JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap

JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap JG 19 nr 1 - Reynaertgenootschap

reynaertgenootschap.be
from reynaertgenootschap.be More from this publisher
04.09.2013 Views

10 Nu maakt het moderne onderzoek onderscheid tussen bestiaria en encyclopedieën, omdat encyclopedieën compleet willen zijn en zich in eerste instantie richten op wetenschappelijke kennis. Bestiaria zijn selectief en zijn vooral gericht op de betekenis (zoals hierboven al besproken is). Het zou dus meer voor de hand liggen om Der naturen bloeme een Middelnederlandse encyclopedie te noemen (en dat gebeurt ook). Maar, Jacob van Maerlant noemt zijn tekst zelf een bestiarium. In de proloog van Der naturen bloeme zegt hij namelijk dat hij beloofd heeft een bestiarium te schrijven en dat hij nu met genoegen zijn belofte zal inlossen. Deze opmerking is niet zo vreemd als ze op het eerste gezicht lijkt. Maerlant heeft namelijk een selectie gemaakt uit zijn Latijnse bron. Thomas van Cantimprés boek behandelt de hele schepping. Het bevat dus bijvoorbeeld delen over de hemelen, over ziel en lichaam en over alle soorten wezens. Maerlant echter behandelt alleen de monsterlijke wezens, dieren, vogels, vissen en watermonsters, slangen, insecten, bomen en planten, wateren, juwelen en metalen. Dat is een inhoudsopgave die lijkt op die van de grotere bestiaria. Bovendien concentreert hij zich in ieder lemma op de hoofdzaken, vereenvoudigt hij vaak en geeft hij regelmatig moralisaties. En tenslotte heeft hij een zekere neiging om exotische elementen te benadrukken. Ten gevolge hier van vertoont Der naturen bloeme zowel kenmerken van een encyclopedie als van een bestiarium. De link met het laatste genre wordt nog versterkt doordat Thomas in zijn De natura rerum veel traditioneel bestiariummateriaal heeft opgenomen, dat daardoor ook voorkomt in Der naturen bloeme. De enige echte verschillen tussen Der naturen bloeme en een bestiarium zijn dat Maerlant niet systematisch moraliseert en dat hij veel aandacht geeft aan de medische en magische toepassingen van wezens, een aspect dat in de meeste bestiaria vrijwel afwezig is. Het tweede Middelnederlandse bestiarium is nauw verbonden met Maerlants Der naturen bloeme. Als Maerlant in zijn proloog verteld heeft dat hij beloofde een bestiarium te maken en die belofte nu zal inlossen, dan vertelt hij daarna dat Willem Utenhove, een goed bekend staande priester uit Aardenburg, al eerder een Nederlands bestiarium heeft gemaakt, maar dat was niet zo goed omdat de Franse bron ervan onbetrouwbaar was. Maerlant echter heeft zich gebaseerd op het werk van Albertus Magnus, de geleerde dominicaan uit Keulen, en daarom is zijn werk wel betrouwbaar. 4 Uit Maerlants proloog kunnen we dus afleiden dat er voor 1270 een Middelnederlands bestiarium bestaan moet hebben dat geschreven is door een priester en dat gebaseerd was op een Franse bron. Deze priester leefde in Aardenburg, een kleine stad bij Sluis in het huidige Zeeuws-Vlaanderen, maar in de middeleeuwen behorend tot het graafschap Vlaanderen. Van deze priester weten we verder niets, want dit is de enige passage in het Middelnederlands die met zekerheid over zijn werk gaat. Willem Utenhove is dus niet meer dan een naam en zijn werk is hoogstwaarschijnlijk volledig verdwenen. Het is duidelijk dat Maerlant probeert om de auteur positief te karakteriseren terwijl hij de tekst wil diskwalificeren. Hij geeft immers aan dat Willem een goede reputatie heeft maar stelt dat zijn tekst onwaarheden bevat omdat hij zich op een Frans voorbeeld gebaseerd heeft. Maerlants eigen werk is voornamelijk gebaseerd op Latijnse bronnen en hij zegt regelmatig dat hij die kiest omdat het Latijn de taal van de waarheid is. Daarentegen liegen de meeste Franse auteurs volgens Maerlant. Deze karakterisering door Maerlant van een andere Middelnederlandse tekst als leugenachtig vanwege de afhankelijkheid van het Frans is dus niet vreemd, maar past bij Maerlants algemene opvattingen. Het is wel merkwaardig dat hij Willem Tiecelijn, 19, 2006

11 Utenhove prijst. Meestal is hij namelijk ook negatief over de auteurs van Middelnederlandse teksten met een Franse bron. Het is niet duidelijk hoe deze uitzondering verklaard moet worden. Wel is duidelijk dat Maerlants wantrouwen ten opzichte van het Frans niet algemeen is. In feite zijn heel veel Middelnederlandse teksten op een Franse bron gebaseerd en de auteurs daarvan tonen geen enkel teken van twijfel over de betrouwbaarheid van hun bron als ze zich daarover uitspreken. Deze afhankelijkheid van het Frans geldt ook voor de twee ‘echte’ bestiaria in het Middelnederlands. Beide zijn gebaseerd op het hierboven al globaal besproken Bestiaire d’amour van Richard de Fournival en niet op een Latijnse tekst. De eerste Middelnederlandse tekst, een vertaling van de Bestiaire d’amour, is overgeleverd in het zogenoemde Nederrijns moraalboek. Dit is een van de oudste overgeleverde handschriften met Middelnederlandse teksten. Het boek is tegen het einde van de dertiende eeuw vervaardigd in het graafschap Gelre. De 57 miniaturen en de decoratie met bladgoud maken het heel kostbaar. Het moet voor de hoogste kringen van het graafschap gemaakt zijn, misschien wel voor de graaf zelf. Het Nederrijns moraalboek bevat drie prozateksten, telkens een vertaling, met name: - van de Franse versie van Willem van Conches’ Moralium dogma philosophorum, een traktaat over de vier kardinale deugden; - van een Franse collectie spreuken en aforismen; - van het Bestiaire d’amour. Het is duidelijk dat deze codex een Franse achtergrond heeft. De drie teksten lijken het werk te zijn van één auteur. Alle vertalingen zijn uiterst getrouw en er wordt maar weinig toegevoegd of weggelaten. Opmerkelijk genoeg worden deze drie teksten, die voor moderne onderzoekers duidelijk verschillend zijn, in het Nederrijns moraalboek gepresenteerd als een eenheid. Om deze eenheid te bereiken verplaatste de maker van het boek een deel van de proloog van de Bestiaire d’amour naar het begin van het manuscript en bewerkte dat tot een inleiding op het boek als geheel. Dit kon gemakkelijk omdat de proloog van de Bestiaire d’amour begint met algemene reflecties over kennis en geheugen als algemene menselijke vermogens. Allereerst wordt gesteld dat het natuurlijk is voor mensen om kennis te begeren. Maar hoewel alles gekend kan worden, kan niemand alles kennen. Bovendien wisten de ouden vele dingen die niemand die tegenwoordig leeft op basis van zijn eigen intelligentie zou kunnen afleiden. Daarom heeft God aan de mensen het geheugen gegeven opdat alle ooit verworven kennis bewaard zou kunnen worden. Er zijn twee deuren naar het Geheugen: Zien en Horen. Er leiden twee wegen naar die deuren, namelijk Afbeelding en Beschrijving. Deze mededelingen kunnen heel goed dienen als algemene introductie omdat ze zo globaal zijn en omdat het boek gedeeltelijk met miniaturen versierd is en dus materiaal biedt aan zowel Zien als Horen. Na deze beschrijving van het belang van Geheugen en de rol van Horen en Zien, gaat de auteur over op de inhoud van het handschrift. Daarbij volgt hij de Franse versie van Willems traktaat over de kardinale deugden. Nieuwe zaken verdrijven oude uit de geest, zegt hij. Daarom is het nuttig om belangrijke dingen op te schrijven, zodat ze teruggeroepen kunnen worden in de geest. Wat hier geschreven zal worden, gaat over de juiste en verstandige manier van leven. Een moderne onderzoeker kan bepalen dat deze introductie is gebaseerd op delen van twee afzonderlijke teksten, maar wie het stuk zomaar leest, ervaart het als één introductie op een daarop volgende eenheid. Tiecelijn, 19, 2006

10<br />

Nu maakt het moderne onderzoek onderscheid tussen bestiaria en encyclopedieën,<br />

omdat encyclopedieën compleet willen zijn en zich in eerste instantie richten op<br />

wetenschappelijke kennis. Bestiaria zijn selectief en zijn vooral gericht op de betekenis<br />

(zoals hierboven al besproken is). Het zou dus meer voor de hand liggen om<br />

Der naturen bloeme een Middelnederlandse encyclopedie te noemen (en dat<br />

gebeurt ook). Maar, Jacob van Maerlant noemt zijn tekst zelf een bestiarium. In de<br />

proloog van Der naturen bloeme zegt hij namelijk dat hij beloofd heeft een bestiarium<br />

te schrijven en dat hij nu met genoegen zijn belofte zal inlossen.<br />

Deze opmerking is niet zo vreemd als ze op het eerste gezicht lijkt. Maerlant heeft<br />

namelijk een selectie gemaakt uit zijn Latijnse bron. Thomas van Cantimprés boek<br />

behandelt de hele schepping. Het bevat dus bijvoorbeeld delen over de hemelen,<br />

over ziel en lichaam en over alle soorten wezens. Maerlant echter behandelt alleen<br />

de monsterlijke wezens, dieren, vogels, vissen en watermonsters, slangen, insecten,<br />

bomen en planten, wateren, juwelen en metalen. Dat is een inhoudsopgave die<br />

lijkt op die van de grotere bestiaria. Bovendien concentreert hij zich in ieder lemma<br />

op de hoofdzaken, vereenvoudigt hij vaak en geeft hij regelmatig moralisaties. En<br />

tenslotte heeft hij een zekere neiging om exotische elementen te benadrukken. Ten<br />

gevolge hier van vertoont Der naturen bloeme zowel kenmerken van een encyclopedie<br />

als van een bestiarium. De link met het laatste ge<strong>nr</strong>e wordt nog versterkt<br />

doordat Thomas in zijn De natura rerum veel traditioneel bestiariummateriaal heeft<br />

opgenomen, dat daardoor ook voorkomt in Der naturen bloeme. De enige echte verschillen<br />

tussen Der naturen bloeme en een bestiarium zijn dat Maerlant niet systematisch<br />

moraliseert en dat hij veel aandacht geeft aan de medische en magische<br />

toepassingen van wezens, een aspect dat in de meeste bestiaria vrijwel afwezig is.<br />

Het tweede Middelnederlandse bestiarium is nauw verbonden met Maerlants Der<br />

naturen bloeme. Als Maerlant in zijn proloog verteld heeft dat hij beloofde een<br />

bestiarium te maken en die belofte nu zal inlossen, dan vertelt hij daarna dat Willem<br />

Utenhove, een goed bekend staande priester uit Aardenburg, al eerder een<br />

Nederlands bestiarium heeft gemaakt, maar dat was niet zo goed omdat de Franse<br />

bron ervan onbetrouwbaar was. Maerlant echter heeft zich gebaseerd op het werk<br />

van Albertus Magnus, de geleerde dominicaan uit Keulen, en daarom is zijn werk<br />

wel betrouwbaar. 4<br />

Uit Maerlants proloog kunnen we dus afleiden dat er voor 1270 een Middelnederlands<br />

bestiarium bestaan moet hebben dat geschreven is door een priester en dat<br />

gebaseerd was op een Franse bron. Deze priester leefde in Aardenburg, een kleine<br />

stad bij Sluis in het huidige Zeeuws-Vlaanderen, maar in de middeleeuwen<br />

behorend tot het graafschap Vlaanderen. Van deze priester weten we verder niets,<br />

want dit is de enige passage in het Middelnederlands die met zekerheid over zijn<br />

werk gaat. Willem Utenhove is dus niet meer dan een naam en zijn werk is hoogstwaarschijnlijk<br />

volledig verdwenen.<br />

Het is duidelijk dat Maerlant probeert om de auteur positief te karakteriseren terwijl<br />

hij de tekst wil diskwalificeren. Hij geeft immers aan dat Willem een goede reputatie<br />

heeft maar stelt dat zijn tekst onwaarheden bevat omdat hij zich op een Frans<br />

voorbeeld gebaseerd heeft. Maerlants eigen werk is voornamelijk gebaseerd op<br />

Latijnse bronnen en hij zegt regelmatig dat hij die kiest omdat het Latijn de taal van<br />

de waarheid is. Daarentegen liegen de meeste Franse auteurs volgens Maerlant.<br />

Deze karakterisering door Maerlant van een andere Middelnederlandse tekst als<br />

leugenachtig vanwege de afhankelijkheid van het Frans is dus niet vreemd, maar<br />

past bij Maerlants algemene opvattingen. Het is wel merkwaardig dat hij Willem<br />

Tiecelijn, <strong>19</strong>, 2006

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!