04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk IV<br />

- hoeft zij geen reserveringen te maken <strong>voor</strong> liquidatieverliezen die bij het<br />

einde van de onderneming vrijwel onvermijdelijk zijn;<br />

- hoeft zij geen daadwerkelijke dekking te geven aan getroffen <strong>voor</strong>zieningen;<br />

en,<br />

- mag zij winsten vaststellen en aan aandeelhouders uitkeren uitgaande van<br />

continuïteit.<br />

<strong>Het</strong> benodigde eigen vermogen is daardoor beperkt. De continuïteitsveronderstelling<br />

berust op vertrouwen in de toekomst, wat bevorderend is <strong>voor</strong><br />

het investeringsklimaat en de economische groei. De keerzijde is dat <strong>voor</strong>al van<br />

crediteuren vertrouwen in de toekomstige rentabiliteit van de onderneming<br />

wordt verlangd. Deze bevordering van het investeringsklimaat en daarmee van<br />

ondernemingsactiviteiten moet opwegen tegen de nadelen die crediteuren en<br />

financiers ondervinden door het insolventierisico. Macro-economisch geldt dat<br />

als ondernemingen tijdens hun bestaan per saldo een grotere bijdrage leveren<br />

aan de welvaartswinst dan zij bij hun einde bijdragen aan welvaartsverlies, dit,<br />

volgens de definities van Kaldor (1939) en Hicks (1939), economisch efficiënt<br />

is. De meestal te bereiken positieve rentabiliteit van ondernemingen moet in het<br />

algemeen opwegen tegen het ooit op te treden nadeel van liquidatieverliezen.<br />

Daarin ligt kennelijk de algemene legitimering van de rechtspersoon.<br />

Tegelijkertijd volgt hieruit ook de beperking die aan deze legitimering<br />

is verbonden. <strong>Het</strong> afzetten van de welvaartswinst tegen het welvaartsverlies,<br />

conform het efficiëntiebegrip van Kaldor en Hicks, moet specifiek worden<br />

toegepast op de individuele onderneming door de tijd heen. <strong>Het</strong> is dan de vraag<br />

vanaf welk moment moet worden verwacht dat de verhaalsinsolvente, verlieslatende<br />

onderneming haar crediteuren meer nadeel zal berokkenen dan zij nog<br />

<strong>voor</strong>delen te bieden heeft door een toekomstige bijdrage aan investeringsklimaat<br />

en economische groei.<br />

De hier getrokken conclusie is niet, althans niet als zodanig, bekend in de financieringstheorie van<br />

de economie. Daarop wordt in hoofdstuk V uitvoerig teruggekomen.<br />

Zeker <strong>voor</strong> juristen is het opmerkelijk dat in de financieringstheorie van de economie<br />

geen expliciete grenzen aan de financieringsstructuur zijn geformuleerd die <strong>voor</strong>tvloeien uit de<br />

hantering van de continuïteitsveronderstelling. Daarbij moet worden bedacht dat economen zich<br />

niet bezighouden met normatieve vragen maar met de beschrijving van de economische<br />

werkelijkheid. Vanuit die werkelijkheid kennen economen overigens wel grenzen aan de optimale<br />

financieringsstructuur die verband houden met liquiditeit en solvabiliteit, zoals die ook in dit<br />

hoofdstuk ontwikkeld zullen worden. Maar die grenzen zijn niet geformuleerd in het kader van het<br />

al dan niet gelden van de continuïteitsveronderstelling. In hoofdstuk V zal uitvoerig ingegaan<br />

worden op de financieringstheorie. Die theorie zal – afgezien van de costs of financial distress 150 –<br />

impliciet blijken uit te gaan van continuïteit. 151 Zij heeft zich nauwelijks bekommerd om het<br />

discontinuïteitsrisico van <strong>voor</strong>al crediteuren, hoewel dat risico, de moral hazard, wel wordt<br />

onderkend in de economische literatuur 152 met betrekking tot het handelskrediet. Historisch gezien<br />

is het belangrijk dat in de oorspronkelijke financieringstheorie van Modigliani en Miller (1958)<br />

gebruik werd gemaakt van de hypothese dat het risico van de onderneming vanzelf marktefficiënt<br />

150 Zie V.3.3.<br />

151 Zie V.3.4.<br />

152 Zie V.4.2.<br />

56

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!