04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

De verlengde Beklamel-norm en de verantwoorde financieringsstructuur<br />

onderneming verkeert, dan een oorzaak daarvan. Ondernemingen gaan failliet<br />

omdat hun vermogen op grond van behaalde resultaten onvoldoende is – althans<br />

na dividenduitkeringen in de onderneming achtergebleven resultaten – en met<br />

name omdat ook de te verwachten resultaten onvoldoende zijn, waardoor ook<br />

geen middelen meer kunnen worden aangetrokken.<br />

In feite heeft de liquiditeit twee betekenissen. In normatieve zin is het<br />

een bruikbaar criterium om te meten of verplichtingen op korte termijn tijdig<br />

kunnen worden nagekomen. Economisch is het een harde graadmeter <strong>voor</strong> de<br />

vraag of de participanten voldoende vertrouwen hebben in de toekomstige<br />

rentabiliteit. Maar als graadmeter <strong>voor</strong> de bestaande dekking van verplichtingen<br />

of de toekomstige rentabiliteit is de liquiditeit alléén onvoldoende. Een<br />

liquiditeitstekort kan zowel met eigen als met vreemd vermogen worden<br />

ingevuld. Geschiedt dat, dan wil een voldoende liquiditeit nog niet zeggen dat er<br />

voldoende dekking <strong>voor</strong> verplichtingen bestaat. De solvabiliteit geeft de<br />

verwachte dekking <strong>voor</strong> alle financiële verplichtingen weer, de liquiditeit slechts<br />

de bestaande dekking op korte termijn. Zonder solvabiliteitseis kunnen met<br />

vreemd vermogen nog steeds <strong>voor</strong>tschrijdende verliezen worden gefinancierd.<br />

<strong>Het</strong> noodzakelijke vertrouwen van de financier van vreemd vermogen stelt wel zekere grenzen.<br />

Maar het risico van de bank is in verband met zijn zekerheden niet hetzelfde als dat van andere<br />

crediteuren. Dat beperkte en gecalculeerde risico geeft juist onvoldoende aanleiding om te mogen<br />

aannemen dat daarmee de omvang van het discontinuïteitsrisico vanzelf voldoende beperkt wordt,<br />

de vergroting van het discontinuïteitsrisico wordt <strong>voor</strong>komen of dat de positieve rentabiliteit<br />

voldoende vaststaat. 180 Daar komt bij dat juist de financier in het zicht van insolventie zijn risico<br />

(Exposure at Default en <strong>voor</strong>al Loss Given Default) nog wel eens wil beperken ten koste van<br />

crediteuren. 181<br />

Behalve door liquiditeitseisen zullen de grenzen derhalve ook gevonden moeten<br />

worden in de solvabiliteit 182 en de relatieve omvang van de verstrekte<br />

zekerheden. 183 Zonder solvabiliteitseis is het niet goed mogelijk tijdig te<br />

constateren of bij belanghebbenden nog voldoende vertrouwen in de<br />

toekomstige rentabiliteit bestaat. Zonder solvabiliteitseis bestaat er geen sluitend<br />

mechanisme ter verdeling van het risico onder de participanten. En, zonder<br />

solvabiliteitseis zouden verliezen in theorie onbeperkt met vreemd gesecureerd<br />

vermogen kunnen worden gefinancierd.<br />

180 Zie ook IX.3.1.<br />

181 Vergelijk de casus in Erba (HR 28-6-1957, NJ 1957, 514 en HR 20 maart 1959, NJ 1959,<br />

581 (X.2)); Osby (HR 25-9-1981, NJ 1982, 443 (X.4)); Montana I en II (HR 22-5-1992,<br />

NJ 1992, 526 (X.10) en HR 12-4-1996, NJ 1996, 488); Loeffen/BMH I en II (HR 8-7-<br />

1987, NJ 1988, 104 en HR 22-3-1991, NJ 1992, 214 (X.7)); Eneca (HR 10-12-1976, NJ<br />

1977, 617 (X.3)); Gispen q.q./IFN (HR 24-3-1995, NJ 1995, 628 (X.13)); Van Dooren<br />

q.q./ABN Amro (HR 16-6-2000, JOR 2000, 201 (X.16)); Meijs q.q./Bank of Tokyo (HR<br />

29-6-2001, JOR 2001, 220 (X.18)). Met name de bewuste overfinanciering in verband<br />

met eigen risico’s van de bank in Eneca (HR 10-12-1976, NJ 1977, 617 (X.3.2.1)) is een<br />

schrijnend <strong>voor</strong>beeld. Zie ook IV.8.<br />

182 Eerder (Van Eeghen 2002, 2004 a en b) veronderstelde ik nog dat de solvabiliteit<br />

onvoldoende in staat was grenzen te stellen. Die mening heb ik bijgesteld. In de<br />

literatuur overheerst ook scepsis, zie IV.8.3.<br />

183 Zie later: IX.4.<br />

63

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!