finalVersion - Erasmus University Thesis Repository - Erasmus ...
finalVersion - Erasmus University Thesis Repository - Erasmus ...
finalVersion - Erasmus University Thesis Repository - Erasmus ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
3.2.4 Bedrijfsmatige stijl<br />
De bedrijfsmatige of manageralistische stijl van beleidsuitvoering is de laatste decennia<br />
opgekomen – sinds ongeveer midden jaren tachtig – als antwoord op de groeiende<br />
overheidsuitgaven en de krimpende inkomsten (Rhodes, 1997: 87-89). Deze stijl legt de nadruk<br />
op kostenbeheersing en het streven naar een efficiëntere uitvoering. Beslissingen worden<br />
genomen op basis van economische motieven. Technieken en praktijken uit het bedrijfsleven<br />
worden – soms zonder aanpassing – toegepast bij de overheid. De vergaande regulering van<br />
de uitvoering krijgt vooral vorm in kwantitatieve maatstaven (Terpstra & Havinga, 1999: 55-56).<br />
Dit betekent dat beleidsuitvoerders worden beoordeeld op het behalen van bepaalde doelen.<br />
De – meestal kwantitatieve – doeleinden worden in contracten tussen de overheid en de<br />
beleidsuitvoerder vastgelegd. Deze handelswijze kan tot – ernstige – negatieve gevolgen<br />
leiden, aangezien de werkelijkheid wordt gesimplificeerd (Van Thiel & Leeuw, 2002). De<br />
werkelijkheid wordt vereenvoudigd, omdat zij te complex is om te meten. Hoe kan men<br />
bijvoorbeeld het vergroten van de veiligheid meten (één van de doelstellingen van de politie)?<br />
De politiekorpsen worden daarom – onder andere – afgerekend op het aantal opgemaakte<br />
processen-verbaal. Het gevolg is doelverschuiving, afroming, ‘cherry picking’ et cetera (zie<br />
Van Thiel & Leeuw, 2002: 8-10; de ‘performance paradox’).<br />
Wat betekent dit voor de manier waarop een beleidssector met bedrijfsmatige stijl omgaat met<br />
verzelfstandiging? Ik verwacht dat de uitvoering van het beleid binnen deze stijl voor een<br />
groot deel is geprivatiseerd, of wordt overgelaten aan privaatrechtelijke zbo’s en rwt’s. Het<br />
motief van oprichting van deze organisaties zal voornamelijk doelmatigheid en<br />
doeltreffendheid omvatten. Men heeft binnen de bedrijfsmatige stijl namelijk veel vertrouwen<br />
in de markt en in bedrijfsmatige technieken. De autonomie van uitvoerders wordt echter aan<br />
banden gelegd en sterk gereguleerd. De uitvoerende organen zijn gebonden aan contracten<br />
waarin de verlangde prestaties tegen de beschikbare middelen zijn afgezet. Het<br />
moederministerie beperkt op deze manier de discretionaire ruimte van de beleidsuitvoerders,<br />
omdat aan deze stijl een wantrouwen ten opzichte van de beleidsuitvoering ten grondslag ligt.<br />
De gedachte dat ambtenaren – beleidsuitvoerders – alleen geïnteresseerd zijn in de<br />
maximalisatie van hun budget, is wijd verspreid onder aanhangers van de bedrijfsmatige stijl.<br />
Men zou dus ook kunnen verwachten dat er weliswaar veel zbo’s zijn, maar dat deze organen<br />
aan strikte financiële voorwaarden moeten voldoen. Op het eerste gezicht is er dan sprake van<br />
meer zelfstandigheid, maar bij nader inzicht is er slechts sprake van de<br />
verzelfstandigingsparadox (Smullen e.a., 2001: 192; Kickert, 1998: 70 e.v.). De<br />
verzelfstandigingsparadox houdt in dat beleidsonderdelen na een verzelfstandiging – door<br />
middel van striktere voorwaarden en strenger toezicht – minder in plaats van meer autonomie<br />
hebben in de uitvoering van hun taak.<br />
De belangrijkste indicator van de bedrijfsmatige of manageralistische stijl is de voorkeur om<br />
de uitvoering over te laten aan de markt. Men kan deze stijl herkennen aan een beleidssector<br />
met veel verzelfstandigde – of geprivatiseerde – overheidsonderdelen. De handhaving is<br />
pragmatisch, omdat dit ruimte laat voor een optimale (lees: doelmatige) uitvoering. Een<br />
legalistische handhaving is rigide, en herbergt het gevaar van onnodige kosten in zich. De<br />
omgang met maatschappelijke organisaties is formalistisch en antagonistisch. Men heeft een –<br />
heilig – geloof in de positieve effecten van concurrentie, waardoor men alle externe<br />
organisaties dezelfde kansen biedt. De uitvoerders zijn antagonistisch ten opzichte van<br />
belangenorganisaties, omdat men niet verstrikt wil raken met één partij (zie pagina 15).