Visie op het natuurgebied in de Krimpenerwaard - Veenweidepact ...

Visie op het natuurgebied in de Krimpenerwaard - Veenweidepact ... Visie op het natuurgebied in de Krimpenerwaard - Veenweidepact ...

veenweidepactkrimpenerwaard.nl
from veenweidepactkrimpenerwaard.nl More from this publisher
04.09.2013 Views

22 Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een handboek samengesteld met uitgangspunten en richtlijnen voor robuuste verbindingen, opdat die optimaal functioneren. Dit handboek is uitgangspunt geweest bij het ontwikkelen van de Robuuste (natte) verbindingszone in de Krimpenerwaard. In opdracht van de provincie is dit handboek nader uitgewerkt voor de provincie Zuid-Holland door Arcadis in samenwerking met alle natuurorganisaties. Bijlage III.3 gaat uitgebreid in op de consequenties hiervan voor de inrichting van de Krimpenerwaard. De vorm en de afmetingen zijn voor elke robuuste verbinding anders. Al naar gelang de situatie is er behoefte aan een ‘corridor’, ‘stapstenen’ of een combinatie daarvan. Anders gezegd: de verbindingen bestaan uit schakels en knopen. De grootte van individuele knopen kan oplopen tot zo’n 1.000 hectaren. Robuuste verbindingen hebben uitdrukkelijk als hoofdfunctie natuur. Ze zijn een voorwaarde voor het behoud van biodiversiteit, zowel op nationaal als op regionaal en lokaal niveau. Daarnaast kunnen ze ook ruimte bieden voor recreatie, waterbeheer of waterwinning, en de landschappelijke en cultuurhistorische identiteit van een gebied versterken. De natte robuuste verbinding die door Nederland moet gaan lopen van Lauwersmeer tot aan de Zeeuwse Delta wordt de Natte As genoemd. Inmiddels is de naamgeving overgegaan in Groene Ruggengraat. De uitgangspunten voor de Krimpenerwaard zijn dezelfde gebleven. Voor de verschillende trajecten van de Natte As door Nederland zijn ambitieniveau’s vastgesteld. Het ambitieniveau geeft aan welke ecologische doelen de robuuste verbinding nastreeft. Het ambitieniveau van de Natte As tussen de Loosdrechtse plassen en Wijngaarden (het traject waartoe ook de Natte As door de Krimpenerwaard behoort) is vastgesteld op B3 met als ecosysteemtypen ‘water, riet/moeras, nat schraalland en moerasbos’ en ‘grasland met klein water’ (brief st.secr. Faber, 14 mei 2001 en Reijnen et al. 2001). Dit ambitieniveau B3 wil zeggen dat: B: Bij de robuuste verbindingen, of delen daarvan, het realiseren van de biodiversiteitsdoelen het uitgangspunt is. Het betreft verbindingen tussen grotere natuurcomplexen en over relatief grote afstanden. Binnen de robuuste verbindingen van categorie B worden drie ambitieniveaus onderscheiden (1,2,3). Daarbij is ambitieniveau 3 het hoogste, want effectief voor drie doelen: - Behoud van biodiversiteit op nationale schaal - Behoud van biodiversiteit op regionale schaal en - Behoud van biodiversiteit bij onvoorziene risico’s. Ecosysteemverbindingen met ambitieniveau B3 zijn in principe geschikt voor alle soorten. De verbinding draagt bij aan het behoud van biodiversiteit op nationale en regionale schaal en maakt uitwisseling van minder mobiele soorten (laag dispersievermogen) mogelijk. Daarnaast kan een verbinding met ambitieniveau B3 functioneren voor soorten van één of meerdere ecosysteemtypen. Hierdoor moet het mogelijk zijn meerdere ecosysteemtypen te herbergen binnen de robuuste verbindingzone. Verdere uitleg is te vinden in bijlage III. 2.2. Het sturen van natuur De ontwikkeling van natuur hangt deels samen met onveranderlijke omstandigheden, maar kan deels ook worden gestuurd, bijvoorbeeld met inrichtingsmaatregelen. Om de gewenste natuurtypen te verkrijgen is daarom ten eerste van belang een goede plek te kiezen en ten tweede op die plek de juiste omstandigheden te scheppen en in stand te houden. Met name de keuze van de goede plek hangt samen met onveranderlijke of nauwelijks te veranderen factoren. Vervolgens kunnen op die plek inrichtingsmaatregelen worden getroffen. De inrichtingsmaatregelen vormen als het ware de “knoppen“ waarmee natuurontwikkeling kan worden gestuurd.

In de inrichtingsvisie natuur zijn de volgende factoren relevant: - Bodemtype: de aanwezigheid van klei in of op het veen. Een bodem met klei is ongeschikt voor schraallanden. - Maaiveldhoogte: de maaiveldhoogte bepaalt de drooglegging bij een gegeven peil. - Actuele natuurwaarden: zij vormen vaak al een goed ontwikkeld leef- of groeigebied voor dier- en plantensoorten. Met name de habitatrichtlijnsoorten moeten worden behouden en eventueel in leefgebied worden gecompenseerd. Actuele natuurwaarden moeten goed worden opgenomen in het nieuwe natuurgebied. - Omgevingsfactoren: landschappelijke kenmerken als bebouwingslinten, bosjes en houtwallen, landscheidingen zijn een gegeven, dat grenzen stelt aan de ontwikkeling van natuurtypen. - Kwel en wegzijging: aanwezigheid van kwel of wegzijging bepaalt in zekere mate de grondwaterstand in de percelen. Ook kan dit lokaal invloed hebben op de ionensamenstelling in grond- en oppervlaktewater en daarmee op de soortensamenstelling. - Oppervlaktewaterpeilen: winterpeil, zomerpeil, moment en snelheid van peilverandering. - Inrichtingsmaatregelen: ongunstige uitgangssituaties voor natuurtypen kunnen met ingrepen worden verbeterd, zodat natuurdoelen sneller tot ontwikkeling komen. Voorbeelden zijn het afplaggen van een fosfaatrijke toplaag of het aanbrengen van variaties in maaiveldhoogte6 . - Beheer: Via de keuze van beheersmaatregelen kan bepaald worden of op eenzelfde stuk land bijvoorbeeld een grasland of een bos ontstaat. - Waterkwaliteit: uitspoeling van meststoffen, invloed van inlaatwater, mogelijkheden voor zuivering van water. 2.2.1. Waterkwaliteit De gewenste ecologische kwaliteit van het water in de watergangen is Stowa Klasse 3. Dit betekent dat het water minimaal biologisch gezond is, wat overeenkomt met het middelste ecologische niveau. Een deel van de geplande natuurgebieden is door de provincie aangewezen als waterparel, met als streven een betere waterkwaliteit (Stowa Klasse 4, bijna hoogste ecologische niveau). Voor de waterkwaliteit moet rekening worden gehouden met eisen en doelen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water. Dit houdt in dat de waterkwaliteit niet achteruit mag gaan én dat op termijn in de zogenaamde waterlichamen ook het Goed Ecologisch Potentieel nagestreefd dient te worden. De begrenzing van waterlichamen worden bepaald door de waterhuishoudkundige structuur. Deze is nog niet exact bekend voor de nieuwe natuurgebieden, maar verwacht mag worden dat in ieder geval in een deel van de gebieden waterlichamen liggen én dat sommige gebieden geheel een waterlichaam (waterrijk gebied) zullen zijn. De nieuwe natuurgebieden hebben nu nog veelal een landbouwkundig gebruik. De ecologische kwaliteit in deze landbouwgebieden is over het algemeen matig. De redenen hiervoor zijn divers, maar hoge concentraties aan nutriënten is wel een hoofdreden. Vooral de fosfaatconcentraties zijn zeer hoog (ca. 1 mg/l, tegen referentie MTRwaarde 0,15 mg/l). De stikstofconcentraties zijn duidelijk lager (ca. 3 mg/l tegen referentie MTR-waarde 2,2 mg/l), waarbij de opneembare (anorganische) stikstof in de zomer bijna nul is. Dankzij de lage stikstofgehalten is de waterkwaliteit “matig” in plaats van “slecht” tot “zeer slecht”. De ecologische kwaliteit is op dit moment dus stikstof gestuurd. 2.2.2. Waterpeil De afstand tussen het maaiveld en de grondwaterdiepte (= ontwateringsdiepte) is direct van invloed op de natuur die kan voorkomen (bijlage III). Daarnaast is de ontwateringsdiepte relevant in verband met het vrijkomen van fosfaat uit de bodem. De ontwateringsdiepte is van vele factoren afhankelijk en daardoor moeilijk te sturen. Belangrijke sturende elementen zijn de afstand van sloten, begreppeling, drainage, het gewas en de drooglegging (verschil tussen maaiveld en het oppervlaktewaterpeil). Bij kleine ontwateringsdiepten kan het fosfaat, dat in de bodem is gebonden aan ijzer en organische 6 Andere soorten inrichtingsmaatregelen zijn bijvoorbeeld de aanleg van recreatieve routes en voorzieningen. 23

In <strong>de</strong> <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>gsvisie natuur zijn <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> factoren relevant:<br />

- Bo<strong>de</strong>mtype: <strong>de</strong> aanwezigheid van klei <strong>in</strong> of <strong>op</strong> <strong>het</strong> veen. Een bo<strong>de</strong>m<br />

met klei is ongeschikt voor schraallan<strong>de</strong>n.<br />

- Maaiveldhoogte: <strong>de</strong> maaiveldhoogte bepaalt <strong>de</strong> drooglegg<strong>in</strong>g bij een<br />

gegeven peil.<br />

- Actuele natuurwaar<strong>de</strong>n: zij vormen vaak al een goed ontwikkeld<br />

leef- of groeigebied voor dier- en plantensoorten. Met name <strong>de</strong><br />

habitatrichtlijnsoorten moeten wor<strong>de</strong>n behou<strong>de</strong>n en eventueel <strong>in</strong><br />

leefgebied wor<strong>de</strong>n gecompenseerd. Actuele natuurwaar<strong>de</strong>n moeten<br />

goed wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen <strong>in</strong> <strong>het</strong> nieuwe <strong>natuurgebied</strong>.<br />

- Omgev<strong>in</strong>gsfactoren: landschappelijke kenmerken als<br />

bebouw<strong>in</strong>gsl<strong>in</strong>ten, bosjes en houtwallen, landscheid<strong>in</strong>gen zijn een<br />

gegeven, dat grenzen stelt aan <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van natuurtypen.<br />

- Kwel en wegzijg<strong>in</strong>g: aanwezigheid van kwel of wegzijg<strong>in</strong>g bepaalt<br />

<strong>in</strong> zekere mate <strong>de</strong> grondwaterstand <strong>in</strong> <strong>de</strong> percelen. Ook kan dit<br />

lokaal <strong>in</strong>vloed hebben <strong>op</strong> <strong>de</strong> ionensamenstell<strong>in</strong>g <strong>in</strong> grond- en<br />

<strong>op</strong>pervlaktewater en daarmee <strong>op</strong> <strong>de</strong> soortensamenstell<strong>in</strong>g.<br />

- Oppervlaktewaterpeilen: w<strong>in</strong>terpeil, zomerpeil, moment en snelheid<br />

van peilveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g.<br />

- Inricht<strong>in</strong>gsmaatregelen: ongunstige uitgangssituaties voor<br />

natuurtypen kunnen met <strong>in</strong>grepen wor<strong>de</strong>n verbeterd, zodat<br />

natuurdoelen sneller tot ontwikkel<strong>in</strong>g komen. Voorbeel<strong>de</strong>n zijn<br />

<strong>het</strong> afplaggen van een fosfaatrijke t<strong>op</strong>laag of <strong>het</strong> aanbrengen van<br />

variaties <strong>in</strong> maaiveldhoogte6 .<br />

- Beheer: Via <strong>de</strong> keuze van beheersmaatregelen kan bepaald wor<strong>de</strong>n<br />

of <strong>op</strong> eenzelf<strong>de</strong> stuk land bijvoorbeeld een grasland of een bos<br />

ontstaat.<br />

- Waterkwaliteit: uitspoel<strong>in</strong>g van meststoffen, <strong>in</strong>vloed van <strong>in</strong>laatwater,<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n voor zuiver<strong>in</strong>g van water.<br />

2.2.1. Waterkwaliteit<br />

De gewenste ecologische kwaliteit van <strong>het</strong> water <strong>in</strong> <strong>de</strong> watergangen is<br />

Stowa Klasse 3. Dit betekent dat <strong>het</strong> water m<strong>in</strong>imaal biologisch gezond<br />

is, wat overeenkomt met <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>lste ecologische niveau. Een <strong>de</strong>el<br />

van <strong>de</strong> geplan<strong>de</strong> <strong>natuurgebied</strong>en is door <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cie aangewezen als<br />

waterparel, met als streven een betere waterkwaliteit (Stowa Klasse 4,<br />

bijna hoogste ecologische niveau).<br />

Voor <strong>de</strong> waterkwaliteit moet reken<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met eisen<br />

en doelen vanuit <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese Ka<strong>de</strong>rrichtlijn Water. Dit houdt <strong>in</strong><br />

dat <strong>de</strong> waterkwaliteit niet achteruit mag gaan én dat <strong>op</strong> termijn <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> waterlichamen ook <strong>het</strong> Goed Ecologisch Potentieel<br />

nagestreefd dient te wor<strong>de</strong>n. De begrenz<strong>in</strong>g van waterlichamen wor<strong>de</strong>n<br />

bepaald door <strong>de</strong> waterhuishoudkundige structuur. Deze is nog niet exact<br />

bekend voor <strong>de</strong> nieuwe <strong>natuurgebied</strong>en, maar verwacht mag wor<strong>de</strong>n dat<br />

<strong>in</strong> ie<strong>de</strong>r geval <strong>in</strong> een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n waterlichamen liggen én dat<br />

sommige gebie<strong>de</strong>n geheel een waterlichaam (waterrijk gebied) zullen zijn.<br />

De nieuwe <strong>natuurgebied</strong>en hebben nu nog veelal een landbouwkundig<br />

gebruik. De ecologische kwaliteit <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze landbouwgebie<strong>de</strong>n is<br />

over <strong>het</strong> algemeen matig. De re<strong>de</strong>nen hiervoor zijn divers, maar<br />

hoge concentraties aan nutriënten is wel een hoofdre<strong>de</strong>n. Vooral <strong>de</strong><br />

fosfaatconcentraties zijn zeer hoog (ca. 1 mg/l, tegen referentie MTRwaar<strong>de</strong><br />

0,15 mg/l). De stikstofconcentraties zijn dui<strong>de</strong>lijk lager (ca. 3<br />

mg/l tegen referentie MTR-waar<strong>de</strong> 2,2 mg/l), waarbij <strong>de</strong> <strong>op</strong>neembare<br />

(anorganische) stikstof <strong>in</strong> <strong>de</strong> zomer bijna nul is. Dankzij <strong>de</strong> lage<br />

stikstofgehalten is <strong>de</strong> waterkwaliteit “matig” <strong>in</strong> plaats van “slecht” tot<br />

“zeer slecht”. De ecologische kwaliteit is <strong>op</strong> dit moment dus stikstof<br />

gestuurd.<br />

2.2.2. Waterpeil<br />

De afstand tussen <strong>het</strong> maaiveld en <strong>de</strong> grondwaterdiepte (=<br />

ontwater<strong>in</strong>gsdiepte) is direct van <strong>in</strong>vloed <strong>op</strong> <strong>de</strong> natuur die kan<br />

voorkomen (bijlage III). Daarnaast is <strong>de</strong> ontwater<strong>in</strong>gsdiepte relevant<br />

<strong>in</strong> verband met <strong>het</strong> vrijkomen van fosfaat uit <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m. De<br />

ontwater<strong>in</strong>gsdiepte is van vele factoren afhankelijk en daardoor moeilijk<br />

te sturen. Belangrijke sturen<strong>de</strong> elementen zijn <strong>de</strong> afstand van sloten,<br />

begreppel<strong>in</strong>g, dra<strong>in</strong>age, <strong>het</strong> gewas en <strong>de</strong> drooglegg<strong>in</strong>g (verschil tussen<br />

maaiveld en <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewaterpeil). Bij kle<strong>in</strong>e ontwater<strong>in</strong>gsdiepten<br />

kan <strong>het</strong> fosfaat, dat <strong>in</strong> <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m is gebon<strong>de</strong>n aan ijzer en organische<br />

6 An<strong>de</strong>re soorten<br />

<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>gsmaatregelen<br />

zijn bijvoorbeeld <strong>de</strong> aanleg<br />

van recreatieve routes en<br />

voorzien<strong>in</strong>gen.<br />

23

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!