04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De verlengde Beklamel-norm en de verantwoorde financieringsstructuur<br />

- de eisen stellen normatieve beperkingen aan de verplaatsing van het<br />

discontinuïteitsrisico naar crediteuren die daar zelf nauwelijks zicht en<br />

invloed op hebben.<br />

IV.6 De maximale financiering volgens de verlengde Beklamel-norm<br />

IV.6.1 Formule <strong>voor</strong> maximale financiering door leningen<br />

De vereiste dekking die <strong>voor</strong> verplichtingen op korte termijn moet bestaan, werd<br />

eerder weergegeven in de formule: LM ≥ kls. 196 Als gelijktijdig eisen aan de<br />

liquiditeit en solvabiliteit worden gesteld, zal het niet mogelijk zijn meer<br />

verliezen te financieren met vreemd vermogen dan een te stellen solvabiliteitseis<br />

toelaat. De maximale financiering is dan weer te geven in de formule waarbij de<br />

op korte termijn liquide middelen (LM) en evenzeer kortlopende schulden elkaar<br />

tenminste in evenwicht moeten houden; het eigen vermogen overeenkomende<br />

met de solvabiliteitseis (s) moet strekken ter financiering van alle activa (de<br />

liquide middelen en de investeringen (I)); en de <strong>voor</strong>zieningen (V); en leningen<br />

moeten (L) overigens strekken ter financiering van de onderneming:<br />

L ≤ (1-s).I - s.LM - V<br />

De formule geeft aan hoe groot de totale leningen (L) mogen zijn op het moment dat de<br />

solvabiliteit (s) tot het toegestane absolute minimum is gedaald. De investeringen (I) zijn de meest<br />

bepalende factor, de liquide middelen (LM) (inclusief debiteuren en kredietruimte) hebben een<br />

relatief ondergeschikte betekenis die bij s = 0 zelfs wegvalt. De <strong>voor</strong>zieningen ‘V’ <strong>voor</strong>zien<br />

tijdelijk in de financiering. De aansluiting met de formule <strong>voor</strong> de liquiditeitseis (LM ≥ kls) leidt<br />

ertoe dat zolang de hand wordt gehouden aan de formule <strong>voor</strong> maximale financiering, de<br />

onderneming vanzelf feitelijk insolvent wordt zodra niet meer aan de te stellen solvabiliteitseis<br />

wordt voldaan.<br />

Formule. Om de maximale financiering te kunnen vaststellen moet aansluiting gezocht<br />

worden bij de ‘netto liquide middelen’ (zie III.2.2) die de grens van de feitelijke insolventie<br />

bepalen: kortlopende schulden ‘kls’: alle op evenzeer korte termijn te betalen schulden;<br />

liquide middelen ‘LM’: op korte termijn liquide of liquide te maken activa: debiteuren,<br />

kas, positief banksaldo of kredietruimte. De investeringen ‘I’ zijn alle activa die niet<br />

liquide middelen (LM) zijn: de vaste activa, <strong>voor</strong>raden, onderhanden werk en alle andere<br />

vlottende activa die niet op korte termijn liquide gemaakt worden. De leningen ‘L’ zijn<br />

zowel langlopende schulden als kredieten (<strong>voor</strong> de maximale faciliteit) en niet op korte<br />

termijn te betalen kortlopende schulden. Bij het eigen vermogen ‘ev’ mogen volledig<br />

achtergestelde leningen worden gerekend terwijl stille of negatieve reserves bij- dan wel<br />

afgeboekt moeten worden bij het eigen vermogen en de betreffende activa. ‘V’ =<br />

<strong>voor</strong>zieningen, ‘b’ = balanstotaal en ‘s’ = de minimaal vereiste solvabiliteitsratio (ev/b)<br />

volgens de verlengde Beklamel-norm. Uitgaande van de balans kunnen de volgende<br />

vergelijkingen worden gemaakt: I + LM = b ; en: ev + V + L + kls = b. Dit is ook weer te<br />

geven als: I + LM = ev + V + L + kls. Ervan uitgaande dat de minimaal vereiste<br />

solvabiliteit ‘s’ is, is het eigen vermogen: ev = s.b = s.I + s.LM. Vullen we dat in in de<br />

vorige vergelijking dan krijgen we: (1-s)I + (1-s)LM = V+ L + kls. Willen we bereiken dat,<br />

na het maximale gebruik van de financiering <strong>voor</strong> verliesfinanciering ook het moment<br />

aanbreekt dat bij verder verlies feitelijke insolventie intreedt, dan is op dat moment LM =<br />

196 Zie III.2.2.<br />

67

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!