</strong> wanneer <strong>je</strong> aan <strong>je</strong> rekenwerk gaat? Met wie? En niet allemaal 100%<br />

hetzelfde. Vooral niet iets laten doen wat <strong>je</strong> al beh<strong>eerst</strong>. Het principe van mastery learning biedt hier<br />

ruimte om tijd te winnen. Eerst <strong>een</strong>s kijken en soms toetsen waar de stof over gaat en vervolgens dat<br />

maken waar <strong>je</strong> nog wat te leren hebt. In <strong>een</strong> reflectief gesprek met <strong>een</strong> leerling is het heel goed<br />

mogelijk om tot inzicht en verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces te komen.<br />

Wanneer <strong>je</strong> op deze manier werkt, ontstaat er ruimte in de weekagenda om te komen tot wat wij op<br />

school noemen ‘keuzewerktijd’. In die tijd bepalen de leerlingen voor 100% wat ze willen doen.<br />

All<strong>een</strong> niets doen is verboden. Ook in de middenbouw vallen dergelijke keuzes te maken. Laat<br />

kinderen <strong>een</strong> deel van de tijd besteden aan wat ik noem ‘de schijf van vijf’: de voortgang op het gebied<br />

van spellen, technisch lezen, begrijpend lezen, rekenen en taal. Help en stimuleer ze daarnaast te<br />

<strong>kiezen</strong> uit al het andere dat mogelijk is.<br />

Dat brengt me tot <strong>een</strong> tweede voorwaarde voor goed keuzegedrag:<br />

2. Zorg dat er wat te <strong>kiezen</strong> valt zowel wat betreft materiaal met wie en wanneer, maar vooral ook wat<br />

betreft de tijd. Plan niet de hele week vol met rekenen en taal. Schep <strong>een</strong> sfeer in de groep waarin<br />

onderzoeken en <strong>je</strong> interesses volgen vanzelfsprekend is.<br />

Een derde aspect waardoor we het kiesgedrag van de kinderen kunnen beïnvloeden en waarin we zelf<br />

als leerkracht voorwaarde zijn, is de voorbereide omgeving. Wanneer we willen dat kinderen echt<br />

kunnen <strong>kiezen</strong> en zichzelf kunnen ontwikkelen <strong>moet</strong>en we <strong>een</strong> voorbereide omgeving creëren die<br />

verder gaat dan het in de kasten zetten van wat standaard is. <strong>Je</strong> hebt als leerkracht de<br />

verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en die stuur <strong>je</strong> ook door veel wisselend materiaal in de<br />

klas te brengen wat weer verwondering oproept en tot onderzoeken en verder werken kan leiden. De<br />

aloude aandachtstafel is daar <strong>een</strong> voorbeeld van, maar het kan soms ook wel wat spectaculairder. Zo<br />

startte <strong>een</strong> bovenbouw collega het thema indianen door het neerzetten van <strong>een</strong> tipi midden in de klas.<br />

Ik wil hiermee aangeven dat de leerkracht als gids voor de kinderen heel belangrijk is in het<br />

keuzegedrag door zijn of haar ingrijpen in de voorbereide omgeving. We <strong>moet</strong>en niet te lang wachten<br />

op kinderen die met vragen komen. We <strong>moet</strong>en we ze actief tot vragen uitnodigen door af en toe <strong>een</strong><br />

thema in de groep of in de school te brengen. Ook het schoolgebouw en het lokaal <strong>moet</strong>en de vri<strong>je</strong><br />

werkkeuze mogelijk maken.<br />

De derde voorwaarde is dan:<br />

3. De leerkracht is actief in zijn gidsfunctie en maakt zijn verantwoordelijkheid voor <strong>een</strong> goed<br />

voorbereide omgeving waar.<br />

Een vierde voorwaarde betreft alweer de leerkracht, maar dit keer in interactie met het kind, de ouders<br />

en de collega’s. Wanneer we als school de vri<strong>je</strong> werkkeuze als doel en middel belangrijk vinden,<br />

<strong>moet</strong>en we het hoog op de gespreksagenda zetten. Aller<strong>eerst</strong> is dat op de agenda van het gesprek met


de leerling. Het <strong>moet</strong> duidelijk zijn dat het kunnen <strong>kiezen</strong> en het verantwoording afleggen van <strong>je</strong> keuze<br />

<strong>een</strong> belangrijk doel is van het onderwijs. <strong>Je</strong> <strong>moet</strong> als leerkracht met individuele kinderen, maar ook<br />

met groep<strong>je</strong>s of met de hele groep regelmatig daarop reflecteren. Er is niets mis mee om hier ook als<br />

leerkracht samen met de leerlingen normen voor aan de dag te leggen. Er <strong>moet</strong> in het onderwijs<br />

tegenwoordig veel getoetst worden, maar zoiets belangrijks als vri<strong>je</strong> werkkeuze of zelfstandigheid<br />

wordt niet getoetst. Als leerkracht kun <strong>je</strong> dat prima doen door <strong>een</strong> gerichte observatie. Kijk naar de<br />

groep en maak notities over het werkgedrag. Geef de groep daar feedback op. Een waarschuwing<br />

hierbij is wel ‘laat uw woorden geteld zijn’. Kinderen vertonen heel gauw sociaal gewenst gedrag. Dan<br />

steekt de door Theo Thijssen gelaakte volksverlakkerij weer de kop op. Durf echt te luisteren naar<br />

kinderen in hun reflectie op het werken in de klas.<br />

Een tweede groep waarmee gesproken <strong>moet</strong> worden is de ouders. Ook die <strong>moet</strong>en weten dat de<br />

vrijheid van werkkeuze <strong>een</strong> middel is om te komen tot zelfstandigheid en onafhankelijkheid. Zowel in<br />

het tien minuten gesprek als in het leerlingverslag <strong>moet</strong> daar goed onderbouwde informatie over staan.<br />

Ook in het schoolteam <strong>moet</strong> de vrijheid van werkkeuze regelmatig centraal staan. Zo zou de mate<br />

waarin er zelfstandig gewerkt wordt en waarin vri<strong>je</strong> werkkeuze tot zijn recht komt hoog op de agenda<br />

<strong>moet</strong>en staan van de teamvergadering. Ook bij de beoordeling van leerkrachten zal het <strong>een</strong> vast punt<br />

<strong>moet</strong>en zijn. Immers, ook de commissie erkenning, die <strong>een</strong>s in de vijf jaar langs komt, neemt het mee<br />

in zijn beoordeling.<br />

Voorwaarde 4:<br />

4. Op school worden reflectieve gesprekken over de vri<strong>je</strong> werkkeuze gevoerd zowel met de kinderen,<br />

de ouders als in het team.<br />

Dat brengt mij terug bij de behoeften van leerkrachten zoals Dolf van den Berg die beschrijft. De op<br />

zekerheid gerichte leerkracht heeft aller<strong>eerst</strong> de behoefte <strong>een</strong> duidelijke bijdrage te leveren aan de<br />

ontwikkeling van kinderen. ‘Er toe doen’ is <strong>een</strong> bekend uitgangspunt. Wanneer <strong>je</strong> tegen die leerkracht<br />

zegt: ‘<strong>Je</strong> <strong>moet</strong> juist niets doen,’ ontken <strong>je</strong> die basisbehoefte. Wat er <strong>moet</strong> gebeuren is <strong>een</strong> goed<br />

instrumentarium aanleggen om de inhoudelijke ontwikkeling makkelijk te volgen en vast te leggen<br />

zonder dat dit <strong>een</strong> te sterk voorschrijvend karakter heeft, ‘training to the test’. Daarnaast kan en <strong>moet</strong><br />

in intervisiegesprekken, collegiale consultaties, klassenbezoeken van schoolleiding en interne<br />

begeleiding het begrip vri<strong>je</strong> werkkeuze centraal staan. Ook in de bekende SMART typologie<br />

(specifiek, meetbaar acceptabel, realistisch en tijdgebonden) kan dit begrip besproken worden. Hoe<br />

vaak wordt het kunnen <strong>kiezen</strong> besproken en beoordeeld op meer dan de indruk van de leerkracht? De<br />

op onzekerheid gerichte leerkracht heeft ook baat bij het wat systematischer in kaart brengen van de<br />

werkkeuze. Soms lijkt het of er meer gebeurt dan in werkelijkheid het geval is. Vrijheid gaat samen<br />

met verantwoording. Het is verstandig om met gegevens in de hand de vrijheid van werkkeuze te<br />

bespreken met kinderen, ouders, schoolleiding en inspectie?<br />

Wanneer we het begrip lerende school echt serieus oppakken kunnen leerkrachten veel van elkaar<br />

leren en is de spreekwoordelijke saaiheid van kinderen die braaf hun invulboeken hopelijk verleden<br />

tijd.<br />

Bas Moll is directeur van de zesde montessorischool ‘Anne Frank’ in Amsterdam.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!