04.09.2013 Views

DE KATHOLIEKE PERS

DE KATHOLIEKE PERS

DE KATHOLIEKE PERS

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

NUMMER 16<br />

<strong>DE</strong>CEMBER 1939<br />

<strong>DE</strong> <strong>KATHOLIEKE</strong> <strong>PERS</strong><br />

MAANDORGAAN VAN <strong>DE</strong> NE<strong>DE</strong>RL. ROOMSCH-KATH. JOURNALISTEN-VEREENIGING<br />

= DAOEUJKSCH BESTUUR: = = ^ = = = = ^ ^ ^ = = = =<br />

VERSCHIJNT ELKEN len VAN <strong>DE</strong> MAAND Voorzitter: Mr. H. F A. GEISE, Lorentzkade 23, Leiden VERANTWOOR<strong>DE</strong>LIJK REDACTEUR<br />

ABONNEMENTSPRIJS f 2.50 PER JAAR S ^ T ^ S ^ r S ^ F R ANS SCHN E. <strong>DE</strong>RS LEI<strong>DE</strong>N<br />

ADVERTENTIEPRIJS f 4.— PER V)2 PAO. 153, boven, Amsterdam Giro 303185. — HOOGEWOERD 124 A, TEL. 25265. —<br />

Onze rechtspositie<br />

Er is den laatsten tijd. onder enkele groepen van leden<br />

eenige actie gekomen, welke ten doel heeft met meer<br />

kracht op te komen voor een behoorlijke en vaste<br />

rechtspositie voor de katholieke journalisten in Nederland,<br />

voor de leden der R. K. Journalistenvereeniging.<br />

Deze actie valt slechts toe te juichen. Niet alleen oin<br />

de zaak, welke ons zoo ter harte gaat en die ons eerste<br />

en rechtmatige verlangen zal moeien blijven, zoolang<br />

onze organisatie zal bestaan, maar ook omdat deze beweging<br />

de gelukkige mentaliteit openbaart, het bestuur<br />

der vereeniging niet langer alleen verder te laten ploeteren«bij<br />

het zoeken naar den juisien weg om dit redelijk<br />

verlangen naar een behoorlijke rechtspositie te kunnen<br />

verwezenlijken.<br />

Dat de beslissende aanwijzing, welke weg daartoe<br />

zal moeten worden ingeslagen, meeningsverschillen<br />

doet ontstaan, behoeft ons noch te bevreemden noch te<br />

verdrieten. Wanneer de medewerking van zoo goed<br />

als alle leden zou worden verkregen, zal ook verstandelijk<br />

-5en juisten weg worden gezocht en ingeslagen en<br />

dan ze .. ook geen der leden zich van deze samenwerking<br />

verwijderen, alleen omdat zijn bezwaren bij anderen<br />

minder zwaar wogen dan bij hem zelf.<br />

De herleving van deze actie onder de leden vond<br />

haar begin in de bekende motie Noord-Holland, welke<br />

op de algemeene vergadering van 13 Mei te Utrecht<br />

nogal stof deed opwaaien.<br />

De motie vond evenveel aanhangers als tegenstanders<br />

en de tegenstand culmineerde vooral in het woord<br />

vakvereeniging, dat mèt het bestuur ook door anderen<br />

overbodig werd geacht. Daarna is deze zaak opnieuw<br />

bij het bestuur aanhangig gemaakt, omdat Noord-Holland<br />

deze zaak hiermede niet als afgedaan wenschte<br />

te beschouwen. Het bestuur heeft toen aan Noord-Holland<br />

om een toelichting op deze motie verzocht. Deze<br />

toelichting is gegeven, men kan haar vinden elders in<br />

dit nummer.<br />

Het bestuur van Noord-Holland wenscht met deze<br />

aldus toegelichte motie te zien uitgemaakt hoe de<br />

ALGEMEENE LE<strong>DE</strong>NVERGA<strong>DE</strong>RING ZATERDAG<br />

16 <strong>DE</strong>CEMBER.<br />

Op Zaterdag 16 December, des middags om 3.15 uur,<br />

zal te Utrecht een buitengewone algemeene Ledenvergadering<br />

worden gehouden ter bespreking van het rapport<br />

van de commissie voor de rechtspositie en van de<br />

motie van de groep Noord-Holland met de daarop gevolgde<br />

toelichting.<br />

Motie en toelichting zijn in dit nummer afgedrukt, het<br />

rapport van de commissie voor de rechtspositie in hst<br />

orgaan van Juli—Augustus 1939. De plaats der vergadering<br />

zal nader worden bekend gemaakt.<br />

Secretaris.<br />

SCP/o KORTING VOOR <strong>DE</strong> REIS NAAR UTRECHT OP<br />

ZATERDAG 16 <strong>DE</strong>CEMBER.<br />

In dit nummer van de „Katholieke Pers" is ingelegd<br />

een bon, welke recht geeft op een reis naar Utrecht,<br />

enkele reis of retour, 2e of 3e klas, voor den halven prijs<br />

op Zaterdag 16 December ter bijwoning van de algemeene<br />

ledenvergadering.<br />

Men behoeft deze bon slechts bij het koopen van een<br />

plaatsbewijs aan het Stationsloket te overhandigen,<br />

waarna aan onze leden voor deze reis 50%> korting zal<br />

worden verleend.<br />

mentaliteit der leden is ten opzichte van het streven der<br />

vereeniging. Voor ons persoonlijk echter weegt de inhoud<br />

van deze motie-met-toelichting zwaarder dan de<br />

reactie hierop van en de belangstelling dienaangaande<br />

door de leden.<br />

Ook na de debatten op de laatstgehouden ledenvergadering<br />

meenden wij tegen deze motie te moeten<br />

stemmen, daar wij haar overbodig achtten. Het karakter<br />

van vakvereeniging was den Ned. R.K. Journalistenvereeniging<br />

reeds jaren geleden gegeven, toen in een<br />

algemeene vergadering officieel werd vastgelegd, dat<br />

de N. K. K. J. V. moest zijn een vakvereeniging. Dat deze<br />

uernieuwde verklaring vooral bedoelde te zijn een tes-


Pag. 434 <strong>DE</strong>CEMBER 1939 - NO. i6i<br />

ten van de mentaliteit der leden te dien opzichte, zal<br />

den meesten leden, die op de bewuste vergadering<br />

aanwezig waren, wel zijn ontgaan. Wat alleszins begrijpelijk<br />

was.<br />

Nu — met de toelichting op de bekende motie —<br />

staat de zaak voor ons anders. De motie achten wij<br />

feitelijk nóg overbodig, óók, omdat het streven van het<br />

bestuur naar een behoorlijke rechtspositie voor de<br />

leden voldoende duidelijk gebleken is. Wij herinneren<br />

slechts aan het rapport over de rechtspositie van 6 Mei<br />

j.1. Maar de toelichting is allerminst overbodig. Deze<br />

toelichting beteekent voor ons meer dan een testen van<br />

de mentaliteit der leden, zij beteekent voor ons een<br />

wegwijzer naar de rechtspositie, waarom vasthoudend<br />

en lang zal moeten worden gestreden. Persoonlijk zouden<br />

wij dus liever de toelichting zonder de motie in behandeling<br />

zien gebracht, maar wij begrijpen volkomen<br />

dat deze figuur al te vreemd zou zijn. En er blijft ons<br />

dan ook niets anders over dan ons bezwaar tegen de<br />

motie af te wegen tegen het belang, het groote belang,<br />

dat wij zien in de toelichting. En dan is onze persoonlijke<br />

meening, dat wij met den weg, dien ons de toelichting<br />

wijst, een motie, die tenslotte alleen maar overbodig<br />

is, dienen te accepteeren.<br />

De toelichting op de motie behelst intusschen de zaak<br />

zelve, waar het om gaat. Deze is kort gezegd het volgende.<br />

Wij hebben het recht te streven naar een behoorlijke<br />

rechtspositie. Het bestuur is dit tegenover de leden<br />

zelfs verplicht.<br />

Welke weg is de beste om dit rechtmatig verlangen<br />

te verwezenlijken?<br />

Het eerste punt behoeft weinig nadere toelichting.<br />

Wie spreekt over de standing van den journalist, begrijpt,<br />

dat deze standing gebaseerd moet zijn op een<br />

sociaal-rechtvaardigen ondergrond en dat bij journalisten,<br />

die half verpauperen met een salaris-om-van-tehuilen,<br />

van standing geen sprake meer kan zijn. Daarbij<br />

komt het schrijnende gevoel, dat het de R. K. Pers, de<br />

katholiek journalisten zijn geweest, die, gestuwd door<br />

de Bisschoppen, jaar-in jaar-uit geijverd hebben voor<br />

sociale rechtvaardigheid en sociale zekerheid voor het<br />

volk, die het R. K. vereenigingsleven dag-in dag-uit<br />

hebben gestuwd en gesteund en voor een zeer groot<br />

deel er toe hebben bijgedragen, dat er sociale zekerheid<br />

kwam voor heel wat bevolkingsgroepen. Wij behoeven<br />

slechts te wijzen op de rechtspositie der typografen<br />

in ons eigen bedrijf. Maar na dit goede werk te<br />

hebben gedaan bleven zij zelf van een behoorlijke<br />

rechtspositie verstoken en er zijn vandaag voorbeelden<br />

te over, welke die gemis schrijnend onderstrepen. Behoorlijk<br />

werk leverende journalisten, die minder verdienen<br />

dan een portier of een chauffeur in hun eigen bedrijf<br />

zijn er ook nu. Om van andere toestanden nog<br />

maar niet te spreken. Velen van ons weten, dat bij<br />

bezuinigingen de redactie het eerst aan de beurt komt,<br />

omdat het typografisch personeel met zijn stevige<br />

rechtspositie onaantastbaar is.<br />

Indien wij nu het rapport over de rechtspositie van 6<br />

Mei 1939 leggen naast de toelichting op de motie<br />

Noord-Holland, dan meenen wij —• met het oog op boverstaand<br />

argument — dat het beter is eerst den moreelen<br />

steun te verkrijgen van het Bisschoppelijk gezag en<br />

daarmee gewapend aan den arbeid te gaan, dan op<br />

eigen initiatief-alleen bij de directies aan te kloppen.<br />

De laatste weg naar Tipperary zou naar onze overtuiging<br />

niet alleen lang zijn, maar nog dark and dirty<br />

op den koop toe.<br />

Natuurlijk zullen wij, welken weg wij ook zullen, inslaan,<br />

de consequenties daarvan dienen te aanvaarden.<br />

Indien wij een zekere rechtspositie eischen, dan zullen<br />

daar ook andere rechtmatige eischen tegenover ons<br />

uit voortvloeien.<br />

Indien de Ned. R. K. Journalistenvereeniging zou komen<br />

tot een bindend contract met de directies der<br />

katholieke dagbladen, zou er bij het aannemen van<br />

redactiepersoneel een wisselwerking moeten komen<br />

tusschen die directies en onze vereeniging. Dan zouden<br />

de journalisten aan bepaalde eischen moeten voldoen<br />

— en hier komt de journalistieke opleiding in het verschiet<br />

— dan zou de vereeniging alleen hen als leden<br />

kunnen aanvaarden, die aan deze eischen voldoen en<br />

er zouden zich wellicht nog vele andere mogelijkheden<br />

en noodzakelijkheden — misschien zelfs wel ontslagen<br />

— bij de regeling dezer materie voordoen.<br />

Maar... dat is weer een ander verhaal en zoover zijn<br />

wij nog lang niet.<br />

Nu, op de a.s. algemeene ledenvergadering, gaat het<br />

nog slechts om het kiezen van den besten weg.<br />

En het valt nu slechts te hopen, dat de leden bij het<br />

bespreken van zulk een belangrijke materie ook van<br />

hun belangstelling zullen doen blijken.<br />

Voor Noord-Holland is deze motie een proef. Is er<br />

belangstelling en medewerking of niet?<br />

Voor ons is deze bespreking als proef niet beslissend.<br />

Wij weten — de mentaliteit van het bestuur kennende<br />

— dat het toch zal volharden op dezen moeilijken en<br />

langen weg naar het doel, dat zij zich heeft gesteld:<br />

een behoorlijke rechtspositie voor zijn leden.<br />

Dat de leden daarin niet achterblijven.<br />

F. S.<br />

Wat gij op banderollen schrijft,<br />

Het kan den geest verwinnen,<br />

Maar wat Uw hart in liefde schrijft,<br />

Dringt in de harten binnen<br />

En blijft.


<strong>DE</strong>CEMBER 1939 - No. 161 P^g. 435<br />

MOTIE MET TOELICHTING VAN <strong>DE</strong> GROEP<br />

NOORD-HOLLAND.<br />

net bestuur der N. R. K. J. V. ontving de volgende<br />

toelichting op de motie van de R. K. Journalistenvereniging<br />

Nooflrd-Holland, luidende: De groep<br />

Noord-Holland stelt voor, zoowel in optreden naar<br />

binnen als naar buiten, het karakter van vakvereeniging<br />

der N. R. K. J. V. meer tot uitdrukking te<br />

brengen, vooral door een doelbewust en gestadig<br />

streven naar het verkrijgen en beschermen van een<br />

goede rechtspositie van den Katholieken journalist.<br />

Het bestuur van Noord-Holland heeft, na de vergadering<br />

van 13 Mei en nabesprekingen sindsdien gevoerd,<br />

de bezwaren overwogen, welke door het Hoofdbestuur<br />

speciaal tegen de woorden „het karakter van vakvereeniging<br />

meer tot uitdrukking te brengen", zijn geuit.<br />

Het groepsbestuur stelt prijs op de handhaving ook<br />

van deze woorden, omdat het groepsbestuur in het al<br />

of niet handhaven daarvan het criterium ziet, dat als<br />

het ware beslissend is voor de mentaliteit, welke ten<br />

opzichte van de vereeniging zal heersenen. Welke mentaliteit<br />

zal heerschen, acht het groepsbestuur van belang<br />

voor het verder bepalen van zijn houding ten<br />

aanzien van de vereeniging en de richting waarin de<br />

meerderheid harer leden wenscht te gaan.<br />

Onder de woorden „het karakter van vakvereeniging<br />

meer tot uitdrukking te brengen", verstaat het groepsbestuurs<br />

geenszins een streven naar sociale onrust e.d.,<br />

gelijk veelal ten onrechte als het natuurlijke en eigenlijke<br />

doel van vakvereeniging werd aangezien. Een<br />

vakvereeniging is naar onze meening, in overeenstemming<br />

met haar authentiek, oorspronkelijk karakter, een<br />

organisatie van gelijkgezinden, die in overleg met de<br />

"werkgevers streven naar verbetering op sociaal en economisch<br />

gebied, om daardoor maatschappelijk-constructief<br />

werk te verrichten en te werken aan verheffing<br />

van de persoonlijke positie en van het vak.<br />

In concreto verstaat het bestuur van N.-H. onder de<br />

geïncrimineerde woorden het opstellen van een minimum-urgentle-program,<br />

ter wegneming van de sociale<br />

onrechtvaardigheden, die in de katholieke journalistiek<br />

voorkomen, en ter verzekering van een redelijke en<br />

rechtvaardige, juridisch-beveiligde minimum levensstandaard<br />

voor de katholieke journalisten.<br />

Overeenkomstig de zoowel van hoogerhand als door<br />

ons gepropageerde ordening en nieuwe gemeenschapsgedachte,<br />

vertrouwit de groep N.-H. den moreelen steun<br />

van het Hoogwaardig Episcopaat voor dit urgentieprogram<br />

te kunnen winnen.<br />

Niet in overleg met den Ned. Journ. Kring, maar<br />

veeleer dezen ten voorbeeld, moeten wij op grond van<br />

onze katholieke beginselen een sociale saneering in<br />

eigen kring nastreven. Nadat eventueel de moreele<br />

steun van het Episcopaat verkregen is, moet door overleg<br />

met de R. K. Dagblad-directeuren, getracht worden,<br />

het minimum-urgentie-program geleidelijk te verwezen­<br />

lijken. Het spreekt wel vanzelf, dat in het minimum<br />

urgentie-program rekening dient gehouden te worden<br />

met de momenteel ongunstige economische omstandigheden,<br />

waarin de meeste dagbladbedrijven verkeeren.<br />

Onze vereeniging zal zich, naar de meening van de<br />

groep N.-H. hebben te ontwikkelen tot een gesloten<br />

vakvereeniging, waarvan alleen R.K. Journalisten lid<br />

kunnen worden, die een, redelijke garantie geven, over<br />

voldoende bekwaamheid te beschikken.<br />

<strong>DE</strong> KORTING OP <strong>DE</strong> SPOORWEGEN VOORLOOPIG<br />

OPGESCHORT.<br />

De directie der Nederlandsche Spoorwegen deelt ons<br />

mede, dat zij gezien den dbnormalen toestand allerwege<br />

onmogelijk in staat is, welke permanente vervoersfaciliteit<br />

dan ook te verleenen.<br />

Daarom is het haar, helaas, niet mogelijk, althans<br />

voorloopig, gevolg te geven aan haar voornemen, den<br />

journalisten een permanente korting te verleenen.<br />

Gaarne zal de directie de pers echter van tijd tot tijd<br />

bij voorkomende gelegenheden, indien mogelijk, tegemoet<br />

te komen en als zoodanig moet men de faciliteit<br />

zien, die zij onzen leden ter gelegenheid van de a.s.<br />

algemeene ledenvergadering op 16 December a.s. te<br />

Utrecht heeft willen verleenen.<br />

P. L. H. A. Ahsmann f<br />

Er stond een bericht in de krant.<br />

Gisteravond te ongeveer elf uur reed een onderofficier<br />

van de luchtdoelartillerie, toen hij op weg<br />

was van 's-Hertogenbosah naar Utrecht, onder de gemeente<br />

Waardenburg, met zijn auto tegen een langs<br />

den weg staande vrachtauto op, welke men aan het<br />

repareeren was.<br />

De onderofficier werd op slag gedood, terwijl zijn<br />

auto, een personenauto, totaal werd vernield.<br />

De burgemeester van Waardenburg was spoedig<br />

ter plaats aanwezig, alsook een geneesheer, die<br />

slechts den dood kon consiateeren.<br />

Het stoffelijk overschot is naar het ziekenhuis te<br />

Waardenburg overgebracht.<br />

Wij hadden het gelezen en de copy was naar de zetterij<br />

gegaan. Een doode. Bij de vele dooden.<br />

Maar een dag later hoorden wij, dat deze onderofficier<br />

van de luchtdoelartillerie een onzer collega's was,<br />

collega P. L. H. A. Ahsmann uit Utrecht. En toen wisten<br />

wij, dat een jong en in de journalistiek veelbelovend<br />

leven was afgesneden. Plotseling.<br />

Wij blijven even stil en bezinnen ons. En denken aan


Pag. 436 <strong>DE</strong>CEMBER 1939 - NO. 161<br />

zijn komst in het eeuwig vaderland, biddend voor de<br />

rust van zijn ziel.<br />

Een van zijn collega's schreef nog het volgende ..In<br />

memoriam":<br />

IN MEMORIAM P. L. H. A. AHSMANN.<br />

Een der jongste leden van de groep Midden-Nederland<br />

is geheel onverwacht van ons heengegaan: onze<br />

24-jarige vriend en collega Piet Ahsmann kwam bij<br />

Waardenburg door een auto-ongeval om het leven,<br />

zijn ouders, zusters en broer in diepen rouw achterlatend.<br />

Wij, zijn collega's, die meer dan een jaar met hem<br />

samenwerkten aan hetzelfde dagblad, wij, die dagelijks<br />

berichten over oorlogsleed en verkeersongevallen<br />

onder de oogen krijgen, realiseeren ons, nu een der<br />

onzen het slachtoffer van een doodelijk ongeval werd,<br />

pas goed, welk een leed verborgen ligt in de weinige<br />

regels, waarmee zulk een ongeval wordt vermeld.<br />

Ahsmann was een ijverige, altijd hulpvaardige collega,<br />

wien het een beproeving was, het journalistieke<br />

werk, dat hij liefhad, te moeten laten rusten, om als<br />

gemobiliseerd onderofficier zijn vaderlandsche plicht<br />

te vervullen.<br />

Met voortvarendheid gaf hij zich aan zijn werk. In<br />

Maart van het vorige jaar trad hij als jongste redactielid<br />

bij de Utrechitsche Courant in dienst. En direct stond<br />

hij voor iedereen klaar, altijd klaar om aan te pakken<br />

met een blij en opgeruimd gelaat. Hij had een<br />

blij, gelijkmatig humeur en het hinderde hem slechts<br />

als hij door menschen van ervaring in zijn arbeid werd<br />

geremd, als hij minder kan doen dan hij zoo gaarne<br />

zou willen doen.<br />

Piet Ahsmann werd 15 Jun'i 1915 in Hilversum geboren.<br />

Aan het college te Peij-Echt (L.) genoot hij zijn<br />

gymnasiale opleiding, welke hij geheel voltooide. Hij<br />

voelde zich sterk tot de journalistiek aangetrokken, en<br />

na eenigen tijd als correspondent gewerkt te hébben,<br />

gelukte helt hem, arbeid te vinden in de journalistiek,<br />

waarvoor hij zooveel aanleg had. De krant was hem<br />

alles: hij vroeg niet naar rust. Als hij een paar dagen<br />

verlof had, was zijn eerste gang naar de redactie om<br />

te zien of hij iets doen kon.<br />

Dit jonge leven, vervuld van idealen, is nu ten einde 1 .<br />

Wij vergeten hem niet. Bidden wij God, die hem riep,<br />

hem de eeuwige rust te schenken.<br />

L. BOSSHARDT.<br />

Utrecht, November '39.<br />

God schiep de wereld en den mensch tot slot,<br />

En droomde schooner nog de maatschappij.. .<br />

Het mocht niet zijn, maar Gij zijt ons nabij<br />

Als wij Uw droomen verder droomen. God 1 .<br />

BESTUURSVERGA<strong>DE</strong>RING.<br />

Het bestuur vergaderde Zaterdag 4 November ten huize<br />

van den eere-voorzitter, den heer J. B. Vesters.<br />

Aanwezig waren Mr. H. F. A. Geise, F. Schneiders, F.<br />

Muller, J. Thomassen, J. Zwetsloot, H. baron van Lamsweerde<br />

en A. van Oorschot. De geestelijk adviseur, Prof. Dr. Titus<br />

Brandsma, kwam later ter vergadering. Van Dr. H. Hoeben<br />

was bericht van verhindering gekomen.<br />

De voorzitter stelde, na een kort openingswoord, onmiddellijk<br />

aan de orde de motie-Noord Holland en de toelichting<br />

daarop. Hij merkte op, dat de motie intusschen een kleine<br />

wijziging had ondergaan. Het begin luidt nu:<br />

„De groep Noord-Holland stelt voort, zoowel in optreden<br />

naar binnen als naar buiten, het karakter van vakvereeniging<br />

der Ned. R. K. Journalistenvereniging meer<br />

tot uitdrukking te brengen" enz<br />

Van het bestuur der groep Noord-Holland was nu een toelichting<br />

op deze motie ingekomen.<br />

(Deze toelichting is hiervoor in dit nummer opgenomen).<br />

Over de motie en toelichting werd uitvoerig van gedachten<br />

gewisseld. Besloten werd de algemeene vergadering ter behandeling<br />

van beide vast te stellen op Zaterdag 16 December<br />

te kwart over drie in „Terminus" te Utrecht. Daar er<br />

geen eenstemmigheid in het bestuur kon bereikt worden, zou<br />

geen bestuurs-advies worden gegeven, maar de beslissing aan<br />

de vergadering worden gelaten.<br />

Aan het einde der vergadering kwamen de ontslagen ter<br />

sprake, door de directie der V. K. P. aan enkele collega's<br />

gegeven, van welke ontslagen met ontsteltenis werd kennis<br />

genomen. De voorzitter en de geestelijk adviseur, Prof.<br />

Brandsma, verklaarden zich bereid hierover een onderhoud<br />

bij de directie der V. K. P. aan te vragen.<br />

De vergadering werd hierna gesloten met den christelijken<br />

groet.<br />

Hierna vereenigde het bestuur zich met de familie Vesters<br />

aan een souper, door den heer en mevrouw Vesters aangeboden.<br />

De voorzitter en Prof. Brandsma hebben tijdens dit<br />

souper woorden van hulde en dank tot den gouden jubilaris<br />

en mevrouw Vesters gericht.<br />

GROEP „MID<strong>DE</strong>N-NE<strong>DE</strong>RLAND".<br />

De rechtspositie, die de journalist mist.<br />

Onder leiding van collega A. van Oorschot uit Hilversum<br />

hield de Groep „Midden-Nederland" Zaterdag 4 November<br />

in Café „Weber" een ledenvergadering, die voornamelijk was<br />

uitgeschreven ter bespreking van de samenwerking met de<br />

vereeniging „Utrechtsche Pers", waarvoor een overeenkomst<br />

was ontworpen. Dit ontwerp was aan alle leden toegezonden,<br />

evenals het rapport van den secretaris der Groep over de<br />

onderhavige aangelegenheid.<br />

In zijn openingswoord herdacht de voorzitter het dubbele<br />

jubileum van den eere-voorzitter der vereeniging, den heer<br />

}. B. Vesters en het koperen jubileum van collega A. C. van<br />

Hilst, als redacteur van de „Volkskrant", aan wien een telegram<br />

van gelukwensch was gezonden.<br />

Verder memoreerde spr. het heengaan van collega G. Hol<br />

naar Arnhem, die evenwel lid der Groep blijft, terwijl hij den<br />

heer F. J. M. Oremus, den opvolger van den heer Hol als<br />

hoofdredacteur van „Het Centrum" in de Groep hartelijk<br />

welkom heette.


<strong>DE</strong>CEMBER 1939 - No. 161 P&Q- 4-37<br />

Het ontslag van een der collega's in Utrecht, die daar ruim<br />

12 jaar werkzaam is geweest als een gevolg van reorganisatie<br />

in het bedrijf, waar hij werkzaam is, was voor de aanwezige<br />

leden aanleiding tot het houden van een uitvoerige gedachtenwisseling<br />

over de rechtspositie, die de journalist en<br />

zeker de katholieke journalist nog steeds mist. Een en ander<br />

was oorzaak, dat het voornaamste agenda-punt op den achtergrond<br />

geraakte en behandeling hiervan moest uitgesteld<br />

worden.<br />

Vanzelf kwam hierbij de motie van de Groep „Noord-Holland"<br />

die de vereeniging uitsluitend vakorganisatie wil doen<br />

zijn ter sprake en het was vooral collega Oremus, die erop<br />

wees, hoe de katholieke journalist, die belangrijk apostolaatswerk<br />

verricht en mede den stoot heeft gegeven tot het ontstaan<br />

en den bloei der katholieke, cultureele, sociale en politieke<br />

instellingen, waarop katholiek Nederland trotsch kan<br />

zijn, zonder eenige rechtspositie is. Zijn positie is bijna uitsluitend<br />

afhankelijk van den gang van zaken bij de krantenbedrijven.<br />

Deze figuur moet wel zeer betreurd worden en<br />

zij dient in samenwerking eventueel met de directies ter<br />

sprake gebracht te worden bij de genoemde instellingen, terwijl<br />

ook het Hoogwaardig Episcopaat dient te worden<br />

geinformeerd.<br />

Wanneer daarover bij het Episcopaat gesproken zou worden,<br />

moet echter niet een acuut geval aanleiding zijn, maar<br />

dient de zaak in haar geheel principieel en objectief te worden<br />

bekeken. Journalisten, die een jong gezin hebben, kunnen<br />

zich vaak door een te lage salarieering niet eens veroorloven,<br />

wat voor hun ontwikkeling en representatie toch<br />

strikt noodzakelijk is. Ook collega J. Wilbrink betoogde de<br />

noodzakelijkheid om bij een en ander invloedrijke instanties,<br />

die geregeld van de diensten van den katholieken journalist<br />

gebruik maken, in te schakelen.<br />

De vergadering droeg den voorzitter als lid van het hoofdbestuur<br />

op de hier gevoerde besprekingen daar kenbaar te<br />

maken, waarvan het resultaat was de volgende motie:<br />

De „Groep Midden-Nederland" der Ned. R. K. Journalistenvereniging,<br />

Zaterdag 4 November 1939 in Café<br />

Weber te Utrecht in vergadering bijeen, nam na uitvoerige<br />

besprekingen over de positie van den katholieken<br />

journalist, aan het einde van welke besprekingen voorlezing<br />

werd gedaan van de toelichting op de bekende<br />

motie „Noord-Holland", het besluit deze toelichting in<br />

het algemeen te onderschrijven. Tijdens de bespreking<br />

zijn vóór de kennisname van de toelichting op de motie<br />

eenige punten naar voren gekomen, die haars inziens<br />

principiëeler zijn.<br />

De Groep „Midden-Nederland" stelt zich voor tijdig<br />

voor de eerstvolgende buitengewone algemeene ledenvergadering<br />

haar standpunt in een Memorie vast te leggen<br />

en die te doen toekomen aan het Hoofdbestuur.<br />

Nadat nog even in het kort over de samenwerking met de<br />

„Utrechtsche Pers" was gesproken, werd de vergadering<br />

gesloten.<br />

AD INTERIM.<br />

Voorgedragen als lid:<br />

De Ledenlijst<br />

Th. van Gennep, red. Gooi- en Eemlander, Poolsterstraat<br />

21, Hilversum, voorgedragen door B. Hulsman en A. van<br />

Oorschot.<br />

A. Grieskens, red. Gooi- en Eemlander, Nassaulaan 27,<br />

Bussum, voorgedragen door B. Hulsman en A. van Oorschot.<br />

J. Temmink, red. Gooi- en Eemlander, Lorentzweg 177,<br />

voorgedragen door A. van Oorschot en J. W. Eitjes.<br />

Mej. Toos Taris, die in ons vorig orgaan als nieuw lid werd<br />

vermeld is niet verbonden aan de V. K. P., maar aan de<br />

Gooische Post.<br />

Verhuisd:<br />

Jos. van Schaveren naar Nieuwe Sloot 38, Alkmaar. Zijn<br />

adres is echter tijdelijk — sergeant-administrateur Staf - III -<br />

44 R. I. Veldpost 10.<br />

H. G. A. Huyvenaar. Div. bladen, naar Kon. Wilhelminalaan<br />

333 II, Voorburg (Z.-H.).<br />

G. Hol, hoofdred. Dagblad van Arnhem, naar Brugstraat<br />

14, Arnhem.<br />

Bedankt als lid:<br />

F. X. M. Schiphorst „Katholieke Toerist", Amsterdam.<br />

Henri Hol, Poortstraat 63, Utrecht.<br />

Journalistiek nieuws<br />

EEN LUISTERSPEL VAN PIETER VAN <strong>DE</strong>R VALK.<br />

In het kader van de St. Willibrordusherdenking werd Zondagavond,<br />

5 November, voor de K. R. O. microfoon een hoorspel<br />

opgevoerd, getiteld „St. Willibrordus" en geschreven<br />

door onzen collega Pieter van der Valk, die reeds verschillende<br />

tooneelstukken op zijn naam heeft staan.<br />

Verschillende auteurs hebben bij het twaalfde eeuwfeest<br />

van den grooten Apostel der Nederlanden gepoogd om aan<br />

het leven van St. Willibrordus lijn en kleur te geven, doch<br />

de meesten moesten hierbij als groote moeilijkheid ervaren,<br />

dat de beschikbare historische gegevens te weinig houvast<br />

bieden voor een spei met voldoende inhoud.<br />

Onze collega heeft dit bezwaar blijkbaar te voren aangevoeld<br />

en een ook origineeler oplossing gezocht door St. Willibrordus<br />

terug te laten komen in onzen tijd, die helaas op<br />

verschillende punten weer zooveel overeenkomst biedt met<br />

het harde Missieveld, dat St. Willibrordus te bewerken kreeg.<br />

Vergezeld van een jongen kapelaan trekt de Apostel door<br />

ons Vaderland, waarbij de visie van St. Willibrord op de<br />

nooden van onzen tijd den priester van dit oogenblik sterkt<br />

in de overtuiging, dat ook thans apostolische arbeid niet alleen<br />

noodig maar met Gods hulp ook zegenrijk mogelijk is.<br />

Het slot werd zoo een apotheose van vertrouwen in de toekomst<br />

van St. Willibrordus erfdeel, hoezeer de stormen daar<br />

dan ook om heen mogen woeden.<br />

Wij wenschen onzen collega van der Valk geluk met dit<br />

luisterspel, dat in het kader van de St. Willibordusherdenking<br />

terecht door de K. R. O.-uitzending een waardige plaats<br />

heeft gekregen.<br />

J. v. S.<br />

PRIJSVRAAG BONDSLIED VAN <strong>DE</strong>N NED.<br />

R. K. MID<strong>DE</strong>NSTANDSBOND.<br />

Inzending van onzen collega Jos. van Schaveren bekroond,<br />

Eenigen tijd geleden heeft de Ned. R. K. Middenstandsbond<br />

een prijsvraag uitgeschreven voor den tekst van een<br />

Bondslied. De uitslag hiervan is thans openbaar gemaakt.<br />

De jury, bestaande uit de heeren J. A. Koops, Venlo; Rector<br />

Dr. A. A. Olierook, Amsterdam; en Mr. F. J. H. Bachg,<br />

den Haag, achtte van de drie en veertig inzendingen de beste,<br />

die was ingezonden onder het motto „De Nieuwe Tijd" en<br />

aan welke dan ook de prijs van ƒ 75.— werd toegekend. De<br />

bekroonde inzending bleek afkomstig te zijn van onzen collega,<br />

Jos. van Schaveren, te Alkmaar,


Pag. 438 <strong>DE</strong>CEMBER 1939 No. 161<br />

Wij laten hieronder de tekst van de bekroonde inzending<br />

volgen:<br />

„<strong>DE</strong> NIEUWE TIJD".<br />

Middenstanders door de dagen<br />

klinkt een wekroep, luid en wijd.<br />

Vaandels wapp'ren, legers dreunen:<br />

Kruistocht voor een nieuwen tijd!<br />

Stroomen wij nu sterk te samen,<br />

onze schaar in Christus één.<br />

Zijn Rijk heersche, waar wij strijden:<br />

Onrecht vlucht voor liefde heen!<br />

Gilden, treedt weer fier naar voren;<br />

onze steun vraagt Kerk en Land.<br />

Egoïsme, geldmacht faalden,<br />

krachtig blijv' de middenstand!<br />

Sterke rijen, fier vereenigd,<br />

staan wij vast in wank'len tijd.<br />

't Oude valt, doch op de puinen<br />

zien we 'n wereld, nieuw en wijd!<br />

Dageraad: de luchten kleuren,<br />

vaandelkruisen schitteren voort.<br />

Middenstanders, wij marcheeren;<br />

Niemand die deez' opmarsch stoort!<br />

Ja, wij stroomen sterk tesamen;<br />

Christus voert ons aan ten strijd.<br />

Zege juicht Zijn vaandel tegen:<br />

Koning van den nieuwen tijd!<br />

JAC. P. VAN TERM.<br />

JOS. VAN SCHAVEREN.<br />

Op 18 November 1.1. is Jac. P. Term uit Maastricht 70 jaar<br />

geworden.<br />

De heer Jac. P. van Term heeft een eervolle journalistieke<br />

loopbaan achter den rug. Op 15-jarigen leeftijd reeds kwam<br />

hij als leerling-volontair aan de Maasbode. Daar werkte hij<br />

zich spoedig op en kreeg een leidende functie in de redactie.<br />

Van de Maasbode verhuisde Van Term naar „De Gelderlander",<br />

waaraan hij twee jaar verbonden bleef. In 1907 ging<br />

hij over naar Maastricht en begon zijn groote levenswerk,<br />

toen hij daar het hoofdredacteurschap van de „Limburger<br />

Koerier" op zich nam, welke verantwoordelijke functie hij<br />

ongeveer 30 jaren voortreffelijk vervulde.<br />

Behalve zijn journalistieke werk deed Van Term ook vele<br />

andere publicaties het licht zien. Het meest bekend is zijn gedegen<br />

studie over de Vrijmetselarij.<br />

De 70-jarige is nog vol levenskracht en activiteit. De katholieke<br />

journalistiek heeft nog steeds zijn groote liefde en hij<br />

dient haar nog dagelijks trouw.<br />

Den 70-jarige onze gelukwenschen en hulde!<br />

COLLEGA A. C. VAN HILST.<br />

Op 1 November j.1. heeft collega A. C. van Hilst zijn koperen<br />

jubilé gevierd als redacteur van „De Volkskrant". Het<br />

blad zelf heeft dit feit met vriendelijke woorden herdacht en<br />

ook wij wenschen hier, zij het ook post festum, een collega<br />

te complimenteeren, die zoo alomtegenwoordig en daardoor<br />

ook zoo bekend is als deze jubilaris. Waar hij evenveel — zoo<br />

niet nog meer — draaft als zijn hoofdredacteur, ziet het er<br />

voor ,,De Volkskrant" voorspoedig uit.<br />

Collega van Hilst, ad multos annos!<br />

PROMOTIE EDUARD REESER.<br />

Eduard Reeser, muziekredacteur van de „Nieuwe Rotterdamsche<br />

Courant" en van het tijdschrift „Caecilia en de muziek",<br />

is gepromoveerd tot doctor in de letteren en wijsbegeerte<br />

op een proefschrift „De klaviersonate met vioolbegeleiding<br />

in het Parijsche muziekleven ten tijde van Mozart."<br />

„<strong>DE</strong> GEMEENSCHAP."<br />

De heer Van Oosten treedt uit de redactie.<br />

Naar de „Gemeenschap" mededeelt, heeft met ingang van<br />

1 October de heer A. J. D. van Oosten ontslag genomen als<br />

redacteur van dit tijdschrift. De redactie betreurt, dat de heer<br />

Van Oosten zich niet langer in staat, de verantwoordelijkheid<br />

voor het redactioneele beleid te dragen.<br />

<strong>DE</strong> BALIE BELEEDIGD?<br />

Hooggeachte Collega,<br />

Onder dit opschrift las ik in het Novembernummer van<br />

ons Maandorgaan, naar aanleiding van het onlangs te Maastricht<br />

tegen mij gevoerde strafproces, op blz. 432 o.m. de<br />

volgende passage:<br />

„In een drietal artikelen had collega L. H. Smits zijn<br />

inzichten kenbaar gemaakt t. a. v. de huwelijkswetgeving.<br />

Daarin had hij de advocaten in het algemeen beschuldigd<br />

van samenspanning onder toezicht van de<br />

hoogere justitie-autoriteiten".<br />

Het zij mij vergund beleefd onder het oog te brengen, dat<br />

deze passage van A tot Z onjuist is.<br />

Want ten eerste was het onderwerp van mijn artikelen<br />

niet de Huwelijkswetgeving, maar „De Echtscheiding — Een<br />

groote Stadskwaal


<strong>DE</strong>CEMBER 1939 - No. 161 P&Q- 439<br />

weet, hoe veelvuldig deze door de wet verboden echtscheiding<br />

in praktijk wordt gebracht en hoe dikwijls het voorkomt,<br />

dat de ééne partij aan de andere per gezegelde akte de<br />

plechtige verzekering geeft, dat het overspel of de kwaadwillige<br />

verlating, die in het proces als gronden voor de echtscheiding<br />

worden gesteld, metterdaad nooit hebben<br />

plaats gehad, dan zal men het woord van den<br />

Officier van Justitie begrijpen (dat ook in Uw verslag van<br />

de terechtzitting wordt aangehaald). „Niet alles wat waar is<br />

mag in dezen vorm worden gezegd", en dan zal men meteen<br />

de onderhavige beleedigingsprocédure op haar rechte waarde<br />

leeren schatten.<br />

„Car ce n'est que la vérité qui blesse!" zegt het Fransche<br />

spreekwoord.<br />

Geloof mij, met collegialen groet en dank,<br />

Hoogachtend,<br />

Uw dienstwillige<br />

Mr. L. H. J. SMITS.<br />

Valkenburg, Allerzielen 1939.<br />

Wij hebben dit geval alleen medegedeeld om het feit te<br />

vermelden, dat een onzer collega's om zijn journalistieke<br />

arbeid gewikkeld was geworden in een strafrecht. En wij<br />

gaven dat bericht, verkort, zooals wij dat vonden in de bladen,<br />

die ons ter beschikking stonden.<br />

Wij gingen daarbij uit van de veronderstelling, dat onze<br />

collega's natuurlijk zouden begrijpen, dat Mr. Smits in zijn<br />

artikelen was opgekomen voor een betere huwelijkswetgeving<br />

en tegen de daaraan verbonden kwalen had geageerd.<br />

Voor zoover door ons bericht hier of daar een anderen<br />

indruk zou zijn gewekt, maken wij gaarne ons excuus. Door<br />

het publiceeren van zijn verweer moge dien verkeerden indruk<br />

dan worden weggenomen.<br />

Red. K. P.<br />

ON<strong>DE</strong>RWIJZER, TUCHT EN R. K. <strong>PERS</strong>.<br />

Het Katholieke Onderwijzers Verbond verzoekt ons opname<br />

van het volgende:<br />

De school wordt in haar taak van opvoedingsinstituut ten<br />

zeerste tegengewerkt door de bekende tuchtloosheid der<br />

jeugd, waartegenover het onderwijzend personeel vrijwel<br />

machteloos staat, doordat een wettelijke regeling van het<br />

tuchtrecht ontbreekt.<br />

De bekende verklaring van den vorigen minister van O.<br />

K. en W„ Z.E. Slotemaker de Bruine, dat er geenszins reden<br />

bestaat aan de tuchtbevoegdheid der onderwijzers te twijfelen,<br />

en vooral het schrijven van Z.E. Mr. Goseling aan de<br />

parketten, dat het kastijden van een leerling door den onderwijzer<br />

juridisch geen mishandeling mag heeten, indien slechts<br />

het toebrengen van leed geen doel, maar middel is, mogen<br />

hier of daar wel eenige uitwerking ten goede hebben gehad,<br />

de kwestie van de tuchtbevoegdheid van den onderwijzer<br />

werd er niet mee geregeld. De legende, dat elke klap aan een<br />

leerling een strafbaar feit vormt, zit er zoo diep bij ons volk<br />

in, dat om een kleinigheid moeilijkheden met de ouders<br />

ontstaan en dat nog geregeld onderwijzers, wegens z.g. mishandeling<br />

in aanraking komen met de Justitie.<br />

Wij vinden het een bedenkelijk iets, dat een opvoeder der<br />

jeugd — voor op zich zelf niets of weinig beteekenende feiten<br />

— als beklaagde komt te-staan tegenover een paar vlegels<br />

van jongens of hun geen-gezag-erkennende ouders. Dit<br />

wordt des te bedenkelijker, omdat van dergelijke rechtszaken<br />

soms breedvoerige verslagen worden gegeven in de Pers.<br />

Deze verslagen worden niet alleen door de ouderen, maar<br />

vooral ook door de jeugd met graagte gelezen en druk besproken.<br />

Het gevolg is, dat het gezag, niet alleen van den betrokken<br />

onderwijzer, maar van het geheele onderwijzend<br />

personeel ter plaatse of in de omgeving gevoelig getroffen<br />

wordt.<br />

Wij zijn er van overtuigd, dat U met ons orde en tucht<br />

noodzakelijk acht voor het welslagen van onderwijs en opvoeding<br />

en daarom doen we hierbij, ingevolge een besluit van<br />

de vergadering van ons Verbondsbestuur, met vertrouwen<br />

een beroep op Uwe organisatie, ten einde te verkrijgen, dat<br />

van bovenbedoelde rechtszaken tegen onderwijzend personeel<br />

geen opvallende publicatie in de R. K. Pers worde<br />

gegeven.<br />

UIT <strong>DE</strong> <strong>PERS</strong> OVER <strong>DE</strong> <strong>PERS</strong>.<br />

<strong>PERS</strong>VRIJHEID EN <strong>PERS</strong>BREI<strong>DE</strong>L.<br />

„De Gelderlander" schrijft:<br />

Het is bekend, dat ook in deze ernstige dagen sommige<br />

pers-organen rustig doorgaan met op onverantwoordelijke<br />

wijze te stoken tegen het wettig gezag en de openbare orde<br />

alsmede de neutraliteit van ons land te bedreigen.<br />

Het is ook bekend, dat er, men mag wel zeggen, een algemeene<br />

overtuiging heerscht, dat tegen deze pers-excessen in<br />

het waarachtig belang des lands moet worden opgetreden.<br />

Alleen is er verschil van meening over de methode waarop<br />

deze pers-excessen moeten worden afgesneden. En aangezien<br />

men het over die methode niet eens is en blijkbaar niet<br />

eens kan worden, gebeurt er intusschen niets.<br />

De betreffende bladen gaan intusschen rustig door de<br />

volksmentaliteit te vergiftigen, en vormen niet alleen een gevaar<br />

voor de rust in het eigen land, maar ook voor onze ongerepte<br />

zelfstandigheid en neutraliteit.<br />

De Regeering heeft, zooals uit haar memorie van antwoord<br />

betreffende hoofdstuk I der Rijksbegrooting blijkt, ook aandacht<br />

aan deze zaak geschonken. Zij erkent, dat verreweg de<br />

meeste organen der publieke opinie op lofwaardige wijze<br />

rekening houden met de positie van onzijdige, die ons land<br />

in de huidige oorlogsomstandigheden inneemt. Maar, zoo<br />

geeft zij te kennen, er zijn uitzonderingen. En indien die uitzonderingen<br />

ten slotte een optreden van de Regeering onvermijdelijk<br />

mochten maken, zal zij niet aarzelen den staat van<br />

beleg af te kondigen, het eenig afdoende middel om aan bedoelde<br />

pers-excessen een einde te maken<br />

Men mag hopen, dat de „uitzonderingen" deze waarschuwing<br />

zullen ter harte nemen. De „staat van beleg" beteekent,<br />

dat de militaire overheid baas is en dat het met de persvrijheid,<br />

zoolang die „staat van beleg" duurt, practisch is afgeloopen.<br />

Maar als de „uitzonderingen" zich nu eens niet aan die<br />

waarschuwing storen?<br />

Dan krijgen we, volgens de aankondiging van de Regeering,<br />

den staat van beleg<br />

Is dit paardemiddel inderdaad wel noodig? Zijn er geen<br />

andere middelen te bedenken om pers-excessen te breidelen?<br />

De Regeering zegt in haar memorie, dat de staat van<br />

beleg het eenig afdoende middel is ,,b ij de bestaande<br />

wetgeving".<br />

Laat ons dit eens toegeven. Laat ons eens buiten beschouwing<br />

laten bijv. de artikelen 98 en 100 van het Wetboek van<br />

Strafrecht, die toch ook middelen aan de hand kunnen doen<br />

om tegen hen, die pers-excessen plegen, op te treden.<br />

Maar dan is er toch nog de mogelijkheid om met spoed


Pag 440 <strong>DE</strong>CEMBER 1939 - NO. i6i<br />

wettelijke maatregelen voor te stellen en te behandelen. En<br />

er zijn toch nog de wetsontwerpen 401 en 402 van den vorigen<br />

minister van Justitie, die wel veel critiek hebben gevonden,<br />

maar die toch voor wijziging vatbaar zijn.<br />

Het is, zooals de „Nederlander" terecht zegt, nooit de bedoeling<br />

geweest, dat de staat van beleg met Zulk een speciaal<br />

doel zou worden gehanteerd. Zóó'n ingrijpende maatregel<br />

moet alleen in uitersten nood,, als de grootste gevaren ons land<br />

bedreigen, worden genomen.<br />

We vragen daarom nog eens, of niet ten spoedigste de<br />

wetgeving kan worden aangevuld ten einde aan pers-excessen,<br />

die onze zelfstandigheid bedreigen, een breidel aan te<br />

leggen. Misschien kunnen daarbij ook de Indische „haatzaaiartikelen"<br />

als leiddraad dienen.<br />

JOURNALIST EN PUBLIEK.<br />

D. Hans schrijft in „De Avondpost" naar aanleiding van<br />

Vester's werkwijze, geopenbaard bij diens gouden jubileum<br />

het volgende:<br />

Onlangs vierde iemand een gouden feest. Hij was vijftig<br />

jaar in zijn beroep. Bij die gelegenheid werd in één onzer<br />

bladen medegedeeld hoe de dag-indeeling van den zeventigjarigen<br />

jubilaris was.<br />

Ziehier:<br />

„Winter en zomer, goed of slecht weer, gaat hij des nachts<br />

om half drie zijn huis uit en wandelt drie kwartier naar zijn<br />

bureau. In het nachtelijk uur begint hij dan zijn arbeid, onafgebroken<br />

werkend tot 1 uur in den namiddag, en na dezen<br />

vroegen negen-uren-dag wandelt hij weer naar huis, om na<br />

den maaltijd tot vijf uur te rusten, waarna zijn werkdag weer<br />

begint tot 11 des avonds".<br />

De man, van wien dit merkwaardige èn eerbiedwaardige<br />

nacht- en dagbeeld geschetst werd, is een (roomsch-katholiek)<br />

journalist, een hoofdredacteur.<br />

Waarom zouden ook wij niet eens de aandacht vestigen<br />

op zulk een arbeids-prstatie? Zij ontleent haar beteekenis<br />

niet eens aan den individueelen kant van het geval,<br />

hoe respectabel de figuur ook is van den betrokkene, maar in<br />

de eerste plaats aan de waarheid, dat hier een maatstaf ligt<br />

van hetgeen in de journalistiek wordt geëischt en gedaan;<br />

geëischt, in vele gevallen (ook in het bovenstaande)<br />

door de eischen, die men aan zichzelf stelt. Want al blijft<br />

de arbeids- verdeeling van den betrokken jubilaris<br />

merkwaardig, de arbeids- duur, die hij haalt, bereiken<br />

velen in de journalistiek.<br />

Het is wel uiterst merkwaardig, dat het Nederlandsche<br />

volk zoo zelden iets hoort en dus niets weet van de positie<br />

en de taak der journalisten.<br />

Eiken dag valt de krant in de bus; bij velen tweemaal per<br />

dag; geeft men er zich ooit rekenschap van, wat er aan journalistieken<br />

arbeid aan verbonden is? Wij durven zeggen: het<br />

publiek heeft er niet het flauwste besef van. Ons volk kent<br />

de journalistiek, den arbeid en de positie der journalisten niet.<br />

Onze wetgeving bemoeit zich niet met hen, dan alleen wanneer<br />

er eens een enkelen uitwas beteugeld moet worden. Hun<br />

„rechtspositie" (die mogen ze toch ook wel hebben, nietwaar?)<br />

is in geen enkele specifieke wet geregeld, zooals dat<br />

in sommige andere landen wél het geval is. Terwijl de journalisten<br />

het in hun kranten opnemen (en gaarne en blijmoedig<br />

opnemen) voor de rechten, de arbeidsvoorwaarden, de pensioneering,<br />

de rechtvaardige behandeling, van alle mogelijke<br />

groepen in onze samenleving, en zij door voor dat alles te<br />

pleiten in dat opzicht al ontzaglijk veel hebben bereikt en<br />

helpen bereiken, vallen ze met hun eigen belangen, hun<br />

eigen rechten en hun eigen nooden het publiek<br />

nooit-of-te-nimmer lastig. Acht-uren-dag! Vcor honderdduizenden<br />

werknemers ingevoerd. Ook voor journalisten en<br />

andere geestelijke werkers?<br />

Wat had hij een schik, toen eenige jaren geleden eens aan<br />

den schrijver van dit artikel werd gevraagd, of hij óók een<br />

acht-uren-dag had. — „O ja", hebben we toen geantwoord,<br />

„zelfs twee op één dag!" De jubilaris-zie-boven kan het<br />

ook zeggen. En vele journalisten mèt hem.<br />

Moet dit verstaan worden als een klacht? In geen enkel<br />

opzicht.<br />

Maar daarom mag het wel eens gezegd worden aan het<br />

publiek, dat zoo weinig belang stelt in hen, wier werk van<br />

dag tot dag in de huizen komt.<br />

Géén klacht dus, want daarvoor is de innerlijke vreugde<br />

van den journalistieken arbeid, en vooral van den scheppenden<br />

journalistieken arbeid, te groot. In den gouden<br />

journalist is er een onweerstaanbare kracht, die hem d r ij f t<br />

tot werken, tot schrijven.<br />

Van Erasmus, den grooten Erasmus, is iets aardigs bekend<br />

gebleven. Toen hij eens een boek had geschreven, ontving hij<br />

van zijn uitgever daarvoor een zeer bescheiden honorarium.<br />

En in een begeleidend briefje schreef die uitgever: „Gij zult<br />

zeggen: wat weinig. Ik erken het. Maar de goden en het getuigenis<br />

van uw eigen geweten zullen de eersten zijn, om u een<br />

zeer schoon honorarium toe te kennen." Een keurig briefje,<br />

nietwaar? Het was alleen maar jammer, dat „de goden"<br />

(welke?) niet in klinkende munt betaalden. Maar toch zat er<br />

een kern van waarheid in die ontboezeming van den uitgever.<br />

In scheppend werk (en dus ook in dat van den journalist)<br />

zit altijd een groot stuk arbeidsvreugde; dit<br />

was het geestelijk honorarium, waarop Erasmus' uitgever<br />

doelde, en de waarachtige journalist zal in heel zijn loopbaan<br />

de waarde daarvan ondervinden, ook al neemt de fiscus het<br />

niet aan als vermindering van den belasting-aanslag: de goden<br />

en het eigen geweten zijn gansch niet credietwaardig.<br />

Men koopt er niets voor.<br />

Geestelijke arbeid, van welken aard ook, is, behalve op<br />

enkele posten, altijd zuinig betaald gebleven.<br />

Bekend is de opmerking van Minister Heemskerk toen hij,<br />

met het oog daarop, eens verzuchtte: „Ik heb dikwijls gedacht:<br />

was ik maar in den delicatessen-handel gegaan!"<br />

Van den grooten dagbladkoning lord Northcliffe, den vroegeren<br />

eigenaar van de „T i m e s", gaat het volgende verhaal.<br />

Hij vroeg eens aan een zijner redacteuren, hoe veel deze<br />

verdiende. De man noemde het bedrag. „En zijt gij daar tevreden<br />

mee?" — „Stellig, Sir!" — „Nu", zei Northcliffe, „ga<br />

dan maar voor de laatste maal uw honorarium halen, want<br />

een redacteur van de „T i m e s", die met zulk een honorarium<br />

tevreden is, kan onmogelijk een goed journalist zijn!"<br />

Se non è vero! En het voor een Nederlandsch journalist om<br />

eens zachtjes voor zich uit te grinneken.<br />

Maar zóó te grinneken, dat het publiek het niet merkt, want<br />

hij wenscht de geachte bevolking met zijn belangen niet lastig<br />

te vallen; hij vecht liever, en met meer succes, voor anderen;<br />

hij weet ook, dat niets en niemand het in het publiek voor<br />

z ij n belangen opneemt en er voor strijden wil; daar is hij<br />

gewend aan. En zóó zit de journalist vastgeroest in het dogma<br />

van het „geestelijk honorarium", waarop reeds Erasmus'<br />

uitgever listiglijk speculeerde, dat, toen ruim 20 jaar geleden<br />

de Nederlandsche Journalisten-Kring een actie begon tot<br />

verbetering van de rechtspositie der dagbladschrijvers, van<br />

meer dan èèn kant uit eigen midden de opmerking werd vernomen,<br />

dat zulks in strijd zou zijn met „de waardigheid van<br />

het beroep."


<strong>DE</strong>CEMBER 1939 - No. 161<br />

Een opmerking, die gelukkig spoedig is verstomd, ten spijt<br />

van de Erasmiaansche uitgevers van onzen tijd.<br />

Er is onder het publiek een groote, en in zeker opzicht ook<br />

komieke, wanverhouding tusschen de bekendheid en waardeering<br />

van kunstenaars (met of zonder aanhalingsteekens)<br />

en de bekendheid en waardeering van journalisten.<br />

Het literaire werk (zelfs al staat het van werkelijke kunst<br />

een heel eind af) wordt veel meer erkend en gewaardeerd<br />

dan het journalistieke.<br />

Ten onrechte.<br />

Tal van begaafde, knappe dagbladschrijvers verrichten in<br />

de sfeer der anonymiteit van dag tot dag een inspannenden<br />

geestelijken arbeid, die van veel meer beteekenis is en veel<br />

grooter kennis en bekwaamheid vordert dan het werk van<br />

vele literatoren. Deze laatsten genieten groote bekendheid,<br />

verreweg de meeste journalisten niet, behalve wanneer zij ook<br />

boeken hebben geschreven. Wie kent (behalve in eigen<br />

kring) den naam van den man, over wien wij dit artikel begonnen<br />

en die een halve eeuw lang zijn knappe, inspannende<br />

werk heeft vervuld? Zoo gaat het met velen.<br />

In dezen tijd, waarin de journalist meer dan ooit staat in<br />

de jacht van het leven, altijd met een stormwind in den rug,<br />

een tijd, waarin de actualiteit van het nieuws, en ook die<br />

van het oordeel, op de scherpste wijze worden toegespitst<br />

door een publiek, dat een krant eischt die tot een half<br />

uur vóór de brievenbus haar ontvangt ,,bij" is, een publiek,<br />

dat zich om de samenstellers van die krant niet bekommert,<br />

in zulk een tijd van twee acht-uren-dagen per etmaal voor<br />

vele journalisten, mocht, meenden wij, hier wel eens iets<br />

gezegd worden over wat Rostand noemde „het edele en<br />

wreede beroep van den journalist": edel in zijn doel en streven<br />

en in de vreugden die het schenkt, wreed in de eischen,<br />

die het den journalist stelt, en die deze zich-zelf stelt.<br />

Lezers, vergeef ons, dat we u ditmaal iets over de werkers<br />

aan de krant zélf hebben voorgezet!<br />

We zouden het nog niet eens hebben gedaan, wanneer<br />

wij niet in den geest dien bejaarden, maar nog zoo vitalen<br />

collega hadden zien kuieren, 's nachts om half drie, winter<br />

en zomer, van huis gaand, terwijl zijn lezers nog een uur of<br />

vijf, zes in de dekens gerold liggen.<br />

Varia<br />

ADVERTENTIECONTRACTENWEE.<br />

Uitgebreid onderzoek naar geknoei.<br />

,,De overeenkomst wordt geacht na afloop van gelijken<br />

termijn te zijn gecontinueerd, tenzij twee maanden vóórdien<br />

door een der beide partijen aan de wederpartij per aangeteekend<br />

schrijven is opgezegd."<br />

Deze clausule in advertentiecontracten van De Joodsche<br />

Middenstander en het Alg. Ned. Politieweekblad, heeft aan<br />

vluchtige lezers al heel wat onaangenaams bezorgd, daar de<br />

betrokken uitgeverij haar niet vergat.<br />

Naar aanleiding van 'n reeks klachten heeft de Justitie<br />

zooals bekend, kort geleden bij den uitgever C. aan den Willemsparkweg<br />

in de hoofdstad een inval gedaan en daarbij tal<br />

van bescheiden in beslag genomen.<br />

Pag, 441<br />

Onderzocht wordt thans of de colporteurs op eigen gelegenheid<br />

allerlei laakbare practijken bij het sluiten van contracten<br />

toepassen of op last van den uitgever C. handelen.<br />

Bij het verhoor van de colporteurs door de afdeeling Handelsinlichtingen<br />

der Amsterdamsche politie zijn reeds vreemde<br />

dingen gebleken.<br />

Zoo kreeg een zakenman eens, een telefoontje van een hem<br />

onbekenden man, die hem zei: „Commissaris zoo en zoo (en<br />

hierbij noemde de onbekende den naam van een reeds lang<br />

gepensionneerden commissaris van politie) heeft mij bevolen<br />

een ruimte in het „Algemeen Ned. Politieweekblad" te reserveeren<br />

voor uw firma.<br />

„Kunt u straks iemand ontvangen?" De naam van den commissaris<br />

van politie maakte zooveel indruk, dat men den onbekende<br />

ontving. En dan verscheen, schrijft de Tel. eenigen<br />

tijd later een colporteur bij den winkelier, die maar niet begreep<br />

hoe commissaris zoo en zoo hem zoo goed kende. „Ik<br />

ben vroeger bij de Bataafsche geweest, zou mijnheer de commissaris<br />

mij daarvan misschien kennen?<br />

„Best mogelijk", was dan het antwoord, „want de commissaris<br />

is bevriend met den directeur der Bataafsche...."<br />

Met deze en andere verzinsels wist de colporteur den winkelier<br />

te bewegen een advertentie-contract voor het Politieweekblad<br />

af te sluiten.<br />

Ook de opmerking: „Ik kom van de politie", was veelal<br />

een introductie, die de deur van het privèkantoor voor de<br />

colporteurs deed opengaan. Nu kunnen zij voortaan naar<br />

waarheid getuigen, dat zij van de politie komen, want op<br />

het hoofdbureau heeft men het reeds noodig geoordeeld de<br />

heeren, den directeur incluis, te doen fotografeeren.<br />

„KRANTEN-OORLOG" TE SOEST.<br />

Een krantenoorlog op kleine schaal „woedde" in het lieve<br />

dorpje Soest. Dit dorpje was gezegend met drie plaatselijke<br />

blaadjes en nu verwijt de directie van het ééne, dat het andere<br />

zijn „nieuws" — o. a. authentiek politienieuws — zonder<br />

bronvermelding overnam. Om die euvele daad te constateeren<br />

zette het ééne blaadje een val: het publiceerde een stukje<br />

politienieuws, waarin opzettelijk eenige fouten waren aangebracht.<br />

En ziet: enkele dagen later verscheen het zelfde berichtje<br />

met dezelfde fouten in de concurreerende krant. Toen<br />

volgde een aanklacht en toen erkenden de uitgevers van het<br />

concurreerende nieuwsblad hun snood misdrijf. Maar, zoo<br />

zeiden zij, dat is maar één keer, per ongeluk gebeurd, toen<br />

onze kantoor-juffrouw-„redactrice" (oud 18 jaar) wegens de<br />

drukte op het politiebureau geen officieel nieuws kreeg<br />

Dit verweer bleek later niet te kloppen en toen kwam men met<br />

andere verdedigingen op de proppen: het politienieuws placht<br />

door voormelde redactrice op het politie-bureau te worden<br />

opgehaald. En dan vergeleek zij haar oogst aan nieuws altijd<br />

eerst met het concurreerende blad; met een gebrek aan zelfvertrouwen,<br />

dat zij zelf op rekening van haar jeugd schrijft,<br />

nam zij aan, dat het (verkeerde) concurreerende bericht beter<br />

zou zijn dan hetgeen zij zelf op het politie-bureau ervoer.<br />

En zóó kwam het berichtje-van-de-valstrik in het blaadje der<br />

verdachten.<br />

De Utrechtsche rechtbank heeft de uitgevers vrijgesproken;<br />

de officier kwam evenwel in appèl en ook de procureurgeneraal<br />

acht de overtreding van de Auteurswet bewezen. Hij<br />

eischt tegen den éénen uitgever, die als hoofdredacteur van<br />

het blaadje optrad ƒ 30. — , tegen den mede-uitgever, die er<br />

financieel minder goed voor staat en die bovendien niet als<br />

hoofddader wordt beschouwd ƒ 10 boete.<br />

De uitspraak in dit belangwekkende geschil is ons jammerlijk<br />

ontgaan.


Pag 442<br />

LEERSTOEL JOURNALISTIEK.<br />

Aan universiteit te Teheran.<br />

Aan de universiteit te Teheran is een leerstoel voor journalistiek<br />

opgericht; deze cursus duurt twee jaren; aan het<br />

einde kunnen de studenten een rédacteurs-diploma behalen.<br />

PRIJZEN VOOR DAGBLA<strong>DE</strong>N.<br />

Er is een Amerikaansche prijs ingesteld ter belooning van<br />

couranten in het Westelijk Halfrond voor bijzondere lofwaardige<br />

journalistieke prestaties. Thans zijn, naar uit New York<br />

gemeld wordt, voor het eerst zulke prijzen toegekend. De<br />

„Prensa" te Buenos Aires zal beloond worden voor haar<br />

hoofdartikelen over den 128en verjaardag van de Chileensche<br />

onafhankelijkheid, voor haar berichtgeving over de vredesonderhandelingen<br />

in het conflict over den Chaco tusschen Bolivië<br />

en Paraguay en mede wegens de berichtgeving over de<br />

conferentie te Lima.<br />

De „Comercio" te Lima was de andere bekroonde en wel<br />

voor het bijzondere nummer van dat blad, gewijd aan zijn<br />

100-jarig bestaan. In dat nummer werd een overzicht gegeven<br />

van de geschiedenis van dat blad, beschouwd van politiek,<br />

oeconomisch en sociaal standpunt.<br />

Geschichte der Deutschen Seele —<br />

Herder en Co., Freiburg.<br />

Roekennieuws<br />

Günther-Müller. —<br />

Dit boek omvat het deel des geestesgeschiedenis van het Duitsche volk,<br />

dat aanvangt bij het verschijnen van het volksboek „Doctor Fausf en<br />

eindigt met de afsluiting van het tweede deel van Goethe's groote levensfantasie<br />

„Faust". Deze beide werken drukken zoo sterk het leven dezer<br />

eeuw uit, dat zij als grenssteenen van het tijdsgewricht, dat wij kennen<br />

als de Duitsche renaissance, symbolische beteekenis hebben.<br />

Günther Muller brengt de phasen van deze geestesgeschiedenis, zoomede<br />

van de litteraire scheppingsarbeid dezer drie eeuwen (1500—1832)<br />

in beeld.<br />

Uit de vooraanstaande dichters dier eeuwen wordt de geest van het<br />

volk herleid. Hun werk wordt behandeld, heel het geestelijk leven van<br />

hun tijd en alles om en rond hen. Het zwaartepunt van dit groote en belangrijke<br />

werk ligt in den klassiek-romantischen tijd en zoo vindt men<br />

er de werken van Goethe, Hölderlin, Kleist, Novalis en Brentano maar ook<br />

minder bekende figuren als Gellert, Wezel, Klinger komen in een nieuw<br />

licht te staan.<br />

Dit prachtige, uitgebreide werk onthult drie eeuwen van Duitsch<br />

geestesleven.<br />

Ein Stubenhocker fahrt nach Asiën. — Camenzind. —<br />

Herder en Co., Freiburg.<br />

Camenzind is de man van „Dorf am See" en „Stimme des Berges", de<br />

Duitsche Nyirö. Zijn nieuwe „Stubenhocker" maakt een reis naar het<br />

Oosten, vol van de vreugde van het ontdekken. Hij weet alles wat hij<br />

ziet geheimnisvol te maken, de dagenlange reis, de Russische steppen, het<br />

los laten van cultuur en beschaving. Wel beziet hij het Oosten met Westersche<br />

intelligentie, maar dat werkt als een wit gezicht tusschen ontelbare<br />

Mongoolsche figuren. Hij voelt zich hopeloos verlaten, als hij daar niet<br />

in een of anderen vorm zijn Heimat vindt. De belevenissen van zijn<br />

reis zijn dichterlijk gevormd. Hij speurt zelf, naar het oer-eigen wezen<br />

van landen en volkeren in het Verre Oosten. Hij leert van nabij de angst<br />

der Mandsjoerijsche boeren voor booze geesten, de steppenbranden, de<br />

<strong>DE</strong>CEMBER 1939 No. 161<br />

slaven van de opium, de pestziekten, de geheele geest van Oost-Azië.<br />

Hij vertelt merkwaardige geschiedenissen in dit boek van bijna 600 bladzijden,<br />

zooals die van het meisje met de afgehouwen hand, avonturen met<br />

bandieten, terechtstellingen, doch dit blijven voor hem slechts middelen<br />

om door te dringen in den geest van den Aziatischen sphinx. Een prachtig,<br />

diep en litterair reisboek.<br />

Stimmen der Zeit.<br />

Herder, Freiburg.<br />

— October—November 1939. —<br />

De papierschaarschte heeft Herder gedwongen tot samenvoeging van<br />

de nummers October en November en blijkens een bijgevoegde mededeeling<br />

zullen om dezelfde reden de volgende nummers in halven omvang<br />

verschijnen. Dit dubbele nummer bevat nu een artikel van Hans<br />

Urs von Balthasar over Heideggers phisolophie van katholiek standpunt<br />

gezien. Pater Ivo Zeiger S.J. schrijft een lezenswaardig artikel over<br />

de deugden bij het beoefenen van de sport. Hubert Becker S.J. zet uiteen<br />

het symbolisch karakter van het gesproken woord en hij toetst dit karakter<br />

zoowel aan de gedachte der oude Grieksche wijsgeeren als aan de leer<br />

der ontologie. De philosophische onderzoeking der waardeleer is het onderwerp<br />

van een artikel van Engelbert Eller, waarna Wilhelm de Vries<br />

S.J. schrijft over: „Rite en volk in Syrië."<br />

„Umschau" en boekbesprekingen besluiten deze aflevering.<br />

Vrugten uyt den geestelycken wyngaert. — Het Spectrum,<br />

Utrecht.<br />

Onder den titel „Vrugten uyt den geestelycken wyngaert" verzamelde<br />

Henri Bouchet f een aantal prachtige hymne-vertalingen, gebeden en<br />

overwegingen uit katholieke gebedenboeken uit den tijd der Contra-Reformatie.<br />

Het verscheen als deel 32 van de Schijnwerpersserie, uitgegeven<br />

door de Uitgeverij Het Spectrum te Utrecht.<br />

Het is een opmerkelijk en sierlijk boekje geworden, waaraan de grootste<br />

zorgen zijn besteed. Met piëteit zijn de teksten, evenals de vele boekverluchtingen,<br />

initialen en vignetten bijeengezocht. Met smaak en goed<br />

vakmanschap, maar ook met begrip voor de atmosfeer van den tijd der<br />

Contra-Reformatie werd het boekje typografisch samengesteld, zoodat een<br />

harmonisch geheel ontstond van tekst, boekversiering en -verluchting. Dit<br />

boekje zal vreugde en schoonheid brengen, maar ook begrip en inzicht<br />

in veel, dat tot heden niet bekend was. De geestelijk en literair verzorgde<br />

gebeden, de psalmen en de litanie, ze geven een kijk op de geestelijke<br />

rijkdom en het hooggestemde katholieke gevoel van een katholiek voorgeslacht<br />

dat ten koste van groote offers zijn geloof bewaarde en het<br />

vuur brandend liet in zijn hart. We hopen dat velen deze „Vrugten uyt<br />

den Geestelycken Wyngaert" zullen plukken, en dat velen op een stil<br />

uur zullen genieten van den goeden en zuiveren tekst en van de rijke en<br />

prachtige boekverluchting.<br />

Een wereld van schoonheid. — Het Spectrum, Utrecht.<br />

Rinke Tolman behoort tot de zeer bekende, boeiende beschrijvers van<br />

onze levende natuur, van ons eigen natuurschoon, van onze kleurige en<br />

gevarieerde landschappen, en hun duizenderlei stoffage. Hij weet niet<br />

alleen boeiend te vertellen, maar maakt ook een vlotte en vakkundige<br />

keuze uit het vele, haast overdadige materiaal, en ten slotte beschikt hij<br />

over een duidelijke en zeer leesbare eigen stijl.<br />

Zoo is zijn laatste boek, dat als no. 31 van de series Schijnwerpers (het<br />

eerste nummer van de nieuwe, vierde serie), door de uitgeverij Het<br />

Spectrum te Utrecht werd uitgegeven, en wel onder den titel „Een Wereld<br />

van Schoonheid", weer een prachtig en ruim geschrift geworden,<br />

waarvan velen in de huiskamer of in Gods vrije natuur zullen genieten.<br />

Achtereenvolgens wordt het natuurschoon van Friesland, het Kampereiland,<br />

Zuid-Nederland en Zuid-Holland beschreven, waarna tenslotte<br />

eenige bladzijden worden gewijd aan alles wat „Aan de Waterkant" voor<br />

den opmerkzamer, natuurliefhebber te genieten is. Vermelden we nog, dat<br />

het boekje met talrijke en goede foto's is verlucht, en in een fleurig omslag<br />

van Gerard Huysser werd gestoken.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!