JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Daaruit moet ge wel onthouden<br />
mij steeds tot vriend te houden.<br />
Daarom zult ge als goed kompaan<br />
voor mij naar Grenomenil gaan.<br />
Koning Nobel treft ge daar aan<br />
en als hij u naar Reynaert vraagt,<br />
zeg hem dat ge helaas niet weet<br />
waar hij toeft en of hij nog leeft.<br />
Anderzijds, denk ook niet dat,<br />
als ge hoort spreken over de star<br />
Caël waarover ik het had,<br />
daar moet melding maken van.<br />
Breng me niet in de verdrukking,<br />
want ik wil mijn heer en koning<br />
ontgoochelen op generlei wijs.<br />
De wolf zegt: – Reynaert, het zal zijn<br />
zoals ge mij hebt uitgelegd.<br />
De wolf vertrok en ging op weg<br />
voor zich uit naar Grenomenil.<br />
Hij denkt goed na tijdens de rit<br />
en besluit zich echter te wreken<br />
op Reynaert die hem zoveel keren<br />
heeft bedot en kwaad gedaan.<br />
Hij zal, bij God, het hem, voortaan<br />
weerstand biedend, wel betaald zetten<br />
en niemand zal hem dat beletten.<br />
Zijn hart popelt al voorwaar;<br />
hij is vol moed en onvervaard<br />
want sinds zijn treffen met Reynaert<br />
heeft hij al heel veel bijgeleerd;<br />
wie in Reins gezelschap verkeert<br />
zal krijgen eerder vroeg dan laat<br />
te verwerken heel wat kwaad.<br />
Ysegrijne begint te dromen.<br />
Het zou me, denkt hij, van pas komen<br />
als ik aan ’t hof iets goeds kon doen<br />
dat behaagt aan vorst Lioen.<br />
Hij maakt voort zonder ophouden<br />
tot hij voor Nobel stil kon houden<br />
en zei: – Toen ik was onderweg<br />
heeft men mij vanmorgen gezegd<br />
dat ik zonder sluikwegen te nemen<br />
me naar u, Nobel, moest begeven.<br />
– Hoezo, zijn we dan niet gelieerd<br />
dat ge mij zo weinig respecteert?<br />
Met welke brieven en welke orders,<br />
heb ik u dan opgevorderd?<br />
– Bij God, heer, antwoordt Ysegrijn:<br />
vanmorgen, nog voor zonneschijn,<br />
69<br />
het was dus, heer, nog zeer vroeg,<br />
ontmoette ik Reynaert die mij vroeg<br />
of ik het laatste nieuws al kende<br />
van Caël die aan d’hemel wentelt<br />
en die mij Reynaert deed verdenken,<br />
die van Timer zijn reisgezel<br />
en vriend gemaakt had, goed en wel.<br />
– En hoe, baron, mag ik u vragen,<br />
hoe zouden zij mijn eer belagen?<br />
– Heer vorst, ik zwoer het ’t everzwijn<br />
trouw en toegewijd te zijn,<br />
als we zouden komen te Aufars<br />
waar zijn de ezel en Reynaert.<br />
Daar houden beiden hun beraad.<br />
– En waarover gaat hun gepraat?<br />
– Ik zal u zeggen, nobele heer,<br />
wat ik vernomen heb en weet.<br />
Reynaert – dat is lang zijn droom –<br />
wil u stoten van uw troon<br />
en als dat mogelijk mocht zijn<br />
u verjagen uit uw domein.<br />
– Heilige Maria en Madelein,<br />
zei Nobel, zou dat kunnen zijn?<br />
Ysegrijn zei: – Zo waar als de nacht<br />
de beste tijd is voor de jacht,<br />
legt vos Reynaert het erop aan<br />
om met de ezel scheep te gaan<br />
en van hem een baron te maken;<br />
daarom ook wil hij als verblijf<br />
geen woning in het koninkrijk.<br />
Dit nieuws deed Nobel zeer veel pijn<br />
en hij werd rood van razernij.<br />
Hij zei: – Baron, uw linkerhand<br />
en zweer op d’heiligen van ’t land<br />
dat ge hiervan geen woord zult reppen<br />
zolang ik het u zal beletten.<br />
– Heer, in ’t convent deed ik die eed<br />
op mijn geloften en mijn kleed.<br />
– En ik, zegt Nobel, geef u ’t bevel<br />
dat gij onverwijld en snel<br />
zoudt brengen met bekwamen spoed<br />
mijn brief – en luister goed –<br />
opdat iedereen zou verstaan<br />
dat hij naar het hof moet gaan<br />
uit genegenheid of uit schrik,<br />
en binnen een dag, dat beveel ik,<br />
verschijnen zou in Malpertuis,<br />
Malpertuis, mijn geboortehuis,<br />
waar ik wil worden begraven.<br />
Tiecelijn, <strong>19</strong>, 2006