JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
artikel<br />
■ Paul Wackers<br />
Beestjes, beestjes, allemaal beestjes.<br />
Een rondgang door de middeleeuwse<br />
bestiariumtraditie<br />
Inleiding<br />
2<br />
We kennen allemaal krokodillentranen en ongelikte beren, maar er komt geen krokodil<br />
voor in Van den vos Reynaerde en Bruun is wel een ongelikte beer, maar uit<br />
het verhaal wordt niet duidelijk waarop die uitdrukking gebaseerd zou kunnen zijn.<br />
Toch komen krokodillentranen en ongelikte beren wel degelijk uit de middeleeuwen,<br />
maar uit een heel ander type teksten over dieren dan uit dierverhalen zoals Van den<br />
vos Reynaerde. Ze komen uit de zogenaamde bestiariumtraditie. Daarin is te vinden<br />
dat krokodillen tranen vergieten terwijl ze hun slachtoffers verslinden en dat<br />
berinnen geen babyberen baren maar klompjes vlees die ze na de geboorte geduldig<br />
met hun tong in de vorm likken. Die informatie is zo wijd verspreid geraakt en zo<br />
lang blijven voortleven dat in onze moderne woordenschat krokodillentranen nog<br />
steeds vals verdriet aangeven en een ongelikte beer iemand die nog niet opgevoed<br />
of gedisciplineerd is. De bestiariumtraditie is echter tegenwoordig veel minder algemeen<br />
bekend dan het dierenverhaal. Daarom wil ik in dit artikel die fascinerende traditie<br />
in grote lijnen schetsen, waarbij ik ook een aantal manieren zal bespreken<br />
waarop daarover meer informatie te verwerven is.<br />
De Physiologus en de bestiariumtraditie<br />
Kenmerkend voor de bestiariumtraditie is dat aan de eigenschappen of het gedrag<br />
van wezens (meestal landdieren, maar het kan ook gaan om vogels, vissen, stenen<br />
en planten) een geestelijke – of in moderne termen: ‘overdrachtelijke’ – betekenis<br />
wordt toegekend. Deze neiging om biologische kennis met het geestelijk leven van<br />
mensen te verbinden, treffen we in de geschriften uit de oudheid niet aan. Die neiging<br />
ontstaat pas binnen het christendom. De oudste en meest invloedrijke tekst<br />
waarin we deze benadering terugvinden is de Physiologus. Dit is een oorspronkelijk<br />
Griekse tekst die in Alexandrië ontstaan is, misschien al in de tweede eeuw van<br />
onze jaartelling, maar ten laatste in de vierde. In die tijd was Egypte in moderne termen<br />
een multiculturele samenleving. Er ontstonden allerlei teksten waarin klassiek,<br />
joods en christelijk gedachtegoed tot een nieuwe soort eenheid werd verweven. Dit<br />
geldt ook voor de Physiologus. In deze tekst komen we gegevens tegen die ook in<br />
de Griekse of Romeinse biologie voorkomen, maar het doel van het boek is de<br />
christelijke leer te ondersteunen door het bespreken van de geestelijke betekenis<br />
van wezens, die merendeels in de Bijbel voorkomen. De tekst bestaat uit een vijftigtal<br />
korte ‘hoofdstukjes’. Die beginnen meestal met een Bijbeltekst en eindigen<br />
met een zin als: ‘Schoon gesproken heeft de Natuurkenner (= ‘Physiologos’ in het<br />
Grieks) over de …’. Aan deze afrondende formule dankt de tekst zijn naam.<br />
Tiecelijn, <strong>19</strong>, 2006