JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
25<br />
Wie Van den vos Reynaerde kent, heeft al lang gemerkt, waar deze lange voorrede<br />
op doelt. De reconstructie van de verzen 61<strong>19</strong> tot 6130 van de Ogier herinnert<br />
onmiddellijk aan de verzen 718 tot 733 uit Van den vos Reynaerde. Zij bevatten de<br />
scène met de beschrijving van de gealarmeerde dorpelingen, die onder leiding van<br />
de timmerman Lamfroyt uitrukken om Bruun, die in de boomstam gevangen zit, te<br />
doden. Die passage luidt als volgt:<br />
Doe volchde hem [d.i. Lamfroyt] een mekel heere:<br />
Int dorp ne bleef man no wijf.<br />
720 Den beere te nemene sijn lijf,<br />
Liept al dat loepen mochte.<br />
Sulc was die eenen bessem brochte,<br />
Sulc eenen vleghel, sulc een rake,<br />
Sulc quam gheloepen met eenen stake,<br />
725 So si quamen van haren werke.<br />
Selve die pape van der kerke<br />
Brochte eenen cruus staf,<br />
Die hem de coster noede gaf.<br />
Die coster drouch eene vane<br />
730 Mede te stekene ende te slane.<br />
Des spapen wijf, vrauwe Julocke,<br />
Quam gheloepen met haren rocke<br />
Daer so omme hadde ghesponnen. 21<br />
Beide taferelen vertonen opvallende overeenstemmingen, die niet alleen tot de<br />
markante herhaling van de uitdrukking ‘sulc was die...’ beperkt blijven. In het middelpunt<br />
staat in beide gevallen een personage, dat uitzonderlijk groot is van gestalte<br />
en over geweldige lichaamskrachten beschikt. Bruun is een groot, gevaarlijk en<br />
sterk dier en Ogier wordt herhaaldelijk als een reus met buitengewone lichaamskrachten<br />
beschreven. In beide gevallen bevindt dit personage zich in een uitzichtloze<br />
situatie: Bruun zit met muil en klauwen in de stam van een eikenboom gevangen<br />
en Ogier is gevangen binnen de poorten van de stad Parijs en beiden worden<br />
door een naderende groep tegenstanders belaagd.<br />
In beide gevallen zijn het ook geen voorname heren, die de gevaarlijke tegenstander<br />
te lijf gaan en de kastanjes uit het vuur moeten halen. In Van den vos<br />
Reynaerde laat de vos de riskante taak over aan de dorpelingen en in de Ogier<br />
stuurt de verrader Guweloen niet Karels troepen maar de gemene burgers van<br />
Parijs vooruit om Ogier uit het veld te slaan.<br />
Die ongewone strijdmacht is in beide gevallen opvallend ontoereikend bewapend.<br />
Bruuns belagers gaan hem met een bezem, een dorsvlegel, een hark, een processiekruis<br />
en een spi<strong>nr</strong>okken te lijf. Ogiers tegenstanders verschijnen met een traliehek,<br />
een mortierstamper en een hangijzer. In beide teksten speelt ook een bijl een<br />
rol. Bij Ogier wordt in de verzen 6124-6125 alleen gezegd, dat er een van de aanvallers<br />
een bijl meegebracht heeft, terwijl in Van den vos Reynaerde dit wapen aan<br />
de aanvoerder Lamfroyt toegewezen wordt (734-735). Dat alles is de belagers echter<br />
van generlei nut, want als er dan al iemand van hen over een echt wapen<br />
beschikt, is hij niet in staat om daar op een efficiënte manier mee om te gaan. In de<br />
Ogier wordt gezegd, dat er een weliswaar een zwaard bij zich heeft, maar dat hij<br />
niet eens in staat is om het uit de schede te trekken (6126-6129). In Van den vos<br />
Tiecelijn, <strong>19</strong>, 2006