04.09.2013 Views

JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap

JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap

JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

40<br />

Jegers dient Jegher te zijn. Deze beschrijving stemt overeen met Menke (<strong>nr</strong>. 31,<br />

p. 156-158), die meedeelt dat de eerste I. in I.C.I. ‘Jan’ of ‘Incidit’ kan betekenen.<br />

De door Quellijn ontworpen houtsnedencyclus wijkt af van de bekende illustratiereeksen<br />

in de oudste Nederlandse, Duitse en Engelse drukken. Het nieuwe, eigen<br />

karakter van Quellijns houtsneden heeft ertoe geleid dat zijn ontwerpen altijd als origineel<br />

werden beschouwd. Deze opvatting is volgens Paul Wackers pertinent<br />

onjuist. In zijn Tiecelijnartikel De bron van de illustraties in de Zuidnederlandse<br />

volksboeken lezen we: ‘De reeks houtsneden die Quellijn ontwierp is voor een groot<br />

deel gebaseerd op de houtsneden die Jost Amman in opdracht van de drukker<br />

Sigmund Feyerabend maakte voor de tweede druk van Hartmann Schoppers<br />

Latijnse vertaling/bewerking van de Hoogduitse Reynke de vos.’ Ammans cyclus<br />

bestaat uit 51 verschillende houtsneden. Van de 21 houtsneden ontworpen door<br />

Quellijn zijn er volgens Wackers zeven ‘evidente nasnijdingen’ en zeven andere vertonen<br />

opmerkelijke overeenkomsten. Toch mogen we aan Quellijn grote verdiensten<br />

toeschrijven voor de fraaie prenten die hij vervaardigde. In zijn tijd werd het<br />

werken naar bestaande bronnen anders geapprecieerd dan heden ten dage.<br />

Erasmus Quellinus (Erasmus II, of nog: Quellijn de Jongere, afb. 4) werd te<br />

Antwerpen geboren op <strong>19</strong> november 1607 als eerste kind van de beeldhouwer<br />

Erasmus I (Quellijn de Oudere) en Elisabeth van Uden. Het gezin telde elf kinderen.<br />

Naast de oudste Erasmus II kozen nog twee kinderen voor een kunstenaarsopleiding.<br />

Zoals veelal in die tijd kreeg Erasmus II zijn eerste opleiding in het atelier van<br />

zijn vader. Daarnaast studeerde hij ook filosofie (hij behaalde de meestertitel in de<br />

filosofie). In zijn nalatenschap werd een door hem geschreven Philosophia gevonden.<br />

Quellijn schreef ook gedichten, niet in het Latijn, maar in het Nederlands. In<br />

1643 werd hij in zijn geboortestad lid van de rederijkerskamer De Violiere, waar hij<br />

niet enkel als toneelliefhebber, maar ook als dichter werkzaam was. Er is weinig<br />

poëtisch werk van zijn hand overgeleverd. Volgens zijn biograaf J.P. de Bruyn<br />

schreef Quellijn in het boek Het Gulden Cabinet van de edel vry schilderconst, door<br />

Corn. de Bie het zeer vloeiende en geestige gedicht Tot lof van Mr. Cornelis de Bie.<br />

Het is niet bekend op welke leeftijd de jonge Quellijn begon te schilderen. Het eerste<br />

bekende doek van zijn hand is de Aanbidding der herders uit 1632. Quellijn de<br />

Jongere kreeg zijn opleiding als schilder in het atelier van P.P. Rubens. Hij was<br />

Rubens’ leerling vanaf circa 1629 tot omstreeks 1634. Nadien, tot ongeveer 1640,<br />

bleef hij medewerker van Rubens. Het is ook door het werk in Rubens’ atelier dat<br />

hij zijn eerste bekendheid kreeg. Hij kon bij Rubens meewerken aan enkele opmerkelijke<br />

projecten. Ter gelegenheid van de intrede van Kardinaal-Infant Ferdinand in<br />

1635 kreeg Rubens de opdracht om Antwerpen op een artistieke en feestelijke<br />

manier te versieren. Quellijn schilderde mee aan de Porticus Caesareo-Austriaca<br />

en aan het Tooneel van de Koophandel. Bij die gelegenheid tekende Quellijn ook<br />

een portret van de Kardinaal-Infant. Christoffel I Jegher graveerde de houtgravure<br />

naar deze tekening in het bijzijn van de Kardinaal-Infant tijdens diens bezoek aan<br />

de ateliers van Plantin-Moretus. Tot 1636 realiseerde Quellijn weinig persoonlijk<br />

werk. Rond die tijd laat Rubens het illustratiewerk voor het drukkershuis Plantin-<br />

Moretus bijna volledig over aan zijn medewerkers. Rubens maakt enkel nog rudimentaire<br />

schetsen en Quellijn werkte die uit tot volledig afgewerkte tekeningen.<br />

Balthasar I Moretus schrijft in april 1637 over het ontwerp van het titelblad voor<br />

Diverses Pièces pour la défense de la royne Mere: ‘Mr. Rubens a concue le frontispice<br />

et a donné charge à un aultre maistre de la delinéer’. ‘Deze ‘aultre maistre’<br />

kan niemand anders zijn dan Quellinus vermits deze het blad signeerde’, schrijft<br />

Tiecelijn, <strong>19</strong>, 2006

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!