JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap
afb. 9 afb. 10 met minder arceringen te werken, is niet artistiek, maar de grote tijdwinst die deze werkwijze voor de houtsnijder betekent. Hij kan zo grote vlakken uit het houtblok in een keer wegsnijden. Deze manier van werken heeft op de meeste plaatjes wel een belangrijk nadeel. We zien op de afbeeldingen geen horizon en het uitgebeelde tafereel staat als het ware in het luchtledige. Niettegenstaande dit verschil is de nasnijding in Verdussen (te zien onder de titel: Het VII. Capittel. Bruyn den Beir doet klachten aen den Coninck, door wiens ghebodt Tibaert den Kater wordt ghesonden tot Reynaert, ende van hem in den strick gebrocht.) toch een goede prent. Dit plaatje is door iets meer stilering wel enigszins harder, maar het artistieke niveau benadert toch de originele Quellijnprent. De twee figuren in het raam die Tibaert bedreigen, lijken bij de nasnijding van Verdussen zelfs meer uitgewerkt dan bij Quellijn- Tiecelijn, 19, 2006
49 Jegher. Door die duidelijkere contouren geven de wegvluchtende Reynaert en de insluipende en gestrikte Tibaert aan de Verdussenprent zelfs meer dynamiek en suggestie van beweging. Toch dienen we met deze vergelijking voorzichtig te zijn. Het hier getoonde plaatje van Quellijn is wel een afdruk van het originele blok, maar de afdruk vertoont de onvolkomenheden van een versleten blok. In de originele druk (zoals we zien in de tekstuitgave van Walter Roossens) zijn de figuren meer gedetailleerd. De contouren van de kater en het gezicht van de figuren in het raam zijn daar nog volledig in beeld gebracht, daar waar die op de latere afdruk leeg zijn. Het is duidelijk dat de uitgewerkte lucht en de goed geplaatste arceringen, zoals we die zien op het plaatje van Quellijn in de tekstuitgave, meer sfeer creëren. De prent wordt daardoor niet alleen aantrekkelijker, maar deze manier van uitbeelden dwingt je als het ware langer naar de prent te kijken, waardoor je ook alle details observeert. Als we nu hetzelfde tafereel op de centsprent (het zesde plaatje op het ingesloten vouwblad) ook in die optiek bekijken, zien we dat in de naar binnen kruipende en gestrikte Tibaertfiguur ook wel enige suggestie van beweging is gegoten, maar dat de prent in haar totaliteit toch erg statisch is. De figuren in het raam zijn houterig uitgebeeld en missen iedere dynamiek. Daardoor valt het weglaten van een uitgewerkte achtergrond nog meer op. 2. Het plaatje waarop in Verdussen de galgscène is uitgebeeld onder Het XI. Capittel. Reynaert op de leeder staende bekent sijne quade feyten, ende met sijne schalckheyt ontgaet de galghe, is opnieuw een kopie van de originele Quellijnprent (afb. 9). Bij Quellijn en Jegher zijn er, zoals op het vorige plaatje, meer details in de houtsnede verwerkt. Quellijn, die de eigenlijke ontwerper is, plaatst het afgebeelde tafereel in een reëel landschap met uitgewerkte wolken en achtergrond waardoor de scène levensechter wordt. Ook de houding en de lichaamsexpressie van de dieren zijn bij Quellijn sterker. Door minder en stroevere arcering en een iets strakkere stilering is de prent in Verdussen (afb. 10) statischer geworden. Op de afdruk in de tekstuitgave kunnen we zien dat de rug van de leeuw en de achterkant van Bruun met fijne arceringen zijn uitgebeeld. Dit zien we niet bij Verdussen. De nasnijder heeft de arceringen weggelaten of hij had een minder goede Quellijnafdruk als voorbeeld. Als we dezelfde galgscène op de centsprent (het negende plaatje op de kleurenplaat) met als onderschrift: ‘De koningin leeuwin verlost den vos om het goud, dat hy zegde verborgen te hebben’ bekijken, zien we dat die zelfs nog primitiever gesneden is dan de hoger beschreven prent met de sluipende kater op hetzelfde centsblad. Het is ook weer een spiegelbeeld van de originele Quellijnprent. De centsprent vertoont alle kenmerken van massaproductie. De blokken zijn onhandig en stuntelig gesneden door een houtsnijder die het vak niet echt beheerst. De van deze blokken afgedrukte prenten zijn enkel nog een zwakke karikatuur van hun fraaie originelen. 3. Een relatief betere nasnijding op de centsprent (zevende plaatje) is het tafereel waarop Isegrim de klok luidt en afgeranseld wordt. Deze klokkenluiderprent is minder statisch en Isegrim straalt zelfs enige lichaamsexpressie uit. We leggen de drie prenten opnieuw naast elkaar. De toeschouwer ziet ook hier belangrijke verschillen tussen de Quellijnprent (afb. 11) en de afdruk in Verdussen (afb. 12). De nasnijder bij Verdussen heeft gekozen voor directheid, duidelijkheid en stilering. Zoals we Tiecelijn, 19, 2006
- Page 1 and 2: De kroning van Reynaert Zeven! Reed
- Page 3 and 4: 3 Daartussen worden een of meer eig
- Page 5 and 6: 5 bonden. De egel bijvoorbeeld krij
- Page 7 and 8: 7 uiterst zinvolle reeks zijn eenvo
- Page 9 and 10: 9 Op de derde dag stoot de vader ee
- Page 11 and 12: 11 Utenhove prijst. Meestal is hij
- Page 13 and 14: 13 Fournival heeft zelf ook een ver
- Page 15 and 16: 15 Daarmee zijn we door de Middelne
- Page 17 and 18: 17 Bestiary Tradition, in: B. van d
- Page 19 and 20: 19 ke hoven van Daun-Oberstein of M
- Page 21 and 22: Zu e der zijt und stat, das weiß m
- Page 23 and 24: komt het woord ‘postele’ in het
- Page 25 and 26: 25 Wie Van den vos Reynaerde kent,
- Page 27 and 28: 27 bewaarde fragmenten van de Neder
- Page 29 and 30: 29 18. Middelnederlandsch Woordenbo
- Page 31 and 32: afb. 2 Het exemplaar uit de collect
- Page 33 and 34: Wie kon in de achttiende en negenti
- Page 35 and 36: afb. 3 breuze verwijzingen geschrap
- Page 37 and 38: 37 De gewijzigde tekst luidt volgen
- Page 39 and 40: 39 54 Antwerpen: Josephus Thys [181
- Page 41 and 42: afb. 4 J.P. de Bruyn. Zijn bedrijvi
- Page 43 and 44: afb. 5 Naast schilderijen en tekeni
- Page 45 and 46: 45 vooral prentenverzamelaars die w
- Page 47: 47 Meteen zullen we het verval kunn
- Page 51 and 52: afb. 13 afb. 14 4. De bron voor het
- Page 53 and 54: 53 woedende hond heeft de vacht van
- Page 55 and 56: Rik van Daele en Paul Wackers, Nog
- Page 57 and 58: 57 priester is benoemd en hij biedt
- Page 59 and 60: 59 bieden. Ysegrijn treft hem aan i
- Page 61 and 62: 61 Die dag gingen verloren voor alt
- Page 63 and 64: Al had ik honderd maten graan, ik z
- Page 65 and 66: Toen begon de boer te zweren op God
- Page 67 and 68: werd er een nieuwe ster gezien en d
- Page 69 and 70: Daaruit moet ge wel onthouden mij s
- Page 71 and 72: Aan alles wat ik hoorde en zag weet
- Page 73 and 74: - En ik wil, zei Rein, dat mijn tun
- Page 75 and 76: 75 dan de verraders van de kroon. A
- Page 77 and 78: die de goeden in hun eer vrijwaart
- Page 79 and 80: en ook de dikhuid Elephans. Eale, e
- Page 81 and 82: Dan groette iedereen hem snel en ze
- Page 83 and 84: Reynaert brengen zou naar hem. Hij
- Page 85 and 86: dat hij aantrok dit habijt. Ja, sed
- Page 87 and 88: kunnen de goeden van de stouten goe
- Page 89 and 90: uit het koningschap gezet. Baron Re
- Page 91 and 92: al deze schalen van goed eten vol,
- Page 93 and 94: En hij van wie ik naar waarheid zov
- Page 95 and 96: ’t Gebeurt dan ook dat men moet a
- Page 97 and 98: Dood, waarom voor heel ons leven he
afb. 9<br />
afb. 10<br />
met minder arceringen te werken, is niet artistiek, maar de grote tijdwinst die deze<br />
werkwijze voor de houtsnijder betekent. Hij kan zo grote vlakken uit het houtblok in<br />
een keer wegsnijden. Deze manier van werken heeft op de meeste plaatjes wel een<br />
belangrijk nadeel. We zien op de afbeeldingen geen horizon en het uitgebeelde<br />
tafereel staat als het ware in het luchtledige. Niettegenstaande dit verschil is de<br />
nasnijding in Verdussen (te zien onder de titel: Het VII. Capittel. Bruyn den Beir doet<br />
klachten aen den Coninck, door wiens ghebodt Tibaert den Kater wordt ghesonden<br />
tot Reynaert, ende van hem in den strick gebrocht.) toch een goede prent. Dit plaatje<br />
is door iets meer stilering wel enigszins harder, maar het artistieke niveau benadert<br />
toch de originele Quellijnprent. De twee figuren in het raam die Tibaert bedreigen,<br />
lijken bij de nasnijding van Verdussen zelfs meer uitgewerkt dan bij Quellijn-<br />
Tiecelijn, <strong>19</strong>, 2006